De herovering van de stad
Nieuwe waarden in gebiedsontwikkeling Tekst & foto’s: Mark Sekuur Braakliggende veldjes die door omwonenden tot gastvrije moestuintjes worden omgetoverd, spontaan opgezette pop-up stores die de binnensteden weer leefbaar maken en lastig te herbestemmen industriële monumenten die door sociaal ondernemers tot culturele hotspots worden omgebouwd. Elke stad heeft talrijke geslaagde voorbeelden van initiatieven die van onderop zijn ontstaan. Toch hoor je regelmatig dat dit soort ‘bottom-up initiatieven’ te kleinschalig zijn om betekenisvol te zijn. Maar is dat niet een redenering vanuit het gedachtengoed waarin grootschalige ontwikkelingen en economisch rendement decennialang de stedelijke ontwikkeling in Nederland hebben bepaald? Juist de kleine schaal, lokale inbedding en de plaatselijke maatschappelijke meerwaarde maakt dat bottomup initiatieven een welkome aanvulling zijn om de vastgelopen ontwikkelmodellen te vernieuwen.
Initiatief van onderop Sinds het begin van de economische crisis lijken er steeds meer initiatieven van onderop komen. Toch is deze beweging niet nieuw. Een vergelijking is te maken met de krakersbeweging in de jaren ‘70 en ‘80. Ook toen waren er legio burgerinitiatieven. Vaak als reactie op het destijds bekritiseerde systeem waarin rigoureuze stadsvernieuwing en grootschalige sloop de tendens waren. De kraak van het Oude RKZ in Groningen is hiervan
32
een voorbeeld. Het leegstaande Oude Rooms Katholieke Ziekenhuis werd in 1979 gekraakt als reactie op de aangekondigde sloop van het karakteristieke monumentale pand. Inmiddels is de kraak gelegaliseerd, wonen er zo’n 250 mensen en heeft het pand met al zijn functies een belangrijke toegevoegde waarde voor de stad Groningen. Het Oude RKZ en andere, meer recente, bottomup initiatieven hebben als eigenschap dat ze plekgebonden, uniek en relatief kleinschalig zijn. Ze geven antwoord op een lokale vraag die meestal maatschappelijk van aard is. De initiatieven ontstaan ‘van onderop’ en zijn dus niet bedacht en uitgevoerd door grote bedrijven en instituties zoals gemeenten en woningcorporaties. Er wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van zelforganisatie, participatie, co-financiering en collectief beheer.
“ Er ontwikkelt zich een model waarin sociale waarden en nieuw eigenaarschap de basis vormen.”
Bij de in 2013 gestarte collectieve studentenmoestuin Frankville zie je veel van dit soort eigenschappen terugkomen. Een groep jongeren is vanuit eigen initiatief op de ‘saaie Zernikecampus’ een moestuin begonnen waar ontmoeting en voedselbewustzijn centraal staan. De impact van dit initiatief is op microniveau groot. Het is de eerste Groningse moestuin voor jongeren en is een levendige toevoeging op het zakelijk vormgegeven campusterrein. De moestuin is niet van bovenaf ontworpen, maar van onderaf ontstaan. Dankzij medewerking van gemeente en Rijksuniversiteit, maar ook vooral dankzij een krachtige zelforganisatie, groeit het initiatief gestaag en wordt de betekenis voor de campus steeds groter. Zowel op sociaalmaatschappelijk als fysiek vlak.
Vervreemd van de bewoners Dit soort initiatieven zorgen ervoor dat inwoners hun stad beetje bij beetje heroveren, in contrast met en vaak als reactie op de anonieme en grootschalige gebiedsontwikkelingen uit de twintigste eeuw. De initiatiefnemers laten zich niet leiden door geoptimaliseerde efficiëntie en financieel gewin zoals ogenschijnlijk riante grondopbrengsten, maar door sociaalmaatschappelijke waarden zoals ontmoeting, maatschappelijk nut, uitwisseling, plezier en betrokkenheid. Daarnaast voelen ze vaak als geen ander aan hoe het DNA van hun buurt is opgebouwd en springen zo in op de potentie van de plek. Dit soort waarden zijn lange tijd een ondergewaardeerd (en regelmatig zelfs genegeerd) onderwerp in de gebiedsontwikkeling geweest.
Ten tijde van het modernisme (in de eerste helft twintigste eeuw) en het postmodernimse verdwenen deze waarden, en daarmee de menselijke maat, bijna volledig uit beeld. Stadssocioloog Jane Jacobs uitte hierover haar zorgen en schreef in 1961 de bestseller The Death and Life of Great American Cities. Ondanks dat dit boek inmiddels ruim 50 jaar oud is, is de inhoud nog steeds erg actueel. Zo blijkt ook uit een passage uit de Trendrede 2015, die jaarlijks wordt samengesteld door vooraanstaande trendwatchers: “We zijn zo gefocust geraakt op financiële groei, dat het een doel op zich is geworden. Daarmee wordt vooruitgang ontdaan van zijn menselijke betekenis”.
Bring the people back in Toch lijkt er binnen de gebiedsontwikkeling sprake te zijn van een langzame kentering, waarschijnlijk mede veroorzaakt dankzij de vastgoedcrisis. Steeds meer beleidsmakers, architecten en ontwikkelaars erkennen de voordelen van bottom-up initiatieven. Zo heeft de gemeente Groningen een ambtenaar aangesteld die groene bewonersinitiatieven ondersteunt. De moestuin van Frankville heeft hier veel voordeel van gehad. Dankzij dit soort ontwikkelingen verovert ‘bottom-up’ steeds meer een plek in de gebiedsontwikkeling, waarin ‘organische gebiedsontwikkeling’ het nieuwe credo is. Binnen het stapsgewijze organisch ontwikkelmodel kunnen bottom-up initiatieven juist als geen ander zorgdragen voor lokaal draagvlak, plekgenerieke oplossingen en zodoende fungeren als sociaalmaatschappelijk én economisch vliegwiel.
33
34
Hiermee wordt ook steeds duidelijker dat de initiatieven op economisch vlak van betekenis kunnen zijn voor de ontwikkeling van een gebied. De pop-up-stores van JOP, de stadsacupunctuur van het Open Lab Ebbinge en de Wolkenfabriek op het Oude Suikerunieterrein laten dit zien. Deze initiatieven zorgen naast een grote sociaalmaatschappelijke toevoeging na verloop van tijd ook voor een economische spin-off. Uit eigen ervaring blijkt echter dat er toch nog steeds een lange weg te gaan is voordat het erkennen van de waarde en het benutten van de mogelijkheden van bottom-up gebiedsontwikkeling bij alle partijen ingeburgerd is. Zo blijkt ook uit de conclusie van het boek Stedelingen veranderen de stad (2014): ”Bij stadsdelen, gemeenten, corporaties en andere institutionele spelers leeft onvoldoende besef van waar het bij deze initiatieven om gaat en waarom ze belangrijk zijn. Er lijkt weinig zicht te zijn op de potentiële sociale en democratische innovatie die erin besloten ligt en er is weinig erkenning van het achterliggende streven van burgers naar een meer democratische omgang met de stad en de publieke ruimte.” Tijdens de bijeenkomst ‘Bottom-up is not enough’ begin 2014 in Het Nieuwe Instituut kwam een vergelijkbaar signaal naar voren. De sociaalmaatschappelijke waarde van bottom-up werd door de aanwezigen erkend, maar menigeen vroeg zich ook af wat het kritisch vermogen van de initiatieven is en in hoeverre ze in staat zijn om de standaard ter discussie te stellen. Professor Design en Politics Vanstiphout stelde zelfs dat de huidige bottom-uppraktijk onschadelijk is en geen invloed heeft op de monopolie van markt en overheid*.
Hiermee wordt de worsteling duidelijk die de overgang kenmerkt waarin de maatschappij zich momenteel bevindt. Vallen we terug in een methode die steeds verder van de mens af komt te staan en waarin kostenbesparing en het bepalen van winstmarges de uitgangspunten zijn? Of ontwikkelt zich een nieuw model waarin sociale waarden en nieuw eigenaarschap de basis vormen?
Ruimte voor initiatief Medio 2014 kunnen we constateren dat er met de bottom-up initiatieven een beweging gaande is die op macroniveau steeds betekenisvoller wordt. Toch valt er nog veel te winnen. Niet direct door schaalvergroting, succesverhalen één-op-één te kopiëren of door het economische rendement te kwantificeren, maar vooral op het vlak van het erkennen en benutten van de waarden en mogelijkheden. Een van de grootste uitdagingen is daarbij om de initiatieven te verbinden aan de macrostructuur van de stad, zodat bij iedereen duidelijk wordt wat de impact, succesfactoren en kwaliteiten zijn. Op de langere termijn zijn de termen bottomup en top-down hopelijk niet meer relevant. Er ontstaat een ontwikkelmodel waarbij veel meer partijen dan voorheen met elkaar samenwerken. Samen bouwt men aan een ruimtelijke omgeving die niet meer altijd strak geordend is, maar die aansluit bij de initiatieven van bewoners en tegelijkertijd anticipeert op nieuwe maatschappelijke vraagstukken. Alleen dan bouwen we aan een duurzame stad. * www.archined.nl/nieuws/2014/mei/heel-veelmensen-kunnen-helemaal-niet-bottom-uppen
35