Advies Adviezen aan de Nederlandse en Vlaamse regering onderwerp
Hoger Kunstonderwijs na Bologna
datum
6 februari 2004
aan
•
A, Nijs, Nederlands staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
cc
•
M. Vanderpoorten , Vlaams Minister van Onderwijs en Vorming
advies
"De Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland heeft tijdens een conferentie op 15 maart 2002 aandacht besteed aan de implementatie van de Bologna-afspraken in het hoger kunstonderwijs. (...) CVN juicht het toe dat het Nederlands-Vlaams Accreditatie Orgaan inmiddels is ingesteld en vertrouwt erop dat hierdoor op de lange termijn het Vlaamse en het Nederlandse hoger onderwijs naar elkaar toe zullen groeien, zodat een aantal knelpunten in de samenwerking worden opgelost. Ondertussen blijkt zich bij de uitwerking een probleem met betrekking tot het hoger kunstonderwijs voor te doen. Bij de invoering van de bachelormasterstructuur heeft men de Dublinscriptoren vertaald naar het professionele en het academische niveau. De diploma's van het hoger kunstonderwijs blijken nu in Nederland en Vlaanderen anders te worden gewaardeerd. In Nederland worden de professionele kaders gehanteerd en in Vlaanderen de academische kaders. Dit zal op termijn tot verschillen tussen de Vlaamse en de Nederlandse opleidingen leiden. De Vlaamse student hoger kunstonderwijs behaalt bij de meeste opleidingen een academisch bachelordiploma en stroomt automatisch door naar de opleiding voor een academisch masterdiploma. De Nederlandse student daarentegen krijgt aan het eind van zijn opleiding het professionele bachelordiploma. Slechts een deel van de studenten zal door kunnen stromen naar een Nederlandse masteropleiding. Het Vlaamse en het Nederlandse hoger kunstonderwijs dat voor het bachelordiploma opleidt, gaan daardoor meer van elkaar verschillen. Dit zal leiden tot problemen in de doorstroming en de uitwisseling. Vlaamse en Nederlandse opleidingen die vroeger samenwerkingsprogramma's en studentenuitwisselingen hadden, zullen nu officieel van niveau verschillen. Zo worden de samenwerking en de uitwisseling tussen de Vlaamse en Nederlandse hoger kunstopleidingen veeleer bemoeilijkt dan vergemakkelijkt. Het hoger kunstonderwijs neemt in het onderwijsveld een aparte positie in. Het past qua aard en ambitie niet meer naadloos binnen het hoger beroepsonderwijs maar hoort meer thuis op het raakvlak van het hoger beroepsonderwijs en het onderzoeksgericht universitair onderwijs. Enerzijds worden in Nederland toetsing, beoordeling en bekostiging aangestuurd vanuit de professionele kaders, maar anderzijds is de
beoordeling vanuit het culturele veld en de creatieve dienstverlening in feite belangrijker als graadmeter om het succes van kunstopleidingen te bepalen. Wij vragen in verband hiermee nog eens uw aandacht voor de bijzondere positie van het hoger kunstonderwijs binnen het hoger onderwijsbestel. (‌) Het lijkt ons daarbij relevant de Europese context te betrekken. Immers de invoering van de bachelor-masterstructuur had als doel de uitwisseling van studenten en samenwerking tussen opleidingen te bevorderen. Binnen Europa is een tendens waarneembaar om de studenten aan het hoger kunstonderwijs de mogelijkheid te geven hun opleiding onder bepaalde voorwaarden met een academische bachelor- of mastertitel af te sluiten. Het niveau van zowel de Nederlandse als de Vlaamse opleidingen kan in het algemeen de vergelijking goed doorstaan met opleidingen in de andere Europese landen die de Bologna-afspraken hebben onderschreven. Het zou goed zijn als niet alleen de Vlaamse maar ook de Nederlandse opleidingen de mogelijkheid zouden hebben om zich bij deze Europese tendens tot academisering van het hoger kunstonderwijs aan te sluiten." gevolg
Mark Rutte, Nederlands staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, antwoordde op 22 april 2005: “Allereerst mijn welgemeende excuses voor de vertraging in beantwoording van uw bovengenoemde brief aan mijn ambtsvoorganger. De brief is tot mijn spijt door een administratieve fout niet ter bestemder plekke aangekomen, waardoor u eerst nu een reactie ontvangt. In uw brief vraagt u aandacht voor het feit dat het kunstonderwijs in Vlaanderen en Nederland niet op dezelfde manier zijn georganiseerd. In Nederland behoort het tot het hoger professioneel onderwijs, terwijl het in Vlaanderen onderdeel uitmaakt van het wetenschappelijk onderwijs. Beide landen kennen vervolgopleidingen na de masters; daarin heeft de bachelor-masterstructuur geen verandering in gebracht. De tweede fasekunstopleidingen (voortgezette opleidingen) in Nederland zijn in staat gesteld zicht te laten accrediteren door de NVAO tot professionele masters. U constateert dat het kunstonderwijs een aparte positie inneemt in het onderwijsveld. Dat het kunstonderwijs in de onderwijsstelsels van verschillende landen niet op dezelfde wijze is ondergebracht, vormt mijns inziens echter geen bezwaar voor erkenning van de ambities en het hoge niveau ervan. Zowel in het hoger professioneel als in het academisch onderwijs heeft dit onderwijs zijn eigen merites. Accreditatie houdt ook voor dit soort opleidingen rekening met de eigen aard als het gaat om de kwaliteitsbeoordeling. Overigens biedt de wet in Nederland de mogelijkheid dat een hbo-instelling een opleiding als wo-opleiding laat accrediteren. Het onderkennen van dit gegeven, bijvoorbeeld als het gaat om uitwisselingen, acht ik dan ook juist en wenselijk. Het lijkt mij een goede zaak dat wij recht doen aan de intrinsieke waarde van dit onderwijs. Vruchtbare samenwerking en uitwisseling zijn dan een gevolg van dit wederzijdse respect. Daar zal ik graag mijn steun aan geven. Uw suggestie de positie van het Nederlandse hoger kunstonderwijs in de
Europese context te situeren neem ik graag over. Daartoe doet zich nu de gelegenheid voor nu in het kader van het Bologna proces het overkoepelende raamwerk voor kwalificaties in de hoger onderwijsruimte beschikbaar is gekomen. Het bevat onder meer descriptoren voor de eerste en tweede cyclus (bachelor en master). Het maakt geen onderscheid tussen professioneel en academisch georiÍnteerd hoger onderwijs. Het raamwerk zal per land nader ingevuld worden. Ook tegen deze achtergrond wil ik bijdragen aan positionering van het Nederlandse kunstonderwijs in de Europese context.�