Een behouden vaart, CittA. Welkom aan boord CittA! Gazet van Antwerpen schrijft weer een hoofdstuk bij in de geschiedenis van onze stad. En dat zien we graag. Net zoals het Havenpaviljoen een geschenk is voor de stad, zijn we ervan overtuigd dat het nieuwe stadsmagazine een meerwaarde zal zijn voor de Antwerpenaar. Haven en krant, er is zoveel dat ons verbindt. www.portofantwerp.com
Antwerpen anders
Kom van dat dak af Hoog boven de permanente drukte . Maar met de stad tastbaar aanwezig. Fotograaf JORIS CASAER zag hoe simpele daken prima toevluchtsoorden worden.
Goeiemorgen Antwerpen!
www.carobati.be
Boomsesteenweg 36, 2630 Aartselaar
+32 (0)3-887 70 97
info@carobati.be
Vastgoedbaron Jules Hayen bezit grootste deel van Antwerps winkelhart
Een man met een plan Antwerpen scoort als trendy shoppingstad. Nergens anders rijgen de winkelstraten van het midden- en luxesegment zich zo naadloos aan elkaar tot één lang uitstalraam. Die haast perfecte puzzel van winkels naast elkaar is niet toevallig gelegd. Het winkelhart van Antwerpen klopt op het ritme van een plan, bedacht en mee verwezenlijkt door één man: Jules Hayen. Of hoe een plastisch chirurg Antwerpen modelleerde tot een mekka voor iedere fashionista.
$ Tekst: Daniël Campaert Illustraties: Daniël Junius, Andreas Peeters, Han van de Ven
$
e Antwerpse uitvalsbasis van Jules Hayen oogt warm en gezellig. Buiten voel je de laatste winterweeën, binnen knappert het houtvuur in de open haard.Ik voel me als een figurant in een roman van Charles Dickens. “Ik heb altijd van Londen gehouden”, raadt Hayen mijn gedachten. “Een deel van mijn studies geneeskunde heb ik trouwens in die stad gevolgd. Grote steden, Brussel, Parijs, Antwerpen hebben me altijd gefascineerd. Ik deed mijn beroep heel graag, maar mijn passie voor mooie gebouwen is toen ontstaan. Mettertijd is die passie voor vastgoed alleen maar gegroeid en heb ik een eerste winkelpand in Antwerpen - op de Frankrijklei - gekocht.”
D
Straten voelen Waarom kocht je een winkelpand en geen woonhuis bijvoorbeeld ? Hayen: Omdat ik daar muziek in zag die op dat ogenblik blijkbaar weinigen hoorden.En elke aankoop is een investering, een appeltje voor de dorst, niet ? Trouwens, als je een stadsplan goed bekijkt, herken je daar altijd bepaalde patronen in. Je ziet waar het station zich bevindt, de invalswegen, het centrum, de monu-
menten en de bezienswaardigheden. In Antwerpen is de as De Keyserlei-Meir altijd belangrijk geweest. Rubens in zijn tijd sprak al over de winkelstraat Meir. Daarom ging ik vaak wandelen in die buurt, ik wist dat daar de toekomst lag, alleen nog niet hoe die toekomst er zou uitzien. Vijfendertig jaar geleden bestonden er nog geen grote merkenwinkels zoals nu: H&M of Zara, of Armani. De mensen kochten een jas of een kleedje in een grootwarenhuis of een kledingwinkel. De grote ommezwaai was dus de komst van de retailketens en de modehuizen met hun eigen filialen. Toen ik zag dat die trend de wereld begon te veroveren, begreep ik dat ik deze boot niet wou missen en ben ik me daarop gaan focussen. Zat daar een plan of strategie achter? Hayen: Absoluut. Kijk, het voordeel dat ik heb is dat ik door een straat kan wandelen en aanvoel of die toekomst heeft. Je had namelijk twee marktsegmenten die geleidelijk opkwamen: de retailketens voor het brede publiek, en de exclusieve modehuizen voor het luxesegment. Dat de ketens voor de Meir zouden kiezen was meteen evident. Maar of ook de luxewinkels zelfs maar naar Antwerpen wilden komen, dat was een ander verhaal. Antwerpen was een middelgrote stad maar miste een uitstraling als winkelcentrum, wat Brussel, Parijs en Londen wel hadden. Tijdens mijn wandeltochten
door de stad zag ik echter mogelijkheden die deze grotere wereldsteden misten. Antwerpen is een compacte stad met het centrum binnen wandelafstand. Bovendien heeft het een rijke geschiedenis en - mede daardoor - een waardevol patrimonium aan gebouwen in het centrum.Tel daarbij onze wereldhaven, ons wereldcentrum voor diamant en de Modeacademie die stilaan furore begon te maken. Bleef nog de vraag waar de modehuizen zich in Antwerpen zouden vestigen? Aan de ene kant van de Meir heb je de Lange Nieuwstraat en Kipdorp, maar die straten waren moeilijker te ontwikkelen. Niet alleen vormen ze een belangrijke invalsweg met druk verkeer, er rijden ook trams - bovendien zijn ze architecturaal een moeilijk gegeven. De overkant van de Meir, het Hopland en de Schuttershofstraat, was echter onontgonnen gebied. Straten die er in die tijd niet echt bekoorlijk of fraai uitzagen, maar vol met mooie huizen stonden. Ik voelde gewoon de toekomst telkens ik er ging wandelen. Dus ben ik daar mijn aandacht op gaan vestigen.
Hermès en dan de rest Hoe kon je de internationale modehuizen overtuigen om zich in Antwerpen te vestigen? Hayen: Dat kon ik pas doen, nadat ik een paar panden in de straat verworven had. Dat duurde een aantal ja-
ren. Ik wou namelijk coherentie in de straat, winkels met dezelfde uitstraling naast elkaar, zoals New Bond Street in Londen, Faubourg Saint-Honoré in Parijs en de Via della Spiga in Milaan. Toen heb ik het mooiste huis van de straat perfect gerenoveerd en ben met de foto’s naar Hermès in Parijs gestapt. Die vielen van hun stoel. Zo’n mooi pand hadden ze hier niet verwacht. Bovendien mochten ze het van me huren voor een symbolisch bedrag. En de rest is geschiedenis. Nadat ik Hermès had overtuigd, volgden de andere merken vanzelf. Luxeboetieks zoeken graag elkaars gezelschap op. En trekken zo een groter publiek aan. Hayen: Mensen die gaan shoppen, nemen niet graag de tram of de wagen om van de ene naar de andere winkel te rijden. En ze vinden het nog leuker als de winkels per segment bepaalde straten vullen. Bovendien geldt altijd het adagio: hoe groter het aanbod, hoe groter de variëteit en keuze. Na de Schuttershofstraat werd het aanbod luxewinkels dus uitgebreid richting Leopoldstraat en Hopland. Waardoor het Antwerpse aanbod dat van Brussel overstijgt. De aantrekkingskracht van Antwerpen is nu al grensoverschrijdend. Je moet al naar Londen of Parijs gaan om dezelfde rijkdom in keuze te vinden. Naar Antwerpen komen zelfs shoppers vanuit Japan en Amerika. De evolutie van de merknaam Antwerpen en de invloed die hij op mensen
Paul Ambach
$
Beroep: artiest Woonplaats: Wilrijk
persoonlijk
Antwerpen (1) Wekelijks wandelen we met een bekende Antwerpenaar langs plekken in de stad die voor hem of haar een bijzondere betekenis hebben. Tekst: Wim Daeninck Foto’s: Frederik Beyens
Paul Ambach in de inkomhal van het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (HIVT).
“Ik ben de Patrick Janssens van de Hoveniersstraat” $
H
et is tien uur ’s morgens en Paul Ambach, patent in het pak en net 64 geworden, trakteert ons op een koffie en een privéconcertje. Een twaalfmatenblues, Ray Charles, gospel, hij zingt en speelt alsof zijn zielenheil ervan afhangt. “I’ve had my fun, if I don’t get well no more.” De klassieker van St. Louis Jimmy Oden schalt door de woonkamer. Achter het klavier van zijn vleugel verandert de extraverte zakenman Ambach in een vingerknip in de nog extravertere rasentertainer Boogie Boy. “Een authentieke Steinway & Sons, met ivoren toetsen. Die mag dus niet over de grens. Om de olifanten te beschermen.” Boeken, cd’s, schilderijen, beelden, het hele huis ademt muziek uit. Achter de piano hangt een schilderij van een groep klezmermuzikanten. “Mijn grootvader speelde klezmermuziek. Mijn zoon Nathan kan het ook. En mijn dochter heeft ook muziek en organisatietalent in zich. Muziek is ons leven. En muziek redt ook levens. Maar dat vertel ik je straks wel.” Paul Ambach heeft er zin in. Bij hoge uitzondering mogen we een foto maken van hem in zijn woning, gelegen in een rustige Wilrijkse wijk. Boogie Wonderland, zegt het plakkaatje aan de voordeur. “Ik heb het huis gekocht in 1989”, vertelt Paul Ambach. “En zo ben ik terug in Wilrijk, waar ik in 1948 ben geboren in SintAugustinus. De cirkel is rond. Yeah!” De cirkel mag dan al rond zijn, Paul Ambach draait nog wel een tijdje door. Nadat hij 41 jaar lang alle grote wereldnamen naar België heeft gehaald, heeft hij zijn carrière als concertpromotor op een laag pitje gezet. Maar zijn alter ego Boogie Boy is nog lang niet klaar met de wereld. En vice versa. “Kijk.” Hij klapt zijn notebook open en laat me zijn concertagenda voor mei zien. “Beijing, Shanghai, Taipe; Boogie Boy gaat naar China! Samen met mijn zoon Nathan, alias N8N, een uitstekende zanger en dj. En als ik nu van elke Chinees één dollar krijg, ben ik een tevreden man.” We spreken af dat we samen de Antwerpse plekken bezoeken die bepalend zijn geweest voor die fenomenale loopbaan. “Laat mij maar rijden.” De Jaguar, genre XXL en voorzien van alle toeters en bellen, glijdt geluidloos richting Schilderstraat. Daar, in het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (HIVT), kreeg de concertmicrobe Ambach definitief te pakken. “Leuke wagen, hé? Tweedehands. Hij was oorspronkelijk van de Britse ambassadeur bij de Europese Commissie. Ik heb een paar keer voor Jaguar opgetreden en zo een goede deal kunnen sluiten. Ja, ja, ik leef van wat ik krijg”, grinnikt hij. Ambach achter het stuur is zowat de antipode van Am-
bach aan de piano. Voor onze chauffeur is heel Antwerpen zone 30 en dus hebben we ruim de tijd om zijn jeugdjaren te overlopen. “Tot ik tien was woonde ik aan de Mechelsesteenweg. Ik stak de Leien over om naar school te gaan. In de Louisastraat en de Kapucinessestraat. In het Frans, inderdaad. Mijn moeder was Franstalig. Later ging ik naar het Koninklijk Atheneum. Een heel sociale school, waar iedereen gelijk was voor de wet. Ik had wat last met Nederlands, maar compenseerde dat met allerlei activiteiten. Een schilderijententoonstelling, een voordracht over Nat King Cole mét livedemonstratie in de klas... het organiseren zat er blijkbaar al van jongs af in.”
Schilderstraat De inkomhal van het HIVT bruist niet meteen van activiteit. Paul Ambach snuift. “Het ruikt hier nog net zo als veertig jaar geleden. Naar de toiletten, namelijk.” Binnen deze muren werden de fundamenten gelegd van het muzikale imperium dat Paul Ambach tussen 1970 en 2001 zou uitbouwen. Al was dat alles behalve de bedoeling. “Mijn vader was diamantair. Hij ging ervan uit dat ik in zijn voetsporen zou treden, zoals dat in de meeste families het geval was. Maar dat zag ik niet zitten. Als tiener wilde ik journalist worden, maar toen ik als zeventienjarige naar het HIVT trok, was ik nog een stuk ambitieuzer. Ik zou Russisch leren en tolk worden bij de UNO. Mokkes, luxe, kaviaar, yeah! Uiteindelijk ben ik afgestudeerd als tolk Spaans, want Russisch bleek toch iets te moeilijk.” Hij laat me trots een exemplaar van zijn proefschrift uit 1970 zien. Contribucion al estudio del Judeoespanol de Salonica y de Constantinopla. “Ik heb mijn thesis gemaakt over het Ladino, de taal van mijn grootmoeder. Het is de taal van de Sefardische Joden die in de vijftiende eeuw vanuit Spanje naar onder meer Turkije en Griekenland vluchtten. Mijn moeder was een Griekse Jodin uit Thessaloniki. Ze sprak Frans en Spaans, maar dan wel het vijftiende-eeuwse Spaans.” Aan het HIVT zette Paul Ambach zijn eerste stappen als muzikant. Samen met zijn broers Gustave en Jacques en met Luke Walter Jr., de veel te vroeg gestorven blueszanger van het latere Blue Blot, schuimde hij cafés en zaaltjes af met het Paul Ambach Circus. “Ik begon ook concerten te organiseren onder de noemer Blues at the University. Sinds mijn dertiende, toen ik voor het eerst Ray Charles hoorde, was er voor mij maar één muziek: de zwarte. City blues, soul, rhythmand-blues. Ik haalde John Lee Hooker voor 500 dollar naar zaal Forum in de Brederodestraat. En later ook Muddy Waters. De preses van de Antwerpse Studenten Klub (ASK) was blijkbaar onder de indruk van mijn or-
EEN NIEUW MAGAZINE VOOR DE STAD, EEN NIEUW GEGEVEN VOOR DE STRAAT. NIEUW GAMMA RENAULT Z.E. : 100% ELEKTRISCH, 0% UITSTOOT. NU BESCHIKBAAR *.
www.renault-ze.com
DRIVE THE CHANGE * Bij verbruik, uitgezonderd slijtage onderdelen. Renault Fluence Z.E., Kangoo Z.E. en Twizy : onmiddellijk beschikbaar bij uw Renault-verdeler. ZOE : beschikbaar vanaf oktober 2012.
RENAULT ANTWERPEN Tunnelplaats 5 - 2000 ANTWERPEN - 03/205.99.00
www.renaultantwerpen.be
Paul Ambach aan de vleugelpiano, in zijn Boogie Wonderland in Wilrijk.
ganisatietalent. Hij vroeg me om de club uit te bouwen. Ik kreeg zelfs een eigen secretariaat, kun je nagaan.” Een tolkencarrière was voor de jonge Ambach niet weggelegd. “Ik deed examen bij de UNO, maar kreeg te horen: ‘Mister Ambach, u hebt het temperament maar niet de techniek’. Daar ging mijn grenzeloze ambitie. En in het leger wilden ze me ook al niet. Na het eerste gesprek werd ik meteen naar zaal 10 gestuurd, voor de ‘zware gevallen’. Ik was tamelijk zenuwachtig, en als ik zenuwachtig ben, zweet ik. En ik had nogal uitgebreid op die medische officier zijn papieren zitten zweten.” Maar concerten organiseren en zelf het publiek begeesteren, dat lukte wel. “I was a lucky playboy. Ik was aan het gaan, gaan, gaan. En ik ben blijven gaan.”
Arenaplein De Arenahal in Deurne-Zuid. Hier trainen de Antwerp Giants en volleybalclub Precura. 1.300 toeschouwers, zegt het bordje aan de ingang. “Oei, veel te weinig om nog een deugdelijk concert te organiseren. Voor minder dan 16.000 mensen spelen is onbetaalbaar geworden”, zegt Paul Ambach. Er klinkt heimwee door zijn hese stem. In deze zaal kreeg zijn leven als concertorganisator zijn eerste vlucht. “Het was begin jaren zeventig en ik wilde absoluut James Brown naar hier
halen. Ik vlooide het muziekmagazine Billboard uit en vond het nummer van zijn manager. ‘We zullen je bellen als James Brown nog eens naar Europa komt.’ En dat deden ze nog ook. Ik moest naar Parijs, naar Bruno Cocquatrix, de legendarische eigenaar van L’ Olympia. Ik daarnaartoe in mijn C&A-kostuum. ‘What’s your offer?’ Ik dacht: offer, offer, geen flauw idee. Ik haalde er Michel Perl bij, die ik kende van waterpoloploeg Maccabi en die mij op zakelijk vlak perfect aanvulde, en trok mijn stoute schoenen aan. ‘Tienduizend dollar, maar wel voor twee concerten.’ Ze hapten toe. Ik had die centen niet. Maar gelukkig trok James Brown 4.000 toeschouwers naar de Arena in de namiddag en nog eens 8.000 naar Vorst Nationaal ’s avonds, met tickets van 250 tot 500 frank. Ik was definitief vertrokken.” Ik diep uit een ver verleden de concerten op die ik in die periode heb gezien: Rory Gallagher, Lou Reed, Slade, Ten Years After, Led Zeppelin, Black Sabbath, Yes... en besef opeens dat een goed deel van mijn zakgeld in de portefeuille van deze man is beland. “Je was een goede klant van mij”, lacht hij. “Led Zepellin was mijn eerste rockconcert in Vorst. Later heb ik ook Oscar Peterson, Count Basie en Ella Fitzgerald naar daar gehaald. En op mijn dertigste Frank Sinatra. Vijfduizend frank per ticket, yeah!”
Voor het huis in de Van Ertbornstraat waar hij twintig jaar lang zijn kantoor had.
$
Nog ĂŠĂŠn keer swingen in de Arenahal, waar hij zijn eerste grote concert organiseerde.
En opnieuw sijpelt er enige nostalgie binnen. “Het is allemaal zo geglobaliseerd geworden. Het persoonlijk contact is er niet meer. Met Tom Jones, Santana, Bruce Springsteen, The Rolling Stones, Genesis of Michael Jackson – fijne kerel, trouwens – verliepen de contacten van man tot man. We gingen samen eten en na het concert zakten we soms stevig door.”
Van Ertbornstraat De impressionante lijst met concerten en de honderden affiches liggen nu in de kantoorruimte van Ambachs bedrijf aan de Desguinlei. Daarvoor verkocht hij zijn tickets twintig jaar lang in de Van Ertbornstraat, met uitzicht op het operagebouw en de Rooseveltplaats. Beneden huist nu een krantenwinkel. “Toen ik hier werkte, was het een platenwinkel. Ik kon er mijn tickets verkopen en wie naar mijn concerten ging, kocht er al eens een plaat.” Ambach wijst naar boven. “Mijn appartement. Later is daar Tom Barman ingetrokken. Een aantal scènes uit zijn film Any way the wind blows zijn daar opgenomen. Straf hé, hoe alles via muziek op de een of andere manier in elkaar haakt?” De innerlijke mens knort en Paul Ambach troont ons mee naar Caffé Internazionale in de Volkstraat. “Ze serveren er een fantastische pastrami, gepekeld rundvlees met een sausje naar keuze. Zoals het hoort, op brood van bakkerij Kleinblatt en met witte kool en een Poolse augurk.” Een hartaanval wijzer is Paul Ambach de voorbije jaren gestaag afgevallen van 106 naar 94 kg. “Ik zwem ook veel. Ik kan twee dingen goed: zwemmen en lawaai maken op een ander.”
Hoveniersstraat Pastrami. De Joodse delicatesse is het perfecte voorgerecht voor het ultieme doel van deze eendagsreis door het ambachtelijke Antwerpen: de Hoveniersstraat. Parkeren in de Diamantwijk is een doffe ellende, tenzij je een privéparkeerplaats hebt. De Jaguar manoeuvreert zich tussen de lijnen van Ambachs persoonlijke plekje. NV Matico, verboden aan onbevoegden. P. Ambach. “In Matico heb ik al mijn vastgoed ondergebracht”, legt hij uit. “Ik heb nogal een goede neus voor immobiliën.” We wandelen naar het appartement in de Hoveniersstraat waar Paul Ambach gewoond heeft van zijn tiende tot zijn vijfentwintigste. Ernstig kijkende maatpakken, chassidische Joden en Indiërs snellen ons voorbij. Het Frans, Engels en Jiddisch galmt tegen de hoge muren. Ambach stráált. “Hier klopt mijn hart. Het voelt nog altijd aan als thuiskomen. Nu, net na de middag, is het beste moment. Dan komt het mooie, bruisende, diverse karakter van de buurt het best tot zijn recht.” Iedereen hier kent Paul Ambach. Handen worden geschud, schouders beklopt. “Ik ben de Patrick Janssens van de Hoveniersstraat”, grapt Paul Ambach. “Ha, hello mister Mehta!” Dilip Mehta, de grote baas van diamantgigant Rosy Blue, schudt zwijgend Pauls hand en haast zich naar zijn volgende miljoen. Bewonderend: “Er werken 8.000 mensen voor die man.” De ene hartelijke ontmoeting volgt op de andere. “Mon cher, ik heb je allang niet meer in de synagoge gezien!”
Paul Ambach mompelt iets over veel werk en weinig tijd en dat hij snel nog eens komt. “Ik ben een seculiere Jood. Maar alle grote feesten, zoals het Joodse Nieuwjaar of Pasen, vier ik mee. En hier, in deze synagoge, heb ik mijn bar mitswa gedaan. Het is de enige synagoge in Antwerpen waar men de Portugese rituelen volgt en de teksten en gezangen in het Ladino zijn.” Een bronzen plakkaat aan de synagoge herinnert aan de aanslag van 1981, toen een bomauto drie doden en tientallen gewonden maakte. “De ravage was enorm”, herinnert Paul Ambach zich. “ Het glas van de ruiten was als dolken naar binnen gevlogen en stak diep in de zetels.” Voor de synagoge staat een groepje Rotterdamse studentes. Ze zijn een week in Antwerpen, op studiereis. Ambach gaat midden in de groep staan en doceert. “De naam van de synagoge is niet Sjuul, zoals ik u hoor zeggen, maar Kehila. Dat is Ladino.” De studentes krijgen een lesje in Joodse geschiedenis en staan een beetje raar te kijken. Ik fluister een onder hen toe dat die enthousiaste man met de theo-bril een heel belangrijke artiest is. “Hey jongens, die man is hartstikke beroemd!” Vanaf nu hangen ze aan zijn lippen. Het appartement waar de familie Ambach woonde, staat te koop. Hij noteert het nummer van de makelaar. “Ik wil er gerust 100.000 euro voor geven.” Paul Ambach vertelt hoe zijn vader nog voor de Tweede Wereldoorlog vanuit Polen naar Antwerpen kwam. “Hij leerde hier vijf talen en ook diamant slijpen. Hij had een geweldige gave: hij zong als Mario Lanza. De meeste slijperijen bevonden zich toen in de Provinciestraat. Vrijdagnamiddag, als de slijperijen dichtgingen, zette mijn vader het venster open en begon hij te zingen. De mensen bleven op straat staan. Hij zong zo mooi dat iedereen er door geëmotioneerd werd. Dat zangtalent kwam hem goed van pas toen hij voor zichzelf begon en hier in de Hoveniersstraat, in onze living, zijn kantoor had. De diamanthandel in de Pelikaanstraat leidde fel onder de werkzaamheden aan de metro, en alles verplaatste zich toen naar hier. De concurrentie was groot, maar mijn vader zong die letterlijk op afstand. Iedereen wilde graag steentjes kopen van die man met de prachtige stem. Uiteindelijk had hij klanten in Frankrijk, Oostenrijk en zelfs in Mexico.” Muziek loopt als een rode draad doorheen het leven van de Ambachs. Meer nog, zonder muziek zou Paul Ambach er nooit zijn geweest. “In 1940, mijn broer was toen al geboren, werden in België de eerste anti-Joodse wetten uitgevaardigd. In 1942 begonnen de deportaties. Mijn vader wou vluchten naar Zwitserland. Hij kreeg valse papieren op naam van Jozef Peeters. Samen met een vrouw die hij van haar noch pluim kende, nam hij de trein naar Lyon. Ze waren zogezegd broer en zus.” “Dank zij de talenkennis van mijn vader konden ze de checkpoints en de douaneposten passeren. Maar in Lyon bleven ze steken. Verder trekken naar het neutrale Zwitserland was door het oprukkende oorlogsgeweld niet langer mogelijk. In Lyon moest mijn vader
$ Foto boven: Het proefschrift over Ladino, de taal van zijn grootmoeder, waarmee Paul Ambach aan het HIVT afstudeerde als tolk Spaans.
De miniatuurstad van
Slin k
$
n Opgelet waar je je voeten dit weekend in 2018 Antwerpen neerzet, want Slinkachu heeft zijn kleine mannetjes losgelaten op straat. Klein vraaggesprek met een groot straatkunstenaar.
n k a chu Tekst: Frank Heirman - Foto’s: Slinkachu
$
$
Zit er een geheim achter de mysterieuze naam Slinkachu? Neen. Zoals veel in mijn carrière berust hij op toeval. Het was een koosnaampje dat ik ben gaan gebruiken om in te loggen op mijn computer. Ik vond het wel iets hebben. Daarom heb ik de naam overgenomen voor mijn blog waarop ik verslag deed van mijn interventies op straat. Die werden snel opgepikt door de undergroundscene in Londen. Op een dag verscheen er een groot verhaal over de mysterieuze kleine mannetjes van Slinkachu in een dagblad. Dan kon ik niet meer terug. Als artiestennaam vind ik Slinkachu geschikt. Je hebt er het raden naar welk karakter er achter schuilgaat. Zelfs de nationaliteit blijft in het ongewisse. Zo hoort het: het werk is het belangrijkste, niet de kunstenaar. Herinner je je nog je eerste ‘little people’? Welke de eerste waren, weet ik niet meer. Als hobby was ik al jaren bezig met modelbouw, voor ik op het idee kwam om mijn creaties op straat uit te proberen. Aan een professionele carrière dacht je niet? Ik heb art school in Londen gevolgd, algemene richting, weinig praktijk. Ik kende de geschiedenis van de fotografie, maar toen ik mijn ‘little people’ op straat wilde vastleggen, had ik geen enkele professionele ervaring. Die is gegroeid, toen ik meer creaties bedacht en de verhaallijnen belangrijker werden. Als de presentatie beter wordt, geraken ook uitgevers en galeries geïnteresseerd. Dan volgen de musea. Maar van zo’n strategie was in het begin geen sprake. Waar vind je je materiaal. En je inspiratie? Figuurtjes kan je vinden in elke speelgoed- of modelbouwwinkel. Maar ik ga ze daarna te lijf. Ik kleur ze of hak er een arm af. Ik prop ze in een hoop vuilnis. Mijn scènes ontstaan uit een combinatie van nadenken en
toeval. Ik zit voortdurend scenario’s te bedenken, verhalen die mijn figuurtjes kunnen overkomen. Ik heb een notaboekje bij, waarop ik invallen noteer, zoals schilders schetsen maken. Maar je mag natuurlijk niet blijven nadenken, want dan voer je geen klap uit. Je moet de straat op want daar liggen de invallen voor het rapen. Plots stoot je op een rioolputje of een afvoerbuis, een kapotte muur… Dan neemt de fantasie het over. Hoeveel ‘little people’ bestaan er al? Ongeveer vierhonderd, schat ik. Maar het is moeilijk te tellen, want ik vind het interessant om verschillende versies te maken met dezelfde types. Als het licht, de invalshoek of de omgeving anders is, krijg je andere effecten. Je kan ook figuren combineren. De mensen die de kunstwerkjes bekijken, geven er ook telkens andere interpretaties aan. Jouw originele creaties verdwijnen steeds. Enig idee wat hun lot is? Ik zet ze op straat en daar laat ik ze aan hun lot over. Dat is het spel. Sommige worden vertrapt, andere gestolen. Sommige blijven eenzaam achter, helemaal vergeten. ‘Lost and lonely in the city’, dat is een sterke existentiële ervaring die we allemaal kennen. Je bent een product van de street art in Londen? Kan je overal werken? Street art is al wat over zijn hoogtepunt heen. Enkele jaren geleden was het een echte rage. Dat ze in Londen opbloeide, is niet toevallig. Londen is een open, artistieke en levendige stad. Wellicht speelde ook mee dat het een soort tegenreactie vormde tegen de chique kunst van de vorige generatie. Wij werken met goedkoop materiaal en afval. Ik ben niet geïnteresseerd in de waarde van kunst, wel in de emoties die ze losweekt.
Tot en met vandaag zaterdag 5 mei kan u het werk van Slinkachu ontdekken in de verschillende wijken met postcode 2018. Hij realiseert er vijf nieuwe miniatuurinstallaties op evenveel locaties. U vindt deze werken op centrale plekken, langs pleintjes en parken, tussen 10 en 21 uur. Meer info op www.slinkachu. com
$
Horror of humor? Humor is het belangrijkste. Het is moeilijker en subtieler dan drama. In al mijn ensceneringen probeer ik een soort droge humor, een tegendraadse manier van kijken en denken te stimuleren. Mijn taferelen zijn gebaseerd op het alledaagse leven. Ik gebruik geen sprookjes, sciencefiction of gruwelverhalen. Het is geen Hollywood. Mijn werk komt pas tot zijn recht in een stedelijke context. Ik zie me niet werken op een afgelegen hoogvlakte. Toen ze mij vorig jaar polsten of ik iets in Antwerpen kon realiseren, ben ik ter plekke komen kijken. Ik zag het onmiddellijk zitten.
Minivragen Lego of Playmobil? Lego. Toneel of fotografie? Fotografie. Warhol of Duchamp? Marcel Duchamp. Madonna of Lady Gaga? Lady Gaga. Dickens of Dimitri Verhulst? Charles Dickens.
Roken of drinken? Drinken. Dag of nacht? Dag. Zuiden of noorden? Zuiden. Wandelen of rijden? Wandelen. Antwerpen of Amsterdam? Beide!
Stoort het dat je nageaapt wordt? Naäpen kan je niet verbieden. Kopiëren is eigen aan de kunstscene. Het klopt dat ik navolging heb. Sommigen sturen me zelfs mails door met hun creaties om te vragen wat ik ervan vind. Ik stoor me er niet te veel aan, ik werk door aan mijn eigen verhaal. Komt er ooit een einde aan dat verhaal ? Voor het najaar werk ik aan een nieuw boek, samen met exposities in Londen en hopelijk ook in New York en Berlijn. Daarna las ik een lange adempauze in. Mijn werk is gebaseerd op twee sterke parameters: de schaalverkleining en de confrontatie met de straat. Daar kan je in principe op blijven doorwerken. Maar ik wil dat mijn werk steeds ambititeuzer wordt en dubbelzinniger. Ik wil mezelf niet gaan vervelen. Zolang ik mezelf kan verbazen, zullen er ‘little people’ opduiken.
2 +,:0.5
NO BA K L A N T EN K A A R T
-5 % -10 %
directe KORTING aan de kassa KORTING op prijzen met een *
ONZE WINKELS ZIJN OPEN OP ZONDAG (behalve Bilzen): BREE BILZEN HASSELT SINT-JORIS-WINGE ZANDHOVEN
Bocholterstraat 23 Riemsterweg 120 Genkersteenweg 150 Gouden Kruispunt 32 Langestraat 87
| | | | |
089/46 089/41 011/21 016/64 03/464
60 20 13 08 20
57 26 08 82 14
Mexx | S. Oliver速 | CKS速 | Someone | Only | Vero Moda | Tom Tailor | Anna Scott | QS Taifun | Gerry Weber | Cecil | Mayerline | Esprit Collection | State of Art (niet in Bree) | Wrangler
WWW.NOBA.BE
$
Lichtbakens in het donker
s
$
Tekst: Sylvia Mariën Foto’s: Ludo Mariën, Patrick De Roo, Dirk Kerstens
Plots zijn ze er, als uit het niets. Kleine vuurtorens in moeilijke buurten, lichtbakens die aangeven waar zo’n buurt naartoe kan. Een goed café is o zo belangrijk voor een wijk. Maar wie durft het aan? “Toen we opengingen, was iedereen zo blij”, zegt Rein Adons van café Mombasa in Borgerhout. “Dit is het café waarop iedereen zat te wachten.” Op kroegentocht langs hippe cafés in de donkerste stukjes Antwerpen.
$
De Kroon in de Kerkstraat: een plek waar tegenwoordig iedereen wil zijn.
VRIJDAG, 23.30U, café De Kroon (Kerkstraat, Antwerpen-Noord) Hipste tooghanger: Tom. Hij draagt een rood-zwart geblokt houthakkershemd, heeft een zwart hoedje op en zo’n dikke zwarte oorbel die het oor voor het leven verminkt... Hij drinkt een simpele Maespils van de tap. Het terras van De Kroon zit vol. De straatverlichting verspreidt een gelige gloed boven het rumoerige pleintje van de Kerkstraat, een zijstraat van de Carnotstraat/Turnhoutsebaan. De Kerkstraat snijdt door de buurt die zelfs ver buiten Antwerpen de grimmige cijfers 2060 krijgt toebedeeld. Binnen zit en staat het volk in kleine hoopjes. Aan de halfronde minitoog is het onder het rode neonlicht drummen en wegdrummen. Niemand staat spontaan zijn halve meter af. Hier en daar steekt iemand
Eddy Borry van De Kroon heeft met de heraanleg van het plein in 2000 veel nieuwe en jonge klanten zien komen. “Voordien zag het er somber uit voor mij.”
(schijnbaar?) achteloos een sigaret op. Ach, rookverbod. Eddy Borry kijkt vergenoegd rond. In al die jaren - 21 nu al - is op deze plek niets veranderd. “Toch vindt hier om de vijf, zes jaar een verjonging plaats, een kleine, spontane metamorfose. Klanten beginnen vaak als student en blijven de jaren daarna nog geregeld plakken. Tot de pampers hun intrede doen, dan verdampen die klanten langzaam maar zeker. Maar altijd staat er een nieuwe generatie klaar.” “Hoe ik mijn klanten zou omschrijven? Trendy alternatief. En ze komen uit de buurt, ja. Hier woont veel meer van dat soort mensen dan buitenstaanders denken. Toch is het niet het publiek dat je op het Antwerpse Zuid aantreft. Daar is het toch eerder m’as-tu vu en arty-farty. Niet?” Daar doet De Kroon niet aan mee. Het café straalt een zeker onbekommerdheid uit, met genieters die zichtbaar níet hun best doen om zo goed mogelijk in het decor te passen. Pas op, de klanten kwamen niet vanzelf, het was kantje boord. De biljarttafel liet zich niet makkelijk verjagen. “Ik kwam van de Dageraadplaats, van de alternatieve cafés daar”, vertelt Eddy. “Ik wou er graag blijven, zelf zo’n café overnemen. Maar dat ging niet, financieel. Ik kwam op De Kroon uit en kon de zaak voordelig kopen. Ik heb het gewaagd.” “Overdag kwamen de vaste klanten, de oude mannen, hun pintje drinken. ’s Avonds werd het vaak wat wilder. Maar er kwamen geen nieuwe klanten; ik had een probleem. Er restte me niks anders dan een bijkomende job te zoeken om rond te komen. Het zag er hier heel donker uit voor mij. Tot in 2000. Toen werd het pleintje heraangelegd en zie… Plots stroomden nieuwe mensen de buurt binnen. Kunstenaars, artiesten, grote namen zelfs, zoals Jan Fabre. Kunstenaars zijn altijd de voorbodes.” De lente van een nieuw elan voor een buurt. Een buurt die rechtkrabbelt.