Betreft: Nederlands in het Europees octrooibureau De Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland heeft op haar vergadering van 30 november 2001 in Brussel kennis genomen van de plannen om het Nederlands niet te erkennen als volwaardige werktaal in het op te richten Europees octrooibureau. De leden hebben hierover hun verontrusting geuit. Denkend aan de ervaringen met het Europees Merkenbureau, dringt onze Commissie er bij alle bevoegde bewindslieden in Nederland, België en Vlaanderen op aan dat het Nederlands op voet van gelijkheid met de andere talen gebruikt wordt binnen het octrooibureau. De voorbereidende besprekingen wekken de indruk dat de Vlaamse regering, de Nederlandse en de Belgische regering geen gezamenlijk standpunt verdedigen op het Europese niveau. Artikel 5 van het Cultureel Verdrag (1995) vraagt dat Nederland en Vlaanderen vooraf overleg zouden plegen over in Europese organen en multilaterale fora in te nemen standpunten. Een vergelijkbare bepaling staat ook in het Taalunieverdrag dat in 1980 tussen Nederland en België werd gesloten. In artikel 4, f spreken beide landen af over “het voeren van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de Nederlandse taal en letteren in internationaal verband, in het bijzonder in de Europese Gemeenschappen”. Artikel 4, g, is nog explicieter en heeft het over “het plegen van overleg, wanneer in hun betrekkingen tot derde landen of tot internationale instellingen of bijeenkomsten de belangen van de Nederlandse taal of de doelstellingen van dit Verdrag in het geding zijn”. De Commissie dringt erop aan dat alsnog overleg plaats vindt tussen de verschillende regeringen en dat gezamenlijk wordt geijverd voor een volwaardige positie van het Nederlands op het Europese forum, ook in het octrooibureau. Hoogachtend,
Hugo Weckx voorzitter Vlaanderen
Frits Niessen voorzitter Nederland