Mijnheer de Minister-President, Betreft: het nieuwe comptabiliteitsdecreet en de Vlaams-Nederlandse samenwerking In 2001 stelden prof.dr. G. Bouckaert en lic. W. van Dooren in opdracht van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland het rapport “Subsidiëren van Nederlands-Vlaamse samenwerking. Hindernissen en oplossingen” op. Vooral aan Vlaamse kant bleken enkele hardnekkige hinderpalen een vlotte werking van de subsidiemechanismen in NederlandsVlaamse dossiers te bemoeilijken. De Commissie Cultureel Verdrag wees de bewindslieden herhaaldelijk op dat probleem. Doorgaans kwam het antwoord dat de bestaande regelgeving weinig ruimte bood om de gesignaleerde problemen weg te werken. Nu Vlaanderen in het kader van “Beter Bestuurlijk Beleid” een nieuw comptabiliteitsdecreet voorbereidt, hield de Commissie het voorontwerp van dit decreet tegen het licht. Daaruit blijkt dat het nieuwe decreet wel degelijk mogelijkheden biedt om enkele knelpunten in het subsidiëren van Nederlands-Vlaamse samenwerkingsinitiatieven weg te nemen. De Vlaamse regering zal er echter op moeten toezien dat zij die mogelijkheden benut in de manier waarop zij het comptabiliteitsdecreet in praktijk brengt. Wij sommen hier enkele aandachtspunten op uit het eerder genoemde rapport van onze Commissie en gaan na wat daar in het nieuwe comptabiliteitsdecreet mee gebeurt. Reservevorming en spreiding van subsidies in de tijd Vandaag is reservevorming in Vlaanderen in sommige sectoren (bv. Cultuur) toegestaan, in andere (bv. Buitenlands Beleid) niet. Het nieuwe comptabiliteitsdecreet vergemakkelijkt reservevorming, zij het enkel voor werkingssubsidies. Projectsubsidies kunnen wel gespreid worden in de tijd, zolang het saldo op het einde van het project in evenwicht is. Onze Commissie acht dit een gunstige evolutie. Meerjarige subsidieperioden Omdat in Nederland vaak gewerkt wordt met een subsidieperiode van bv. 4 jaar, stelde CVN voor dat dit aan Vlaamse kant ook mogelijk zou worden. De annualiteit van de begroting blijft echter primeren. Meerjarige subsidieperioden kunnen in Vlaanderen enkel als projecten kaderen in een organieke regelgeving. Voor VlaamsNederlandse projecten is dat doorgaans niet het geval. De Commissie betreurt dat hier een discrepantie blijft bestaan met het Nederlandse systeem. Verantwoordelijkheid van de regering In eerdere adviezen pleitte CVN ervoor dat Vlaanderen zich zou laten inspireren door het Nederlands comptabel systeem, waar de vakministers in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de uitbetaling van subsidies. Er is geen externe controle ex ante.
Art. 48 van het nieuwe Vlaamse comptabiliteitsdecreet bepaalt dat de regels betreffende toekenning, verantwoording en controle worden bepaald door de Vlaamse regering. De regering oordeelt geval per geval hoe de subsidie verantwoord moet worden. Dat biedt nieuwe mogelijkheden om bij het toekennen van een subsidie in het kader van de NederlandsVlaamse samenwerking, rekening te houden met de specifieke, vaak technische, knelpunten. De verantwoordingscriteria worden niet in het comptabiliteitsdecreet zelf vastgelegd, maar moeten in de organieke regelgeving of in het subsidiebesluit van de Vlaamse regering worden bepaald (art. 45). Dat biedt ook ruimte om de klemtoon te verleggen van de financiële verantwoording –die er natuurlijk altijd wel blijft- naar de functionele verantwoording. Het ziet er met andere woorden naar uit dat financieel-technische aspecten ondergeschikt kunnen worden gemaakt aan de inhoud en de resultaten van een initiatief. Onze commissie staat hier positief tegenover. Ad hoc subsidies Subsidies kunnen slechts worden toegekend op basis van een organiek decreet (bv. museumdecreet) of op basis van het algemene begrotingsdecreet. Het wordt dus bijzonder moeilijk nog ad hoc facultatieve subsidies toe te kennen. De Commissie is van oordeel dat de overheid de ruimte moet behouden om interessante initiatieven die zich in de loop van een werkjaar aandienen, alsnog te subsidiëren. Daarom acht de Commissie het uitermate belangrijk dat elke vakminister in haar of zijn begroting elk jaar een afzonderlijke post “Vlaams-Nederlandse samenwerkingsinitiatieven” inschrijft. Op die manier wordt het perfect mogelijk soepel in te spelen op interessante initiatieven die zich onverwacht aandienen. Die werkwijze komt meteen gedeeltelijk tegemoet aan de door onze Commissie herhaaldelijk geuite wens dat er voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking op elke vakbegroting “geoormerkte bedragen“ zouden worden ingeschreven voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking. Samenwerkingsverbanden De mogelijkheid om samenwerkingsverbanden te subsidiëren, wordt in het nieuwe comptabiliteitsdecreet expliciet genoemd. De subsidie kan aan één van de partners worden uitbetaald, waarna deze rechtspersoon de middelen verdeelt. Dit schept nieuwe mogelijkheden voor Nederlands-Vlaamse samenwerking. Wel kunnen samenwerkingsverbanden enkel projectsubsidies krijgen, geen algemene werkingssubsidies (art. 47). De Commissie vreest dat dat laatste een nieuwe hinderpaal kan vormen voor NederlandsVlaamse samenwerking. Samengevat kunnen we stellen dat de Commissie het jammer vindt dat meerjarige subsidieperioden volgens het comptabiliteitsdecreet ook in de toekomst moeilijk gehanteerd kunnen worden en dat voor grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden geen duurzame subsidiëringssystematiek wordt aangereikt.
De Commissie stelt anderzijds met genoegen vast dat er inzake reservevorming en spreiding van subsidies in de tijd meer mogelijkheden komen, wat gunstig kan zijn voor NederlandsVlaamse samenwerkingsinitiatieven. De Commissie dringt er bij deVlaamse regering op aan deze mogelijkheden bij de implementatie van het comptabiliteitsdecreet volop te benutten. Het opnemen van een speciale post “Vlaams-Nederlandse samenwerkingsinitiatieven� in elke vakbegroting, lijkt ons een belangrijk instrument om soepel in te kunnen spelen op nieuwe kansen die zich in de loop van een werkjaar aandienen.. Met bijzondere hoogachting,
Hugo Weckx voorzitter Vlaanderen
Frits Niessen voorzitter Nederland