COPYRIGHT Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welk andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs tenzij men zich daarbij houdt aan de onderstaande Creative Commons afspraken (licentie) van het niveau "Naamsvermelding - Niet Commercieel - Gelijk Delen".
Ook het logo van HoGent moet behouden blijven. Deze afspraken bepalen dat de gebruiker van dit werk: het werk mag kopiĂŤren, verspreiden en doorgeven; het werk mag remixen en of er afgeleide werken mag van maken onder de volgende voorwaarden: Naamsvermelding. De gebruiker dient bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam te vermelden (maar niet zodanig dat de indruk gewekt wordt dat zij daarmee instemmen met uw werk of uw gebruik van het werk). Niet-commercieel. De gebruiker mag het werk niet voor commerciĂŤle doeleinden gebruiken. Gelijk delen. Indien de gebruiker het werk bewerkt kan het daaruit ontstane werk uitsluitend krachtens dezelfde licentie als de onderhavige licentie of een gelijksoortige licentie worden verspreid. Bij hergebruik of verspreiding dient de gebruiker de licentievoorwaarden van dit werk kenbaar te maken aan derden. De gebruiker mag afstand doen van een of meerdere van deze voorwaarden met voorafgaande toestemming van de rechthebbende. Niets in deze licentie strekt ertoe afbreuk te doen aan de morele rechten van de auteur, of deze te beperken. De volledige licentieovereenkomst kan geraadpleegd worden op: http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/2.0/be/legalcode.nl Het voorgaande laat de wettelijke beperkingen op de intellectuele eigendomsrechten onverlet.
2
3
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
4
1 A. Inhoudsopgave en opdrachten; overzicht leerstof B. Studiefiche voor semester 1, doelstellingen en basiscompetenties voor het eerste jaar C. Huislectuur, opdrachten voor zelfstandig werk en bijbehorende formulieren
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
Jullie kunnen me altijd bereiken per e-mail: sigrid.suy@hogent.be
5
Hogeschool Gent | Faculteit Mens en Welzijn ................................................................. 4 Inhoudsoverzicht en zelfstandig werk .............................................................................. 4 1 Inhoud ........................................................................................................................ 5 1.1 Leerstof voor het eerste semester ..................................................................... 12 1.1.1 Schriftelijk examen (onder voorbehoud) .................................................. 12 1.1.2 ........................................................ 12 1.2 Studiemateriaal, studiefiche en doelstellingen ................................................. 13 1.2.1 Studiemateriaal ......................................................................................... 13 1.2.2 Studiefiche ................................................................................................ 13 1.2.3 Doelstellingen ........................................................................................... 13 1.2.4 Basiscompetenties ..................................................................................... 16 1.3 Opdrachten: zelfstandig werk en huislectuur ................................................... 19 1.3.1 Zelfstandig werk ....................................................................................... 19 1.3.2 Huislectuur ................................................................................................ 22 1.4 Het leercentrum efficiĂŤnt raadplegen via Byb ................................................. 25 1.5 Enkele richtlijnen bij de schrijfopdrachten ...................................................... 27 1.5.1 Algemene richtlijnen bij alle schrijfopdrachten........................................ 27 1.5.2 Handleiding voor het schrijven van een boekrecensie.............................. 29 1.5.2.1 Inleiding .................................................................................................... 29 1.5.2.2 Wat is een boekrecensie? .......................................................................... 29 1.5.2.3 Wat kenmerkt nu een goede boekrecensie? .............................................. 30 1.5.2.4 De voorbereiding van een boekrecensie ................................................... 31 1.5.2.5 Stappenplan boekrecensie ......................................................................... 32 1.5.2.6 Innerlijke structuur .................................................................................... 35 1.5.2.7 Uiterlijke structuur, stijl en afwerking ...................................................... 37 1.5.2.8 Van eerste versie naar laatste versie ......................................................... 38 1.5.3 Voorbeeld van een recensie ...................................................................... 39 1.5.4 Voorbeelden van recensies geschreven door studenten ............................ 41 Taalgeschiedenis en taalpolitiek ..................................................................................... 47 2 Het Nederlands in Vlaanderen ................................................................................. 49 2.1 Oefeningen bij dit hoofdstuk ............................................................................ 49 Fonetiek en fonologie ..................................................................................................... 51 3 Fonetiek en fonologie ............................................................................................... 53 3.1 Taalveranderingen ............................................................................................ 53 3.2 Klankleer: de begrippen fonetiek en fonologie ................................................ 54 3.3 Ontstaan............................................................................................................ 55 3.4 Fonetiek algemeen ........................................................................................... 56 3.5 Klank en letter: het fonetisch schrift ................................................................ 57 3.6 Bouw en werking van de ademhalings- en spraakorganen .............................. 57 3.6.1 De ademhaling (lezen en begrijpen) ......................................................... 57 3.6.2 Het spraakorgaan ...................................................................................... 58 3.6.2.1 Oefening bij het spraakorgaan .................................................................. 64 3.7 De spraakklanken ............................................................................................. 65 3.7.1 Consonanten of medeklinkers ................................................................... 66 3.7.1.1 De drie criteria waarmee consonanten beschreven worden ...................... 67
6
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
1 De wijze van articulatie de AARD van de hindernis ........................................... 67 2 De plaats van articulatie ........................................................................................ 68 3 De stembandtrilling (= stemloos of stemhebbend) ............................................... 69 3.7.1.2 Oefening bij de plaats van articulatie ....................................................... 70 3.7.2 Vocalen of klinkers ................................................................................... 70 3.7.2.1 De drie criteria waarmee de vocalen beschreven worden ......................... 71 1 De tongstand.......................................................................................................... 71 2 De stand van de kaken........................................................................................... 71 3 De lippenstand / ronding ....................................................................................... 71 3.7.3 Tweeklanken of diftongen ........................................................................ 72 3.7.3.1 Oefening bij de tweeklanken .................................................................... 73 3.7.4 Neutralisatie en assimilatie ....................................................................... 73 3.7.4.1 Oefening bij de assimilatieregels .............................................................. 75 3.7.5 Accent en intonatie ................................................................................... 76 3.7.5.1 Oefening bij de accenttekens .................................................................... 77 3.7.6 Dictie en uitspraakoefeningen .................................................................. 78 3.7.6.1 Klankwaarde van de fonetische tekens ..................................................... 78 3.8 Fonologie.......................................................................................................... 79 3.8.1 De fonemen ............................................................................................... 79 3.8.2 Distinctieve kenmerken ............................................................................ 79 3.8.3 Foneemcombinaties en foneemposities .................................................... 80 3.8.4 Fonologische regels .................................................................................. 80 Uitspraak: de praktijk...................................................................................................... 81 4 Uitspraak .................................................................................................................. 82 4.1 Fonetische en diakritische tekens ..................................................................... 82 4.2 Uitspraakmoeilijkheden en uitspraaktips ......................................................... 82 4.3 Uitspraak oefenen met gedichten ..................................................................... 83 Taalbeheersing ................................................................................................................ 97 5 Taalbeheersing ......................................................................................................... 98 5.1 Leerstof en oefeningen ..................................................................................... 98 5.2 Inleiding bij de theorie ..................................................................................... 98 Onzin, onzinnig en onzindelijk door Stefan Hertmans .......................................... 100 Talking Dutch door Derek Blyth............................................................................ 102 Literatuur ...................................................................................................................... 105 6 Epiek ...................................................................................................................... 108 6.1 Literaire theorie: indeling van de tekst........................................................... 108 Indeling naar de vorm ............................................................................................ 108 Indeling naar de inhoud .......................................................................................... 108 6.2 De genres ........................................................................................................ 110 Epiek ...................................................................................................................... 110 Lyriek ..................................................................................................................... 110 Dramatiek ............................................................................................................... 111 handeling uitbeelding ........................................ 112 MONOLOOG bericht epiek lyriek ..................................................... 112 Didactiek ................................................................................................................ 113 Opdrachten / oefeningen ................................................................................ 116 6.3 Epische subgenres .......................................................................................... 117 6.3.1 Sprookje .................................................................................................. 118
7
Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis .................................................... 118 Twee soorten sprookjes: het volkssprookje en het cultuursprookje....................... 123 Het volkssprookje................................................................................................... 123 Het cultuursprookje of literaire of kunstsprookje .................................................. 126 Volkssprookje of cultuursprookje? ........................................................................ 128 Kenmerken van het sprookje naar vorm en inhoud ............................................... 129 Vorm ...................................................................................................................... 129 Inhoud .................................................................................................................... 130 Het sprookje in de film ........................................................................................... 135 6.4 Volkssprookjes ............................................................................................... 140 Van de smid die niet sterven wilde. ....................................................................... 140 Blauwbaard: cultuursprookje of volkssprookje? .................................................... 147 6.5 Cultuursprookjes ............................................................................................ 150 De kleine Johannes ................................................................................................. 150 De rijke bramenplukker.......................................................................................... 156 Kwade gedachten ................................................................................................... 160 Roodkapje en de Wolf ............................................................................................ 163 Hoe Tortot zijn vissenhart verloor ......................................................................... 164 6.5.1 Mythe ...................................................................................................... 165 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis .................................................... 165 Soorten ................................................................................................................... 168 Kenmerken ............................................................................................................. 171 De invloed van mythen op de kunst, het dagelijkse leven en de taal ..................... 173 Voorbeelden van boeken over mythen ................................................................... 179 Scheppingsmythen ................................................................................................. 180 De scheppingsmythe uit de Edda ........................................................................... 183 Nasadiya-Sukta hymne uit de Rig Veda (scheppingsverhaal van de hindoes) ...... 185 Taaroa (scheppingsverhaal in Tahiti- PolynesiĂŤ) ................................................... 185 Deukalion en Pyrrha (Griekenland) ....................................................................... 187 Waarom God niet meer op aarde woont (Mozambique) ........................................ 187 De spijsboom en de baby-boom (Guyana) ............................................................. 188 De allegorie van de grot van Plato ......................................................................... 189 Deirdre en de zonen van Usnach A.R. Holst ................................................... 196 6.5.2 Legende ................................................................................................... 200 Definitie en oorsprong............................................................................................ 200 Kenmerken ............................................................................................................. 200 Voorbeelden ........................................................................................................... 201 Servaaslegende ....................................................................................................... 202 Beatrijs: een Marialegende ..................................................................................... 204 Sint-Michiel en de draak ........................................................................................ 206 Sint-Niklaas redt de kinderen ................................................................................. 207 6.5.3 Sage ......................................................................................................... 208 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis ................................................... 208 Kenmerken ............................................................................................................. 209 Soorten ................................................................................................................... 209 Voorbeelden ........................................................................................................... 212 Heldensage: het Nibelungenlied ............................................................................ 214 Stadssagen .............................................................................................................. 215
8
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
Etymologische sage ................................................................................................ 216 Natuursagen............................................................................................................ 218 Tidalick de kikker (AustraliĂŤ, Aboringinals) ......................................................... 219 De Japanse Yokai ................................................................................................... 219 6.5.4 Epos ........................................................................................................ 220 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis ................................................... 220 Soorten: het volksepos en het cultuurepos ............................................................. 221 Kenmerken ............................................................................................................. 224 Voorbeelden ........................................................................................................... 224 6.6 Volksepos ....................................................................................................... 226 Beowulf .................................................................................................................. 226 6.7 Dierenepos...................................................................................................... 230 Van den vos Reynaerde .......................................................................................... 230 6.7.1 Fabel........................................................................................................ 232 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis ................................................... 232 Kenmerken ............................................................................................................. 233 Voorbeelden ........................................................................................................... 233 Fabelen van Aesopus; overleveringen uit de middeleeuwen: ................................ 236 De leeuw en de muis .............................................................................................. 236 De vlieg en de kaalhoofdige man ........................................................................... 237 De vos en de raaf .................................................................................................... 237 De kikker die even groot als een os wilde zijn....................................................... 238 De wolf herder........................................................................................................ 239 De eekhoorn en de mier ......................................................................................... 240 6.7.2 Parabel .................................................................................................... 241 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis ................................................... 241 Kenmerken ............................................................................................................. 241 Voorbeelden ........................................................................................................... 242 Sanderijns parabel (uit het abel spel Lanseloet van Denemerken) ........................ 243 De parabel van de verloren zoon (uit de Bijbel) .................................................... 244 De Japanse steenhouwer ........................................................................................ 245 Als de haaien mensen waren .................................................................................. 246 De parabel van de drie ringen ................................................................................ 248 6.7.3 Zinnebeeld .............................................................................................. 249 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis ................................................... 249 6.7.4 Stripverhaal ............................................................................................. 252 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis .................................................... 252 Soorten ................................................................................................................... 255 Kenmerken van een goede strip ............................................................................. 256 Interesssante werken en websites ........................................................................... 257 6.7.5 Cursiefje .................................................................................................. 258 Definitie, oorsprong en geschiedenis, betekenis ................................................... 258 Kenmerken ............................................................................................................. 258 Geschiedenis .......................................................................................................... 258 Voorbeelden ........................................................................................................... 259 Het woord ............................................................................................................... 260 De 100-jarige .......................................................................................................... 261 Parkeren.................................................................................................................. 263
9
6.7.6 Column.................................................................................................... 265 Defintie ................................................................................................................... 265 Kenmerken ............................................................................................................. 265 Voorbeelden ........................................................................................................... 265 6.7.7 Novelle .................................................................................................... 266 Definitie, oorsprongen geschiedenis, betekenis .................................................... 266 Kenmerken ............................................................................................................. 266 Voorbeelden ........................................................................................................... 267 Het eindje touw ...................................................................................................... 269 6.7.8 Short story ............................................................................................... 274 Definitie en oorsprong............................................................................................ 274 Kenmerken ............................................................................................................. 274 Vertegenwoordigers ............................................................................................... 275 Voorbeelden van korte verhalen(bundels) ............................................................. 275 6.7.9 De roman: algemeen ............................................................................... 278 Definitie en ontstaansgeschiedenis ........................................................................ 278 Kenmerken ............................................................................................................. 278 Voorbeelden van andere genres en combinatiegenres ........................................... 280 6.7.9.1 Enkele romantypes .................................................................................. 281 Avonturenroman .................................................................................................... 281 Ridderroman ........................................................................................................... 281 Schelmenroman ...................................................................................................... 282 Herdersroman ......................................................................................................... 282 Zedenroman............................................................................................................ 283 Voorbeelden ........................................................................................................... 283 Tendensroman ........................................................................................................ 283 Voorbeelden ........................................................................................................... 284 Sleutelroman .......................................................................................................... 284 Voorbeelden ........................................................................................................... 284 Briefroman ............................................................................................................. 285 Briefwisselingsroman ............................................................................................. 285 Een tussenvorm ...................................................................................................... 285 Voorbeelden van briefromans: ............................................................................... 286 6.7.10 Biografie, autobiografie, vie romancée................................................... 286 Kenmerken ............................................................................................................. 286 Voorbeeld van biografieën: .................................................................................... 287 Voorbeelden van autobiografieën: ......................................................................... 287 Voorbeelden van autobiografische romans: ........................................................... 287 Voorbeelden van vies romancées: .......................................................................... 288 6.7.11 Memoires en dagboek ............................................................................. 288 Kenmerken ............................................................................................................. 288 6.7.12 Reisbeschrijving en reisverhaal .............................................................. 289 Voorbeelden van reisbeschrijvingen ...................................................................... 290 6.7.13 Het essay ................................................................................................. 290 Definitie en ontstaansgeschiedenis ........................................................................ 290 Kenmerken ............................................................................................................. 290 Geschiedenis en vertegenwoordigers ..................................................................... 291 Opdrachten / oefeningen ................................................................................ 291
10
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
Spelling ......................................................................................................................... 297 7 Leermaterialen spelling .......................................................................................... 298 Studieboek .............................................................................................................. 298 Naslagwerk ............................................................................................................. 298 Extra: werkwoordspelling ...................................................................................... 298 Zelfstudie................................................................................................................ 299 Belangrijkste bronnen ............................................................................................ 299 Spreuken en zegswijzen ................................................................................................ 301 8 Spreuken en zegswijzen ......................................................................................... 302 8.1 Kleren en lichaamsdelen ................................................................................ 302 8.2 Eten ................................................................................................................ 304 8.3 Bomen, fruit en groente.................................................................................. 306 8.4 Huis ................................................................................................................ 307 8.5 Dieren ............................................................................................................. 308 8.6 Tijd ................................................................................................................. 310 8.7 Overige ........................................................................................................... 310 8.8 Mythen en sagen uit de klassieke oudheid ..................................................... 312 Bibliografie ................................................................................................................... 313
11
1.1 Hieronder vind je de leerstof die gevraagd wordt op het examen van het eerste semester. Toch kunnen er altijd delen wegvallen of iets ex vallen onder de leerstof ook de notities die in de les gemaakt worden en de powerpoints. Op het eind van het semester wordt dit overzicht samen met de docent nog eens nagekeken. 1.1.1 Vakinhoud Taalstudie taalbeschouwing: zinsleer: het hele hoofdstuk uit Taalboek Nederlands en uit de syllabus Fonetiek: syllabus en hoofdstukken uit Nederlands, helder en correct: Uitspraak en Taalboek Nederlands het hoofdstuk Klankleer 1.3 en hoofdstuk 2 over neutralisatie en assimilatie volledig Taal in het onderwijs: a tot en met e Oefeningen bij Woordenboek voor correct taalgebruik, oefenboek: 1 10 Literatuur: de genres: theorie en toepassing en hoofdstuk uit Nederlandse literatuur van de middeleeuwen tot heden: hoofdstuk 1 Taalbeschouwing: de voorbeelden uit het hoofdstuk De geschiedenis van het Nederlands Spreuken en zegswijzen De oefeningen per hoofdstuk De werkwoordsoefeningen
Hoofdstuk 1 uit Nederlands in de onderbouw.
1.1.2 1 Beperkte analyse en bespreking van de gelezen boeken: fictie en non-fictie 2 De gevraagde artikelen over taal Opmerking: h
12
fer van de vakinhoud.
1.2 1.2.1 Bonset , H. e.a. (2015). Nederlands in de onderbouw - Een praktische didactiek. Bussum: Coutinho. Debrabandere, P. (2010). Taal in het onderwijs Van academicus tot zittenblijver. Leuven: Acco. Debrabandere, P. (2018). Nederlands, helder en correct. Leuven: Acco. De Geest, D. e.a.(2006). Nederlandse literatuur Averbode: Uitgeverij Averbode.
Van de middeleeuwen tot vandaag.
HouĂŤt, H. en Gorthuis, H. (2016). Prisma Basisgrammatica Nederlands. Amsterdam: Unieboek / Het Spectrum. Smedts, W. en Van Belle, W. (2011). Taalboek Nederlands. Kapellen: Pelckmans. Theissen, S. en Debrabandere, P. (2010). Woordenboek voor correct taalgebruik. Mechelen: Wolters Plantyn. Theissen, S. en Debrabandere, P. (2004). Woordenboek voor correct taalgebruik Oefenboek. Mechelen: Wolters Plantyn. Timmermans, B. (2013). Klink klaar. Uitspraak- en intonatiegids voor het Nederlands. Antwerpen: Standaard Uitgeverij - Algemeen Wie problemen heeft met de werkwoordspelling: Van der Westen, W. (2005). Welgespeld - Werkwoordspelling voor hoger onderwijs. Bussum: Coutinho en alle onlineoefeningen die verbonden zijn aan het Handboek Spelling. - 3 syllabi:
syllabus Nederlands 1 syllabus zinsleer syllabus bloemlezing van teksten bij de middeleeuwse literatuur
- groepsabonnement op Neerlandia 1.2.2 Alle praktische zaken voor het vak vind je in de studiefiche. Die vind je op Chamilo onder https://www.hogent.be/studiefiches/. 1.2.3 Overzicht van de belangrijkste doelstellingen die aan bod komen in het eerste jaar professionele bachelor in de initiĂŤle lerarenopleiding secundair onderwijs - groep 1 voor het vak Nederlands 2019-2020
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
- huislectuur: zie lijst in syllabus
13
_____________________________________________ Hoofdstuk 1: Inleiding tot de geschiedenis van het Nederlands
- De evolutie van het Nederlands vanaf de zestiende eeuw kunnen verwoorden. - De invloed van de geschiedenis op het huidige Nederlands kunnen beschrijven. - Begrippen als barbarismen, exogenismen, dialectismen, archaĂŻsmen, purismen, tussentaal en standaardtaal kunnen verklaren. - Voorbeelden bij die verschillende begrippen kunnen geven. - Een standpunt kunnen innemen tegenover dialect, tussentaal en Standaardnederlands Hoofdstuk 2: Klankleer
Stem: - Het verband tussen ademhaling, articulatie en stem kunnen uitleggen. - Kunnen uitleggen welke factoren bijdragen tot goed/slecht stemgebruik. - De drie ademtypes kunnen benoemen. - Kunnen uitleggen wat de goede houding is bij het spreken. Fonetiek: - De onderdelen van het menselijke spraakorgaan in grote lijnen kunnen beschrijven. - Kunnen beschrijven welke elementen een rol spelen bij het ontstaan van spraakklanken. - De indeling van de spraakklanken kunnen geven. - De criteria grondig kunnen beschrijven waarop consonanten ingedeeld worden. - De criteria grondig kunnen beschrijven waarop vocalen ingedeeld worden. - De assimilatieregels kunnen toepassen. - Bij assimilatie van stem / plaats kunnen verklaren in de woorden. - De fonetische tekens kunnen lezen. - De fonetische tekens kunnen schrijven. - De indeling van de spraakklanken in grote lijnen kunnen weergeven. - De uitspraak van een klank kunnen analyseren. - De verkeerde uitspraak van een klank kunnen analyseren. - Na analyse kunnen beschrijven hoe de uitspraak bijgestuurd moet worden. - De belangrijkste regels van het woordaccent kunnen toepassen. - De belangrijkste regels van het zinsaccent kunnen toepassen. - Woorden met een afwijkend accent juist kunnen uitspreken. Fonologie: - Het begrip eschrijven. - De juiste schrijfwijze van de fonemen kunnen weergeven. Uitspraak: - Reflecteren over hun uitspraak. - Zich oefenen in het correct en expressief spreken, vrij van dialectinvloeden. - Een correcte uitspraak van het Standaardnederlands beheersen. Hoofdstuk 3: Spelling
- De spellingregels en -afspraken correct kunnen toepassen. - Foutloos leren schrijven.
14
Hoofdstuk 4: Grammatica
- De voornaamste begrippen kunnen verklaren die voorkomen in de zinsleer. - Inzicht verwerven in de bouw van de Nederlandse zin. - De verschillende zinsdelen precies kunnen benoemen. - Eenvoudige en ingewikkelde zinnen kunnen bespreken en ontleden. - De voornaamste begrippen kunnen verklaren die voorkomen in de woordleer. - Inzicht verwerven in de woordleer van het Nederlands. - De verschillende woordsoorten precies kunnen benoemen. - De kenmerken kunnen geven van de verschillende genres. - De kenmerken kunnen geven van de verschillende epische subgenres. - Een tekst analyseren en a.d.h.v. de kenmerken kunnen bepalen tot welk (sub)genre hij behoort. - Kennismaken met een bepaalde periode uit de literatuur en de belangrijkste vertegenwoordigers ervan. - Kunnen bepalen wanneer een tekst poëzie genoemd wordt. - Gedichten kunnen analyseren. - Kunnen bepalen hoe een gedicht opgebouwd is. - Stijlfiguren kunnen benoemen. - Inzien welke beeldspraak de dichter hanteert. - Een overzicht kunnen geven van de belangrijkste literaire stromingen en hun vertegenwoordigers. - De kenmerken kunnen beschrijven van die stromingen. - Aan de hand van die kenmerken kunnen bepalen bij welke stroming een tekst aanleunt. - Door proza en poëzie te lezen zelf een esthetisch oordeel leren vormen. - Door proza en poëzie te lezen hun kennis van de Nederlandse literatuur verruimen. - Door de lectuur van non-fictie over het Nederlands leren nadenken over allerlei aspecten van taal en meer specifiek van hun moedertaal. - Door zelf teksten te schrijven zich oefenen in een grotere schrijfvaardigheid. - Door zelf teksten te schrijven zich oefenen in een kritische houding tegenover wat ze lezen. - Door samen in groepjes een werk over literatuur te maken selectief leren omgaan met bronnenmateriaal. - Door samen in groepjes een werk over literatuur te maken een teamgeest ontwikkelen. - De belangrijkste kwaliteiten van een leerkracht Nederlands kunnen herkennen en omschrijven. - De belangrijkste tendensen in het vak Nederlands kunnen opnoemen. - De nieuwe kerndoelen van het vak Nederlands kunnen weergeven. - Zich bewust zijn van de kenmerken in de nieuwe onderbouw. - De vier vaardigheden (lezen, luisteren, spreken en schrijven) en de deelstrategieën (de OVUR-strategie) toepassen bij de lesvoorbereidingen. - De beginsituatie van een klas kunnen achterhalen op basis van een observatie. - Een leerplan kunnen opzoeken.
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
Hoofdstuk 5: Literatuur
15
- Lesfasedoelstellingen kunnen formuleren op basis van een lesonderwerp, leerplan en beginsituatie. - Leerinhouden kunnen selecteren op basis van lesfasedoelstellingen. - Leerinhouden kunnen structureren en de hoofdzaak van de bijzaak kunnen onderscheiden. - De belangrijkste didactische werkvormen: doceren, onderwijsgesprek en een opdracht kunnen omschrijven. - De belangrijkste didactische werkvormen kunnen selecteren en uitwerken op basis van de lesfasedoelstellingen. - De didactische principes kunnen opsommen en concretiseren in bepaalde lessituaties. - Een lesvoorbereiding volgens omschreven regels kunnen opstellen. - Een lesvoorbereiding kunnen uitvoeren rekening houdend met de didactische principes en regels. - Een gerichte observatieopdracht kunnen uitvoeren. - De specifieke didactiek van het vak Nederlands kunnen toepassen in het secundair onderwijs. Leermaterialen: Zie studiefiche Studiekosten Geraamde totaalprijs: Zie studiefiche Onderwijsvormen: Zie studiefiche Evaluatievorm: Zie studiefiche 1.2.4 Overzicht van de belangrijkste basiscompetenties die aan bod komen in het eerste jaar professionele bachelor in de initiĂŤle lerarenopleiding secundair onderwijs - groep 1 voor het vak Nederlands Functioneel geheel 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Vaardigheid 1.1: De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de leergroep achterhalen 1.1.1 In overleg met teamleden of externen, zowel individuele kindkenmerken als kenmerken van de groep achterhalen die van invloed kunnen zijn op leren en onderwijzen. Vaardigheid 1.2: Doelstellingen kunnen kiezen en formuleren. 1.2.1 Kiest de doelstellingen op basis van de handleidingen. 1.2.6 Formuleert de doelstellingen concreet en operationeel. Vaardigheid 1.3: Leerinhouden kunnen selecteren 1.3.1 Kiest leerinhouden rekening houdend met de doelstellingen . Vaardigheid 1.4: Leerinhouden kunnen structureren en vertalen in opdrachten 1.4.1 Laat zich leiden door les/lessenreeksstructuur en voor het opstellen van opdrachten. 1.4.2 Stelt zelfstandig les op.
16
Vaardigheid 1.5: Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm kunnen kiezen. 1.5.1 Kiest de werkvorm en groeperingsvorm in functie van de doelstellingen. Vaardigheid 1.6: De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.6.1 Informatie over leermiddelen vinden, raadplegen en kritisch beoordelen, rekening houdend met de specifieke behoeften en kenmerken van de doelgroep. Vaardigheid 1.8: Observatie en evaluatie kunnen voorbereiden. 1.8.1 Kiest doelstellingvalide vragen, taken en opdrachten. Vaardigheid 1.11: De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands. 1.11.3 Vragen, opdrachten mondeling helder formuleren en herformuleren. 1.11.5 Een heldere uiteenzetting geven, met integratie van schriftelijke ondersteuning. Vaardigheid 3.1: Basiskennis ivm de eigen vakken kunnen beheersen en actualiseren. 3.1.1 Beheerst de basiskennis en - vaardigheden van de eigen vakken. Vaardigheid 3.2: De verworven basiskennis en vaardigheden in de didactische aanpak kunnen toepassen. 3.2.1: De verworven basiskennis en vaardigheden in de didactische aanpak kunnen toepassen. Functioneel geheel 4: De leraar als organisator Vaardigheid 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.3.1 Op correcte wijze een aantal adminstratieve taken uitvoeren die behoren tot zijn takenpakket.
Attitudes A2 Relationele gerichtheid - Gaat uit van een positieve ingesteldheid t.o.v. leerlingen. Werkt vanuit een basis van vertrouwen. - Houdt rekening met de leef- en ervaringswereld van de leerlingen. - Houdt zich aan de elementaire regels van de sociale omgangsvormen. A3 Kritische ingesteldheid - Is bereid het eigen didactisch handelen in vraag te stellen. - Tracht op een positieve manier om te gaan met opbouwende kritiek. A4 Leergierigheid - Houdt zich steeds voor initiatief te nemen voor het eigen vormingsproces. - Grijpt kansen aan om te leren. - Durft feedback en advies vragen aan colle A6 Zin voor samenwerking - Is bereid om in team aan een taak te werken. A7 Verantwoordelijkheidszin - Wil de verantwoordelijkheid dragen voor het eigen handelen. - Vertoont stiptheid, administratieve correctheid, veiligheidszin.
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
Functioneel geheel 7: De leraar als lid van een schoolteam Vaardigheid 7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam 7.5.1 Doelgericht verschillende soorten gesprekken voeren.
17
A10 Taalgebruik en communicatie Streeft ernaar zelf correcte mondelinge en schriftelijke communicatie te hanteren.
18
1.3 ! Alle opdrachten moeten geĂźpload worden op Chamilo tegen een vooraf vastgestelde datum. Is dat niet gebeurd, dan krijgt de student een nul voor dat werk. 1.3.1 Doelstellingen: De student kan zelfstandig de opdrachten uitwerken en onder andere daartoe de nodige bronnen kritisch raadplegen en vermelden. Leerinhoud: Opdrachten in verband met Nederlandse werken, zowel fictie als non-fictie. Werkvormen: Zelfstandig verwerken van het onderdeel, begeleid door de docent. Studiebegeleiding: Mogelijkheid tot vraagstelling en begeleiding. Gestuurde oefeningen, op papier en elektronisch. Raadgevingen bij de studie van het opleidingsonderdeel: De school verwacht van de student een regelmatige aanwezigheid en werkzaamheid. Hij levert de opdrachten altijd persoonlijk in bij de docent uiterlijk op het vermelde tijdstip. De docent ondertekent het formulier. Wanneer de student de data niet respecteert, zal het werk niet meer gecorrigeerd worden en krijgt hij bijgevolg een nul voor dat deel. Aantal opdrachten: 3 Zorg ervoor dat je elke opdracht persoonlijk aan mij afgeeft! De opdrachten moeten ook op Chamilo worden gepost.
Recensie van een roman (zie huislectuur) EĂŠn van de gekozen romans uit de lijst van de literaire canon van Nederland of de canon van Vlaanderen wordt grondig gerecenseerd. Tegen wanneer maak je je keuze? Het formulier waarop de keuze van het te bespreken boek staat, geef je af uiterlijk de eerste lesdag van week 2. Ik zal de recensie alleen aanvaarden als het formulier werd ondertekend. Wanneer geef je je recensie af? Uiterlijk de eerste lesdag van week 5 lever je je recensie in (persoonlijk aan de docent afgeven en op Chamilo zetten).
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
Opdracht 1
19
Je recensie bevat ook een lijst van geraadpleegde bronnen. Opdracht 2 Lees zes (6) van de twaalf (12) verplicht te lezen romans. Elk leesverslag (ongeveer 500 woorden, niet minder!) bevat een persoonlijke appreciatie van het gelezen werk. In de bijlage van de syllabus vinden jullie een paar voorbeelden. Je leest en bespreekt ook een non-fictiewerk uit de lijst met non-fictiewerken. Lever de leesverslagen uiterlijk in in een bestekmapje de eerste lesdag van week 11. Zorg voor een index op de eerste bladzijde van je portfolio. Opdracht 3 Lees vijf (5) artikelen die verband houden met het Nederlands in het algemeen, de geschiedenis van het Nederlands of de Nederlanden, de Nederlandse literatuur of taalkunde. De artikelen moeten uit een taal- of literatuurtijdschrift komen (dus geen krantenartikelen, geen websites). Tijdschriften vind je in het leercentrum. Welke tijdschriften, vind je in de opdrachtenfiches. Lees de artikelen grondig en becommentarieer ze op het mondelinge examen. Verzamel ze in een apart portfolio met vooraan een index van de artikelen en lever dat in uiterlijk op de eerste lesdag van week 8. Overzicht van de data waarop alles ingeleverd en geĂźpload moet worden: zie Chamilo overzicht Sem 1
Opdracht
Opgavedatum
Inleverdatum, deadline
Oktober
1. keuzeformulier invullen
25/09/2019
Eerste lesdag van week 2
2. recensie roman
November
3. toets Basisgrammatica Nederlands 4. portfolio met artikelen in bestekmapje met je naam erop
December Tweewekelij ks
20
5. portfolio met gerecenseerde boeken in bestekmapje Dictee over een hoofdstuk spelling
25/09/2019
Eerste lesdag van week 5
25/09/2019
Week 7
25/09/2019
Eerste lesdag van week 8
25/09/2019
Eerste lesdag van week 11
2/10/2019
Alle twee weken
Evaluatie% tov totaal
Alle werken samen 5 procent van het totaal Alle werken samen 5 procent van het totaal Toets is vrijblijvend, maar wel richtinggevend Alle werken samen 5 procent van het totaal
Alle werken samen 5 procent van het totaal Ter ondersteuning bij de zelfstudie
Naam student ....................................................................................... ____________________________________________________________________ Opdracht 1
Voorstel van een recensie van een Nederlandstalige roman
titel en auteur: (3 titels opgeven waaruit dan ĂŠĂŠn werk door de docent wordt geselecteerd) datum: ______________________________________________________________________ opdracht ingeleverd op: handtekening docent:
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
______________________________________________________________________
21
1.3.2 1 Totaal te lezen boeken: 14 Totaal te lezen romans over het hele jaar: 12, non-fictieboeken: 2 In het eerste semester lezen jullie zes (6) romans. 2 Jullie lezen van eenzelfde auteur slechts ĂŠĂŠn boek. Jullie lezen in het eerste jaar geen jeugdboek. Jullie mogen wel in elk semester telkens een (1) recent Nederlandstalig werk kiezen (maximaal drie jaar oud). 3 Jullie schrijven een recensie van een roman uit lijst 1. (overleg met de docent voor het afgeven van de grondige analyse) (zie zelfstandig werk). 4 Jullie bespreken de andere gelezen werken en jullie geven ook een gefundeerde persoonlijke appreciatie. In de bijlage vinden jullie een paar voorbeelden van boekbesprekingen van studenten. 5 Jullie lezen naast de twaalf (12) romans elk semester ook een non-fictieboek uit de bijgevoegde lijst. eenvoudiger en kunnen daarom het beste in het eerste semester gelezen worden. Je leest 1 non-fictieboek in het eerste semester, een ander in het tweede semester. Dat brengt het totaal te lezen boeken op 14. 6 In elk semester lezen jullie vijf (5) artikelen die verband houden met het Nederlands in het algemeen, de geschiedenis van het Nederlands of de Nederlanden, de Nederlandse literatuur of taalkunde. De artikelen moeten uit een taal- of literatuurtijdschrift komen (dus geen krantenartikelen, geen websites). Lees de artikelen grondig en becommentarieer ze op het mondelinge examen. Verzamel ze in een apart portfolio met vooraan een index van de artikelen en lever dat in. Jullie vinden de vaktijdschriften in het leercentrum alfabetisch gerangschikt. Krantenartikelen tellen niet mee. Ook prints van een website tellen niet mee. Totaal aantal te lezen artikelen per jaar: 10 Hieronder vinden jullie de tijdschriften Nederlands en didactiek Nederlands die in het leercentrum aanwezig zijn (alfabetisch). Jullie lezen in sem 1 artikelen uit de vetgedrukte tijdschriften. Didactief, Fons, Jeugdliteratuur in de praktijk, Leesgoed, (Leeswelp, Leeswolf), Les, Levende Talen Magazine, Levende Talen Tijdschrift, Lezen, Neerlandia, Ons Erfdeel, Onze Taal, Meer taal, PoĂŤziekrant, Tijdschrift Taal. 7 Op het mondelinge examen kunnen jullie vragen krijgen over de boeken, de auteurs en de artikelen. Jullie brengen jullie portfolio mee naar het examen.
22
Lijst 1: literatuur in het Nederlands Uit deze twee lijsten (een Nederlandse en een Vlaamse), die je kunt terugvinden op de websites voor Vlaanderen http://literairecanon.be/werken en voor Nederland http://www.dbnl.org/letterkunde/enquete/enquete_dbnlmnl_21062002.php kan naar willekeur gekozen worden. Van elk auteur lees je maar één werk. Je leest ook maximaal één dichtbundel. Het verdient aanbeveling werken uit verschillende periodes en stromingen te kiezen (bv. niet vier middeleeuwse werken).
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48.
Multatuli Joost van den Vondel W.F. Hermans Van den vos Reynaerde (13de eeuw) Louis Couperus Gerard Reve P.C. Hooft Willem Elsschot G.A. Bredero Martinus Nijhoff Herman Gorter Harry Mulisch Nicolaas Beets (Hildebrand) Nescio Simon Vestdijk (55) Beatrijs (midden 13de eeuw) (47) Hugo Claus F. Bordewijk Betje Wolff & Aagje Deken Karel ende Elegast (einde 12de eeuw) Constantijn Huygens Gerrit Achterberg Louis Paul Boon Hadewijch Guido Gezelle Hella Haasse J.J. Slauerhoff Mariken van Nieumeghen (begin 16de eeuw) Frederik van Eeden Paul van Ostaijen J.C. Bloem Ida Gerhardt [auteur van] Elckerlijc (15de eeuw) J.H. Leopold Jan Wolkers E. du Perron Lucebert Fr.Haverschmidt (Piet Paaltjens) Theo Thijssen Marcellus Emants Willem Kloos Maria Vasalis [auteur van] Het Wilhelmus (ca. 1572) Herman Heijermans Willem Bilderdijk Carry van Bruggen Annie M.G. Schmidt Desiderius Erasmus
49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94.
[auteur van] Abele spelen (ca. 1400) Menno ter Braak Jacob Cats Jacob van Lennep Cd. Busken Huet H. Marsman J.J. Voskuil Jacob van Maerlant Arthur van Schendel Maurice Gilliams Anna Blaman Gerrit Kouwenaar Penninc & Pieter Vostaert, Roman van Walewein (begin 13de eeuw) (ca. 1350) Lodewijk van Deyssel Johan Huizinga Heinric van Veldeken Pieter Langendijk Remco Campert F. Springer A.F.Th. van der Heijden Justus van Effen Hieronymus van Alphen Stijn Streuvels Ina Boudier-Bakker Karel van de Woestijne Gerard Walschap A. Alberts Simon Carmiggelt Marga Minco Anne Frank Cees Nooteboom Tessa de Loo Frans Kellendonk Arnon Grunberg (Marek van der Jagt) Jan van Ruusbroec Ulenspieghel (ca. 1519) Anna Bijns Adriaen Valerius [vertalers van de] Statenbijbel (1637) Jacob Campo Weyerman Belle van Zuylen Hendrik Tollens De Schoolmeester (G. van de Linde) P.A. Daum Jacques Perk
Hoofdstuk 2 | Taalgeschiedenis en politiek
De Nederlandse literaire canon in honderd (en enige) auteurs De Nederlandse klassieke literaire auteurs volgens leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (108 auteurs 3 of meer keren genoemd)
23
95. 96. 97. 98. 99. 100. 101.
Henriette Roland Holst-van der Schalk. P.C. Boutens J. van Oudshoorn Herman Teirlinck A. Roland Holst Maria Dermoût Marnix Gijsen
102. 103. 104. 105. 106. 107. 108.
Belcampo Godfried Bomans Hans Faverey Jan Cremer Jeroen Brouwers Maarten 't Hart Thomas Rosenboom
De canon zoals die is opgesteld door de KANTL en het VFL kan ik niet afdrukken. Lijst 2 Non-fictieboeken: eerste boeken Keuze voor het eerste semester van het eerste jaar - Bennis, H., Cornips, L. en Van Oostendorp, M. (2004). Verandering en verloedering Normen en waarden in het Nederlands. Amsterdam: University Press Salomé - Claes, J. (2008). Romeinse sagen en legenden, schatkamer van kunst en taal. Leuven: Davidsfonds - Cornelissen, P. (2009). Taal is zeg maar echt mijn ding. Amsterdam, Antwerpen: Uitgeverij Contact - Craps, G. en Smedts, W. (1996). Taalquizboek. Leuven: Davidsfonds/Clauwaert - Daniëls, W. (2005). Spraakmakend Nederlands. Rekkem: Ons Erfdeel - Den Boon, T. (2001). Woorden en hun betekenis. Den Haag: Sdu Uitgevers - Door rood en spook gereden De grappigste taalkronkels uit de media. Verzameld door het Genootschap Onze Taal, (2004). Den Haag: Sdu Uitgevers - Dorren, G. (2012). Taaltoerisme, Feiten en verhalen over 53 Europese talen. Schiedam: Uitgeverij Scriptum - Kuitenbrouwer, J. (2002). Totaal Hedenlands - Twintig jaar taaltrends. Antwerpen: L.J. Veen - Reinsma, R. (1998). Gezegden. Genootschap Onze Taal, Antwerpen: Standaard Uitgeverij - Sanders, E. (2002). Taaltumult! De mooiste observaties, hartenkreten en boze brieven uit Onze Taal. Amsterdam: Athenaeum Polak & Van Gennep - Stroop, J. (1998). Poldernederlands Waardoor het ABN verdwijnt. Amsterdam, Bert Bakker - Top, S. (2008). Op verhaal komen, moderne sagen en geruchten. Leuven:Davidsfonds - Van der Horst, J. (1995). Het gezegde & Co. Beschouwingen over taal en zo. Den Haag: Sdu Uitgevers - Van Oostendorp, M. (2002). Steenkolenengels Een pleidooi voor normvervaging. Antwerpen: L.J. Veen - Van den Bergh, G. e.a. (1996). Over de toekomst van het Nederlands. Leuven: Davidsfonds/Clauwaert - Van Leeuwen, J. (2005). Waarom een buitenboordmotor eenzaam is, alles wat u als kind al wou vragen over het Nederlands, maar nu met antwoorden. Rekkem: Stichting Ons Erfdeel -Waszink, V. (2013). Woord! De taal van nederhop. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds
24