2 minute read

ONZE TAAL

Next Article
MART VISSER

MART VISSER

Coronawoord van het jaar

Het is weer december, en dat is traditiegetrouw een maand van tradities, hoewel je je met reden kunt afvragen of dat nog steeds zo is. Zwarte Piet en het vuurwerk zijn geschrapt, de Sint is verbannen naar een fantasiedorp, en de laatste witte kerst is ook alweer even geleden. Blijven over de kerstboom, de oliebollen en zodra het twee graden vriest de Elfstedenkoorts. Maar terwijl alle oude tradities verdwijnen, komen er ook nieuwe bij. Zoals de verkiezing van het Woord van het Jaar. Die traditie kennen we sinds 2007, toen bokitoproof door Van Dale en Onze Taal tot winnaar werd uitgeroepen. Het jaar daarop won swaffelen de in de sociale media gekaapte verkiezing, en daarna scheidden de wegen van Van Dale en Onze Taal zich. Sindsdien hebben we dus zelfs twee jaarwoorden – of eigenlijk drie, want Vlaanderen kiest er ook nog een. Héél veel is dat overigens ook weer niet: in het Engelse taalgebied kiest iedere woordenboekmaker een woord van het jaar, bij elkaar al snel een stuk of acht. Net zoals het ene jaar achteraf fijner en gedenkwaardiger is dan het andere, zijn ook de prijswinnende jaarwoorden niet allemaal even geslaagd: dagobertducktaks, project X-feest, gedoogregering, weigerambtenaar, tuigdorp, blokkeerfries, treitervlogger, laadpaalklever... het zijn zaken die alweer zo’n beetje uit het collectief geheugen aan het wegzakken zijn. Te eenmalig, te particulier, te onbelangrijk – en toch kregen ze de voorkeur boven veel relevantere woorden als fake news, millennial, bingen, influencer en klimaatontkenner. Gelukkig waren er ook winnaars als brexit, twitteren, boomer, plofkip, sjoemelsoftware en selfie – woorden die er meer toe doen, die nog steeds gebruikt worden en die ook niet zo snel zullen verdwijnen. (De allerleukste winnaar was trouwens woordvanhetjaarmoeheid – in 2016 gekozen door de satirische website De Speld, dus dat was niet voor het echie.) Over naar nu. Als je over het woord van het jaar voor 2020 begint, zegt iedereen: ‘O, dat is wel duidelijk, laat die verkiezing maar zitten.’ Maar is het werkelijk zo duidelijk? Het wordt ongetwijfeld een coronawoord – dat natuurlijk wel – maar welk dan? In ‘De taal van het nieuwe normaal’, het pas verschenen coronawoordenboek van Van Dale-hoofdredacteur Ton den Boon, staan wel duizend woorden (vooral bij de C) die met dit pandemiejaar te maken hebben, dus wat wordt het? Coronacrisis, coronakilo’s, coronahufter, coupe corona, covidioot, anderhalvemetersamenleving, social distancing, ellebogen (ww.), raamvisite, lockdownmoeheid, kuchscherm, hamsterschaamte, maskerweigeraar, friedepiepel, teststraat, quarantaineconcert, of toch het poëtische huidhonger? Het zijn overigens niet alleen gewone woorden die aanspraak maken op de titel Woord van het Jaar. In 2015 gunde ‘Oxford Dictionaries’ de ‘emoji die huilt van het lachen’ die titel, en vorig jaar koos Onze Taal het achtervoegsel -schaamte (als in vliegschaamte en vleesschaamte) als winnaar. Het hoeft dus niet altijd een echt woordenboekwoord te zijn, en dat maakt de weg vrij voor veruit het origineelste ‘woord’ van 2020, dat ervoor zorgde dat er af en toe ook nog gelachen kon worden in alle ellende – namelijk het gebaar voor ‘hamsteren’, zoals bekend geworden door gebarentolk Irma Sluis. Als u daar nou op stemt in de Onze Taal-Woord-vanhet-Jaar-verkiezing, krijgt dit jaar toch nog een (beetje) opgewekt einde. �

Raymond Noë is (web)redacteur bij ‘Onze Taal’, het grootste Nederlandse tijdschrift voor taalliefhebbers. www.onzetaal.nl

This article is from: