De optie Plastische Opvoeding laat je kennismaken met alle deelfacetten van het beeldend werken. In het eerste jaar krijg je volgende onderdelen: - 2D: vlak werken kunsttekenen focus op waarnemingstekenen (zie bijlage) decoratie decoratief en manueel grafisch ontwerpen schilderen plakkaatverf en initiatie olieverf - 3D: ruimtelijk werken constructief werken met papier modelleren werken met klei - MediArt digitaal beeldend - Didactisch atelier: beelddidactiek - vakdidactiek Hierbij bieden we een kunststudio aan een driedaagse/vierdaagse waar we de focus elk jaar op een ander muzisch domein plaatsen. Komend academiejaar zal dit DRAMA zijn. Doel: verruiming eigen cultureel kader.
KUNSTTEKENEN 1 INLEIDING Dit is zowat de basis voor de toekomstige tekenleraar. Zoals we van een leraar wiskunde mogen verwachten dat hij wiskunde kent, een leraar geschiedenis geschiedenis, zo mogen we toch wel stellen dat de tekenleraar kan tekenen. De andere vakken (deel olods) in de opleiding PO zijn daarom niet minder belangrijk, elk van hen draagt zijn steentje bij in de opleiding. Het zijn essentiële onderdelen, zoals je bij de leraar wiskunde klassieke en moderne, algebra, rekenkunde, meetkunde, driehoeksmeting... hebt Meer nog, de andere onderdelen versterken het gevoel voor tekenen. De kleur en de textuur van het schilderen, het ruimtegevoel van handenarbeid en boetseren, de hantering van decoratie... alles draagt er toe bij het tekenen ruimer te zien, meer gevoel te krijgen. De cursus "KUNSTTEKENEN" omvat: kennis en hanteren van tekengereedschap: tekenmateriaal en dragers waarnemingstekenen documentair tekenen bordtekenen didactisch tekenen 2 MATERIAAL en MATERIEEL MATERIaaL: datgene wat VERBRUIKT wordt (plakkaatverf, lijm, potlood...) MATERIeeL: datgene wat GEBRUIKT wordt (penseel, schaar, mes...)(GEReeDSCHAP) Potlood en papier zijn de basisdingen, maar er bestaan daar heel wat soorten van. Voor de geschiedenis van het potlood, klik hier Hierover vind je ook informatie in het deel: cursus didactisch atelier, potlood" 2.1 BONDIG OVERZICHT VAN ENKELE TEKENMATERIALEN 2.2.1 POTLODEN De stift van een potlood is een menging van grafiet en klei. Door verhoudingen en baktijd te variëren ontstaan verschillende gradaties. We kennen twee verschillende systemen: het Contésysteem (cijfers 0, 1, 2,...) en het Brookmansysteem (letters H, B,...) Hard: veel klei/weinig grafiet, lichte grijze lijn. Middenreeks: universeel potlood = 2 of HB Zacht: weinig klei/veel grafiet, donkere lijn
Het zachte potlood (B-reeks) geeft een brede, zwarte lijn. Hoe hoger het nummer, hoe zachter, hoe zwarter. Het harde potlood (H-reeks) geeft een scherpe, grijze lijn. Hoe hoger het nummer, hoe harder, hoe lichter.
2.2.2 HOUTSKOOL
komt. Houtskool is te verkrijgen als hard, medium of zacht en in verschillende diktes. Het is een tekenmateriaal dat het vooral op grote oppervlakken heel goed doet. Houtskool moet altijd gefixeerd worden. Is makkelijk te verwijderen met een brood- of kneedgom. 2.2.3 SIBERISCH KRIJT Tot poeder gemalen houtskool wordt vermengd met een bindmiddel, waaruit dan de staafjes worden geperst. Siberisch krijt is daardoor minder breekbaar dan de gewone houtskool maar heeft het nadeel dat het zich niet makkelijk laat wegvegen. 2.2.4 CONTEPOTLOOD Ook dit is geperste houtskool, gevat in een houten omhulsel, zoals de gewone grafietpotloden. Men kan er dus fijner mee werken, maar het omhulsel belet om bredere vlakken op te zetten. Bestaat in de nummering extra zacht (6B of 3), zacht (4B of 2), middel (2B of 1) en in hard (HB of 0) ContĂŠpotlood = charchoal = houtskoolpotlood 2.2.5 KLEURPOTLODEN Er bestaan een drietal soorten potloden: - potloden met dikke, relatief zachte stift (groot aantal kleuren, sommige merken tot 62) - potloden met dunne, niet brokkelige stift (minder aantal kleuren, voor zeer gedetailleerd werk) - aquarelkleurpotloden (met water oplosbaar, waardoor een aquareleffect ontstaat) Verschillende pigmentsoorten worden met een bindmiddel tot de kleurstiften verwerkt. 2.2.6 OOST-INDISCHE INKT - TEKENPENNEN Oost-Indische inkt is een menging van roet, lijmwater en sesamolie, de inkt droogt watervast op en is hard en enigszins glanzend. Pennen: tekenpen of profileerpen, veren, rietpen, bamboepen. Bij het "penseeltekenen" lossen we de inkt beter op in een weinig water (lavis) 2.2.7 BISTER - RIETPEN Bister is verkrijgbaar in korrelvorm en wordt opgelost in water. Er bestaan zowel rode als bruine bisters. Bister is een afkooksel van notenschelpen Bisters zijn zeer mooi verwerkbaar met rietpennen, bamboepennen en in combinatie met penselen. 2.2.8 PASTELS Pastels zijn krijtachtige staafjes bestaande uit licht gebonden pigmenten. Ze zijn vrij droog en bevatten geen spoortje was of vet. Ze overbruggen de kloof tussen tekenen en schilderen. Ze worden gehanteerd als een potlood en verwerkt als bij een tekening, maar het effect en de behandeling hebben meer gemeen met schilderen. Moeten altijd gefixeerd worden. Soms worden schrijfmaterialen gebruikt als tekenmaterialen zoals een vulpen, ballpoint, potloodstift in Verder kennen we de tekenmaterialen zoals houtskool, tekenkrijt, pastel, oliekrijt, waskrijt, bordkrijt, En dan zijn er nog de natuurlijke materialen die we gebruiken om te tekenen: de ganzenveer, bamboe,... Er bestaan tal van mogelijkheden en combinaties van verschillende tekenmaterialen.
2.2 DRAGERS: PAPIER Het oppervlak van het papier, de kwaliteit en de textuur zijn factoren die bepalend zijn voor de algehele aanblik van een tekening. Het hangt van de textuur van het papier af hoe het grafiet of de houtskool wordt afgeschaafd wanneer het over het papier wordt gehaald. Bij sterke vergroting lijkt het papier op een mat bestaande uit ineengevlochten vezels. Het zijn die vezels die het medium op zijn plaats houden, met behulp van kleine hoeveelheden was in het grafiet. Behalve de textuur zijn ook de volgende eigenschappen van papier van belang voor de kunstenaar: de duurzaamheid, de hardheid van het oppervlak en de kleur. Papier gemaakt van lompen in plaats van houtpulp heeft de beste kwaliteit en is het duurzaamst. De hardheid van het oppervlak is bepalend voor de mate van gommen waartegen het papier bestand is voordat het ruwer begint te worden; de hardheid kunt u voelen wanneer u met uw vingertoppen over het papier strijkt. Over het algemeen is hard papier makkelijker om op te werken dan zacht papier, maar probeer zelf een paar soorten uit om te zien wat voor resultaten ze geven. Enkele voorbeelden: Bristol board (enkel voor fijne pentekeningen), aquarelpapier (gladdere soorten zijn ook zeer goed tekenpapier), Ingres (vooral voor pasteltekeningen), gewoon tekenpapier in verschillende
Grondstof: houthoudend, beter houthoudend, licht houthoudend, houtvrij, lompenpapier (hoge kwaliteit) Bewerking: machinaal gerokken handgeschept Oppervlaktebehandelingen - nabewerking: niet gesatineerd: tamelijk ruw oppervlak machineglad: gekalandeerd (vb. krantenpapier) gesatineerd: hogere glans en gesloten oppervlak eenzijdig glad: 1 zijde is glad gemaakt op de glanscilinder gegaufreerd: reliëfstructuur (beide zijden) gegreind of gegornd: structuurbehandeling aan 1 zijde Papier wordt uitgedrukt in g/m²: vb. papier 80g = 80 g/m² = typepapier 250 g = 250 g/m² = courant gebruikt tekenpapier Boven de 600 g/m² spreken we van karton. Formaten: meest gebruikt systeem is de DIN A (Duitse industrienormen A) A0 = 841x1189mm = ongeveer 1m² (1,0475m²) (grootste maat halveren: 1189:2=594; kleinste maat behouden 841 = 841) A1 = 594x841mm A2 = 420x594mm A3 = 297x420mm A4 = 210x297mm A10 = 26x37mm Andere formaten: Steinbach 110x73 cm en 55x73cm Schoellershammer 102x73 cm en 51x73 cm