Het was stil in het cafeetje. Aan een klein tafeltje bij de wc zat een oude man een krant te lezen. Verder was er niemand. Ik keek nog een keer op mijn horloge. Roos was laat. In gedachten roerde ik in mijn kopje koffie. Een jaar geleden was ik gescheiden maar ik was er nog steeds niet aan gewend om in mijn eentje in een café te zitten en volgens mij zou ik er ook nooit aan wennen. Het was het toppunt van kijk-‐mij-‐eens-‐alleen-‐zijn. Iets waar de oude man geen enkel probleem mee scheen te hebben. Ik bekeek hem eens goed, alsof ik zijn geheim wilde ontdekken. Misschien moest ik ook een krant gaan lezen. Ik keek nog een keer op mijn horloge en wilde al mijn mobieltje pakken toen de deur openging en Roos als een wervelwind naar binnen kwam stormen. Roos, mijn beste vriendin. We kenden elkaar al sinds de middelbare school en er ging geen week voorbij zonder dat we elkaar even spraken. Haar lange blonde haren wapperden vrolijk rond haar gezicht. In haar hand droeg ze haar grote paarse, lakleren tas van Mulberry, die altijd gevuld was met de vreemdste dingen. Ik vermoed dat Roos de enige persoon in de wereld is die dagelijks een wasknijper, een nietmachientje, wat hondenbrokjes en een Wat en Hoe Deens met zich meesleept, naast alle andere dingen die voor ons vrouwen zo onontbeerlijk zijn om de dag mee door te komen. Gehaast liep ze op me af. ‘Zit je hier al lang?’ Ze keek me verontschuldigend aan en hijgde een beetje. ‘Nee joh, ik heb nog maar één kopje koffie op,’ zei ik lachend. En probeerde mijn opluchting omdat ze er eindelijk was te verbergen. ‘Wat klonk je paniekerig door de telefoon. Wat is er aan de hand?’ vroeg Roos bezorgd. ‘Ik ben net bij de bank geweest.’ Ik keek Roos aan en probeerde een glimlach op mijn gezicht te toveren. ‘En?’ ‘Mijn beleggingen hebben niet helemaal het rendement opgeleverd waar ik op gehoopt had, maar resultaten in het verleden geven nu eenmaal geen garanties voor de toekomst.’ Met zware stem deed ik de man van de bank na en ondanks het feit dat er niks te lachen viel, begon ik een beetje te giechelen. ‘En?’ Roos keek niet alleen superbezorgd, maar klonk ook zo. ‘Ik heb geen geld meer.’ Ik begon weer te giechelen. ‘Weet je dat jij de bewonderenswaardige gave hebt om altijd te gaan lachen als je metersdiep in de shit zit?’ Ik knikte slechts. ‘En nu?’ Ik haalde alleen maar mijn schouders op. ‘Kopje koffie?’ ‘Hoe kan dat nou?’ vroeg Roos paniekerig. ‘De meneer van de bank heeft het ietsjepietsje risicovoller belegd dan verstandig was.’
‘Maar dat kan toch niet zomaar? Je leeft al tien jaar van de rente van die erfenis. Het was niet veel, maar het was iets. Het is toch niet te geloven dat je nu opeens zonder geld zit.’ Roos keek me boos aan alsof het mijn schuld was dat mijn inkomstenbron opgedroogd was. ‘Het is zoals het is, Roos. Dit soort dingen gebeuren. Het heeft weinig zin om er al te lang bij stil te staan. Ik vrees dat ik zo snel mogelijk een baan moet zien te vinden. Weet jij nog wat?’ Roos keek me stomverbaasd aan, er verscheen een merkwaardig agressieve blik in haar ogen en ze snauwde de vriendelijke serveerster af met de opmerking dat er zo snel mogelijk twee cappuccino’s en taart op tafel moesten komen. Het was zo’n grappig gezicht dat ik bijna weer begon te giechelen. ‘Het lijkt mij tijd dat je die enorme oelewapper van een ex eens bij zijn lurven grijpt. Een baan! Ben je nou helemaal besodemieterd, Lieke. Meneer de ex zit een beetje de miljonair in Spanje uit te hangen met die blonde huppelkut van twintig. De hufter van het ergste soort heeft tien jaar lang op jouw zak geleefd. Tien jaar lang leefden jullie zo’n beetje onder de minimumgrens terwijl meneer de ene na de andere belachelijke uitvinding deed waar geen drol mee viel te verdienen met als dieptepunt het...’ Ze keek me onderzoekend aan. ‘Hoe heette dat stomme ding ook alweer?’ ‘Het neusventieldopje.’ ‘Juist ja. Het neusventieldopje!’ Ze kookte bijna van woede. ‘En vervolgens gaat hij ervandoor met de oudste dochter van een vriend en vraagt patent aan op een nog veel stommere uitvinding...’ Ze keek me weer vragend aan. ‘Een bejaardentamtam.’ ‘Precies, een waardeloze uitvinding waar hij belachelijk veel geld mee verdient en nu in luxe en weelde leeft en niet meer omkijkt naar zijn ex-‐vrouw en dochter!’ Uitzinnig van woede wierp ze onder het slaken van een verwensing haar handen in de lucht. De oude man keek verbaasd op en de serveerster riep nerveus dat de taart er zo aankwam. Ik begon keihard te lachen. ‘Lach niet! Ik vind het echt erg.’ Er verschenen bijna tranen in haar ogen. ‘Je verdient beter!’ De oprechte verontwaardiging van Roos ontroerde me. Hoewel ze het nooit zo tegen me had uitgesproken, wist ik dat ze mijn huwelijk met Bas nooit had begrepen. Bas was mijn jeugdliefde geweest en zou waarschijnlijk altijd de grote liefde in mijn leven blijven, ondanks het feit dat hij een egoïstisch mannetje was die kinderlijk veel aandacht nodig had. De scheiding was niet mijn keuze geweest en er ging eigenlijk geen dag voorbij zonder dat ik aan hem dacht en me niet verdrietig voelde. Gelukkig beschikte ik inderdaad over het fantastische talent om altijd te gaan lachen als de situatie eigenlijk om een stortvloed van tranen vroeg. ‘Het gaat prima met me. Dit is alleen even een kinkje in de kabel,’ zei ik en probeerde er niet al te veel bij te grijnzen. ‘Een kinkje in de kabel? Dat lijkt me een understatement. Een kinkje in de kabel! Een kabelbreuk met
een stroomstoring voor tienduizend huishoudens, ontdooiende vrieskisten...’ ‘Nou, Roos, overdrijven is ook een vak.’ ‘En je moeder? Kan die je niet helpen?’ Het scheelde niet veel of ik was weer gaan lachen. Mijn moeder! Mijn moeder was na het overlijden van mijn vader gaan cruisen. Elk jaar drie maanden, en dat tien jaar lang! Dertig maanden had ze op exotische wateren doorgebracht in de hoop dat ze daar een leuke man tegen zou komen. Dat was helaas niet gelukt. Een halfjaar geleden had ze haar huis verkocht en had ze haar intrek genomen in een huurhuisje en al mopperend leefde ze nu van haar aow. Nee, van de kant van mijn moeder viel weinig te verwachten. Ik keek Roos spottend aan. ‘Oké, je moeder slaan we over,’ zei Roos gelaten. ‘En dat baantje wat je vroeger had bij het museum?’ ‘Je bedoelt als gids bij het Van Goghmuseum waar ik bussen vol toeristen heb rondgeleid?’ ‘Ja, kan je daar niet meer terecht?’ ‘Tegenwoordig lopen de toeristen met koptelefoons door het museum en krijgen ze in hun eigen taal tekst en uitleg. Mij hebben ze niet meer nodig.’ ‘Wat kun je eigenlijk?’ vroeg Roos en het schaamrood steeg haar naar de wangen toen ze zich realiseerde dat het een behoorlijk gênante vraag was. ‘Ik bedoel, kun je niet iets doen met je studie?’ Ik schudde mijn hoofd. Ik was eenentwintig toen ik mijn nu dertienjarige dochter Merel had gekregen. Nog één jaar had ik te gaan om mijn studie kunstgeschiedenis af te ronden. We hadden geen geld voor mijn studie en het was een heel gedoe om rond te komen met zo’n kleintje. Toen mijn vader overleed besloten we om van de rente van de erfenis te gaan leven zodat Bas zich kon storten op zijn passie: uitvinden. Uiteindelijk was het er niet meer van gekomen om mijn studie af te maken en werd ik opgeslokt door het moederschap, het bijbaantje in het museum en de grillen van een uitvinder. ‘En het schilderen dan? Er hangt toch af en toe iets van jou bij een galerie?’ Ik knikte en trok een gek gezicht. ‘Ja, lieve schat. Zo af en toe hangt er iets bij een galerie maar er wordt zelden iets verkocht. De markt voor naakten is niet zo groot.’ ‘Dat is niet waar! De markt voor naakten is bijzonder groot, maar dan hebben we het wel over vrouwelijk naakt.’ ‘Precies, en ik schilder mannelijk naakt. Abstract. In zwart/wit. Of, zoals de dame van Galerie Besognes mij liet weten: “Het lijkt wel op een knotwilg.” Dus ik vrees dat ik daar mijn brood niet mee ga verdienen.’ ‘Oké,’ Roos hield afwerend haar handen voor zich uit. ‘Oké, maar leg mij nog eenmaal uit waarom jij niet bij je ex aanklopt. Hij zwemt in het geld. Jij hebt hem al die jaren geholpen.
Het is toch niet meer dan normaal dat hij nu ook voor jou en Merel zorgt.’ Ik keek Roos droevig aan. Bas was het enige onderwerp waar ik niet om kon lachen. ‘Toen hij de deur uit liep met zijn koffer heeft hij mij laten weten dat hij niets meer met ons te maken wil hebben. Hoe kan ik dat aan Merel uitleggen? Een vader die zijn eigen kind niet meer wil zien! Dat kan ik haar toch niet aandoen? Merel is in de veronderstelling dat het voor mij te pijnlijk is om contact met hem te hebben. En ik laat dat zo. Altijd beter dan dat zij erachter komt dat hij haar niet meer wil zien.’ ‘Maar je kunt hem toch opbellen en zeggen dat je geld nodig hebt? Dat hoeft Merel toch niet te weten?’ ‘Kom op, Roos. Hij heeft niets meer van zich laten horen. Hij is naar Spanje vertrokken met die vriendin van hem en hij heeft nooit meer gebeld. Dat is toch onbegrijpelijk! Dat hij mij niet meer hoeft te zien, kan ik nog begrijpen, maar Merel? Je eigen kind? Heus, geloof me, Merel en ik zijn beter af zonder hem.’ ‘Maar al dat geld! Daar heb jij toch ook recht op.’ ‘Ongetwijfeld heb ik er recht op maar ik hoef zijn geld niet. Het enige wat ik moet hebben is een baan zodat Merel niets tekortkomt en dan komt alles goed. Echt!’ Met haar grote groene ogen bleef ze me bezorgd aankijken. Ze begreep er niets van; mijn liefste en hipste vriendin, die altijd gekleed ging volgens de laatste mode, die nog nooit een dag in haar leven zonder geld had gezeten, die over meer creditcards beschikte dan ik over schone onderbroeken. Ik klopte geruststellend op haar hand en zuchtte opgelucht toen de serveerster eraan kwam met een dienblad met twee grote stukken chocoladetaart.