65
BALIE BULLETIN OOST-BRABANT Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
december 2019
Baliebulletin Oost-Brabant
Inhoudsopgave
Voorwoord
Voorwoord Van de redactie Van de deken
Beste Baliegenoten, pagina 2 pagina 3
Medelingen Raad van de Orde
pagina 5
Commissieverslagen Personen- en familierecht Insolventiecommissie Personen- en familierecht Civiel
pagina pagina pagina pagina
Perikelen stakingen strafpiket Stakingen rechtsbijstand
pagina 9
Even voorstellen Innovatiecommissie
pagina 10
Roerende zaken David Dubach- Gnocchi
pagina 1 1
De afgevaardigde spreekt…
pagina 12
Gedrags- en Tuchtrecht Léon Spronken
pagina 13
Interview mr. H.G.M. (Heleen) Rutgers
pagina 1 4
Column Renaldo Willems Legal lulkoek
pagina 1 6
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
Pagina 1 7
Innovatierubriek Stichting Viadicte
pagina 3 0
De pen Bas Ruijters
pagina 3 1
Beëdigingen / inschrijvingen 30 juli - 25 oktober 2019
pagina 3 4
Adres/kantoorwijzigingen 30 juli - 25 oktober 2019
pagina 3 7
Uitschrijvingen 30 juli - 25 oktober 2019
pagina 3 8
Strip
pagina 38
Prikbord
pagina 38
Agenda
pagina 39
Colofon Uitgave 65, december 2019
pagina 3 9
Advocatenplaten Joost Schunselaar
pagina 40
nr. 63, juni 2019
2
van de redactie
5 7 7 8
Voor u ligt alweer de laatste editie van het BBOB van 2019. Graag wil de redactie iedereen bedanken voor hun bijdragen aan het BBOB gedurende het afgelopen jaar. Zonder onze auteurs, raad van de orde en adverteerders, zou het BBOB niet zijn wat het is. Een mooi blad dat voor verbinding en kennisuitwisseling zorgt binnen onze Balie. Wij zijn er als redactie trots op dat we daaraan een bijdrage mogen leveren. In de redactie kijken wij in ieder geval terug op een geslaagd jaar met mooie edities van het BBOB. Verder hebben we twee nieuwe redactieleden welkom mogen heten, Peter van Limpt en Antoine Leroux en heeft één van onze leden, Jelle Beerens, afscheid genomen van de redactie. Wij danken Jelle hartelijk voor zijn inzet en wensen hem heel veel succes voor de toekomst. Ik hoop dat u tijdens de feestdagen zal genieten van deze mooie editie. U zal weer meer te weten komen over de muzikale voorkeuren en de indrukwekkende kookkunsten van onze Balieleden. Verder kunt u uw kennis opfrissen met de laatste juridische ontwikkelingen. Vanzelfsprekend is dit niet alles, maar ik nodig u uit dat zelf al lezende te ontdekken. Namens de gehele redactie van het BBOB wens ik u veel leesplezier, fijne feestdagen en een gelukkig en gezond 2020 toe! Alexander Peerboom
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Voorwoord
Jan Frederik Schnitzler
Contant geld Met de inwerkingtreding van de huidige advocatenwet per 1 januari 2015 zult u gemerkt hebben dat een groot aantal zaken is veranderd. Door van de deken een bestuursorgaan te maken met toezichthoudende bevoegdheden is het toezicht in de afgelopen 5 jaar meer gestructureerd en meer geïntensiveerd. Behalve dat de deken op grond van artikel 45a wettelijk toezichthouder op grond van de advocatenwet werd, is de deken per 1 januari 2015 eveneens wettelijk toezichthouder in het kader van de Wwft. Het kan u, bijvoorbeeld bij kantoorbezoeken, niet ontgaan zijn dat er in toenemende mate aandacht wordt gevraagd voor, enerzijds het bestaan van en anderzijds de voor advocaten voortvloeiende verplichtingen uit, de Wwft.
Artikel 6.27 van de Voda is glashelder. In lid 1 staat te lezen: ‘’De advocaat verricht of aanvaardt in het kader van zijn praktijkuitoefening betalingen slechts giraal behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid.’’ De uitzondering wordt ingevuld in het tweede lid, waarin wordt bepaald dat een advocaat in het kader van zijn praktijkuitoefening alleen dan betalingen in contanten kan (verrichten of) aanvaarden, indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen en met inachtneming van het bepaalde in het derde lid. En dat derde lid bepaalt dat indien de advocaat in een zaak of in een periode van ter hoogste één jaar ten behoeve van dezelfde cliënt een of meer contante betalingen zal verrichten of aanvaarden met een gezamenlijke waarde van € 5.000,00 of meer, die advocaat voorafgaand aan die verrichting of aanvaarding overlegt met de deken (of wanneer dit voorafgaand overleg redelijkerwijs niet mogelijk is, dit overleg onverwijld na de verrichting of aanvaarding van die betaling plaatsvindt).
Witwassen is een groot maatschappelijk probleem en regels ter voorkoming daarvan zijn van groot belang. Om die reden is het terecht dat de Wwft, ook vanuit advocatuurlijk perspectief, veel aandacht verdient. Die eerste aandacht richt zich vooral op de zogenaamde awareness: het is noodzakelijk dat alle – ik herhaal alle – advocaten zich bewust zijn van het bestaan van de Wwft en van de verplichtingen die op advocaten rusten zodra zij met Wwft-zaken te maken krijgen. Op het vergroten van die kennis wordt breed ingezet, bijvoorbeeld doordat onze balie cursussen op dit gebied organiseert en ook doordat tijdens kantoorbezoeken de nodige aandacht aan de Wwft wordt besteed.
Hoewel de regel klip en klaar is, veronderstellen sommige advocaten nog steeds dat zij zonder overleg met de deken tot € 5.000,-- een betaling in contanten zonder probleem kunnen en mogen aannemen. Een misverstand dus! En dat blijkt ook als naar aanleiding van de opgave in de CCV, dat er contant geld is betaald of ontvangen, gevraagd wordt naar rechtvaardigende feiten en omstandigheden. Dan blijft een goed antwoord vaak uit. Hier is dan dus duidelijk sprake van onwetendheid (hetgeen overigens niet een excuus is). Advocaten die op de verkeerde interpretatie van de betreffende bepaling worden gewezen, zullen dit daarna doorgaans niet meer doen.
Dit alles neemt echter niet weg dat advocaten – anders dan bijvoorbeeld notarissen en belastingadviseurs – een bij uitstek procederende beroepsgroep vormen. Het is u bekend dat op grond van artikel 1a, lid 5 van de Wwft deze wet niet van toepassing is voor zover een advocaat voor een cliënt werkzaamheden verricht betreffende de bepaling van diens rechtspositie, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding.
Ik ben echter bang dat er ook een categorie advocaten is die te gemakkelijk het bestaan van de uitzondering als bedoeld in lid 2 van artikel 6.27 van de Voda aanneemt. Een eigen belang – namelijk betaling van het gevraagde voorschot – kan daarmee verband houden. Anders gezegd: het feit dat een advocaat graag zijn voorschotnota betaald ziet worden, zal kunnen betekenen dat een advocaat al snel van mening is dat er feiten of omstandigheden zijn die de contante betaling rechtvaardigen, terwijl het maar zeer de vraag is of dat wel juist is. Hoe vaker een dergelijke contante betaling dan aanvaard wordt, hoe vaker ook de kans aanwezig is dat op deze wijze geld wordt witgewassen. Want of er enig onderzoek door de ontvangende advocaat wordt gedaan naar de herkomst van het geld is uiteraard zeer de vraag. En zo wordt de kans op witwassen via geldstromen die contant plaatsvinden aanmerkelijk groter.
Een relatief kleine groep advocaten zal uiteindelijk daadwerkelijk Wwft-zaken behandelen. De groep zal nog kleiner zijn, waar het gaat om ongebruikelijke transacties, die bovendien ook nog gemeld moeten worden. Als we kijken naar het aantal meldingen die door advocaten bij de FIU worden gedaan, dan zijn deze op de vingers van twee handen te tellen. Dat er weinig gemeld wordt, is een feitelijke vaststelling. Of er te weinig gemeld wordt, is een moeilijk te beantwoorden vraag. Ik sluit niet uit dat zich situaties voordoen van ongebruikelijke transacties die gemeld dienen te worden bij de FIU, maar waarvan de melding achterwege blijft. Maar tegelijkertijd denk ik dat het aantal gevallen waarin een melding door advocaten onterecht achterwege blijft in absolute zin beperkt zal zijn, nu de Wwft bij het grootste gedeelte van de behandelde zaken juist niet van toepassing is. Witwassen kan uiteraard ook om de hoek komen kijken in geval van contante betalingen. Over contante betalingen bestaan toch nog wel wat misverstanden. Er zijn advocaten die nog steeds denken dat de ontvangst van een contant bedrag tot € 5.000,-- zonder meer toegestaan is, maar dit berust toch echt op een misverstand.
Vanzelfsprekend kunnen er omstandigheden zijn waardoor een girale overboeking niet tot de mogelijkheden behoort. Cliënten beschikken soms eenvoudigweg niet over een bankrekening in Nederland of hun hele vermogen kan beslagen zijn. De vraag is dan wel in hoeverre er voldoende onderzoek wordt gedaan naar die rechtvaardigende feiten en omstandigheden die vervolgens tot de conclusie leiden dat de contante betaling in de gegeven situatie te rechtvaardigen is. Is bijvoorbeeld onderzocht of de girale betaling op een alternatieve wijze kan plaatsvinden? Ook de factor tijd kan vanzelfsprekend een rol spelen. Soms is er haast geboden bij de dienstverlening en wil de advocaat in kwestie wel eerst een voorschot ontvangen. Dat is op zich begrijpelijk. Tegelijkertijd moeten we met zijn allen wel kritisch blijven. Ook een spoedovermaking per bank behoort tot de mogelijkheden en 3
Baliebulletin Oost-Brabant
Voorwoord
Jan Frederik Schnitzler
een situatie waarin een cliënt wel in staat is om een behoorlijk bedrag in contanten aan zijn advocaat te betalen terwijl zijn hele vermogen beslagen is, roept ook vragen op. Vooral als de cliënt zich mogelijk met criminele activiteiten heeft bezig gehouden, althans daarvan wordt verdacht. Hoe normaal is het dat de cliënt onder die omstandigheden wel in staat is om zijn advocaat zonder probleem een voorschot van circa € 5000,-- te betalen en hoe vanzelfsprekend is het dat de betreffende advocaat dat voorschot in contanten zonder verdere vragen accepteert? Of zou een advocaat in een dergelijke situatie zijn dienstverlening niet gewoon moeten weigeren? Het vermoeden bestaat dat deze problematiek zich vooral manifesteert bij strafzaken en dat contante betalingen aan advocaten, waarvoor geen objectieve rechtvaardiging aanwezig is, in dit soort zaken veel vaker voorkomt dan wenselijk is. Daar moet iets aan worden gedaan wat mij betreft. Volgens de huidige bepaling in de Voda wordt het aan de advocaat in kwestie tot een bedrag van € 5.000,-- overgelaten of hij van mening is dat er een rechtvaardiging is voor die contante betaling. Zoals ik al aangaf, kan een advocaat hier een eigen belang hebben (betaling van de voorschotnota), waardoor hij/zij minder kritisch wordt. Ik pleit ervoor dat de bepaling in de Voda in ieder geval op dit punt wordt aangepast, in die zin dat een advocaat bij iedere contante betaling met de deken dient te overleggen. Er is dan in ieder geval enige controle of er een rechtvaardiging in feiten en omstandigheden kan worden gevonden om die contante betaling te aanvaarden. De deken kan dan tevens kritisch kijken naar het voorafgaande onderzoek dat de advocaat dienaangaande heeft gedaan. De kans op witwassen door advocaten die contante betalingen aannemen, is levensgroot aanwezig, zeker als het gaat om cliënten die in het strafrechtelijk milieu zitten en waarbij de criminele herkomst van het geld bepaald niet denkbeeldig is. Maar ik ben vooral van mening dat advocaten eigenlijk iedere vorm van contante betaling zouden moeten weigeren, omdat het witwasrisico daardoor in aanzienlijke mate kan worden ingeperkt. En misschien moet de Voda zelfs wel nog verdergaand worden gewijzigd, in die zin dat contante betalingen in het geheel niet meer worden toegestaan. Dat dit dan met zich meebrengt dat cliënten een gering bedrag aan eigen bijdrage en/of griffierecht ook niet meer contant aan hun advocaat kunnen betalen (wat regelmatig voorkomt) moge zo zijn, maar moet dan maar op de koop toe worden genomen. U zult mij kunnen tegenwerpen dat wanneer contante betalingen worden verboden het risico van witwassen nog steeds niet is uitgebannen. Ook bij betaling via de bank kan immers sprake zijn van gelden met criminele herkomst. Dat klopt, maar er kan door de autoriteiten - denk vooral aan de belastingdienst en het Openbaar Ministerie - in ieder geval veel gemakkelijker onderzoek naar een bankrekening worden gedaan, dan naar contant geld. Bij dit alles onderken ik uiteraard het belang van verdachten in een strafzaak om zich te voorzien van rechtskundige bijstand. Ook deze cliënten hebben immers recht op rechtsbijstand en het mag niet zo zijn dat zij in de uitoefening van die rechten beknot worden doordat zij hun advocaten niet meer zouden kunnen betalen. In het verleden 4
heeft discussie plaatsgevonden of advocaten zich aan heling schuldig maken wanneer zij betaling ontvangen van een cliënt die verdacht wordt van een strafbaar feit en waarbij het vermoeden bestaat dat die gelden in verband kunnen worden gebracht met gepleegde strafbare feiten. Daar zijn destijds werkafspraken over gemaakt, inhoudende dat advocaten in dat geval niet worden vervolgd. Ook strafcliënten hebben immers recht op rechtsbijstand en dat moet mogelijk worden gemaakt. Maar de advocaten die betalend voor die cliënten optreden, zouden wat mij betreft aan de minimumvoorwaarde moeten voldoen dat zij hun voorschot slechts langs girale weg mogen ontvangen. Ik roep alle advocaten op om contante betalingen, zolang de Voda die toestaat, kritisch te bezien en in alle gevallen overleg te plegen met de deken, ook als het gaat om bedragen van minder dan € 5.000,--. Maar beter zou het zijn om de Voda op dit punt te wijzigen. En advocaten die onder de huidige regelgeving toch ten onrechte contant geld blijven aannemen, zullen zich moeten realiseren dat dit zonder meer zal leiden tot tuchtrechtelijke maatregelen, wanneer dit aan het licht komt. Op het moment dat u dit leest, is het jaar 2019 alweer bijna voorbij. Als het goed is, valt dit Kerstnummer net voor de Kerstdagen op uw deurmat. Door de dood van Derk Wiersum werd 2019 voor de advocatuur een gitzwart jaar. Derk Wiersum was advocaat, maar daarnaast, of beter: allereerst, was hij ook gewoon echtgenoot en een vader van twee kinderen, die op laffe wijze op klaarlichte dag uit het niets werd geliquideerd. De aanslag op Derk werd daarmee naast een aanslag op de advocatuur ook een aanslag op de rechtstaat. Zowel de advocatuur als de rechtstaat zullen nooit meer hetzelfde zijn. Wij moeten kennelijk leren leven met het gegeven dat er lieden in onze samenleving zijn die regels aan hun laars lappen, die alleen hun eigen belang vooropstellen en verder niets en niemand ontziend opereren. Laten we hopen dat de verantwoordelijken voor deze gruwelijke liquidatie hun gerechtvaardigde straf niet zullen ontlopen. Ik spreek ondanks dit alles niettemin de hoop uit dat u en de uwen prettige feestdagen en een goede jaarwisseling zullen hebben en voor het nieuwe jaar 2020 wens ik u alvast het allerbeste toe. Maar laat u vooral ook niet na om op enig moment tijdens de komende Kerstdagen op enig moment nog eens kort stil te staan bij de dood van Derk Wiersum en te denken aan zijn nabestaanden, in het bijzonder zijn vrouw en kinderen. Hoe zullen zij zich deze dagen, die doorgaans in het teken staan van warmte en gezelligheid in gezinsverband, voelen? Ik kan mij er van alles bij voorstellen, hoewel ik mij natuurlijk nooit volledig in hen zal kunnen verplaatsen. Ik kan hen slechts vanaf deze plek heel veel sterkte en steun aan elkaar toewensen en melden dat ik – en hopelijk ook u allen – tijdens de Kerstdagen aan hen zullen denken. Ik zie u graag in goede gezondheid terug in 2020. Jan Frederik Schnitzler, deken
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Medelingen Raad van de Orde
Wijziging
in
aanpak
werknemersverzekeringszaken
Rechtbank Oost-Brabant
Gelet op de wat oplopende zaaksvoorraden en de als gevolg daarvan wat oplopende doorlooptijden bij werknemersverzekeringszaken, gaat de sector bestuursrecht van de Rechtbank Oost-Brabant vanaf half september 2019 bij werknemersverzekeringszaken gedeeltelijk een andere werkwijze hanteren die gebaseerd is op artikel 8:57 Awb. Deze nieuwe werkwijze betekent concreet het volgende: 1. Binnenkomende werknemersverzekeringszaken worden inhoudelijk gescreend; 2. De rechter beoordeelt of afdoening via artikel 8:57 lid 1 van de Awb mogelijk is; 3. Ingeval afdoening via artikel 8:57 lid 1 van de Awb mogelijk is, dan krijgen partijen een brief met die informatie en met een termijn; 4. Binnen de in de brief gestelde termijn kan worden aangegeven dat men desondanks gebruik wenst te maken van het recht ter zitting te worden gehoord;
5. In zaken waarin partijen instemmen met een afdoening zonder zitting of waarin partijen niet binnen de gestelde termijn reageren zal de rechtbank de zaak zonder zitting afdoen; 6. Ingeval partijen aangeven dat ze gehoord willen worden dan volgt een zitting. Alleen als alle medische informatie zo snel mogelijk en zo volledig mogelijk wordt aangeleverd dan kan bij de inhoudelijke screening ten aanzien van de geschiktheid van een zaak voor afdoening via artikel 8:57 Awb daarmee rekening worden gehouden. Het is dus belangrijk dat dit aspect extra aandacht krijgt. Bovenstaande werkwijze zal zich in beginsel beperken tot de werknemersverzekeringszaken en ook slechts tijdelijk worden toegepast. Mochten de effecten van deze werkwijze echter dermate positief zijn en meer structureel en/of breder toepasbaar worden geacht, dan kan het zijn dat (elementen van) deze werkwijze breder ingevoerd gaan worden. Rietje Obers
Commissieverslag
Personen- en familierecht - Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch - 17 juni 2019 Op 17 juni 2019 heeft het jaarlijkse overleg tussen de balie en het hof plaatsgevonden. Uit dit overleg komen de volgende punten naar voren:
Verkorting doorlooptijden
Sinds 1 februari 2019 is de afdelingsstructuur bij het hof afgeschaft. Er zijn nu 5 teams: handelsrecht, 2 teams strafrecht, belastingrecht en familie- en jeugdrecht. De teams hebben teamvoorzitters en eigen administraties met een coördinator. Miriam Versteeg is de coördinator van de administratie familie- en jeugdrecht. Boven de beschikkingen van het hof staat tegenwoordig: team familie en jeugdrecht.
De Stuurgroep doorlooptijden is in de eerste helft van 2018 gestart, met als opdracht nieuwe normen voor de doorlooptijden te formuleren en te adviseren hoe deze normen kunnen worden geïmplementeerd. Er zijn per rechtsgebied voorstellen gedaan ten aanzien van het vaststellen van de maximumtermijnen (standaarden). Daarbij is tevens onderzocht waar de vertragers en de versnellers in een procedure (kunnen) zitten. De stuurgroep is nu bezig met het schrijven van het advies inzake de implementatie van de nieuwe standaarden. Voor het verkorten van de doorlooptijden zijn ook de ketenpartners nodig. Hiertoe wordt met hen (per rechtsgebied) het gesprek aangegaan. Voor familie vindt dit gesprek op 9 juli plaats, waarbij ook de Vfas en de NOvA zijn uitgenodigd.
KEI
Visitatierapport rechtspraak ‘Goede rechtspraak, sterke
De invoering van KEI is gestopt naar aanleiding van de bevindingen met het digitaal procederen in de rechtbank Midden-Nederland en Gelderland. Er is een nieuw basisplan van aanpak opgesteld, waarbij de eerste prioriteit de digitale toegang is. Beoogd wordt hiermee – als het plan is goedgekeurd – op vrijwillige basis met een aantal zaakstromen te beginnen. Daarnaast wordt onderzocht of op korte termijn via ‘veilig mailen’ stukken kunnen worden ingediend. Het is nog niet duidelijk of dit kan en gaat gebeuren.
rechtspraak’
Team familie- en jeugdrecht
De rechtspraak is recentelijk gevisiteerd door de visitatiecommissie onder leiding van substituut ombudsman Joyce Sylvester. Deze commissie bestaat uit rechters en niet-rechters en onderzoekt vier jaarlijks de kwaliteitszorg in de gerechten. De commissie beschrijft dat er enerzijds veel goed gaat, maar trekt anderzijds stevige conclusies ten aanzien van de stagnerende automatisering, personele zorgen (capaciteit), financiële zorgen, de doorlooptijden, het tempo van veranderen, de samenstelling van het personeelsbestand (moet meer divers zijn) en de cultuur binnen de organisatie (die meer omgevingsgericht moet zijn). Dus: er is werk aan de winkel. 5
Baliebulletin Oost-Brabant
Commissieverslag
Personen- en familierecht - Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch - 17 juni 2019
Cijfers
De instroom van zaken loopt, met name bij de verdelingszaken, langzaam terug. De instroom van de sociale zaken (waaronder de ondertoezichtstellingen) blijft ongeveer hetzelfde. De cijfers van het hof laten zien dat het iets beter gaat met de doorlooptijden. Pilot kindgesprekken
Het hof geeft aan dat de kindgesprekken met ingang van 1 januari 2019 niet meer op dezelfde dag als de mondelinge behandeling plaatsvinden. Ook wordt er met één raadsheer met de kinderen gesproken, waar dat er voorheen nog drie waren. Het is gebleken dat er op dit moment minder kinderen naar de gesprekken komen dan toen dit nog wel op dezelfde dag als de mondelinge behandeling plaatsvond. De kinderen reageren echter niet vaker per brief. Het hof onderzoekt de oorzaken hiervan. De balie geeft aan dat het vaak als heel ongemakkelijk werd ervaren dat het kindgesprek op dezelfde dag als de mondelinge behandeling plaatsvond, ook gelet op de (lange) gang waarin dan gezamenlijk gewacht moest worden. Tijdig aanleveren van stukken conform procesreglement
Ondanks dat het hof in de (verslagen van de) balie-overleggen van 2016, 2017 en 2018 aandacht heeft gevraagd voor het aanleveren van stukken conform het procesreglement wordt er door het hof nog weinig verbetering ervaren. Het Hof loopt aan tegen onderstaande punten: • het niet conform de regels van het procesreglement aanleveren van het procesdossier in eerste aanleg en van vervolgstukken (deugdelijk gebundeld en voorzien van tabs ter onderscheiding van afzonderlijke processtukken en het bijvoegen van een inventarisatielijst); • het niet conform de regels van het procesreglement indienen van draagkrachtberekeningen in alimentatiezaken; • vlak voor de 10-dagentermijn grote hoeveelheden stukken indienen die reeds in een veel eerder stadium van de procedure ingediend hadden kunnen en moeten worden, of op de laatste dag van de 10-dagen termijn stukken indienen per fax en deze stukken pas (dagen) later nasturen per post. Stukken moeten meteen (in vijfvoud voor het hof en één exemplaar voor iedere andere belanghebbende) aangeleverd worden, en niet per fax; • enorme hoeveelheden stukken indienen zonder nadere toelichting, dan wel met de mededeling dat deze ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nader toegelicht zullen worden; • gevallen waarin de cliënt de processtukken opstelt en de advocaat deze ondertekent; • de specifieke regels die conform het procesreglement voor een bepaald type zaak gelden worden niet nageleefd (zie: onder ‘’2. Bijzonder deel: bijzondere regels per verzoek’’ van het procesreglement); • er is geen tolk aanwezig op zitting, waardoor de zitting moet worden aangehouden; • incorrect woordgebruik (dagvaardingstermen in verzoekschriftprocedures). 6
Het hof vraagt tevens aandacht voor de volgende punten: • het zich niet beperken tot twee schriftelijke rondes maar ‘’doorprocederen’’ door middel van lange brieven, waarin alle standpunten nog eens herhaald worden; • het instellen van incidenteel appel in gevallen waarin men geen ander dictum wenst. Een incidenteel appel is in dergelijke gevallen niet nodig: het voeren van verweer volstaat; • in het petitum vernietiging van de (gehele) beschikking vragen, terwijl slechts van een deel vernietiging wordt beoogd; • in het petitum niet formuleren wat het hof, opnieuw rechtdoende zou moeten beslissen, maar volstaan met verwijzing naar de grieven of de inhoud van het beroepschrift; • het kan voor de griffier lastig zijn indien er veel wordt afgeweken van de pleitnota. Dit is ook van belang in het kader van een goede procesorde: hoor en wederhoor. Voorbereiding en optreden van de advocaat op zitting
Het hof heeft op zitting regelmatig te maken met advocaten die zich te veel vereenzelvigen met hun cliënten. Het is echter van belang de professionele distantie in acht te houden. Op zitting blijkt bovendien helaas vaak dat er vooraf geen overleg tussen de advocaten heeft plaatsgevonden, hetgeen in het belang van de zaak zeker gewenst zou zijn geweest. Het hof vraagt voorts of er aandacht kan zijn voor het vaak te snelle en onduidelijk spreken op zitting. Heffing griffierechten verdelingszaken
De balie is per brief geïnformeerd over de juiste heffing van de griffierechten per 1 januari 2019. Voorheen zijn niet altijd de juiste tarieven in rekening gebracht. Het hof heeft hier reacties op gekregen, omdat er soms onduidelijkheden over de wijze van berekening bestonden. Het hof heeft hiertoe landelijk afstemming gezocht en vanaf 1 mei 2019 is nu daadwerkelijk in verdelingszaken gestart met de inning van griffierechten conform de regeling. Van belang daarbij is dat de in rekening gebrachte griffierechten achteraf door de griffier gecorrigeerd kunnen worden (zowel wanneer er teveel of te weinig is geheven). Van groot belang is de toevoeging te overleggen vóór de eindbeslissing is genomen, omdat er anders bijgeheven kan worden. Professionele ontmoeting
Het hof zal de mogelijkheden voor een professionele ontmoeting nader onderzoeken. Een mogelijk onderwerp van een dergelijke bijeenkomst is ‘’de zitting’’ en ‘’het optreden van de advocaat op zitting’’. Het procesreglement kan hier ook onder de aandacht worden gebracht. Bregje Boelens
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Commissieverslag
Commissieverslag
7 oktober 2019
Rechtbank Oost-Brabant - 8 Oktober 2019
De commissie heeft op 7 oktober 2019 vergaderd met leden van de rechtbank. Onder meer de stand van zaken met betrekking tot KEI-Toezicht, het fraudespreekuur en de benoemingen en aantallen faillissementen zijn aan de orde geweest. Deze onderwerpen zijn op dit moment het meest actueel.
Op 8 oktober 2019 heeft de commissie Personen- en Familierecht overleg gevoerd met een aan aantal leden van de Rechtbank Oost-Brabant, team Familie- en Jeugdrecht. De belangrijkste onderwerpen waren:
Insolventiecommissie -
KEI-Toezicht
Het format voor de voortgangsverslagen in faillissementen dat in KEI staat, is gewijzigd, met dien verstande dat er stuurinformatie moet worden ingevuld. Dit wil zeggen dat per tijdschrijfgroep de bestede tijd moet worden verantwoord alsmede de daartegenover staande opbrengsten. Desgevraagd geven de rechters-commissarissen aan, dat men voorzichtig om zal gaan met de ingevulde informatie, omdat dergelijke informatie – zo geven curatoren aan – vrijwel nooit zwart-wit is. Het kan zo zijn dat er om een nadere toelichting wordt gevraagd indien gerealiseerde opbrengsten zeer uit de pas lopen met de bestede tijd.
Personen- en familierecht -
Uniform Hulpaanbod (UHA)
Met ingang van 1 juli 2019 verwijst de Rechtbank naar trajecten uit het UHA in zaken waarbij een kind woonplaats heeft in de regio Oost-Brabant en in de gemeente Heusden. Uit deze regio neemt alleen de gemeente Gemert-Bakel vooralsnog niet deel, alle andere gemeenten inmiddels wel. Er wordt verwezen bij op zitting bereikt commitment, dat wordt neergelegd in proces-verbaal doorverwijzing. Is er geen commitment, dan kan de oude route (Omgangshuis) nog steeds worden ingezet indien rechter dat (ook tegen de wil/wens van ouder(s)) nodig oordeelt in belang van kind. Ook kan de rechter ouders verwijzen naar een andere route in het vrijwillig kader (zich wenden tot gemeente/huisarts voor traject). De UHA-trajecten zijn per heden: Ouderschap Blijft (aanbieders Koraal. Oosterpoort), STOP (Topaze), Kinderen uit de Knel (De Viersprong) en Begeleide Omgang door Professionals (omgangshuizen) (Combinatie) of door vrijwilligers (BOR Humanitas) Als mogelijke voordelen UHA worden genoemd: de snelheid, de duidelijkheid voor ouders en aanbieder, de UHA-context werkt de-escalerend en helpend, en verwijzingen passen bij specifieke problematiek.
Fraudespreekuur
De rechters-commissarissen hebben aangegeven, dat van de Officier van Justitie bericht is ontvangen dat er in november 2019 twee dossiers behandeld zullen worden op zitting en dat een elftal dossiers zijn geselecteerd die in aanmerking komen voor onderzoek door het Openbaar Ministerie. De rechters-commissarissen zullen nagaan of de curatoren in de betreffende dossiers hiervan op de hoogte zijn gebracht. Begin 2020 wordt bekeken of er nog nieuwe dossiers zijn die in aanmerking komen voor behandeling. Momenteel is er nog geen aanleiding om het fraudespreekuur, zoals dat vroeger bestond, weer in te voeren. Benoemingen en aantallen faillissementen
Schatting is dat het totale aantal uit te spreken faillissementen in 2019 een lichte stijging laat zien ten opzichte van 2018. In 2018 werden er 381 faillissementen uitgesproken. De rechterscommissarissen geven desgevraagd aan, dat het onderwerp van de uitgangspunten voor wat betreft de benoemingen en de curatorenlijst besproken zal worden tijdens de jaarlijkse evaluatiegesprekken met de curatoren, die in november en december 2019 weer zullen plaatsvinden. Er zal in die gesprekken input worden gevraagd van de curatoren. De uitnodigingen voor de evaluatiegesprekken zijn inmiddels aan de curatoren verzonden. Het volgende overleg van de Insolventiecommissie zal plaatsvinden op 9 maart 2020. Suzan Winkels-Koerselman
De positieve ervaringen met UHA-verwijzingen zijn: ouders zijn pro-actiever, gemotiveerder, willen snel starten, werken mee, komen afspraken na, trajecten zijn helder, geen weerstand bij verzenden verslag naar raad/rechtbank, trajecten lopen goed ondanks complexe problematiek, belang van kinderen op al zitting geborgd. De Rechtbank ziet graag dat de balie cliënten vooraf al wijst op het aan de orde (kunnen) komen van de UHA-mogelijkheden. In de oproepbrieven voor zittingen zal hier nog aandacht voor komen. Indienen stukken fax en per post
Het procesreglement laat toe dat stukken per fax worden ingediend. De Rechtbank laat dit toe, maar ziet graag dat stukken tijdig per post worden aangeboden. Dubbele toezending (fax en post) moet zo mogelijk worden voorkomen. De Rechtbank is geen instantie die voor het verder kopiëren en doorzenden naar ander procesdeelnemers zal zorgdragen, die verantwoordelijkheid ligt bij de advocatuur. Gewaarschuwd wordt voor het werken met kleur in documenten en/of gekleurde tabbladen bij faxverzending, dat wordt onleesbaar overgebracht. Verlenging termijnen
De balie meldt dat indien beide partijen via de betrokken advocaten een nader uitstel van een termijn wensen, de Rechtbank er vanuit kan gaan dat daar goed over is nagedacht en dat het dan niet wenselijk is om (bijvoorbeeld) toch al een zittingsdatum te bepalen. De Rechtbank wijst op het belang van voortvarend procederen. Ook als door beide partijen een nader uitstel wordt gevraagd, dan dient dat gemotiveerd te zijn, waarbij een nadere toelichting op “wegens onderhandelingen” als zeer wenselijk wordt genoemd, dit voor zover de gedragsregels dat toestaan. Marc Slaats
7
Baliebulletin Oost-Brabant
Commissieverslag
Civiel - Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch - 8 Oktober 2019
Op 8 oktober 2019 heeft het halfjaarlijks overleg van het gerechtshof met de zuidelijke balies plaatsgevonden. Van de zijde van het gerechtshof waren aanwezig Arno Henzen en Astrid van der Krabben (coördinator administratie team handel), vanuit de balie Zeeland-West-Brabant waren aanwezig Henny van den Hurk, Richard van der Jagt en Mark Alkema, vanuit Limburg Marc van den Boomen en vanuit Oost-Brabant Arnoud van Campen en Hugo Nieuwenhuizen. Arno Henzen opent de vergadering. Het verslag van de bijeenkomst van 19 maart 2019 wordt vastgesteld. Cijfers
Er was een instroom begroot van 1175 zaken. Op dit moment zijn er ongeveer 20% minder zaken binnengekomen dan verwacht, ongeveer 200 dossiers. Het aantal WWZ-zaken blijft constant en conform begroting. De invoering van de WNRA zal waarschijnlijk tot extra instroom van WWZ-zaken leiden; een verdubbeling van het aantal arbeidszaken. Ook de WAB zou invloed kunnen hebben. Die invloed zal waarschijnlijk pas in de tweede helft van 2020 merkbaar zijn. De uitstroom van dagvaardingszaken ligt op ongeveer 800, redelijk op schema. De achterblijvende instroom leidt vooralsnog niet tot minder lange wachttijden. Er zijn vier nieuwe raadsheren in opleiding aangenomen, maar die moeten ook opgeleid worden en dat kost tijd. Er wordt veel gewerkt met raadsheer-plaatsvervangers; er zijn ongeveer 70 plaatsvervangers. De intentie blijft dat er per zitting twee vaste raadsheren en één plaatsvervanger worden ingezet. Er is op dit moment nog (beperkte) ruimte voor raadsheer-plaatsvervangers die gespecialiseerd zijn in de gebieden vervoersrecht, mededingingsrecht, arbeidsrecht en IE. Vervanging Mrs. Van Campen en Van Namen
Arnoud van Campen is één van de vier nieuwe raadsheren in opleiding, en verlaat de commissie; vanuit Oost-Brabant zal een nieuwe deelnemer worden voorgedragen. Ook Pieter van Namen heeft de commissie verlaten; vanuit Zeeland-West Brabant zal per keer een afvaardiging worden samengesteld. Mededelingen van het hof
Het hof signaleert dat processtukken steeds langer worden. Daar lijkt niet altijd een goede reden voor te zijn. Het zou goed zijn als advocaten zich afvragen of veel extra tekst -bijvoorbeeld hele lange citaten uit arresten of handboeken- werkelijk noodzakelijk is. Uiteraard moeten ook onnodige herhalingen achterwege blijven.
Vanuit de administratie van het hof worden de volgende punten naar voren gebracht: • procesdossier voor een zitting is vaak niet op tijd; dan moet de griffie weer gaan bellen; • op de griffiedossiers staan soms verkeerde zaaknummers (partijnamen kloppen vaak wel); • de datum waarop het stuk wordt aangemaakt is vaker niet de datum waarop ze het stuk moeten overleggen; dit geeft verwarring; • komt vaak voor dat dossiers niet compleet zijn; deze worden dan opgevraagd maar dan is het nog maar afwachten of de stukken op tijd binnenkomen; • bij het aanleveren van procesdossiers en andere dikke stukken worden die wel eens te krap ingebonden, zodat er bijna niet in gebladerd kan worden; verder ontbreken regelmatig tabbladen. • bij aanvullend fourneren wordt vaak een nieuwe nummering gehanteerd, terwijl op de inventarislijst wordt doorgenummerd; ook dat geeft verwarring. • Het verzoek van de (rol)griffie is om zorgvuldiger om te gaan met het aanleveren van stukken en a.u.b. het rolreglement goed te raadplegen. Dat voorkomt veel extra werk bij de griffie. Professionele ontmoeting
Deze ontmoeting is goed verlopen. Er waren ongeveer 116 deelnemende advocaten en 26 raadsheren. Ook de sector familie van het hof had - gelet op het algemene onderwerp - deel kunnen nemen. Er was een goede opkomst en ook inhoudelijk was het een goede happening. De locatie was ook prima. Om de discussie te bevorderen zouden er bij een volgende gelegenheid wellicht wat meer prikkelende stellingen kunnen worden ingenomen. De volgende bijeenkomst zou bijvoorbeeld in 2021 of eind 2020 kunnen plaatsvinden als de modernisering van het bewijsrecht is ingevoerd. Implicaties van wijziging rechtsvordering in verband met KEI
Het pleidooi als zodanig is afgeschaft; de comparitie wordt een mondelinge behandeling. De verplichting een proces-verbaal op te nemen vervalt daarmee. Bij het hof zal dit waarschijnlijk pas in 2020 gaan spelen, nadat de eerste zaken bij de rechtbanken onder nieuwe rechtsvordering zijn afgerond. In lopende zaken blijft het oude recht van kracht. De ervaringen met het inkorten van pleidooien tot 10 minuten zijn over het algemeen goed; de zitting wordt niet korter, er wordt niet minder tijd uitgetrokken, maar het wordt wel actiever en meer inhoudelijk. Als een advocaat verlenging van de spreektijd vraagt, wordt dat standaard gehonoreerd tot 30 minuten; als er meer spreektijd nodig is, wordt dat van geval tot geval beoordeeld, maar er wordt wel soepel mee omgegaan. Volgend overleg
Er is niets meer aan de orde. De volgende bijeenkomst zal plaatsvinden op 9 juni 2020 om 09.30 uur in aanwezigheid van mr. Venhuizen. Hugo Nieuwenhuizen
8
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Perikelen stakingen strafpiket Stakingen rechtsbijstand
Na de oproep van mr. Robert Malewicz en later de gezamenlijke oproep van de NOvA, NVSA en NVJSA, is reuring ontstaan op het gebied van de gefinancierde rechtsbijstand. Vooral toen bleek dat landelijk 85% van de advocaten zich voor de strafpiketstaking als niet beschikbaar heeft opgegeven voor de eerste twee weken van januari 2020.
Lokaal ligt dat percentage uiteraard hoger. Zelfs met de beschikbare advocaten krijgt de Raad voor Rechtsbijstand de planning niet regulier rond. De minister voor rechtsbescherming kan dit signaal toch niet langer negeren zou je denken? Maar wat als hij dat wel doet? Dan wordt bijna het onmogelijke van iedere individuele advocaat gevraagd. De staking is immers een ultiem middel dat we vanuit onze beroepsethiek eigenlijk niet willen gebruiken. Het raakt de rechtszoekenden. Vanwege goede redenen kan iedere advocaat ervoor kiezen tóch rechtsbijstand te verlenen, waarmee het signaal richting Den Haag afzwakt. Advocaten tonen zich vooralsnog solidair. Inmiddels is ook steun te vinden vanuit andere specialisatieverenigingen, zoals de Specialistenvereniging Migratierechtadvocaten (SVMA), de Vereniging Asieladvocaten en -Juristen Nederland (VAJN) en de Vereniging van psychiatrisch patiëntenrecht advocaten Nederland (vPAN). Ook zijn acties aangekondigd vanuit de Vereniging van Familie- en erfrecht Advocaten en Scheidingsmediators (vFas). De minister moet zijn verantwoordelijkheid voor een goede rechtsbescherming serieus nemen en ervoor zorgen dat snel een passende oplossing wordt geboden. De NOvA heeft de minister
daarvoor een ultimatum gesteld. Enkel wanneer de minister een serieuze beweging maakt, zou er wellicht op de valreep nog een planning door de Raad voor Rechtsbijstand in elkaar gedraaid kunnen worden. Vooralsnog wordt er serieus rekening mee gehouden dat een handreiking van de minister uitblijft en komt de individuele advocaat voor de keuze te staan een belangenafweging te maken tussen de individuele belangen van een cliënt en die van het collectief. Het niet verlenen van rechtsbijstand zal, wat betreft het strafpiket, in veel gevallen ertoe leiden dat (minderjarige) verdachten vlot worden heengezonden en op een later moment worden verhoord. Dat zal bij de zwaardere misdrijven echter niet zomaar gebeuren. Gebeurt dat wel, dan lopen we het risico dat de advocatuur wordt verweten dat door ónze staking er misdadigers op vrije voeten rondlopen. Ik wed dat de minister de publieke opinie hiermee wel weet te voeden. Er is nog stilletjes hoop dat we niet in de praktijk hoeven te ondervinden tegen welke problemen we aanlopen wanneer de stakingen worden voortgezet. Vooralsnog is de maat vol en dat signaal wordt dan ook vooralsnog onverkort afgegeven. Houd moed! Twan van Strien Portefeuillehouder gefinancierde rechtsbijstand
9
Baliebulletin Oost-Brabant
Even voorstellen
Hier is de innovatiecommissie van de balie Oost-Brabant!
Hier is de innovatiecommissie van de balie Oost-Brabant! Ter bevordering van praktisch bereikbare innovaties (geen ver van ons bed-show dus!) heeft de orde van advocaten Oost-Brabant sinds kort een heuse innovatiecommissie. Voor de officiĂŤle start werden we ontvangen in de kantine/ bar van het prachtige, nieuwe pand van BG.legal in ‘s-Hertogenbosch. De commissie bestaat uit Rietje Obers, portefeuillehouder innovatie van de raad van de orde, Leonie van der Grinten, die met jaloersmakend gemak de sociale media bedient, Jos van der Wijst van de (legal) tech-, Guido Schakenraad van de duurzame kwaliteitsinnovaties van Viadicte en Alexander Korolev, die de Jonge Balie in de commissie met verve vertegenwoordigt. Vloggende Marcia Geerts ontbreekt op de foto, maar niet in de commissie gelukkig. Eerste wapenfeit van de commissie zal zijn het innovatieuurtje op de jaarvergadering op 26 maart met vier zeer verschillende pitches van 12 minuten. Eentje zal gaan over AI-software waarmee kan worden voorspeld wat de rechter van dienst zal gaan beslissen. De tweede gaat over het voorkomen van burnout. De derde zal gaan over een nieuwe vorm van kantoororganisatie en de vierde betreft het gebruik van social media in de beroepspraktijk.
10
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
n e k a z e d n e r e o
R David Dubach
Gewoon zin in gnocchi.
De dagen worden korter en kouder en dus is het tijd voor wat steviger voedsel. De Hollandse klassiekers kennen we allemaal wel, dus ik laat jullie graag kennismaken met een Italiaans pastapowergerecht. Met als hoofdingrediënt de pasta die men liever schrijft (en ook liever eet), dan men uitspreekt: gnocchi. Nederland meets Italië. Aardappel in pasta. Ik houd ervan. Het is ook prachtig. Bij het noemen van aardappelen en/of pasta begint menig persoon te rillen, want o wee die koolhydraten. Aardappel! Foei. Pasta! Dubbelfoei. Goed, die mensen mogen helaas vanaf hier wegzappen. Dit gerecht bestaat nu eenmaal uit pasta en uit aardappel. Voor de volhouders, en dus voor mensen die wel van lekker eten houden, zal ik het geheim van het gerecht gaan onthullen door middel van een gemakkelijk stappenplan en natuurlijk een boodschappenlijst.
1 | Verhit een pannetje op laag vuur en rooster de pijnboompitten in enkele minuten goudbruin. 2 | Pluk de basilicum. Rasp de Parmezaanse kaas. Pel de knoflook en vijzel deze samen
met een beetje grof zeezout in een vijzel fijn. Voeg in de vijzel ongeveer 4/5e van de basilicum, de helft van de Parmezaanse kaas, 4/5e van de pijnboompitten en een flinke scheut olijfolie (extra vierge) toe, en vijzel het geheel fijn. De pesto is nu klaar.
3 | Snijd de saucijzen in dunne, halve plakjes. Verhit in een hapjespan een scheutje olijfolie. Bak de saucijzenplakjes in de hapjespan in circa 6 minuten gaar.
Ingrediënten voor twee personen > 1 zakje pijnboompitten > 1 klein bosje basilicum > 75 g Parmezaanse kaas > 1-2 teentjes knoflook > 2 saucijzenworsten > 1 venkelknol > 1 prei > 100 ml kookroom > 250 g (aardappel)gnocchi > grof zeezout > olijfolie extra vierge > olijfolie om in te bakken > een vijzel
4 | Snijd de venkel in stukjes. Halveer de prei in de lengte en snijd deze daarna in halve ringetjes. Spoel de venkel en prei schoon. Voeg de venkel en prei toe aan de saucijzen en bak circa 3 minuten mee.
5 | Voeg paar flinke lepels van de pesto en de room toe aan de saucijzen, venkel en prei toe en kook nog even door.
6 | Kook de gnocchi vervolgens volgens de bereidingswijze op de verpakking. 7 | Giet de gnocchi af en meng het door de saucijzen met de venkel en prei. Breng op smaak met een beetje zout en versgemalen peper.
8 | Serveer het gerecht op een bord of in een schaaltje met de overige Parmezaanse kaas en een lepeltje pesto, besprenkel met de overige pijnboompitten en leg nog enkele basilicumbladeren op het gerecht. Tip: in plaats van (of: naast) venkel kan ook bleekselderij gebruikt worden.
11
Baliebulletin Oost-Brabant
De afgevaardigde spreekt…
Vergadering college van afgevaardigden van 19 september 2019
Sinds het uitkomen van de vorige editie van het BBOB is er slechts één vergadering geweest van de Algemene Raad met het College van Afgevaardigden. Deze vond plaats op 19 september 2019. Helaas kwam deze vergadering door een tragische en schokkende gebeurtenis in een ander daglicht te staan dan gebruikelijk. Daags voor de collegevergadering werd strafrechtadvocaat Derk Wiersum op straat doodgeschoten. De schok in met name juridisch Nederland was en is groot. De collegevergadering begon met een herdenking van Derk Wiersum en een minuut stilte. De algemeen deken en Dirk Giltay Veth namens het College van Afgevaardigden hielden een korte toespraak ter nagedachtenis van Derk Wiersum. Na de indrukwekkende herdenking werd de vergadering geschorst. Iedereen was aangeslagen. Verslaggevers van NOS, RTL en SBS waren aanwezig om verslag te doen en interviews af te nemen.
Het was geen spannende vergadering qua inhoud. Het was wel een beladen vergadering.
Na de schorsing werden alsnog de inhoudelijke agendapunten afgehandeld. Naast een update over nummerherkenning en de vertrouwelijkheid van geheimhouder-communicatie, de notulen van de vorige vergadering en de verkiezing van diverse leden van Hoven en Raden van Discipline en de financiële commissie, kwam de voortgang en wijzigingsverordening inzake de BA2020 (de nieuwe beroepsopleiding voor advocaten) aan de orde. Inmiddels zijn er de nodige stappen gezet en worden de contouren steeds duidelijker. De concrete invulling alsmede de kosten van de nieuwe opleiding zijn echter nog onderwerp van overleg.
In kleine groepjes werden workshops over diverse thema’s bijgewoond. Daarna was er een pubquiz en afsluitende barbecue. Hoewel geen van de Bossche teams de pubquiz heeft gewonnen (dit uiteraard ten onrechte), was er gelukkig wel een memorabele bijdrage van Raad van de Orde-lid Hugo Nieuwenhuizen. Hij heeft niet onverdienstelijk Brabant van Guus Meeuwis ten gehore gebracht vanwege het overtreden van basale pubquiz regels (zoals het al dan niet oneigenlijke gebruik van een mobiele telefoon). Het spreekt voor zich dat de hele Bossche afvaardiging uit volle borst heeft meegezongen. Het was een gezellige en inspirerende dag die zeker voor herhaling vatbaar is.
Ook kwam de Verzamelverordening 2019 aan de orde. De wijzigingen zien op het actualiseren en uniformeren van de regelgeving. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het niet mogen voeren van de titel van advocaat gedurende een schorsing in de uitoefening van de praktijk en na schrapping alsmede het tijdig doorgeven van wijzigingen van gegevens op het tableau. Ten slotte werd het financieel verslag 2018 goedgekeurd. Het resultaat over 2018 bedroeg € 2.042.072,- negatief tegenover een begroot tekort van € 2.878.000,-. Dit verschil wordt met name verklaard door lagere lasten dan begroot. Het negatieve resultaat is onttrokken aan de bestemmingsreserve “toekomstige verliezen”. Ook voor 2019 is een negatief resultaat begroot. Dit komt met name door de doorberekening vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid van de kosten die zijn verbonden aan de tuchtrechtspraak. Door de negatieve resultaten over de afgelopen jaren ten laste van de bestemmingsreserve “toekomstige verliezen” te brengen, wordt de bestemmingsreserve volgens plan in omvang omlaag gebracht. Vanaf 2020 zal de begroting weer sluitend moeten worden, hetgeen waarschijnlijk gaat leiden tot een hogere financiële bijdrage. 12
Om deze bijdrage iets vrolijker af te sluiten doe ik hierbij ook nog verslag van de Landelijke Ordendag van 5 september 2019. Deze vond plaats in Kasteel Ophemert en was bedoeld ter bevordering van de samenwerking binnen de Orden en balie. Uitgenodigd waren de leden van het College van Afgevaardigden, de lokale raden en de Algemene Raad, de dekens en alle medewerkers van de Ordebureaus. Dankzij de enthousiasmerende aansporingen van Inge Minkenberg was de Bossche afvaardiging erg groot. Vrijwel voltallig waren de afgevaardigden van het College, de leden van de Raad van de Orde en de medewerkers van het bureau aanwezig.
De volgende collegevergadering is op 10 december 2019. Verslaglegging hierover volgt in het volgende BBOB. Mochten jullie vragen hebben over onderwerpen die op de agenda staan, spreek ons dan zeker aan. Dagmar Dielissen-Breukers plaatsvervangend lid van het College van Afgevaardigden
s t h g c a e r r t d h e c u G T en
Wel of geen hoger beroep; altijd aansprakelijk? Watch it!
Zoals ik reeds eerder schreef, heeft de advocaat jegens zijn cliënt een bijzondere positie: de basis is een overeenkomst van Opdracht met daarop vaak van toepassing Algemene Voorwaarden en waarbij ook gelden de Advocatenwet, de Verordeningen en het Gedrags- en Tuchtrecht. Hoe doen wij het goed? Het Bossche Hof heeft twee opmerkelijke uitspraken gedaan (met ieder een tussenarrest met bewijsopdracht):
1 | In de eerste casus adviseert het advocatenkantoor over een relatief eenvoudige overnameovereenkomst (asset deal). Er ontstaat een geschil over een aspect daarvan (non-exclusiviteit van een bepaald product) en de overdrager wordt gedagvaard voor de Rechtbank en deze zaak wordt verloren: honorarium € 34.500,en proceskostenveroordeling € 4.000,-. De cliënt verwijt het advocatenkantoor de overnameovereenkomst niet adequaat te hebben opgesteld (maar dit verwijt snijdt geen hout) en stelt dat er sprake was van een kansloze procedure (er was sprake van een ervaren ondernemer als cliënt). De Rechtbank Den Bosch wijst ook deze claim af. Het Bossche Hof komt evenwel tot een andere uitspraak: de advocaat moet de cliënt duidelijk vooraf schriftelijk op de hoogte stellen van de kosten van een dergelijke procedure en het procesrisico en de omvang van een mogelijke proceskostenveroordeling. Uitkomst: beroepsfout advocaat: niet waarschuwen cliënt voor de risico’s van een zo goed als kansloze procedure (evidente procesrisico’s aldus nog steeds het Hof). Grondig lezen deze uitspraken is de Opdracht: ECLI:NL:GHSHE:2018:4502 (tussenarrest), ECLI:NL:GHSHE:2019:3481 (einduitspraak); 2 | De tweede casus betreft het niet instellen van hoger beroep tegen een ongunstige alimentatiebeschikking (naast andere aspecten). Een hoger beroep tegen de alimentatiebeschikking zou voldoende kansrijk zijn geweest om het instellen van hoger beroep te rechtvaardigen zodat de maatschap het instellen van hoger beroep niet had mogen ontraden (aldus het Bossche Hof). Bijzonder daarbij is dat het een beschikking betreft die het gevolg was van onderhandelingen tussen partijen met advocaten (kennelijk onder grote druk van een procedure in kort geding). Het betrof overigens een voorafgaande advocaat die dit geregeld had en volgens het Hof was er sprake van een duidelijke wanverhouding in verhouding tot wat de rechter zou hebben beslist. Grondig lezen is de Opdracht: ECLI:NL:GHSHE:2018:4210 (tussenarrest), ECLI:NL:GHSHE:2019:3588 (einduitspraak).
Tja, het is allemaal wat! De voorheen onaantastbaar lijkende advocaat wordt kwetsbaar en moet zich dus adequaat wapenen. Wat voorheen in goed vertrouwen telkens aan tafel werd besproken, moet gewoon adequaat op schrift (mail) komen. In het begin bij de Overeenkomst van Opdracht en van tijd tot tijd telkens in nadere vastleggingen die daarop voortgaan. Daarbij is het zaak telkens de termijnen goed te bewaken: als u denkt geen brood te zien in een hoger beroep tegen een alimentatiebeschikking moet u dat tijdig zeggen en adviseren elders nog een oordeel te vragen, onder de tijdige mededeling dat u het niet zult doen. Een wat is “kansloos”? Als Lindebaum Cohen (of omgekeerd) niet had aangesproken, dan was het recht niet verder gekomen: er zou altijd wel een advocaat zijn geweest die dat “kansloos” had gevonden. In mijn zaak Van Gog/Nederweert (HR 31 mei 1991) verloren wij bij Rechtbank Roermond en Hof Den Bosch en zegevierden wij bij de Hoge Raad (het werd standaardjurisprudentie waarvoor ik nog in Advocatenblad 689 werd geïnterviewd). Als wij niet in cassatie waren gegaan en Van Gog had mij gedagvaard, dan zou zeker overwogen zijn dat de vordering “kansloos” was. Maar toch! Deze uitspraken liggen er en daarmee wordt toch een trend gezet en daar moet de advocatuur adequaat op inspelen en anders doen de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraars dat wel. Aan de Orde: een goede cursus Overeenkomst van Opdracht in de Advocatuur met AVW lijkt geen overbodige luxe. Onder omstandigheden kan er ook nog een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden bij appelleren in een “kansloze” zaak en het adviseren dat niet te doen als het hoger beroep “voldoende kansrijk” zou zijn geweest. Dit alles heeft een hoog “as/if” gehalte, nog los van de soms zeer klemmende en dwingende verzoeken van assertieve cliënten om “alles uit de kast te halen” wat weer goed uitviel voor een advocaat bij het Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2012:CA0069) waar alle vorderingen van een achteraf ontevreden cliënt zowel bij Rechtbank als Hof van tafel werden geveegd en de cassatie echt kansloos was. Succes bij uw advisering! Léon Spronken
13
Baliebulletin Oost-Brabant
“Straf met zorg”
Een interview met Hoofdofficier van Justitie mr. H.G.M. (Heleen) Rutgers
Op de Bossche vestiging van het Openbaar Ministerie (OM) aan de Magistratenlaan (gebouw achter het Paleis van Justitie) liet de redactie van het Baliebulletin Oost-Brabant zich bijpraten over het programma “Straf met zorg”. Uiteraard bleven ook de recente ontwikkelingen in de aanpak van de georganiseerde- en minder georganiseerde misdaad niet onbesproken. Nadat de heer Vaessen (woordvoerder OM) ons had opgehaald en naar de werkkamer van mevrouw Rutgers had gebracht, werden wij onder het genot van een kopje koffie hartelijk welkom geheten door mevrouw Rutgers.
Het programma ‘Straf met zorg’
Het hoofdonderwerp werd geïntroduceerd door mevrouw Rutgers. De strafrechtadvocaten zullen inmiddels wel bekend zijn met of gehoord hebben van het programma ‘Straf met zorg’, maar voor de balieleden die niet zijn ingewijd in het strafrecht zal dit waarschijnlijk onbekend in de oren klinken. Mevrouw Rutgers licht het programma toe: “Het programma is enkele jaren geleden gestart om het justitiële domein beter in verbinding te brengen met het zorgdomein en het sociaal domein. Dat vertaalt zich in de aanpak van verdachten die te maken hebben met multiproblematiek. In die aanpak kun je een juridisch kloppende interventie bedenken, maar daarmee blijft de achterliggende problematiek bestaan, waardoor de kans op recidive toeneemt.” De doelgroep van ‘Straf met zorg’ zijn mensen met complexe problemen, zoals een verslaving, (gok)schulden of psychische problemen. Deze groep maakt zich schuldig aan kleine vormen van criminaliteit, zoals inbraak of winkeldiefstal. In samenwerking met lokale partijen uit het sociaal- en zorgdomein, gemeenten, zorginstellingen of de reclassering beoogt het OM met ‘Straf met zorg’ effectiever en efficiënter in het strafproces te acteren. De betrokkene ontloopt geen straf, maar naast het opleggen van een straf wordt er geïnvesteerd in deze persoon om de achterliggende problematiek op te lossen. Het vonnis voorstel
Een nieuw element aan ‘Straf met zorg’ dat op initiatief van het Openbaar Ministerie Oost-Brabant wordt onderzocht, is het zogeheten ‘project vonnis voorstel’. Mevrouw Rutgers kan ons hier het volgende over vertellen: Via het ‘vonnis voorstel’ wordt in het voortraject (dus nog voordat de zaak voor de rechter komt) door de officier in samenspraak met de betrokkene en de (overigens wél benodigde) advocaat een traject opgestart waarin diverse hulpverlenende instanties worden ingeschakeld. Bij het vonnisvoorstel wordt letterlijk een voorstel aan de rechter voorgelegd, waarbij gevraagd wordt een voorwaardelijke sanctie anders dan een vrijheid berovende sanctie op te leggen. Er wordt daadwerkelijk hulp geboden. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat iemand met schulden verplicht wordt een schuldsaneringstraject in te gaan of in geval van psychische problemen verplicht wordt een zorgtraject te doorlopen of een agressietraining moet volgen. De 14
betrokkene belooft volledig mee te werken en zich aan de gestelde voorwaarden te houden. Duidelijk is: “Het vonnisvoorstel is géén pretpakket. De betrokkene moét meewerken. Als de betrokkene zich niet aan de afspraken houdt of nadien weigert zich aan het voorgehouden traject te houden, dan volgt een snelle nieuwe aanbrenging van de zaak voor de rechter en een sanctieoplegging.” Rechterlijke toetsing
Op de vraag wat de rol van de rechter in het ‘vonnis voorstel’ is, antwoordt mevrouw Rutgers dat uit het voortraject een totaalpakket van maatregelen volgt waaraan de betrokkene zich committeert. De rechter wordt vervolgens met instemming van alle betrokkenen verzocht om een voorwaardelijke sanctie op te leggen. De voorwaarden vormen dan uiteraard het totaalpakket dat met alle betrokkenen is besproken. Er is dus wel degelijk een rechterlijke toets. Mevrouw Rutgers geeft aan dat het ‘vonnis voorstel’ op die manier ook echt de ‘statuur’ van een gewoon vonnis krijgt. De rechter staat het uiteraard ook vrij om niet in te stemmen met het pakket. De verwachting is wel dat de rechter de lijdelijkere rol zal vervullen. Dit betekent echter ook dat in het voortraject veel meer werk dient te worden verricht door zowel het OM, reclassering, maar ook de advocaat. Doel is uiteindelijk dat de betrokkene niet nog een keer in de fout gaat. De winst zit uiteindelijk in de efficiëntie. Door de betrokkene te laten werken aan zijn persoonlijke problemen en deelgenoot te maken van afspraken met alle betrokkenen bestaat de hoop dat er geen sprake is van recidive. “Dan is het de extra investering zeker waard geweest”, aldus mevrouw Rutgers. Community court
Een belangrijke ervaring die helpt bij de opzet van het ‘vonnis voorstel’ zijn de recente ervaringen die zijn opgedaan met de wijkrechtbank of ‘community court’. Dit project is onlangs van start gegaan in de wijk Woensel in Eindhoven. Dit uit de Verenigde Staten van Amerika overgewaaide fenomeen is door de rechtbank Oost-Brabant geïnitieerd en het OM doet hieraan mee, evenals de advocatuur. Ook dit project zorgt ervoor dat de betrokkene een uitweg uit de problematiek wordt geboden. In de wijkrechtbank worden afspraken gemaakt en
uitgewerkt. Voor een officier van justitie betekent dit dat hij/zij het regionale zorglandschap moet kennen en met diverse regionale instanties moet schakelen. Voordeel van de verdere stap van het vonnisvoorstel is een veel snellere opvolging dan bij een regulier strafrechtelijk traject. Of zoals mevrouw Rutgers verwoordt: “Hoe strakker er bovenop wordt gezeten, des te meer kans van slagen.” In dat kader wordt er nog op gewezen dat ook de advocaat als raadsman en vertrouwenspersoon van betrokkene ervoor kan zorgen dat betrokkene bereid is mee te werken. Dat vergt van de advocaat een andere manier van denken dan bij een normaal strafrechtelijk traject. Op de vraag hoe de maatschappelijke acceptatie van de projecten in het kader van ‘Straf met zorg’ moet worden gezien, wordt gemeld dat het slachtoffer altijd betrokken wordt bij de afdoening. Verder is het doel natuurlijk het voorkomen van nog meer strafbare feiten en dus schade voor de maatschappij.
mr. H.G.M. (Heleen) Rutgers
Aanpak georganiseerde misdaad
Zand in de machine
In het licht van de recente ontwikkelingen rond de moord op advocaat Derk Wiersum en de poging tot moord op advocaat Philippe Schol komt de aanpak van de georganiseerde misdaad ter sprake. De impact van deze gebeurtenissen is ook voor het OM groot geweest.
Terwijl we aan het einde van ons interview nog vragen naar een tip voor strafadvocaten, wordt opgemerkt dat mevrouw Rutgers zich soms afvraagt of strafadvocaten naast hun taak om optimaal het belang van hun client te dienen, ook een taak hebben in het meewerken aan een optimaal verlopen van het strafproces, in het licht van het bewaken van een eerlijk proces voor hun client. Sommige strafadvocaten hebben de neiging om maar zoveel mogelijk zand in de machine te strooien tijdens het strafproces, en zo het proces te vertragen. Mevrouw Rutgers begrijpt dat het de taak is van de advocaat om het belang van de cliënt maximaal te dienen, maar zij vraagt zich af of dat altijd in het belang van de client is. “Maar die afweging laat ik aan de advocaat uiteraard”, vult ze aan. Er zijn ook advocaten die hun rol daarin op een andere wijze benaderen. Mevrouw Rutgers wijst in dat kader nog op een lezenswaardig interview van juni dit jaar met strafadvocaat Willem Jan Ausma in het Algemeen Dagblad (AD) met als titel “Een zwijgende verdachte vind ik onverteerbaar”. Wij vernemen tot slot dat naast de bekende vakliteratuur bij het OM ook het Baliebulletin OostBrabant gelezen wordt.
“De moord op Derk Wiersum is ook bij het OM gevoeld als eens schokkende gebeurtenis, waarbij een grens in onze democratische rechtsstaat is overschreden”, zegt mevrouw Rutgers. Er wordt verteld dat naast projecten als ‘Straf met zorg’ zeker ook de grote criminaliteit wordt en zal worden aangepakt. Het OM werkt met het team ondermijning in dat kader nauw samen met politie, gemeentes en ook de Provincie. Recentelijk zijn ook een aantal kopstukken uit het criminele circuit opgepakt. Deze trajecten vergen veel tijd, aandacht en voorbereiding. Op het moment waarop het interview werd gehouden, vond een grootschalige inval plaats in een woonwagenkamp in Lith (red.). De bescherming van de rechtsstaat en daarmee ook de advocaten heeft eveneens veel aandacht van het OM. Waar personen concreet bedreigd worden, vallen zij in het stelsel bewaken en beveiligen waarvoor de hoofdofficier verantwoordelijk is. Mevrouw Rutgers heeft daarnaast ook in haar rol als werkgever de verantwoordelijkheid om officieren zo veilig mogelijk hun werk te kunnen laten doen, net als andere werkgevers. In dat kader is er binnen het OM een preventief veiligheidsbeleid om te kijken wat er nodig om zo veilig mogelijk te kunnen werken.
De redactie kijkt terug op een zeer aangenaam en interessant interview en dankt mevrouw Rutgers en de heer Vaessen voor hun medewerking. Jelle Beerens en Antoine Leroux
15
Baliebulletin Oost-Brabant
n m u l o C
Renaldo Willems
Natuurlijk weten we allemaal dat Sander Dekker net zoveel verstand heeft van het recht als een koe van klaverjassen, maar de gedachte achter de zogeheten ‘poortwachter’, door Dekker overigens ‘triage’ genoemd, kan ik best begrijpen. Daar hoeft de advocatuur niet zo spastisch over te doen. We mogen best wat kritischer zijn over de noodzaak van procederen en vooral over de wijze waarop er wordt geprocedeerd. Recentelijk las ik in de Volkskrant dat de overheid de hand in eigen boezem steekt. Dekker heeft Daan Hoefsmit aangesteld als ‘aanjager’ om onnodige procedures tegen te gaan waarin de overheid zelf procespartij is. Laten we als advocaten die passende schoen ook eens aantrekken. Een selectie aan de poort in het recht is allesbehalve nieuw. De Hoge Raad doet dat al jaren met artikel 80a RO. Hij neemt de aangevoerde klachten niet eens in behandeling als de partij die het cassatieberoep instelt ‘klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep’ of ‘omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden’ (lees: wat een hopeloze kletspraat). Uit het jaarverslag van de Hoge Raad van 2018 blijkt dat bij de 80a-afdoening een groot verschil zit tussen civiele zaken en strafzaken. Bij de civiele kamer verdween slechts 0,5% direct in de prullenbak (twee zaken), terwijl de bullshit detector in de strafkamer bij maar liefst 57% (!) van de zaken afging. ‘Over deze cijfers mag de straf-cassatieadvocatuur zich achter
16
Legal lulkoek
de oren krabben’, blogde strafadvocaat en universitair hoofddocent Joost Nan op sdu.nl. Verwonderlijk is het allemaal niet. In civiele zaken moet een advocaat de status van ‘advocaat bij de Hoge Raad’ hebben. En dat loont kennelijk. Ik moest onwillekeurig denken aan wat afzwaaiend baliegenoot Pieter van der Kruijs in de juni-editie van dit blad zei over het vak van strafrechtadvocaat: ‘In die positie moet ik als het even kan adviseren tot zwijgen of scenario’s bedenken waaruit de cliënt als onschuldig naar voren komt, ook al is dat steeds tegen beter weten in. Raadslieden bedenken en/of perfectioneren de alternatieve scenario’s. Wij, strafrechtadvocaten, bedenken de leugens voor onze cliënten.’ Of zoals Feride Tosun in de Net5-docu Misdaad Advocaten opmerkt: ‘Het gaat er helemaal niet om wat de waarheid is, maar het gaat erom hoe komen we ermee weg.’ Zou een dergelijke benadering van het strafrecht de blabla-meter niet ook meer doen uitslaan? Strafpleiter Willem Jan Ausma liet in het AD weten voortaan voor een andere, meer slachtofferen nabestaandevriendelijke aanpak te kiezen: ‘Wij advocaten zijn vaak veel te veel gericht op vrijspraak voor onze cliënt. Er zijn nog te veel collega’s die verdachten laten zwijgen of een onzinverhaal laten ophangen.’ Het houden van juridische jeukverhalen komt uiteraard niet alleen in het strafrecht voor. Wie de jurisprudentie op zijn of haar gebied een beetje bijhoudt moet wel ernstig medelijden krijgen met rechters die dagelijks een enorme berg quatsch en gezever over zich heen krijgen gestort. Het bestuursrecht heeft het wat dat betreft goed bekeken. Daar kan de rechter bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan weigeren. Dat kwam goed van pas in de kwestie van de losgeslagen fiscalist, die de Hoge Raad uitmaakte voor onder meer ‘een enorme hoerenkast’ en ‘een gekende gajesclub’. Het burgerlijk procesrecht kent een vergelijkbare bepaling voor bijstandsverleners en gemachtigden in kantonzaken. Waarom niet ook voor advocaten? Om kansloos procederen te bestraffen zou het in het civiele recht een idee zijn het oorspronkelijke ‘eigen beursje’ weer in te voeren. Artikel 58 (oud) Rv bepaalde zo fraai dat advocaten, ‘die zich in hunne bedieningen te buiten mogten gaan’, persoonlijk en ‘uit hunne eigenen beurs’ in de proceskosten worden veroordeeld, ‘en zelfs tot vergoeding van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn, zonder die op hunne principalen te kunnen verhalen.’ De comeback van het old school eigen beursje zou Dekker er wellicht eindelijk van kunnen overtuigen de vergoedingen voor toevoegingen serieus omhoog te gooien. Want als het sociale advocaten zijn die de mist ingaan, dan moet dat eigen beursje wel enigszins gevuld zijn.
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
Arbeidsrecht
duur van het dienstverband, wat er in het verleden is ondernomen ter verbetering, de mate waarin de werknemer openstaat voor kritiek en zich inzet voor verbetering, de aard en de omvang van het bedrijf.
Linda Evers Kaper Nooijen Advocaten
De Hoge Raad geeft enkel een voorzet voor wat betreft omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de beoordeling van een verbetertraject in een individueel geval. Deze omstandigheden zijn niet limitatief. Iets anders dan de bevestiging dat er geen standaardlijstje is dat een werkgever ‘af kan vinken’ bij een verbetertraject heeft het arrest de praktijk dus niet gebracht. Op zichzelf niet onlogisch, maar het maakt de uitkomst van een procedure lastig te voorspellen.
Het verbetertraject bij disfunctioneren
Wanneer een werkgever een verzoek aan de kantonrechter doet om een arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren (de d-grond van artikel 7:669 lid 3 BW) te ontbinden, zal de werkgever niet alleen moeten laten zien dat er sprake is van disfunctioneren. Ook dient de werknemer hiervan tijdig in kennis te zijn gesteld, werknemer dient in voldoende mate in de gelegenheid te zijn geweest dit functioneren te verbeteren en het disfunctioneren mag niet het gevolg zijn van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer. Het grootste struikelblok bij een ontbinding wegens disfunctioneren in de praktijk betreft de vraag wanneer een werknemer dan in voldoende mate in de gelegenheid is gesteld het functioneren te verbeteren. Met andere woorden: welke eisen worden er gesteld aan een verbetertraject? De wet geeft helaas geen antwoord op de vraag wanneer een werkgever een werknemer voldoende gelegenheid heeft gegeven het functioneren te verbeteren. Het is dan ook niet verrassend dat deze vraag veelvuldig aan de rechter wordt voorgelegd. Veelal wordt geoordeeld dat het verbetertraject primair de verantwoordelijkheid is van de werkgever die ervoor moet zorgen dat er sprake is van een duidelijk tijdspad, concrete meetbare doelstellingen en evaluatiemomenten. Werkgever dient daarbij waar mogelijk hulp en ondersteuning te bieden, eventueel door het inschakelen van derden. Ik verwijs onder andere naar uitspraken van Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2014:10801) en Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NLRBMNE:2018:3066). In beide uitspraken werd overigens door de kantonrechter geoordeeld dat het traject van werkgever in dat specifieke geval niet voldeed en werd het verzoek tot ontbinding afgewezen. Onlangs was het aan de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:933) om zich uit te laten over de vraag of Ecofys Nederland B.V. een werknemer, werkzaam in de functie van Managing Consultant, voldoende in de gelegenheid had gesteld het functioneren te verbeteren. Ter beantwoording van deze vraag overweegt de Hoge Raad (rechtsoverweging 4.1.3) dat gelet op de ingrijpende gevolgen die een ontbinding op grond van disfunctioneren voor een werknemer kan hebben, moet worden aangenomen, mede gelet op de eisen van het goed werkgeverschap, dat de werkgever aan de werknemer serieus en reëel gelegenheid tot verbetering moet hebben geboden. Wanneer zulks het geval is hangt af van alle omstandigheden van het geval zoals onder andere, de aard, de inhoud en het niveau van de functie, de bij de werknemer aanwezige opleiding en ervaring, de aard en mate van ongeschiktheid, de duur van het onvoldoende functioneren vanaf het moment dat de werknemer daarvan op de hoogte is gesteld, de
Dat laatste blijkt al uit het feit dat de Hoge Raad en de AdvocaatGeneraal tot een tegengesteld oordeel komen op basis van dezelfde feiten en omstandigheden. In de onderhavige zaak staat vast dat werknemer al geruime tijd op de hoogte was van het feit dat werkgever niet tevreden was over haar functioneren. Ecofys had werknemer feedback gegeven, echter liet het aan werknemer zelf om een verbeterplan op te stellen. Dat door werknemer opgestelde verbeterplan werd tot tweemaal toe door Ecofys afgewezen. Waar de AdvocaatGeneraal van mening is dat werkgever de verantwoordelijkheid die op haar rust eenzijdig heeft afgeschoven en werknemer behoorlijk heeft laten bungelen (ECLI:NL:PHR:2019:341, overweging 4.13), is de Hoge Raad van mening dat Ecofys door middel van het geven van feedback op het functioneren en het geven van feedback op de verbeterplannen de werknemer voldoende in de gelegenheid heeft gesteld het functioneren te verbeteren. De Hoge Raad neemt in dat oordeel mee dat de kritiek van werkgever mede was gelegen in een gebrek aan zelfreflectie bij de werknemer en onvermogen van de werknemer om te gaan met kritiek. Het blijft dus ook na de uitspraak van de Hoge Raad spannend wanneer voldaan is aan de vereisten van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW. De gezichtspunten geformuleerd door de Hoge Raad kunnen daarbij als inspiratie dienen, echter niet meer dan dat. Voor de werkgeversadvocaat lastig, maar voor de werknemersadvocaat biedt dat, ook in onderhandelingen, mogelijkheden.
Bestuursrecht
Charles Termaat Van Iersel Luchtman Advocaten
Nuancering formele rechtskracht in uitzonderlijke gevallen
In haar uitspraak van 27 februari 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:466) de leer van de formele rechtskracht van in rechte onherroepelijke handhavingsbesluiten, zoals bestuursdwang- of dwangsombesluiten, definitief genuanceerd. 17
Baliebulletin Oost-Brabant
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
Hierdoor is een dergelijk, in rechte onherroepelijk handhavingsbesluit niet meer altijd rechtmatig te achten bij de beoordeling van een daaropvolgend invorderings- of kostenverhaalsbesluit. Formele rechtskracht van een onherroepelijk handhavingsbesluit blijft dus nog wel bijna altijd de hoofdregel, maar in uitzonderlijke gevallen kan de formele rechtskracht daarvan dus niet meer langer worden tegen geworpen bij de beoordeling van een daaropvolgend invorderings- of kostenverhaalsbesluit. Dergelijke uitzonderlijke gevallen zijn slechts aan de orde, indien evident geen overtreding is gepleegd en/of de betrokkene geen overtreder is, zo oordeelde de AbRvS in haar uitspraak van 27 februari 2019. Tot op heden blijkt uit de jurisprudentie dat niet snel en/of vaak een dergelijk uitzonderlijk geval wordt aangenomen. In haar uitspraak van 20 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2547) heeft de AbRvS een dergelijk uitzonderlijk geval aangenomen, omdat het daar evident was dat geen sprake was van een overtreding. Ook in haar uitspraak van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1616) nam de AbRvS een dergelijk uitzonderlijk geval aan, omdat het daar evident was dat geen sprake was van een overtreder. Ondanks het feit dat de AbRvS de leer van de formele rechtskracht heeft genuanceerd in uitzonderlijke gevallen, blijft het dus zaak om tegen handhavingsbesluiten (tijdig) bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aan te (laten) wenden, om zodoende te voorkomen dat later de formele rechtskracht daarvan wordt tegen geworpen.
Hoge Raad 4 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1529): Volgorde afdoening hoofdzaak en vrijwaringszaak (artikel 215 Rv)
In het algemeen verdient het de voorkeur de hoofdzaak en de vrijwaringszaak gelijktijdig af te doen, en, indien dat niet mogelijk is, eerst de hoofdzaak af te doen. Ook artikel 215 Rv gaat daarvan uit. In voorkomend geval kan de rechter, indien daartoe aanleiding bestaat, ervoor kiezen de vrijwaringszaak te beslissen alvorens in de hoofdzaak einduitspraak te doen. De vrijwaringszaak kan echter in ieder geval nog niet worden afgedaan als de uitkomst daarvan afhangt of redelijkerwijs kan afhangen van de beslissing of het debat in de hoofdzaak. Uit het arrest van het hof volgt dat de aansprakelijkheid van [A] in de hoofdzaak slechts gedeeltelijk gedekt wordt door de tussen [A] en Achmea bestaande verzekering. De omvang van de door Achmea aan [A] verschuldigde verzekeringsuitkering is dan ook afhankelijk van het antwoord op de vraag in hoeverre een in de hoofdzaak toe te wijzen schadevergoeding is toe te rekenen aan een aansprakelijkheidsgrond die door de verzekering is gedekt. De toewijsbaarheid van de vordering in de vrijwaringszaak is dus in dit geval afhankelijk van de uitkomst van de hoofdzaak. Hoge Raad 4 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1530): Dwangsom (artikel 611a Rv)
Op grond van artikel 611a Rv kan de rechter op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot betaling van een dwangsom voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan.
Burgerlijk Procesrecht
Marc Janssen Banning N.V
Hoge Raad 30 augustus 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1293): Betwisting procesvolmacht
Uitgangspunt is volgens de Hoge Raad dat Alpro, nu het niet gaat om de volmacht van NZO aan haar advocaat (die voortvloeit uit de aanstelling als zodanig van laatstgenoemde door NZO), maar om volmachten van de leden van NZO aan NZO, bewijs van dergelijke volmachten mocht verlangen. Artikel 80 lid 3 Rv en artikel 3:71 lid 2 BW zijn daarop immers niet van toepassing. Voor zover het hof anders heeft geoordeeld met zijn verwijzing naar de regel dat de advocaat van een procespartij op zijn woord kan worden geloofd, klaagt het cassatiemiddel daarover naar het oordeel van de Hoge Raad terecht. Een procesvolmacht behoeft pas te worden overgelegd indien het verweer van de wederpartij daartoe aanleiding geeft, zodat NZO een volmacht van haar leden nog bij akte voor pleidooi kon overleggen. Nu Alpro de rechtsgeldigheid van de ondertekening namens de leden pas bij pleidooi aan de orde kon stellen, had het hof NZO nog in de gelegenheid kunnen stellen het bestaan van volmachten van de leden aan haar advocaat te bewijzen. 18
Uit de rechtspraak van het Benelux-Gerechtshof volgt dat indien de rechter in eerste aanleg met toepassing van artikel 611a Rv een dwangsom heeft opgelegd, en de rechter in hoger beroep de hoofdveroordeling geheel of gedeeltelijk in stand laat, hij dat kan doen onder vermindering, vermeerdering of volledige afwijzing van de dwangsom die door de rechter in eerste aanleg aan de hoofdveroordeling was verbonden. Ook volgt uit die rechtspraak dat indien sprake is van een vermindering, de dwangsom die de rechter in eerste aanleg had opgelegd, tot het verminderde bedrag kan worden verbeurd in de periode tussen de betekening van de uitvoerbare beslissing van de rechter in eerste aanleg en de betekening van de beslissing in hoger beroep. De rechter dient de hoogte van de dwangsom vast te stellen naar de aard en omstandigheden van het geval, in het bijzonder ook de financiĂŤle toestand en het gedrag van de schuldenaar. Tot de omstandigheden van het geval kunnen ook de feitelijke gevolgen behoren die voor de schuldenaar voortvloeien uit het daadwerkelijk verbeuren van dwangsommen. Een en ander geldt onverkort wanneer de appelrechter de hoogte beoordeelt van een in eerste aanleg opgelegde dwangsom, ook voor zover die ziet op het verleden. Dit strookt met het algemene uitgangspunt dat in hoger beroep een nieuwe beoordeling plaatsvindt. Met het voorgaande is volgens de Hoge Raad niet verenigbaar dat de appelrechter de hoogte van een in eerste aanleg uitgesproken dwangsomveroordeling, ook voor zover die ziet op het verleden, slechts terughoudend zou kunnen toetsen en daarin alleen zou kunnen ingrijpen als in de oorspronkelijke dwangsomveroordeling een aanmerkelijke kans op een exces besloten ligt.
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
EU- en mededingingsrecht
Blanka Vitéz AKD Advocaten Notarissen & Belastingadviseurs
de consumenten. Op deze manier kunnen niet-banken innovatieve (elektronische) betaalmanieren aanbieden. Tegelijkertijd onderzoekt de ACM ook of er gevaren bestaan dat de grote technologiebedrijven sterke posities innemen op de markt door marktmacht te misbruiken die zij op andere markten hebben verworven. Hierdoor kunnen zij het voor kleine ondernemingen en startups moeilijk maken om ook actief te worden op de betaalmarkt.
ACM slaat handen ineen met Belgische en Luxemburgse collega’s
Dat digitalisering al enige tijd een hot topic is in mededingingsland is aan de ACM niet voorbijgegaan. Op 2 oktober 2019 heeft de ACM samen met haar Belgische en Luxemburgse collegaautoriteiten een mededeling gepubliceerd over de uitdagingen die mededingingsautoriteiten te wachten staan in de digitale wereld. Zo roepen de autoriteiten de Europese Commissie op om economisch onderzoek te laten verrichten naar de gevolgen van concentraties (fusies en overnames) in de digitale sector. Hier is behoefte aan omdat het moeilijk voorspelbaar is hoe dergelijke concentraties uitpakken. De mededingingsautoriteiten worstelen met onderwerpen zoals de vraag of het goed, slecht of neutraal is voor de mededinging als een Facebook of Amazon een kleine innovatieve startup opkoopt. De mededingingsautoriteiten vragen ook om meer richtsnoeren over mededingingsproblemen in de digitale sector, die vooruitlopen op de beslissingspraktijk van mededingingsautoriteiten en jurisprudentie van de gerechten. Dergelijke richtsnoeren kunnen ook zaaksgebonden zijn, benadrukt de ACM met haar Benelux-collega’s. Daarnaast adviseren zij ook meer gebruik te maken van informelere trajecten, zoals het toezeggingstraject (dat al sinds enkele jaren een favoriet is van de ACM). De mogelijkheden tot het nemen van preventieve acties zijn ook onderwerp van de mededeling. De autoriteiten roepen op om te onderzoeken of er niet-punitieve maatregelen kunnen worden genomen tegen dominante ondernemingen om mededingingsproblemen te voorkomen. Hierbij wordt gedacht aan het verplicht toegang geven tot data van dominante ondernemingen. Dat de Benelux-autoriteiten de handen ineenslaan middels dit Engelstalige memorandum, bevestigt dat de tech- en de digitale sector hoog op de agenda staan van de mededingingsautoriteiten in de Europese Unie. ACM neemt big tech in de betaalsector onder de loep
Op 22 oktober 2019 is de ACM een marktstudie gestart naar de activiteiten van grote technologiebedrijven op de Nederlandse betaalmarkt. De ACM wil onderzoeken of de grote technologiebedrijven de concurrentie op de betaalmarkt kunnen aanwakkeren door toetreding. Momenteel bestaat de markt voornamelijk uit een aantal grote banken. Door de nieuwe Europese Richtlijn 2015/2366 (PSD2) kunnen derde partijen – als consumenten hiervoor toestemming hebben gegeven – sinds januari 2018 toegang krijgen tot de betaalrekeningen van
De ACM verwacht halverwege 2020 de resultaten van haar studie bekend te kunnen maken. Het onderzoek sluit aan bij de actievere onderzoekshouding van de ACM sinds het aantreden van Martijn Snoep als bestuursvoorzitter. Vestager blijft Eurocommissaris voor Mededinging
Op 8 oktober 2019 heeft het Europees Parlement goedgekeurd dat Margrethe Vestager in het zadel blijft voor een tweede termijn als Eurocommissaris voor Mededinging. Vestager heeft de afgelopen vijf jaar naam gemaakt als ‘digital czar’ door de tech sector nauwkeurig te onderzoeken. Haar optreden heeft geleid tot spraakmakende zaken zoals de recordboetes die Google in ontvangst mocht nemen voor het misbruiken van haar machtsposities op de zoekmachinemarkt en met betrekking tot online adverteren. Naast haar positie als Eurocommissaris zal Vestager ook de digitale agenda van de Europese Unie coördineren. De big tech bedrijven hebben daarom nog steeds alle reden om Vestager te blijven vrezen. Kartelschadeclaims – indirecte relatie is voldoende
Op 29 juli 2019 heeft het Hof van Justitie bevestigd dat een indirecte relatie tussen karteldeelnemer en kartelslachtoffer er niet aan in de weg staat om rechterlijke bevoegdheid vast te stellen op grond van artikel 7 lid 2 van de herschikte Brussel I Verordening. DAF is in 2016 door de Europese Commissie beboet voor deelname aan het truckkartel. Tibor Trans kocht haar vrachtwagens van lokale Hongaarse dealers, en heeft hierdoor nooit direct van DAF een truck gekocht. Deze indirecte relatie weerhield Tibor Trans er niet van om een kartelschadeclaimzaak aanhangig te maken tegen DAF, in Hongarije. Het Hof van Justitie overwoog dat schade onder andere geclaimd mag worden op de plaats waar het schadelijke voorval heeft plaatsgevonden (Artikel 7 lid 2, herschikte Brussel I Verordening). Tibor Trans had schade geleden door trucks te kopen van Hongaarse dealers die rechtstreeks bij de karteldeelnemers hadden ingekocht. De gestelde schade van Tibor Trans is een direct gevolg van het kartel, nu de dealers de trucks voor hogere prijzen aan Tibor Trans hebben verkocht. Als gevolg hiervan heeft de schade ook in Hongarije plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit het besluit van de Europese Commissie die concludeerde dat het truckkartel tot concurrentievervalsing in de hele Europese Economische Ruimte had geleid. Het feit dat Tibor Trans geen contractuele relatie met DAF heeft gehad, doet daar niet aan af. 19
Baliebulletin Oost-Brabant
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
Voorlopige maatregelen herboren
Op 16 Oktober 2019 heeft de Europese Commissie voor het eerst sinds lange tijd ‘voorlopige maatregelen’ opgelegd aan een onderneming. Deze maatregelen zijn opgelegd in het kader van het onderzoek van de Europese Commissie naar Qualcomm. Qualcomm wordt ervan verdacht haar machtspositie op enkele chipmarkten (bijvoorbeeld chips voor set-top boxes) te misbruiken door zogenaamd uitsluitingsgedrag, zoals exclusieve afnameverplichtingen. Hierdoor wordt het voor concurrenten van Qualcomm onmogelijk om chips te verkopen. Een onderzoek van de Europese Commissie duurt in de regel enkele maanden tot enkele jaren. Omdat een onderzoek van de Europese Commissie niet tot gevolg heeft dat een onderneming het onderzochte gedrag moet stoppen, kunnen voorlopige maatregelen uitkomst bieden. De Europese Commissie kan zo voorkomen dat het (mededingingsrechtelijk) kwaad al is geschied, voor zij haar onderzoek afrondt. Dat de Europese Commissie nu gebruik maakt van voorlopige maatregelen, terwijl zij dit al ongeveer 20 jaar niet heeft gedaan, kan erop wijzen dat het gebruik van voorlopige maatregelen wordt getest op geschiktheid in de tech markten. Dit komt overeen met de (wereldwijde) roep naar mededingingsrecht dat is afgestemd op de tech- en digitale sector.
Erfrecht
Joost Diks Advocaten Familie- & Erfrecht
Het nietige testament
In de procespraktijk wordt regelmatig een beroep gedaan op de nietigheid van het testament op grond van artikel 3:34 BW. Vaak slaagt een beroep op dit artikel niet, omdat de partij die zich op de nietigheid beroept niet aan de bewijslast kan voldoen. Die partij moet bewijzen dat de erflater of erflaatster ten tijde van het opmaken van het testament wilsonbekwaam was en in verband daarmee de wil tot het opstellen van het testament heeft ontbroken. Dat is vaak lastig. In het arrest dat ik hieronder bespreek, acht het gerechtshof voorshands bewezen dat erflaatster wilsonbekwaam was en dat er sprake was van het hiervoor bedoelde causale verband. De andere partij wordt in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat erflaatster ten tijde van de testamentswijziging wel in staat was haar wil te bepalen. Gerechtshof Den Haag 30 juli 2019 (ECLI:NL:GHDHA:2019:2039) In de onderhavige procedure gaat het om een erflaatster die in 1911 is geboren en die in 2017 komt te overlijden. Bij testament van 1 mei 2012 heeft erflaatster appellant tot enig erfgenaam benoemd. Dit testament is niet ondertekend door erflaatster; in het testament heeft 20
erflaatster verklaard dat zij als gevolg van een visuele handicap niet in staat is de akte te ondertekenen. Wel zijn getuigen aanwezig geweest bij het verlijden van de akte. Een klein jaar later - op 24 april 2013 - is erflaatster onder curatele gesteld. Ruim twee jaar later - op 13 augustus 2015 - heeft erflaatster haar testament met toestemming van de kantonrechter (verleend op 12 augustus 2015) gewijzigd. Op grond van artikel 4:55 lid 2 BW heeft iemand die onder curatele is gesteld toestemming van de kantonrechter nodig om een testament op te maken. In dit laatste testament heeft erflaatster bepaald dat aan appellant de helft van haar woonhuis wordt gelegateerd onder de last de verkoop van het woonhuis te laten verzorgen door de executeurafwikkelingsbewindvoerder. De executeur-afwikkelingsbewindvoerder is geïntimeerde in de onderhavige procedure. Aan de executeurafwikkelingsbewindvoerder is de last opgelegd om een fonds op te richten. Dit fonds wordt ingesteld met als doel om gedurende 25 jaar jaarlijks geld beschikbaar te stellen aan het bejaardentehuis voor het organiseren van een muziekconcert en aan een vereniging ter besteding aan de ouderen. Dit fonds is - onder bezwaar van het eerder beschreven legaat - door erflaatster benoemd tot enig erfgenaam in haar nalatenschap. Kern van de zaak is de vraag of erflaatster in staat was haar wil te bepalen. In eerste aanlegt oordeelt de Rechtbank Amsterdam dat erflaatster wel degelijk in staat was haar wil te bepalen bij de wijziging van haar testament. Het Gerechtshof Den Haag komt in hoger beroep tot een ander oordeel. Het gerechtshof hecht grote waarde aan de feitelijke gang van zaken rondom de wijziging van het testament. Uit het dossier blijkt dat het initiatief tot het wijzigen van het testament bij de curator heeft gelegen en dat de curator ook bij alle gesprekken tussen de notaris en erflaatster aanwezig is geweest. Ook is er sprake van verwevenheid van personen en functies die bij het proces rondom de testamentswijziging betrokken zijn geweest. Bovendien gaat het om een civiel- en fiscaalrechtelijk complex testament. Ten slotte bestaat er vanwege de leeftijd van erflaatster naar het oordeel van het gerechtshof een redelijk vermoeden dat zij in enige mate lichamelijk en geestelijk afhankelijk is geweest van de curator en bestaat er - mede gezien de complexiteit van het testament - onvoldoende zekerheid dat erflaatster de gevolgen van haar testament heeft kunnen voorzien. Het gerechtshof acht voorshands bewezen dat erflaatster de gevolgen van haar testament van 13 augustus 2015 niet heeft kunnen overzien. Geïntimeerde wordt toegelaten om te bewijzen dat erflaatster wel in staat was haar wil te bepalen ten tijde van de testamentswijziging. Analyse van het arrest
De wet sluit niet uit dat iemand die onder curatele is gesteld een rechtsgeldig testament kan maken. De curandus moet echter wel in staat zijn om zijn wil te bepalen en zijn wil moet in overeenstemming zijn met zijn verklaring. In dit arrest acht het gerechtshof de stelling dat erflaatster mede gezien haar geestestoestand de gevolgen van haar testament van 13 augustus 2015 niet heeft overzien voorshands bewezen door appellant. Dit is gezien de feiten die ten grondslag liggen aan het arrest opmerkelijk. De notaris had namelijk het Stappenplan Wilsbekwaamheid toegepast en heeft een onafhankelijke arts laten oordelen over de geestestoestand van erflaatster. Deze
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
arts kwam tot het oordeel dat erflaatster in staat was om haar wil te bepalen. Op basis van dit oordeel heeft de kantonrechter vervolgens toestemming verleend om het testament te mogen wijzigen. Ondanks dit alles komt het gerechtshof tot een ander oordeel. Dit arrest laat zien dat toestemming van de kantonrechter op grond van artikel 4:55 BW geen belemmering vormt om een geslaagd beroep te kunnen doen op artikel 3:34 BW. Bovendien blijkt uit dit arrest nog maar eens dat een beoordeling van de nietigheid van een testament op grond van artikel 3:34 BW met name een feitelijk oordeel is. In gerechtelijke procedures rondom de nietigheid van een testament is het dus van wezenlijk belang om zo veel mogelijk feiten en omstandigheden aan te voeren namens de betrokken partijen. Dat de uitkomst van zo’n procedure lastig te voorspellen is, blijkt uit het hiervoor besproken arrest van het Gerechtshof Den Haag.
Fiscale advocatuur
Debbie Liem VDB Advocaten Notarissen
Succes fee
De accountant vindt deze zaak een ‘tricky’ kwestie. Hij vreest voor de aantasting van zijn goede reputatie bij de belastingdienst. Hij neemt telefonisch contact op met zijn beroepsorganisatie en vraagt of hij voor deze zaak een succes fee mag afspreken. Dat is toegestaan. De accountant spreekt met zijn klant af dat hij zal factureren op uurbasis. Daarbovenop rekent de accountant een succes fee. De accountant is van mening dat er een reële kans bestaat dat de fiscus een op box 1 gebaseerde aanslag oplegt van € 312.000. De accountant zal zijn best doen een aanslag tot een lager bedrag te bewerkstelligen, maar dit zal een aanzienlijke inspanning vergen. Afgesproken wordt een succes fee die 15% bedraagt van het verschil tussen het bedrag van de daadwerkelijke aanslag en € 312.000. Uiteindelijk declareert de accountant naast zijn honorarium op uurbasis een succesfee van € 40.701 (ex BTW). De klant maakt bezwaar tegen de succes fee. En omdat de succes fee onbetaald is gebleven, dagvaardt het accountantskantoor de klant voor de civiele rechter. In die procedure wordt van de klant naast de genoemde succes fee ook nog een aanvullende succes fee van € 26.048,88 gevorderd. De klant dient tegen de accountant een klacht in bij de tuchtrechter (de Accountantskamer). Beslissing accountantskamer
Accountant en onterechte succes fee Inleiding
Het behandelen van een inkeerzaak is voor een belastingadviseur niet altijd even makkelijk. Als het fiscale speelveld zich toespitst op ‘zwart vermogen’ en boetes, wordt het vaak spannend en moeilijk. Vragen die dan opdoemen zijn bijvoorbeeld: hoeveel informatie vraagt een belastingadviseur aan zijn klant? Welke informatie is teveel en wat is de (proces)houding in de richting van de fiscus? Waar een goede (‘compliant’) belastingadviseur nog worstelt met dit soort vragen en zich hier vaak niet aan durft te wagen, zijn er soms accountants die wat minder hobbels op de weg zien en dan kan het dus mis gaan. Zo getuige een recente uitspraak van de Accountantskamer van 13 september 2019 (ECLI:NL:TACAKN:2019:63). Wat was de achtergrond?
Een accountant stelt al vijftien jaar de jaarrekeningen samen voor zijn klant, een importeur van fotoapparatuur. De klant had de opbrengst van een investering in een Chinees bedrijf - zijnde ruim drie ton euro - geparkeerd op een bankrekening in Hong Kong. Hij had in 2014 al een keer een beroep op de inkeerregeling gedaan, maar bij die eerste inkeer had hij de rekening in Hong Kong niet gemeld. Toen de klant in de media vernam dat de inkeerregeling per 1 januari 2018 verder zou worden ingeperkt, wilde hij ook de rekening in Hong Kong aan de fiscus bekend maken. In 2017 verzoekt de klant zijn accountant om de tweede inkeer te begeleiden.
De accountantskamer oordeelt dat de klacht gegrond is. De accountant heeft gehandeld in strijd met verschillende fundamentele beginselen uit de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Onder andere is de accountant voor de berekening van de succes fee uitgegaan van een zeer negatief scenario. Er waren volgens de accountantskamer geen aanknopingspunten dat de fiscus een aanslag op grond van box 1 zou opleggen. Hiermee heeft de accountant impliciet aanvaard dat hij excessief zou declareren. Verder was de succes fee een bedreiging van de objectiviteit van de accountant. De accountant kreeg namelijk een belang bij de uitkomst van zijn werkzaamheden. Hierdoor ontstond het risico dat de accountant ongepast kon worden beïnvloed ten aanzien van de wijze van rapporteren aan de belastingdienst. Afsluitende noot
De accountant uit deze zaak heeft naar mijn mening terecht gesignaleerd dat deze zaak een ‘tricky’ kwestie betrof. De vraag kan namelijk worden opgeworpen in hoeverre de eerste inkeer nog wel als inkeer gekwalificeerd kon worden, nu bij die gelegenheid de fiscus – naar achteraf bleek - niet juist en volledig was ingelicht. En het verschaffen van juiste en volledige informatie is wel een vereiste voor een geslaagde inkeer. Ook heeft de accountant naar mijn mening terecht gesignaleerd dat er een risico bestond op een box 1 heffing. De keuze om vanwege de risicovolle aard van deze zaak een succes fee te rekenen die werd gekoppeld aan het voor de cliënt meest negatieve scenario (zijnde een box 1 heffing), verhoudt zich echter moeilijk met de fundamentele beginselen uit de VGBA.
21
Baliebulletin Oost-Brabant
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
Huurrecht
Nico Broers AKD Advocaten Notarissen & Belastingadviseurs
privacyaspecten. De auteurs concluderen dat de ruimte voor een huurder om zijn woning te behouden na handelen in strijd met de Opiumwet al met al nog kleiner lijkt dan in 2007. Slechts in het geval van (zeer) bijzondere omstandigheden of woonbelangen en/of in het geval van zeer kleine hoeveelheden drugs kan de huurder zijn woning in de praktijk nog behouden. Herstel dekvloer winkel
Vergoeding immateriële schade bij gebreken huurwoning?
Deze vraag diende het Hof ’s-Hertogenbosch te beantwoorden in zijn arrest van 1 oktober 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:3593). Bij gebreken die leiden tot een substantiële aantasting van het huurgenot kan de huurder een evenredige huurprijsvermindering vorderen. De gebreken betroffen in deze zaak onder meer vergaande houtrot in kozijnen, schimmel als gevolg van onvoldoende ventilatiemogelijkheden en gebreken aan de elektrische installatie. In verband hiermee werd de huurprijs door het hof met 50% verminderd. De huurder vorderde ook vergoeding van immateriële schade in verband met medische problemen. Het hof overwoog dat vergoeding van immateriële schade onder omstandigheden denkbaar is naast vermindering van de huurprijs. Het is daarbij wel noodzakelijk dat aan de strenge maatstaven van artikel 6:106 BW wordt voldaan: er dient sprake te zijn van een “aantasting in de persoon” in de zin van dit artikel. Het hof zoekt aansluiting bij het arrest van de Hoge Raad van 19 juli 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1278) over de aardbevingsschade in Groningen en citeert rechtsoverweging 2.13.2 uit dat arrest waarin de Hoge Raad een overzicht heeft gegeven van zijn eerdere rechtspraak. Daaruit volgt onder meer dat van “aantasting in de persoon op andere wijze” ook sprake is indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Voorts kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van zo’n aantasting sprake is. De huurder zal dit met concrete gegevens moeten onderbouwen. Het hof oordeelt dat de huurder in deze zaak onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 BW. Er is onder meer niet gesteld of gebleken dat de medische problemen van de huurder samenhangen met of veroorzaakt zijn door gebreken aan de woning. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt afgewezen. Zie voor toegewezen immateriële schade na ontruiming op grond van een in appel vernietigd kortgedingvonnis: Hof ’s-Hertogenbosch, 28 mei 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:1990). Hennepkweek en andere overtredingen Opiumwet
In WR 2019/109 staat een lezenswaardig overzichtsartikel van mr. R.M. Goeman en mr. M. van den Oord over de ontwikkelingen in het huurrecht sinds 2007 met betrekking tot hennep en andere Opiumwetovertredingen. Het is in zekere zin een vervolg op het artikel “Hennepkweek, de stand van zaken” in WR 2007/1 van mr. H.J. ter Meulen. In het artikel van Goeman en Van den Oord passeren alle relevante onderwerpen de revu waaronder ontbinding door de rechter, buitengerechtelijke ontbinding na burgemeesterssluiting, de verhouding tot het strafrecht, boetebepalingen en tweede kans en 22
In zijn arrest van 10 september 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:3320) diende het Hof ’s-Hertogenbosch te beslissen of het herstellen van de dekvloer van een winkelruimte voor rekening van de verhuurder of de huurder komt. De winkel was als casco verhuurd en in de toepasselijke algemene bepalingen van het ROZ-model winkelruimte 2003 wordt geregeld dat onder de huur als casco onder meer wordt verstaan de huur van de constructieve bouwvloeren. Met betrekking tot het onderhoud wordt in deze algemene bepalingen geregeld dat herstel en vernieuwing van constructieve onderdelen van het gehuurde, zoals onder meer bouwvloeren, voor rekening van verhuurder komt. En voorts: wat niet voor rekening van verhuurder komt, komt voor rekening van huurder. Verhuurder vond derhalve dat het herstel van de dekvloer voor rekening van de huurder komt. Het hof oordeelde dat de dekvloer een bestanddeel is van het pand op grond van artikel 3:4 lid 2 BW, dat de grond de cementen dekvloer natrekt en dat de dekvloer derhalve niet overeenkomstig een bepaling in het huurcontract als niet tot het casco behorende voorziening eigendom van de huurder kan zijn. Of herstel van zo’n voorziening, hoewel geen eigendom van huurder, dan toch voor rekening van huurder dient te komen, dient te worden beslist door uitleg van de overeenkomst waarbij rekening dient te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, aldus het hof. Dat brengt het hof uiteindelijk tot het oordeel dat de verhuurder de dekvloer dient te herstellen, hoewel de algemene bepalingen op het eerste gezicht dus anders zouden doen vermoeden. Partiële ontbinding huurovereenkomst hotel en appartementen
De huurovereenkomst in kwestie had betrekking op een hotel en op enkele appartementen in een aangrenzend pand. Met betrekking tot de appartementen was als bestemming “short stay appartement” overeengekomen. In strijd hiermee betrok de huurder de appartementen bij de exploitatie van het hotel. In de ontbindingsprocedure slaagde de huurder er niet in te bewijzen dat de hotelmatige exploitatie van de appartementen geschiedde met toestemming van de verhuurder. In navolging van de kantonrechter oordeelt het Hof Amsterdam in zijn arrest van 3 september 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:3215) dat de tekortkoming slechts de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt voor zover die betrekking heeft op het aangrenzende pand met de appartementen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de panden goed van elkaar te onderscheiden zijn en dat het huurcontract zich ook leent voor splitsing: de huurprijs was gesplitst in een deel voor het hotel en een deel voor het aangrenzende pand. Al met al een mooi voorbeeld van de toepassing van de tenzij-clausule in artikel 6:265 BW!
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
IE-recht
Jos van der Wijst Bogaerts & Groenen Advocaten
Kleurmerkregistratie Red Bull ook in hoger beroep geweigerd
Red Bull heeft in 2002 een aanvraag ingediend voor een gemeenschapskleurmerk: Bij de aanvraag is als beschrijving gegeven (zie afbeelding). “De aangevraagde bescherming betreft de kleuren blauw (RAL 5002) en zilver (RAL 9006). De verhouding van de kleuren bedraagt ongeveer 50 %-50 %.” Het probleem bij een kleurmerkregistratie is het vereiste dat de kleurcombinatie ‘een systematische schikking moet hebben die de kleuren op één van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding brengt’. In alle instanties is Red Bull in het ongelijk gesteld. Nu ook door het Hof van Justitie EU. Deze type merkinschrijving levert problemen op. De gewone vorm- en contourloze nevenschikking van twee of meer kleuren of het noemen van twee of meer kleuren „in alle denkbare vormen”, zoals hier is gebruikt, is onvoldoende nauwkeurig en duurzaam. Immers, deze vormen lenen zich voor tal van verschillende combinaties. Deze kleurcombinatie van “ongeveer 50%-50%” kan verschillende vormen aannemen, die allemaal aan deze verhouding voldoen. Dat betekent dat de consument niet in staat is om een bepaalde combinatie met zekerheid te koppelen aan een marktpartij (de functie van een merk). Verder is het voor bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers niet mogelijk om de omvang van de beschermde rechten van de merkhouder vast te stellen. De term „ongeveer” in de beschrijving versterkt alleen maar de onnauwkeurigheid van de grafische voorstelling omdat die verschillende schikkingen van de betrokken kleuren toelaat. De reden voor een strikte uitleg is dat de beschikbaarheid van kleuren niet ongerechtvaardigd wordt beperkt voor de andere marktdeelnemers die concurrerende waren of diensten aanbieden. Dit jaar heeft Red Bull een nieuwe kleurmerkregistratie ingediend die wel geregistreerd kon worden. HvJEU, 29 juli 2019 (ECLI:EU:C:2019:641) Popart artiest maakt geen inbreuk op merkrecht
De Belgische popart kunstenaar Cédric omschrijft zijn kunst als “contemporory, playing with pointillism and pop-art”. Op zijn website biedt hij diverse werken aan waar de Dom Pérignon Merken in voorkomen. (bron cedric.art : www.cedricgallery.com)
De rechtbank van koophandel te Brussel stelt uitleg vragen over (het huidige) artikel 2.20, lid 2, d), BVIE (Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom), aan het Benelux Gerechtshof. De kunstenaar heeft gesteld dat hij een geldige reden, in de zin van het hiervoor genoemde artikel, heeft om het merk Dom Pérignon op deze wijze te gebruiken. De Belgische rechter verzoekt aan te geven of de vrijheid van meningsuiting, en de artistieke vrijheid in het bijzonder, een ‘geldige reden’ kan zijn in de zin van artikel 2.20.1.d) BVIE? In het arrest van 14 oktober 2019 verwijst het Gerecht naar considerans 27 van de Merkenrichtlijn. Daar is aangegeven: “Gebruik van een merk door derden met het oog op artistieke expressie moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik tevens strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel”. Het Gerecht legt dit zo uit dat artistieke vrijheid een geldige reden kan opleveren. Maar dan moet de kunstuiting het originele resultaat zijn van een creatief vormgevend proces. Deze artistieke vrijheid kent ook een beperking. De kunstuiting mag niet erop zijn gericht het merk of de (goede naam van de) merkhouder schade toe te brengen. Benelux Gerechtshof, 14 oktober 2019, zaak A 2018/1/l8 Conservatoir bewijsbeslag data havenbedrijf
Op 21 augustus 2019 is bij de rechtbank Rotterdam, ten laste van het Havenbedrijf Rotterdam N.V., een verzoek ingediend om 1) verlof te krijgen voor het leggen van conservatoir IE-bewijsbeslag, 2) het maken van een gedetailleerde beschrijving en 3) het geven van een bevel tot (tijdelijke) afgifte ter bewaring van de inbeslaggenomen bescheiden en de gedetailleerde beschrijving. In de beschikking van 22 augustus2019 overweegt de rechtbank dat het verzoek jegens het havenbedrijf Rotterdam voorshands zal worden afgewezen. De rechtbank overweegt: “De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat de kans bestaat dat de Rotterdamse haven plat komt te liggen, mogelijk voor bijna vijf werkdagen en dat nog vermeerderd met een eventueel tussenliggend weekend. Dat is in beginsel onaanvaardbaar. De voorzieningenrechter acht het verzoek voorshands niet proportioneel.“ De rechtbank overweegt verder: “Het deugdelijk kunnen functioneren van het havenbedrijf Rotterdam is van groot belang voor de Nederlandse economie, nu de Rotterdamse haven daarin een prominente positie inneemt. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat bewijsbeslag op digitale gegevensdragers van het havenbedrijf Rotterdam een ernstige belemmering van het functioneren van het havenbedrijf kan opleveren. Uit het verzoekschrift kan niet goed worden afgeleid dat en waarom dit nog wel eens mee zou kunnen vallen.” De rechtbank bepaalt dat het havenbedrijf op 30 augustus 2019 zal worden gehoord op het verzoek. Inmiddels, zo hebben de advocaten van verzoekers laten weten, is het bewijsbeslag wegens databankinbreuk bij Havenbedrijf Rotterdam toch toegestaan. Zij hebben dit laten weten om te voorkomen dat de indruk zou ontstaan dat onder een bedrijf zoals het Havenbedrijf Rotterdam bewijsbeslag op data nauwelijks mogelijk zou zijn. Rechtbank Rotterdam, 22 augustus 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:7783 )
beeldmerk Dom Pérignon IR323543
23
Baliebulletin Oost-Brabant
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
Ondernemingsrecht
Coco Kruse Fender Advocaten
De redelijke termijn bij ingebrekestelling
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 BW). En daar gaat het in de praktijk geregeld mis. Regelmatig oordeelt de rechtbank dat een ontbindingsverklaring geen effect heeft gehad, omdat de schuldenaar niet in verzuim verkeert. De hoofdregel is dat verzuim intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). Maar wat is nu een redelijke termijn? In het arrest van 11 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1581) heeft de Hoge Raad enkele handvatten gegeven die van belang zijn voor de beantwoording van deze vraag. In deze zaak speelde het volgende. Fraanje heeft als hoofdaannemer een overeenkomst van onderaanneming gesloten met Alukon, op grond waarvan Alukon aluminium kozijnen en vliesgevels, beglazing en zetwerk diende te leveren en aan te brengen. Er ontstond vertraging en Fraanje heeft Alukon meermaals gesommeerd tot nakoming. Vervolgens constateerde Fraanje dat verkeerde vliesgevels waren gemonteerd. Fraanje heeft Alukon gesommeerd binnen vijf dagen schriftelijk te verklaren dat zij de door haar gemonteerde vliesgevelpuien zal verwijderen en alsnog de juiste vliesgevelpuien binnen drie weken zal leveren en monteren.
oordeel of de lengte van de termijn redelijk was en kunnen er dus toe leiden dat de bij ingebrekestelling gestelde termijn korter mag zijn dan wanneer de schuldenaar niet eerder een termijn was gesteld of gesommeerd. Dit geldt ook als de eerder gestelde termijnen geen fataal karakter hadden en de eerdere sommaties niet aan de vereisten van een ingebrekestelling voldeden. Verder gaat de Hoge Raad nog in op de redelijke termijn bij verzuim zonder ingebrekestelling. In artikel 6:83 BW zijn diverse uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen, die het verzuim zonder ingebrekestelling doen intreden. Dit behelst geen limitatieve opsomming. De omstandigheden van het geval kunnen met zich brengen dat het verzuim ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat en/of op welke wijze hij alsnog gaat nakomen. Schuldenaren moeten dus pro-actief handelen in geval van een tekortkoming en kunnen niet te lang stilzitten in afwachting van een ingebrekestelling. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.
Insolventierecht
Maurice Winkels LXA the Law Firm
Inleiding
De Hoge Raad heeft op 4 oktober 2019 twee interessante uitspraken gedaan. Onderstaand zal ik deze uitspraken kort behandelen. HR 4 oktober 2019 ECLI:NLHR:2019:1492 Maatstaf aansprakelijkheid beoogd curator
Omdat Alukon niet binnen vijf dagen verklaarde de gemonteerde vliesgevelpuien te verwijderen en alsnog juiste te plaatsen, heeft Fraanje de overeenkomst ontbonden. Alukon heeft tegen die ontbindingsverklaring geprotesteerd. Zowel de rechtbank als het hof waren van mening dat de ontbinding prematuur was: de gestelde laatste termijn tot nakoming zou onredelijk kort zijn en de vijf dagentermijn was weliswaar verstreken, maar de termijn van drie weken nog niet. Pas na het verstrijken van de laatste termijn zou sprake kunnen zijn geweest van verzuim, zodat niet eerder tot ontbinding kon worden overgegaan. Dit oordeel hield in cassatie geen stand. Ook eerder gestelde termijnen en sommaties aan de schuldenaar dienen te worden betrokken bij het 24
De vraag of een curator in de uitoefening van zijn taak persoonlijk aansprakelijk is, wordt nog altijd beoordeeld aan de hand van de in 1996 door de Hoge Raad geformuleerde Maclou-norm (19 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2047). De Maclou-norm houdt – onder meer – in dat een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. De vraag die zich in de onderhavige kwestie voordeed is welke maatstaf moet worden gehanteerd voor de aansprakelijkheid van de stille bewindvoerder/stille curator in de pre-pack periode. Deze vraag is interessant, te meer nu de huidige faillissementswet zowel niet voorziet in de pre-pack procedure alsook de benoeming van de stille bewindvoerder/stille curator.
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
De Hoge Raad oordeelt dat voor de beoordeling of de beoogd curator persoonlijk aansprakelijk is aansluiting moet worden gezocht bij de maatstaf die geldt voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de in artikel 68 Faillissementswet bedoelde curator, te weten de Maclou-norm. Dat betekent dat moet worden onderzocht of de beoogd curator heeft gehandeld zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende beoogd curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Bij de beoordeling van de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator komt in een voorkomend geval ook betekenis toe aan hetgeen de curator in de fase voorafgaand aan het faillissement als beoogd curator heeft gedaan en nagelaten en aan de kennis die hij in die hoedanigheid heeft verworven.
mogelijk kan verweren. Bij de beoordeling of aan de eisen wordt voldaan dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval. Bij deze beoordeling kan mede betekenis toekomen aan de verdere correspondentie tussen partijen.
HR 4 oktober 2019 ECLI:NL:HR:2019:1489
Alhoewel het in de onderhavige kwestie een aansprakelijkstelling buiten faillissement betrof is het onder alle omstandigheden van belang om zowel de aansprakelijkstelling als de stuitingshandelingen zo concreet mogelijk te maken en niet afhankelijk te zijn om – na twee instanties – van de (eerdere) correspondentie tussen partijen.
Stuitingshandeling
In de onderhavige kwestie heeft de (indirect) bestuurder van A B.V., Y, in 2003 een ongesecureerde lening van € 1.000.000,00 aan B B.V. verstrekt. In 2004 wordt Y ontslagen en opgevolgd door Z. B B.V. betaalt in 2006 € 500.000,00 terug en failleert vervolgens in 2007. Uit het faillissement van B B.V. volgt geen uitkering. Bij brief d.d. 18 april 2008 vordert Z namens A B.V. de schade die door de niet terugbetaalde lening is geleden te vergoeden. Bij brief d.d. 11 september 2008 is aan Y en zijn persoonlijke holding bericht dat het wat Z betreft wenselijk is om de financiële geschillen door bemiddeling op te lossen. Op 11 september 2013 zijn Y en zijn persoonlijke holding (middels deurwaardersexploot) aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de onverhaalbaarheid van de lening. Grondslag voor de aansprakelijkheid is dat de persoonlijke holding van Y - als bestuurder van A B.V. - heeft gehandeld in strijd met artikel 2:9 lid 1 BW (te weten het verstrekken van een lening zonder zekerheden te bedingen). Y is aansprakelijk gesteld op grond van artikel 2:11 BW. Y en zijn persoonlijke holding hebben zich op het standpunt gesteld dat hen voor het eerst pas op 18 april 2008 een verwijt is gemaakt voor het verstrekken van een ongesecureerde lening. Daarna zou niets meer gehoord zijn tot de aansprakelijkstelling van 11 september 2013. Zowel de rechtbank als het hof komen tot de conclusie dat de brief van 11 september 2008 niet is aan te merken als een stuitingshandeling als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW. Dat maakt dat het beroep op verjaring slaagt. Namens A B.V. wordt cassatie ingesteld en geklaagd dat het oordeel van het hof ontoereikend is gemotiveerd. Onder verwijzing naar de bestaande jurisprudentie wordt herhaald dat onder meer kan worden gestuit door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoud (3:317 lid 1 BW). Deze schriftelijke mededeling moet een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar inhouden dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee moet houden dat hij de beschikking houdt over bewijsmateriaal opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet zonder motivering voorbij kon gaan aan de stelling dat de brief d.d. 11 september 2008 moest worden gelezen in het licht van de e-mail van 18 april 2008 en betrekking had op onbehoorlijk bestuur zodat de klacht van A B.V. terecht is voorgesteld. De Hoge Raad vernietigt het arrest en verwijst naar een ander hof.
Personen- en familierecht
Louis Zonnenberg Banning N.V.
Toekomstplannen rond pensioendeling
Tot het Boon/Van Loon-arrest van 27 november 1981 waren pensioenrechten zorgrechten, die niet in een huwelijksgemeenschap vallen en toekomen aan degene die ze heeft opgebouwd. Ondanks dat geen sprake was van een huwelijksvermogensrecht, oordeelde de Hoge Raad in 1959 dat pensioenrechten verknocht waren aan degene die ze heeft opgebouwd, respectievelijk voor wie ze waren opgebouwd. In de samenleving van toen werkte de man buitenshuis. Bouwde hij pensioenrechten op, dan was het ouderdomspensioen aan hem en het weduwenpensioen aan haar verknocht. Omdat wetgeving uitbleef, heeft de Hoge Raad in het genoemd pensioenarrest beslist dat pensioenrechten wel vermogensbestanddelen zijn die onder het huwelijksvermogensrecht vallen. Die pensioenrechten waren weliswaar enigszins verknocht aan de persoon van de opbouwer, maar niet zodanig dat de waarde niet in de verdeling behoeft te worden betrokken. Daarom werd het ouderdomspensioen toegedeeld aan degene die het heeft opgebouwd en het weduwenpensioen aan degene ten behoeve van wie het is opgebouwd, maar moest de waarde daarvan worden gedeeld. Waren partijen buiten gemeenschap van goederen getrouwd, dan viel er niets te verdelen. Op 1 mei 1995 is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) in werking getreden. Het pensioenrecht behoorde niet langer tot het huwelijksvermogensrecht, maar werd weer een 25
Baliebulletin Oost-Brabant
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
zorgrecht (zoals alimentatie). Volgens de hoofdregel van de wet komt nabestaandenpensioen toe aan degene ten behoeve van wie het is opgebouwd en wordt ouderdomspensioen verevend. Dat betekent dat het ouderdomspensioen op het moment van uitbetaling onder voorwaarden voor de helft toekomt aan de ene en voor de andere helft aan de andere echtgenoot. Dat wordt wel als onbillijk ervaren, omdat degene die het nabestaandenpensioen krijgt, daarnaast ook nog eens recht heeft op de helft van het ouderdomspensioen. Echtelieden kunnen echter een ander vereveningspercentage overeenkomen, zonder dat dit tot schenkbelasting leidt. Pensioen is immers een zorgrecht en staat los van de verdeling van het huwelijksvermogen. Bovendien bestaat onder de Wvps de mogelijkheid van conversie. Als beide (ex-)echtgenoten dat willen, kan nabestaandenpensioen omgezet worden in ouderdomspensioen. Conversie heeft echter ingrijpende consequenties, doordat het nabestaandenpensioen verdwijnt en bij vooroverlijden van de gerechtigde van het nabestaandenpensioen, het geconverteerde ouderdomspensioen niet terugkeert naar degene, die het heeft opgebouwd. Op 16 september 2019 heeft Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding (hierna: Wps 2021) bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel beoogt van toepassing te zijn op de pensioendeling bij scheidingen, die plaatsvindt vanaf de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. De inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2021. De belangrijkste wijziging is dat niet pensioenverevening hoofdregel wordt, maar conversie. Als echtgenoten, die scheiden onder de Wps 2021, niet binnen zes maanden na inschrijving van de echtscheiding afwijkende afspraken doorgeven, wordt het pensioen door conversie verdeeld. Dan wordt de helft van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen en de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde partnerpensioen omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de verdelingsgerechtigde partner. Anders dan onder de Wvps wordt het partnerpensioen verdeeld tussen de echtgenoten en niet alleen aan de verdelingsgerechtigde partner toegedeeld. Daarmee wordt een veelal gevoelde ongelijke “verdeling” rechtgetrokken. Bovendien wordt alleen het partnerpensioen over de huwelijkse periode verdeeld en niet ook het partnerpensioen over de voorhuwelijkse periode. Het deel van het partnerpensioen dat buiten het huwelijk is opgebouwd, blijft voor de verdelingsplichtige partner als partnerpensioenaanspraak staan. Zodra de echtscheiding is ingeschreven in de Basisregistratie Personen, krijgt het uitvoeringsorgaan daarvan bericht en dient het de echtgenoten te informeren over de verdeling van het pensioen en over de termijn voor het doorgeven van afwijkende afspraken. Het grote voordeel van de Wps 2021 is dat de vereveningsgerechtigde partner niet langer afhankelijk is van de keuzes, die de andere partner maakt. De pensioenband wordt bij conversie immers definitief verbroken. De pensioengerechtigde zal een eigen aanspraak op ouderdomspensioen verkrijgen. Hij of zij kan zelf beslissen over de ingangsdatum en is voor de uitbetaling niet langer afhankelijk van het in leven zijn van de verdelingsplichtige. Beide ex-partners 26
kunnen zelf, onafhankelijk van de ander, beslissen over de verdeelde pensioenaanspraak. Op verzoek van de tot verdeling gerechtigde echtgenoot wordt het deel van het partnerpensioen, dat aan hem of haar toekomt, niet in de conversie betrokken, maar verkrijgt hij of zij hiervoor een aanspraak op partnerpensioen, voor zover dat is opgebouwd tijdens het huwelijk. Dat verzoek moet echter wel worden ingediend binnen zes maanden na scheiding, tenzij die termijn op verzoek van één van de echtgenoten door het uitvoeringsorgaan met maximaal zes maanden wordt verlengd. Na 1981 en 1995 wordt 2021 derhalve het derde jaar waarin op een radicale wijze het pensioenroer wordt omgegooid. Het zal even wennen worden.
Privacy
Tom de Wit Louwers IP | Technology Advocaten
HvJEU 1 oktober 2019, C-373/17 (Verbraucherzentrale / Planet49 Het Hof van Justitie van de EU (hierna: ‘het Hof’) heeft zich recentelijk uitgesproken over de wijze waarop een websitebezoeker toestemming moet verlenen voor het plaatsen van tracking cookies. Hieronder volgt een bespreking van de belangrijkste punten uit dit arrest. Cookies
Het Hof definieert cookies als bestanden die de websiteprovider op de computer van de websitegebruiker plaatst en die bij een volgend bezoek aan deze website opnieuw beschikbaar zijn om het surfen op internet of het verrichten van transacties te faciliteren of om gegevens over het gebruikersgedrag te verkrijgen. Feiten
Planet49 heeft een reclameloterij georganiseerd op haar website. Gebruikers die wilden deelnemen, moesten hun postcode, naam en adres invoeren. Onder de invoervelden stonden twee mededelingen met daarbij selectievakjes. Door middel van het eerste selectievakje - dat niet standaard was aangevinkt - konden gebruikers toestemming geven om benaderd te worden door sponsors en partners van Planet49 om hen op de hoogte te houden van aanbiedingen. Door middel van het tweede selectievakje - dat wel standaard was aangevinkt - gaven gebruikers toestemming voor het plaatsen van cookies om hun surf en gebruikersgedrag op websites van reclamepartners van Planet49 te analyseren. De Duitse federatie van consumentenorganisaties voerde voor de Duitse rechter aan dat het geven van toestemming door middel van beide selectievakjes niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Uiteindelijk belandde de zaak bij het Bundesgerichtshof die een aantal prejudiciële
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
vragen aan het Hof stelde, onder meer omdat zij twijfelde of Planet49 rechtsgeldig toestemming verkreeg voor de plaatsing van cookies. Omdat de Privacyrichtlijn 95/46 gedurende deze procedure is vervangen door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (‘AVG’), werden de gestelde vragen zowel op grond van Privacyrichtlijn als de AVG beantwoord. Persoonsgegevens
Hoewel in deze zaak niet betwist werd dat er door middel van de cookies in kwestie persoonsgegevens werden verwerkt, oordeelt het Hof dat dit niet relevant is voor de vraag of toestemming moet worden gevraagd voor de plaatsing daarvan. De Telecommunicatierichtlijn 2002/58 maakt immers geen onderscheid tussen persoonsgegevens en andere gegevens. Ingevolge artikel 5(3)Telecommunicatierichtlijn is voor het plaatsen en uitlezen van tracking cookies hoe dan ook toestemming van de eindgebruiker vereist. De bescherming tegen inmenging in het privéleven van de gebruiker is immers van toepassing op alle informatie die is opgeslagen op de eindapparatuur.
Informatieplicht
Tot slot oordeelt het Hof nog dat de websiteprovider gebruikers onder meer moet informeren over de vraag hoelang de cookies actief blijven en of derden al dan niet toegang tot de cookies kunnen hebben. Deze informatieverplichting geldt ook wanneer er door middel van de cookies geen persoonsgegevens worden verwerkt. In een situatie waarin de cookies, zoals in onderhavige zaak, bedoeld zijn om informatie te verzamelen voor reclamedoeleinden met betrekking tot producten van partners van de organisator van een reclameloterij, maken de vragen hoelang de cookies actief blijven en of derden al of niet toegang tot deze cookies kunnen hebben, immers deel uit van de duidelijke en volledige informatie die overeenkomstig artikel 5(2)Telecommunitierichtlijn aan de gebruiker moet worden verstrekt. Deze uitlegging wordt volgens het Hof bevestigd door artikel 13(2), sub a, AVG waarin is bepaald dat de verwerkingsverantwoordelijke, om een behoorlijke en transparante verwerking te waarborgen, de betrokkene informatie moet verstrekken over met name de periode gedurende welke de persoonsgegevens zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria ter bepaling van die periode. Deze informatieverplichting geldt ook wanneer er door middel van de cookies geen persoonsgegevens worden verwerkt.
Toestemming
Het Hof constateert verder dat artikel 5 (3) Telecommunicatierichtlijn geen aanwijzingen bevat over de wijze waarop deze toestemming moet worden verleend. Uit de overwegingen van deze richtlijn blijkt wel dat het begrip toestemming dezelfde betekenis heeft als het toestemmingsbegrip in de Privacyrichtlijn respectievelijk de AVG. Dit betekent concreet dat het moet gaan om een “vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting”. Met de eis van een wilsuiting wordt volgens het Hof duidelijk naar een actieve en niet naar een passieve gedraging verwezen. Toestemming door middel van een standaard aangevinkt selectievakje impliceert echter geen actieve gedraging van de gebruiker. Het kan immers niet worden uitgesloten dat deze gebruiker de informatie bij het standaard aangevinkte vakje niet heeft gelezen of dat hij dit vakje niet heeft opgemerkt voor hij zijn activiteiten op de bezochte website voortzette. Het toestemmingsbegrip in de AVG is zelfs nog strikter dan de Privacyrichtlijn. In de AVG wordt toestemming omschreven als een “vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting van de betrokkene”. Aan het vereiste van ondubbelzinnigheid kan volgens het Hof eveneens uitsluitend worden voldaan wanneer de gebruiker met een actieve gedraging duidelijk blijk geeft van zijn toestemming. In overweging 32 staat bovendien uitdrukkelijk dat “stilzwijgen, het gebruik van reeds aangekruiste vakjes of inactiviteit” niet als toestemming mogen gelden. Het Hof is dan ook van oordeel dat de toestemming van de gebruiker voor het plaatsen en raadplegen van cookies op zijn apparatuur niet rechtsgeldig is verleend, wanneer er gebruik is gemaakt van een standaard aangevinkt selectievakje dat deze gebruiker moet uitvinken indien hij weigert zijn toestemming te verlenen.
Sociale Zekerheidsrecht
Lieke Boon Schakenraad Advocaten
Op 21 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep een uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2019:2783) gedaan die interessant is voor de sociale zekerheidspraktijk. De feiten
De betrokkene had per einde wachttijd recht op een WGA-uitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Tegen dit besluit is de betrokkene in bezwaar gegaan, omdat hij naar zijn mening volledig én duurzaam arbeidsongeschikt was. De betrokkene stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering. De kans op een significante verbetering kon volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet hoger dan gering worden geschat. Met andere woorden: er was sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid. De zaak werd vervolgens door UWV ook aan de arbeidskundige bezwaar en beroep voorgelegd. Deze zag aanleiding het opleidingsniveau van de betrokkene op niveau 2 (in plaats van niveau 1) vast te stellen. Na raadpleging van het CBBS werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67,28%. Aan de betrokkene werd medegedeeld dat zijn WGA-uitkering zou worden gewijzigd, in die zin dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid op 35-80% werd vastgesteld. 27
Baliebulletin Oost-Brabant
Recente ontwikkelingen Op het gebied van...
In beroep stelde de betrokkene dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep – door buiten de aangevoerde gronden in bezwaar ook de arbeidskundige grondslag te heroverwegen – in strijd had gehandeld met artikel 7:11 lid 1 Awb. Hierin ging de rechtbank niet mee en de rechtbank verwees naar de uitspraak van de Raad van 17 april 2007 (ECLI:NL:CRVB:2007:BA2955) en de uitspraak van de Raad van 22 oktober 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BG1621). In deze uitspraken heeft de Raad overwogen dat een betwisting van de medische belastbaarheid zodanig ruim moet worden opgevat dat ook de medische geschiktheid van de geduide functies in geschil moet worden geacht. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Overweging van de Raad
In hoger beroep werd wederom aangevoerd dat er in bezwaar geen arbeidskundige beoordeling had mogen plaatsvinden. Ook werd er aangevoerd dat er is gehandeld in strijd met het verbod van reformatio in peius. De Raad heeft overwogen dat de heroverweging in bezwaar plaatsvindt aan de hand van een minder strikt grondenstelsel. Nu de medische component van een WIA-besluit enerzijds en de arbeidskundige component daarvan anderzijds niet als afzonderlijke onderdelen zijn te beschouwen, kan de beroepsgrond van appellant, dat zijn bezwaar niet was gericht tot een arbeidskundige heroverweging, niet slagen. Ook is er geen sprake van handelen in strijd met het verbod van reformatio in peius. De Raad heeft de betrokkene wel gevolgd in zijn bezwaren tegen het aangenomen opleidingsniveau, zodat hij recht heeft op een IVA-uitkering. Conclusie
De uitspraak van de Raad maakt maar weer eens duidelijk dat de sociale zekerheidspraktijk vol valkuilen zit. Bij een verzoek om een herbeoordeling (bijvoorbeeld bij een verzoek om een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering) of bij een bezwaar tegen een toegekende uitkering (zoals in onderhavige kwestie), kan de mate van arbeidsongeschiktheid ook lager uitvallen. De cliënt kan zijn uitkering zelfs verliezen. Belangrijk om te weten bij de advisering van een cliënt!
Strafrecht
Pieter van der Kruijs Strafrechtadvocaat
Mijn laatste pleidooi
Op maandag 21 oktober was bij het hof een eerste experimentele zitting waar ik mijn laatste pleidooi hield. Het hof pleegt meervoudig te zitten behalve bij zaken over rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs. Dit betekent dat de diefstal van ’n blikje bier meervoudig wordt afgedaan. Hierover beklaagde zich professor Groenhuijzen al eens toen hij verhaalde van zijn bijzitterschap in een hof. Wij kunnen alleszins 28
begrip hebben dat hier gedacht wordt aan een zekere verkwisting van geld en menskracht. Nu worden alle zaken gescreend op de mogelijkheid om in beroep te worden afgedaan door een unus die ook direct uitspraak doet; ’n soort politierechter in hoger beroep dus. Ik ben opgevoed met de idee dat in hoger beroep opnieuw, weliswaar voortzettend, scherp wordt toegezien op de toepassing van het recht, meer bezinning en contemplatie: wij, hof, zijn de laatste feitelijke instantie dus bij ons moet de burger zijn volle recht kunnen krijgen maar ook de samenleving met name als het Openbaar Ministerie in hoger beroep komt. Ik heb altijd grote moeite gehad als het hof een zwaardere straf oplegt bij een appèl van de verdachte. Maar het gebeurde hoewel er veel vaker een lichtere straf wordt opgelegd, zeker ook omdat de behandeling in hoger beroep (te) lang duurt. Dat de mogelijkheid van zwaardere bestraffing moest blijven bestaan wordt mede ingegeven door de gedachte dat er anders voor de verdachte geen enkel risico bestaat en het aantal appellen alsdan onstuitbaar zou zijn. Maar ja, ’n risico op zwaardere bestraffing ter afschrikking van het instellen van hoger beroep, mwah, het voelt niet lekker. Ik ben groot voorstander van het bezonnen en gewogen oordeel van het hof dat recht spreekt in gezamenlijkheid van drie raadsheren en daar 14 dagen over doet. Deze werkwijze geldt dus ook voor appellen van uitspraken van politierechters. Maar, zoals Willem Elschot al schreef: tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat (uit: verzen van Willem Elschot (1882-1960)). Ik snap dus dat er een onoverzichtelijke voorraad dient te worden weggewerkt en dat dus naar de noodgreep van de unus wordt gepakt, nee, zeg maar gegrepen, onder het mom dat het recht er niet onder behoeft te lijden. Dat doet het natuurlijk wel, maar ja. We weten dat de politierechter het moeilijk vindt een mooi verweer te honoreren en dan de kool en de geit spaart en zich toch iets meer verschuilt achter het lid van het Openbaar Ministerie dat het verweer niet aannemelijk acht en dat straf moet volgen. Het is misschien wel eigen aan de alleensprekende rechter die laat zien dat hij/zij de cursus hoe verweren te verwerpen met goed gevolg heeft doorlopen. En waarom zou dat dan in appèl anders zijn? Rechters zijn gewoon mensen die ook bang zijn van frivoliteit te worden verdacht als ’n verweer wordt gehonoreerd waarvoor later op de vingers wordt getikt. Verwerpen is ’n stuk veiliger. De PR had bij verstek een Ivoriaanse verdachte conform eis veroordeeld tot twee maanden onvoorwaardelijk ter zake van identiteitsfraude. De verdachte had papieren gekregen van een andere Afrikaan die was teruggekeerd naar zijn thuisland. De verdachte was na een verloren beroepszaak illegaal na een aantal jaren hier te hebben verbleven op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning. Nu was hij illegaal maar kan nog niet terug omdat zijn papieren ontoereikend zijn. Met de valse papieren had hij werk gekregen maar viel bij een
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
controle door de mand. Uitzendbureau noch bedrijf had naar zijn valse papieren gekeken. Zij zijn als het ware medeplichtig aan de identiteitsfraude, maar, hij werkte wel lekker goedkoop. Ook een bedrijf dat een illegaal laat werken is strafbaar (boete bedraagt in praktijk € 7.000) maar hier “kon het bedrijf er niets aan doen”, hij had immers rechtsgeldige documenten getoond. De strafuitsluitingsgrond voor de werkgever wordt op voorhand aangenomen. De verdachte had niemand benadeeld; hij had inkomen noch onderdak, leefde van wat hij vond in vuilnisbakken of wat hij kreeg toegestopt.
Verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht Marloes Hulstein Letsel Lawyers
School niet aansprakelijk voor amputatie pink kleuter-leerling
Het is een casus die zo afkomstig kan zijn uit het proefschrift van Bronkhorst uit 1952 “Overmacht in het Strafrecht”. Wie heeft dit proefschrift nog (ikke dus)! Het draait allemaal om het Opticien-arrest van 15 oktober 1923. De Hoge Raad wilde toen de noodtoestand als overmacht erkennen zonder dat daarvan in die casus reëel sprake was. De rechter had de verdachte, een opticien die na sluitingstijd een klant had geholpen en aldus de winkelsluitingswet overtrad, ontslagen van rechtsvervolging. Het Openbaar Ministerie stelde cassatie in en het kreeg de Advocaat-generaal mee want er was geen sprake van een noodsituatie. De klant was immers eigener beweging naar de winkel kunnen komen. Maar de Hoge Raad wilde gewoonweg de noodtoestand als overmacht erkennen. In 1887(!) was een uitspraak van de Hoge Raad nog op veel onbegrip gestuit toen een bedelaarster, getroffen door scherpe honger, aan voorbijgangers om een kleine bijdrage vroeg. Dat was strafbaar op grond van art 432 onder 1e Sr. De rechtbank te Winschoten(!!) gaf haar ontslagen van rechtsvervolging maar die uitspraak vond in de ogen van de Hoge Raad geen genade, zodat de rechtbank Amsterdam een jaar later een stotterende jongeman veroordeelde tot drie dagen cel die eveneens door scherpe honger werd gekweld en twee broodjes wegnam van 2,5 cent stuks. Door de officier was nog onverbiddelijker 21 dagen gevorderd, kennelijk in de godsvruchtige gedachte de verdachte te matsen omdat die dan 21 dagen water en brood zou krijgen.
De rechtbank in Overijssel heeft op 10 juli 2018 geoordeeld dat een school niet aansprakelijk is voor de amputatie van de pink van een leerling (ECLI:NL:RBOVE:2018:2755). Wat was er gebeurd?
Deze, schabouwelijk gezegd, jurisprudentiële potpourri in het achter hoofd meende ik op goede gronden een beroep te kunnen doen op noodtoestand. Ik sprak mijn onbegrip uit over eis en uitspraak in eerste aanleg omdat werkelijk niemand was gedupeerd. De verdachte had slechts getracht ietwat in het eigen onderhoud te voorzien, onder normale omstandigheden een burgerplicht. Er was geen verdediging; het ging allemaal bij verstek waarbij (vroeger) de gedachte was dat de rechter dan scherper zou kijken. Nee, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden werd passend geacht. Op 20 september dit jaar veroordeelde de rechtbank Overijssel een man voor identiteitsfraude tot een gevangenisstraf van één maand geheel voorwaardelijk en een taakstraf van 100 uur. De man had door identiteitsfraude op andermans naam vele artikelen bij webshops besteld. De rechtbank overweegt dat de man enkel oog had voor eigen gewin en bevrediging van zijn behoeften (ECLI:NL:RBOVE:2019:3329).
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de verhoogde zorgplicht van een school jegens haar leerlingen? Hoe zit het met de toezichthoudende taak van de school tijdens het buitenspelen; vooral bij de kleuters? Hoe is het knikkerpotje gesitueerd ten opzichte van de put?
De leerling (uit groep 1; dat zijn kinderen van 4/5 jaar oud) was aan het spelen op het schoolplein. Op enig moment tillen een paar leerlingen een putdeksel omhoog om te kijken of er knikkers in de put zijn gevallen. Nog voordat alle leerlingen hun handen hebben veiliggesteld, laat een van de leerlingen het putdeksel naar beneden vallen. Het gevolg is amputatie van de pink van een van de kleuters. De ouders van de kleuter hebben de school aansprakelijk gesteld. De rechtbank oordeelt echter dat geen sprake is van gevaarzetting of onrechtmatig nalaten. Daartoe overwegende dat van de school in beginsel niet kan worden gevergd dat zij het schoolplein zo intensief inspecteert dat zij ook niet direct waarneembare gevaren te weten komt en dat zij met ieder denkbaar gevaar voor de leerlingen rekening houdt. De school wist niet van de losse putdeksel en had ook geen signalen ontvangen waaruit de gevaarsituatie had kunnen worden afgeleid. Letterlijk oordeelt de rechtbank vervolgens: “Basisschool heeft zelf ook aangegeven dat als zij had geweten dat de putdeksel los zat en/of dat de kinderen met de putdeksel speelden, zij wellicht maatregelen zou hebben genomen.”
Mijn inziens een opmerkelijke uitspraak met een nog opmerkelijker motivatie. De school had zich mijns inziens bij de putdeksel op het schoolplein moeten afvragen hoe waarschijnlijk het zou zijn dat leerlingen daarmee zouden gaan spelen, hoe groot de kans zou zijn dat daaruit ongevallen zouden kunnen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen zouden kunnen zijn en hoe bezwaarlijk het zou zijn om veiligheidsmaatregelen te treffen. En dan zou het mij niet verbazen als je al snel tot de conclusie komt dat een losse putdeksel op het schoolplein voor kleuters een interessant object is dat een groot risico op letsel met zich meebrengt (kinderen kunnen in de put vallen, bekneld raken dan wel ernstig gewond raken door de zware deksel).
Op 21 oktober zijn de kool en de geit gespaard: de twee maanden onvoorwaardelijk werden omgezet in geheel voorwaardelijk. Het proefschrift van Bronkhorst is bij mij voor een zachte prijs te koop. 29
Baliebulletin Oost-Brabant
Innovatierubriek Het woord innovatie spreekt iedereen vast wel aan, hoewel enige vermoeidheid bij het lezen ervan wel voelbaar kan zijn. Innovatie en advertising gaan immers vaak ten onrechte hand in hand. Innovatie en kwaliteit zouden eerder bij elkaar horen, maar dat is sinds KEI wat belast geraakt. Het zijn ook te zeer containerbegrippen om te kunnen volstaan met koppen of advertenties. Maar nuancering is in deze snelle tijd niet echt populair. Neem de beoordelingen of beter gezegd de online reviews die gevraagd (medewerking klanttevredenheidsonderzoek) of ongevraagd (Google review etc.) je ten deel kunnen vallen, of zoals Trouw op 23 oktober 2019 schreef: “Wat brengt ons de beoordelingseconomie: een recensie op Internet kan een bedrijf maken of breken, maar de consument op zijn beurt ziet door de bomen het bos niet meer”. En nuances zijn ver zoek. Of erger nog...
30
Toch wil de Stichting Viadicte (van en voor advocaten opgericht in 2001) een lans breken voor genuanceerde klanttevredenheidsonderzoekingen (verder: kto). En dan op basis van vrijwilligheid en desgewenst ook anoniem. In plaats van de in wederzijdse wurggreep althans reciproque gebondenheid gegeven beoordelingen door bijvoorbeeld Uber of Air BNB bij chauffeur en klant of verhuurder en huurder. Die beoordelingen worden daarom liefst zo mild mogelijk gehouden, omdat het voor beide consequenties heeft. Een goed kto is een zeer bruikbaar en innovatief kwaliteitsinstrument, mits voldoende respons. En hoe meer vergelijking mogelijk is, hoe beter bruikbaar voor de dienstverlener. Het is nog niet verplicht binnen de advocatuur, anders dan vanaf 1 januari 2020 meedoen aan een systeem van collegiale reviews of het met gespreksleider spreken met collega’s. Een goed kto biedt de mogelijkheid om te vergelijken met kantoorgroottes, rechtsgebieden en ook specifieke indicatoren zoals afloop van de zaak, wie betaalde voor de dienst (toevoeging/rechtsbijstand/etc.) en dergelijke. De Stichting Viadicte ontwikkelde al tien jaar geleden deze tool en die wordt binnenkort uitgebreid met een dergelijke bench, zodat kantoren meer specifiek naar bedoelde grootte of naar het rechtsgebied kunnen vergelijken. Bij specialisatieverenigingen is dit al beperkt bekend, zoals bij vFAS en bij de audit door de Letselschaderaad (in samenwerking met Slachtofferhulp). Zeer innovatief, althans enorm kwaliteitsbevorderend, kan het instrument van de peer review zijn. De peer, de gelijke, dient dan wel naast de in de Voda vereiste deskundigheid ook nog enig gezag te hebben en de review moet steekhoudend zijn. Viadicte biedt al sinds 2010 de mogelijkheid voor peer review en diverse kantoren maakten hier gebruik van, vaak als onderdeel van een kwaliteitscyclus. Een logische combinatie van kto en onder andere peer review is de website www.advocatenkeuze. nl. Hier worden kwaliteit en transparantie verbonden. Heldere criteria, objectief getoetst en inzichtelijk voor de klant. Naarmate een kantoor meer aan objectiveerbare kwaliteit doet, scoort het hoger en scoort de advocaat werkzaam bij een dergelijk kantoor ook hoger in de ranking. Het nieuwe deskundigheidsregister van de Orde is een voorzichtige stap naar dit innovatieve project. Meer weten over Viadicte of diens producten? Kijk op www.viadicte.nl. Guido Schakenraad & Ingrid von Burg Stichting Viadicte
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
dePen Toen Jacob Geuze mij benaderde voor De Pen was ik enerzijds vereerd, maar anderzijds vond ik het ook best spannend. Als advocaat ben ik gewend te praten over anderen, maar niet zo snel over mezelf.
Jacob en ik hebben niet zo heel vaak contact, maar ik ken hem als een zeer aimabele en bedachtzame advocaat, die mij doet denken aan mijn toenmalige patroon, wijlen Louis Pessers. In 1998 ben ik beëdigd en gaan werken op het advocatenkantoor Pessers in Eindhoven, het huidige Houben & Van Dijck Advocaten. Behalve door Louis Pessers en Marc Houben ben ik opgeleid door Ria van Dijck, welke laatste helaas net als Pessers ook vroegtijdig is overleden. Een baan in de advocatuur was voor mij echter helemaal niet vanzelfsprekend. Ik wilde veel liever piloot worden, zoals zovelen. Pas enkele maanden voor mijn eindexamen VWO bleek dat ik niet door de allerlaatste keuring was gekomen. Ze zeiden tegen me: “We kunnen een aap leren vliegen”, waarmee bedoeld werd dat alleen de meest getalenteerden eruit werden gepikt om te starten aan de vliegopleiding.
Bas Ruijters
Vandaar dat ik op het laatste moment min of meer noodgedwongen toch maar de keuze heb gemaakt om rechten te gaan studeren. Pas later in mijn studie ben ik de advocatuur als een serieuze optie gaan zien. Door het kiezen van een extra afstudeerrichting en studentstage heb ik mijn studie kunnen rekken tot het moment dat de dienstplicht werd afgeschaft. Niet dat ik om pacifistische redenen niet in dienst wilde; ik vond het oneerlijk dat mijn vrouwelijke medestudenten met een voorsprong de arbeidsmarkt zouden betreden. Mijn studentstage heb ik bij het toenmalige kantoor Poelman Denneman Bruinsma gelopen, waar ik voor het eerst heb kunnen ervaren hoe het er in de advocatuur aan toe gaat. Ik deelde een kamer met de destijds jongste advocaat-stagiaire Ferry Weelen, met wie ik veel heb gelachen. Zo reed Ferry destijds in een oude Volvo 340, maar een strafcliënt van hem vond dat echt niet passen bij een advocaat en stelde voor een BMW te kopen. Voor zover ik weet heeft hij geen gebruik gemaakt van dit aanbod. Nadat ik er uiteindelijk voor gekozen had mijn geluk te beproeven in de advocatuur, bleek het knap lastig om aan een baan te komen of zelfs maar te worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Ik kreeg reacties in de
31
Baliebulletin Oost-Brabant
trant van: “U bent één van de driehonderd reflectanten”. Gelukkig kon ik via een kennis een functie als buitengriffier bij de rechtbank Breda bemachtigen. In eerste instantie was ik werkzaam bij de sector personen- en familierecht. Behalve de taak om aantekeningen te maken tijdens de zitting en het helpen concipiëren van de beschikking, was één van de afwisselende werkzaamheden het vergezellen van de rechter bij het bezoeken van mensen in het kader van de BOPZ. In dat verband heb ik grappige, maar ook veel schrijnende dingen meegemaakt. Later was ik werkzaam bij de strafsector kanton. Eén van de kantonrechters was voorzitter van de commissie van toezicht bij de vrouwengevangenis in Breda, zodat ik werd gevraagd om als secretaris te fungeren. Na hier de nodige jaren in de keuken te hebben kunnen kijken, ging het solliciteren me een stuk beter af. Bij Pessers werd ik redelijk snel in het diepe gegooid, maar dit heeft gelukkig goed uitgepakt. Zo werd ik binnen twee weken benoemd als curator in mijn eerste faillissement. In de huidige tijd ondenkbaar natuurlijk. Ook bouwde ik al snel een netwerk in het strafrecht op. In die tijd ging dat anders dan nu, omdat er nog niet zoveel strafrechtadvocaten waren en men elkaar via dubbelmeldingen wat kon gunnen. Mijn eerste politierechterzitting was bij mevrouw Mastenbroek. Een heel vriendelijke rechter gelukkig, die achteraf ook op de hoogte was van het feit dat het mijn eerste zitting betrof. Dit bleek toen ze me na afloop vertelde dat het allemaal best goed was gegaan. Behalve Louis, Marc en Ria werkte op kantoor toen ook nog Joep van der Meijs, thans secretaris bij het Hof. Hij hield zich bezig met asiel- en vreemdelingenrecht en als hij ziek was of met vakantie, was het hele kantoor in paniek als er een termijngebonden brief van de IND of rechtbank binnenkwam. Vandaar dat al vrij snel werd besloten dat ik de specialisatieopleiding asiel- en vreemdelingenrecht zou gaan volgen om dit te ondervangen. Op deze wijze ben ik in contact gekomen met Pierre van den Hoogen. Dit contact heeft uiteindelijk geleid tot onze samenwerking sinds 2003 in de vorm van Van den Hoogen & Ruijters Advocaten. Op dit moment zijn we met vier advocaten en twee secretaresses, waarbij naast het vreemdelingen- en asielrecht en het strafrecht ook de nadruk ligt op personen- en familierecht. Vanwege de combinatie van verschillende rechtsgebieden kan het er in de praktijk behoorlijk hectisch aan toe gaan. Ik voel me bevoorrecht dat ik het prachtige beroep van advocaat mag uitoefenen. Hoewel ik, zoals gezegd, liever piloot was geworden, past dit beroep me toch, omdat ik al van jongs af aan iemand ben die graag opkomt voor
32
de underdog. Het is alleen jammer dat dit alles soms dreigt onder te sneeuwen door alle bezuinigingsperikelen. Vandaar dat het belangrijk is om op tijd buiten kantoor de nodige ontspanning te vinden. Thuis vind ik die bij mijn vrouw en onze vijf katten. Het gemis aan adrenaline omdat ik geen piloot ben geworden probeer ik enigszins te compenseren door één keer per jaar met vrienden op “achtbanenweekend” te gaan naar bijvoorbeeld Europapark of Port Aventura. Volgens sommigen enkel een excuus om het een paar dagen lang op een drinken te zetten. Verder probeer ik een paar keer per jaar een (hardrock-) festival te bezoeken en doe ik op mijn zolderkamer pogingen om de nummers na te spelen op de elektrische gitaar. Ik heb mijn goede vriend en strafpleiter Paul Saris bereid gevonden De Pen over te nemen.
"
Mijn eerste politierechterzitting was bij mevrouw Mastenbroek. Een heel vriendelijke rechter gelukkig, die achteraf ook op de hoogte was van het feit dat het mijn eerste zitting betrof.
Dit bleek toen ze me na afloop vertelde dat het allemaal best goed was gegaan.
"
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Netwerkborrel
Jonge Balie ‘s-Hertogenbosch Oudere Jonge Balie leden opgelet De Jonge Balie besteedt dit verenigingsjaar bijzondere aandacht aan de oud(ere) leden. In dat kader is besloten om de traditionele “Oude Bock Borrel” te herzien. In plaats daarvan zal dit verenigingsjaar een netwerkborrel worden georganiseerd in combinatie met een wijnproeverij. Met dit evenement willen wij iets terugdoen voor de oudere leden die de Jonge Balie financieel steunen, met het doel om de betrokkenheid van deze leden bij onze vereniging te stimuleren. De netwerkborrel zal plaatsvinden op 12 maart 2020 bij Wijnbar bij Dirk in ‘s-Hertogenbosch. Dit wilt u niet missen, zet de datum alvast in uw agenda!
WAARDE is meer dan een GETAL
Een wijze oplossing
Mediators
Staat u cliënten bij in zakelijke, arbeids- of samenwerkingsconflicten? Heeft u mediation overwogen of voorgesteld?
Dé partner in business bij waardebepaling.
T + 31 (0) 35 - 699 63 73 | info@beusekom.nl | www.beusekom.nl
De mediators van BBKWmediation bieden snelle, deskundige en effectieve begeleiding bij het bereiken van een duurzame oplossing voor betrokken partijen. mr. drs. Caroline Kloppers, mr. Nienke Wiersma, mr. Silke Croes, mr. Dirk-Jan Bender, mr. John Bosnak, Mark Veermans www.bbkwmediation.nl
info@bbkwmediation.nl
33
Baliebulletin Oost-Brabant
Beëdigingen/inschrijvingen 30 juli - 25 oktober 2019
mw. mr. I. El Ajjouri
mr. R. Struijk
mw. mr. C. Claessens
mw. mr. I.C.W. Oomen
mw. mr. W.H.A. de Koning
34
mw. mr. M.G.J.M. van der Staak
mw. mr. P.P.M.E. van Dongen
mw. mr. I. El Ajjouri mw. mr. C. Claessens mw. mr. C.C. van Veenendaal mw. mr. T.H. Hermans mr. V.F. Rutgers mw. mr. A.M. Plooij mr. R. Struijk mw. mr. I.C.W. Oomen mw. mr. M.G.J.M. van der Staak mw. mr. D.W.C. van Ooijen mr. J.P. Arts mr. A.H.B. Bouman mw. mr. M. van Dort mw. mr. W.H.A. de Koning mw. mr. P.P.M.E. van Dongen mr. C.M.F.M. van Rijckevorsel mw. mr. H.A. Derkx mw. mr. J.E.L. van der Steen mw. mr. A. Selamet
mw. mr. C.C. van Veenendaal
mw. mr. T.H. Hermans
mr. J.P. Arts
mw. mr. D.W.C. van Ooijen
mr. C.M.F.M. van Rijckevorsel
mw. mr. H.A. Derkx
Snijders Advocaten B.V. Ludwig Alexander Advocatuur Van Veenendaal Advocatuur Houben & Van Dijck Advocaten Louwers IP/Technology Advocaten Goorts & Coppens Advocaten Boskamp & Willems Advocaten BANNING N.V. GH Advocaten Boskamp & Willems Advocaten KHB advocaten en mediators Van Iersel Luchtman N.V. Taylor Wessing N.V. Bouwman Advocaten Bernhaege Advocaten VDB Advocaten B.V. Holla Advocaten De Rooij Van Wijk Advocaten Van Boxtel advocaten
mr. V.F. Rutgers
mr. A.H.B. Bouman
mw. mr. J.E.L. van der Steen
`s-Hertogenbosch Eindhoven `s-Hertogenbosch Eindhoven Eindhoven Helmond Eindhoven `s-Hertogenbosch Boxmeer Eindhoven Best `s-Hertogenbosch Eindhoven Schijndel Veghel Waalre `s-Hertogenbosch Eindhoven Eindhoven
mw. mr. A.M. Plooij
mw. mr. M. van Dort
mw. mr. A. Selamet
02/08/2019 02/08/2019 07/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019 30/08/2019
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
mw. mr. S. Salah-Hashim
mw. mr. E.W.A. Tuijn
mw. mr. M.M.W. van den Berg
mw. mr. L. Vissers
mr. A.J. van den Hoven
mw. mr. L.C. Rovers
mw. mr. F.H.M. Eijdems
mw. mr. I.W.A.J. van Pelt
mr. K.M.G. Hamelink
mr. W.J. Vermolen
mw. mr. S.M. Steen
mw. mr. J.A.M. Kuijlaars
mw. mr. S. van Creij
mw. mr. S. Salah-Hashim Holla Advocaten mw. mr. M.M.W. van den Berg Holla Advocaten mw. mr. L.C. Rovers Advocatenkantoor De Kort mr. K.M.G. Hamelink Holla Advocaten mr. R.F.M. Klabbers Holla Advocaten mr. M. van der Meijs Holla Advocaten mw. mr. E.W.A. Tuijn AKD mw. mr. L. Vissers Boels Zanders Advocaten mw. mr. F.H.M. Eijdems BANNING N.V. mr. W.J. Vermolen Weebers Vastgoed Advocaten N.V. mw. mr. J.A.M. Kuijlaars Trust Advocatuur mw. mr. L.C.G. Hoenselaar-Bots Weebers Vastgoed Advocaten N.V. mw. mr. J.T.H. Broeren-Berns LXA N.V. mr. A.J. van den Hoven Lexcore Advocatuur mw. mr. I.W.A.J. van Pelt Bouwman Advocaten mw. mr. S.M. Steen Holla Advocaten mw. mr. S. van Creij BANNING N.V. mr. J.J.L. van Beijsterveldt Van Iersel Luchtman N.V. mr. G.M.M. Corcoran ASML
mr. R.F.M. Klabbers
mw. mr. L.C.G. Hoenselaar-Bots
mr. J.J.L. van Beijsterveldt
mr. M. van der Meijs
mw. mr. J.T.H. Broeren-Berns
mr. G.M.M. Corcoran
Eindhoven 30/08/2019 Eindhoven 30/08/2019 Sint-Michielsgestel 30/08/2019 `s-Hertogenbosch 30/08/2019 Eindhoven 30/08/2019 `s-Hertogenbosch 30/08/2019 Eindhoven 30/08/2019 Eindhoven 30/08/2019 `s-Hertogenbosch 30/08/2019 Eindhoven 30/08/2019 Helmond 30/08/2019 Eindhoven 01/09/2019 `s-Hertogenbosch 01/09/2019 `s-Hertogenbosch 02/09/2019 Veghel 04/09/2019 Eindhoven 16/09/2019 `s-Hertogenbosch 01/10/2019 `s-Hertogenbosch 01/10/2019 Veldhoven 18/10/2019 35
Baliebulletin Oost-Brabant
36
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Adres- / kantoorwijzigingen 30 juli - 25 oktober 2019
Persoonlijke wijzigingen mr. Z. Jusic voormalig kantoor: Bierens Incasso Advocaten per 30 juli 2019: DAF Trucks N.V. mr. B.F.H.L. Campfort voormalig kantoor: Claassen Advocaten per 10 augustus 2019: TRC advocaten
mr. M.F.A. Clijsen voormalig kantoor: Goorts & Coppens Advocaten per 7 oktober 2019: VBTM Advocaten mw. mr. E. Fotowatkasb voormalig kantoor: Van iersel Luchtman N.V. per 8 oktober 2019: arrondissement Zeeland-West-Brabant
Kantoornaamwijzigingen mr. R. Kamphuis voormalig kantoor: A-Firm Advocatuur per 1 augustus 2019: arrondissement Gelderland mr. R. Haouli voormalig kantoor: Van Iersel Lucht N.V. per 8 augustus 2019: arrondissement Den Haag mw. mr. C. Verfuurden voormalig kantoor: Schakenraad Advocaten per 13 augustus 2019: Boels Zanders Advocaten mw. mr. M. Kocuroglu voormalig kantoor: Sahin Advocaten per 24 augustus 2019: Advocaten Willemstraat mw. mr. E.A.M. van Lierop voormalig kantoor: VDB Advocaten B.V. per 1 september 2019: Taylor Wessing N.V. mw. mr. L.M. Muetstege voormalig Kantoor: Weebers Vastgoed Advocaten N.V. per 1 september 2019: Taylor Wessing N.V. mr. G. Willemsen voormalig Kantoor: VDB Advocaten B.V. per 1 september 2019: arrondissement Zeeland-West-Brabant mw. mr. M.M. Fimerius voormalig kantoor: AKD per 1 september 2019: arrondissement Den Haag mr. J.C.E. Savelsbergh voormalig kantoor: Fender Advocaten B.V. per 3 september 2019: Sense Advocaten mr. J. Ruyters voormalig kantoor: P.G.Kuijpers & Zonen B.V. per 3 september 2019: arrondissement Zeeland-West-Brabant mr. F. Ortiz Aldana voormalig kantoor: Dekker en Smits Advocaten per 26 september 2019: arrondissement Midden
Trust Advocatuur per 15 augustus 2019 Trust Advocaten
per 2 augustus 2019 mw. mr. C. Claessens Ludwig Alexander Advocatuur Freddy van Riemsdijkweg 4, 5657 EE Eindhoven Postbus 85082, 3506 AB Utrecht T: 06-38358216 F: 030-3100310 E: cynthia.claessens@ludwig-alexander.nl W: www.ludwig-alexander.nl per 2 augustus 2019 mr. A.J. van den Hoven Lexcore Advocatuur (handelsnaam van Merculex Consultancy B.V.) Willemsplein 2, 5211 AK `s-Hertogenbosch T: 06-17236134 E: vandenhoven@lexcore.nl W: www.lexcore.nl
Sahin Advocaten per 23 oktober 2019 Advocatenkantoor Sahin
Adreswijzigingen per 15 augustus 2019 KVB advocatuur Stapelovenweg 2, 5708 JW Helmond T: 040-4002828 F: 040-4002829 E: kim@trustadvocaten.nl W: www.trustadvocaten.nl per 21 augustus 2019 C-Law B.V. Willemsplein 2, 5211 AK `s-Hertogenbosch T: 073-2020044 F: 073-2020045 E: info@c-law.nl W: www.c-law.nl per 1 oktober 2019 ELEMENT Advocaten Europaplein 1, 5684 ZC Best T: 06-20092350 E: info@element-advocaten.nl
Nieuwe kantoren
per 7 augustus 2019 mw. mr. C.C. van Veenendaal Van Veenendaal Advocatuur Jan Heinsstraat 2d, 5211 TD `s-Hertogenbosch T: 073-7820422 F: 073-7820310 E: info@vv-advocatuur.nl W: www.vv-advocatuur.nl per 12 september 2019 mr. A.A.H.M. van der Wijst BG.Legal (nieuwe vestiging) BIC 1, 5657 BX Eindhoven Postbus 633, 5201 AP `s-Hertogenbosch T: 088-1410800 E: info@bg.legal W: www.bg.legal
F: 040-2350470 W: www.element-advocaten.nl
per 22 oktober 2019 De zaak Advocatuur Emmausstraat 1, 5492 BK Sint Oedenrode Postbus 127, 5490 AC Sint Oedenrode T: 0413-413685 E: rianne@dezaakadvocatuur.nl W: www.dezaakadvocatuur.nl per 24 oktober 2019 De Rooij Van Wijk Advocaten (vestiging Helmond) Parkweg 22, 5701 PS Helmond Postbus 48, 5600 AA Eindhoven T: 040-2132888 F: 040-2136280 E: info@derooijvanwijk.nl W: www.derooijvanwijk.nl
37
Baliebulletin Oost-Brabant
Uitschrijvingen
30 juli - 25 oktober 2019 mw. mr. K. Knook mr. J.C.G. Vos mw. mr. S.C.L. van Gestel mw. mr. A. Wijsman-van Veen mw. mr. L. Ruessink mw. mr. E.A.M. Muller mr. B.J. Groenhuijzen
BANNING N.V. Van Ekelen & Poort | advocaten & mediators VMBS Advocaten Jeroen Bosch Advocaten De Rooij Van Wijk Advocaten Fender Advocaten B.V. SWG Advocaten
`s-Hertogenbosch Eindhoven Eindhoven `s-Hertogenbosch Eindhoven Eindhoven Rosmalen
01/08/2019 19/08/2019 01/09/2019 01/09/2019 05/09/2019 16/09/2019 10/10/2019
Prikbord Het bestuur van het Juridisch Genootschap Eindhoven nodigt u uit voor een lezing door mr.P.M. Knaapen, kantonrechter, over de WAB, en wel op dinsdag 24 maart 2020 van 17.30 tot 18.30 uur in het gebouw van het Academisch Genootschap aan de Parklaan 93 te Eindhoven. Voor nadere informatie kunt u terecht op www.juridischgenootschap.org
De orde wenst u allen fijne Kerstdagen en alle goeds voor 2020! Heeft u ook een bericht voor op het prikbord? Neem dan contact op met de redactie via peter@bornlegal.nl
Strip
| Jesse van Muylwijck
“De strips van Jesse van Muylwijck zijn ook in boekvorm verkrijgbaar. De nieuwste uitgave is getiteld “Een uitgemaakte zaak.” Te bestellen bij de boekhandel en ook via www.jessecartoons.com.”
38
Advocatennieuwsbrief orde van advocaten Oost-Brabant
Agenda
Colofon
2020
uitgave 65 | december 2019
(een en ander onder voorbehoud)
Nieuwjaarsborrel raad van de orde en Jonge Balie Baliebulletin Oost-Brabant kwam tot stand onder de auspiciën van de deken en de raad van orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant; de begeleiding vanuit de raad van de orde werd verzorgd door mw. mr. J.M.A. (Hanneke) Zandvoort.
16 januari
Jaarvergadering raad van de orde 26 maart
Vergaderingen raad van de orde 16 januari 10 februari 10 maart
11 mei 8 juni 13 juli
14 september 9 november 14 december
Beleidsdagen raad van de orde 1 t/m 5 april
Najaarsbeleidsdag raad van de orde 12 oktober
Een bijzonder woord van dank gaat uit naar mw. I. (Inge) Minkenberg (Adjunct-secretaris raad van de orde)
College van Afgevaardigden Vooroverleg
19 maart 26 november
23 juni
22 september
30 juni
29 september
Vergaderingen 26 maart 3 december
Patroonscursus 1 april
Actuele data voor de strafborrel worden altijd enkele weken van te voren per e-mail verzonden in de Nieuwsbrief van de orde of via een aparte email.
Beëdigingszittingen vrijdag 16.00 uur
29 mei
28 augustus
Kennismakingslunch 20 maart
11 september
Uitreiking stageverklaringen
Oplage ca. 1250 stuks
Contactadres raad van de orde t.a.v. mw. I. (Inge) Minkenberg Leeghwaterlaan 26, 5223 BA ’s-Hertogenbosch T: 073 691 17 86 F: 073 691 17 87 E: i.minkenberg@advocatenorde-oostbrabant.nl Redactionele stukken kunt u zenden naar: Jelle Beerens, BG.legal Lekkerbeetjesstraat 6, Postbus 633, 5201 AP ‘s-Hertogenbosch T: +31 (0)88 141 08 00 E: beerens@bg.legal (Potentiële) adverteerders kunnen zich wenden tot
16.30 uur
11 mei
Ontwerp, vormgeving en realisatie Creanza te Eindhoven www.creanza.nl
(E-mail)adreswijzigingen dient u door te geven via Mijn Orde: https://www.advocatenorde.nl/mijn-orde
23 september
Strafborrels
14 februari 20 november
De Redactie mr. A.J. (Alexander) Peerboom (voorzitter) mr. J. (Jelle) Beerens (secretaris) mw mr. T.P.M.D. (Tamara) Jansen (eindredactie) mr. drs. E.J.T. (Edwin) Mulders (eindredactie) mw mr. Ü. (Ülkü) Ögüt mr. P.J.M. (Peter) van Limpt mr. A.A. (Antoine) Leroux
Peter van Limpt, Born Legal Flight Forum 154, 5657 DD Eindhoven T: 040 782 0280 / 06 552 781 82 E: peter@bornlegal.nl
9 november
Civiele Pleitoefeningen stagiaires vrijdag van 13:00 uur tot 17:00 uur - Paleis van Justitie te ’s-Hertogenbosch
24 januari 13 maart 24 april
8 mei 3 juli
11 september 9 oktober
Introductie rechtbank – advocatuur vrijdag van 09:15 uur tot 13:00 uur - Paleis van Justitie te ’s-Hertogenbosch
3 april
9 oktober
Volgend Bulletin: voorjaar 2020 De Redactie behoudt zich het recht voor ingezonden stukken te weigeren of in te korten. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en/of uitgever geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. 39
Joost Schunselaar Tijdens het lezen van het stuk van Gamze Toprak viel mij het aantal klassieke artiesten en liedjes dat zij benoemt op. Zo zie je maar dat ook millennials het verleden op waarde weten te schatten, zonder zich daarbij af te sluiten voor muzikale vernieuwing. Ook voor mij geldt dat een deel van mijn muzikale herinneringen is gevormd door de muziek en de artiesten uit de ‘oudheid’. Zo speelde mijn vader elke zondagochtend even op de piano waarbij de klassieke muziek het gehoor moest strelen. (Pas toen ik een bepaalde leeftijd had bereikt, voelde dat ook echt zo.) Mijn moeder was (en is) niet zo van de muziek, maar van één muzikaal duo werden alle platen grijs gedraaid: Simon & Garfunkel. The sound of silence, Bridge over troubled water, Mrs. Robinson; ik kon ze als kind allemaal meezingen, al ben ik er later achter gekomen dat mijn teksten niet echt overeenkwamen met de daadwerkelijke songteksten of überhaupt met de Engelse taal. Zelf had ik als kind tevens een uitgesproken muzieksmaak, en die was goed fout! Five, Westlife, Backstreet Boys; de telefoonlijn heeft flink wat te verduren gehad om al hun liedjes – ongeveer één per uur – te downloaden. Gelukkig heeft mijn muzieksmaak zich in de loop de (kinder)jaren wel weten te ontwikkelen. Dat ging echter wel alle kanten op. Zo heb ik op de middelbare school fases gehad waarin ik alleen maar naar muziek van Kiss, Mud en The Beach Boys luisterde, om vervolgens mijn mp3-speler weer vol te gooien met de popjazz van Jamie Cullum en de zoetsappige teksten van James Blunt. In de loop der jaren is uit die wirwar van muziekgenres toch een soort algemene muzieksmaak ontstaan, waarbij kan worden gedacht aan artiesten als Coldplay, The Killers, Mumford & Sons, Snow Patrol en Imagine Dragons. Dat wil niet zeggen dat ik nooit meer buiten die paden treed. Als ik in een rustige bui ben vind ik het heerlijk om de rustige en filmische muziek van HAEVN (een fantastisch Nederlands duo, zoek ze op!) op te zetten. Daarnaast betitel ik Jamie Cullum nog altijd als één van mijn favoriete artiesten.
De wijze waarop hij oudere en experimentele jazz kan verwerken in een modern (pop)jasje is uniek en dan heb ik het nog niet eens over zijn skills op de piano. Tip: ga naar een concert van hem om die verbluffende vingervlugheid van dichtbij mee te maken. Overigens is het sowieso een hobby van mij om concerten en festivals te bezoeken. Zo heb ik de afgelopen jaren onder andere Coldplay, James Blunt, Editors, Kensington, The Chainsmokers, John Mayer en Mumford & Sons live mogen meemaken. Het beste concert? Zonder twijfel Coldplay. Muzikaal was het zeker niet het beste concert, maar wat een show maken die er van! Zo gaaf! Gelet op de diversiteit binnen mijn muzieksmaak is het ongelooflijk lastig om een top 3 te maken van mijn favoriete liedjes. Dat is appels met peren vergelijken. Het zal je niet verbazen dat een liedje van Jamie Cullum daarin in ieder geval niet mag ontbreken wat mij betreft, waarbij ik dan kies voor een nummer waarmee hij zijn concerten vaak afsluit. De overige twee nummers kies ik vanwege de (instrumentale) opbouw waar ik naar kan blijven luisteren en waarbij ik het niet kan laten om de volumeknop helemaal open te draaien. Thomas van Kuilenburg, ik hoor veel over jouw passie voor de Limburgse muziek. Vertel ons daar eens meer over!
: 3 p o t n j Mi
: Cullum e i m 1 | Ja xtape” “Mi : ldplay o C | 2 ou” “Fix y Sons: & d r o mf ” 3 | Mu of the light “Lover