In staat tot leren: naar een nieuwe rol van de overheid Tot vorig jaar tijd leek het of de rol van de overheid bijna uitgespeeld was. De globalisering verplaatste de beslissingscentra. De nationale overheden kozen trouwens zelf om zich terug te trekken. Onder invloed van het neoliberalisme is de prominente rol van de natiestaat in de 20e eeuw onherkenbaar geworden in de 21ste eeuw. Door liberalisering en commercialisering/vermarkting werd de rol van de overheid als publieke initiatiefnemer in nutsvoorzieningen en collectieve diensten in sterke mate uitgehold. In het neoliberale model is de vrije markt zaligmakend: “overheidsinmenging”, let op de negatieve woordkeuze, moet teruggedrongen worden. In Europa kozen de lidstaten het voorbije decennium met gretigheid voor dit model. De diepe financiële en economische crisis die we nu doormaken, maakt echter duidelijk dat de overheid dé waarborg is en blijft voor het behoud van de rechten en zekerheden van de burgers, van de werknemers. Via de sociale zekerheid, de fiscaliteit, het waarborgen van gelijke behandeling, het reguleren van de financiële, economische en arbeidsmarktsystemen zorgt de overheid voor bescherming van de zwaksten, voor herverdeling, voor sociale samenhang. De overheid doet dit in veel gevallen in overleg en partnerschap met het middenveld. Vanuit sociaal-economisch oogpunt is het daarom bijzonder nuttig zich te buigen over een aangepaste, adequate rol van de overheid. Dit is een overheid die voldoende reguleert en beschermt zonder het initiatief in de samenleving te beknotten. De klimaatcrisis (en voedselcrisis) vergt dan weer een echt transitiebeleid die een maatschappelijk veranderingsproces op gang kan brengen zowel op het niveau van de structuren en het gedrag, in de richting van rechtvaardige duurzaamheid. Maar ook op cultureel vlak valt veel te zeggen over de rol van de overheid. Identiteit lijkt steeds meer een conflictueus gegeven. Wie voelt zich nog Belg en wat betekent Nederlander zijn eigenlijk? Regionalisme en eng volksnationalisme flakkeren op, een trend over heel Europa. Op religieus vlak doen fundamentalisme en integrisme scherpe discussies oplaaien. Vooral het samenleven van verschillende culturen en religies blijkt een soms letterlijk spannende uitdaging. Vanuit sociaal-cultureel oogpunt is de vraag naar de rol van de overheid, inzake sociale cohesie, ook hierin pertinent. De spanning tussen religie en staat met de discussie over religie in de publieke ruimte is bijvoorbeeld helemaal actueel. We hebben de voorbije weken in Vlaanderen de volledige polarisatie zien ontstaan rond het dragen van een hoofddoek. Welke kaders kan/moet de overheid scheppen voor het goede samenleven van de verschillende religies, culturen, levensbeschouwingen? Tot slot, wie overheid denkt, denkt politiek. Misschien is op dit vlak de uitholling van de rol van de overheid nog meest bedreigend omdat ze de democratie zelf ondermijnt. Ook in de politiek is vermarkting en de ermee gepaard gaande mediatisering een slopend gegeven. Politieke partijen zijn eerder kiesverenigingen, elkaar verdrummend in het centrum, steeds minder herkenbaar aan een duidelijke ideologie en partijprogramma. Populisme tast het hele politieke veld aan. Kiezers zijn volatiel, onvoorspelbaar en ontrouw. Partijen zijn versnipperd. Daarenboven is de politiek ook uitgehold door de verregaande professionalisering en instrumentalisering van het bestuur door het overheidsapparaat. Vanuit politiek oogpunt is het noodzakelijk zich te buigen over de vragen hoe de democratie kan versterkt worden en de politiek op een daadkrachtige en visionaire manier kan werken. Deze uitdagingen zijn uitgesproken scherper aanwezig in een stedelijke context: door zijn diversiteit, zijn complexiteit, zijn polariteiten op elk vlak.
Een krachtige overheid voor sociale rechtvaardigheid Het middenveld heeft een ambivalente houding t.o.v. de overheid. Als middenveld-actor vertrek je steeds van de maakbaarheid van de samenleving: een geloof in de kracht van mensen om de wereld/hun omgeving te veranderen en om greep te krijgen op veranderingsprocessen. De overheid is hierin een noodzakelijke bondgenoot voor de burgers, voor de werknemers, voor de zwakkeren. Het middenveld beschouwt de overheid, enerzijds, als een bondgenoot in het ‘maken, creëren of sturen’ van de samenleving. Anderzijds, is er de ervaring van een overactieve, overregulerende overheid die het middenveld verstikt en het burgerinitiatief doodknuffelt. De relatie tussen overheid en middenveld, tussen overheid en burgers is zelf onderhevig aan sterke veranderingen. De oude kerntaken: reguleren, organiseren, investeren en controleren zitten nu verweven in een meer complex netwerkmodel, dat bovendien meerlagig is. Het middenveld, laat staan de burger, krijgt er stilaan kop noch staart aan. Veel klassieke overheidsopdrachten zijn uitbesteed aan commerciële spelers. Een ongunstige ontwikkeling die leidt tot meer ongelijkheid, meer onrechtvaardigheid en uitsluiting, minder duurzaamheid. De armoede in onze steden is toegenomen, de ecologische voetafdruk is nog vergroot, de participatie is verminderd. Dit heeft te maken met het uit handen geven van economische instrumenten. Van de weeromstuit zijn politici en ambtenaren in overdrive gaan investeren in een lokaal sociaal beleid, integratie- en inburgeringsbeleid, impulsfondsen, wijkontwikkeling, integraal jeugdbeleid, brede school, allerlei lokale overlegplatforms… Vooral een poging om de sociale problemen die ontstaan door economische uitsluiting en ongelijkheid te ondervangen door een m.i. overdreven geloof in programma’s om sociale cohesie te creëren. De prioritaire taak van de overheid, in het bijzonder van de stadsbesturen, is werken op de sociaal-economische flank. De beste manier om samenleefproblemen het hoofd te bieden en vooral te voorkomen is te zorgen dat de inwoners in hun basisrechten niet geschonden zijn: recht op waardig werk, recht op een dak boven hun hoofd en een kwalitatieve leefomgeving, recht op toegankelijke gezondheidszorg, welzijnsvoorzieningen en onderwijs en uiteraard recht op een inkomen. Dit vraagt een krachtig regulerende en investerende overheid. Hetzelfde geldt voor het duurzaamheidbeleid, dat trouwens rechtstreeks gekoppeld is aan meer sociale rechtvaardigheid en de transities die hiervoor noodzakelijk zijn. Een lerende, dialogische overheid voor meer participatie en sociale cohesie Een totaal ander benadering is nodig voor participatie, burgerschap en sociale cohesie. De overheid die wil opereren op het vlak van sociale verbondenheid en gemeenschapopbouw moet een bescheiden overheid zijn. Een overheid die faciliteert, ondersteunt, processen bevordert, kaders stelt. Gemeenschap vormen of opbouwen verloopt doorheen een proces van participatie. Participatie in de brede betekenis van vorm geven aan de samenleving, betrokken zijn op de omgeving. Doorheen deze actieve en passieve vormen van participatie ontstaat burgerschap. Inwoners of 2
burgers opereren hierin individueel en in groepen, het middenveld, de civiele maatschappij. Zij zijn aan zet. Meer: slechts, en slechts als het middenveld/de civiele maatschappij zelf aan zet is, kan er ook effectief burgerschap en cohesie groeien. De actoren moeten de burgers zelf zijn: ‘Wij zijn het volk’. “De beleving van wijkbewoners trekt zich niets aan van de wijze waarop het bestuur georganiseerd is” Lokale besturen redeneren te dikwijls vanuit regisseren, managen (stakeholdersmanagement), professionaliseren… Ze moeten daarentegen de stap zetten naar meer sociale leerprocessen waarin interactie centraal staat. Deze leerprocessen zijn op de eerste plaats een stimulans voor sociale interactie tussen de burgers zelf en dragen zo bij tot gemeenschapsvorming. Ten tweede is het vooral een leerproces voor de overheid die zelfkritisch moet zijn en moet nagaan wat het effect is van heel haar batterij aan regels, procedures, omkadering op het proces. Voorwaarden/aanbevelingen: - open processen van interactie, voldoende tijd en ruimte, tegensprekelijk debat; - vanuit ratio van de inwoners, vanuit de dynamiek van de wijk/samenleving (en niet vanuit de betekenis ervan voor het bestuur); - het eigenaarschap moet zoveel mogelijk bij de inwoners zelf liggen; - decentralisatie, minder verkokering, vertrekkend van initiatieven van burgers zelf; - gedeelde verantwoordelijkheid en coproductie; - benutten van en samenwerken met middenveld; - ‘slim’: maatwerk naargelang domein, thema, problematiek, dynamiek van wijk of middenveld; - beroep doen op coalities, partnerschapmodel, publiek-maatschappelijke samenwerking; - innovatie (tegenover verstolling). Voorbeelden: charter / pact 2020/participatiekoffer/ participatiebarometer/pioniers/ Lets, lerende stad /wijkbeheer/wijkbudgetten
Ann DEMEULEMEESTER 2009
3