Sociaal recht in essentie (tiende editie) | Inhoudsopgave

Page 1

SOCIAAL RECHT IN ESSENTIE Tiende editie

Dirk Heylen, Roy Melis, Christiaan Mertens, Tim Opgenhaffen, Jan Van Looij en ­Werner Wijnants


De auteurs maken in dit boek gebruik van het persoonlijke voornaamwoord ‘hij’ om te verwijzen naar de verschillende genders.

Download je bestanden: https://download.larcier-intersentia.com

en voer je code in: WKC457

Sociaal recht in essentie. Tiende editie Dirk Heylen, Roy Melis, Christiaan Mertens, Tim Opgenhaffen, Jan Van Looij en Werner Wijnants © 2023 Lefebvre Sarrut Belgium NV Hoogstraat 139/6 – 1000 Brussel ISBN 978­94­000­1594­4 D/2023/7849/150 NUR 163 Gedrukt in de Europese Unie Verantwoordelijke uitgever: Paul­Etienne Pimont, Lefebvre Sarrut Belgium NV Lay­out: Crius Group, Hulshout Omslagontwerp: Danny Juchtmans / www.dsigngraphics.be Omslagillustratie: bizvector / Shutterstock

Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kunnen noch de auteurs noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.


Aan dit boek werkten de volgende auteurs mee: Editie 1: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 2: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 3: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 4: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 5: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 6: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 7: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 8: Ivo Verreyt, Dirk Heylen Editie 9: Dirk Heylen, Christiaan Mertens, Tim Opgenhaffen, Jan Van Looij, Ilse van Puyvelde, Werner Wijnants Editie 10: Dirk Heylen, Roy Melis, Christiaan Mertens, Tim Opgenhaffen, Jan Van Looij, Werner Wijnants



INHOUD DEEL 1

1

HOOFDSTUK 1. WAT IS ‘SOCIALE WETGEVING’?

3

Vooraf

5

1.

Arbeidsrecht

5

2.

Sociale zekerheid

6

BRONNEN VAN HET ARBEIDS­RECHT

9

1.

11

Internationale rechtsbronnen 1.1.

Bilaterale verdragen 11

1.2.

Multilaterale verdragen en instellingen 11 1.2.1.

2.

De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)

11

1.2.2.

De Raad van Europa

12

1.2.3.

De Europese Unie

13

Nationale rechtsbronnen 2.1.

16

Sociale grondrechten 16

2.2. Sociale rechtsbronnen 17 3.

Hiërarchie van de nationale rechtsbronnen

18

DEEL 2 ARBEIDSRECHT

21

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN VAN DE ARBEIDS­ OVEREEN­KOMSTEN­WET VAN 3 JULI 19781

23

Vooraf

25

v INHOUD

INLEIDING


1.

De arbeidsovereenkomst 1.1.

Wat is een arbeidsovereenkomst? 26

1.2.

Het ondergeschikte verband 27 1.2.1.

Algemeen

27

1.2.2.

Schijnzelfstandigen – Pseudowerknemers

28

1.2.3.

Samengaan van een arbeidsovereenkomst met een aan­ nemings- of zelfstandigenovereenkomst

2.

26

29

1.3.

Alternatieve en bijzondere tewerkstellings- en samenwerkingsvormen 30

1.4.

Toepassingsgebied van de Arbeids­overeenkomstenwet van 3 juli 1978 30

Het aangaan van de arbeidsovereenkomst 2.1.

31

Geldigheidsvereisten 31 2.1.1.

Bekwaamheid

32

2.1.2.

Toestemming

32

2.1.3.

Voorwerp en oorzaak

36

2.1.4.

Gevolgen

36

2.2. Vormvereisten van de arbeidsovereenkomst 37 vi

3.

Soorten arbeidsovereenkomsten 3.1.

38

Soorten naargelang de beoogde arbeid 38 3.1.1.

Arbeiders

39

3.1.2.

Bedienden

40

3.1.3.

Handelsvertegenwoordigers

41

3.1.4.

Dienstboden

42

3.1.5

Studenten

42

3.1.6.

Huisarbeid

43

3.1.7.

Andere overeenkomsten

43

3.2. Soorten naargelang de duur van de overeenkomst 43 3.2.1.

De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

43

3.2.2.

De arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd

44

3.2.3.

De arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk

47

3.2.4.

De vervangingsovereenkomst

48

3.3. Soorten arbeidsovereenkomsten naargelang de omvang van het werk 49 3.3.1.

Voltijdse arbeidsovereenkomst

49

3.3.2.

Arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid

50

3.4. Soorten overeenkomsten naargelang de manier waarop de overeen­ komst gesloten werd 55


HOOFDSTUK 2. INHOUD VAN DE ARBEIDS­OVEREENKOMST

59

Vooraf

61

1.

61

Het dwingende karakter van de Arbeidsovereenkomstenwet 1.1.

Dwingend recht, suppletoire bepalingen en openbare orde 62

1.2.

Artikel 6 van de Arbeidsovereenkomstenwet 64

2.

Het proefbeding

65

3.

Het concurrentiebeding

65

3.1.

Concurrentie 65

3.2. Wat is een concurrentiebeding? 66 3.3. Gewoon concurrentiebeding voor arbeiders en bedienden 66 Jaarloongrens

67

3.3.2.

Beperking tot soortgelijke activiteiten

67

3.3.3.

Geografische beperking

68

3.3.4.

Beperking in de tijd

68

3.3.5.

Forfaitaire vergoeding

68

3.3.6.

Vormvereisten

69

3.3.7.

Sanctie

69

3.3.8.

Wanneer moet een concurrentiebeding toegepast worden?

69

3.3.9.

Schadevergoeding bij overtreding van het concurrentiebeding

70

3.4. Afwijkend concurrentiebeding voor sommige bedienden 70 3.5. Concurrentiebeding voor handels­vertegenwoordigers 70 4. Het scholingsbeding 4.1.

71

Wat is een scholingsbeding? 71

4.2. Voorwaarden voor een geldig scholingsbeding 72 HOOFDSTUK 3. UITVOERING VAN DE ARBEIDS­OVEREENKOMST

75

Vooraf

77

1.

Verplichtingen van beide partijen

78

1.1.

De goede trouw in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst 78

1.2.

Wederzijdse eerbied en achting 78

1.3.

Preventie van psychosociale risico’s op het werk (waaronder ­geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag) 79 1.3.1.

Wettelijk kader

79

1.3.2.

Definities

79

vii INHOUD

3.3.1.


2.

Verplichtingen van de werknemer 2.1.

82

Arbeid verrichten 82

2.2. Bevelen en instructies 82 2.3. Veiligheid 83 2.4. Arbeidsgereedschap 83 2.5. Concurrentie 83 3.

Verplichtingen van de werkgever 3.1.

84

Arbeid verschaffen 84

3.2. Hulpmiddelen 84 3.3. Veiligheid en gezondheid 85 3.4. Loon 85 3.5. Huisvesting en voeding 85 3.6. Geloofsplichten en burgerlijke plichten 86 3.7.

Onthaal 86

3.8. Arbeidsgereedschap 86 3.9. Documenten 86 3.10. Recht op deconnectie van de werknemer 87 viii 4. Aansprakelijkheid van de partijen 4.1.

87

Burgerlijke aansprakelijkheid – Algemeen 87

4.2. De aansprakelijkheidsbeperking ten gunste van de werknemer 89 4.2.1.

Inhoud van de aansprakelijkheidsbeperking

89

4.2.2.

Draagwijdte van de aansprakelijkheidsbeperking

91

4.3. Strafrechtelijke aansprakelijkheid van de werknemer 92 4.4. Bijzondere aansprakelijkheid van de werkgever 92 5.

Privacy van de werknemer versus controlerecht van de werkgever

92

HOOFDSTUK 4. SCHORSING VAN DE UITVOERING VAN DE ARBEIDS­OVEREENKOMST EN BETAALDE FEESTDAGEN

95

A. Schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst

97

Vooraf 97 1.

Het begrip schorsing

98

2.

Overmacht

99

2.1.

Begrip 99


2.2. Gevolgen 99 2.3. Recht op werkloosheidsuitkeringen 101 3.

Het gewaarborgd dagloon 3.1.

101

Met vertraging of niet op het werk aankomen 101

3.2. De arbeid niet kunnen beginnen of voortzetten 102 4. Arbeidsongeschiktheid 4.1.

102

Schorsing 102

4.2. Verplichtingen van de werknemer 103 4.2.1.

Meldingsplicht

103

4.2.2.

Medisch getuigschrift

104

4.3. Controle door de werkgever 106 4.4. Betwistingen van medische aard 107 4.5. Gewaarborgd loon 107 Algemeen

4.5.2.

Gewaarborgd dagloon (art. 27 WAO) en gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid

107 107

4.5.3.

Uitsluiting

108

4.5.4.

Recht van verhaal tegen de aansprakelijke derde

108

4.5.5.

Gewaarborgd loon en einde van de arbeidsovereenkomst

108

4.6. Het bedrag van het gewaarborgd loon 108 4.6.1.

Arbeiders (Arbeidsovereenkomstenwet en cao nr. 12bis)

109

4.6.2.

Bedienden

114

4.6.3.

Overzicht van het gewaarborgd loon bij ziekte

115

4.7. Re-integratietraject voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers 115 5.

Jaarlijkse vakantie

6. Zwangerschaps- en bevallingsrust 6.1.

116 117

Periode van schorsing 117

6.2. Overdracht van bevallingsrust 118 6.3. Verlenging en omzetting van de postnatale rust 118 6.3.1.

Verlenging wegens ziekte van de vrouw in de prenatale periode 118

6.3.2.

Verlenging wegens hospitalisatie van het kind

6.3.3.

Omzetting van facultatieve postnatale rust in verlofdagen van postnatale rust

119 119

6.4. Uitkeringen tijdens de moederschapsrust 120 6.5. Bescherming tegen ontslag 121 6.6. Recht op hernieuwing van een contract voor bepaalde duur 121

ix INHOUD

4.5.1.


6.7. Zwangerschapsonderzoeken 122 6.8. Borstvoedingspauzes 122 6.9. Borstvoedingsverlof 123 7.

Kort verzuim (of ook: klein verlet) 7.1.

124

Algemene principes 124

7.2. Lijst van de gebeurtenissen 124 7.3. Geboorteverlof 129 7.4. Adoptieverlof 130 7.5. Recht op afwezigheid voor pleegouders 132 7.5.1.

Eenmalig recht op pleegouderverlof

132

7.5.2.

Recht om van het werk afwezig te zijn: pleegzorgverlof

133

8. Loopbaanonderbreking en tijdskrediet 8.1.

133

Algemeen 133

8.2. Cao nr. 103: gemotiveerd tijdskrediet 134

x

8.2.1.

Mogelijke vormen van tijdskrediet

134

8.2.2.

Motieven om tijdskrediet op te kunnen nemen

134 135

8.2.3.

Is het tijdskrediet een absoluut recht?

8.2.4.

Anciënniteits- en tewerkstellingsvoorwaarden om het recht te openen

136

8.2.5.

Voor welke duur kan men het tijdskrediet met motief krijgen?

136

8.2.7.

Verbod op nevenactiviteiten

137

8.2.8.

Bedrag van de uitkeringen

137

8.3. Cao nr. 103: landingsbaan voor 55-plussers 137 8.4. Thematische verloven 138 8.4.1.

Palliatief verlof

139

8.4.2.

Verlof voor medische bijstand

139

8.4.3.

Ouderschapsverlof

139

8.4.4

Mantelzorg

140

8.5. Vlaamse aanmoedigingspremies 141 8.6. Bescherming tegen ontslag 141 9. Verlof om dwingende redenen en zorgverlof 9.1.

142

Verlof om dwingende redenen 142

9.2. Zorgverlof 143 10. Andere schorsingen

144

11. Samenloop van schorsingen

145


B. Betaalde feestdagen

147

Vooraf 147 1.

Toepassingsgebied

148

2.

Bepaling van de betaalde feestdagen

148

2.1.

Aantal feestdagen voor voltijdse werknemers 148

2.2. Aantal feestdagen voor deeltijdse werknemers 149 2.2.1.

Deeltijdse werknemers met een vast uurrooster

149

2.2.2.

Deeltijdse werknemers met een variabel uurrooster

149

2.3. Vervangingsdagen 150 2.4. Bekendmaking van de feestdagen 151 3.

De tewerkstelling op feestdagen 3.1.

151

Het verbod van tewerkstelling tijdens feestdagen 151

3.2. Toegelaten tewerkstelling op feestdagen 152 152

5.

153

Het loon voor de betaalde feestdagen 5.1.

Recht op loon 153

5.2. Loon voor arbeidsprestaties op een feestdag 153 5.3. Bepaling van het normale loon 154 6. Uitsluiting van het recht op loon voor de feestdag

154

7.

155

De betaalplichtige van het loon voor de betaalde feestdag

8. Behoud van het recht op loon 8.1.

155

Tijdens gevallen van schorsing van de arbeidsovereenkomst 156

8.2. Bij gedeeltelijke werkloosheid 156 8.3. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst 157 HOOFDSTUK 5. JAARLIJKSE VAKANTIE

159

Vooraf

161

1.

Algemene principes

161

2.

De vakantieduur voor arbeiders

162

xi INHOUD

4. Inhaalrust


3.

Duur van de vakantie voor bedienden

165

4. Met arbeid gelijkgestelde dagen

166

5.

166

Spelregels bij het nemen van de vakantie 5.1.

Algemeen 166

5.2. Arbeidsongeschiktheid tijdens jaarlijkse vakantie 168 6. Het vakantiegeld voor arbeiders 6.1.

169

Algemeen 169

6.2. Het bedrag van het vakantiegeld 169 7.

Het vakantiegeld voor bedienden 7.1.

170

Vakantiegeld voor bedienden wanneer zij bij hun werkgever v ­ akantie nemen 170

7.2. Het vertrekvakantiegeld voor bedienden 171 8. Jeugdvakantie en seniorvakantie 8.1.

172

Jeugdvakantie 172

8.2. Seniorvakantie 173

xii

9. Aanvullende vakantie 9.1.

174

Europa stelt België in gebreke 174

9.2. Wie heeft er nu recht op aanvullende vakantie? 175 9.3. Aantal dagen aanvullende vakantie 175 9.4. Welk vakantiegeld krijgt de werknemer? 175 HOOFDSTUK 6. EINDE VAN DE ARBEIDS­OVEREENKOMST

179

Vooraf

181

1.

Algemene (civielrechtelijke) wijzen van beëindiging

182

1.1.

Wederzijdse toestemming 183

1.2.

Overmacht 184 1.2.1.

Wat is beëindigende overmacht?

184

1.2.2.

Medische overmacht

185

1.2.3.

Inroepen van overmacht

186

1.3.

Ontbindend beding 186

1.4.

Afloop van de termijn of voltooiing van het afgesproken werk 188 1.4.1.

Algemeen

1.4.2.

Opzeg van de overeenkomst van bepaalde duur of voor een bepaald werk

188 188


1.4.3.

Beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor een bepaal­ de duur of werk van minder dan drie maanden in geval van arbeidsongeschiktheid langer dan zeven dagen

1.5. 2.

Overlijden van een van de partijen 190

Arbeidsrechtelijke wijzen van beëindiging: ontslag door opzegging 2.1.

190

191

Het begrip ‘ontslag’ 191

2.2. De opzeg 193 2.2.1.

Algemeen

193

2.2.2.

Wijze van kennisgeving van de opzeg

194

2.2.3.

Inhoud

195

2.2.4.

Nietigheid van de opzeg

195

2.2.5.

Opzegtermijn

196

2.2.6.

Schorsing van de opzegtermijn

208

2.3. Ontslagcompensatievergoeding 211 2.3.1.

Algemeen

211

2.3.2.

De ontslagcompensatievergoeding

211

2.4. Outplacement 212 Algemeen

212

2.4.2.

Algemene regeling

212

2.4.3.

Outplacement voor werknemers van 45 jaar en ouder

214

2.5. Opzegvergoeding 215 2.5.1.

Algemeen – Begrip opzegvergoeding

215

2.5.2.

In aanmerking te nemen loon

215

2.6. Motiveringsplicht en kennelijk onredelijk ontslag 216 2.6.1.

Algemeen

216

2.6.2.

Cao nr. 109

217

2.7. Tijdstip van betaling – Interest – Verjaring 219 2.7.1.

Wanneer ontstaat het recht op de betaling van de opzeg­ vergoeding?

219

2.7.2.

Interesten

219

2.7.3.

Verjaring

220

2.8. Recht op afwezigheid tijdens de opzegtermijn – Sollicitatieverlof 220 3.

Arbeidsrechtelijke wijzen van beëindiging: ontslag wegens dringende reden 3.1.

222

Algemeen 222 3.1.1.

Begrip dringende reden

222

3.1.2.

Voorwaarden

223

3.2. Termijnen 224 3.2.1.

Termijn om tot ontslag over te gaan

224

xiii INHOUD

2.4.1.


3.2.2.

Termijn en kennisgeving van de motieven

225

3.2.3.

Bewijs

227

3.2.4.

Vergoedingsregeling

227

4. Onregelmatige beëindiging of verbreking van de arbeidsovereenkomst 4.1.

228

Algemeen 228

4.2. Expliciet ontslag 229 4.3. Impliciet ontslag 229 4.3.1.

Eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst

230

4.3.2.

Met verbreking gelijkgestelde handeling/wanprestatie

234

4.4. Opzegvergoeding 235 5.

Rechtsmisbruik bij ontslag 5.1.

236

Algemeen 236

5.2. Motivering van ontslag en kennelijk onredelijk ontslag 236 5.3. Rechtsmisbruik bij ontslag 236

xiv

6. Vergoeding bij faillissement

238

7.

238

Ontslag en discriminatie 7.1.

Algemeen 238

7.2. Verschuiving van de bewijslast 240 8. Documenten en meldingen bij het einde van de arbeidsovereenkomst

241

HOOFDSTUK 7. DE ARBEIDS­DUUR

243

Vooraf

245

1.

Toepassingsgebied van de arbeidsduurreglementering

246

2.

Het begrip arbeidsduur

247

Minimumgrenzen van de arbeidsduur

248

3.

3.1.

Minimale grenzen per werkperiode 249

3.2. Minimale grenzen per week 249 3.3. Minimumlimiet voor nachtarbeid 250 4. Pauzes en rusttijden 4.1.

250

Pauzetijden tijdens een werkdag 250

4.2. Rusttijd per etmaal 251 4.3. Rusttijd per week 252


5.

Maximumgrenzen van de arbeidstijd 5.1.

252

Grenzen per dag 253

5.2. Grenzen per week 253 5.2.1.

De maximale grens

253

5.2.2.

Structurele afwijkingen op de maximale grenzen

254

5.2.3.

Structurele afwijkingen waarvoor een toelating bij koninklijk besluit vereist is

5.2.4.

257

Punctuele afwijkingen, gekenmerkt door hun onvoorzienbaar karakter (ofwel met betrekking tot het onverwachts plaats­vinden ervan, ofwel wat betreft het onvoorspelbaar arbeidsvolume)

258

5.4. Inhaalrust 260 6. Overloon 6.1.

262

Principe 262

6.2. Bedrag en berekening van de overurentoeslag 264 6.2.1.

Bedrag van het overloon

264

6.2.2.

Berekening van het aantal overuren

265

6.3. Uitbetaling 268 6.4. Omzetting van het overloon in (bijkomende) inhaalrust 269

xv

7.

Deeltijdse arbeid 7.1.

270

Algemeen 270

7.2. Arbeidsregeling en werkrooster 271 7.3. Omvang van de deeltijdse prestaties 272 7.4. Toezicht op de prestaties van deeltijdse werknemers 272 7.4.1.

Maatregelen inzake bekendmaking

273

7.4.2.

Maatregelen inzake toezicht

274

7.4.3.

Niet-naleving: vermoeden voltijdse prestaties

274

7.5. Bijkomende uren bij deeltijdse arbeid 275 8. Nieuwe arbeidsregelingen of ‘grote flexibiliteit’

275

9. Kleine flexibiliteit

276

10. Glijdende werktijden

277

11. De wekelijkse werktijd spreiden over vier in plaats van vijf dagen

278

12. Wisselend weekregime

278

INHOUD

6.5. Verbod van arbeid buiten de arbeidstijden 269


13. Zondagsrust

279

14. Nachtarbeid

280

15. Bijzondere bepalingen, bijzondere grenzen en verbod op overwerk voor bepaalde categorieën

281

15.1. Kinderarbeid 281 15.1.1.

Principieel verbod op kinderarbeid

281

15.1.2.

Vergoeding of loon voor het kind

283

15.1.3.

Strafsancties

283

15.2. Jeugdige werknemers en jongeren 284 15.2.1.

Begrip

15.2.2. Arbeidsduur – Rust en pauzes

284 284

15.2.3. Principieel verbod van zondagsarbeid, feestdagenarbeid en nachtarbeid

285

15.2.4. Verbod om bepaalde arbeid te laten verrichten door jeugdige werknemers en jongeren

285

15.3. Moederschapsbescherming 286 15.3.1.

xvi

Zwangerschapsonderzoeken

286

15.3.2. Moederschapsverlof

286

15.3.3. Verbod van nachtarbeid

286

15.3.4. Maatregelen bij werkzaamheden met een specifiek risico van blootstelling aan agentia, procedés of arbeidsomstandigheden

287

15.3.5. Verbod van overwerk

287

15.3.6. Recht op borstvoedingspauzes

288

15.3.7. Onderzoek bij werkhervatting na bevalling

288

HOOFDSTUK 8. LOON­(BESCHERMING)

291

1.

Toepassingsgebied van de Loonbeschermingswet

293

2.

Het begrip ‘loon’

293

3.

Bescherming van het loon

295

3.1.

Wijze van betaling 295 3.1.1.

Betaling in geld

295

3.1.2.

Betaling in natura

297

3.2. Tijdstip van betaling 298 3.3. Afrekening van het loon 299 3.4. Inhoudingen op het loon 299


HOOFDSTUK 9. TIJDELIJKE ARBEID, UITZEND­ARBEID EN ­TER­BESCHIKKING­STELLING VAN WERKNEMERS

303

Vooraf

305

Reglementering van de tijdelijke arbeid 1.1. 1.2.

Voorwaarden en modaliteiten ter vervanging 307 1.2.1.

Bij de schorsing van de arbeidsovereenkomst van een vaste

1.2.2.

Bij de vervanging van een vaste werknemer wiens arbeids­ overeenkomst ten einde is gekomen

308

1.2.3.

Bij tijdelijke vermeerdering van werk

308

1.2.4.

Uitvoering van uitzonderlijk werk

308

werknemer

1.3. 2.

307

De arbeidsovereenkomst 309

Reglementering van de uitzendarbeid 2.1.

306

Begripsomschrijvingen 306

310

Begripsomschrijving 310 2.1.1.

De arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid

311

2.1.2.

Uitzendkracht

311

2.1.3.

Uitzendbureau

311

2.1.4.

Motieven, maximumduur en na te leven procedure

311

2.2. De arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid 312 2.2.1.

De vormvereisten

312

2.2.2.

De inhoud van de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid

313

2.3. Het loon van de arbeidskracht 314 2.3.1.

Gelijk loon

314

2.3.2.

Gelijkwaardige voordelen

314

2.4. De anciënniteit van de uitzendkracht 315 3.

Het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers 3.1.

315

Verboden tewerkstelling 315

3.2. Toegelaten tewerkstelling 317 3.3. Een geschreven overeenkomst 318 3.4. Toestemming 318 3.5. De statutaire toestand van de werknemer 318

xvii INHOUD

1.


HOOFDSTUK 10. HET ARBEIDS­REGLEMENT

321

Vooraf

323

1.

Toepassingsgebied

324

Inhoud van het arbeidsreglement

325

2.

2.1.

Verplichte bepalingen volgens de Arbeidsreglementenwet 325

2.2. Verplichte bepalingen volgens andere wetten en besluiten 328 2.3. Vrije bepalingen 328 3.

Bekendmaking van het arbeidsreglement

329

DEEL 3.

xviii

SOCIALE­ZEKERHEIDS­RECHT

331

A. SOCIALE VERZEKERINGEN

333

HOOFDSTUK 1. WAT IS SOCIALE­ZEKERHEIDS­RECHT?

335

1.

Sociale zekerheid en sociale bijstand

337

Enkele kenmerken van de traditionele sociale zekerheid

340

2.

2.1.

Solidariteit 340

2.2. Verplicht karakter 340 3.

Stelsels van sociale zekerheid

341

4. Structuur van de sociale zekerheid

341

5.

344

Onderwerping aan de sociale zekerheid voor werknemers 5.1.

Algemeen 344

5.2. Territoriaal toepassingsgebied 344 5.3. Personeel toepassingsgebied 345 5.3.1.

Arbeidsovereenkomst

345

5.3.2.

Uitbreidingen, gelijkstellingen, beperkingen en uitsluitingen

345

6. Het loon waarop de bijdragen worden geïnd

347

7.

350

Financiering van de sociale zekerheid door loontrekkenden


7.1.

Werkgevers en werknemers 350 7.1.1.

Berekeningsbasis en bijdragen

350

7.1.2.

Bijdrage jaarlijkse vakantie

351

7.1.3.

Andere bijdragen

351

7.1.4.

Tussenkomst van de Staat

351

7.2. Vermindering van sociale bijdragen 352 8. Verplichtingen van de werkgever 8.1.

353

Verplichtingen 353 8.1.1.

Inschrijving

353

8.1.2.

DmfA-kwartaalaangifte

354

8.1.3.

Limosa-aangifte

354

8.1.4.

Betaling van de bijdragen

355

8.2. Sancties 356 Burgerrechtelijke sancties

356

8.2.2.

Toezicht en strafbepalingen

358

8.2.3.

Solidariteitsbijdrage

359

9. Verjaring van betaling van sociale bijdragen

360

10. Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid

361

11. Handvest van de sociaal verzekerde

363

HOOFDSTUK 2. ZIEKTE- EN INVALIDITEITS­VERZEKERING

365

Vooraf

367

1.

369

Geneeskundige verzorging 1.1.

Wie heeft recht op terugbetaling voor geneeskundige verzorging? 369

1.2.

Algemene toekennings- of verzekerbaarheidsvoorwaarden 369

1.3.

1.2.1.

Aansluiten bij een ziekenfonds

370

1.2.2.

Voorwaarden om het recht op tegemoetkomingen te openen

371

Bijzondere toekenningsvoorwaarden 371 1.3.1.

Situaties waarin tegemoetkoming wordt geweigerd

1.3.2.

Bijzondere voorwaarden i.v.m. bepaalde soorten geneeskundi­ ge verzorging

371 373

1.4.

Welke gezondheidszorgen worden terugbetaald? 375

1.5.

Bedrag van de tussenkomst: hoeveel wordt terugbetaald? 376 1.5.1.

Verhoogde verzekeringstegemoetkoming (VT)

376

xix INHOUD

8.2.1.


1.5.2.

1.6.

1.7.

1.8.

xx

Gewone zorgen

377

1.5.3.

Kinesitherapie en fysiotherapie

377

1.5.4.

Dure behandelingen

378

1.5.5.

Ziekenhuiskosten

378

1.5.6.

Geneesmiddelen

378

1.5.7.

Bijzonder Solidariteitsfonds (art. 25 e.v. Ziektewet)

379

Hoe worden de terugbetalingstarieven vastgesteld? 379 1.6.1.

Geneesmiddelen

379

1.6.2.

Artsen en tandartsen

380

1.6.3.

Paramedische beroepen

380

1.6.4.

Ziekenhuizen

380

1.6.5.

Medisch huis

381

Hoe is de tussenkomst geregeld? 382 1.7.1.

Terugbetalingssysteem of voorschottensysteem

382

1.7.2.

Derdebetalerssysteem

382

Maximumfactuur (MAF) 383 1.8.1.

Volledige terugbetaling van de kost van de geneeskundige verzorging onder bepaalde voorwaarden

383

1.8.2.

De inkomens-MAF

384

1.8.3.

De sociale MAF

384

1.8.4.

Bijkomende individuele bescherming voor kinderen minder dan 19 jaar of kinderen met recht op zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte

1.8.5.

Bijkomende bescherming bij chronische gezondheidsuitgaven of personen die genieten van het statuut Chronische Aandoening

1.9.

2.

385 385

Verjaring, terugvordering en geschillen 386 1.9.1.

Verjaring

386

1.9.2.

Terugvordering

386

1.9.3.

Geschillen

386

Arbeidsongeschiktheid

387

2.1.

Wie heeft recht op uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid of moeder­ schap? 387

2.2. Toekenningsvoorwaarden 388 2.2.1.

Algemene toekenningsvoorwaarden

2.2.2.

Bijzondere toekenningsvoorwaarden voor de arbeids­ ongeschiktheidsverzekering

388 390

2.3. Bedrag van de arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsuitkeringen 394 2.3.1.

Berekeningsbasis: het gederfde loon

395


3.

2.3.2.

Uitkering gedurende de primaire arbeidsongeschiktheid

395

2.3.3.

Uitkering gedurende de invaliditeit

396

Moederschapsverzekering 3.1.

397

Wanneer heb je recht op moederschapsrust? 397

3.2. Duur van de moederschapsrust 397 3.3. Arbeidsongeschiktheid vóór de bevalling 399 3.4. Overname van de moederschapsrust door de vader 399 3.5. Geboorteverlof 400 3.6. Werkverwijdering van zwangere werkneemsters 400 3.7.

Bedrag van de moederschapsuitkeringen 401

4. Begeleide arbeidshervatting tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid

402

5.

402

Re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers

6. Weigering of vermindering van de uitkeringen

404

7.

405

Verjaring, terugvordering en geschillen 7.1.

Verjaring 405

xxi

7.3. Geschillen 406 HOOFDSTUK 3. PROFESSIONELE RISICO’S

409

Vooraf

411

A. ARBEIDSONGEVALLEN

412

Inleiding

412

1.

Op wie is de Arbeidsongevallenwet van toepassing?

414

Het arbeidsongeval

415

2.

2.1.

Begrip 415

2.2. Elementen van het begrip arbeidsongeval 416 2.2.1.

Plotse gebeurtenis

2.2.2.

Oorzakelijk verband: tijdens en door de uitvoering van

416

de ­arbeidsovereenkomst

419

2.2.3.

Het letsel

424

2.2.4.

Het oorzakelijk verband tussen de plotse gebeurtenis en het letsel 424

INHOUD

7.2. Terugvordering 406


3.

Het arbeidswegongeval 3.1.

426

Begrip 426

3.2. De arbeidsweg 426 3.2.1.

De normale arbeidsweg

427

3.2.2.

Omweg en onderbreking

427

3.3. Begin- en eindpunt van de arbeidsweg 429 3.4. Arbeidswegongeval en telewerk/thuiswerk 430 4. De fout van het slachtoffer

430

5.

431

Vergoeding van de schade 5.1.

Medische en aanverwante kosten 431

5.2. Uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid 432 5.2.1.

Wat is arbeidsongeschiktheid?

432

5.2.2.

Grondslag voor de uitkeringen: het basisloon

434

5.2.3.

Hoe wordt arbeidsongeschiktheid vergoed?

435

5.3. Uitkeringen bij dodelijk arbeidsongeval 439 5.3.1. xxii

Vergoeding voor begrafeniskosten

439

5.3.2.

Vergoeding voor de kosten van transport van de overledene

439

5.3.3.

Renten aan rechthebbenden

440

6. Aangifte en procedure

441

7.

443

Burgerlijke aansprakelijkheid 7.1.

Voorrang van de Arbeidsongevallenwet op gemeen recht 443

7.2. Burgerlijke immuniteit 444 7.3. Subrogatie door de verzekeraar 446 B. BEROEPSZIEKTEN

447

Vooraf

447

1.

Op wie is de Beroepsziektewet van toepassing?

449

2.

Wat is een beroepsziekte?

450

2.1.

Erkenning van een beroepsziekte via het lijstensysteem 450

2.2. Erkenning van een beroepsziekte via het open systeem 451 2.3. Beroepsrisico 452 3.

Preventie vóór vergoeding in de Beroepsziektewet 3.1.

453

Preventieve actie 453


3.2. Verwijdering uit het schadelijke milieu 453 3.2.1.

Tijdelijke stopzetting van het werk

453

3.2.2.

Definitieve stopzetting van het werk

454

3.2.3.

Arbeidsgerelateerde ziekten

454

4. Welke schade wordt vergoed door de Beroepsziektewet?

455

4.1.

Medische en aanverwante kosten 455

4.2. Uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid 456 4.2.1.

Tijdelijke arbeidsongeschiktheid

456

4.2.2.

Blijvende arbeidsongeschiktheid

456

4.3. Uitkeringen bij overlijden 457 Burgerlijke aansprakelijkheid

457

6. Procedure aangifte van beroepsziekten

458

HOOFDSTUK 4. WERKLOOSHEID EN SWT

461

Vooraf

463

1.

2.

Administratieve organisatie

465

1.1.

Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) 465

1.2.

Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) 466

1.3.

Uitbetalingsinstellingen 467

Werkloosheidsuitkeringen voor voltijds werklozen 2.1.

468

Algemeen 468

2.2. Toelaatbaarheidsvoorwaarden 469 2.2.1.

Bewijs van een aantal arbeidsdagen of daarmee gelijk­

2.2.2.

Wachttijd na het beëindigen van studies of leertijd: de

gestelde dagen ­beroepsinschakelingstijd

469 471

2.3. Toekenningsvoorwaarden 474 2.3.1.

Je bent zonder arbeid

475

2.3.2.

Je hebt geen loon

479

2.3.3.

Je bent onvrijwillig werkloos

481

2.3.4.

Je bent beschikbaar voor de arbeidsmarkt

489

2.3.5.

Je bent actief op zoek naar werk

490

2.3.6.

Je bent arbeidsgeschikt

492

2.3.7.

Wat zijn de leeftijdsvoorwaarden?

492

xxiii INHOUD

5.


2.3.8.

Wat zijn de verblijfsvoorwaarden?

492

2.3.9.

Aan welke controleverplichtingen moet je voldoen?

493

2.3.10. Kan je een vrijstelling krijgen van bepaalde toekennings­ voorwaarden?

494

2.4. Bedrag van de werkloosheidsuitkeringen 495 2.4.1.

3.

Begrip

2.4.2.

Aantal uitkeringen

496

2.4.3.

Hoogte van de uitkeringen

496

Werkloosheidsuitkeringen bij een deeltijdse betrekking 3.1.

495

504

Deeltijdse werknemer met behoud van rechten 504

3.2. Vrijwillig deeltijdse werknemer 504 4. Overbruggings-, inschakelings- en beschermingsuitkering 4.1.

505

Overbruggingsuitkering 505

4.2. Inschakelingsuitkering 506 4.3. Beschermingsuitkering 506

xxiv

5.

Tijdelijke werkloosheid 5.1.

508

Begrip 508

5.2. Regeling 508 5.3. Soorten 509 5.3.1.

Overmacht

509

5.3.2.

Sluiting van de onderneming door jaarlijkse vakantie

510

5.3.3.

Technische stoornis

511

5.3.4.

Slecht weer

511

5.3.5.

Economische oorzaken

511

5.3.6.

Staking en lock-out

513

5.4. Uitkeringen 513 5.5. Terugvordering 514 5.6. COVID-19-virus en energiecrisis: een tijdelijke uitzondering op de regels 514 6. Uitsluitingen 6.1.

515

Uitsluitingen 515

6.2. Administratieve sancties 515 6.3. Strafsancties 516 6.4. Verhoor 517 7.

Procedure 7.1.

517

Aanvraag 517

7.2. Verjaring 518


7.3. Herziening 518 7.4. Betwisting 519 8. Arbeidsvoorziening – Bevordering van de werkgelegenheid

519

9. Overbruggingsrecht

521

10. Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)

522

10.1. Algemene regeling van cao nr. 17 en KB van 3 mei 2007 522 10.2. Bijzondere SWT-stelsels met afwijkende voorwaarden 525 10.3. Inkomen bij SWT 527 10.3.1.

Principe

527

10.3.2. De werkloosheidsvergoeding

528

10.3.3. De aanvullende vergoeding

528

10.3.4. Inhoudingen op SWT

530

10.3.5. Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen 531 10.4. Overlegprocedure 532 10.5. Vervanging van de werkloze met bedrijfstoeslag in de onderneming 10.5.1.

Vervangingsplicht of vrijgesteld

533

10.5.2. Wie kan de werkloze met bedrijfstoeslag in de onderneming vervangen?

534

10.5.3. Vanaf wanneer en voor hoe lang moet de werkloze met ­bedrijfstoeslag vervangen worden? 10.5.4. Sancties bij het niet-naleven van de vervangingsplicht

534 535

10.6. SWT en het Fonds Sluiting Ondernemingen 535 HOOFDSTUK 5. PENSIOENEN EN AANVULLENDE PENSIOENEN

537

Vooraf

539

A. Wettelijke pensioenen

540

1.

541

2.

Inleiding 1.1.

Pensioenstelsels 541

1.2.

Pensioensystemen 541

1.3.

Organisatie 542

Het rustpensioen voor werknemers 2.1.

543

Algemeen 543

2.2. Voorwaarden 543

xxv INHOUD

(art. 5 KB 3 mei 2007) 533


2.2.1.

Loopbaan

543

2.2.2.

Leeftijd

546

2.2.3.

Verblijfsvoorwaarde

548

2.2.4.

Toegelaten arbeid

548

2.3. Omvang van het pensioen – Berekening 551 2.3.1.

Loopbaanbreuk

552

2.3.2.

Bezoldiging

553

2.3.3.

De gezinstoestand

555

2.3.4.

Indexering en herwaardering

557

2.3.5.

Vakantiegeld

557

2.3.6.

Cumulatie met andere socialezekerheidsuitkeringen

558

2.4. Inhoudingen 558 2.4.1.

Inhouding ten voordele van de ziekteverzekering

558

2.4.2.

Solidariteitsbijdrage

559

2.4.3.

Bedrijfsvoorheffing

559

2.5. De pensioenaanvraag 559 2.6. De pensioenbeslissing 560 xxvi

2.6.1.

Oorspronkelijke beslissing

560

2.6.2.

Herziening

560

2.7. De betaling 561 2.7.1.

Algemeen

561

2.7.2.

Voorschotten

561

2.7.3.

Schorsing van de betaling

561

2.8. Stopzetting 562 2.9. Verjaring 562 2.9.1.

Vordering van pensioenbedragen

562

2.9.2.

Terugvordering van onverschuldigde betalingen

563

2.10. Beroep 563 3.

Het overlevingspensioen voor werknemers 3.1.

564

Algemeen 564

3.2. Voorwaarden om gerechtigd te zijn op een overlevingspensioen 564 3.2.1.

Minimumleeftijd

564

3.2.2.

Gehuwd geweest zijn

565

3.2.3.

Niet hertrouwd zijn

566

3.3. Omvang van het overlevingspensioen 566 3.4. De overgangsuitkering 567 3.5. Indexering en herwaardering 567 3.6. Vakantiegeld 567


3.7.

Cumulatie met andere prestaties 568

3.8. Aanvraag en ingangsdatum van het overlevingspensioen 568 B. Aanvullende pensioenen

569

Vooraf

569

1.

570

1.1.

Soorten pensioenplannen 570

1.2.

Sociale pensioenstelsels 572

1.3.

Pensioenstelsel en individuele pensioentoezegging 573

Financiering van aanvullende pensioenstelsels

574

B. FEDERALE SOCIALE BIJSTAND

577

HOOFDSTUK 6. FEDERALE SOCIALE BIJSTAND

579

Vooraf

581

1.

Maatschappelijke integratie 1.1. 1.2.

1.3.

1.4.

584

Algemeen 584 Voorwaarden 585 1.2.1.

Verblijfplaats

585

1.2.2.

Nationaliteit

586

1.2.3.

Leeftijd

586

1.2.4.

Werkbereidheid

586

1.2.5.

Rechten laten gelden op sociale uitkeringen of onderhoudsgeld

587

1.2.6.

Onvoldoende bestaansmiddelen

588

Prestaties 590 1.3.1.

Het verschil tussen aanvragers jonger en ouder dan 25 jaar

591

1.3.2.

Maatschappelijke integratie door tewerkstelling

592

1.3.3.

Maatschappelijke integratie door een leefloon

592

1.3.4.

Geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie

593

1.3.5.

Installatiepremie voor daklozen

594

Procedure 594 1.4.1.

Aanvraag

594

1.4.2.

Inlichtingenplicht

595

1.4.3.

Informatieverschaffing

596

xxvii INHOUD

2.

Aanvullende pensioenplannen


1.4.4.

2.

Onderzoek van de aanvraag

596

1.4.5.

Beslissing en herziening

597

1.4.6.

Betaling

597

1.5.

Terugvordering van het leefloon 598

1.6.

Verjaring van terugvorderingen 599

1.7.

Sancties 599

1.8.

Gevolgen voor het sociaal statuut 600

1.9.

Beroep 600

OCMW-dienstverlening 2.1.

601

Algemeen 601

2.2. Voorwaarden 602 2.3. Vormen van maatschappelijke dienstverlening 603 2.4. Procedure 603 2.5. Terugvordering van maatschappelijke dienstverlening 604 2.6. Beroep 605 3. xxviii

Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) 3.1.

605

Algemeen 605

3.2. Voorwaarden 606 3.2.1.

Leeftijd

606

3.2.2.

Nationaliteit

606

3.2.3.

Verblijf

606

3.2.4.

Rechten laten gelden op pensioen

607

3.2.5.

Onvoldoende bestaansmiddelen

607

3.3. Bedrag van de IGO 608 3.4. Verplichtingen van de aanvrager 609 3.4.1.

Aanvraag

609

3.4.2.

Aangifte van de bestaansmiddelen

609

3.5. Beslissing – Herziening – Beroep 610 4. Inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap 4.1.

610

Algemeen 611

4.2. Voorwaarden 611 4.2.1.

Handicap

611

4.2.2.

Leeftijd

611

4.2.3.

Nationaliteit

612

4.2.4.

Woonplaats en verblijf

612

4.2.5.

Rechten laten gelden op andere uitkeringen

613


4.2.6.

5.

Onvoldoende inkomsten

613

4.2.7.

Prestatie

614

4.2.8.

Procedure

614

Integratietegemoetkoming voor personen met een handicap 5.1.

615

Algemeen 615

5.2. Voorwaarden 616 5.2.1.

Handicap

616

5.2.2.

Leeftijd

617

5.2.3.

Woonplaats en verblijf

617

5.2.4.

Inkomen

617

5.3. Bedrag van de tegemoetkomingen 618

C. VLAAMSE BIJSTAND AAN PERSONEN

621

HOOFDSTUK 7. HET GROEIPAKKET

623

Vooraf

625

xxix

1.

Wat zit er in het Groeipakket?

627

2.

Wie betaalt het Groeipakket uit?

628

INHOUD

5.4. Procedure 619

3.

Wat krijgt elk kind?

629

3.1.

Het startbedrag 629

3.2. Het basisbedrag 630 3.2.1.

Wat is het basisbedrag?

630

3.2.2.

Hoe krijg je het basisbedrag?

630

3.2.3.

Tot wanneer is er recht op het basisbedrag?

631

3.3. De schoolbonus 631 4. Extra ondersteuning voor sommige kinderen 4.1.

631

Sociale toeslag 632 4.1.1.

Wie heeft recht op een sociale toeslag?

632

4.1.2.

Wat met de sociale toeslag bij een scheiding?

632

4.1.3.

Hoe wordt het gezinsinkomen bepaald?

633

4.1.4.

Alarmbelprocedure

634

4.2. Zorgtoeslag 634


5.

4.2.1.

Weeskinderen

4.2.2.

Pleegkinderen

635

4.2.3.

Een kind met een handicap of aandoening

635

Participatietoeslagen 5.1.

634

637

Kinderopvangtoeslag 637

5.2. Kleutertoeslag 638 5.3. Schooltoeslag 639 6. Groeipakket op maat van het gezin 6.1.

640

Gescheiden ouders 640

6.2. Grensarbeiders 640 7.

Groeipakket op maat van het kind 7.1.

7.1.1.

Wanneer heeft een kind recht op een Groeipakket in het ­secundair onderwijs?

7.1.2. xxx

641

Student of schoolverlater 641

7.1.3.

641

Wanneer heeft een kind recht op een Groeipakket in het hoger onderwijs?

643

Hebben schoolverlaters recht op een Groeipakket?

644

7.2. Kind in het buitenland 645 7.2.1.

Het kind verblijft of studeert in een land van de Europese ­Economische Ruimte (EER)

7.2.2.

Het kind verblijft of studeert in een land buiten de EER ­waarmee België een bilateraal akkoord afsloot

7.2.3.

645 647

Het kind verblijft of studeert buiten de EER of in een land waarmee België geen bilateraal akkoord afsloot

647

7.3. Kind geplaatst in een instelling 647 7.4. Andere situaties: ontvoerde of vermiste kinderen 648 7.4.1.

Ontvoerde kinderen

648

7.4.2.

Verdwenen of vermiste kinderen

648

8. Enkele bedragen kinderbijslag over de taalgrens 8.1.

649

Wallonië 649

8.2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest 650 8.3. Kinderbijslag in de Duitstalige Gemeenschap 650


HOOFDSTUK 8. VLAAMSE BIJSTAND AAN PERSONEN

653

Vooraf

655

1.

658

De Vlaamse sociale bescherming 1.1.

Algemeen 658

1.2.

Aansluiting bij de Vlaamse sociale bescherming 659

1.4.

2.

Je woont in Vlaanderen (verplicht) of in Brussel (facultatief)

659

Je bent 26 jaar of ouder

660

1.2.3.

Hoe sluit je je aan bij een zorgkas en hoeveel is de bijdrage?

660

Zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden 660 1.3.1.

Voorwaarden

660

1.3.2.

Prestaties

661

1.3.3.

Procedure

661

Het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood 662 1.4.1.

Voorwaarden

662

1.4.2.

Prestaties

663

1.4.3.

Procedure

663

1.5.

Het zorgbudget voor personen met een handicap 663

1.6.

Mobiliteitshulpmiddelen 664

1.7.

De financiering van woonzorgcentra 665

Persoonlijke budgetten voor personen met een handicap 2.1.

665

Algemeen 666

2.2. Persoonsvolgend budget voor meerderjarigen 666 2.2.1.

Voorwaarden

667

2.2.2.

Evaluatie en prioritering

667

2.2.3.

Prestatie

668

2.3. Persoonlijk assistentiebudget voor minderjarigen 668

DEEL 4. HET SOCIAAL STATUUT VAN DE ZELFSTANDIGEN

671

1.

Inleiding

673

2.

Sociale verzekering en organisatie

674

3.

Toepassings­gebied van de ­­reglemen­tering

674

3.1.

Zelfstandige 675 3.1.1.

Begrip – Sociologisch criterium

675

xxxi INHOUD

1.3.

1.2.1. 1.2.2.


3.1.2.

Vermoedens

676

3.1.3.

Uitsluitingen

676

3.2. Zelfstandigen in bijberoep 677 3.3. Helpers 678 3.3.1.

Definitie

678

3.3.2.

Het statuut van de meewerkende echtgenoot

679

3.3.3.

Student-zelfstandige

681

4. Verplich­t­ingen van de zelf­standige

681

4.1.

Aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds 681

4.2. Aansluiten bij een ziekenfonds 682 4.3. Betalen van bijdragen 682 4.3.1.

Zelfstandige in hoofdberoep

682

4.3.2.

De meewerkende echtgenoot

683

4.3.3.

Zelfstandige in bijberoep

684

4.3.4.

Gevolgen van niet- of laattijdige betaling

684

4.3.5.

Verjaring

685

4.4. Wijzigingen of stopzetting meedelen 685 4.5. Administratieve geldboetes 685

xxxii 5.

Sociale­zekerheids­prestaties 5.1.

686

Gezinsbijslagen 686

5.2. Geneeskundige verzorging 686 5.2.1.

Geneeskundige verzorging

686

5.2.2.

Uitkeringen

687

5.2.3.

Moederschapsverzekering

688

5.2.4.

Dienstencheques moederschapshulp

690

5.3. Pensioenen 690 5.3.1.

Voorwaarden

690

5.3.2.

Procedure

693

5.3.3.

Bewijs van de beroepsloopbaan

694

5.3.4.

Berekening van de beroepsloopbaan

694

5.3.5.

Minimumpensioen

694

5.3.6.

Cumulatie

695

5.4. Overbruggingsrecht (vroeger: ‘faillissementsverzekering’) 696


DEEL 5.

699

Vooraf

701

1.

Sociale inspectiediensten

701

2.

De arbeidsrechtbank

702

xxxiii INHOUD

HANDHAVING EN OPLOSSING VAN GESCHILLEN



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.