Nieuwsbrief sectie Revalidatie juni 2013

Page 1

Sectie Revalidatie

Thema

Hart- en longrevalidatie Nieuwsbrief

Jaargang 27 | nummer 66 | juni 2013


In dit nummer

Van de redactie

2

Van de redactie

3

Van het bestuur Thema: Hart- en longrevalidatie

In deze nieuwsbrief allereerst aandacht voor het laatste voorwoord van onze voorzitter Peter Smits en een oproep aan vitale leden om, niet letterlijk, hart- en longen beschikbaar te stellen aan de sectie.

5 2 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

13 De Opleideling 14 Achteraf

Natuurlijk ook even een Bedankt! voor Peter die de afgelopen jaren als bestuurslid en voorzitter van de sectie Revalidatie met zijn kennis en scherpte een frisse impuls gegeven aan de sectie en verschillende “dossiers” binnen het NIP. Voor de inhoud van deze nieuwsbrief, harten longrevalidatie, hebben we gelukkig weer enkele collega’s enthousiast kunnen krijgen om ons te informeren over de huidige stand van zaken en ontwikkelingen binnen hun werkveld. De schrijvers van de “hartinhoud” van deze nieuwsbrief zijn V.Janssen en S.Bulens. V.Janssen vertegenwoordigt de Landelijke Werkgroep Cardiopsychologen (LWCP) en geeft een stand van zaken van de cardiorevalidatie. Via de NIP website is meer informatie te vinden over de LWCP en waar deze groep van 30 psychologen zich hard

voor maakt. S.Bulens beschrijft haar onderzoek naar het effect van de training “Voluit Leven” bij hartpatiënten in het RöpckeZweers Ziekenhuis. De longinhoud wordt verzorgd door I.Douwes uit Heideheuvel en F.Cleutjens (en collega’s) van CIRO+, het expertisecentrum voor chronisch orgaanfalen. Zij geven ieder een beeld van de longrevalidant, multidisciplinaire longrevalidatie en bijkomende problematiek. Tenslotte de vaste rubrieken de opleideling van L.Duyverman en de achterkant van N. Farenhorst met een andere kijk op organen. We zijn benieuwd naar jullie reacties. Inge Verhoeven

Colofon | Redactie | Daniëlle Huijsmans, daniellehuijsmans@visio.org | Harry Horsman, harryhorsman@hotmail.com | Maike van Dartel, maikevandartel@gmail.com | Thomas Jansen, th.jansen@maartenskliniek.nl | Eindredactie | Hannie van Beers, h.vanbeers@mariendael.nl | Inge Verhoeven, inge.verhoeven@ziggo.nl | Kopij | Kopij dient aangeleverd te worden per e-mail, opmaak Word. De redactie behoudt zich het recht voor kopij te weigeren of in te korten. De redactie noch de sectie is verantwoordelijk voor de inhoud van door derden aangeleverde kopij. De deadline voor de volgende nieuwsbrief is 15 september 2013. | Ontwerp | Link Design, Amsterdam | Productiebegeleiding | NIP, Utrecht


Van het Bestuur Deze nieuwsbrief is gewijd aan de longen en het hart, nogal vitale organen. We houden ons in de revalidatie sowieso nogal eens bezig met vitale lichaams(onder)delen, maar hoe vitaal zijn we zelf?

Regelmatig, als ik vertel dat ik me actief inzet voor en binnen het NIP, krijg ik te horen; ‘Wat doet het NIP eigenlijk voor ons/mij?’ of nog erger; ‘Ik heb mijn lidmaatschap opgezegd, want je krijgt er niets voor (terug)’. Hoewel ik van mening ben dat we, als actieve NIP-leden, ook altijd hand in eigen boezem (hart) dienen te steken, stoort het me ook wel. Dan denk ik bijvoorbeeld: kijk eens wat verder dan je eigen neus lang is! Als iedereen zich actief zou inzetten voor het NIP of een sectie dan zouden we een zeer vitale beroepsvereniging krijgen. Het NIP dat zijn WIJ, namelijk! Van nabij merk ik in ieder geval dat het NIP buitengewoon zinvol werk doet op het gebied van belangenbehartiging. Dat dit niet altijd direct tot het gewenste resultaat leidt, hoort er helaas ook bij.

Ons bestuur en alle vrijwilligers eromheen in de werkgroepen maken dat de sectie Revalidatie in ieder geval best vitaal (en gezellig) is. Ik verwacht dat dit ook blijft, we krijgen nog steeds nieuwe actieve leden die wat willen doen, voor onze sectie, voor het NIP, voor jullie! Helaas, en met pijn in mijn hart, ga ik de sectie na bijna 5 jaar verlaten. Het was de laatste tijd door drukte in mijn leven iets te vaak happen naar adem, ik wil zelf toch ook wel vitaal blijven. Helaas is er nog geen opvolger. Dus bij deze een uitnodiging aan een ambitieus lid die ons vak vanuit het NIP levendig willen uitdragen, iemand met een groot hart voor revalidatiepsychologie en een stevige longinhoud! Veel leesplezier! Peter Smits, Klinisch Psycholoog (Sint Maartenskliniek, Nijmegen), Voorzitter sectie Revalidatie p.smitsp@maartenskliniek.nl Noot van de redactie; voor meer informatie over de dossiers op het gebied van de herindeling van de GGz, de Jeugdzorg en belangenbehartiging voor het hoofdbehandelaarschap van de KNP-er kunt u terecht op de site van het NIP www.psynip.nl.

3 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Als voorzitter van de NIP-sectie Revalidatie moet ik mezelf, samen met de andere bestuursleden, regelmatig deze vraag stellen. Zonder overdrijven kan ik stellen dat we best vitaal zijn als kleine sectie. We organiseren regelmatig activiteiten voor onze leden zoals de voorjaarsconferentie en de twee mini-symposia. Ook door middel van deze nieuwsbrief geven we regelmatig een teken van leven. Meer achter de schermen werken we met andere secties samen op inhoudelijk gebied bijvoorbeeld in de werkgroep Neuropsychotherapie (met de sectie Neuro) en geven we (met de PAZ) binnen het NIP onderdak aan een Landelijke Werkgroep Cardiopsychologie. Verder hebben we nogal eens een lange adem (longen) op een aantal bestuurlijke dossiers met betrekking tot opleidingen en psychologen zonder BIG-registratie.

En ja, soms kan het echt beter. Maar niets doen is helemaal geen optie, denk maar eens aan actuele dossiers op het gebied van de herindeling van de GGz, de Jeugdzorg en belangenbehartiging voor het hoofdbehandelaarschap van de KNP-er.


Van het Bestuur

4 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Bestuurswerkgroep Onderzoek Nu ik dit schrijf is het nog minder dan een week te gaan tot het volgende mini-symposium. Het gaat over oncologische revalidatie en is met ongeveer 80 belangstellenden uit meerdere gebieden van de psychologie volledig volgeboekt. Als werkgroep zijn we heel blij met deze grote belangstelling, die aangeeft dat dit onderwerp een schot in de roos is geweest. Dit najaar zullen we weer een mini-symposium organiseren, het onderwerp is nog niet vastgesteld. Suggesties daarvoor zijn van harte welkom. Ook zouden we graag nog een nieuw lid van onze Werkgroep Onderzoek verwelkomen, met name om ons netwerk en kennis

van interessante onderwerpen en sprekers nog wat te vergroten. We vergaderen ongeveer 2-3 keer per jaar in Utrecht en 2-3 keer telefonisch. Het NIP-bureau neemt ons inmiddels veel van de praktische organisatie uit handen en daardoor is de belasting van het praktischorganisatorische relatief laag. Mensen die belangstelling hebben voor deelname aan de Werkgroep kunnen met mij contact opnemen. 
 Marcel Post, voorzitter bestuurswerkgroep Onderzoek, m.post@dehoogstraat.nl


Thema

Hart- en longrevalidatie

5

Hartrevalidatie

Psychologische gevolgen Het doormaken van een cardiaal incident is voor veel mensen een ingrijpende gebeurtenis die aanpassingen vraagt op zowel fysiek als mentaal vlak. Deze aanpassingen gaan vaak gepaard met milde psychologische klachten; bij driekwart van de hartpatiënten is het emotioneel evenwicht tijdelijk verstoord en volgt natuurlijk herstel gedurende de daarop volgende maanden. Een deel van de patiënten heeft echter last van serieuzere psychosociale problematiek. Symptomen van angst en depressie worden door ongeveer de helft van de patiënten gerapporteerd, variërend in intensiteit van sub­ klinische niveaus tot daadwerkelijke angst en depressieve stoornissen. Onderzoek laat zien dat mensen niet alleen in de herstelfase, van diagnose tot ongeveer een half jaar later, last hebben van angstof depressieve klachten, maar ook in de daaropvolgende chronische fase. De nieuwe Multidisciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie (2011) adviseert dan ook regelmatige screening opdat deze problemen tijdig gesignaleerd worden en er een passend behandeltraject ingezet kan worden.

Hartrevalidatie en psychologische klachten In de hartrevalidatie werken onder anderen cardiologen, fysio­ therapeuten, diëtisten en psychologen samen met de patiënt aan zowel fysiek als mentaal herstel en secundaire preventie. Verreweg de meeste patiënten komen na het (recent) doormaken van een cardiaal incident in aanmerking voor hartrevalidatie. Nationaal en internationaal onderzoek wijst uit dat hartrevalidatie gunstige effecten heeft op leefgewoonten, risicofactoren en kwaliteit van leven, en leidt tot circa 30% minder sterfgevallen door hartproblemen. Binnen de hartrevalidatie bestaan verschillende mogelijkheden voor de behandeling van psychologische klachten.

Groepsinterventies Groepsinterventies richten zich veelal op psycho-educatie, stress­ management, cognitieve gedragstherapie of leefstijlverandering. De PEP-module, veelgebruikt binnen de hartrevalidatie, combineert bovenstaande elementen. Neem Casper, 42 jaar en eigenaar van een reclamebureau. Casper heeft een hartinfarct doorgemaakt en een PCI (Percutane Coronaire Angioplastiek, ook wel dotteren) ondergaan met stentplaatsing. Hij ziet zijn hartaandoening als een waarschuwing dat hij zijn ‘snelle’ manier van leven, waarbij spanning (adrenalinekick) en overspanning elkaar afwisselen, moet veranderen wil hij nog langer kunnen genieten van de mooie dingen in zijn leven. Hij neemt deel aan de PEP-module en leert in een aantal groepsbijeenkomsten zijn stresshantering te verbeteren, prettige spanning en ‘overspanning’ te herkennen en hoe hier beter mee om te gaan. Een ander voorbeeld is Hans, 66 jaar en net gepensioneerd,

Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

In Nederland overlijden gemiddeld 58 vrouwen en 52 mannen per dag aan de gevolgen van hart- en vaatziekten. Dankzij ontwikkelingen in preventie en behandeling zijn de overlevingskansen van patiënten over de jaren echter fors toegenomen. Dit betekent dat een toenemend aantal mensen leeft met een hartaandoening als chronische ziekte.


Thema Hart- en longrevalidatie

6

die op zijn eerste after-pensioenvakantie een hartinfarct krijgt en een week in een buitenlands ziekenhuis moet verblijven. Bij terugkomst blijft hij heel angstig en lijken het hartincident en de consequenties daarvan zijn daginvulling te worden. Ook hij start met deelname aan de PEP-module waarbij het verminderen van de angst zijn belangrijkste doel is, en er wordt ingezet op het normaliserende karakter van lotgenotencontact.

Individuele interventies

Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Individuele behandeltrajecten binnen de hartrevalidatie zijn meestal kortdurend en gebaseerd op cognitieve gedragstherapie, probleemoplossende therapie, interpersoonlijke therapie of counseling. Johanna, 52 jaar en werkzaam op de salarisadministratie van een middelgroot bedrijf, kreeg zonder klachten vooraf ineens een hart­ infarct. Vrij snel daarna ontwikkelde zij een paniekstoornis. Zij was bang aan een hartstilstand te overlijden, net als haar vader tien jaar daarvoor. Omdat het overlijden van vader in aanwezigheid van Johanna voor haar erg traumatisch was geweest, hebben een aantal sessies EMDR plaatsgevonden. Hierdoor nam de paniek enigszins af, waarna met succes nog een kortdurende cognitieve gedrags­ therapie volgde onder andere gericht op het herstructureren van haar catastrofale gedachtes. Zowel groepsinterventies als individuele behandeltrajecten worden vrijwel altijd gecombineerd met een bewegingsprogramma (de FIT-module) en kunnen ondersteund worden door een ontspannings­programma, een leefstijlprogramma

of een werkhervattings­programma. Nieuwe ontwikkelingen naar aanleiding van de Multi­disciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie (2011) bestaan uit meer aandacht voor screening en nazorg. Zo is er een ‘nazorg PEP module’ ontwikkeld door de Nederlandse Hartstichting en de Universiteit Leiden, gericht op omgaan met angst en depressieve klachten en behoud van leefstijl­verandering in de chronische fase. Ook wordt er momenteel veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit van e-health programma’s zoals bijvoorbeeld revalidatie op afstand met behulp van telemonitoring. Drs. V.R. Janssen, GZ psycholoog, onderzoeker, Universiteit Leiden Landelijke Werkgroep CardioPsychologie (LWCP) vjanssen@fsw.leidenuniv.nl Meer informatie over de Landelijke Werkgroep CardioPsychologie (LWCP) is te vinden op: www.psynip.nl/ledennet-home/sectoren-en-secties/sectorgezondheidszorg/secties/sectie-algemene-ziekenhuizen-paz/ commissies-en-werkgroepen/landelijke-werkgroepcardiopsychologie-lwcp_.html

Literatuur • NHS/NVVC, projectgroep PAAHR. Multidisciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie. Utrecht, Drukkerij Pascal: 2011.

Voluit Leven na een hartaandoening Als onderdeel van een hartnazorg revalidatieprogramma biedt ons ziekenhuis (Hardenberg) zogenaamde “PEP-modules” aan. Deze modules worden groepsgewijs door het medisch maatschappelijk werk en de psycholoog verzorgd. De modules zijn oorspronkelijk gebaseerd op een programma van de Hart­ stichting. De drie thema’s binnen het oorspronkelijke programma zijn “voeding”, “stressmanagement” en “stoppen met roken”. Over enkele thema’s uit dit programma waren we minder tevreden; zo kan in plaats van het programmaonderdeel “voeding” op aanvraag een diëtiste worden geconsulteerd en wordt een “stoppen-met-roken programma” ook elders aangeboden.

We hebben daarom binnen het ziekenhuis nieuwe modules ontwikkeld met de volgende vier thema’s: “wat is er gebeurd en wat betekent dit voor u? “, “verwerking en acceptatie”, “stress” en “toekomst”. Naast psycho-educatie wordt er veel aandacht besteed aan het uitwisselen van ervaringen tussen de deelnemers.

Voluit Leven Tijdens het doorlopen van de verschillende programma’s vielen de ontreddering en kwetsbaarheid op die deelnemers soms ervoeren. Sommige deelnemers werden sterk belemmerd door angst en bezorgdheid bij het hervinden van hun levensweg. Een aantal


deelnemers gaf aan veel baat te hebben bij Mindfulness-oefeningen en thema’s uit Acceptance and Commitment Therapy (ACT). Hierdoor ontstond bij ons de overweging om een programma aan te bieden waarin deze elementen ruim vertegenwoordigd waren. Langs verschil­lende wegen hadden wij eerder kennis gemaakt met het programma “Voluit Leven” waarin ACT een belangrijke rol speelt.

In negen bijeenkomsten van twee uur leren de deelnemers meer “Voluit te Leven” d.w.z. te voelen wat er te voelen is ongeacht of het positieve of negatieve emoties betreft. Tijdens de bijeenkomsten worden er mindfullness- en ACT oefeningen gedaan en worden er ervaringen uitgewisseld. Uit een effectstudie is gebleken dat deelnemers van de cursus “Voluit Leven” nadat men de cursus had gevolgd, minder klachten en een beter psychisch welbevinden ervoeren. Door deze gunstige resultaten ontstond het idee om te onderzoeken of de cursus wellicht bij meerdere doelgroepen aan zou kunnen sluiten. Niels Farenhorst, klinisch psycholoog bij het Röpcke Zweers Ziekenhuis, was geïnteresseerd in onderzoek naar het effect van de cursus “Voluit Leven” bij mensen die een hartaandoening hebben gehad.

De deelnemers werden in het kader van hun hartrevalidatieprogramma gevraagd deel te nemen aan de cursus “Voluit Leven” en werden gevraagd of zij mee wilden doen aan een onderzoek. Indien dit het geval was, kreeg men een informatiepakket thuis gestuurd. Ook werd een algemene vragenlijst toegestuurd zodat er een beeld geschetst kon worden van de deelnemers aan de hand van de demografische gegevens. Om ervaringen van de deelnemers in kaart te brengen zijn er drie interviews afgenomen, na twee bijeenkomsten, na vier bijeenkomsten en na zes bijeenkomsten. De interviews waren gericht op alle facetten van de cursus: de ervaringen met het boek “Voluit Leven”, de oefeningen en de bijeenkomsten. Naast de interviews is er ook gekeken naar de effecten van de cursus op de deel­ nemers. Om de effecten te meten hebben de deelnemers, zowel voor de start van de cursus als na afloop vijf vragenlijsten ingevuld; de HADS, AAQII, MHC –SF, FFMQ-SF en PTGI.

Voluit Leven bij hartpatiënten Om het effect van het programma te kunnen onderzoeken bij mensen met een hartaandoening, is het aantal sessies aangepast. Doordat het reguliere revalidatieprogramma vier bijeenkomsten bevat en de cursus “Voluit Leven” negen bijeenkomsten is ervoor gekozen om de bijeenkomsten van “Voluit Leven” te verminderen naar zes bijeenkomsten van twee uur. Onderwerpen die in de cursus aan de orde komen zijn: • Experiëntiële vermijding; de neiging om alles wat onplezierig is te ontlopen. Hoewel dit soms effectief is, zijn de kosten vaak hoog. Je zou kunnen zeggen dat men minder leeft. Soms wordt dus de oplossing (vermijding) het probleem.

Tot slot Aan het onderzoek hebben helaas slechts drie deelnemers mee­ gedaan. Over de resultaten van het onderzoek kan nog niets gezegd worden omdat nog niet alle resultaten binnen zijn; de interviews zijn afgerond en moeten nog geanalyseerd worden. Alle deelnemers zouden de cursus aanraden, waardoor het lijkt dat men over het algemeen positief is over de cursus. Een aandachtspunt was dat men de verwachting had dat de cursus meer gericht was op het leven na een hartaandoening. De cursus zou dus wellicht nog specifieker gericht kunnen worden op mensen met hartklachten.

7 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

De cursus “Voluit Leven” is ontwikkeld door E.T Bohlmeijer en M. Hulsbergen en is bedoeld voor mensen die in lichte mate last hebben van psychische klachten. De cursus is gebaseerd op Mindfulness en Acceptance and Commitment Therapy. Het programma “Voluit Leven” gaat er onder andere vanuit dat je bereid bent om zowel positieve als negatieve emoties te ervaren. Het betekent geluk maar ook lijden. Daarnaast is het van belang om inzicht te krijgen in wat voor ons het leven de moeite waard maakt zoals zin geven aan het leven, leven vanuit vitaliteit en leven vanuit het hart.

• A cceptatie; binnen “Voluit Leven” wordt er de bereidheid onder verstaan om te voelen wat je op dit moment voelt. • Cognitieve Defusie; fusie wil zeggen dat men gedachten opvat als feiten. Men verliest uit het oog dat het verbale, geconditioneerde abstracties zijn. Gedachten kunnen het lijden van mensen enorm vergroten. In het geval van defusie beseft men dat het “slechts” gedachten zijn. • In het moment zijn; veel onrust en lijden komt voort uit het feit dat onze aandacht in het verleden of in de toekomst is. Het kan een ontdekking zijn om te merken dat het “in het hier en nu zijn” verbazend veel rust kan geven. • Waarden; de kernvraag is ”wat vind ik nu echt belangrijk?”. In de hectiek van alledag verliest men de essentie soms uit het oog en gaat veel energie verloren in zaken die eigenlijk niet echt belangrijk zijn.


Thema Hart- en longrevalidatie

In de komende tijd hopen we de pilot te herhalen en de uitkomsten te vergelijken met die van het reguliere PEP-programma.

Meer informatie is te vinden op www.hartstichting.nl en op www. Voluitleven.info

S. Bulens, Master student, opleiding Psychologie Universiteit Twente

Literatuur Röpcke-Zweers Ziekenhuis, Hardenberg n.farenhorst@sxb.nl

• Bohlmeijer, E, Hulsbergen, M. Voluit Leven, Uitgeverij Boom, 2009 • Elderen, Th., van, Boersma, S., Vreugd, J., de, Boekel, M., van., Psychoeducatieve preventiemodule (PEP), samenstelling door Groen, Y. Nederlandse Hartstichting, 2002

8 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Longrevalidatie Longrevalidatie, wat houdt dat globaal in? Welke patiënt­ groepen zijn er en welke specifieke problematiek speelt er? Wat is de rol van een psycholoog en welke werkzaamheden worden er uitgevoerd? Dit artikel beoogt een tip(je) van de sluier op te lichten.

Er zijn veel onderzoeken verricht waarbij de effectiviteit van long­ revalidatie is aangetoond (Goldstein et al, 2012). Uit onderzoek komt onder andere naar voren dat longrevalidatie de kwaliteit van leven bij tweederde van onze doelgroep significant blijkt te verbeteren. De ziekenhuisopnames nemen hierdoor sterk af (Van Stel et al. 2003).

Longrevalidatie is een evidence-based multidisciplinaire behandeling, gericht op het verbeteren van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij de patiënt met een chronische longaandoening. Het doel is symptomen te minimaliseren en de mogelijkheid te verhogen om adequaat te kunnen functioneren, zowel sociaal als fysiek (Goldstein, Hill, Brooks, & Dolmage, 2012), met als bijkomend voordeel dat de consumptie van gezondheidszorg vermindert.

De longrevalidant

In Nederland vindt longrevalidatie onder andere plaats bij Merem Behandelcentrum Heideheuvel in Hilversum. Heideheuvel is een derdelijn kennis- en behandelcentrum met de mogelijkheid tot klinische opname, dat gespecialiseerd is in onderzoek naar en interdisciplinaire behandeling van patiënten met ernstig astma of COPD, de twee belangrijkste groepen, en andere chronische longaandoeningen. De longrevalidatie richt zich op het optimaliseren van het fysieke, psychische en sociale functioneren, het verbeteren van het zelf­ management en de autonomie van de patiënt.

Bij longrevalidatie gaat het om patiënten die, ondanks optimale zorg in de eerste- en tweede lijn, ernstige ademhalingsklachten blijven houden en in toenemende mate problemen ervaren in hun dagelijks leven. De meerwaarde van een klinische opname in een multidisciplinair werkend longrevalidatiecentrum is dat er een duidelijker beeld van de klachten kan ontstaan dan bij een (korte) ziekenhuis­ opname. In een regulier ziekenhuis is men immers gericht op acute hulp en crisisinterventie. Bij opname in een longrevalidatiecentrum kunnen de behandelaars gedurende een langere periode, normaliter twaalf weken, de patiënt in een vaste context beter observeren en leren kennen waardoor gedragspatronen inzichtelijk, bespreekbaar en toegankelijk voor gedragsverandering kunnen worden. Het onmiddellijk kunnen relateren van kortademigheidepisoden aan longfunctieveranderingen geeft essentieel inzicht aan behandelaars en patiënten.


Specifieke Patiëntgroepen

Observatie en behandeling Voordat een behandelteam op Heideheuvel besluit of een patiënt een geschikte kandidaat is voor longrevalidatie vindt eerst een observatie van enkele dagen plaats. Hierna geeft het team advies over bijvoorbeeld (poli) klinische opname met revalidatie of revalidatie danwel behandeling elders. In de observatieperiode ligt er bij de diagnostiek en indicatiestelling een belangrijke taak voor de psycholoog; lijkt de longproblematiek centraal te staan en kan een patiënt ook klinisch worden opgenomen of overheerst andere problematiek? Ook schat de psycholoog in of deze andere problematiek een contra-­ indicatie is voor opname. Men kan hierbij denken aan verslavings­ problemen, een onveilige of niet stabiele thuissituatie, ernstige psychiatrische symptomen of persoonlijkheidsproblematiek of psychische problematiek die te sterk interfereert met het functioneren in de groep en met een veilig behandelklimaat. Daarnaast moet de revalidant in spé voldoende gemotiveerd zijn, leerbaar zijn en de Nederlandse taal kunnen spreken en begrijpen. Tijdens de behandeling wordt de patiënt normaliter gedurende een periode van maximaal twaalf weken klinisch opgenomen in het centrum. In de weekenden gaat iedereen naar huis. Een

multi­disciplinair team verricht de behandeling en bestaat uit de volgende behandelaren: longarts, zorgcoördinator, fysiotherapeut/ oefen­therapeut, bewegingstherapeut, psycholoog, activiteitentherapeut/­ creatief therapeut, longverpleegkundige, diëtiste en eventueel pychomotore therapeut en arbeidsconsulent. Het behandelplan is dan ook multidisciplinair, waarbij de behandeldoelen van de patiënt het uitgangspunt vormen. Tijdens de opname zien we regelmatig dat angst en paniek een stuk minder worden (Coventry & Hind, 2007). De belangrijkste factoren daarbij lijken de fysieke training te zijn, het leren herkennen van diverse lichaamssignalen en het hier adequaat mee leren omgaan. Er zijn ook studies die wijzen op een vermindering van psychische stress door cognitieve gedragstherapie (CGT). Binnen een multi­ disciplinaire setting is echter moeilijk aan te tonen wat de effecten van CGT zijn ten opzichte van de andere aangeboden interventies (Hynninen, et al, 2010).

Specifieke problematiek Longpatiënten hebben vaak veel functionele beperkingen zoals in het huishouden, traplopen, wandelen, sporten en werken. Participatie-­ en acceptatieproblematiek komt veel voor. Daarbij blijkt regelmatig, zowel bij COPD als astma, dat somatische- en psychosociale factoren met elkaar interfereren. De klachten zijn veelal complex en soms al langdurig aanwezig. Uit epidemiologisch onderzoek komt naar voren dat naar schatting 30% van de mensen met een chronisch somatische aandoening vrij ernstige psychische klachten ontwikkelt als gevolg van of naar aanleiding van zijn of haar ziekte (Poppelaars en Kaptein,1994). Ook bij “onze” patiënten spelen vaak psychische problemen zoals bijvoorbeeld depressieve klachten, angst om benauwd te worden of te stikken, vermijding, machteloosheid, vereenzaming, aantasting van het zelfvertrouwen en zelfbeeld en het ervaren van controleverlies. Ook veelvoorkomend is dat patiënten over grenzen gaan en zichzelf uitputten (met soms sterke vermoeidheidsklachten), klachten bagatelliseren, te lang wachten met het inroepen van medische hulp, frustratie en boosheid, schaamte, moeite om hulp te vragen, verdriet over het verlies van de gezondheid en activiteiten, het niet meer kunnen vervullen van belangrijke rollen in gezin en werk enzovoorts. Bij een aanmerkelijk deel van de patiënten dragen uitputtingsverschijnselen bij aan hun beperkingen en worden deze vaak vertaald naar kortademigheid.

9 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Specificatie patiëntgroepen: De hoofdgroepen bij de long­ revalidatie zijn patiënten met astma, COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) of een mengvorm van beide. COPD is een verzamelnaam voor longaandoeningen zoals chronische bronchitis en longemfyseem. Astma en COPD zijn chronische aandoeningen waarbij in beide gevallen er een uitademingstoornis bestaat. Bij astma is er sprake van een ontstekingsproces in de luchtwegen en zijn de luchtwegproblemen in enige mate of volledig reversibel; iemand met astma kan klachtenvrije periodes hebben. Vaak speelt een genetische factor mee en bestaan klachten al vanaf de kinderjaren. Bij astma is soms onduidelijk wat de adem­ halingsklachten veroorzaakt en in stand houdt. Bij COPD is er sprake van luchtwegvernauwing, die niet reversibel is. Bij iemand met COPD is er dus altijd sprake van luchtwegvernauwing. Bij COPD is roken de grootste risicofactor; roken is voor 80% verantwoordelijk voor de ontwikkeling van COPD (Wempe en Schlösser, 2004). De typische COPD patiënt is dan ook meestal van middelbare leeftijd of ouder.


Thema Hart- en longrevalidatie

10 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Een speciale categorie patiënten zijn mensen bij wie ernstige klachten spelen maar bij wie de longarts na gedegen diagnostiek geen somatische oorzaak vindt of waar de klachten ernstiger, langduriger en/of meer beperkend zijn dan verwacht zou worden. Mogelijk kan er dan sprake zijn van een somatische stoornis dan wel van een ongediffer­ entieerde somatoforme stoornis. Het stellen van een juiste diagnose is belangrijk om de patiënt naar een gerichte vervolgbehandeling door te kunnen verwijzen. Hiervoor werken wij samen met topklinisch centrum Altrecht Psychosomatiek Eikenboom dat naast consultatie ook zelf gespecialiseerd is in behandeling van somatisatiestoornissen en kennis heeft over andere GGZ-instellingen waar expertise op dit gebied bestaat.

belangrijke stap om vervolgens cognities, emoties en gedrag hierbij te gaan benoemen. Dit is vaak een eerste ingang om bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie in te kunnen zetten en gedragsverandering verder te bevorderen (Spaans et al. 2009). In die zin wordt er in de behandeling op Heideheuvel ook een basis gelegd waarop een patiënt verder kan bouwen na revalidatie op Heideheuvel.

De rol van de psycholoog

Literatuur

Het verrichten van psychologische diagnostiek en indicatiestelling speelt zowel in de observatieperiode als tijdens de behandeling van de patiënt een belangrijke rol. Daarnaast geeft de psycholoog in het behandelteam adviezen ten aanzien van het omgaan met de patiënt en fungeert hij of zij als coach in het bepalen van de behandelstrategie. Ook bij de intervisie van de verpleegkundigen heeft de psycholoog een begeleidende en adviserende rol. Een nauwe samenwerking en afstemming van het behandelbeleid met longarts(en) en diverse andere betrokkenen uit het behandelteam is noodzakelijk om de behandeling en begeleiding van de patiënt succesvol uit te kunnen voeren.

• Coventry, P.A., Hind, D., Comprehensive pulmonary rehabilitation for anxiety

Werkzaamheden

• Spaans, J.A., Veselka, L., Luyten, P. en Bühring, M.E.F. (2009). Lichamelijke

Drs. I. Douwes, GZ-psycholoog Volwassenen, Merem Behandelcentrum Heideheuvel, Hilversum idouwes@heideheuvel.merem.nl

and depression in adults with chronic obstructive pulmonary disease; Systematic review and meta-analysis. Journal of Psychosomatic Res. 2007, 63(5), 551-565. • Goldstein, R.S., Hill, K., Brooks, D. & Dolmage, T.E., Pulmonary Rehabilitation. A review of the Recent Literature. Chest, 2012, 142(3), 738-749. • Hynninen, M.J., Bjerke, N., Pallesen, S., Bakke, P.S., & Nordhus, I.H., A randomized controlled trial of cognitive behavioural therapy for anxiety and depression in COPD. Respiratory Medicine, 2010, 104(7), 986-994. • Poppelaars, C.A.M. en Kaptein, A.A. (1994). Psychologische en psychiatrische problematiek bij chronisch somatische zieken. Overzichtsstudie. Zoetermeer: Nationale Commissie Chronisch Zieken.

Tijdens de opname vormt verhoging van het ziekte-inzicht bij en het verruimen van de copingvaardigheden van de patiënt een belangrijk onderdeel van de behandeling. Omdat ook traumatisering in het verleden regelmatig een rol speelt kan EMDR als onderdeel van de behandeling worden ingezet om stress te verminderen. Technieken uit de cognitieve gedragstherapie worden gebruikt bij het opsporen van disfunctionele cognities en gedrag en bij het bevorderen van gedragsverandering. Het anders leren omgaan met situaties die stress veroorzaken kan letterlijk een gevoel van opluchting geven. Het leren aangeven van grenzen, het bevorderen van communicatievaardigheden en het aanleren van ontspanningsoefeningen komen regelmatig aan de orde. Het leren herkennen van lichaamssignalen, er adequaat naar leren handelen en het gaan bewaken van grenzen is bij veel patiënten een belangrijk leerpunt in de behandeling. Het kunnen herkennen en benoemen van lichaamssignalen is vaak een

aspecten van mentalisatie; therapeutische focus bij ernstig onverklaarde lichamelijke klachten. Tijdschrift voor psychiatrie, 51, 239-248. • Stel, F. van, Colland, V.T., Rijssenbeek-Nouwens, L.H.M., Bogaard, J.M., Everaard, W., (2003). Short-and long-term outcome of inpatient pulmonary rehabilitation in patients with asthma or chronic obstructive pulmonary disease. Part 2: Health related quality of live and psychosocial functioning. Hilversum: thesis, Stelstek Science, p. 59-78. • Wempe, J. en Schlösser,M. (2004). Luchtwegen en ademhaling: astma en COPD. In G. Pool, F. Heuvel, A.V. Ranchor, R. Sandeman (red), Handboek psychologische interventies bij chronisch-somatische aandoeningen. Assen: Koninklijke Van Gorcum.


Longrevalidatie en cognitief functioneren

Tijdens een longrevalidatieprogramma worden patiënten met COPD door een interdisciplinair revalidatieteam behandeld en in de tijd gevolgd. Het revalidatieteam, bestaande uit een longarts, verpleegkundige, fysiotherapeut, ergotherapeut, diëtist, psycholoog, en andere paramedici, richt zich bij deze doelgroep met name op optimale behandeling van de onderliggende ziekte en comorbiditeiten, fysieke training, voedingsinterventie, educatie, psychosociale begeleiding en training in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Het is echter van belang om alvorens, maar ook tijdens, de longrevalidatie naast bovengenoemde factoren ook rekening te houden met cognitieve veranderingen die kunnen optreden bij COPD. Patiënten kunnen geheugenproblemen en problemen met aandacht en concentratie ervaren (Dodd, et.al., 2010) hetgeen kan leiden tot persoonlijke hinder in het dagelijks functioneren en afhankelijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten (Incalzi, et.al, 2005). Aan patiënten met COPD wordt geadviseerd te stoppen met roken, medicatie te gebruiken volgens voorschrift en een actieve levensstijl te onderhouden. Om deze leefregels na te streven is het van belang dat de patiënt de meerwaarde hiervan inziet, voldoende informatie heeft, een weloverwogen beslissing hierin kan maken en vervolgens tot handelen kan overgaan (Bourbeau, J., 2010)Voor deze complexe cognitieve activiteiten wordt een beroep gedaan op de executieve

11 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

In het verleden werd chronisch obstructieve longziekte (chronic obstructive pulmonary disease; COPD) uitsluitend gezien als een longziekte, gebaseerd op de aanwezigheid van permanente luchtwegvernauwing en verminderde gasuitwisseling. Uit wetenschappelijk onderzoek van de laatste tientallen jaren is gebleken dat COPD, bestaande uit chronische bronchitis en longemfyseem, een systeemziekte is, waarbij ook andere organen en weefsels aangedaan kunnen zijn. Dit kan zich uiten in bijvoorbeeld een veranderde lichaamssamenstelling, afgenomen kracht en uithoudingsvermogen en botontkalking. Tegenwoordig wordt COPD in toenemende mate gezien als een aandoening met zowel lichamelijke alsmede psychische gevolgen. Er zijn aan­ wijzingen dat cognitieve functiestoornissen vaker voorkomen bij patiënten met COPD. Daarom is er ook groeiende aandacht voor het cognitief functioneren van deze patiënten.


functies, zoals plannen, initiëren, organiseren en problemen oplossen. Wanneer deze zijn aangetast kan dit het vermogen tot zelfmanagement negatief beïnvloeden. Zelfmanagement van COPD heeft betrekking op het monitoren van en het adequaat reageren op klachten en symptomen, behandeling, fysieke- en psychosociale gevolgen van de ziekte, en veranderingen in leefstijl die gepaard gaan met de chronische aandoening.

12 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Moeilijkheden in zelfmanagement uiten zich bij patiënten met COPD in de praktijk onder andere in onjuist gebruik van (inhalatie)medicatie, moeilijkheden in het omgaan met comorbiditeiten en moeite met het hanteren van leefregels zoals stoppen met roken en het onderhouden van een actieve levensstijl. Daarnaast kunnen patiënten met executieve functietekorten ongemotiveerd overkomen omdat ze zich niet aan de opgelegde leefregels houden, terwijl ze misschien niet over de mogelijkheden en capaciteiten beschikken om tot een goed zelfmanagement te komen (Schillerstrom, et.al., 2010). Tevens bestaat er een verband tussen cognitieve beperkingen en een verminderde medicatietrouw. Slechte naleving van medicatie verhoogt het risico op een acute exacerbatie, een plotse verergering van de klachten, welke vervolgens resulteert in een slechtere gezondheidsuitkomst (Dodd, et.al., 2013). Verslechtering van cognitief functioneren kan dus van invloed zijn op de duur en frequentie van ziekenhuis­ opnames en vervroegde sterfte (Chang, et.al., 2012).

F.A.H.M. Cleutjens, Msc., Dr. D.J.A. Janssen, I.M.L. Augustin, Prof. Dr. E.F.M. Wouters CIRO+, expertisecentrum voor chronisch orgaanfalen, Horn fionacleutjens@ciro-horn.nl Meer informatie is te vinden op; www.ciro-horn.nl

Literatuur • Bourbeau, J. Making pulmonary rehabilitation a success in COPD. Swiss Med Wkly., 2010,140, w13067. • Chang, S.S., Chen, S., McAvay, G.J., Tinetti, M.E., Effect of coexisting chronic obstructive pulmonary disease and cognitive impairment on health outcomes in older adults. J Am Geriatr Soc., 2012, Oct, 60(10):1839-46. • Dodd, J.W, Charlton RA, van den Broek MD, Jones PW. Cognitive Dysfunction in Patients Hospitalized with Acute Exacerbation of Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD). Chest., 2013, Jan 24. • Dodd, J.W., Getov SV, Jones PW. Cognitive function in COPD. Eur Respir J. 2010, Apr, 35(4):913-22. • Incalzi, R.A., Corsonello A, Pedone C, Corica F, Carbonin P, Bernabei R. Construct validity of activities of daily living scale: a clue to distinguish the disabling effects of COPD and congestive heart failure. Chest., 2005, Mar, 127(3):830-8. • Schillerstrom, J.E., Horton, M.S., Royall, D.R., The impact of medical illness

Wanneer er geen rekening wordt gehouden met cognitieve beperkingen als extrapulmonale manifestatie van COPD, kunnen de mogelijke cognitieve veranderingen een longrevalidatie mogelijk negatief beïnvloeden. Meer aandacht voor en inzicht in de cognitieve beperkingen bij COPD patiënten is noodzakelijk voor een optimale patiëntgeoriënteerde behandeling. Een studie van CIRO+, expertisecentrum voor chronisch orgaanfalen in Horn, naar het neuropsychologisch functioneren van patiënten met COPD, kan nader inzicht geven in de effecten van cognitief functioneren op de uitkomstmaten van longrevalidatie. Hierdoor kan de behandeling en begeleiding in de toekomst nog beter afgestemd worden op de behoeften van de COPD patiënt en de individuele mogelijkheden om de ziekte zelf beter te managen, zowel op cognitief, emotioneel als gedragsmatig niveau.

on executive function. Psychosomatics, 2005, Nov-Dec, 46(6): 508-16.


De Opleideling met een patiënt voor je neus denk je terug aan al dat snoep. Welke zal ik nemen? Welke techniek, welke interventie is nou van toepassing op deze patiënt, met deze achtergrond? De patiënt kijkt je afwachtend aan terwijl je met beleid probeert een goede behandeling op te zetten. Enthousiasme en volle inzet kan hierin een plus zijn voor de patiënt maar het gemis aan richting maakt soms dat de patiënt iets voor­ geschoteld krijgt dat toch nét niet helemaal bij elkaar lijkt te passen. Aan de opleideling de taak om alle opgedane kennis om te zetten in een gebalanceerd en voedzaam dieet waarbij je als professional de theorie en praktijk hopelijk steeds beter geïntegreerd krijgt.

De eerste eigenaardigheid is het wennen aan het idee dat je als basispsycholoog -niet in opleiding- veel dezelfde taken maar met weinig begeleiding krijgt van je BIG- collega’s terwijl je als PioG, als een soort kroonprinsje, wél met raad en daad wordt bijgestaan door je collega’s (supervisoren). Als basispsycholoog schikte ik me in de rol en vroeg ik raad waar het kon. Sinds ik zelf zo’n kroonprinsesje ben, word ik met raad en daad door de supervisoren bijgestaan. Ik waardeer dit enorm en tegelijkertijd is het wennen om hier een goede positie in aan te nemen. De adviezen die je krijgt kunnen per supervisor aardig van elkaar verschillen. Op een gegeven moment leer je uit de verschillende adviezen iets mee te nemen waar je iets mee kunt. Dat vergt soms wel wat flexibiliteit, als je kijkt met wat voor overtuiging al die verschillende adviezen aan je worden overgebracht.

Als ik terugkijk op afgelopen jaar kan ik zo nog een hele lijst opsommen. Met veel plezier en nieuwsgierigheid kijk ik uit naar het laatste jaar van mijn opleiding waarvan ik nu al weet dat dit bomvol leer­ momenten zal zitten, met elk weer zo zijn eigen eigenaardigheid.

De tweede eigenaardigheid van PioG zijn is dat je wordt blootgesteld aan een veelheid van verschillende behandelvormen, theorieën, motivaties, stellingen en intenties vanuit de psychologie, gekleurd door de verschillende docenten die je wekelijks voorgeschoteld krijgt op de opleidingsdag. Ik vind dit geweldig; het is als het cliché van het kind in de snoepwinkel. Al die verschillende fonkelende ideeën, mooi ingepakt in een boek, handleiding, artikel of powerpoint en elke docent die zijn snoepwaar aan de man brengt en met volle overtuiging vertelt waarom dát snoepje nou zo lekker is. Erg verleidelijk allemaal en als opleideling laad je je winkelmandje vól met al die ideeën, theorieën, behandelvormen en diagnoses. Het mandje stroomt bijna over, her en der valt er er wat kennis uit en zo zeul je elke week weer de snoepwinkel, genaamd de RINO, uit. Eenmaal weer op je werk en

Een fijn vooruitzicht! Lideke Duyverman, Psycholoog in opleiding tot GZ psycholoog (PioG) Slotervaartziekenhuis Amsterdam leduyverman@gmail.com

13 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | januari 2013

Het is intussen een jaar na de start van de GZ-opleiding in het Slotervaartziekenhuis en mijn derde column. Kort na mijn start schreef ik de eerste column waarin ik noemde dat ik wiebelde tussen euforie over de kans die ik kreeg om de GZ-opleiding te mogen doen en de onzekerheid over mijn eigen kunnen. Een jaar na dato is dat gewiebel wat gezakt. Ik weet iets meer hoe ik het “vak” opleideling invulling kan geven en mijn werkende leven komt wat meer in een niet onprettige routine. Mogelijk weet u nog hoe het was om in opleiding te zijn en wat daar zo typisch aan was, mogelijk zijn de herinneringen gezakt. Graag beschrijf ik twee eigenaardigheden.


f a r et h c A Organen Afgelopen weekend kwamen vrienden bij ons eten. Ze vertelden over een fataal auto-ongeval waarbij de zoon van vrienden was verongelukt. Midden twintig was hij. En zo trots op zijn auto.

14 Nieuwsbrief Sectie Revalidatie | juni 2013

Het herinnerde mij aan rollenspelen die we ooit deden bij de training van arts-assistenten voor gesprekken over orgaandonatie. Na een e-learning module over communicatie oefenden zij met een toneelspeler in het voeren van een dergelijk delicaat gesprek. Natuurlijk was een onderdeel van de training ook je eigen attitude met betrekking tot donatie. Hoe ethisch is het om de partner van een man die na een motorongeluk in coma op de IC is binnengebracht te vragen of je zijn organen mag uitnemen? Of aan de familie van een jonge vrouw die tijdens de bevalling is overleden? Organen zijn van levensbelang en veel patiënten lijden aan de gevolgen van orgaanziekten. Zij kunnen zeer geholpen worden door een donororgaan. De overledene kan na zijn dood van levensbelang zijn voor een ander. Maar hoe is het voor de nabestaanden? Het is één van de vele voorbeelden van medische mogelijkheden die ethische vragen oproept. Tijdens de training werd iedereen even terug­ geworpen op zichzelf. Hoe is dat voor jou? Als psycholoog zijn we gewend deze vraag te stellen. Het gaat ons niet alleen om feiten. Maar (vooral) om wat deze voor een ieder betekenen. Dit lijkt vaak heel anders bij de z.g.n. “orgaanspecialisten”. Men is daar geïnteresseerd in de functie van het orgaan. En dat is belangrijk. Want zonder orgaan geen leven. Geavanceerde diagnostische methodes geven informatie over steeds meer details van het orgaansysteem. Maar kijkend naar zulke gedetailleerde informatie dreigt men het geheel uit het oog te verliezen; een oud probleem.

met een student een holistische theorie opstelt) hoe moeilijk het is om een totaalbeeld te krijgen. Dan blijkt soms dat we nog veel informatie missen. Is dat erg? Vast niet altijd. We kunnen en hoeven niet altijd “alles” te weten en overal rekening mee te houden. Maar hoe goed weten wij van onze patiënt wat deze situatie voor hem betekent en wat hij nu nodig heeft (de kernvraag van diagnostiek)? En is er overeenstemming binnen het team? Het is een open deur om te weten dat een mens meer is dan de optelsom van zijn organen of zijn cognitieve functies. Laat staan van zijn “stoornissen”. Toch merk ik soms weer eens de “kokervisusvalkuil”. Hart en longen. Twee vitale organen. De één het symbool van wat we voelen. De ander de plek waar onze adem woont. De adem die etymologisch verbonden is met het begrip “ziel” of psyche. Leven is ademen en voelen. Er kan van alles mee misgaan. Ze kunnen zelfs vervangen worden. Je kunt ze ook revalideren. We spreken over harten longrevalidatie. Maar ondanks deze stijlfiguur van pars pro toto snappen we dat het niet uitsluitend over organen gaat maar om die persoon die zijn of haar leven weer gaat oppakken. Wanneer patiënten vertellen over de impact van hun aandoening, geven velen aan dat ze zich kwetsbaar, onzeker of uit balans voelen. Men benoemt angst en bezorgdheid. Maar ook dankbaarheid en hoop. Revalidatie helpt de organen weer van waarde te laten zijn. Binnen de context van iemands leven. Waardevolle organen, voor een waardenvol leven. Niet vanzelfsprekend. Dat zijn van die dingen waar je weer eens aan denkt. Als vrienden komen eten. Niels Farenhorst

In de revalidatie is het streven om naar het geheel te kijken: deze patiënt in zijn/ haar context. Regelmatig merk ik (als je bijvoorbeeld

Secretariaat NIP sectie Revalidatie | Dennis Felling | dennisfelling@gmail.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.