4 minute read
● Wat zeggen de voorschriften van het WTCB over houten
by Embuild
Wat zeggen de voorschriften van het WTCB over houten sportvloeren?
De technische voorlichtingsnota 270 van het WTCB bevat een apart hoofdstuk dat gewijd is aan speciale vloeren. Een van de types vloeren die daarin besproken worden, zijn houten sportvloeren.
Houten vloeren worden gebruikt voor een waaier aan sporten. Uiteraard zullen de eisen die gesteld worden aan de vloer dan ook kunnen verschillen per sport of afhankelijk van de intensiteit van het gebruik.
De eisen met betrekking tot sportvloeren, ongeacht het spelniveau (competitie, schoolgebruik), zijn opgenomen in de norm NBN EN 14904. Binnen de vier categorieën die gedefinieerd zijn in de norm, zal een houten parket geklasseerd worden als een sportvloer met vlakelastische vervorming, dit wil zeggen een vloer waarop de toepassing van een puntbelasting leidt tot een vervorming over een relatief grote oppervlakte rondom het punt waarop de belasting aangrijpt. Deze categorie van sportvloeren is doorgaans opgebouwd uit een houten ondervloer waarop een houten of synthetische vloerbedekking aangebracht wordt.
De eisen uit de norm NBN EN 14904 hebben betrekking op de volgende karakteristieken:
Afbeelding • Sportvloer op een dubbel regelwerk, al dan niet op verende blokjes
● eisen inzake de gebruiksveiligheid: gladheid, schokabsorberend vermogen, verticale vervorming
● technische eisen: balstuitgedrag, weerstand tegen rollende belastingen, slijtvastheid, brandreactie, formaldehyde-emissie, pentachloorfenolgehalte (PCP), spiegelende reflectie, spiegelglans, weerstand tegen indrukking, schokbestendigheid, vlakheid.
Onderstructuur
Alle sportvloeren vereisen een onderstructuur waarvan het ontwerp en de uitvoering afhankelijk zijn van de uiteindelijke afwerking. De gemeenschappelijke onderstructuur voor de verschillende types vloerbedekkingen is meestal opgebouwd uit een betonnen vloerplaat zonder constructievoegen, maar wel met eventuele krimpvoegen. De betonkarakteristieken staan gedefinieerd in de normen NBN B 15-001 [B1] en NBN EN 206 [B2].
Vermits veel sportzalen opgetrokken worden op een betonnen vloerplaat, is het aanbevolen om een aantal maatregelen te treffen, zoals de plaatsing van een anticapillair membraan en dit, teneinde capillair stijgvocht te vermijden. Het vochtgehalte van de betonnen vloerplaat vóór de plaatsing van de houtconstructie moet lager zijn dan 4,5 %. In het geval van een dekvloer moet het vochtgehalte lager zijn dan 2,5 %.
Los van de criteria uit de Europese norm, is het aanbevolen om bij houten vloerbedekkingen steeds de onderzijde te ventileren. Deze aanbeveling is in het Waalse Gewest zelfs een verplichting geworden. De luchtspouw, die minstens 10 mm dik moet zijn, moet zich ten minste over 50 % van het oppervlak van de sportvloer uitstrekken en moet in contact staan met de omgevingslucht van de sportzaal.
Elasticiteit
Een van de belangrijkste aspecten waarop een sportvloer beoordeeld wordt, is zijn elastische gedrag, dat wil zeggen de mate waarin de vrijkomende energie geabsorbeerd wordt op een beperkte oppervlakte, bijvoorbeeld een oppervlakte met een straal van 1 of 2 m.
Een vloer met een zuiver puntelastisch gedrag is uiterst ongunstig voor het comfort van de sporters. Alle energie die vrijkomt bij het neerkomen van de sporter of een bal wordt ter plaatse door de vloer opgenomen. De bal botst niet, terwijl de sporter de indruk heeft dat de vloer te zacht is waardoor hij snel vermoeid raakt.
Een zuiver vlakelastsich gedrag is evenmin ideaal. Omdat de massa van de sporter of de bal te verwaarlozen is in vergelijking met de massa van de volledige vloeropbouw, zal deze laatste ervaren worden als zeer hard. Men dient dus de gulden middenweg te vinden.
Stroefheid van het oppervlak
In principe worden sportvloeren geleverd met inbegrip van hun afwerkingslagen. De afwerking en het onderhoud spelen een belangrijke rol voor de stroefheid van het oppervlak. De vloer wordt veelal behandeld met een speciaal vernis dat bescherming biedt tegen vuil en vochtindringing en dat voor de nodige stroefheid zorgt. Men kan hiertoe bijvoorbeeld gebruikmaken van een tweecomponenten PU-vernis met antislipadditieven.
Het normale onderhoud kan beperkt blijven tot het afnemen van het stof en een behandeling met een lichtjes vochtige borstel. Het grote onderhoud bestaat uit een grondige reiniging met een vochtige dweil, waarna de vloer drooggewreven wordt en een oppervlaktebehandeling met een speciale polish uitgevoerd wordt. De vloer mag pas 24 uur na de behandeling opnieuw belopen worden.
Gelet op de gewenste hoge stroefheid is het bij een squashvloer aanbevolen om het oppervlak op te ruwen. Hiervoor kan men zijn toevlucht nemen tot een opgeruwd parket dat al dan niet voorzien werd van een laag vernis. In afwezigheid van een vernis dient men rekening te houden met het feit dat het vuil dieper zal kunnen doordringen. Dit vuil kan volledig of gedeeltelijk (naargelang van de vervuilingsgraad) verwijderd worden door schuren (bv. 1 keer per jaar).
Vloeropbouw
De onderconstructie van een sportvloer is minstens even belangrijk als het decoratieve aspect van het zichtvlak. Traditioneel worden sportvloeren op een dubbel of enkelvoudig regelwerk en al dan niet op verende blokjes geplaatst (afbeelding). Tegenwoordig wordt de elasticiteit ook vaak verzekerd door kunststof-, kurk-, of kunstharsblokjes. Het is tevens mogelijk om de vloerbedekking rechtstreeks op een verende onderlaag te plaatsen, zonder houten ondervloer.
De vloerelementen hebben meestal een dikte van 22 mm en zijn zowel aan de kopse kant als aan de langszijde voorzien van tand en groef. Ze worden verdekt genageld.
De meest gebruikte houtsoorten voor sportvloeren zijn beuken en esdoorn (hard maple); er wordt eveneens – zij het in veel mindere mate – gebruikgemaakt van essen en bepaalde tropische houtsoorten (bv. iroko).
Meer Technische voorlichting weten? nr. 272 ‘Houten vloerbedekkingen: plankenvloeren, parketten en houtfineervloeren - Deel 2: uitvoering (vervangt de TV 218)’