Ghendtsche tydinghen 1991 ehc 787672 1991

Page 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 15 januari 1991 20e jaargang nr. 1

Ere-Voorzitter: J. Tytgat, ere notaris Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter: H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235 , 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per j aar. Buitenla nd : 100 fr. extra voor portkosten. INHOUD - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Grasbrug - Vleeshuisbrug 2 - Aanvullende Iconografie der Gentse Bruggen 9 - Inventaire Archéologique : Reuze Open Schoen van de Nering der Schoenmakers 11 - Oaze k'ik hèn den eerste prij s, kook mijn moeder pap mee rijs! (Vervolg) 12 - Rooigem en de Brugse Poort te Gent (Vervolg en Slot) 42 - Bibliografie 53 - Gênsche Präot 56

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertu s, Groot Begij nhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen) ; Gesloten in juli en augustu s. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hu go Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Am andsberg - Gent.


UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) GRASBRUG

Oorspronkelijk noemde deze brug de Veebrug en men treft de naam aan in zeer oude geschriften: 1208-1212 Veebrughe 1322 "toter Veebricgen" 1323 "bider Veebrugghen" 1329 "Veebrugghe en Veebricge" De huidige benaming "Grasbrug" zou in voege gekomen zijn omstreeks het begin van de 17de eeuw. Zowel de eerste als de tweede benaming zou verwijzen naar de drassige oevers die als drenkplaats voor vee gebruikt werd. De aanpalende straatnamen "Graslei" en "Hooiaard" verwijzen ook naar de oude gesteldheid van de omgeving van de brug. De brug werd van 1424 tot 1426 herbouwd als een stenen brug met drie doorgangen. In 1489 werden er aan beide zijden van de brug twee huisjes gebouwd. Deze huisjes zijn duidelijk zichtbaar op het plan van Sanderus. Ze werden afgebroken in 1751. Wegens de goede ligging tussen drie markten, bij de losplaats en in de onmiddellijke omgeving van het korenstapelhuis en de vleeshalle, moet de Veebrug een belangrijke rol gespeeld hebben in het dagelijkse leven van de stad. Hier betaalde men trouwens "de tol van Gent" ook "de tol van Aishove" genoemd. Dit tolrecht werd geheven op allerlei koopwaar die deze plaats voorbijkwam. De brug bleef tot in de 18de eeuw onder Grafelijke jurisdictie. De stenen brug werd in 1751 afgebroken en vervangen door een houten draaibrug. De plannen van al de nieuwe draaibruggen over de Leie, gelegd na het graven van de Coupure, zijn nog te zien in de atlas Malfeson (SAG). Biebij een foto, uit deze atlas, van de "Garsbrug" = Grasbrug. Deze draaibrug werd hersteld in 1804. In 1875 werd de brug bijna volledig herbouwd. De metalen bovenbouw werd gemaakt door de Gebr. Duez uit Gent, voor de prijs van 43.400 fr. Tevens werd er een brugwachterhuisje gebouwd. De mooie brugleuning, geplaatst in 1875, werd in 1934 vervangen door een meer "functionele" (zeg maar alledaagse) leuning. De laatste vernieuwing had heel wat voeten in de aarde. De werken aan deze brug werden gestart op 17 april 1986 door N.V. Denijs. Het verkeer werd onderbroken van 9 juni 1986 tot 10 juli 1987. De Grasbrug was de eerste van de vier Leiebruggen die vernieuwd werd.

2


De Grasbrug (H) op het plan van Sanderus.

De Grasbrug. 1875-1987.

Detail brugleuning.

3


Transport Grasbrug op 6 mei 1987. Foto ROL.

De nieuwe brug, met een gewicht van Âą 45 ton , werd ter plaatse gebracht, op woensdagavond 6 mei 1987 "dank zij veel millimeterwerk, oneindig veel gemaneuvreer en sterke staaltjes stuurmanskunst" aldus dagblad "De Gentenaar" van vrijdag 8 mei 1987. De constructie van de bovenbouw werd, zoals voor de drie overige bruggen gerealiseerd door B.V.B.A. Aelterman en Zonen, uit St-Amandsberg. De brug werd de dag nadien op haar definitieve plaats gelegd onder toezicht van heel wat kijklustigen. De nieuwe brug is een getrouwe copie van deze van 1875 :mooie brugleuningen in gesmeed staal, practisch alle verbindingen werden verwezenlijkt met klinknagels, alleen het wegdek werd niet zoals vroeger in eikenhout maar in AzobĂŠ hout uitgevoerd. Tijdens de duur van de werken konden de voetgangers gebruik maken van de noodvoetbrug stroomopwaarts. Soort

Lengte

1754 vaste, steen 1875 draaibrug, metaal 1987 idem

50 voet 21 ,25

5,1

21,80

5,5

Jaar

Breedte rijweg 1 voetpad

15 voet 2xl ,3 2,13

Staatsbrug

4

doorvaar

Vrije hoogte

Toegelaten Belasting

1,8

32 Ton

30 voet 8,2


VLEESHUISBRUG Deze brug, gelegen tussen het St-VeerlepleiD en de Groentenmarkt, veranderde in de loop der eeuwen menigmaal van naam. Oorspronkelijk werd zij 's Gravenbrug genoemd omdat de brug gebouwd werd in opdracht van de Graaf van Vlaanderen. Volgens Dr Gysseling wordt de brug voor het eerst vermeld in 1274 als "Ie pont con claime le pont le conte". In de naamgeving ontmoetten we in 1659 de benaming "Kraanbrug" naar de openbare kraan op de KraanleL Vanaf 1794 kreeg de brug de naam van Vleeshouwersbrug. In het boek van Malfeson staat ze vermeld als de Beenhuisbrug. De benaming evolueerde naar de huidige officiele naam van Vleeshuisbrug als zijnde de brug aan het gewezen groot Vleeshuis. Van omstreeks 1321-1322 tot in 1754 was de brug in steen opgetrokken en op het einde van de 17de eeuw werden er op de brug zelfs enkele huisjes verhuurd aan neringleden (deze huisjes werden omstreeks 1542 gebouwd). Aan weerszijden van de brug stonden de Schepenen van de stad de beschikbare gronden af, om er 27 houten winkeltjes te laten oprichten. In 17 54 werd de stenen brug afgebroken en diende ze plaats te maken voor een veel smallere houten draaibrug (die zeer log draaide!). Deze laatste werd verbeterd in 1801 en vernieuwd in 1867. Van de vier Leiebruggen die in 1986-1988 vernieuwd werden, was deze brug de laatste. De werken begonnen op 22 september 1986 met de versteviging van de oude fundatie's door het boren dwars doorheen deze laatste en het plaatsen van micropalen (zie voor alle details hierover in het boek "Zeven bruggen"). Uitvoerende firma : Moens uit Meise. Om het verkeer zo weinig mogelijk te hinderen (er waren gelijktijdig werken bezig aan de Grasbrug en de Zuivelbrug) had het Ministerie van Openbare Werken besloten de werken te laten uitvoeren van 22u 's avonds tot 's morgens 6u. Op 9 october 1986 verscheen in verschillende dagbladen berichten over het protest van de omwonenden wegens nachtlawaai, zodat na herhaalde klachten bij de rijkswacht deze laatste de werken liet stilleggen. De werken werden terug aangevat op maandag 20 october 1986, deze maal echter van 7u tot 22u zodat het verkeer moest omgeleid worden. Deze werken eindigden op 7 november 1986. In 1988 zorgde de brug een tweede maal voor de onderbreking van het verkeer doch voor de voetgangers was wel een noodbrug aangelegd (dezelfde welke gediend had voor de Grasbrug). Van 18 april tot 24 juni 1988 moesten de tramreizigers aan de Groentenmarkt afstappen en terug opstappen aan het Gravenkasteel (of omgekeerd). Op 30 mei 1988 werd de nieuwe Vleeshuisbrug ter plaatse gebracht en zorgde 5


L'f\ndenne Bouc.hetle.

Vleeshuisbrug rond 1920.

~~路:1,: z:~;,~.~;;~;.lJ:j!::,0:.~~;.f::_'::,1'JZ:.':;:!~-Jjf~crbr:_1J7 C

D.

~ '路

B.

Tekening uit Atlas Malfeson. S.A.G.

6


Aankomst van de nieuwe Vleeshuisbrug op de Groentenmarkt Foto ROL.

voor spektakel in de Gentse binnenstad: uit dagblad "Het Volk"

ZESTIGWAGENS WEGGESLEEPT BRUG MOEIZAAM DOOR GENT GENT- Vrijdagnacht werd met veel moeite de nieuwe Vleeshuisbrug naar de Groentenmarkt gevoerd. Daarvoor moest men de brug schuin monteren op een vrachtwagen aangezien men anders nooit door bepaalde smalle straten geraakte. De brug heeft een lengte van 22 meter en een breedte van 8,8 meter. Normaal was voorzien dat het transport zou vertrekken bij de flrma Aelterman 7


in Destelbergen om 18 uur maar het laden zorgde voor vier uur vertraging zodat men pas om 22 uur kon starten met het transport. Veel bestuurders stoorden zich dan ook niet meer aan het bord van verboden parkeren en uiteindelijk diende men meer dan 60 wagens langs het parcours weg te slepen. Het eerste grote obstakel voor het 'zwevende' gevaarte vormde de viaduct aan de Dampoort waar men nauwelijks een centimeter ruimte overhad, iets wat ook het geval was bij de fly-over. Even na 1 uur 's nachts kon men aan de tocht door het centrum beginnen. Op Klein Turkije diende men de palen voor de trolleybussen te verwijderen, op de Korenmarkt enkele verlichtingspalen maar het grootste probleem vormde het smeedwerk van het balkon van het winkelhuis Timmerman op de Korte Munt. Men had uitgerekend dat men nog 2 centimeter zou overhebben maar toen dit niet zo was, restte er niets anders dan het smeedijzeren balkon uit te breken. Om 4u30 kwam men eindelijk aan de Groentenmarkt. Jaar

Soort

1751 vaste, steen 1867 draaibrug, metaal 1988 idem

Lengte

Breedte rijweg voetpad

20,5

5,25

2x1,25

21

5,6

2xl,3

doorvaar

vrije hoogte

Toegelaten Belasting

30 voet 8,2 32 ton

M.LABYN ('t vervolgt)

OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

8


AANVULLENDE ICONOGRAFIE GENTSE BRUGGEN

De Dampoortbrug op Kerstdag 1952. Verzameling Olivier-GĂŠrard Willemot

9


De Dampoortbrug op Kerstdag 1952. Verzameling Olivier-GĂŠrard Willemot

10


INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE NR. 330 Op 6 april 1904 stelde Paul Bergmans, in de rubriek "Klederdrachten - Oudheidkundig Museum, nr. 851 bis - XVIIIe eeuw (1790)", in het Frans een fiche op over de

Reuze Open Schoen van de Nering der Schoenmakers Deze monster open schoen die een lengte heeft van 0,48 m. en een hoogte van 0,20 m. is gemaakt uit leder van verschillende kleuren. Deze van de schoen zelf is zwart, deze van de hiel is van een rood dat bruinachtig geworden is; de reep die over de voet ligt, tenslotte is geel en schijnt uit zeugehuid te zijn. De hiel is erg wormstekig. Dit eigenaardig voorwerp is afkomstig van de verzameling van de graveerder Charles Onghena; de verkoopscatalogus wijdt er de volgende noot aan : "werd door de corporatie van de schoenmakers geschonken aan de Stad Gent, volledig gevuld met goudstukken, als vaderlandse gift aan de Staten van Vlaanderen in 1790. Hij werd in de drie vaderlandse kleuren vervaardigd door de deken der schoenmakers, P.L. Dujardin (1). Wij hebben in de lokale kronieken van het einde van de XVIIIe eeuw te vergeefs gezocht naar een vermelding die betrekking heeft op deze originele gift. Het Supplement van de Gazette vanGend van 21 october 1790 leert ons dat de Staten van Vlaanderen de 17e van deze maand de eed van getrouwheid ontvingen van verscheidene corporaties, onder dewelke deze van de schoenmakers, en dat ieder onder hen een vaderlandse gift aanbood; maar er wordt geen speciale melding gemaakt van onze open schoen (2). Anderzijds verschaffen de rekeningen van de nering der schoenmakers over het jaar 1790 ons daaromtrent geen enkele bijzonderheid. De open schoen werd door het Museum verworven op de verkoop Onghena op 20 october 1885 voor de som van 14 francs, zonder de kosten. Cf. Col/eetion Onghena. Première partie: Antiquités ... (Gent, 1885), p. 32, nr. 183.- H. Van Duyse, Catalogue descriptif du Musée archéologique de la ville de Gand, Gent, 1886), p. 41 (de auteur schrijft de vaderlandse gift verkeerdelijk toe aan de schoenlappers van Gent).

11


(1) De juistheid van deze noot kan in twijfel getrokken worden : moest deze open schoen wetkeiijk gevuld geweest zijn met goudstukken, dan zou het bedrag van deze gift enorm geweest zijn. Anderzijds was PL. Dujardin volgens de archieven van de corporatie en de lijst in de Wegwyzer geen deken van de schoenmakers in 1790. (2) De melding in de Gazette van Gend werd overgenomen in de hedendaagse kroniek, verschenen onder de naam van Judocus Bottelgier, Dits die excellente Print-Cronike van Vlaenderen, p. 309.

OAZE K' IK HEN DEN EERSTE PRIJS, KOOK MIJN MOEDER PAP MEE RIJS! Deel ill : Persoonlijke getuigenissen Als ik heb den eerste prijs Kookt mijn moeder, kookt mijn moeder, Als ik heb den eerste prijs, Kookt mijn moeder pap met rijst. En wat doet mijn vader dan? Koeken bakken, koeken bakken, En wat doet mijn vader dan? Koeken bakken in de pan! "Prijsliedje" Het is plezierig vast te stellen welk een respons er kwam op de vraag naar primusherinneringen. Die vraag werd niet alleen in ons tijdschrift gesteld, maar kwam ook terecht in dagblad "Het Volk" en het heemkundig tijdschrift "Het Land van Rode", door het toedoen van ik weet niet welk toeval. Enfin, het gevolg was dat we overspoeld werden met tientallen brieven en telefoons, in zo'n mate zelfs dat ik op een bepaald ogenblik de stekker van de telefoon uitgetrokken heb om rustig verder te kunnen eten. Al bij al heeft dit ons een ferme oogst aan getuigenissen, fotomateriaal, kaarten, gelegenheidsteksten, plaketten, linten, medailles, getuigschriften, enz... opgeleverd. Wie geschreven of getelefoneerd heeft, laten we in de hier navolgende getuigenissen zijn of haar belevenissen in hun eigen woorden uiteenzetten. Zo is de taal directer, kleurrijker en blijft de "couleur locale" behouden. Zo brengen we ook een stukje "oral history" of gesproken geschiedenis. Aan iedereen werd duidelijk het opzet uitgelegd en gezegd dat er precies gepeild werd naar

12


Primus Victorine D'Hertog uit de Lindestraat te Ledeberg in 1893, leerling van stadsschool nr. 20. Met gouden medaille voor primus van alle Gentse scholen. Foto : Vander Sypt-Boute, Ateliers de pose au rezchaussé, Rue du Nord 5, Gand. (Verzameling E. Levis) Reproductie: Fotoburo Bodenghie n. r·--

-~;

___,.

DEU:XIÊME PRIX GÊNÊRAL . ~ '-··

Welstellende burgers lie ten zelfs porceleinkaarte n drukken om op te sturen naar vrienden en kennissen. Hier zo'n kaart van Eugène Co gen uit St.-Niklaas, 11. aan het Koninklijk Atheneum op de Ottogracht te Gent. De afgebeelde medaille vermeldt : 16 Août 1849. De kaart was opgedragen aa n zijn medeleerlingen. Lithografie F. & F. Gyselynck Gent. (Verz. Museum voor Volkskunde te Gent).

13


de volkse gebruiken rond het hele gebeuren, de "faits divers", "la petite histoire", het kleine leuke détail. Dat wij de sfeer, het tijdsbeeld wilden weerspiegeld zien, wat men nog aan materiaal bezat en of we het mochten gebruiken. Omdat het gezegde : "Die gaat het nog ver brengen" relatief is aan milieu, sociale status, intellectueel niveau van de ouders, de wil of de onwil van de leerling en allerlei andere parameters, hebben wij eveneens geïnformeerd naar de latere beroepsloopbaan van onze primussen. De meest diverse niveaus werden bereikt, van gewone huisvrouw of arbeider tot senator. Een zaak is zeker : het is mij opgevallen met welke immense vreugde nagenoeg al deze mensen over hun schooltijd vertelden. Ze haalden daarbij een pure brok jeugdsentiment naar de oppervlakte. Ikzelf heb er ook mijn lol aan gehad, want zijn knappe leerlingen niet de droom van elke onderwijzer? HETEERELINT "Jantje lief, waarom nog leeren? 't Is nu wel mijn jongen zoet, Kom, hier zijn uw beste ldeeren; Kom, 't is buiten toch zoo goed!

Maar de zieke, overspannen,

't Zal u heelen, u versterken, Want gij zijt zoo ziek, zoo moe, Kom, hou nu wat op van werken, Doe nu maar die boeken toe!"

- "Moeder, sprak hij, 'k voel me sterven. Morgen geeft men 't eerelint. 0! slechts gij, die zult het erven, Dat men 't op mijn grafje bindt."

- "Moeder lief, Iaat mij maar blijven, 'k Ben hier toch zoo goed en vrij, Waarom mij naar buiten drijven? Enkelleeren maakt me blij.

Zonneglansen, bloemengeuren, Klokgebengel, kindervreugd, Loovergroen en wimpelkleuren, Sieren 't prijzenfeest der jeugd.

Moeder hoor, 't wil de eerste wezen, Want met 't eerelint op 't hart, Zal ik dan wel ras genezen, En vergeten onze smart."

En op 't kerkhof neergebogen, Zit een vrouw, den rouw in 't hart, Tranen stroomen uit heur oogen, Moeder, Moeder, welk een smart!

En hij leerde vastberaden, Trots zijn ziekte, trots zijn pijn, En met eere overladen Ging hij nu den eerste zijn! ...

Om het kruisken hangt geslagen 't Duurgekochte eerelint. Nooit heeft hij het eens gedragen 't Lieve Jantje, 't moedig kind!

Viel, nauw zegepralend neer; Zijne droomen, zijne plannen, 't Knaapje zelf, niets was er meer.

Dit levensdicht : "Het Eerelint", een smartlap van je welste, diepten we op uit "Aimé Bogaerts -Volledige werken- Kindergedichten, liederen en toneeltjes, socialistische zangen, en cantaten, toneelwerken en zangspelen". Uitgeefster: Sam. Maatsch. "Het Licht", 27, Lieven De Winnestraat, Gent. 1925. blz. 131/132. (Verzameling E. Levis).

14


Primus uit de oude doos met medaille, boeken Gentse primus, einde 19de eeuw, met 2 eerste en diploma. Anonieme studiofoto. (Histori- prijzen (wi tte linten) en het erelint met medaille (rood). Merkwaardig is dat de medaille niet sche Onderwijscollectie R.U.G.). aan een dun lint op de borst hangt, maar midden op een breed schouderlint genaaid is . Boven op de prijsboeken ligt de lauwerkroon . Fotograaf onbekend. Verzameling Eddy Levis.

"DE GEBUURTE HET ONDERSTE BOVEN" Een knappe beschrijving van een primusviering geeft Alexis Callant ons in zijn boek "Fieke Tofus" uit 1935. Alexis Callant is een volks schrijver, een fijn en minzaam waarnemer van Gent en zijn poortjesvolk Hoewel hij soms als onderwijzer een beetje schoolmeesterachtig en zedenpreker wordt, zijn de meeste van zijn verhalen doorspekt met schilderachtige personages en een sappige Gentse taal, die echt de sfeer van de werkmanskoerkes, straatjes en citeetjes uit het begin van deze eeuw weergeeft. Wie meer wil weten over Alexis Callant leest er best "Ghendtsche Tydinghen" 1981 , 10de jaargang p. 210-212 op na. Het is een schrijver die vooral voor Gentse folkloristen waard is herontdekt te worden . Wij laten U een stukje uit hoofdstuk XXI proeven. "De groote mare was over 't Pleintje geloopen; eerst bijna onmerkbaar gekropen, ĂŠĂŠn woord met 'n keer, bedeesd; dan langzamerhand aanzwellend, aandikkend , overweldigend. De jongens hadden ze uit de school meegebracht en het 15


Dat tijdens de gebuurtefeest op de Brugse Poort te Gent al eens de draak gestoken werd met de primussen, merken we op deze foto. De "Gaby's Vrienden" uit café "Gaby" hebben zich voor de gebuurtestoet uitgedost als schoolkinderen met hun meester. Vooraan drie "primussen" waarvan de middelste brave jongen aan zijn erelint een ... "véloplakke" hangen heeft! (Ie uiterst rechts : Francine Craeyvelt, 3e rij rechts : dhr. Craeyvelt). Café Gaby was gelegen op de hoek van de Hamerstraat en de Olijfstraat (Verzameling Eddy Levis).

aan de lucht verteld: Freedje Brant, van den schoenlapper, was primus! ( ... ) Er zou "iets" gebeuren. De gebuurtedeken, vergezeld van baljuw en knape, ging van huis tot huis; de knape droeg een lijnwaden beurs : ze zamelden. Elke gebuur gaf hartelijk zijn "jonste" (1), nadat de deken het "geval" van het "modestig" (2) Freedje welsprekend had uiteengezet voor den zooveelsten keer, zonder één letter aan zijn rede te veranderen. - Niemand is "veroblizeerd" (3); elk geeft naar beliefte ... 'nen kluit van 5 eens of 100 frank - hij lachte; zijn gezellen idem - 't is alles wellekom. .. Om u te bedanken in den naam van den deken, van de dekenin, van den baljuw en den knape en van heel 't gebumte. De knape hield de beurs open. Baas Tofus liet zich niet pramen. - Met plezier! zei hij; voor mij niet gelaten! Zonder binnen te kijken schoof de deken voorbij Naardje's huis. Zij mochten (1) Gift, geschenk : "Iemands jonste opnemen" gift of geschenk komen vragen (voor een liefdadig doel); "De gift is klein , maar de jonste is zoveel groter" : het is je gegund. (2) Nederig (3) Fr. : "obligé" : verplicht.

16


niet weten waarvan de buurt tot overloopen vol was. Naardje en Meleke kenden toch reeds den verblijdenden uitslag van hun jongen. - 'k Geloof, had de knaap vóór eenigen tijd verteld, dat ik misschien de medalie zal hebben; misschien, zulle! - Als niets er tusschen komt! - Bah, bah, onderbrak Meleke. Hij zat immers in al zijn klassen nummer één, altijd aan den kop. -Onze hoofdmeester heeft iets er van laten waaien, een half woordeken. (... ) En op dien schoonen Zondagvoormiddag ging Naardje met zijn zoon, netjes "uitgeklopt" naar de prijsuitreiking; hij met een bolhoedje-de trots van Meleke -en met een spierwit halsbandje. 't Was precies een heerken. Hij wilde en zou "er bij" zijn, al had hij maar één been. Pas waren zeeenige oogenblikken vertrokken, of er kwam wondere bedrijvigheid in de gebuurte; mannen en vrouwen druk in de weer. - Hardil (9) jongens! 't Moet schoon zijn! was het wachtwoord, dat in 't ronde vloog. Overvloedige, kleurige papieren bloemen; bonte wimpels. Uit ieder raam puntte een vlaggestok en weldra wapperde en zong de vroolijke driekleur. De vindingrijke versieringskunst en de oorspronkelijke schoonheidszin van de geburen werden erg op de proef gesteld. - 't Moet iets grootsch, iets eenigs worden, zeiden die offerwillige menschen. Heel de stad zal komen zien. Het oude Steurke, de rimpelige Virze Lantirre, het immer opgewekte Rozeke Schelpe, dat bijna niet meer uit de voeten kon, moesten onvermijdelijk hunnen "zeg" er over hebben. - 'k Heb ik-ik hem naar den doop gedragen, onze primes! En aldus nam Rozeke een straalken van de glorie voor zich. De gevel van den schoenlapper werd met groen gesierd : een inval van Tors. Men spande over de straat door elkander gevlochten gekleurde papierbanden : een zegepoort! Hier en daar vierkantte en lachte een leutig opschriftje boven een deur. Een hartelijke wedijver! Dolfliep met zijn potvertroost-mij ook druk in de weer. Hij was in "zijnen hof' (5).

Het spandoek over de straat krijgen, van "'t Nijptangsken" (6) tot aan baas Tofus (7), was een lastige karwei; maar het kwam blakend van frischheid in de hoogte na eenige potvertroos-mij's, en hetklaroendein de zonnige feestvlucht zijn groote openbaring. (4) Fr.: "hardi": stout, vermetel, niet beschaamd zijn. (5) Hij was zeer gelukkig. (6) Naam van een café. (7) een kruidenier op 't pleintje.

17


Hulde Aan Onzen Primes Cies Mastiek had het gepenseeld. Een artist zou het niet beter "aflappen". (8) (...) -Meer zwier, jongens!... Kransen laten doorhangen ... sierlijke bocht... evenwicht in de festoenen ... harmonie in strikken en linten ... Ge haalt, potvermiele, eere van uw werk! Ze luisterden gaarne naar de "hooge" woorden van den onbezorgden Tors; hij was wel "'n aardige draaier", (9) maar 't paste zoo innig met zijn persoon, en ze konden hem goed lijden. Het Pleintje met zijn wimpelkoorden, waaronder men doorliep, zag er lokkendfrisch uit; er tintelde een heerlijke feeststemming overheen. Een windje, en 't was gelijk duizend zotte vlinderkens; een zegeboog, alsof een koning te verwachten was. - Ze zijn daar! Ze zijn daar! De manke kleine van Lode bracht hinkend het groote nieuws; meer dan een half uur had hij schildwacht gestaan. En 't rumoerig Pleintje zweeg. Omringd door een groep gebuurvrouwen wachtte Meleke. De schoenlapper kwam met zijn gelauwerden zoon aangestapt. Boeken, armsvol; om den hals van Free een breed blauw lint, waaraan een zilveren eeremetaal bengelde : de hoogste onderscheiding. Nu was Naardje fier. En hoe kranig stond zijn hoedje! vond Meleke. Hij stak waarachtig de borst vooruit en keek de menschen aan gelijk nooit te voren. Vandaag was hij koning en zijn jongen de kroonprins. Honderd elleboogmaten boven zijn nederig driepikkelken, zijn geurenden harsdraad, en boven den birgemeester! Een krachtgevoel, als van een vernieuwde jeugd. -De vlaggen steken uit, Free. Zie 'n keer. Alleman is op de been! - Moeder zal tevreden zijn, antwoordde de primus. Ze werden verwelkomd door een daverend gejuich. Honderden handen wuifden hen tegen. -Proficiat, Naardje! - Proficiat, Freedje! Rozeke Schelpe, met een bibberend kinneken, weende zachtjes; ze bracht nu en dan een voorschoottipken aan heur gezicht. - 't Pakt mij zoo straf, dat ik het niet kan zeggen, schuifelde ze door heur schaardtanden. Een ernstige groep versperde nu het Pleintje : de deken, zwarte, lange jas, witte handschoenen; de statige dekenin, gelinte muts, witte handschoenen : de bal(8) Verrichten. (9) Een rare.

18


juw, zwart jasje, witte handschoenen. Die zes breede, blanke handen vormden op sommige oogenblikken gelijk een zilveren gordel over de deftige kleedij. ( ...) De deken nam zijn hoedje af; de baljuw ook. Dubbele maneschijn. Gemoedelijk vouwde de dekenin de handen op den deftigen buik, en haalde eens flink adem, in de blijde verwachting van wat gebeuren zou. - Baljuw, houd eventjes mijn hoedje vast Stilte vol hartelijke spanning. Nu ontrolde de deken een groot papier, met een driekleurlint getooid. - De "dicht!" vezelde iemand. Illustratie door Edmond van Offel. Na deftig-gemeend zijn keel geruimd te hebben, las hij met ontroering, bevende handen, trillende lippen, het volgende stuk, door hem eigenhoofdig bedacht en eigenhandig geschreven : Mr. "Mijnheer Frederik Brant, Met dezen dag, En blijde uren, komen Wij, in den Naem van onze geburren, Met Vreugden, En Blijdschap tot uwe Eere, dat wij u, mogen schenken, den wijn heeren ... - Bravo, potvenniele! galmde Tors. Vivan Pree! - Vivan Pree! echode de menigte. -Zwijgen!... Silence! riep de baljuw en hij wenkte met de beide hoedjes, als om de stemmen te dempen. - ..."wijn heeren, En wij hiere, zullen met iever vieren, met dezen Blijden dag, dat wij u Eenen schoonen Bloomtuyl geven mag. -Waar is de boekee? ... (10) Knape, geef den boekeel - Vivan onze primus! brak het uit de ongeduldige menigte los. Naardje knikte af en toe bevestigend en uit louter welbehagen wist hij schier niet, waar hij stond. De deken stak zijn breede hand uit : En gij zoon van Naardje Brant, rukt ons de hand. 't Was aandoenlijk! (... ) -Wel gesproken, potvertroost-mijl onderbrak Dolf vol overtuiging. Wel gesproken! (10) Fr.: "bouquet": boeket.

19


-Si/... ! (11) verwittigde de baljuw weer. -" ...om dat gij met Eenigte jaren met uwe dappere, En standvastige geleerdheid als werkmanskind... -Bravo, bravo! trompette Dolf weer. -Si/.. .! 't Was nu de knape, - ..."manskind zoude mogen Verheftworde, als Priemes, Van geheel ons Beigeland, uyt den Naem van onze Deken En dekenin En Baljue En al de geburren Profiesiea en dezen geleerde boeken". De geschokte dekenin pakte den primus vast en twee hartelijke zoenen klonken. Free werd er van rood. Zonderling, die dikke smaklippen op zijn wangen. Een nieuw uitbundig gejuich, waarin alle stemmen klonken, bekrachtigde de ongedwongen omhelzing en de zoo schoone toespraak.(... ) De knape droeg de reuzenbloemenschoof naar het huis van den schoenlapper. Meleke duwde wellustig heur hoofd er in. Wat een weelde van zoeten geur! - 't Zijn rijke-menschen-bloemen, lachte ze. Meneer Zan ontbrak niet in 't vreugdig gezelschap. Een splinternieuw woordenboek bracht hij aan zijn jongen vriend. Glazekens werden geschonken op een wit-beamelaakte tafel uit het "Nijptangsken", in 't midden van 't Pleintje. Naardje en Free, met een hart "gelijk een roggebrood", stieten met de geburen aan. Dat was nu de "wijn van eere", zooals de deken in zijn dicht nagenoeg geschreven en gelezen had; echte wijn, uit flesschen met rood-gelakte kurken en vergulde "etiketten". (...) En na een laatste teugsken en een koeksken zei de gevierde jongen - op stil aanraden van zijn vader- dat hij "wreed" tevreden was over het zoo vriendelijk onthaal, dat hij al de geburen uit ganseher harte bedankte, en dat hij voorts zijn best zou doen, en dat. .. - Hij kan het, verdeke! goed zeggen, onze primes! onderbrak Rozeke Schelpe en ze bemachtigde het laatste "bonbontje" (12) (... ) 's Namiddags hield voor Naardje's deur een rijtuig stil. Een trompet, een bombardon, een klarinet stapten uit. Dit had Tors op touw gezet. De gebuurte in opschudding. Muziek tereere van den primus! -Welgekomen! lachte de schoenlapper, speelt maar lustig, dat de stukken er af vliegen. Een deuntje, twee deuntjes, een paar danskens, om al de gebuurtebeenen aan het wippen te brengen. Het danste weldra al door malkaar in wilde leute. (... ) Leutig, ongebonden leven onder de kleurige wimpelkens. En nadat door Meleke aan de muziekkunstenaars een warm, aromig potje kof(11) Fr.: "silence", stilte. (12) Koekje.

20


Ereplaket behaald door Michel Steels als verdienstelijk leerling aan de stedelijke Spanogheschool gedurende het schooljaar 1924-25. Michel Steels bracht het tot Kantonaal inspecteur, was auteur van het boek "Geschiedenis v.h. Stedelijk onderwijs te Gent" en tientallen artikels in dit tijdschrift (Verz. Mevr. Wwe. M. Steels).

fie was geschonken, werd de verheerlijking gesloten met het hartverheffende : "Waar kunnen wij toch beter zijn Dan bij onz' beste vrienden!" En 't zong al mee, de kinders, de vrouwen, de mannen, de gevels en de vlaggen. ( ...)

Toen de avond viel, begonnen aan de huizen overal op de vensterborden, of soms rond de ramen, lichtjes te pinken, witte, roode, blauwe, die op de sombere gevels hier en daar blijde trillende strepen tooverden. Een menschenstroom in de wijk. Wat een leven en buitengewone rumoerigheid in de herbergen! Er waren "halve tonnekens" ten beste gegeven door de gebuurte; eentje in "'t Nijptangsken", eentje bij schele Mie, eentje in "'t Misverstand". De primus werd met zijn ouders en eenige familieleden rondgeleid. Een zegetocht! Overal gulle gezichten en offerwilligheid zonder weerga. Niemand liet zich pramen om een liedje te zingen van op het verhoog naast de piano van schele Mie. (... ) Wanneer bijna al de lichtjes zich hadden doodgepinkt, werd van "naar huis gaan" gesproken. De mannen waren voos en volgedronken, de vrouwen dom gebabbeld en heesch gezongen." Alexis Callant 21


EEN PRACHTIG FEEST OP DEN WIJK RABOT De wijk Rabot is zondag laatst vereerd geworden met een prachtig feestje, ingericht door de mannen van onzen wijkclub en andere vrienden, ter eere van het dochterken van onzen vriend Jan Coryn, die primus was in de stadsschool der /Jskelderstraat. De eer was zooveel te grooter, omdat het een kind was van een armen vlasbewerker, die alles in 't werk had gesteld om zijn lieveling van de bron der wetenschap te laten genieten. Vele kinderen der vlasbewerkers hebben niet het geluk om na twaalf jarigen ouderdom nog op de schoolbanken te mogen zitten, gezien het gering inkomen van den vader, en dikwijls wordt de fabriek de verblijfplaats dier ongelukkige kleinen, waar zij bovenmatigen arbeid moeten verrichten, ten koste hunner gezondheid, door de slechte inrichting onzer tegenwoordige maatschappij. Hoevelen dier brave kinderen zijn reeds daardoor bezweken of voor hun leven lang ongelukkig, alleenlijk omdat zij te kort schieten aan lichaamskracht en onvoldoende voeding? Gelukkiglijk zal dit nu niet het geval zijn met het dochterken van onzen vriend Jan Coryn, die als goede familievader, alles in 't werk stelde om zijn kind een goed onderwijs te geven en zoodoende het te onttrekken aan den geestdoodenden arbeid der vlasfabrieken. Geen wonder dus, dat het kermis was op 't dorp en alle inwoners der Wilgestraat hunne huizen hadden versierd met groene guirlanden in papier en de roode en driekleurige vlaggen wapperden tusschen de groene, witte, gele en roode lampjes. Welke schoone schakeering van kleuren in de Wilgestraat! Zondag geleek het langs dien kant een echte zee van menschen. De geburen hadden het huis van onzen vriend Coryn gansch in 't groen gestoken, en het geleek waarachtig aan eene triomfpoort. In huis was het een echten bloemenhof van palmen en bloemenschoven, corbeilles, enz. met al de geschenken er bij der familie, geburen en van den wijkclub. Wij zeggen het ronduit, de mannen van onzen wijkclub hebben niet gekniesd, en dit strekt hun tot eer. Nevens den strijd voor het stoffelijke, vergeten zij ook dezen niet voor het geestelijke. "Exelsior" is steeds hunne leus en daarop mogen wij, sociaaldemocraten, fier wezen. Het spreekt van zelfs dat wij ook muziek hadden, en de mannen der Harmonie zorgden er voor, dat wij een goeden flikker konden slaan. Onze kleine kleuters, met hunne schoone witte kleerkens en hunne drollige krullekopjes, waarvoor moeder gezorgd had, waren aan het springen met hun primusken en die spraken zelfs niet van slapen te gaan. Wat een prachtig en aangenaam feestje, die ons nog lang in het geheugen zal

22


blijven en niet het minst van de vele vlasbewerkers die langs daar wonen. In naam onzer vakvereeniging voegen wij onze gelukwenschen bij dezen van vrienden en kennissen aan de familie Coryn en hopen dat hun lieveling immer vooruitgang zal maken op gebied van onderwijs en nooit den voet zal moeten zetten in de vlasfabriek waar zoovelen hare kameraadjes de kiemen zullen opdoen van langdurige en ongeneesbare ziekten, door te vroeg afmattenden en ongezonde arbeid. Hoe aandoenlijk heeft Karel Waeri het ongelukkig lot dier kleine slavinnetjes bezongen door het volgende gedichtje : In de fabriek, waar 't meisje staat te slaven, Den gansehen dag wordt zij dan nog bespat Net als een paard, dat door het slijk moet draven. Met stof en vocht besmeurd en druipend nat. En na het werk, wanneer zij tot verzachting Zich wasebt en kuisebt wijl 't sluitingsklokje klept, Kleeft nog aan haar de modder der verachting, Van hen, voor wien zij pracht en rijkdom schept. En nu, voor 't slot roepen wij onze leerzuchtige Madeleine moed en volharding toe om zich hoogerop te werken aan de bron van wetenschap en onderwijs, die ten slotte zal ten goede komen aan de werkende klas waaruit zij gesproten is. Amor Verslag uit "VOORUIT" van 2 aug. 1911 p. 5 waarin Jan Samijn onder het pseudoniem "AMOR" de feesten beschrijft rond Madeleine, "het dochterken van Jan Corijn", een vlasbewerker van de wijk Rabot uit de Wilgestraat, omdat ze primus was in de Stadsschool der Yskelderstraat.

EEN TWEEDE PRACHTIG FEESTJE VAN DE VLASBEWERKERSVEREENIGING Onze vakvereeniging heeft dit jaar het geluk twee primussen te mogen vieren. Verleden week was het van Madeleine Coryn en deze week was het van Georges Nachez, die den eersten prijs van uitmuntenbeid heeft bekomen in de hoogste klas der jongensschool, Geitenstraat Het bestuur der vlasbewerkersvereeniging had er dan ook gehouden eene schoone gerbe te koopen en eene prachtige encyclopedie van V andale, om aan onzen kleinen maar verstandigen Georges te overhandigen. De sekretaris, Jan Samyn, las, in naam zijner vereeniging, den volgenden dicht af: Beste Georges, Evenals onze vakvereeniging, - waarvan uw vader sinds lange jaren deelmaakt,

23


- aan Madeleine Coryn een geschenk heeft aangeboden, tot aanmoediging der studie, ter gelegenheid van den behaalden eersten prijs in hare school der Uskelderstraat, komen wij u ook eene gerbe aanbieden en eene schoone vlaarnsche encyclopedie van Vandale, ter gelegenheid van uwen prijs van uitmuntendheid in de hoogste klas der Geitenstraat Zaterdag laatstleden bij mijn eerste bezoek ten uwent, bestatigde ik dat gij de eerste prijzen behaalde in de Nederlandsche taal, voor schoon schrijven, rekenen meetkunde, alsook den tweeden voor de Fransche taal. Terzelfdertijd bemerkte ik dat de scholieren uit uwe klas, of beter gezegd uwe schoolkameraadjes, hunne spaarcenten hadden weggelegd om u eene schoone gerbe te koopen uit erkentelijkheid en goeden omgang met hen. Dit is een blijk van loffelijke aanmoediging waarop gij en uwe ouders mogen fier wezen, te meer omdat dit gedaan wordt van arme werkerskinderen. Hadden wij de verleden week het genoegen een kind te mogen vereeren van een armen vlasbewerker, heden valt ons dit zelfde genoegen ten deel van een kind van een armen maar verstandigen bleeker, die samen met zijne brave echtgenoote alles in 't werk stelden om u een goed onderwijs te geven. Uw vader is bleeker, en dit strekt hem zooveel te meer tot eer, daar de meesten onder de bleekers nog niet vatbaar zijn voor onze schoone organisatie, 't is ver van hen warm te maken en zich bezig te houden met het onderwijs. 't Is betreurenswaardig maar toch zoo. Wij allen die hier voor u staan, beste Georges, zijn mannen die van in onze prilste jeugd de schoolbanken moesten verlaten op den ouderdom van 8, 9, 10 Ă 11 jaren, om in de ongezonde vlasfabrieken te gaan werken. Wij hadden te dien tijde niet het geluk tot op 12, 13 en 14-jarigen ouderdom de school te mogen bezoeken, omdat de ellende in arme hutten zo vreesetijk heerschte en wij reeds met onze zwakke krachten het ellendig loon moesten aanvullen van vader. Van vele kinderen is dit niet mee 't geval en daarover zijn wij, socialisten, fier. Sinds dien tijd is er heel wat gestreden geworden door ons voor de uitbreiding van onderwijs en meerdere beperking van vrouwen- en kinderarbeid. Daarom is het een dubbele plicht voor u, beste Georges, uwe ouders steeds dankbaar te wezen voor hetgeen zij deden voor u op gebied van onderwijs, want wij zijn verzekerd dat gij steeds op hen zult mogen rekenen. Moogt gij eenmaal het geluk hebben, door uwe studie en aanhoudende werkzaamheid op schoolgebied, binnen een achttal jaren als onderwijzer te passeeren, welke schoone rol zoudt gij niet vervullen in de tegenwoordige maatschappij. Zooals uwe onderwijzers u hebben opgeleid tot een flinke verstandige jongen, zoo ook zoudt gij wederkeerig in dit geval verkeeren om als een verstandig man de kinderen te onderwijzen uit onze arme verdrukte klasse. Denkt daar veel aan, beste Georges, en, moest het noodlot uwe ouders treffen 24


het niet te kunnen volhouden om u als onderwijzer te kunnen opleiden, gij zult dan ten minste een flinke werkman wezen door uw geoefend onderwijs. Voorts op dien weg en na de vakantiedagen met dubbelen moed en iever aan 't werk voor de vollediging uwer studie, ten einde uwe brave ouders dezelfde liefde te vergelden die zij sedert ettelijke jaren voor u betoonden. Maak van uwe schoolboeken uwe geliefkoosde huisvrienden en tracht ze goed te leeren kennen, zooals een goeden ambachtsman zijn gereedschap. Door eigen studie kan men het ver brengen en van nu af moogt gij de hoop koesteren, dat gij nooit uwen voet zult moeten zetten in de vlasfabrieken, waar misschien later veel uwer schoolkameraadjes zullen moeten gaan werken door armoede en waar zij doorongezondenen afmattenden arbeid de prooi zullen worden van allerhande kwalen. Luister dus goed naar onze raadgevingen, beste Georges, alsook naar deze welke gij ontvangen hebt van uwe onderwijzers, ouders en familie, en later zult gij ons dankbaar daarvoor wezen. Vooruit dus op de baan van onderwijs en opvoeding, en eenmaal zullen wij het kind van den armenbleekerin onze armen mogen drukken als onderwijzer, die den fakkel der wetenschap hoog zal weten te houden voor de klasse waaruit hij gesproten is. Wij sluiten dus onder den kreet : Leve het onderwijs! Leve de familie Nachez!! Leve onze beste Georges!!! Natuurlijk is er dan een goed glaasje gedronken door al de bestuursleden met de familie Nachez en schoone strijdliederen gezongen. De ouders van onzen kleinen Georges waren overgelukkig en niet het minst zijn grootvader en zijne grootmoeder. Wij willen sluiten in de beste verwachtingen dat Georges de voetstappen zal volgen zijner tante, die ook onderwijzeres is geworden en waarop de werkende klasse mag fier wezen.

AMOR Artikel uit "VOORUIT" van 11 aug. 1911 p. 5 over de huldiging van Georges Nachez, primus in stadsschool Geitstraat, door Jan Samijn, secretaris van de Socialistische vlasbewerkersbond. De vader van Georges, Jan, een vlasbreker, was lokaalhouder van de wijkclub van de Brugse Poort. Wie had toen gedacht dat "Georske" nog schepen van Gent zou worden en dat zijn naam vereeuwigd zou blijven in de Nationale Watersportbaan Georges Nachez. A.M.S.A.B. Gent (Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging).

1. Dhr. Theo De Smet wist zich te herinneren uit de eerste helft van de twintigerjaren toen hij nog in de Loodsenstraat op de Muide woonde dat er twee vrouwen die zowat bekendheid genoten in de buurt "rond gingen" om

25


geld in te zamelen om een geschenk te kopen. Er bestond daar toen nog geen dekenij doch er waren altijd wel een paar goede zielen te vinden om die inzameling te doen. Dan werd aan de ouders gevraagd wat de primus wou hebben en dat werd dan afgegeven. Er was een koets met een koppel paarden die hem of haar aan school ging afhalen. De primus werd dan "rond den teerlink" (een blokje om) gereden, zoals men zei, en stopte even bij alle mensen die iets gegeven hadden. "Ik herinner mij nog dat wij de deur opengezet en de venster open geschoven hadden, zodat mijn zuster, die piano speelde, en ikzelf viool, ons zouden kunnen laten horen. Van zodra de primus in de straat kwam, begonnen we zo luid mogelijk de Brabançonne te spelen en we hadden er even veellol aan als de primus zelf. Zo ging dat vroeger. En dat deden we niet alleen voor primussen, maar bijvoorbeeld ook voor een gedecoreerde die 25 jaar bij "Deejantien" (Textielbedrijf de Hemptinne op de Opgeëistenlaan) gewerkt had, en bij een zilveren of gouden bruiloft De mensen hadden toen nog niet zoveel tijd om zich te vermaken en elke bijzondere gelegenheid werd dan ook aangegrepen om te vieren. Om terug te komen op onze primus : die stalde dan alles uit voor het venster en de ouders nodigden iedereen die iets gegeven had uit voor een glaasje." Tot daar Dhr. De Smet. 2. Mevr. Yvonne Maes-De Poorter doet eveneens haar verhaal. "Ik herinner me nog toen ik in het 6de leerjaar primus was (fig. 1), dat de kinderen van de klas "rond gegaan" waren om geld samen te leggen om mij een nécessaire" (tasje) met vijltjes, borstels en een schaartje te kopen om de nagels te verzorgen. Ze hadden dat gekocht in een grote lederwinkel aan de overkant van Cinéma "Majestic" (thans P&C). Dat werd mij dan in de klas afgegeven. Als bedanking werd de hele klas gevraagd bij ons thuis in de Beukstraat nr. 60 (thans Yzendijkestraat nr. 56), een klein werkmanshuisje, op warme chocolademelk die mijn moeder klaargemaakt had met boterkoeken. In huis was daar geen plaats voor. We zaten allemaal als haringen in een ton op het kleine witgekalkte koertje op een stoel, tussen de veranda, de gemetste "regenbak", de W.C., de stal en het koolkot Ik heb ook nog verscheidene andere geschenken gekregen van mijn ouders, familie, buren enz... maar wat dat precies allemaal was kan ik mij niet zo goed meer herinneren. Er was wel een nieuwe lederen boekentas, een houten pennendoos, je weet wel, in twee opendraaiende delen met schuifje bovenaan, een Japans verlakt doosje met drie geborduurde zakdoekjes en een passerdoos, maar er was nog meer. Er was dan natuurlijk ook nog de "prijsdelinge" in de "Vloamschen Theater" op 't St.-Baafsplein, waar iedereen afgeroepen werd, naar voor moest komen, buigen en dan trapjes af in de zaal bij een of andere juffrouw, directrice of inspec26


Fig. 1 en 2. Mevrouw Yvonne Maes-De Poorter, echtgenote Lev is, moeder van de auteur als primus in 1928 (links) en 1930 (rechts), respectievelijk in het 6de en 8ste leerjaar van de stadsschool Sleepstraat Foto Ch. Loones, Sluisstraat 4 Gent, (Familiearchief Eddy Levis).

teur om zijn prijs mocht komen. Ook de bijzondere prijzen voor Frans, wellevendheid enz ... , waarvan ik er ook enkele gekregen had, werden daar dan overhandigd. Zulke plechtigheden werden steeds opgeluisterd met gezang. Daarvoor werd in de klas en in de zaal op school druk gerepeteerd en dan was er ook nog een "algemene repetitie" in het theater voor de eigenlijke prijsuitreiking. Deze plechtigheden waren welleuk voor dezen die "van veure" waren maar als je aan het staartje bengelde mocht je voor hetzelfde geld komen groeten en dat was maar "schamelijk". Het plezantste was natuurlijk het feest dat door de "gebuurte" gevierd werd. De deken, de dekenin en de baljuw van "den gebuurten bond" gingen dan van deur tot deur met een bus om een kleine gift voor de primus te vragen. De straat en het huis van de primus werden dan versierd, men hing plakkaten of spandoeken met gelukwensen en vooral alles wat we gekregen hadden werd op tafels of schragen op het trottoir uitgestald : de bloemen, het diploma, de boeken en vooral alle geschenken. Wij mochten daar dan bij staan, zo fier als een gieter om alle gelukwensen in ontvangst te nemen. Mijn "tentoonstelling" stond voor "den toebakwinkel" van mijn grootouders in de Populierstraat (nu Oost-Eeklo27


straat) recht over de Beukstraat De "gebuurtenbond" had ook "een muziek" gehuurd en dat kwam dan voor de deur spelen. Er werden nog wat toespraken gehouden en ik herinner mij dat men ons met een "voiture" (koets) komen halen is. We moesten dan eerst de straat en de gebuurte rond rijden en daarna ging het bij familie en kennissen. Toen ik in het 8ste leerjaar nog eens primus werd (Fig. 2) was er ook wel nog een en ander, maar dat was bijlange zo feestelijk niet als in het 6de."Tot daar Yvonne Maes. 3. Achiel Desmet is suppoost in het Museum van Volkskunde en wilde ook aan ons zijn verhaal kwijt: "In feite ben ik twee maal primus geweest. De eerste maal was het in de kleuterschool van de meisjesschool Elyseese Velden. Daar waren nl. drie klassen en in de derde klas aldaar was ik ook de beste, waarop ik daar gekroond werd met een bloemenkransje op het hoofd. De kinderen zongen daarop "Vivat onze primus." Na de kleuterschool kwam ik terecht in de stadsschool van de Jozef U-straat. Daar heb ik dus de lagere school uitgedaan waarbij ik in iedere klas de eerste was en dit steeds met resultaat uitmuntendheid. Na de "composities" - zo noemde men in die tijd de proefwerken - in het zesde leerjaar, vroeg mijn moeder mij of ik terug de eerste ging zijn. Ik antwoordde dat ik het niet wist. Daarop trok mijn moeder met mij naar school om het te weten! Dit werd aldaar bevestigd door de heer Baudon, toenmalige directeur dezer school. Ikzelf had niet het minste benul van wat er gaande was. Gelukkig wist mijn moeder het en ze moest dus zeker schikkingen treffen. Eerst was er de zoektocht bij verschillende huurhouders naar een open koets. Dit was geen sinecure, want U moet weten dat op die zaterdag voor de Gentse Feesten, telkens de "prijsuitdeling" plaats vond. Op die bewuste zaterdag werden ook heel veel huwelijken gesloten onder de werkende klasse. Na vele huurbouderijen afgedaan te hebben zonder resultaat, kwamen we via Mariakerke in Drongen terecht en dit alles te voet natuurlijk. Daar kregen we dan een koets "open spel" toegewezen. Toen kwam dan de grote gebeurtenis op 20 juli 1929. 's Voormiddags moest ieder zesde leerjaar van de Gentse stadsscholen naar het Conservatorium gaan. De plechtigheid begon om 10 uur. Wanneer het de beurt was aan de stadsschool Jozef U-straat, moesten we een lied zingen waarna de naamafroeping plaats vond. Als eerste primus moest ik mijn prijs afhalen bij de Heer Vandersteghen, destijds burgemeester van Gent. Hij wenste mij proficiat en zegde daarbij : "Doe zo verder mijn jongen." Na de prijsuitreiking moesten wij gezamenlijk het vaderlands lied zingen. Dit was het einde van het eerste gebeuren. Nu pas begon ik te begrijpen waartoe die koets dienen moest. De prijs die ik al-

28


Fig. 3. Ingekaderd erelint met vergulde "MĂŠdaille d'Honneur" van primus Sirnone De Rudder van 14 juli 1930. Katholieke Gemeenteschool van Sint-Amandsberg/Gent in de voormaligt: Koningstraat, thans Doornakkerstraat Foto Van der Sypt-Boute- Gand. (Verzameling Dhr. en Mevr. A. Van Eenaeme-De Rudder)

daar gekregen had was zeer groot en erg zwaar. Voor het middageten waren wij uitgenodigd door de patroon van mijn vader, de heer Jules Merlijn, de toenmalige voorzitter van de Gentse Bakkersbond. Na daar een feestmaal genoten te hebben, moesten we 's middags naar de Jozef TI-straat van alle klassen van mijn school. Na de lagere klassen kwam ook het zesde leerjaar aan de beurt. Er was terug naamafroeping en als eerste met "uitmuntendheid" (90 %) was ik er weer bij. Ik kreeg terug een grote prijs met boeken. Er waren woordenboeken, een passerdoos en nog allerlei andere zaken. Laat ons nu zeggen dat ons "open spel" goed van pas kwam. Daarop reden we naar huis. In die tijd woonde"n mijn ouders in een beluik " II huisjes". Toen we daar aankwamen stond aan de ingang van het beluik de eretafel met de erewijn en de geschenken door de geburen geschonken. Een speelkameraad uit het beluik, de heer Norbert Nicaise, las de "dicht" voor bij het schenken van de erewijn. Ondertussen speelde de grammofoon van de heer Jan Smet de "Brabançonne". Toen we onze woning moesten binnentreden moesten we onder een afdak van bloemen en lis door, dit ook door erkentelijkheid en fierheid der geburen daar aangebracht. Daar de Gentse Feesten toen begonnen waren en de arbeiders niet moesten werken, zo heeft men in het beluik acht dagen feest gevierd. Ik speelde 's avonds dan ook deuntjes op mijn accordeon. De pret was zo groot, dat er enkele waren die op hun kousen dansten!

29


Mijn vaders patroon, de heer Merlijn, kwam soms eens kijken en vroeg dan of er nog te drinken was, waarop hij dan een paar flessen jenever boven haalde. Ik moet ook nog vermelden dat ik op dinsdagavond een serenade gekregen heb van de harmonie van de Liberale Kring Wondelgemstraat Bij mijn prijs op school stak ook een geschenk van voornoemde kring. Ter toelichting : in de koets zaten, mijn moeder, mijn zuster, mijn meter en ik. Mijn vader moest werken, want in de bakkerij werken destijds was geen lolleke. Nadat de Gentse Feesten gedaan waren en iedereen moest gaan werken, was het voor mij vakantie en vloog ik dan voor zes weken naar mijn grootouders op het platteland. De kleinen deugniet uit de Kerkstraat was van het toneel verdwenen." En Achiel Desmet besluit zijn brief met de woorden : "Naar waarheid en geweten verhaald door een toenmalige primus." Na nog twee jaar "Begijnhof' (lagere Hoofdschool Dr. Decroly) volgde Achiel zijn vader in de bakkersstiel op. Een beroep dat hij van 1932 tot 1981 uitoefende. "49 jaar, "Eén jaar minder dan een halve eeuw!" zegt Achiel meewarig" Maar 't was een zware stiel." 4. Albrecht Slock bracht het in 1929 in de parochieschool van de Meulestedesteenweg tot primus in het zevende leerjaar. Het achtste leerjaar bestond bij hen niet. "Ik heb nog altijd mijn gouden medaille, t.t.z. mijn vergulde koperen medaille met aan de voorkant de tekst : "Katholieke School Meulestede - 1929" en langs de andere kant: "Uitmuntendheid- Slock Albert". Zoals het hoorde kreeg men in de parochiale kring op de Meulestedesteenweg na de prijsuitreiking op het podium van de toneelvereniging warme chocolademelk met koeken door de "dames" van het schoolcomiteit aangeboden. De "dames" waren de vrouwen van rijke industriëlen en notabelen uit de buurt die de school steunden. Een vorm van sponsoring avant la lettre. Van daar bracht de koets ons via een rondrit naar de Alkenstraat waar ik woonde. Het straatje is nu verdwenen na de afbraak van het huizenblok tussen de Meulestedebrug en het kerkje. Boven de deur hing het bord : "Leve Onze Primus" en een sliert papieren guirlandes. In de buurt had men een omhaling gedaan en de prijzen werden voor het venster gezet. Die bleven daar een week staan. Als bedanking werd er aan de milde schenkers een glas bier of "nen dreupel" aangeboden. Ik ben ook nog altijd in het bezit van de gelegenheidstoespraak die ter mijner ere afgelezen werd door een jongen uit de buurt". Wij drukken hem hierbij af (fig. 4 & 4bis). "Later werd ik arbeider bij T.M.T. (Travial Mécanique de la Töle) tot aan mijn opruststelling.

30


Fig. 4 en 4bis. Gelegenheidstoespmak voorgelezen door Julien Dinnewet op 16 juli 1929.

5. Mevr. Albertina Coppens was in 1930 primus in het 9de leerjaar van de O.L.V.-Presentatie te Ledeberg. Zij werd per rijtuig aan de school afgehaald en naar Gentbrugge gevoerd, waar haar ouders aan Merelbekestation in de Meilestraat 68 het kaarterscafé "In Bottelaere en Munte" openhielden. De deur was versierd en aan de geburen werd een aperitief met koekjes aangeboden. Een kennis, een jongen uit het St.-Gregoriusinstituut had een gelegenheidstoespraak gemaakt die in het café voorgelezen werd. De buren hadden bloemen gekocht en enkelen een cadeautje. Mevr. Coppens heeft niet verder mogen studeren en is ook niet mogen uit werken gaan ondanks het feit dat ze op een bureel kon beginnen. Ze is eigenlijk haar hele leven huisvrouw gebleven (fig. ). 6. Oscar De Coster was in 1933 primus in het 6de leerjaar van de Stedelijke Lagere School Wasstraat aan de Dendermondse Steenweg (Dampoort). "De prijsdeling van alle leerlingen van het 6de leerjaar ging door in de Koninklijke Opera te Gent. Daar werden we per school afgeroepen. We hebben daar een liedje gezongen en men speelde "den Brabançonne". Toen we buiten kwamen stonden er een hele rij "sjezen" in de Schouwburgstraat op hun primus te wachten. We zijn toen met schitterend weer - het was toen 9 juli - en veel bekijks tot op de Singemkouter te St.-Amandsberg gereden. Daar woonde ik. Vroeger had zoiets veel bekijks. Nu zouden ze al eens zeggen: "Wa veur nen onnozelîrre es dadde?!" Onderweg kreeg ik van mijn oom en tante "nen boekee" rozen op de Antwerpse Steenweg. 31


Thuis was de familie uitgenodigd, alle nonkels en tantes, neven en nichten. Mijn pa was coiffeur achter zijn uren en hij was vroeger uitgescheiden. Ik weet nog dat we zo'n typische maaltijd met soep, aardappelen met erwten en wortelen met roastbeef en taart na kregen. Sommige familieleden drongen steeds weer aan van : "Zing eens een liedje" of "Zeg nekeer iets op!" Maar ik wou dat niet. Ik had daar een hekel aan, zo in het publiek iets te doen. Er waren ook nog gelegenheidstelegrams en cadeaus en er waren er hele rare bij, zoals een rookservies (?!)Wat moest ik daar toen mee doen? De week voor de prijsdeling is er iemand bij mijn ma gekomen van de dekenij om te vragen : "Madam, wa zoet hij willen?" En ik herinner me nog dat ik een platte zakhorloge gekregen heb die ten andere niet te lang meegegaan heeft en nog op de foto staat die we in de week daarna laten maken hebben in de studio van I. Bouquet te St.-Amandsberg (fig. 5). Als je mij nu naar de algemene indruk van die dag vraagt zou ik zeggen : zeker niet de schoonste dag van mijn leven. Ik voelde mij heel bedeesd en onwennig, alhoewel toch een beetje fier, maar moeder, vader en grootmoeder waren nog veel fierder dan ik... Wat nu mijn latere loopbaan in een notedop betreft : tot 1936 studeerde ik verder in het Laurentinstituut in de Onderstraat, waar ik het 7de, 8e en 9de leerjaar doorliep. Ik ben dan uitgescheiden en heb avondschool gevolgd en onder Achilles Musschede Volkshogeschool doorlopen waar ik het diploma van nijverheidsboekhouder behaalde. Een beroep dat ik trouwens nooit uitoefende. Tijdens de oorlog volgde ik weeral avondcursus in de "English-Club" om Frans, Engels, Duits en wiskunde bij te werken. In 1942 kwam ik in dienst van het Rijksarbeidsambt, de voorloper van de Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening. In 1943 werd ik verplicht te werkgesteld in de Junkers Flugzeugfabriken in Koningsdal - Tranendal zeiden wij - een zijstraat van de Rooigemlaan. Daar moesten we 72 uur per week werken! Daar kreeg ik een opleiding als "draaier"-metaalbewerker. Dan verplichtte men mij naar Duitsland te gaan werken, maar ik ben ondergedoken. In september 1944, bij de bevrijding ben ik terug begonnen bij de toenmalige R.V.A., als klerk, om via interne examens op te klimmen van bemiddelaar en bureauchef, naar bestuurschef waar ik uiteindelijk een reizende functie kreeg als inspecteur bij de dienst Alternatieve Tewerkstellingscircuits, zoals B. T.K. (Beperkt Tijdelijk Kader), derde arbeidscircuits, enz... Ook heb ik nog lesgever geweest aan beginnende bemiddelaars. Mijn dienst bracht mij respectievelijk in Gent, St.-Niklaas, Deinze, Brugge en Brussel. Sinds 1976 ben ik op rust." 7. Mussche Georgette bezocht de stadsschool Carpentier op de Meulestedesteenweg te Gent, waar zij in 1934 primus was in het 6de leerjaar. De prijsuitreiking greep plaats in "den theater" te Gent en wij verlieten de32


Fig. 5. Primus Oscar de Coster, primus uit het 6de leerjaar van de Stedelijke Lagere School Wasstraat te Gent. 9 juli 1933. Foto Studio I. Bouquet St.-Amandsberg. Verzameling Eddy Levis.

Fig. 8. Mevr. Georgia De Munter, primus in 1934 in de lagere school van Melle - Vogelhoek. Reproductie : Fotoburo Bodenghien Verzameling Eddy Levis.

ze met een stapel boeken, doch zonder medaille. Dat gaf men toen niet meer. Wij zijn met de auto teruggereden naar Langerbrugge, naar het cafĂŠ-logement "Metropool", dat mijn ouders toen uitbaatten. Daar hebben wij met de naaste familie een etentje gegeven, want mijn ouders kookten voor de Duitse monteurs die machines plaatsten in de papierfabriek van Langerbrugge en de centrale van Langerbrugge, die toen bij ons logeerden. Buren waren er niet en er is ook in de buurt niets speciaals gedaan voor mij. Men wist wel dat ik primus was, maar door het feit dat men te Langerbrugge hevig katholiek was, had men voor een primus van de "Geuzenschool" natuurlijk niets gedaan. Hier geen muziek, geen guirlandes, geen toespraken, geen geschenken van de buren. Mijn ouders hadden mij wel een cadeau gekocht maar wat dat precies was weet ik niet meer". Tot zover mevrouw Mussche. Uit de "Orde der plechtigheid" blijkt dat de prijsuitreiking plaats had op zondag 8 juli 1934 "in den Koninklijken Fransehen Schouwburg te 10 uur voormiddag". Er werd geopend met het lied "Oogsttijd", Tussen het uitreiken der prijzen door zong men "Le Ramier" en men eindigde als naar gewoonte zeer patriottisch met het Belgisch Volkslied (fig. 6). 33


··- ..-

PRIJSUI'lREI 'teiOUtn'~

ia d.. IC.miûlijk... F.....,_ s.;'~aouw-.;:y

OROE DER PLECHTIGHEJI) ,

1. Ooptlijd. •v«Jin un (tt.r::n..ti:-1' \ ·~n

u n

-

aw~

l:M

Ml>!l' ll!i<!i#i);'

3.Le-.

"H 4-.l.litr-eilcmc der ~1

~

u~•

prijz~. l~

Lagere Jonge~holea..

S.

.-n de

~r.~:;~~-

Bcloi><h V.n..lied.

iJ

l'l<ugdpi,z""' , .. M b•i• JUSTIN VAN lll'FTE,

Ü

G!JtuleiJ«tr»:tL!db. 1b

Gtftfy

Y.. ~t:zrr:ttrt.:.r.::-;n"tn:tctc.:::u:;:u;;<===m=;::;:M

Fig. 6.

Een interessant sociaal gegeven dat nog tot ver in de vijftigerjaren zou doorwerken is de strenge scheiding als gevolg van de schoolstrijd die ikzelf nog aan den lijve ondervond. Als kind maakten wij geen onderscheid tussen vriendjes van de Stadsschool of van de Vrije School. Dat was iets wat ons toen ook niet bezig hield, maar katholieke ouders kwamen hun kinderen wel weghalen bij speelvriendjes van de Officiële School met de woorden : "Allez, noar huis gaal". Uiteindelijk werd Georgette Musscheverkoopster in de "SARMA" en nadien in de "NOPRI", twee gekende Gentse grootwarenhuizen. 8. Mevrouw Sirnone Père uit de Mimosastraat was van af het eerste tot en met het zesde leerjaar ononderbroken primus en werd om die reden in 1934 op 12jarige leeftijd in de stadsschool van "'t Begijnhof' (Begijnhofdries) gevierd. Dit was in wezen een jongensschool, waar toen Dhr. De Moor directeur was. In de tuin stonden enkele paviljoenen voor de meisjes. De Gravin Johannastraat heette toen nog Froebelstraat. "Ik weet dat men mij met een koets is komen afhalen aan "den Fransehen theater" waar de prijsuitreiking doorging. Toen we aan ons huis kwamen, werd ons nog in de koets onder applaus "nen dreupel" aangeboden. Ik weet niet wat 34


er in was, maar 't was toch lekker! De buren hadden de deur versierd met een "glorietje" (>Fr. : gloriette>gloire: roem) een soort prieeltje met latjes en groen dat als zegeboog dienst moest doen. De muziekvereniging "De Schotten" van uit een café op de Rijhavelaan kwam aan de deur "katoen geven". Dat hadden de buren natuurlijk geregeld. Aan het venster waren de gordijnen opzij geschoven en op een tafel binnen, stonden de cadeautjes : een gouden armband waarop "Simone" gegraveerd stond en een halssnoer met "breloque" (hangertje) en enkele boeketjes gemaakte bloemen. Ik heb slechts drie kleine fotootjes die een tante genomen heeft want als gewone werkmensen konden wij ons zelfs niet permiteren om bij de fotograaf te gaan." 9. René Rodriguez was eveneens in 1934 primus in het 6de leerjaar, maar dan in de parochieschool van het Heilig Kerst in de St.-Salvatorstraat. Deze school lag achter de gebouwen van Carels, naast de blinde muur. "Daar behaalde ik de zilveren medaille en de prijs van uitmuntendheid. Op school kreeg ik een ereboeket zoals de renners tegenwoordig en een woordenboek van Van Daele. Ik heb het nog altijd en daar staat in geschreven : "Geachte Heer Bestuurder, vanwege Désiré De Grauwe, voor den werkzaamsten leerling Uwer school. Gansch genegen, (gehandtekend)". Dat deed de heer De Grauwe elk jaar en dat boek was dan voor de primus. Mijn vader had een open koets besteld. Het was de zaterdag voor de Gentse feesten en wij reden dwars door de stad. Het was heel goed weer en de mensen onderweg bleven staan om te "plakken" (applaudisseren) en te roepen. 't Was precies of ik minister was. We reden langs de Sleepstraat, het Sluizeken, de Oudburg, de Kraanlei, het St.-Michielsplein, het Ingelandgat en de Zwarte Zusterstraat om zo bij farnilie in de Wellingstraat te belanden. Daar "klapten" we wat en kregen we een "glazeke met een koekske". Ik kreeg daar zo een sierinktpot met een marmeren blad. Dan zijn we terug naar huis gereden. De "clou" was dat de hele straat versierd was. Mijn pa was coiffeur in de Korte Schipgracht. Dat was een straat in de thans afgebroken wijk van "den Briel'' waar nu de nieuwe appartementen staan. Mijn vader had daar zo'n gek opschrift hangen : "Hier verjongt men" stond er op geschreven. Men had het hele straatje versierd met papieren vlaggetjes en omheen de deur was een "glorietje" gemaakt, zo'n soort portaaltje met timmerwerk, groen en slingers met daarop: "HULDE AAN ONZE PRIMUS". Toen het ding, dat in het smalle straatje nogal wat plaats innam, na enkele dagen nog niet afgebroken was, kwam de wijkagent bij mijn vader met de woorden : "Zeg, Alfons, ge meugt dat hier toch al beginnen afbreken, hij blijft toch gene primus, hein?!" Ik weet nog dat een meisje een gelegenheictstekst voorlas en de gebuurtenbond rond geweest was om mij een passersdoos te kopen. Mijn pa ging die dag met de mannen mee en mijn ma met de vrouwen van de gebuurte. Het was echt kermis tussen de kleine huisjes van "den Briel''. In die tijd hing de gebuurte nog echt aaneen. Later, als er een brief moest 35


geschreven worden, kwamen ze nog allemaal bij mij. Je zag toen nog genegenheid. Ik had nooit gedacht dat de mensen U zo graag zagen. Ik ben dan verder naar het St.-Jorisgesticht geweest (nu St.-Lievenscollege) tot het lOde leerjaar. Ik ben dan bediende geworden in het wisselkantoor Roosen, in de imposante herenwoning aan de Leie waar nu "Het Huis aan de Waterkant" is, in 't waterstraatje in de Lange Munt Daar verving ik iemand die gemobiliseerd was. Nadien kwam ik bij de Kamer van Koophandel op de Kalandeberg om mijn loopbaan te beëindigen in de Kredietbank op de Kouter".

10. Mevrouw Georgia De Munter was primus in 1934 in de lagere school van Melle Vogelhoek bij de zusters Franciscanessen. "Iedereen wist al op voorhand dat ik primus ging zijn. Mijn moeder had mij daarom al een wit zijden kleed gemaakt. Daar droeg ik dan witte kousen, witte handschoenen en "lacqué-schoenen" op. De prijsuitreiking op school zelf had weinig om het lijf. Moeder overste kwam met enkele zusters in de klas de prijzen uitdelen. We zaten toen in graadsklassen. Vooraleer echter aan deze ceremonie te beginnen, had zuster Joséphine mij buitengeroepen en gezegd: "Alle prijzen komen eigenlijk U toe maar dat kan niet zijn, dan hebben de andere kinderen niets. We gaan dat een beetje verdelen." Ik kreeg alleen de prijs van uitmuntendheid en een gouden kroon met lauwerbladeren en bloemen (fig. 7). Ik weet nog dat ik "Was en strijk" kreeg en een kookboek. Eigenlijk was ik wel een beetje kwaad. De andere kinderen kregen de boeken die eigenlijk voor mij bestemd waren, zoals o.a. de prijs voor Godsdienst en de Davidsfondsprijs. De mensen uit de buurt stonden mij voor de school met bloemen op te wachten. We zijn dan te voet naar huis gegaan, want de school was in dezelfde straat. Onze deur was met guirlandes versierd en ik kreeg er allerlei cadeaus aangeboden. Langs een omweg (mijn moeder) was men te weten gekomen wat ik zo allemaal zou gekregen hebben. Uiteindelijk werd het een paraplu, een handtas in slangevel, van mijn broer kreeg ik een fijn gouden ringetje en van een vriend een staande fotolijst. Aan huis werd ook de brief van de gebuurte voorgelezen door Matbilde Bertin, de moeder van de latere senator Diegenant (fig. 9). Er was geen feest en geen etentje. Voor de rest was dat een dag zoals de andere. Mijn vader zei altijd : "Als ge goed leert, dat es maar 't spel". Ik ging dan verder naar de Tweebrugstraat naar de O.L.V. beroepsschool. Daar volgde ik snit en naad op verzoek van mijn ouders en mocht ik onmiddellijk in het tweede jaar beginnen, omdat ik primus geweest was. Door de crisisperiode 1936-'38 moest ik noodgedwongen een job zoeken. Zo kwam het dat ik op 16-jarige leeftijd in dienst ging als "femme de chambre" (kamermeisje) bij de farnilie dePleis in een mooi herenhuis in het Ingelandgat nr. 4. (Het kwam onlangs in het nieuws doordat dieven in het leegstaande pand allerlei decoratieve elementen gestolen hadden) Daarna verhuisden ze naar het 36


Fig. 7. Eremedaille van de Lagere katholieke school van Melle Vogelhoek (zusters Franciscanessen) toegekend aan primus Georgia De Munter in 1934. De koperen medaille heeft een lil van 4 cm en draagt recto een gestrikte lauwerkrans met de naam van de primus. Verso de vermelding: "MELLE Vogelhoek 1934". Er is geen ontwerper vermeld. De medaille hangt aan een rood 3,5 cm breed lint. Foto: Fotoburo Bodenghien. Verzameling Eddy Levis.

"Puttenhof" te St.-Denijs-Westrem waar nu nog altijd het "Park Pleis" is. Daar was alles in het Frans te doen en het was voor mij een goede leerschool. Daar heb ik gewerkt tot 1939. Toen de laatste mobilisatie begon, moest mijn vader als "oude krimper" - zo noemde men de oudste gemobiliseerde militairen - weer onder de wapens en was er geen kostwinner meer. Via een aankondiging in de krant ging ik mij aanbieden in het kasteel van Zwijnaarde bij de Della Failles. Thuis wou moeder daar niets van weten. "Niets van!" was haar reactie "Daar wordt ge maar misbruikt. " Ik ben dan toch gegaan. Eerst een maand op proef en ik mocht beginnen als eerste "femme de chambre". Daar waren zes kinderen, waarvan de oudsten studeerden. Ik studeerde met hen mee en maakte dezelfde huiswerken en oefeningen als zij . De baron was daar ook burgemeester. Tijdens de oorlog ging al zijn personeel door de Duitsers opgeĂŤist worden om naar Duitsland te gaan werken. Toen ik dat thuis al schreiend kwam vertellen, zei mijn vader al lachend : "'t Beste dat ge kunt doen is aan den tram gaan". En ik ben er me effectief gaan aanbieden met een voorspraak van de barones, en ik ben met een ingangsexamen geslaagd als ontvangster op de tram. Vader was kwaad, want hij had niet gedacht dat ik dat zou gedaan hebben. Ik ben dus drie jaar trambe37


f_ k 4 ....__

.,J

-i fo.

'i-?-~ .<...t..

4-~-~....:.~--k-~--­

./..t4

«-4/-'- .,..._._

~ .& -

~ ...... -

.&. -

~"?

~ --"r- .4. .&.... ....,~ ~

Lt- ~~ J k. ~

.-r.rt

i'..--~ 7-:r-...-..r. "i-~ .w hé ~-L

.....&.v

..t,. ~~ ..&...

?_.,~/'.i-- . ..&. J - ~ ...t.J-

h.:..

i~~-".."..

ft

.6-/,.d kJ& .,;,

~

kt...- • -

-' ~--.,..,(

---- -

...d

r:-- --c ..... '7

....t.-

....JJ4.. ..L< " - .

~-....&

-r ~""~"'···

r - - - . 1'~. .. <i- ü - ... -,.,r- ....

-4- -

/7 _rJ -

-

--;-7'· • .d..u

..,.. .. ..f--'--'7'--7""# - - - ~--"'""' .....,.ff _,....... 4..

.,.u~

;AU*.~- ~.ur ~."~

.tr-r .t...L?"~· ·~.d--~~~ 4

a-

"'-'~ ~"--'"?1-- ............ .-!< ........ _

-·-1--

... ...;.. "'7 - wJ.;..<. :.; - ; - . . k - - -j' 1L 44 h·'"· ~ ....-... ~~:.. ·- .;..._ -4-.&__,;_

...d-

.........,~-..u~,.~--/-4

~; ....._...-.. ~ ~~ ~ ""-t'

!1

_

·--r ·-'7- <'- -"-"";""" "7 ·~ r.x~k-

.:.... <!,r-

44 /-'!-"-

.:c-? -

~.a;.r-~-' ~

- - ..;..,.. - --- ,,.

..... ._-- ·11'"""1"'"'"7~/'-..

.. 4 - ";-· &~-

Fig. 9. Gelegenheidstelest v.d. gebuurte voor Georgia De Munter (Verz. E. Levis).

diende geweest (fig. 10). De zusters hadden mijn vader en mij ondertussen ook al eens ontboden om het volgende voorstel te doen: "Wij betalen de 4 jaar opleiding van Uw dochter als onderwijzeres, op voorwaarde dat ze na die vier jaar novice wordt, anders moeten de kosten terugbetaald worden ... " Mijn vader noch ik hebben dit aanvaard. Hij zei : "Ik verkoop mijn dochter niet." Van af haar huwelijk staat zij in de politiek, waarin zij reeds geruime tijd aan de basis werk verrichtte, bekend als Georgia Turf-De Munter. In 1965 zetelt ze voor de C.V.P. in het O.C.M.W. te Melle. In 1976 vervoegt ze de gemeenteraad. In 1973 overlijdt Minister van Staat Theo Lefèvre, waarna ze de eed aflegt als 6e vrouwelijke senator. Ze was ook commissielid voor Buitenlandse Zaken en Handel, Ontwikkelingssamenwerking en Landsverdediging. Ze volgde ook onderwijs en wetenschapsbeleid. Verder was ze nog betrokken bij de Bijzondere Commissie voor Parlementair Onderzoek i.v.m. de ordehandhaving en de privé-milities. In de Vlaamse Raad was ze lid van de Commissie Buitenlands Beleid, Taalbescherming en Taalbeheersing. Nu is Mevr. Georgia Turf-De Munter op rust en gaat ze als Ere-Senator door het leven. Aan het begin van haar politieke carrière zei men : "Ze is begonnen 38


Fig. 10. De latere C.V.P.-senator Georgia Turf-De Munter als Gentse trambediende. Op de achterzijde van de foto staat : "Oorlogssouvenir januari 1944" (Familiearchief De Munter. Reproductie: Fotoburo Bodenghien. Verzameling Eddy Levis).

als "femme de chambre" en ik zie ze nog te eindigen als "femme de chambre". Het is nog zo uitgevallen ook. 11. Wie ook primus geweest is, is de ons waarschijnlijk allemaal bekende archivaris van de bibliotheek van het Koninklijk Verbond van Oostvlaamse Volkskundigen in hetMuseum voor Volkskunde op de Kraanlei te Gent, Frans Van Bost. Op eigen verzoek ben ik hem zelf weest interviewen op zijn vertrouwd terrein : 't Museetje. - "Waar ben jij naar school geweest, Frans?" - "In St.-Stefanus, dat is juist naast de St.-Stefanuskerk, de Augustijnenkerk Je hebt daar zo'n grote poort- die school bestaat nu niet meer- waar St.-Stefanus boven staat." - "In welk jaar was dat?" - "In 1936" - "En op school zelf, wat is er daar van plechtigheid geweest? Hoe is het daar heel precies aan toegegaan?" - "Ik weet dat 14 dagen voor de prijsuitreiking de bestuurder van de school bij 39


mijn moeder thuis kwam, om te verwittigen dat ik de eerste was, en dat was dan om de nodige schikkingen te treffen met de gebuurte enz ... Dus ik wist all4 dagen op voorhand dat ik primus was. En op school is dat dan gewoon een prijsuitreiking geworden, maar 'k heb wel een zilveren medaille gekregen met mijn naam en "Schooljaar 1935-36" ingegrift. - "En op welke manier is U dat overhandigd?" - "Gewoon bij de afroeping ben ik naar voor moeten gaan, en op de eerste rij natuurlijk, 't was een katholieke school- zat daar een afgevaardigde van het bisdom en ge kent dat allemaal zo. Ik weet niet of het de mevrouw zelf was die de medaille betaald had die ze rond mijn nek gehangen heeft of iemand anders. Ze vroegen dat aan iemand van het steuncomiteit. Het kon ook de vertegenwoordiger van de bisschop geweest zijn, zo nauwkeurig weet ik het niet meer." - "Heb je niets van liedjes, stukjes, toneeltjes of iets dergelijks moeten opvoeren?" - "Ik heb zelf tijdens die prijsuitreiking het stuk moeten opvoeren van "De soldaat van Napoleon", "De pijp": Dag oudje, smaakt het pijpje goed?" en dat het dan een pijp is van deze zijn vader die hij gekregen heeft. Zijn vader, die hij gered heeft op het slagveld van Waterloo. Ik heb het onlangs nog eens gehoord van "De pijp", op de radio, dat iemand zijn herinneringen ophaalde en zei: "Ik heb dat gespeeld of moeten voordragen." Eigenlijk was het een tweespraak." -"Als de prijsdeling op school voorbij was, wat heb je dan gedaan?" -"We zijn dan met een open koets door de gebuurte van "den Briel" (Groenen Briel) gereden. Ik woonde op het St.-Vincentiusplein. Men heeft mij dan rond gereden, eerst naar mijn huis, daar kreeg ik dan bloemen, dan kreeg ik het geschenk van de gebuurte - dat was een lederen boekentas - omdat ik nog verder ging leren, en daar heeft dan de ene of andere van de gebuurte een speech afgestoken, ge kent dat allemaal, zo van : "Steekt hem omhuuge en loat hem valle" en dan hebben ze zo rond de gebuurte gereden en in vier of vijf van die cafeetjes hebben ze gestopt "om het stof te blussen". -"En de buurt, was die versierd, hadden ze daar iets speciaal gedaan?" - "Wel, mijn vader zat daar ook zo'n beetje in 't comiteit, en die had op het bureau gezeten van Mazda in de Vlaanderenstraat, en die had er voor gezorgd dat wij de eerste gebuurte waren die "a la giomo" verlicht was, "mee lampkes". Wij zijn feitelijk de eerste gebuurte geweestdie dat gedaan hebben. Mijn vader, door zijn werk, kon gemakkelijke voorwaarden krijgen en zij hebben dat dan gelanceerd. Dat waren lampjes van vroeger op de gebuurtefeesten, maar op die dag hebben ze ook zo eens die lampjes uitgehangen. Mijn vader was op het moment van mijn primusviering al dood, maar ze hadden die lampjes nog. Ik zeg niet dat ze de hele gebuurte volgehangen hebben, maar daar op de Briel hebben ze er een paar gehangen. Er waren er ook een paar die hun vlag uitgestoken hadden zoals op de gebuurtefeesten." - "Hebben ze geen muziek gespeeld?"

40


- "Dat niet, nee, op café wel. Dat ze daar de orgel doen draaien hebben. Er waren verschillende cafés met een "piano électrique". - "En Uw huis zelf, w;:ts dat versierd; heb je zo een soort uitstalling gedaan van Uw cadeaus die ge gekregen hebt?" - "Dat kan ik me niet herinneren. Ik weet niet of mijn moeder dat voor de venster gesteld heeft. Ik heb wel een paar bloemstruiken gekregen. Dat is wel mogelijk, want dat gebeurde altijd; die venster een beetje vrij maken en die "ransel" zal daar wel gestaan hebben, met de een of andere bloemenruiker." - "Herinner je je niet zo een of ander "fait divers", zo'n aardigheidje waarvan je zegt : verdorie, dat was nu eens iets speciaal?" - "Het enige wat ik me herinner is dat ik ook eens aan een glas bier mogen drinken heb, anders niet. Ge kent dat hein, ge komt bij de grote mensen, de school is gedaan!" -"Was er een etentje?" - "Neen, dat was er niet bij. Mijn moeder was weduwe met drie kinderen en zij kon niet met ons op restaurant gaan eten. Er was ook thuis geen koffie met koekjes of zowat." - "Wat ik ook aan iedereen gevraagd heb is : als primus- de goede leerling- wat is er dan verder van U geworden? Waar zijt ge uiteindelijk beland, welk beroep heb je uitgeoefend?" - "Gewoon arbeider." - "Heb je dan niet verder gestudeerd?" - "Ja, twee keer in de Holstraat. De eerste keer kreeg ik de "kiekhoest" en de school was onderbroken en de tweede keer was het een breuk geloof ik, maar toch weer 'teen of't ander, zodat ik mijnjaar nietkunnen uitdoen heb. Daarom ben ik maar gewoon gaan werken als lezer in de kartonkapperij, waar ze kartons maakten voor weefgetouwen met die gaatjes in. Daar heb ik vijf maanden gewerkt.( ...) Dat was op de Martelaarslaan, bij Woedstadten Schietse. Toen er sprake was van stempelen was mijn moeder al onmiddellijk naar de blinkfabriek van Rinskopfin de Ham. Ik mocht daar direct beginnen. Ik heb daar toch zeker een achttal maanden gewerkt. Daar was dan ook weer sprake van stempelen. Ja, '38-'39,juist voor de oorlog, toen was er ook veel werkloosheid. Maar mijn moeder had weer ander werk voor mij gevonden, in de brouwerij van "Vooruit" in de Dahliastraat, waar nu die garages zijn. Ik heb geen dag zonder werk gezeten! (...) Tot midden de oorlog ben ik daar gebleven. Toen er ook daar problemen begonnen te komen (men had toen te kort aan suiker in de brouwerij), en mijn "nonkel" begon toen in Oostende te werken. "Ge kunt daar goed Uwen boterham verdienen en ge krijgt daar goed te eten bij de Duitsers" zei hij, en daarom ben ik dan met hem meegetrokken als 16-17 jarige. Na de oorlog was ik bij Carels begonnen en werd ik hulpportier en hulpfreser. De werkbeurs stuurde mij daarna naar de "Puntfabriek". Daar heb ik het slecht gehad. Dat zwaar werk van die draden aan mijn handen, die pakken ijzerdraad 41


samenbinden. Daar heb ik mij opgewerkt tot matrijzenmaker. Dat moet zo al omtrent het jaar '70 geweest zijn. (... ) Ik heb dan nog geprobeerd om avondschool te volgen maar het eerste jaar had ik mijn scheenbeen gesplet en de tweede keer deed men mij in ploegen werken. Door met tetra-chloor te werken kreeg ik "plekken" op mijn maag, maar voor al dat groot geld- dat was goed voor mijn collectie, al dat groot geld - ging ik mijn gezondheid niet doen fnuiken. Ik heb dan meegedaan voor het examen van nachtwaker aan de universiteit en ik was er door. Ik heb gewerkt op het terrein van "De Sterre", al die blokken daar. -"En daar hebt ge Uw "fin de carrière" gehaald, en nu zijt g'op rust?" -"Op rust?! (lacht) 'k Heb nog nooit zoveel werk gehad als nu!" - "Juist, nu doet U het werk waarvan we U allemaal kennen. Dank U wel voor het interview."

EEN STAARTJE

Gezien de reusachtige respons op onze vraag naar primusgetuigenissen, komt er nog een staartje aan dit derde deel, dat oorspronkelijk al als sluitsuk bedoeld was. In het volgende nummer dus nog meer verhalen, maar dan in hoofdzaak van na 1936. EddyLEVIS

ROOIGEM EN DE BRUGSEPOORT TE GENT (Vervolg en slot)

DE SCHOLEN Met de groei van de economische bedrijvigheid nam de arbeidersbevolking op de Brugsepoortwijk steeds maar toe. Omstreeks 1850 waren er ca. 8000 inwoners. In 1856 verzochten dezen het gemeentebestuur om een bewaarschool op te richten in de wijk. (48) De dichtstbijgelegen inrichting was toen immers de Conduitsteeg in de Veldstraat! Tussen de Reinaertstraat en de kerk kwam er, op de Bevrijdingslaan een stedelijke bewaar- en later een meisjesschool, lagere graad. Drie jaar later werd er een lagere jongensschool aan toegevoegd. In 1865 kocht 42


het stadsbestuur grond om beide inrichtingen te vergroten. Vanaf 1830 werd het officieel onderwijs in België heftig aangevochten door de vrije scholen. Op de Brugsepoort was dat ook duidelijk. In 1860 bouwden de Broeders Vineenlianen een jongensschool tussen de Batterij- en de Beukelaarstraat en twee jaar nadien richtten de Broeders van Liefde op een groot terrein aan de pas aangelegde Geitstraat, het Instituut voor Gehoor- en Spraakgestoorde Jongens op. (49) Op 22 oktober 1864 werd een zondagschool geopend in de stadsjongensschool op de Bevrijdingslaan. Op verzoek van het stadsbestuur moedigde de directie van de "grote Lys" de jonge arbeiders aan om het officieel adultenonderwijs te volgen. Behaalde men een goed resultaat, dan ontving men een spaarboekje met bedragen die varieerden tussen de tien en dertig frank. Later werden zelfs treinreizen naar Brussel en Luik georganiseerd wat voor de arbeiderskinderen wel een openbaring zal zijn geweest. In de zeventiger jaren brak de eerste eigenlijke schoolstrijd los in verband met de laïcisering van het lager onderwijs. In diezelfde periode hadden zich verschillende belangrijke textielfabrieken langs de Groendreef gevestigd. Noodgedwongen volgden honderden arbeidersgezinnen zodat er ook dààr nieuwe scholen moesten geopend worden. In de toen recent aangelegde Kiekenstraat (nu Goudvinken-) betrokken de zgn. "grijze zusters" (Zusters van Vincentins à Paulo) een nieuw klooster. Daarin installeerden ze meteen een meisjes-, kleuter- en zondagschooL Daarna kwam er in 1882 een kosteloze, stedelijke bewaarschool op de Groendreef, met een uitgang in de Olijfstraat Een jaar later waren deze gebouwen met klassen voor lager onderwijs aangevuld. Vlug te klein voor de snelle bevolkingsaangroei werd deze school reeds in 1886 aangepast. In 1891 werd een stedelijke jongsschool in de Geitstraat opgericht (foto 45) die doorliep tot op de Drongensesteenweg. Met het doel de hygiëne bij de kinderen te bevorderen, werden er stortbaden geïnstalleerd. Het Comité der Christelijke Scholen bleef niet bij de pakken zitten. De "grijze zusters" openden in 1892, in de Weverstraat, achter de kerk, een bijschool van de Goudvinkenstraat Daarnaast kwam er een bewaarschool die uitkwam in de Aambeeldstraat. Vier jaar nadien werd de "Broederschool" op de Groendreef vernieuwd en werd er in de Vossestraat een andere jongensschool geopend. (foto 46) In 1899 richtte het stadsbestuur, op de terreinen van de recente Acaciastraat, een jongensschool (foto 47) en vier jaar later een meisjesschool op. Ook deze inrichtingen werden van stortbaden voorzien. Op de Drongensesteenweg (foto 48) en op de Bevrijdingslaan werden, in 1908 nieuwe meisjesscholen met kleutertuin geopend en in de Geitstraat konden de jongens en mannen voortaan 's avonds adulteniessen volgen. Zulks gebeurde ook in de Acaciastraat waar ze voorbereid werden, hetzij voor avondleer43


Foto 45. Stedelijke Jongensschool Geitstraat Foto 46. Vrije Jongensschool in de Reinaertstraat (Verz. Fr. Van Bost, Gent).

Foto 48. Binnenzicht Stedelijke Meisjesschool Drongensesteenweg ca. 1920 (Verz. Fr. Van Bost, Gent).

44


gangen aan de Nijverheidsschool aan de Lindelei, hetzij voor de Kunstacademie. Op hun beurt konden de meisjes 's zondags les volgen in de stadsschool op de Groendreef. Rechtover de Kastanjestraat werd in 1910 in de Vossestraat, een katholieke meisjesschool geopend en twee jaar nadien kwam er een parochieschooltje voor kleuters in de Boomstraat (nu Biezenstuk) bij. De stadsschool van de Palmboomstraat (nu Slinke Molen -) die eigenlijk reeds drie jaar in een houten paviljoen bestond, werd in 1912 officieel in gebruik genomen. (foto 49) Na de Eerste Wereldoorlog breidde de bevolking zich in de Peer- en Boomstraat sterk uit. In 1924 kwam er een katholieke kleuterschool tussen voornoemde straten. In 1931 werden twee jaren lagere school aan toegevoegd. Nà de Tweede Wereldoorlog kwam er van elk net een lagere school bij op het eiland Malem, een katholieke in 1953, een officiële in 1955. Twee jaar nadien werd er nog een vrije kindertuin in de tuinwijk Maesdal-Rymdam gebouwd en in dezelfde periode vestigde zich een afdeling der Stedelijke Paramedische School zich in de vrijgekomen gebouwen van de Geitstraat-Drongensesteenweg.

DE ONTSPANNING

1. De guinguettes, afspanningen en estaiDinets Nog tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw kwam men aan het eind van de Phoenixstraat in open veld terecht waarin hovingen, boerderijen, weiden en meersen waren en waar men guinguettes aantrof. Dat waren boerenherbergen en afspanningen waar de burgerij tijdens de zomerse dagen heentrok om er een hapje te eten terwijl de kinderen zich op primitief ineengestoken paardemolentjes en schommels amuseerden. 's Zomers zaten de gasten in prieeltjes buiten. Kwam er dan eens een muzikant voorbij dan werd er gedanst voor zover er daarvoor ruimte was. Een der meest gekende afspanningen was "Den Hulsteboom" aan de huidige Bevrijdingslaan. Deze herberg, aan een oude bareel gelegen, was van ouds bekend omdat de diligences, vrachtwagens en koetsen daar halt hielden om tol te betalen. Van verre herkenbaar aan drie hutstebomen vóór de afspanning (foto 50) was deze zaak bij de stedelingen bekend om zijn uitstekend boerenbrood met hesp. Andere, zeer populaire guinguettes op Rooigem waren deze dicht bij de Leie gelegen, onder meer "Het Motje" bij de latere Rooigemlaan, en "De Zwaan" in de Nettestraat (nu Nekkersput-). De wandelaars gingen er steevast naartoe voor de culinaire specialiteiten, de waterzooi, de paling en de gebakken blieken die in grote hoeveelheden door de hongerige cliënten werden verorberd. Reeds in 45


Foto 47. Stedelijke Jongensschool Acaciastraat

Foto 49. Stedelijke Jongensschool Slinkemolenstraat.

46


1838 voorzag de eigenaar van 't Motje zijn instelling van een afgebakende zwemkom in de Leie! Tot wanneer deze exclusiviteit bleef bestaan, konden we niet achterhalen. Andere guinguettes waren o.m. de "Allée Verte" op de Groendreef en aan de overkant van de vaart, de "Champs Elysées". In 1847 werd achteraan deze guinguette een danszaal met galerij gebouwd, verlicht met gasbekken. (Het was deze zaal die tussen 1851 en 1866 tot kapel voor de Brugsepoortwijk diende.) Zeer bekend waren eveneens de guinguettes "De Bargie van Brugge" en "Den Hert" (allebei in de Phoenixstraat) en "De Kroon" (aan de Kroonstraat gelegen?) Ook de gewone herbergen of estaminets blijken talrijk geweest te zijn, maar dan voornamelijk nà de eerste helft van de negentiende eeuw. Gezien de bijzonder hoge arbeidersbevolking noteerde men ca. 1900 in de Rooigemstraat (nu gesplitst in Ketting- en Ooievaar-) een twintigtal cafés! 2. Poppenspel Tijdens de negentiende, begin twintigste eeuw floreerde 's winters, zowel voor volwassen arbeiders als voor kinderen, het poppenspel, dicht verweven met de sociaal-economische toestand van de arbeidende bevolking. Deze "spellekens" werden door arbeiders of hun vrouw uitgebaat die daarin een kleine bijverdienste zagen. De bekendste op de Brugsepoort waren deze van Jean-Baptist Van den Bossche in de Haspelstraat, van Pol Blek in de Rooigemstraat, van Bruynooghe op de Groendreef, van Mie Talluure in de Hulstboomstraat, van "'t Papieren Manneken" in de IJzerstraat (nu Hekelaars-) en van Koletje Patat in het Leiekaaibeluikje. (50) 3. Uspret en roeisport Rooigem bleef, tot het eind van de dertiger jaren bekend in verband met het schaatsen of schaverdijnen, het sleeën, kortom de ijspret op de Drongensemeersen, tussen het Brughuizeken en Mariakerke. Elk jaar, tussen 1 november en 1 maart werd de Rooigemse molen stilgelegd, zodat het water de meersen kon bedekken. Bij sterk en langdurig vriesweer lagen die dan spiegelglad en vele honderden ijssportliefhebbers kwamen erheen. Tijdens de harde winter van 1895 was er op de ijsvelden op de Drongensemeersen een snelheidswedstrijd ingericht tussen fietsers en sleden door paarden getrokken. (51) Midden een echte kermissfeer konden zowel de sportieven als de kijkers hun hartje ophalen (foto 51). Er stonden trouwens verschillende kramen waaraan drank en voedsel werd verkocht. Daartussen, her en der geplaatst, enkele bankjes waarop men de schaatsen kon aan- of afdoen of waarop men gewoon een poosje op adem kwam. 47


\~s~路~~~nq.~'\):_cm\)\\\~\ea,'"'llm...------------.....:;==:~.=:.:;=::r

Foto 50. Afspanning "Den Hulstenboom" op de Bevrijdingslaan (vroeger Brugsesteenweg), door Arm. Heins (eind 19e eeuw) (S.A.G. Copyright).

Foto 51. IJspret op de Drongensemeersen ca. 1900 (Verzam. Fr. Van Bost, Gent).

Foto 52. Het "Kasteeltje van Vooruit" bij de Groendreef (Copyright A.M.S.A.B., Gent).

48


In 1922 werd de vreugde reeds enigszins getemperd tOen een spoordijk doorheen de Boergoyen werd getrokken. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bestond het jaarlijks schaatsfestijn niet meer. Tijdens de negentiende eeuw werd de roeisport uitsluitend door de jeugd uit de begoede klasse beoefend. De "Club Nautique", de eerste Gentse roeimaatschappij, werd in 1871 opgericht. Ze had in 't begin haar lokaal in "De Zwaan" op de Noordkaai. In 1906, 1907 en 1909 won deze club, samen met de "Sport Nautique" de gegeerde "Grand Challenge Cup" tijdens de Royal Henley Regatta. De "Régattes Gantoises", gesticht ca. 1885 had haar lokaal op de Elyzeese Velden.

4. Maatschappijen, werkmanskringen en een volkshuis In 1820 werd de "Gentse Gilde der kruisboogschutters van Sint-Rochus" gesticht. Hun lokaal bevond zich lange tijd in de herberg "L'Union" in de Phoenixstraat. Later traden ze geregeld op tijdens de Gentse Feesten. Omstreeks 1880 werd in de Boomstraat 33 de schuttersmaatschappij "De Ware Vrienden" opgericht. De 1e juli 1867 werd de fanfare "De Vrijheid" gesticht. De vergaderingen en repetities gingen door in "De Oude Kroon" op de Zuidkaai. Eveneens op Rooigem werd ca. 1870 de koormaatschappij "De Vlaamse Liedertafel" opgericht evenals de "Symphonie Gantoise". De eersten hadden hun lokaal op de Groendreef, de anderen in de Phoenixstraat en tien jaar later stichtten enkele muzikanten "De Trompettersgalm" op de Leiekaai. Prof. dr. François Laurent richtte in 1868 het werkersgenootschap voor meisjes op, de "Vreugd in Deugd'', waarmee hij zijn bijzondere belangstelling bewees inzake de verstandelijke vorming der arbeiders. Dat was de eerste Laurentkring te Gent De voorzitster was Mevrouw Van Hauwaert, directrice der adulternessen aan de stedelijke meisjesschool op de Brugsesteenweg (nu Bevrijdingslaan). De vergaderingen grepen plaats de zondagnamiddag en de maandagavond. De leden waren uitsluitend meisjes uit die adultenleergangen. "Vreugd in Deugd" kreeg een nationale faam door haar zangafdeling onder de leiding van Mevrouw Miry. Deze organiseerde ook concerten en toneel en later werd er ook aan lichamelijke opvoeding gedaan. (52) Ca. 1870 stichtte de Progressieve Liberale Kring een jongerenorganisatie "De Jonge Wacht" op de Brugsepoort In 1880 volgde de oprichting van de Laurentkring voor mannen '"t Geluk in 't Werk", gevestigd in de Rooigemstraat (nu Ooievaar-). Ook dit werd een koormaatschappij maar men deed later ook aan turnen en aan toneel. De nodige financiële steun kwam oorspronkelijk uitsluitend van Laurent zelf, later ook van de leden. Langs katholieke zijde streefde men ernaar zoveel mogelijk jongens bijeen te 49


krijgen in hun patronages en 't werkvolk in de werkmanskringen. In de scholen op de Groendreef en in de V ossestraat waren deze gevestigd voor de jongens en de mannen. De meisjes kregen hun lokaal in de Kiekenstraat en de Elyzeese Velden. Op de Zuidkaai, in het lokaal "De Oude Kroon", werd in 1881 de toneelmaatschappij "Onze Moedertaal vooruit!" opgericht. Hun kenspreuk was "Vlaanderen den Leeuw", hetgeen naar Hendrik Conscience verwijst Daarnaast bestond, sinds 1 mei 1871 de "Gymnastische Volksmaatschappij". Ze hield haar vergaderingen en oefenstonden in hetestaminet "Den Hert" in de Phoenixstraat en droeg als kenspreuk "Werken is nooit verloren". In tegenstelling met de andere Gentse turnmaatschappijen, die enkel te betreden waren door de burgerij, werden hier kosteloos volksleergangen in gymnastiek gegeven aan arbeiders tussen de 16 en de 30 jaar. Wel moest men van onberispelijk gedrag zijn. Circa 1894 hadden de socialisten Gent in tweeëntwintig afdelingen gesplitst. Daartoe behoorde ook de Brugsepoort. Het duurde echter tot september 1911 vooraleer het wijklokaal der "Verbroedering" in de Meibloemstraat werd ingehuldigd. (53) Omstreeks 1935 werd dit ook de wijkclub "Jozef de Graeve" genoemd naar de vooraanstaande partijgenoot die heel wat voor deze club had gepresteerd. Tussen de twee wereldoorlogen in beschikte dat volkshuis over een groot café, een toneel- en feestzaal, een bioscoop, een muziekafdeling, een turnkring en de jongerenafdeling der "Rode Valken". In 1912 kocht de socialistische coöperatieve Vooruit de "Filature du Nord" aan de Groendreef. Op het terrein van het kasteel dat daarnaast gelegen was, richtte men toen tijdelijk een zomertuin in voor de leden. (54) Dat bestond uit een tuin met heel wat prieeltjes waar de arbeiders met hun gezin 's zondags bijeen konden komen. Dat initiatief kende echter weinig succes en ook deze tuin werd na korte tijd opgedoekt (foto 52) Tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bestonden overigens op de Brugsepoort nog andere verenigingen. Naast de zangmaatschappijen "Vreugde en Vrede" en de "Kunstvrienden" op de Drongensesteenweg en gesticht ca. 1890 kende men een paar wielrijdersbonden "De Roelandszonen" op de Brugsesteenweg en de "Rooigemse Wielrijders" op de Rooigemlaan, beide in 't begin van de 20e eeuw opgericht. In die periode werd de fiets hèt vervoermiddel bij uitnemendheid van de arbeiders. Mede door de internationale toestand verwaterde het verenigingsleven aan het einde van de dertiger jaren. Na de Tweede Wereldoorlog bleven enkel hier en daar enige lichte sporen over.

50


5. Wijkbioscopen en een zwembad Tijdens het interbellum (1920-'40) bloeiden er heel wat wijkbioscopen op het Gentse grondgebied. De cinema maakte overal furore en op de Brugsepoort kende men ook enkele goed beklante zalen. Op de Drongensesteenweg bestond de "Cinéma Moderne" die tot ca. 1930 "stomme" films vertoonde en later op "sprekende" en "muzikale" overschakelde. Vanaf 1939 werd dit de "Ciné Luxor". De "Ciné Ganda" was op de Bevrijdingslaan gevestigd. Daar veranderde men om de haverklap van eigenaar en van naam. Tenslotte was er nog de "Alhambra" in de Peterseliestraat (nu Fontaineplein). In 1938 kreeg deze de naam "Novy". Na de laatste wereldoorlog zijn deze wijkcinema's verdwenen; tegen de T.V. was geen kruid gewassen. Omstreeks 1962 werd nog een ontspanningsmogelijkheid geschapen door de opening van het "Zwembad van Rooigem" (bij de Rooigemlaan). Een belangrijke leemte op hygiënisch en sportief gebied was daarmee voor de jeugd gevuld. Nu zijn de horizonten verlegd, de toeristische middelen vermeerderd, de reislust aangescherpt. De ontspanning zoekt men dus elders, doch men keert steeds graag terug naar de plek waar men geboren of getogen is. Voor mij is dat de Brugsepoort! LodeHOSTE

NOTEN 48. 49. 50. 51.

Steels, M., Geschiedenis van het Stedelijk Onderwijs (van Gent}, 1978, p. 104. Vandenbroucke, (E.H.)J., op. cit, s.p. Hoste, L., Gent Poppenspelstad, 1979, p. 20-21. Een tweetalige tekstaffiche van 1895, gedrukt bij Em. Adriaensens op de Korenmarl<:t, Gent, herinnert aan deze wedstrijd. . 52. Laurent, F., Les sociétés ouvrières à Gand, Gand, 1883. 53. Avanti (Roelandts, 0.), Een terugblik, Gent, 1935, 11, p. 171 en p. 364. (Een eerste socialistische wijkclub op Rooigem werd omstreeks 1887 in "'t Groen Deurke" (onbekende localisatie) gesticht In 1889 vond men deze club terug in de Tulpstraat, in 1896 in de Kastanjestraat De "Verbroedering" ontstond in 1902 in de Geitstraat, lokaal "De Waardin".) 54. Avanti, op. cit, p. 320-321.

BffiLIOGRAFIE - Andelhof, E., Oostvlaamse Zanten, Bijdrage tot de geschiedenis van de Volksmaatschappijen. De papieren standaard van de "Vereenigde Kappers" 1901, Gent, 1928. - Andelhof, E., Oostvlaamse Zanten, Een onbekende Keizer Karel - legende. Het Brughuizeken te Drongen (sic), Gent, 1935. - Avanti, (Roelandts 0.), Een Terugblik, Gent, 1935, 11.

51


- Balthazar, H., Onderzoek naar de Gentse beluiken, W.I.A.R.U.G., Gent, 1978 (gestencild). - Bauters, P., Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen, Gent, 1985. - Boerjan, G., Heemkundige Kring Marka, Beluiken van de Brugse Poort, Gent, 1981 (zie: tekeningen). - Brebels, J., Verleden van huize Sint-Jan de Deo te Gent, Gent, 1974. - Capiteyn, A. e.a., Catalogus. Gentse torens achter rook van schoorstenen. Gent in de periode 1860-1895, Gent, 1983. - Decavele, J. en De Herdt, R., Gent op de wateren en naar zee, Antwerpen, 1976. - Decavele, J., Toerisme in Oost-Vlaanderen, Rooigem, Gent, 1977, I. - Decavele, J ., Brochure van de Kredietbank, Het Toreken op de Vrijdagmarkt te Gent, Gent, 1986. - De Grauwe, J., Histoire de Ia Chartreuse du Val-Royal à Gand, Salzburg, 1974. - Denewet, L., Molenecho's, Geschiedenis, techniek en terminologie van de poldermolens in Belgi~. De Hoosmolen, een merkwaardig poldermolen in de Bourgoyenmeersen te Drongen (sic), 1984, I. - De Potter, F., Gent, de stad van Flora. Historisch overzicht van haren bloemkweek en bloemhandel, Gent, 1866. - De Potter, F. en Broeckaert, J., Geschiedenis van de Gemeenten der Provincie OostVlaanderen, Drongen, Gent, 1864-1870. - De Rycke, e.a., De beluiken binnen de Stad Gent, Sint-Amandsberg, 1904. - Destanberg, D., Gent onder Jozef ll, 1780-1792, Gent, 1910. - d'Udekem d'Acoz, J., La bargede Gand à Bruges, Gand, s.d. - Fris, V., Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Les accroissements et les transformations de Ia superficie bätie de Gand au XIXe siècle, Gent, 1920. - Fris, V., Plans de Gand. Introduetion aux doeurneuts topographiques publiés par la Commission des Monuments de la Ville de Gand, Gand, 1920. - Gysseling, M., Gent's vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen. Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven, 1954. - Laurent, F., Les sociétés ouvrières de Gand, Bruxelles, Gand, 1883. - Noterman, A., Oostvlaamse Zanten, Het vervoerwezen te Gent in de eerste helft van de XIXde eeuw, Gent, 1950. - Steels, M., Geschiedenis van het StedeliJk Onderwijs te Gent, 1828-1914, Gent, 1978. - Steels, M., Ghendtsche Tydinghen, De geschiedenis van de weg Gent-Drongen-Deinze, Gent, 1980, Ill. - Van Aerde, R., Ghendtsche Tydinghen, Rijkswachtkazerne Groendreef, Gent, 1987, I. - Van de Kerckhove, D., Het Gentse systeem : de rode fabrieken. Voorbereidende studie, Gent, Onuitgegeven licentiaatsthesis, 1983. - Van den Bemden, F., Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Recherches sur l'emplacement du couvent des Chartreux à Royghem, Gent, 1901, IV. - Vandenbroucke, (E.H.) J., Rooigemgalm, De Brugse Poort, Gent, s.d., s.p. - Van Severen, G., Toerisme in Oost-Vlaanderen, Gent, vroeger en nu. Een en ander over de Brugse Poort, Gent, 1977, IV. GENTSESTADSPLANS - Panoramisch Gezicht op Gent in 1534 (toegeschreven aan Ger. Horenbaut) (zie : Decavele, J., Inleiding tot Panoramisch gezicht op Gent in 1534, Brussel, 1975). - de Vreese, L., Plan routier de la ville et commune de Gand divisé en six sections, 1799. - Gérard, Plan de Gand, 1855-'57. - Gevaert en Van Impe, Kaart van Gent, 1878.

52


-

Goethals, G., Plan van Gent, 1796. Hondius, H., Kaart van het District Gent, 1641. Horenbault, J., Groot plan van Gent, 1619. Hoste, A., Plan instantané de Ja ville de Gand. Ed. par la librairie générale de Ad. Hoste, Gand, s.d. (ca. 1906). - Saurel en Jacqmain, Plan de Gand, 1870.

BffiLIOGRAFIE Gedurende de Gentse Feesten werd in het Graafkasteel het nieuw boek "Gentse Kastelen" van Antoine Meiresonne voorgesteld. Waarover gaat het precies en wie is die Meiresonne feitelijk? Wij denken niet beter te kunnen doen dan hier het voorwoord af te drukken dat Prof. Dr. Frieda Van Tyghem er in schreef: "Na de reeks publicaties over het Gentse Patershol, de waterkant, de St-Jorisgilde, de torentjes en de pleintjes en markten, komen in deze aflevering de Gentse kastelen aan bod. Niet minder dan zevenendertig nog bestaande kastelen en buitenplaatsen in en rond Gent, werden op een vaak verrassende en originele wijze in pentekeningen vastgelegd De tekenaar Antoine Meiresonne is stilaan een vaste waarde aan het worden in de Gentse kunstmiddens. Deze self-made man, die reeds in zijn kinderjaren liever met tekenstiftjes dan met boeken bezig was, brengt nu voor de zevende maal het resultaat van een arbeidsintensief project. Alle kastelen werden ter plaatse met potlood geschetst en nadien in het atelier in inkt overgebracht. Door het oog van de kunstenaar werden vaak minder-bekende aspecten uitgelicht of pittoreske accenten vastgelegd, die een nieuwe benadering en niet zelden ook een eerste kennismaking met dit boeiende gegeven mogelijk maken. Voor het eerst werden deze pentekeningen vergezeld van teksten, die door historica Bea Baillieul geduldig werden samengesteld uit de vele gegevens, gesprokkeld in het rijks-, stads- en persoonsarchieven. Zo vernemen wij wie de bouwmeesters, de opdrachtgevers en opeenvolgende eigenaars waren, wanneer de kastelen en landhuizen gebouwd, verbouwd of uitgebreid werden, hoe de planning van het gebouw opgevat was, welke stijl- en sierelementen, zowel aan exterieurs als aan interieurs voorkomen, kortom een schat van gegevens, die aanzetten tot meer uitgebreid onderzoek. Dit samengaan van kunst en geschiedenis verhoogt de waarde van dit boek en belicht een thema, dat stilaan maar zeker aan herwaardering toe is. Uit de geschiedenis blijkt hoe weinig oudere burchten bewaard gebleven zijn. Behalve het Gravensteen, het Emmaüskasteeltje en enkele delen van het kasteel Rij-

53


vissche en Minnaert, zijn in het Gentse geen middeleeuwse, bovengrondse getuigenissen meer te vinden. De meeste kastelen werden als landhuizen gebouwd in de loop van de 18e, 19e of zelfs 20e eeuw, niet zelden op de plaats van een ouder afgebroken kasteel. Voor zover er geen verkavelingen gebeurden, zijn een aantal onder hen nog omringd door mooie, meestal Engelse tuinen, met vijvers, bossen en weiden. In deze tijd van een steeds groeiend milieubewustzijn, verdienen deze groene oases aan de stadsperiferie ons aller zorg en aandacht. Ook de kastelen zelf, die voor een deel nog bewoond worden, krijgen meer en meer aandacht. De lessen uit het verleden, waarbij een reeks kastelen werden afgebroken of minder gelukkige nieuwe bestemmingen kregen, hebben geleid tot een nieuwe appreciatie van het hedendaags wonen in een unieke omgeving. Al of niet met hulp van monumentenzorg, zijn een aantal eigenaars zich meer bewust van het uitzonderlijk karakter van hun verblijf en stellen ze alles in het werk om zowel de parken als de gebouwen en de autentieke interieurs te restaureren en te behoeden voor verval. Met dit boek wordt het ons gegund een blik te werpen op talrijke onbekende aspecten van de Gentse kastelenrijkdom, waardoor een stap in de richting van een herappreciatie van dit specifieke kunstpatrimonium gezet wordt." Tot zover Prof. Frieda Van Tyghem. Conclusie: een aanrader. Prijs: 660 fr. Te bekomen in de boekhandel. De "Tafelronde 68", u weet wel, die service-club die zich sinds jaren actief inzet voor de herwaardering van ons Rabot, had in 1985 een interessant boek uitgegeven, getiteld : "Gent Steenrijk". Hij recidiveert, iets waar wij alle redenen voor hebben om blij mee te zijn. Het nieuw boek heet nog steeds "Gent Steenrijk", maar heeft als ondertitel "Editie 11: Kerken." Het gaat inderdaad om 47 Gentse kerken. Het is pas bij het doorbladeren van een dergelijk boek dat men zich realiseert hoe rijk wij zijn. Het boek is rijkelijk gei1lustreerd, oordeel zelf maar : een 130-tal zwart-wit foto's en 16 kleurenfoto's. Onnodig te zeggen dat dit een must is voor iedere Gentenaar. De prijs : 300 fr. Dat is zeker niet overdreven. Mocht u toch nog twijfelen, weet dan dat de opbrengst van dit boek zal besteed worden aan de restauratie en sanering van het Rabot. Na dit vernomen te hebben zou het misdadig zijn dit boek niet te kopen. Maar opgepast : in tegenstelling met vroegere berichten is dit boek niet te bekomen in de Info-Crypte van het Stadhuis. Wel bij Architect Luc Vertongen. Sleepstraat 168- 9000 Gent (Tel. 23.96.67). De Belgische Afdeling van de Internationale Commissie voor de Geschiedenis van Standen en Landen publiceert regelmatig studies die betrekking hebben op deze materie. Voor lezers die misschien last zouden hebben met de niet zo courante uitdruk54


king "Standen en Landen" vermelden wij de Franse titel die wellicht iets duidelijker is: "Assembl茅es d'Etats". Onlangs verscheen de 92e bijdrage in deze reeks. Het is een lijvig boek geworden, getiteld "Gent, een Stad tussen Traditie en Verlichting. (17501787) Een institutionele benadering." De auteur is Prof. Dr. Piet Lenders. Op welke manier werd Gent bestuurd in de 2e helft van de 18e eeuw v贸贸r de Brabantse Omwenteling? Hoe evolueerde dit bestuur, wie poogde wat te hervormen? Wie waren de hoofdrolspelers? Men zou denken dat een boek dat gewijd is aan de administratie van een stad door bepaling een droog boek moet zijn, maar dat is het helemaal niet. Het is vlot geschreven en leest gemakkelijk. Bij de lectuur ervan komt men tot het besef dat er veel zaken zijn waar wij toch maar eerder een vaag beeld van hebben. Hoe werkten die Schepenbanken, wat waren nu precies die raadspensionarissen en welke rol speelde zij in het bestuur, wat was het Buffet, welke waren de relaties met de vorstelijke gezagdragers? Bij het lezen van dit boek worden heel wat zaken veel duidelijker. Wat ons een klein beetje hindert is het groot aantal blanco bladzijden in dit boek. In de voorstellingsbrochure spreekt men van een boek van 531 bladzijden, maar in dit getal zijn de 26 blanco bladzijden begrepen. Een detail die natuurlijk niets afdoet van de waarde van dit boek. Ge茂nteresseerden kunnen het bestellen bij de Uitgeverij UGA - Stijn Streuvelslaan 73 - 8501 Heule. Prijs : 1.950 fr., verzendingskosten niet inbegrepen. En dat vinden wij nu toch heel spijtig: 2.000 fr.voor een niet geillustreerd boek van 500 blz. vinden wij een overdreven prijs die het boek ontoegankelijk maakt voor vele beurzen. Deze prijs verwondert ons omdat "Standen en Landen" onder de Hoge Bescherming staat van de Provinciale overheden van Antwerpen, Brabant, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen. Men kan zich de vraag stellen welke vorm deze "Hoge Bescherming" aanneemt wanneer 5 Vlaamse Provincies er niet in slagen een interessant boek toegankelijk te maken voor een breed publiek. Een ander boek dat onlangs verscheen is "Keizer tussen Stropdragers". U hebt het geraden, het gaat natuurlijk over Keizer Karel en de Opstand van 1539-1540. Maar niet alleen daarover, ook het leven in Gent in deze periode wordt uitvoerig behandeld. Hoe zag onze stad er toen uit? Wat was er aan cultureel leven? Onderwijs, boekdrukkunst, rederijkers, humanisme, protestantisme zijn thema's die in een der hoofdstukken behandeld worden. Dit boek is de vrucht van het werk van 8 historici en kunsthistorici onder de leiding van onze Stadsarchivaris Johan Decavele. Welke betere referentie zou men kunnen aanhalen voor degelijkheid? Dit prachtig, 244 bladzijden dik boek kwam tot stand door de samenwerking van het Davidsfonds, de Kredietbank en het Stadsbestuur van Gent. Zeer 55


verzorgde druk, rijkelijk geillustreerd, ook talrijke prachtige kleurenfoto's. De prijs nu? Hoeveel moet men neertellen om zich de gelukkige bezitter te kunnen noemen van dit prachtwerk? Verschiet niet: 700 en enkele franken. Het zou ons al zeer sterk verwonderen moest dit niet beneden de kostprijs liggen. Een absolute aanrader dus! Waar te bekomen? In het Hotel Vander Haeghen in de Veldstraat Mocht u ze nog niet gezien hebben en wanneer u niet te lang treuzelt kunt u daar ook nog de interessante tentoonstelling bekijken die aan dit onderwerp gewijd is.

H.C.

GENSCHE PRAOT Jelle Kisseroet, ne labervan ne meter toegentig lank, zûu stom aos e kieke, in Bertse Pluimstîen, 't kleinste maneke van Gent, maor zûu slim aos ne vos, zijn twîe gaste, die malekaore nie en keune rieke noch zien. De lange Kisseroet hee altijd 't ir van Bertse te tritte omdat hij zûu kleinen es; maor Bertse en laot hem nie verpikke. Iedere kîer dat de langen hem wil tzudasse, wordt hij van de kleine zûudaoneg bij 't vier gezet, dat hij frrm van zijn pluime laot in al stijnkende mag optrekke. Tons es't hij raozend. Op ne kîer waore ze weere aan 't errebekke. De lange zag rûu van kolirre; want de kleine hao hem weere ligge. Aost hij nie mier en wist wa vertelle, zeid hij al mee ne kîer tegen Bertse : - Awèl, kleine kontenbijter... - Awèl, langen dweil, zei den andere... - Awèl, zei de lange, gij die alles keunt : Keund'op mijne neuze slaon, Zonder op ne stoel te stäon? - Nîen ek, menhîere den dichter, zei Bertse al lachende, maor : Zoede gij mijn botte keune kisse Zonder u te stuipe, lange wisse? - Foert, zei Kisseroet, in hij was wig.

56


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 maart 1991 20e jaargang nr. 2 Ere-Voorzitter : J. Tytgat, ere notaris Stichter : G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland: 100 fr.extra voor portkosten. INHOUD - Toen de Rode Haan ook te Gent kraaide - lnventaire Archéologique: De Zoon die zijn Vader onthoofdt - Het Kwartier van het "Blindeken" - Oaze k' ik hên den Eerste Prijs, kook mijn moeder pap mee rijs! (Vervolg) - Albert Baertsoen - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen : Zuivelbrug - Kromme Walbrug- Minnemeersbrug - Oplossing Puzzel1990 - Documentatiecentrum. Aanwinsten. Selectie van Gentse Onderwerpen - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot - Aanvullende ledenlijst

58 77 79 86 94 99 108 113 116 117 119 120

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.


TOEN DE RODE HAAN OOK TE GENT KRAAIDE Vanaf het ogenblik dat de mens gebruik maakt van het vuur om zich b.v .b. te verwannen, zijn voedsel te bereiden of metalen te smelten om daaruit gebruiksvoorwerpen te maken, heeft hij er steeds zorg moeten voor dragen, datzelfde natuurelement onder controle te houden. Dat het daarbij wel eens uit de hand liep hoeft zeker geen betoog. In deze bijdrage hebben we getracht een beeld te schetsen van wat er zoal, in de loop der tijden, te Gent aan branden is voorgevallen, over welke middelen men beschikte ter bestrijding en de preventieve maatregelen die door het stadsmagistraat werden genomen ter voorkoming ervan. We hebben ons daarbij evenwel beperkt tot het Ancien Regime, zonder daarbij de pretentie te willen hebben de volledigheid bereikt te hebben! Branden waarbij hele stadswijken in as werden gelegd, zoals in 1536 te Delftwaarbij van de 2609 huizen er slechts 300 gespaard bleven- of zoals in 1666, waarbij drie vijfden van Londen door één brand werd platgelegd, heeft Gent niet gekend. Nochtans, wanneer we het "Memorieboek der Stad Gent" mogen geloven, zijn er toch een aantal branden geweest die een behoorlijke omvang hadden. Reeds vroeg nam het Gentse stadsmagistraat preventieve maatregelen ter voorkoming van brand en de uitbreiding ervan, waardoor de stad van reusachtige brandrampen gespaard bleef. Eén van de eerste maatregelen die genomen werden was de verplichting om bij het bouwen van rijwoningen een tussenruimte te laten van minstens 55 cm waardoor men poogde het overslaan van de brand van het ene huis naar een naburig te voorkomen. Het verbod om gebouwen met stro te bedekken dateert uit 1374 en een tweede uit 1377 (1) met als gevolg dat de nering van de strodekkers in 1378 afgeschaft werd en men de leden ervan indeelde bij de nering van de tegeldekkers (2). Blijkbaar waren in de 15de eeuw toch nog een aantal huizen voorzien van strodaken. Vandaar het bevel: "de stroye huyzen gelegen binnen Gendt mogen nog gerepareerd worden ten tijde van dry jaeren en daerna niet meer." (3) Een ander verbod, uit 1416, betrofhet werken bij verlichting, zoals b.v.b. voor het weven en voor het zwingelen van vlas. Anderzijds waren de ambachten die bestendig gebruik maakten van vuur verplicht één of meerdere tonnen water en bijbehorende emmers bij de hand te houden. Ook het regelmatig reinigen van schouwen en het ontsteken van vreugdevuren werd gereglementeerd. Het verbod om op de vooravond van de feestdag van Sint-Jan de Doper (23 juni) Sint-Jansvuren te ontsteken dateert uit 1542. Daar dit gebruik zo diep geworteld was, haalde het weinig uit, want nog tot in de negentiende eeuw zijn er sporen terug te vinden van dit ritueel. 58


Van een georganiseerde brandbestrijding en een daarmee gepaard gaande beroepsbrandweer is er pas sprake vanaf 8 mei 1804, toen het Gentse Brandweerkorps werd opgericht. Daarvoor was het blussen van branden een zaak voor "Jan en alleman". Iedere inwoner van de stad was daadwerkelijk verplicht hulp en bijstand te verlenen. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat onze eerste brandweerlieden de kloosterlingen waren, die - naast hun geestelijke hoedanigheid - ook nog een sociale rol vervulden. Kloosterorden waarvan geweten is dat ze regelmatig als geregelde brandweerdienst optraden waren o.a. de Karmelieten (of Vrouwebroers), de Augustijnen, de Capucijnen, de Predikheren en de Recolletten. Heel wat van deze kloosterlingen zijn bij hun hulpvaardig optreden om het leven gekomen. Het lag dan ook voor de hand dat toen het stadsbestuur brandpompen aankocht, deze ondergebracht werden in deze kloosters (4). Uit de ervaringen die men in het verleden had opgedaan bij het uitbreken van branden en de bestrijding ervan, en vooral uit hetgene er daarbij was misgelopen, trok het stadsbestuur wijselijk een aantal conclusies. Dit resulteerde in het opmaken van het "Reglement nopende den Brand, van den 28 Augusti 1766" (5). Het lijkt ons interessant even te blijven stilstaan bij de bepalingen van dit reglement, vooral omdat het ons enigszins een beeld geeft hoe branden bestreden werden, hoe de bevolking zich in dat geval moest gedragen en welke maatregelen er ter preventie vooropgesteld werden. Daar men ondervonden had dat heel wat branden veroorzaakt werden door het nalaten of het niet bijtijds reinigen van schoorstenen, werd bepaald dat, indien er tijdens de dag een schouwbrand uitbrak waarvan de vlammen tot boven de schouw uitkwamen, de bewoner een boete kreeg van zes Carolusgulden. REGLEMENT · Gebeurde het bij nacht dan werd de Gemaekt by Heer ende Wèrh der boete verdubbeld. Als nacht werd Stad GEND beschouwd de tijdspanne "naer het Nopende den BRAND, luyden van de leste klokke naer den negen uren 's avonds, ende 's morgens voor het luyden van de werkklokke" (art. 1) Het opslaan van buskruit in particuliere woningen werd beperkt tot "vier ponden Gendsch gewichte" (art. 3). De handelaars van buskruit mochten daarentegen tot maximaal T 0 T GEN D , vijfentwintig pond in hun zaak voorBy JAN MEYER gefwooren Srads • Dmkker, op handen hebben. Al het overige busd'Hoogpoortt! in 'c gekroond Sweird. " kruit moest, in kisten of koffers, met 59


daarop het merkteken van de handelaar, opgeborgen worden en overgebracht naar de "Stads Magazijnen staende op de Vesten", waartoe de ontvanger van de werken hen een sleutel ter hand stelde (art. 4). Soms werd er door militairen in de plaatsen waar ze logeerden grote hoeveelheden buskruit opgeslagen. De omwonenden en alle anderen die hiervan kennis hadden moesten dit aan het stadsbestuur melden (art 5). Verwijzende naar een ordonnantie uit 1671 (alhoewel er, zoals we reeds hoger hebben vermeld, een verbod was sinds 1374) werd er nog maar eens verboden "Huysen, Logen, Stallen, Kotten en andere EdificiĂŤn kleyne ofte groote" te dekken met stro. Zowel de strodekker als de opdrachtgever werden beboet met tien Carolusgulden. Wel kreeg men nog de tijd tot twee maanden na de publicatie van het reglement om de bestaande strodaken te vervangen (art 6). Het materiaal dat ter beschikking stond voor brandbestrijding was eerder primitief te noemen. Oorspronkelijk beperkte men er zich meestal toe uitbreiding van een brand te voorkomen door gewoonweg de aanpalende panden af te breken. Doormiddel van brandhaken (haken die bevestigd waren op lange sparren) werd al wat kon losgetrokken worden naar beneden gehaald. Verder beschikte men nog over brandladders, -emmers, schippersdweilen en brandspuiten. Tot de tweede helft van de zeventiende eeuw bestonden deze brandspuiten uit een dubbelwerkende perspomp met vaste straalpijp die opgesteld was op een waterreservoir welke doormiddel van brandemmers moest bijgevuld worden. Door de uitvinding van de slangzuigpomp in 1671 door de gebroeders Jan en Nicolas van der Heyde, kon het water uit een nabijgelegen waterloop opgezogen en via een lederen slang naar de waterbak van de spuit geleid worden. In 1677 werd door Jan van der Heyde de vaste straalpijp, die tot dan toe slechts van links naar rechts en van boven naar onder kon bewogen worden, vervangen door een straalpijp bevestigd op een slang. Daardoor kon de vuurhaard veel dichter benaderd en de brand efficiĂŤnter bestreden worden. Door een onbegrijpelijke terughoudendheid voor het nieuwe duurde het echter nog verschillende decennia vooraleer Gent een eerste brandspuit van dit nieuwe type aanschafte. In 1771 had de stad vijf van deze pompen ter beschikking, wat voor die tijd toch een behoorlijk aantal was (6). Het artikel 7 van het Reglement uit 1766 bepaalde dat het brandbestrijdingsmateriaal over het grondgebied van de stad moest verspreid worden. Zo moesten er steeds honderd brandemmers in voorraad zijn in het magazijn onder het stadhuis, honderd ten huize van de Koning der Moorkinderen (7), veertig op het Belfort, twintig in ieder klooster "alwaer van ouden tyden Brandeemers berust hebben", vier ten huize van iedere erfscheder en een aantal bij iedere deken van de gebuurten (8). In het Belfort waren tevens een brandspuit en twee schippersdweilen voorhanden. Om de brandemmers in goede conditie te houden moesten ze van tijd tot tijd met water gevuld worden en was het verboden ze voor particuliere doeleinden

60


plichte omgangstaal - zag haar naam in het boekje genoteerd en kreeg het overhandigd. Die moest dan op haar beurt weer op de loer liggen om iemand anders te betrappen en op 't boekje te zetten. Zo werd het spelletje mekaar - bespieden - en - boekje doorgeven steeds verder gespeeld en ik had daar dus te veel opgestaan ... Eigenlijk had ik moeten voortleren voor bureauwerk, maar ik deed dat echt niet graag. Ik wou niet en ik ben als gerante begonnen in de eersettenwinkel van een tante. Later ben ik zelfstandig zo'n zaak begonnen en nu ben ik op rust." Aldus mevrouw De W ulf. In het 6de leerj aar van de stadsschool Acc aciastraat was Henri Van Paemel op het einde van het schoolj aar 1942Fig. 8. "Ik was primus in de O.L.V. Presentatie 43 primus. te Ledeberg in het 7de leerj aar in 1933 en "Van af de "composities" werd er reeigenlijk was ik dat al ononderbroken sinds het gelmatig door de buren navraag geSde leerjaar" aldus Mevr. Mariette De Wulf. .. . Reproductie : Fotoburo Bodenghien van het daan naar miJn schoolvordenngen en origineel door "Verm eere - Photographe" . werd er bij mijn ouders aangedrongen Verzameling Eddy Levis. in de aard van : "Charel en Martha, ge

gaat toch "rijen"? We zoen willen vieren!" Je moet je dan ook de situatie inbeelden. Het was oorlog en de mensen hadden niet veel verzetjes. Het was er dan toch van gekomen. De dagen die aan de viering voorafgin gen waren heel plezierig. Schuin over mijn deur woonde Maurice "de vodde", een "voddenmarchand" en het was daar een echte begankenis. De mensen uit de straat kwamen er om coupons stof en lappen om Belgische vlaggen en andere vlaggetjes van te maken. Wij woonden toen in Koningsdal, beter bekend als "de citĂŠ van Rombaut" genoemd naar de gelijknamige fabriek op het eind van de straat. (Er was toen nog geen doorsteek naar de Drongensteenweg) Valerie, "de kleppe" van de gebuurte, bijgenaamd Valerie "de Zeggerige", nam het op haar om het bericht te verspreiden dat ik primus was. "Ze gaan gaan maren" heette men dat toen (de mare, het bericht verspreiden). Men ging toen rond met een zwarte zak waar iedereen zijn duit in deed. Ik hoorde nog dat ze tegen mijn moeder zei : "Dat ze veel opgehaald had!" Ik had ook al gezien dat, als het goed weer was, de mannen lis waren gaan snijden in de Bourgoyen ach-

90


werd de koets tegengehouden. Ik zag dat de straat bevlagd was. Er stond een hoop buren rondom ons en een onderwijzer uit het katholiek onderwijs uit onze straat las een lofrede voor. Er werden bloemen en geschenken overhandigd. Van de school kreeg ik het traditioneel woordenboek. Mijn cadeaus hebben dan een tijdje voor het venster gestaan en iedereen kwam er nieuwsgierig naar kijken. Wat nog typisch voor de sfeer van de buurt was, was de samenhang, het meeleven met mekaars wel en wee. Het grote sociaal contact en de diepere menselijke relaties. Er was geen echt feestdiner. Dat was toen zo nog de mode niet ook. We hebben die dag verder in enge familiekring doorgebracht Het spijt me wel dat ik daar geen foto aan overgehouden heb, maar weinig mensen bezaten toen reeds een fototoestel. Ik studeerde verder in de 4de graad aan de Lagere Hoofdschool Dr. Decroly op de Begijnhofdries en later aan het Laurent-Instituut in de Onderstraat Daarna ging het naar de voorbereidende afdeling van de Rijksnormaalschool in de Karel Lodewijk Ledeganckstraat en later de Rijksnormaalschool zelf. Dit was mijn eigen keuze. Ik promoveerde in 1939 als onderwijzer en nam dienst in het Stedelijk onderwijs. Na enkele interims her en der belandde ik in 1947 in de Stadsschool Wasstraat, waar ik ononderbroken les gaf tot in 1972. Sindsdien ben ik "op rust" maar ben nog actief in allerlei organisaties." "Ik was primus in de O.L.V. Presentatie te Ledeberg in het zevende leerjaar in 1933" vertelt Mevr. Marlette De Wulf. Eigenlijk was ik dat al ononderbroken sinds het vijfde leerjaar. Op school gebeurde er eigenlijk niet veel. Mijn ouders kwamen mij met "'topen spel" (koets) halen en we reden naar de Van Lokerenstraat (Fig. 8) De buren hebben daar bloemen afgegeven. Er was geen versiering of er waren geen slingers. Diezelfde dag reden we nog met de koets naar de fotograaf voor "'t portret". We hadden in de Van Lokerenstraat een sportwinkel en al mijn "gerief' (geschenken) stond daar in de etalage uitgestald. Het enige geschenk waarvan ik me nog iets herinner is een ringetje. Ik was daar toen "zot van". Ik draag het ten andere nu nog altijd. Ik kreeg ook nog enkele gelukstelegrammen van kennissen en familie. In de loop van die week hoorde ik muziek in de straat. "Ga maar ne keer kijken!" zeiden mijn ouders. Ik zag ze van ver komen. Het was de harmonie "Concordia" van Ledeberg. Tot mijn grote verwondering bleven die voor onze deur staan en speelden een serenade. Een minder leuke herinnering aan de school is het feit dat ik als primus mijn medaille door Zuster Overste geweigerd zag, omdat ik naar haar zin geen Frans genoeg gesproken had. Bij ons was er het systeem van "het boekje". Dit hield het volgende in : wie betrapt werd op Gents praten - het Frans was er de ver-

89


Op de rand van de medaille : "D. FONSON" Onderzijde doos : "D. Fonson Medailles d'Art" ter hoogte v.h. woord "EENDRACHT". (Brussel) Verzameling E.Levis. Fig. 7. Bronzen penning van de gebuurtekring Sint-Salvatorstraat Voormuideen omliggende, uitgereikt in 1928 aan primus Henri Claeys die de prijs van uitmuntendheid behaalde in het 6de studiejaar van de stadsschool n° 8 in de Sassepoortstraat, de huidige Bevelandstraat. Recto: de drie gratiën met de tekst "EENDRACHT". Verso: cartouche met lauriertak "HULDEBEWUS AAN ... " (0 79 mm) .

ode op het Nijverheidsplein gehouden werd, en waar ik 's avonds naartoe mocht, "verloor" ik mijn goedgevulde portemonnee met al het zakgeld dat ik voor mijn schone prijs ontvangen had ... Volgens een ooggetuige was hij uit mijn zak gefutseld door een vrouw, terwijl ik op de "velomolen" zat. Het foorplezier was rap gedaan. Na het 6de leerjaar doorliep ik de 4de graad in het Laurent-Instituut in de Onderstraat In 1935 promoveerde ik na 4 jaar als onderwijzer aan de Rijksnormaalschool in de Karel Ladewijk Ledeganckstraat te Gent. Van 1938 tot 1971 gaf ik les aan het Stedelijk Technisch Instituut nr. 1 op de Offerlaan, beter gekend als "Carels". Daarnaast behaalde ik in 1944 nog het diploma van werkplaatstechnicus en werd ik in 1948 lesgever voor de D-cursus aan de Rijkstechnische Normaalschool op de Lindelei te Gent. Nu ben ik op rust. Ziedaar mijn herinneringen van 62 jaar geleden.

Ik deed het zesde leerjaar in de stadsschool van de Geitstraat op de Brugse Poort te Gent en was er in 1931 primus" aldus August Mast. Dat wij primus waren werd ons op voorhand gezegd, zodat de ouders de schikkingen konden treffen voor het huren van een "vigilant" of open koets met één of twee paarden, ik weet het niet zo juist meer. Wat ik nog wel weet, is dat het schitterend weer was en dat we onderweg veel bekijks hadden. Van de opera, waar de prijsuitreiking plaats had, reden we richting Brugse Poort naar de voormalige Werkhuisstraat, thans Lieremanstraat, waar wij woonden. Op de hoek 88


20 jaar geslapen heb. Ieder huis had wel een afzonderlijk koertje met W.C. en kolenhok, want in de cité mochten geen bakken buiten staan. In het midden stond er wel een pomp voor regenwater en nog een andere voor drinkwater. Het beluik gaf uit op een doodlopende waterarm, waar regelmatig graanschepen voor de bloemmolens V anderstraeten kwamen aanleggen. Het was afgesloten met een hoog hek en twee paaltjes waartussen men wel kon fietsen, maar tweewielkarren konden er niet doorheen. De verstandhouding onder de geburen was er optimaal. Van hier uit ging ik 9 jaar lang naar de stadsscholen in de Sassepoortstraat (thans Bevelandstraat) : 3 jaar lang naar de kleuterafdeling van de meisjesschool en 6 jaar naar de jongensschool. Het waren goedbevolkte scholen met afzonderlijke leerjaren van om en nabij de 25 à 30 leerlingen. Thans bestaan ze als zodanig niet meer, maar maken deel uit van het gebouwencomplex van de Stedelijke Sociale Schpol "Eduard Anseele". Ik was er een goed leerling en leerde al spelend. Ieder jaar was ik de eerste van de klas en het was dan ook niet te verwonderen dat men voor 100 % zeker was dat men mij als primus verwachtte. Dit werd grondig voorbereid door de gebuurte en het schoolcomité. Gans 't citeetje was bevlagd: de waskoorden, waaraan binst de week de was hing ('s zondags mocht dat niet!), hingen nu vol vlaggetjes en lampions. Voor deingangsdeur van ons huis werd er een "gloriette" ineengetimmerd, dat gans met groen (lis) doorspikkeld met veelkleurige veldbloemen behangen was. Aan de ingang van het cité hing een groot spandoek : "LEVE ONZE PRIMUS". Na de prijsuitreiking de zondagmorgen in het muziekconservatorium, (voor de 6de leerjaren), werden mijn ouders en ik afgehaald in een open rijtuig en naar de ingang van de cité gevoerd, waar een fanfare ons verwelkomde en de traditionele "discours" werden afgestoken door afgevaardigden van de school, de gebuurtebond, het schoolcomité en de citébewoners. In hun naam las een vijf jaar ouder buurmeisje een mooie huldebrief voor. Daarna werd er duchtig gefeest met dans, spijs en drank. Alles gebeurde midden ons koerke in de open lucht aan tafels en stoelen die men buiten gezet had. Dat duurde zo tot 's avonds en er was heel veel plezier. In die tijd barstte men als primus van de boeken. Ik had er een stapel van we130 cm hoog! Die werden dan samen met de talrijke geschenken tentoongesteld voor ons venster. Van de gebuurtebond kreeg ik een bronzen plaket 69 mrn groot met op de voorzijde drie vrouwenfiguren met daaronder "EENDRACHT" en op de rugzijde : "GEBUURTEKRING SALVATORSTRAAT MUIDE EN OMLIGGENDE I HULDEBEWIJS AAN CLAEYS HENRI I PRIJS VAN UITMUNTENDHEID I 6DE STUDIEJAAR 1928 I STADSSCHOOL NR. 8" Al de onkosten voor die feestelijke dag werden gedragen door de gebuurte die via inschrijvingslijsten een omhaling had gedaan. De feestdag eindigde nogal"en sourdine". Op de jaarlijkse foor, die in die peri-

87


een invaliditeitsvergoeding en een speciale Frontvergoeding. Moeder was tot aan mijn geboorte onderwijzeres aan een meisjespensionaat te Grotenberge, maar mocht als getrouwde vrouw niet langer onderwijzen. Zij kreeg dan een betrekking als onderwijzeres aan de "English Club". Zij was gespecialiseerd in de Franse Taal- en Letterkunde. Gedurende de bezetting wou de bestuurder der school haar verplichten speciale Franse lessen te geven aan Duitse officieren. De bestuurder was een fanatieke duitsgezinde en hij drong aan. Moeder werd woedend en weigerde. Het ging zo ver dat zij in haar woede haar paraplu kapot sloeg op het hoofd van de directeur. Einde van haar onderwijzerescarrière! Zij vond dan een plaats als bediende in het "Amerikaans Huis" voor het verdelen van Amerikaanse voedingsmiddelen aan Belgische kinderen en ouderlingen. Enkele dagen na de Wapenstilstand werd zij aangenomen als "correctrice" bij het iranstalig Gents dagblad "La Flandre Libérale" en bleef er actief, de 2e Oorlogs-jaren uitgezonderd, tot enkele maanden vóór haar overlijden in 1945. Jaime JURDAN

OAZE K'IK HEN DEN EERSTE PRUS, KOOK MUN MOEDER PAP MEE RIJS! Deei·IV: Nog meer persoonlijke getuigenissen van primussen Dhr. Henri Claeys schreef zelf zijn wedervaren op over hetgeen hij zich nog herinnerde van die julidag in 1928 toen hij in het 6de leerjaar in de Stadsschool Sassepoortstraat primus was. "Ik was de enige zoon uit een arbeidersgezin dat het niet breed had. Als burgerlijk oorlogsslachtoffer was mijn vader werkonbekwaam en kreeg van de ziekenkas 20 fr.vergoeding per maand. Moeder werkte over de spoorwegbrug in de "Galveston", een katoenfabriek op de Wiedauwkaai, waar zij voor het oppassen van een 20-tal etaragemolens ca. 150 fr.per week verdiende. Om dit bedrag nog wat aan te vullen, ging ze 's zaterdags en soms ook nog 's avonds enkele uren kuisen. Wij woonden in een beluik op de Muide op het toenmalige Nijverheidsplein, thans Neuseplein. Het was een ruime cité met een 14-tal huizen die allemaal een woonkamer hadden waarin de trap uitkwam, met eronder een bergruimte, boven één slaapkamer voor mijn ouders en daarboven een mansarde, waar ik

86


een soort paarden met lange oren. "Muilezels" zei mijn moeder. 's Middags vertelde ik aan mijn grootmoeder : "Alle Fransen hebben ezelsmuilen." Enkele dagen nadien zag ik ook de intrede van Koning Albert, Koningin Elisabethen de prinsen te paard, op weg naar het Stadhuis, onder het geweldig gejuich van een grote menigte Gentenaars. Of het nu in de Burgstraat was, of in de Hoogstraat weet ik niet meer. En toen was het wachten op de terugkomst van Vader die sinds 1914 in het Belgisch Leger was en die ik niet kende. Op een namiddag was hij daar, heel onverwachts. Iedereen ging aan het huilen van vreugde en ik ging aan het schreeuwen van angst. Die grote gehelmde man, met een grote stekende snor die mij altijd maar zoende met de tranen in de ogen. Vader was onderofficier bij het Transportkorps en moest 's avonds weer weg. Pas enkele dagen later kwam hij terug in burgerkledij. Vader was door de lange jaren aan het front zeer verzwakt, werd weldra erg ziek en kon zijn baan van vertegenwoordiger van een grote lakenweverij uit Verviers niet meer aan. De kolonel van het Militair Hospitaal te Gent raadde hem aan terug te tekenen als vrijwilliger bij het leger en bezorgde hem een post als Adjudant-rekenplichtige aan het Militair Hospitaal te Neuss am Rhein, in afwachting hem te kunnen plaatsen in Gent. Dat was een goede oplossing aangezien het werk verre van zwaar was. Na een drietal jaren in het bezette gebied kwam hij definitief naar Gent en bleef er zijn post behouden tot rond de jaren 30. Toen werd hij weer erg ziek en werd hij gepensioneerd; hij trok dan

Proveniersterstraat

85


Brouwerstraat Huidige toestand.

Komijnstraat Herenhuizen. 1. Claeys-FiĂŠvĂŠ (nu burelen); 2. De Jaegher (kunstrneubelen) .

Proveniersterstraat

St.-Elisabeth Begijnhof.

84


vijvertje, en het Rodenbachbeeld 路ligt daar gedeeltelijk gekanteld. Het gras totaal vertrapt, vuilgroen en bruin. Verdwenen ook, de mooie kastanjebomen en andere, alsook de bloemenheesters langs de toen zeer goed onderhouden wegeltjes. Een echte catastrofe. Mijn eerste lagere school, de Lagere Hoofdschool voor Jongelingen, in het oud klooster bestaat gelukkiglijk nog. Zelfs de mooie ingangspoort in de hoek bleef ongedeerd, alhoewel slecht onderhouden. De omliggende straten zien er uiterlijk onveranderd uit. De huizen zijn nochtans vervallen, meestal onbewoonbaar geworden. Geen mens te zien op straat, een dode wijk geworden. Het oude Proveniersterstraatje is gebleven zoals het was. Gelukkig maar! Algemene indruk : de parochie is vervallen en alle drukte uitgestorven. En zo kwamen mijn jeugdherinneringen terug in mijn geest, er kwam terug leven in de straatjes van die oude wijk van de mooie stad Gent. November 1918! Ik was toen bijna 5 jaar oud. De zo geweldige gebeurtenissen van toen bleven, althans fragmentair, in mijn geheugen. Mensen komen samen in de straat en spreken met elkaar. Angst? Waarschijnlijk. Men hoort heel ver dof kanongebulder, maar elke dag hoort men het dichter, beter. Het einde van de Grote Oorlog is in zicht. Daar weet ik natuurlijk niets over. Alleen zie ik dagelijks Feldgrausoldaten voorbijtrekken langs de Hoogstraat, richting stadscentrum. Vele mensen blijven daar, op een stoel gezeten, gans de dag het gebeuren gadeslaan. Met grootmoeder ging ik soms mee kijken. Moeder had goede vrienden die in de Hoogstraat woonden. Maar wat was ik bang toen ik de kanonnen, getrokken door zo veel grote, onstuimige paarden, met donderend geraas over de straatstenen zag voorbijtrekken. Er kwamen ook veel Rode Kruis-wagens langs, er was immers een hulphospitaal ingericht in het St.-Amandusinstituut op de HoutleL Met mijn vriend Jozefke, even oud als ik, ging ik naar de soldaten kijken. Ze passeerden in kleine groepjes of per regiment, op stap of in looppas. De nacht van 10 op 11 november werden wij gewekt door een vriendin van moeder die kwam roepen dat de Belgische soldaten op het punt stonden de stad binnen te trekken. Dat het leger reeds in Mariakerke was, aan de grens van de stad. 's Anderendaags ging ik met Moeder en Grootmoeder naar de intrede der eerste Belgische soldaten kijken en ik herinner mij nog de geestdrift en de vreugde die er heerste onder de mensen in de Hoogstraat. De Wapenstilstand was getekend en men danste en men zong op straat. Een piano opgesteld midden in de straat speelde de liedjes welke de soldaten aan het front geleerd hadden. Van toen af ken ik "La Madelon" en "lt's a long way". Andere geallieerde soldaten kwamen door Gent en werden geestdriftig toegejuichd. Om hun wagens en kanonnen voort te trekken gebruikten de Fransen

83


Ramen. Het huis van "Evelyne" waar ik als kind veel ben geweest, toen een passementeriewinkel.

St.-Elisabeth Begijnhof.

Begijnhofdries 1981.

82


in 1945 en ... naar Canada in 1967. Als textieltechnicus werd ik zwaar getroffen door de crisis in België en in Canada (Montreal) kon ik niet alleen mijn vak beoefenen, maar mijn carrière aanzienlijk verbeteren. Toen ik in 1979 met rust ging kwam ik terug uit Canada en vestigde mij in Brussel voor familiale redenen. Maar ieder jaar kom ik meerdere malen naar Gent, want de stad waar men opgegroeid is oefent altijd een grote aantrekkingskracht uit en in Gent voel ik mij thuis! Telkens als ik naar Gent kom maak ik met veel plezier een lange wandeling door de straten van een op voorhand uitgekozen wijk. Bij mijn eerste bezoek kwam natuurlijk het kwartier waar ik als kind rondgelopen had en waar ik opgegroeid was tot jongeling het eerst aan de beurt. Met ontroering zag ik wat er overbleef van mijn Blindeken. Ik was teleurgesteld. Bij mirakel staat mijn huisje Nr. 4 er nog en het uiterlijk is mooier en aantrekkelijker dan toen ik er woonde als kleine jongen. Het is vuil donkergrijs, rotsachtig pleisterwerk op de voorgevel is weggekapt en nu ziet men de roze kleur der oude bakstenen. Er is zelfs een boompje geplant tussen de nu witte deur en het vensterraam. Maar het huisje is niet meer bewoond. En de rest? Alle andere huisjes van de rij zijn gedeeltelijk of totaal afgebroken. De huizen aan de andere kant zijn vervangen door het gebouw van een grote Mutualiteitskliniek die zich uitstrekt over de Komijnstraat, de Peperstraat en een deel van de Hoogstraat Het overblijvende deel van de Komijnstraat is practisch ongedeerd gebleven, alleen zijn de meeste huizen onbewoonbaar geworden. Aan de Kleine Ramen bljift alleen een rij huizen over. De andere zijde is totaal afgebroken, de Alcoholstokerij inbegrepen. Die stokerij was de kern rond dewelke de 4 straatjes Blindeken, Komijnstraat, Ramen en Brouwerstraat, in vierkant werden gebouwd. De Brouwerstraat is ook redelijk ongedeerd gebleven. Twee gedeeltelijk houten façades bestaan nog, andere gevels werden gerestaureerd. De Grote Ramen (van de Hoogstraat tot de Brouwerstraat) is totaal verbouwd voor het Ministerie van Financiën. Raamhof en mijn kleuterschool (Stedelijke Lagere School) zijn ongedeerd. In het nauwe, oude Luxemburgstraatje ziet er niets veranderd uit Met kloppend hart wandelde ik verder langs de Komijnstraat, Peperstraat, Elisabethplein, naar de Begijnhofdries. Het Elisabethplein waar ik als kind de mooie bomen bewonderde is natuurlijk een parking geworden! Kon het anders? Van het mooie (in de jaren 1920) parkje rond de St.-Elisabethkerk blijft niets meer over. Een echt slagveld, ja! Het toenmalig prachtig romantisch grasperkje, met in het midden het G. Rodenbachmonument dat zich weerspiegelde in een mooi minivijvertje, onder de schaduw van een honderdjarige Magnoliaboom, met lange, lage takken is totaal verwoest. Geen Magnolia meer, geen 81


Blindeken nr. 4. Het huis van mijn kinderja- Blindeken nr. 4. De deur, nu wit geverfd. ren. Huidige toestand .

80


mers van den graaf en de gravin, de kapel, den meesten toren met plat, kanteelen en hoektorens, daarvoor de gebouwen van de Kasseirij van den Oudburg, den walgang met torens; - de poort van de Munt, leidende naar den grond tusschen Lieve en Gravensteen (niet afgebeeld op onze teekening) en twee huizen van de Hooge-Zonnestraal Tegen de steeoen borstwering van de zeer gewelfde brug loopt een gemetselde bank, waarop het 0.-L.-Vrouwenhuisje in een fraai hekwerk; daarvoor hangt een lantaarn ook in vorm van huisje. De schilderij werd ten jare 1609-1610 aan Pieter Pieters 11 pond grooten betaald en gehangen ten stadhuize in de Schepenkamer van der Keure. Van den schilder zijn, meeoen wij, geen bestaande werken nog met zekerheid aan te wijzen. Men weet dat hij het huis De Belle op de Hoogpoort (thans nr. 27) bewoonde en o.a. een Groetenis van Maria in St-Pieters, een Kruisdraging onder de poort van het Gravensteen en een Salvator in St-Michiels schilderde. Zie mijn verhandeling De Hoofdbrug, Bulletijn vande Mij van Geschied- en Oudheidkunde, 7e jaar, blz. 212-234, en, voor P. Pieters, het artikel van den heer V. van der Haeghen in de Biographie nationale.

HET KWARTIERVAN HET "BLINDEKEN" Jeugdherinneringen van een Gentenaar Toen wij onlangs met een van onze leden een babbeltje deden liet hij zich ontvallen dat hij als kind in het "Blindeken" gewoond had en dat hij bezig was, voor zijn eigen plezier, enkele herinneringen neer te pennen. We vroegen hem onmiddellijk: "Waarom de lezers van Gh. T. niet mee laten profiteren?" Daar had hij nog niet aan gedacht, maar zag er geen bezwaar in. Dat mag dan geen grote geschiedenis zijn, maar het blijft altijd boeiend, zeker voor oude Gentenaars die vertrouwd zijn met die buurt. Navolging gewenst! Enkele kleine, oude straatjes omringd door bredere drukke straten : Burgstraat ten Noorden, Jan Breydelstraat en Drabstraat ten Oosten, Poel en Hoogstraat ten Zuiden en Peperstraat ten Westen. De ganse wijk maakt deel uit van de St-Elisabethparochie. In een der nauwe straatjes, het Blindeken, bracht ik mijn kinderjaren door. Ik woonde er met mijn ouders van 1914 tot 1932. Na 1932 woonde ik nog op andere plaatsen in Gent, maar week uit naar Ronse 79


twee Romeinse krijgers met een speer, daarachter vier mannen, waarvan drie het wonder met verbazing aanschouwen. Op den rand van het bovenvest van den zoon (beul) leest men : Ripeluple en hare Mccclxxi. De letters u pi zijn wat ineengewreven, alsof de schilder wilde aanduiden dat ze duister zijn op het model. Onder de vader staat : Dits de wetteHebede der Stede van Ghendt//de boets hem die hier es Ontrent// P. heelant. Op den band, onder op de schilderij getrokken, leest men het volgende : Ae Gandt Le en Fandt Fraepe Sae Pere Se Taete Desuu//Maeis Se Heppe Rompe Si Grace De Dieu, m ccc lxxi. De schilderij is o.a. merkwaardig doordat ze de oudste duidelijke afbeelding van het Gravensteen geeft : het consistorie met trapgevel en arend, de oude ka78


1793,4 juli 23u. 1793, 6okt 7.30u. 1793,23 nov. 3u. 1794,26 feb. 1794, 20 april

ten huyse van joffrouw de weduwe Hertrandt ten huyse van Martens ten huyse sr. Packet, backersbaes ten huyse van sr. Comelis Boesens, potbackersbaes ten huyse eerweirdigen heer canining (sic) Petiet

in de Majorlijnstraete recht over de geweesene Aerrnclaeren aen de Kerremelck brugge op St. Pieters Uckstraete

INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE -FICHE NR. 299 /

Op 10 april 1903 stelde Alfons Van Werveke in de rubriek "Schilderijen Oudheidkundig Museum, nr. 1899- XVIIe eeuw (1609-1610)" in het Nederlands een fiche op over

De Zoon, die zijn Vader onthoofdt, door Pieter Pieters Deze schilderij (breedte 2,135 m.; hoogte 2,41 m.) geeft de voorstellillg van een feit, dat, volgens de legende, op de Hoofdbrug zou gebeurd zijn in 1371 : een beul is op het punt zijn veroordeelde vader te onthoofden, als het lemmer uit het gevest vliegt. De legende ontstond doordat de Schepenen in 1371 een koperen groep, een halsrechting verbeeldende, deden stellen op een der leuningen van de brug, waar tot omstreeks 1520 de onthoofdingen plaats grepen. Het op doek geschilderd stuk stelt voor : de hoofdbrug; als achtergrond het Gravensteen, de Augustijnenkerk, de Lieve en de achterhuizen van het Gewat. Te midden van de brug zit een geblinddoekte grijsaard op de knieën, met een kruisbeeld in de samengebonden handen; hemd en ondervest zijn aan den hals opengevouwen, ten einde den slag van het zwaard niet te belemmeren. Langs de linkerkant van den veroordeelde staat achteraan zijn zoon, de beul, gereed het zwaard neer te zwaaien om den doodelijken slag te geven; maar het lemmer vliegt op hetzelfde oogenblik uit het gevest. Links van de toeschouwer staat de Baljuw met de roede van justitie in de hand, een krijgsman met een speer, nog drie mannen en één vrouw; geheel op den voorgrond het bovenlijf van een krijgsman met een helm van achter gezien en een Franciscanermonnik, de biechtvader van den veroordeelde, die de linkerhand uitsteekt en den grijsaard moed schijnt in te spreken. Rechts op den voorgrond ziet men het bovenlijf van 77


1782, 19 maart 1782, 27 maart 1782, 10 mei 1782, 12 mei 1782, 21 nov. 14.30u. 1783, 3jan. 1783, 31jan. 1783,3 maart 1783,31 mei 17.15u. 1783, 2juli 1783, 19 nov. 1783,7 dec. 1784, I jan. 1784, 24 jan. 1784,3 feb. 1784,3 feb. 1784, 11 feb. 1784, 24 juni 1784, 20/21 nov. 1784,3 dec. 1785, 11 sep. 2u. 1786,6 feb. 1786, 13feb. 1786, 7 maart 1786, 20 aug. 1787, 17 april 1787, 17 mei 1789, 24 aug. 1789, 24okt 1789,24 nov. 1789,26 dec. 1790, 8 maart 1790, 30 april 1790, 24/25 juli 's nachts 1790, 24!25 juli 1792, 29 apr. 1792, 25 nov. 1.30u. 1793, 17 jan.

de calckschuer in de coneergene van den nieuwenraedt huis van jo. de Graeve in den meulen ten huyse van sr. Bauwens, huyvetter ten huyse van backer Bombeke ten huyse van eenen zeeldrayer ten huyse van sr. Noel ten huyse van sr. Doodt, loodgieter ten huyse van Rosiest ten huyse van Van Belle in het pachuys huis van sr. Benthuys huis van Mr. Van Hoesselgem ten huyse van den kruydenier den Spiegels huis van Frans Duytschaever huis van sr. Paleys huis van de wed. Van Holder

ten huyse van Pieter de Vilder ten huyse van Lameire ten huyse van sr. du Pree, silversmit ten huyse van den hacker Geyselynck huis van Van Cassel ten huyse van sr. Lefeber ten huyse van Pieter Duyck ten huyse van Mr. Vanden Broucke ten huyse van sr. Pauwelus ten huyse Mr den caoooinek Petiet ten huyse sr. De Sutter in het packhuys ten huyse dheer Moens

in den Cleenen Hoek

in de St-Jansstraete teynden het Meulen gat aen de Spelle Brugghe - Spellestraetjen aen den Calcoenschen Haene door de Ketelpoorte in de Laugemunte Houtbriel aan kleyn Vleesch huys in het Landeken van Herodes op de Coremert in het Drongenhof IndeMeire aen de Leeuw te Putte aen de Blauwe Schoole in de Apostelboysen op de Hoogpoorte aen de Keyserpoorte aen den Plaeten Steeger Tenenpot straetjen op de Heyperstraete in de donderstraete op de St.-Pietersnieuwstraat op de Hoogpoorte op den Groenselmarkt op den hoek van de Cosijntjensstr. in de Geldmunte op den Commarkt

in de Audtburg op de Coorenmarkt op de Keyserstraete

ten huyse Mijnheer Haubroeck deMoeregem ten huyse sr. Crombrugge ten huyse van Comelus Moran

achter de Recoletten

in de karners staende voor caseirne

op St.-Pieters

76

op de Hoogstraat in de Meulenaerstraete


1732, 26 april 1732, 29 juni 1734, 16 sep. 1735, 17 feb. 1736, 23 juni 1737, 25 april

thoren van onze Lieve Vrouwe kercke huis van Meganck

bij joffr. De Meye, geestelijcke dochter

1743, 9okt 1745, 25 april 1745, 1751, 1756, 1761,

8 sep. 9/10 juli 21 feb. 6/7 dec. ts 12/1u. 1762, 10okt

1762, 11 okt 1768, ? maart 1768, ? juli 1768, 2aug. 1769, 8 feb. 1771, 9/10 mrt 's nachts 1772, 3/4 juni 's nachts 1773, 19 jan. (of29 jan.) 1773, 3 juli 1774, 2jan. 1774, 18 juni 1775, 11 aug. ts. 12/1u. 1777, 8 feb. 15u. 1777, 13feb. 23u. 1777, 8aug. ts. 12/1u. 1779, 20 juni 1780, 20 jan. 1781, 16 dec. 6.15u.

een huys aldaer nieuw ghemaect Drij Conijngen Brauwerije van het Peirt een huys competerende het Clooster van Deynse brouwerij Groenen Lantirren

in den meuten genaemt Caldshoven ten huyse van mandemaecker Ayct ten huyse van Frans de Stoet, Taertebacker in den papiermeuten

Sint-Pieters Geltmunte tegen het dooster der carmelieten Bogaertstraete boyten de St Lievenspoofte GalileĂŤn Geitmunt Bagattestraete op St-Pieters bij de Weverscapelle omtrent de Waelpoorte hoek Schipgracht Cooremert Slijpstraete op Ackerghem Sint Jacop nu straete (St.-Jacobsnieuwstraat) Houtbriel

ten voorhoofde up de Vrijdagsmerct

boyten de brugsche poorte langst de contributie zijde Vrije van Gendt in het Cnechtjenshuys aan de Schaetsmeuten tusschen Muyde op de Graenmerct omtrent het Dobbelslot in de Bagattestraete omtrent het godtshuys genaemt Hebberechts Hospitael ofte Schrijboom omtrent het Nieuwpoortjen

ten huyse van Laval een huis in twee huizen in een huis

in de herberghe den Fransehen Schilt ten huyse van Frans Schellinck, eigendom Speelman Blompeldersmolen in het Clooster van de paters Capucijnen huis van dhr Loridon

75

opdeCauter in het Roosendaelstraetjen in het Sleutelstraetjen

in den Quathem


BULAGE Lijst van branden samengesteld aan de hand van het bundel : Stadsarchief Gent, Reeks 533, nr. 17. Datum en uur

gebouw/huisnaam/bewoner/ eigenaar

plaats

1703, 13 nov. ts. 7/8u. 1705, 2mei 2mei 2mei 2mei 1706, 5 sep. 17u. 6sep. 'savonds 16dec. 17CJ7, 23 mei 13 okt 1708, 2jan. 1709, 4dec. 1710, 3/4 apr.

Drij Coninghen

Coorenmert

1711, 15 juli

-

Belfort St-Niclayskercke St.-Martenskercke derneuten

-

ten huyse van Jaecques Stryncx, meester-zadelmaker ten huyse sr. van Doorne

-

ten huyse Miehiel Steupbaert

-

-

in een magazijn van hoy in de bleeckerije

7aug. huis Pieter vander Kelen ts. 2/3u. 1715, 16 dec. ind'opera 1716, 23/24 nov. 1718, 29 juli een huis

-

1718,

1722, 24 maart 1724, ? feb. 1725, 20 dec. namiddag 1726, ? feb. 11 apr. 22u. 1727, lOmei 1728, 8aug. (of 1729) 1729, 30 okt 1731, 20 nov. 22u.

Stadhuis/ in het collegie medicum boven het collegie van Ghedeele huis vansr.Van den Abeele huis van Adrien Neerijncx in den nieuwen bouw in het nieuwe gebouw deser voorse. stadt een huys/gemaempt Cleen Audenaerde huys van den heere pastor huis van Kindts huis van Poelman huis van de Schrijvere

74

t' Eynde Weere in d'Holstraete omtrent de Tresiaenen op den hoek van te Putte op de Gesleye (Graslei) omtrent de paters Capucijnen in de Geltmunte omtrent het Klein Begijnhof Bennesteghe achter de Meulenaerstraete ofte, Gaymeuten Vrijdachmert al den cant vande suyt sijde Quathem

op Ste. Prs. (Pieters) bij Ste Quintenscapelle

op de Vismerct bij de Raecke op de Cooremerct

gestaen ende gelegen bij ST. Niclaeys kercke St.-Pieter Dobbelslot in het Landeken van Herodes tusschen beede de Muydepoorten gestaen op de Leye achter het Clooster van de paters Predicheeren - Predicheerenleye


9.

10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.

53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64.

65.

66.

Brandstraet (2}, Wellingstraete (2}, Meulegat (2}, Annuntiastraete (2), Stoppelstraete (2}, Yperstraete (2}, Pekelhaering (2), TwaelfKaemeren (2}, Ackerplaetse (4). Wyk tusschen Muyde. Noordeynde (6), Zuydeynde (6). Een volledige lijst van de plaatsen waar zich brandladders bevonden konden we niet terugvinden. Aan de hand van het bundel :reeks 533, nr. 17 in het Stadsarchief Gent, konden we volgende lijst samenstellen : Corte Veltstraete, Groot Meerhem, Onderbergen, Papestraete, Groene Briel, Meulenaersstraete, Waterschoodt, Mortierstraete, Hooge Aubuitch(?), Rijke Claeren, Posterenstraete, St Martens Straete, Drabstraete, Galghenbergstraete, Jansstraete, Beersteghe, Sleypstrate, Serpentstrate, gebuerte der Prreckheeressen op het Niewlant, St. Michiels, Hoylant, Wulvestrate, Hovestrate, Oost Cauter, Overschelde, Heuverpoorte, Brugschepoorte, Princehooft (sic), Brabantdam. Stadsarchief Gent, reeks 533, nr. 64, overstromingen 1607-1786. Memorieboek der Stad Gent (M.S.G.), deel2, p. 215. M.S.G., deel2, p. 35. M.S.G., deel2, p. 379. M.S.G., deel3, p. 116. De vermelding hiervan staat onder hetjaar 1587. In de tekst zelf is er sprake van 1588. Deseyn G., Gids voor Oud Gent, p. 165/166. M.S.G., deel1, p. 51. (17) M.S.G., deel1, p. 83. (18) M.S.G., deel1, p. 74. (19) MS.G., deel 1, p. 84. (20) M.S.G., deel 1, p. 93; synghelen =afschroeien van de haren na het slachten. (21) M.S.G., deel1, p. 96. (22) M.S.G., deel1, p.100. (23) M.S.G., deel1, p. 101. (24) M.S.G., deel 1, p. 107. (25) M.S.G., deel2, p. 328. (26) M.S.G., deel1, p. 74. (27) M.S.G., deelt, p. 77. (28) M.S.G., deelt, p. 89. (29) M.S.G., deelt, p. 90. (30) M.S.G., deelt, p. t73. (3t) M.S.G., deelt, p. 349. (32) M.S.G., deel2, p. 88. (33) MS.G., deel2, p. 94. (34) M.S.G., deel2, p. 324. (35) M.S.G., deelt, p. t09. (36) M.S.G., deel1, p. 150. (37) M.S.G., deel1, p. 238/239. (38) M.S.G., deel2, p. 35. (39) M.S.G., deel2, p. 379. (40) M.S.G., deelt p. 3t2. (4t) M.S.G., deelt, p. 3t8. (42) M.S.G., deel2, p. 105/t06. (43) M.S.G., deel2,p. 54. (44) M.S.G.,deel2,p.t07. (45) M.S.G.,deel2,p.l12. (46) M.S.G., deel2, p. 2t5. (47) M.S.G., deel2, p. 240/241. (48). M.S.G., deel2, p. 241. (49) M.S.G., deel2, p. 320. (50) M.S.G., deel2, p. 347. (5t) M.S.G., deel2, p. 369. (52) M.S.G., deel3, p.65. Deseyn G., p. 101. Deseyn G., p. 349. M.S.G., deelt, p. 83. Deseyn G., p. 376. Deseyn G., p. 387. M.S.G., deel2, p. 35. M.S.G., deel2, p. 218. Deseyn G., p. 5t4, en : Deseyn G., Bouwen voor de Industrie, Gent t989, p. 137. Deseyn G., p. 2t8. Stadsarchief Gent, Reeks 533, nr. t7. M.S.G., deel3, p. 97/98. Stadsarchief Gent, Reeks 533, nr. 11. Stadsarchief Gent, Reeks 533, nr. 17. Bral Guido, "De Premonstratenzerabdij te Drongen in de XVll en de XVIII eeuw", onuitgegeven licentiaatsverhandeling, R.U.G. t975/1976, deel t, p. 45; en : Deprest F., onuitgegeven handschrift (Heemkundige Kring Dronghine). Erschrockenliche Zeyttung von einem Grausamen Ungewijtter den t8 Augusti Anno 1586 jar zu Gennt furgangen ist. Gedruckt zu Augspurg durch Josiam WĂśrlij bey dem heyligen CreĂźz hinder dem predighaus inn Sanct Otmarsgassen. M.S.G., deel2, p. 88/90.

73


Wyk nieuwe Muydepoorte. Lievegang (2), Meulenaerstrnete (2), t' Berouw (2), Meirhem (4), Lange Schipgracht (4), Korte Schipgracht (4), Paelingstraete (4), Tichelrye (4), Landeken van Herodes (4), Margaritestrnete (4). Wyk Burgstraete. Raeme (4), Raeme Koningstraere (4), Middel Burgstrnete (6), Neder Burgstrnete (6), Pharaildeplaetse (4), Groot Gewat (4), Kleyn Gewat (4), Tinnepot (4), Silverstraete (4), Plumstraete (2), Aen den Berg (4). Wyk Overschelde. I. Brabanddam (4), IT. Brabanddam (4), ID. Brabanddam (4), Moyhoveken (2), IV. Brabanddam (4), Abeelstraete (2), t' Stuk (2), Apostelboysen (2), Koeypoorte (2), Mortierstraete (2), Cosyntjenstrnete (2), Vrouwestrnete (2), Uckelram (2), Beenhouwerstraere (2), Bogaertstraete (2). Wyk Kooremerkt. Kooremerkt (4), Hoyaert (4), Aen de Vischmerkt (4), Korte Munte (4), Neder Hoogpoorte (4), Middel Hoogpoorte (4), Hoogpoorte (4), Nederpolder (4), Quaethem (4), Roscamstraete (4), Paradeplaetse (4), Kudderedutstrnete (4), De Putte (4), Donkerstege (4), Kleyn Turkyen aen S. Nicolaes (4). Wyk Majorlynstraete. Catheloignestrnete (4), Majorlynstraete (4), Cipereystraete (4), Kalanderberg (4), S. Jansstraete (4), Bisschopstraete (4), Opper Reep (2), Neder Reep (2), Koeystraete (4), Meire (4), Bonte Leeuwstraete (2), H. Sacramentstraetjen (2), Benne en Kromstege (2). Wyk Huydevettershoek. Terplaeten (2), Heuverpoorte (2), 't Stalhof (2), Plattenberg (2), Vrouwestraete (2), Callye (2), Nieuwstraete (2), VijfKaeven (4), Grooten Huydevettershoek (4), Kleynen Huydevettershoek (4). WykKauter. Recollecten (4), Achter de Paele (4), Brabandstraete (4), Dagstege (4), Oostkanter (8), Westkanter (12), Predikheerenleye (4), Kooremerkt (4), Veldstraete (4), Veldstraete Spinrok (4), Veldstraete Koeybelle (4), Savaenstraete (4). Wyk Onderbergen. By den Appel (4), Gersleye (4), Pinneslye (4), Drapstraete (4), I. Engelandgat (2), 11. Engelandgat (2), Swarte Susterstraete (2), Bestormstraete (4), Onderbergen (6), Violette Houtleye (4), By de Bogaerde (4), Houtleye (4), Houtleye en Schouwvaegersstraetjen (2). Wyk Slypstraete. 't Groenstmetjen (2), Huyvetterken (2), Nord Slypstraete (4), 111. Slypstraete (4), 11 Slypstraete (4), I. Slypstraete (4), Achterleye (2), Beierestege (4), Krommewaele (2), Katelynestraete (4), Gelukstraete (2), Oude Veste (2), Oude Veste (2). WykMeirhem Meirhem (2), Groot Meirhem (2), Kleyn Meirhem (2), I. Voormuyde (2), 11. Voormuyde (2), lll. Voormuyde (2), St Salvators (4), St. Salvators aen de Brugge (4), Nordeyode Nieuland (2), Zuideynde Nieuland (2). Wyk Langemunte. Vrydagmerkt (4), Neder Langemunte (4), Langemunte Eyland (4), Langemunt (4), Kammerstraete (4), Koningstraete (4), Santberg (4), Serpentstraete (4), Opper Onderstraete (4), Neder Onderstraete (4), Schepenhuysstraete (4). Wyk Geldmunte. Sluyseken (4), Korte Steenstraete (4), Lange Steenstraete (12), Geldmunte S. Eloy (6), Geldmunte (6), Kraenleye (4), Neder Audburg (4), Opper Audburg (9), Hertogstraete (2), Bogaertstraete (2), Plottersgracht (2). Tavemierstraete (2). Wyk Ackergem.

72


den op een spontane of accidentele wijze ontstaan. Zo pleegde tegeldekker Jan van der Meerre op 7 november 1532 een roofmoord. Om zijn daad te verbergen stak hij het huis in brand waarna hij zelfs werd opgemerkt tussen diegenen die de brand probeerden te blussen. Nadat hij de stad was uitgevlucht werd hij tenslotte aangehouden te Lessen in Henegouwen. Omdat er geen juridisch geschil zou ontstaan tussen Gent en Lessen beval de landvoogdes de dader naar Brussel over te brengen alwaar hij naar de brandstapel werd verwezen (66). DavidMAES NOTEN 1. Ter vergelijking; het verbod om stro als dakbedekking te gebruiken werd te Brussel pas op 21 november 1550 uitgevaardigd. 2. Na een aantal betwistingen werden beide gilden in 1380 heringericht. Ze zouden pas terug samengevoegd worden, samen met de metsers, de plaasteraars en de steenhouwers en dit in 1540. 3. Deseyn Guido, Gids voor Oud Gent, Antwerpen, 1984, p. 421. 4. De Loose C., Korte Geschiedenis van de Gentse Brandweer (uitgegeven ter gelegenheid van 175 jaar Brandweer Gent). 5. Reglement Gemaekt bij Heer ende Weth der Stad Gent Nopende den Brand, van den 28. Augusti 1766. Tot Gend, By Jan Meyer geswooren Stads-Drukker op d'Hoogpoorte in 't gekroond Sweird. 6. De Loose C., Korte Geschiedenis... 7. Koning der Moorkinderen. Zie hierover: M. Van Wesemael, De Maagd van Gent, in Gh. T. 1976, nr. 5, p. 219, noot 5.; en: De wapenstok van den Koning der Moorkinderen, in Gh. T. 1984,nr.6,p.353tot355. 8. Lyste van alle de Gebuerten der Stad Gend alwaer Brandeemers moeten berusten: Wyk op 't Zand.

V. Brabanddam (4), Violettestraete (4), 't Zand (2), Het Kruyce (2), S. Lievenstraete (2), Raveschoot (2), S. Lievenspoofte (2), Keyseip<>Orte (2), Keyserstraete (2). Wyk Gaereplaetse. In den Ham (4), West Steendam (4), Baudelooplaetse (4), Oude Vlaschmerkt (4), Wolve-

straetjen (4), Vrydagmerkt (4), 't Gulden Hoofdstraetjen (2), Waeystraete (4), Gaereplaetse (4), Suyvelstege (2), Donkerstmetjen (2), Baudelooleye (2), Baudeloostraete (2). Wyk Nieuwstraete.

Oost Steendam (4), Nieuwpoortjen (2), d'Ykstraete (2), Vlaschmerkt (2), Korte Rudderstraete (2), Nieuwstraete S. Jacobs (2), Nieuwstraere S. Baefs (2), Beestemerkt (2), Kalvermerkt (2), Tusschen 't Pas (2), Guldestraete (2), Veirstraete (2), Crommenhessche (2), Brauwstraete (2). Wyk Tykstraete S. Pieters

Petercellepoorte (2), Tykstraete (2), Veirgreppe (2), 't Spriete (2), Neerkantere (2), OL. Vrouwe ad Radios (2), Bagattestraete oostzyde (2), Bagattestraete westzyde (2), Paellepelstraete (2). Wyk d'Hoogstraete.

Opper Hoogstraete (4), Holstraete (4), Middel Hoogstraete (4), Korte Hoogstraere Marialand (4), Engeland tenTrappe (2), Leugemeet en Poorte (4), Begynegracht (4), Begynedriesch (4), Peperstraete (4), Commynstraete Raeme (2).

71


Keure vrijgesteld van burgerwacht en kreeg hij daarenboven nog een "wekelijkse contributie zijn leven lang" op voorwaarde echter dat hij zich in geval van brand of alarm toch ter beschikking stelde van de magistraat. Ook Joannes Jonckheere "hacker van stijle wonende met zijn moeder op de Putte" hoopte op een vrijstelling van burgerwacht, nadat hij op 16 augustus 1750 samen met de uurwerkmaker Joannes van Royen een brand in het Belfort, veroorzaakt door een vuurpijl, had geblust. Zijn vraag werd echter afgewezen en hij moest zich tevreden stellen met twee pond groten (62). Blijkbaar was het de gewoonte dat het stadsbestuur instond voor het "blussen" van de droge kelen van de hulpverleners. Op 8 september 1706 werd zelfs een bedrag van niet minder dan vijftien ponden, vijftien schellingen groten betaald aan Guille vander Vinckt "brandweer deser stadt... ter eausen van bij hem ghelevert t'hebben thien tonnen bier aen de persoonen gheblust hebben den brant in de Holstraete, aen het Stadhuys ende in decaserrens (kazernen?) deser stadt" (63). Een zeldzame keer werden de brandspuiten van de stad ter hulp gezonden naar een naburig dorp. Dat was onder andere het geval toen op 7 mei 1727 rond drie uur in de namiddag de kerktoren van Drongen door bliksem werd getroffen en in brand vloog. Bedenk daarbij dat hiervoor nog een ommetje moest gemaakt worden via Mariakerke, de Drongendreef was toen nog niet aangelegd, waarbij we het nut van een dergelijke operatie in vraag stellen (64). Zoals we gezien hebben was onweer en de daarmee gepaard gaande bliksem nogal eens de oorzaak van een brand. In f!r(~löçfcnUCU.e: dit verband wijzen we nog graag op het bestaan van een eigenaardig werkje (65) waarin het verhaal kond wordt gedaan · Q3tau(~mm ~ng~ptcer~cn van een verschrikkelijk onweer te Gent . 1 8.2!uguffiJ:/lnno 1sS6. sil 15cnntfii~g4flg(!J op 18 augustus 1586 om twee uur in de namiddag. Daarbij zou een edelman letterlijk in de lucht geslingerd geweest zijn en in stukken gereten. Een houten huisje van een schoenmaker werd de lucht ingezogen alsof het "ein buschel flachs" (bussel vlas) was. Bovendien schrok een oude vrouw zich dood en verloren meerdere zwangere vrouwen "ihre leibsfruchten". Het onweer duurde niet minder dan twee uur.

_g~vttunrvuon ~inem

Tot slot weze gezegd dat niet alle bran70


ze moest gevierd worden. Op 17 mei op de middag werden de stadsklokken een uur lang geluid. De kanonnen van het Spanjaardskasteel werden tot driemaal toe afgeschoten. Op het Belfort speelden 's avonds de "scharmeyers ende trompetten" en werden op de draak vreugdevuren ontstoken. Bij dit laatste ging het bijna fout want "daer rees brandt boven de weckers, maer hij was met groote arbeyt ende neersticheyt gheblust" (61). De branden van 8 augustus 1644 en 4 november 1657 veroorzaakten, zover bekend, geen noemenswaardige schade aan het Belfort. Toen op 2 mei 1705 omstreeks 5 uur in de namiddag, door blikseminslag, bijna gelijktijdig brand ontstond op het Belfort en de Sint-Niklaastoren werd er naderhand een nauwkeurig verslag opgemaakt aan de hand van getuigenissen van de blussers, waardoor ze oogden op een geldelijke bijdrage vanwege het stadsbestuur wegens bewezen diensten : "Believe mijn ede. heeren schepenen van der Keuren der Stadt Ghendt te considereren de overgroote deligencie in het blussen van het belfort, ende torre van Ste. NiclayskerckĂŠdeser stadt, door den blixem ingerackt op den 2de meye 1705, voor dese navolgende wercklieden, te weten Jacques Willems, Pieter de Mey, Joos Verperre, metsers, Jan Bosschaert ende Maximiliaen Vantgens, dienders, Cornelis de Ghevise ende Judocus de Meyere, timmerlieden, die waeren werckende inde ontrect ten huyse van Joe. de wede. Jan van Hecke, dier propertaris van is, hr. Anthone Soetaert, door wiens ordre wij wierden gecommandeert, op het ghesichte, in het uitworpen van een mande greys (gruis), op den waeghen van Bertel de Nycker, door de voorn. diender ghesien, beneffens den voorn. Soetaert datter op het bovenste van het belfort in de perre (peervormig gedeelte van de torenspits) onder de dracke, was roock ende vier, opwelck gesichte, den voorn. Soetaert sito, met luyden sterrune heeft geropen, sa mannen hastulder, hastulder, het belfort is in brand, vliegt dewaert, op welck wort wij onderschrvn. sito al zijn geloopen naer het belfort, tot boven toe, met mr. Pieter, den orlogimacker ende sijnen sone, bij den brant, in ende boven den beyaert, tot inde voorn. perre, die door de groote deligencie van voorn. Jacques Willeros en de Pr. de Mey en Joos Verperre ende dienders, als ander persoons naer ons gecomen sijn, is geblust gheworden, naer welcke blusschinge de selve sijn ghelopen naer de kercke van St. Niclays daer den voorn. Jacques Willeros den cleynen torre beneffens ander persoonen, in seer groot perickel van sijn leven, noch eens heeft geblust. .. " Bij hetzelfde voorval beleefde de knecht van de uurwerkmaker van het Belfort een paar bange momenten want hij rende na de blikseminslag uit de stadstoren "met sulck een verbaestheyt ende alternatie seggende dat hij gesien heeft den blixem ende het vier ghecommen twis door den solder, boven de trommel staende, voor sijn voeten naer is ghevallen ... " Toen meesterkuiper Jan de Roop 25 juni 1741 alleen een brand "in de derde balustrade van het Belfort" bluste werd hij hiervoor door de schepenen van de

69


Twaaljkamerenstraat 1566: "Den XXVJen Maerte was binnen desestede ten XII cameren grooten brandt, 's morghens ten zeven uren, daer verbrande wel XX huysen (50). Sint-VeerlepJein 1569: "Den XXIen Meye 's nachts, verbranden up de Veerleplaetse neffens 's Gravencasteel vijf of ses huysekens (51). 'tFraters 1580 : "Den Xlllen Meye, 's morghens ten zes uren verbrande aen 't Fraters een grootstene huus, ende in 't blusschen, zoo vielder eenen gevel inne daer eenen onder doot bleef, ende wierter vele ghequetst, die zeer corts daer naer starven (52). Bij archeologische opgravingen ontdekte men nabij de Wijden Aard (nu Bisdomplein) dat de bovenste laag een brandlaag was, wat er op wijst dat ook hier de rode haan ooit kraaide (53). Het Wittocxhospitaal, dat zich vroeger bevond tussen de Bennesteeg en de Veld-, de St.-Niklaas-en de CataloniĂŤstraat, verdween bij een grote stadsbrand in 1176 (54). Naast Antoon Sanderus, maken ook nog andere bronnen gewag van een grote brand buiten de Zandpoort in 1360: "... zoo berrendet zeere te Ghent den XIJ April buuten de Santpoorte, bij der Bylooke an de Gansdriesch, ende was 's nachts.", "Anno LX, IXden Meydach, zoo verberende binnen Ghent buyten SantpooTte wel Illc huusen ende datter bleef stanebranden binnen acht daghe daer naer" (55). In hetzelfde stadsdeel, meer bepaald in de Brandstraat - het ontstaan van de naam zou volgens sommige auteurs niets te maken hebben met ons onderwerp - woedde in 1567, volgens Marcus van Vaernewijck in zijn "Beroerlijke Tyden", een brand langs beide zijden van de straat "ende up de strate, daer men ghaet naar 't Papeghaeyhuys ende 't straetkin achter die taverne". Een twintigtal armoedige, met stro bedekte huisjes gingen toen in de vlammen op (56). Het klooster van Galilea (hoek Hoogstraat met Holstraat) werd tweemaal door brand geteisterd. Een eerste maal in 1515 "up Ste. Michielsdach" waarbij de kerk in de vlammen opging (57). De tweede keer, in 1541, was het de brouwerij van het klooster die door brand vernield werd (58). Ook molens bleven niet gespaard. Dit was o.a. het geval in 1764 met de oliemolen, die tussen de twee Muidepoorten stond en eigendom WflS van Carolus Benthuys (59). De voorloper van de huidige opera nl. de Sint-Sebastiaansschouwburg, gelegen aan de Kouter, werd op 16 december 1715 door brand vernield (60). Het Belfort, uitkijkpost bij uitstek voor het ontdekken van branden, werd ook een aantal keren door brand getroffen. Toen op zondag 16 mei 1585 te Kalo een overwinning werd behaald op de Geuzen, meenden de schepenen van de Keure van Gent dat dit op passende wij68


Muide 1569, 28 november, tussen middernacht en ĂŠĂŠn uur : het achterhuis van een pottenbakker (39). Vismarkt 1479: "in dit jaer herrende te Gent up de Vismaert 't Haenkin ende de Merminne (ende 't Veerkin) ende daer verbrande inne Pieter Verreken ende zijn wijf, ende bij dien brand was de Vismaert vermeerdert" (40). 1536: "Den 20 october, des vrindachs 's nachts, ten elf uren, verberrend het Vischcoopershuus up de Vischmaerct en daer woende daer inne Jacob Impeos fs. Jacobs, apotecaris, daer lach 't huus een advocaet van der camere van den rade ende spronck u ter veinstre, achter up 't watere, van der tweester stagien, ende starf van den spronghe, ten huuse van meester Laureyns Bybau, cirurgien" (41). Buiten de Braampoort 1521 : "... duer de Braempoorte deser stede verherrende een huus up Ste Bastiaensdach 's nachts, daer inne verherrende de man van den huuse, ghenaemt Mer. Jan de Jonghe" (43). Sint-Lievensstraat 1536: "Up den XXllllen juny, up Ste Jansdach in middenzomere, was naer noene, ootrent de drie uren grooten brandt up Sente Lievinsstrate over beede de zijden sodat men niet ghepasseren en conste van den groote hitte" (44). "Up Sente Jans Baptistendach, in den brandt van Sente Lievensstrate, vooren ghenompt, viel eenen stene ghevele inne, daer onder dood bleef Lievin de Buck, broeder van Pieter de Buck, officier (45). Ekkergem 1540: "op den selven dach (XXVll ougste) was grooten brant te Eekerghem bij der Kercke (46). Veldstraat 1545: "Item den Xen in December herrende 't huus in de Veltstrate op den houc van der Conduutstege toebehoorende Jacop van Keymeulene, 's avonts tusschen vijven en sessen" (47). Holstraat 1545 : "Item, in 't voornoemde jaer, den XVII in lauwe herrende te Ghent in de Holstrate, ende was leeHeken brant 's achternoens ten drije ueren, ende daer verherrende wel XV of XVI huusen" (48). Buiten de Walpoort 1562 : "In dit jaer op eenen vrijdagh, 's avonts tusschen de neghen ende tien uren, was grooten brandtbuutende Waelpoorte, zoo datter afberrende twee soo drij huusen ende eenen stal, daer inne dat verbranden twee peerden en vijf hoornebeesten (49).

67


Ganzendries 1341: "op den Gansdriessche bij der Bijlocke, daer nu staet het clooster van Sint-Agnete" (16). 1353 : 300 huizen werden getroffen en de brand woedde acht dagen (17). Sint-Pietersdorp 1353 : de kerk O.L.V. St.-Pieters. Acht dagen later het dorp zelf waarbij een aantal slachtoffers vielen (18). 1361, 3 mei : " 't SentePieters te Spriete" (19). 1368 : een grote brand veroorzaakt door het "synghelen" van een varken (20). 1371 : op Palmzondag (21). 1375 : de kerk en de kloosterkerk (22). 1376: St..;Pietersdorp en Stalhof. Daarbij zouden "vijf duusent huusen" in de vlammen zijn opgegaan, cijfer dat ons fel overdreven lijkt (23). 1378 : vijfhonderd huizen van het dorp. Mogelijks gaat het hier om dezelfde brand als in 1376 en is ĂŠĂŠn van de twee jaartallen foutief (24). 1564, 8 juli :het altaar van O.L.V. St.-Pieterskerk, zonder verdere schade aan de rest van de kerk (25). Sint-Pieters-Aalst 1353 : acht dagen na de brand in het St.-Pietersdorp en waarbij honderd huizen afbrandden (26). Sint-Baafsdorp 1355:- (27) 1365, 't half Sporlde (28). 1366, 25 april : "zo groot dat bijcans gheheel 't durp af ghinc" (29). 1420, in de "synxenweke" (30). 1487, 15 september om 10u. in de voormiddag: "ende daer verherrende het dan honderthuusen" (31). 1532, op "Sente-Denijs-avont". De brand ontstond in een smidse (32). 1533, 30 september om 12u. 's middags : "den Helleme" (33). 1533, 16 sporkele, 's avonds om 8 uur : "verberrende eenen oly meulen van inviere buyten Sente Baefs toebehoorende eenen Jan Beekman (33). 1564, 29 lauwe : "verberrende de herberghe ghenaempt de Zwane 't Sente Baefs van inviere" (34). Jacobijnenklooster 1380, 3 juli : de toren (35). Sint-Niklaaskerk 1408 : het zuidtorentje (36) Meerhem 1452: "die begonste op Merhem, waer inne dat verbrande meer dan drye hondert huusen, de scepen in 't watere, de capelle ten Nootgods, de Papestraete an beede zijde en wel half 't Nieuwlant" (37). 1515, september: de brouwerij van het "clooster up 't Meerhem" (38).

66


Brand Sint-Baafskathedraal op 1 juli 1640. Aquarel van Jan Joseph Wynants. (Stadsarchief Gent - Atlas Goedgebuer - W62bis).

Gezicht op de torenbrand van de, nu verdwenen, 0.-L.- Vrouwkerk - Sint-Pieters in 1733. Anoniem schilderij. (Stadsarchief Gent, Atlas Goedgebuer L23/4b).

65


gorieën maar al te veel in de weg. Of hadden de "heren" bij het nablussen liever geen pottenkijkers in hun omgeving? Door het vrij spektakulaire aspekt van de meeste branden worden we niet alleen nu nog regelmatig ingelicht door de pers. Ook heel wat kroniekschrijvers hebben in hun geschriften gewag gemaakt van deze gebeurtenissen. Voor wat er zich te Gent terzake zoal heeft voorgedaan zijn we ons licht gaan opsteken bij o.a. het "Memorieboek". Een vermelding in deze kronijk, die echter niet zozeer is thuis te brengen onder de noemer "brand" maar die toch het noteren waard is, deed zich voor in 1515 : "Den XlllJ september vielder vier uter lucht, ende maecte eene claerheyt als of 't dach hadde gheweest" (12). Of we dat "vier" zo letterlijk moeten opnemen betwijfelen we sterk. Mogelijks was er hier sprake van het verschijnsel poollicht, maar zeker zullen we het nooit weten. Voorbeelden waarbij omstreeks hetzelfde tijdstip gelijktijdig op diverse plaatsen in de stad een aantal branden uitbraken, zijn eerder zeldzaam te noemen. De gevallen die bekend zijn werden dan ook meestal veroorzaakt door het inslaan van bliksem. Hierbij werden de hoog boven de andere gebouwen uitrijzende torens het eerst getroffen. In de nacht van dinsdag op woensdag 28 november 1569 ontstond tussen middernacht en één uur een brand in het achterhuis van een pottenbakker op de Muide. Diezelfde nacht, tussen drie en vier uur, brak "een groot ongheweerte ende tempeeste van winde, donder, blicxem ende haghelsteenen" uit. Door het inslaan van de bliksem vatten de torens van Ekkergemkerk en van de abdij van Baudelo vuur. 's Avonds tussen zeven en acht uur was het de beurt aan "Onser Vrauwekercke op Sente Pieters", zonder veel erg echter (13). Op 1 maart 1588, tussen drie en vier uur in de namiddag "begonst het zeere te sneeuwene, ende ontrent den vier uren sneeudet zoo zeere dan men nauwe door en sach, ende het donderde zeer gruwelick om hooren, ende ootrent den vijf urenbrandede turre van St. Janskercke boven aen de upperste turrekens van den voorseiden blixeme, maer het wiert terstont met grooten neersticheyt gheblust, ende daer was oock brandt ter zelvertijdtin den turre van onze Lieve Vrouwekercke op Ste Pieters, heerlichede" (14). Het was trouwens niet de enige keer dat de Sint-Janskerk (de latere SintBaafskathedraal) door brand werd getroffen. Ook in 1586 en in 1602 werd de toren door bliksem getroffen. In 1640 brandde in amper vier uur tijds het dak van de kyrk af: "de heele cappe van de cathedraele kercke van Sint-Baefs brandde af, van voren anden grooten choor tot achter ande mueren van onze Vrouwe capelle, daerin begrepen den cleynen thorre, ghezeyt den Pellicaen, staende op het cmys vande Kercke." (15) Verder noteerden we nog voor: 64


Naast het waarschuwen van de notabelen was het de taak van de nachtwakers de inwoners van hun wijk te verwittigen dat er brand was. Doordat iedereen, gezond van lijf en leden, verplicht was hulp te bieden, liepen soms hele stadswijken leeg. Diezelfde nachtwakers moesten er dan op toezien dat er van de afwezigheid van de inwoners geen misbruik gemaakt werd om diefstallen te plegen (art. 21). De tamboers van de achttien compagnieĂŤn moesten van zodra ze de signaalklok hoorden, onder het slaan van de trom hun huis verlaten en alzo gans hun wijk aflopen. Naast de metsers, de tegeldekkers, de schaliedekkers, de timmerlieden en de schippers, die ter plaatse kwamen met hun respektieve werktuigen (art. 40), stond het korps van de biervoerders in voor het vervoer van water. Hiertoe gebruikte ze biertonnen die ze leenden van de wit- en bruinbierbrouwers of de kuipers (art. 34). De schippers kregen de specifieke taak toebedeeld de brandspuiten te bedienen (a.I1. 41). Ingeval de waterbronnen te ver afgelegen waren gold de verplichting dĂĄt de inwoners van de wijk tonnen of kuipen voor hun woningen moesten plaatsen (art. 38). Ter voorkoming van diefstal werden op de plaats van de brand zelf de "Hallebardiers" ingezet (art. 35). Bovendien was het aan ieder verboden de aanpalende huizen te betreden (art. 39). Van zodra de signaalklok had geklept werden de stadspoorten en de waterbomen gesloten en werden ze pas terug geopend na het blussen van de brand (art. 44). Plunderaars werden onmiddellijk opgesloten en berecht (art. 58). Het was ook verboden zich gewapend in de omgeving van een brand te bevinden. De overtreders werden bedacht met een boete van honderd patacons en ingeval ze deze niet konden betalen met een lijfstraf (art. 37). Van een gelijkaardig verbod is er ook reeds sprake in 1540 : "Item, den XXVIII der voornoemde rnaent (hooimaand) deden scepenen ghebreder, waer 't bijaldien datter brant gherede binnen der stede, dat niemand met stocken ofte andere ghewerre ten brande commen en soude, dan alleenelk met hooftwapene om werre te biedene, sonder de ghene die van heere ende wet weghe daer to ghecommitteert waren, die mochten wel met stokken ende ghewerre commen ... " (11) Dat men van blussen dorst krijgt werd ook in het reglement niet vergeten. Aan iedere nering werd tien gulden betaald om "onderlinge verteert te worden als na oude gewoonte" (art. 42). Daarnaast werden nog eens drie gulden gegeven aan de tien personen die zich het meest hadden ingezet (art. 43). EĂŠn artikel moet waarlijk bij heel wat hedendaagse emancipatieactivisten de haren ten berge doen rijzen. We citeren het artikel36 letterlijk : " Word ook wel ende expresselyk geinterdiceerd aen alle Vrouwpersoonen ende Kinderen hun te laeten vinden ontrent de plaetse alwaer den Brand is voorengevallen, op pyne van in Vangenisse gecolloqueert te worden". Blijkbaar liepen beide cate63


hun boekje wat betreft snelheid te buiten gingen met het gevolg dat meer dan eens de spuit bij aankomst alle dienst weigerde. Bijgevolg werd hen opgelegd slechts zo snel te rijden "soodaniglyk dat die gemakkelijk zullen konnen geaccompagneert worden van eenige paters van de respective kloosters" (art. 33). Voor het werken met de brandslangen werd een directeur aangesteld die het bevel voerde over tien mannen. Om zich te onderscheiden van andere burgers moesten deze een witte band dragen waarop de wapens van de stad waren aangebracht (art. 52). Na het beëindigen van de bluswerken mocht niemand de plaats verlaten met blusmateriaal bij zich. De Koning der Moorkinderen zorgde voor het verzamelen ervan en dat het naderhand op de juiste plaats terecht kwam (art. 53). Er werden ook een aantal voorzorgsmaatregelen in het reglement voorzien : de gebuurtedekens b.v.b., die in hun omschrijving een waterloop hadden, waren verplicht bij vriesweer een opening, ter grootte van vier vierkant voet, in het ijs vrij te houden. Ook moesten in het Belfort de waterbakken door de bewakers en het ander personeel op peil gehouden worden (art. 12). In geval van brand bij nacht moest er voor verlichting gezorgd worden. Zo moesten er steeds twee dozijn fakkels van spiegelhars voorhanden zijn op de "Kamer van de Officiers van de Hoofdwacht bij het Stadhuys" (art. 13). Voor de verlichting van het stadhuis hingen er twee lantaarnen in de grote zaal van het College van de Keure, één in de zaal van het College van Gedele en één in de zaal langs de kant van de Poeljemarkt die door de huisbewaarders moesten aangestoken worden (art. 20). De "Stadswaekende Mannen" hadden als taak de fakkels van de Hoofdwacht over te brengen naar de plaats van de brand alwaar ze enkel aan de schepenboden van de Keure mochten uitgedeeld worden (art. 28). De schepenboden hadden thuis twee fakkels voor het geval ze hun meesters (de schepenen) thuis moesten afhalen en vergezellen naar het stadhuis (art. 27) alwaar deze vergaderden om te "beraemen de middels tot het blusschen" (art. 15). De gildebroeders van Sint-Joris, Sint-Michiel, Sint-Sebastlaan en Sint-Anthone verzamelden in hun respektievelijke gildehuizen "alleenelyk voorsien van zygeweir". Daar moesten ze de orders van het College afwachten (art. 16). De brandwacht op het Belfort werd verzekerd door een trompetter en een klokkenluider. Tijdens de zomer (van half maart tot half oktober) van tien uur 's avonds tot vier uur 's morgens en tijdens de winter van acht uur tot zes uur. De trompetter moest na het slaan van ieder uur op de vier hoeken van de toren op zijn trompet blazen (art. 17). Indien ze een brand opmerkten moesten ze alarm slaan "met het steken van het Trompet, ende het klippen van de ordinaire Signaelklokke" (art. 18). Bij nacht werd de richting van de brand aangeduid doormiddel van het uitsteken van een lantaarn (art. 19).

62


te gebruiken (art 8). Wanneer de brandklok klepte moesten de broeders van de kloosters waar er brandemmers voorradig waren en de dekens van de gebuurten er voor zorgen dat deze naar de plaats van de brand gebracht werden. Na het blussen was het de taak van de Koning der Moorkinderen om de emmers naar de kloosters terug te brengen. Voor de gebuurten was het de "knaepe" die hiervoor moest zorgen, waarvoor hij drie stuivers per emmer betaald werd (art 29). Tijdens het blussen dienden de aanwezigen twee rijen te vormen. De ene rij gaf de volle emmers door, de andere rij de lege (art 46). Bovendien moesten beide rijen zover mogelijk van elkander verwijderd blijven als de breedte van de straat het toeliet (art 47). Bij het doorgeven van de gevulde emmers was het verboden anderen opzettelijk nat te maken, het water te verkwisten en te pas of te onpas de emmers naar elkaar te gooien "op pyne van arbitrairelyk gestraft te worden" (art. 49). Het gebeurde wel eens dat diegenen die de lege emmers doorgaven ze gewoonweg in het water kieperden in plaats van ze aan de man aan de waterkant te geven waardoor er heel wat verloren gingen. Zij die het toch deden kregen de rekening van de schade gepresenteerd (art. 50). Bij iedere brand werden er zes personen aangeduid die aan de steiger of waterkant de emmers moesten vullen. Tijdens de zes zomermaanden kregen ze voor hun werk twee gulden, tijdens de zes wintermaanden drie gulden uitbetaald (art. 51). Over de stad verspreid waren ook een groot aantal brandladders voorhanden (9). Men had ondervonden dat bij de meeste branden hooguit vijf a zes ladders nodig waren en de aanvoer van alle ladders naar de plaats van de brand voor chaotische toestanden zorgde in de smalle straten. Daardoor werd bepaald dat slechts de ladders met bijbehorende brandhaken van de zes meest nabijgelegen plaatsen zouden mogen ter plaats gebracht worden (art. 30). De voerlieden die ze vervoerden en naderhand terugbrachten werden beloond met twee gulden. De twee voerlui die eerst ter plaatse waren kregen het dubbele (art. 31). Wel moesten ze er voor zorgen hun karren zo ver als mogelijk uit de buurt te houden en moesten ze zich opstellen in ĂŠĂŠn rij langs de ene zijde van de straat zodanig dat er nog ruimte was om de brandspuiten door te laten en het aangeven van water niet te beletten. Bovendien was het hen verboden hun ladders te lossen vooraleer men ze echt nodig had (art. 32). De brandladders werden niet altijd gebruikt waarvoor ze bedoeld waren. Bij een overstroming te Gent in januari/februari 1774 werden er heel wat gebruikt om de voeten droog te houden, wat voor gevolg had dat er naderhand een aantal naar het haardvuur moesten verwezen worden (10). De meeste brandspuiten waren ondergebracht in een klooster meer bepaald in een ruimte waarvan de deur op straat uitkwam. De sleutel van deze deur werd bijgehouden door de portier van het klooster (art. 10). Het gebeurde wel eens dat de voerlui die de spuiten vervoerden in hun ijver om snel ter plaatse te zijn, 61


ter ons deur. "Strooisel veur hulder konijnen!" zeiden ze, maar ik wist wel beter, je moest je zo wat van den domme gebaren. Mijn moeder had op de Drongensteenweg bij de huurbouderij Carels recht over de Kaarderijstraat een "Landau" gehuurd met twee paarden en twee koetsiers voor 3 uur. Die werd op de dag van de "prijsdelinge" naar de Acaciastraat gestuurd. Aangezien de Accaciastraat een volksschool was, en geen betalende school, ging de prijsuitreiking niet door in het theater, maar op de school zelf. In de feestzaal stond een scène en ik weet nog goed dat we het Nonnenkoor uit Nabukodonosor moesten zingen. Mijn leraar daar in het 6de was Oscar Hospie. Directeur Weynants zei daar dan een woordje en ook de meester. De kinderen van de klas hadden "uitgelegd" en een "gerbe" gekocht. Dat was niet hetzelfde als nen "boekee". Een "gerbe" was opgestoken en bewerkt, toegebonden en was ook veel duurder. Het lijkt zowat op dat wat kampioenen bij wedstrijden krijgen. Daar kreeg ik dan ook nog mijn rapport, mijn diploma en de boeken. Op de eerste rij, weet ik nog, zaten de notabelen en in het midden van de tweede rij mijn ouders. Wij mochten de eerste buiten komen en wij maar zwaaien in de koets! Wij waren in de buurt tamelijk goed gekend en aangezien we de koets toch voor 3 uren hadden, ging het : café in - café uit. Zo deden we o.a. "'t Boldershof', "Helpt Uzelven", "De Sneppe" op de hoek van de Appelstraat en café-coiffeur "'t Bareelke". Dat was geestig. Wij waren haast "zotgefrit" in de chocolade en murwgedronken in de "Safarkes". Het was zo dat het eerste rondje van 't café voor de primus was en dan trakteerden de ouders terug. Soms kreeg men wel al eens van de een of andere 5 fr.inde handen gestopt en ik herinner me zelfs dat ik toch een paar keren 20 fr. gekregen heb. Dat was toen heel veel geld. Wat ik ook al van in de koets in de gaten had, was dat er op alle hoeken iemand stond die "uitkijk" speelde en zei: "Ze zijn daar!" of "ze zullen gaan komen!" Toen we dan uiteindelijk de straat binnenreden, zagen we het spandoek en de vlaggen. De koets reed tot op het einde van de straat, voorbij mijn huis en draaide zich om langs de goede kant te staan. Omheen de deur was een "gloriëtje" gemaakt, een soort baldakijn. Men had het lis met koorden aan een soort stelling van pannelatten vastgebonden. Daarboven hing een bord met : "HULDE AAN ONZE PRIMUS - VIVAT HENRI!" Eén koetsier bleef op de bok zitten, de andere stapte uit en deed de deur van de koets open. Op dat moment zei mijn vader: "Rechte staan en Uw boeken vasthêwen!" Een meisje las toen "den dicht" voor, waarin ik en mijn ouders in alle talen bewierookt werden. Dat was heel mooi geschreven op een dubbel blad. Ik kreeg weer "nen boekee" en een "gerbe" en de gebuurte gaf zijn cadeau af. De voordeur stond al open en ik moest mijn boeken in de voorplaats op de tafel leggen. Toen stuikten de buren binnen. Ik weet nog dat ik een "sous-main" kreeg, een papiersnijder,

91


een vloeiblok, een inktstel op marmeren voet, een Brepols woordenboek en een "Petit Larousse lliustré". Natuurlijk werden er "druppelkes" uitgedeeld en het trottoir stond vol kleine gasten die op hun limonadeke stonden te wachten. Mijn vader speelde muziek in "Helpt Uzelven" en zo'n 20 man kwamen ons een serenade geven. Zij waren vergezeld van de voorzitter, Dhr De Rudder en zijn echtgenote. Zij lazen ook een "dicht" voor en ik kreeg nog een woordenboek. Die kwamen dan ook binnen. Mijn vader was in de brouwerij "Aigle-Belgica" in de Nieuwe Wandeling om een blok ijs geweest, zodat we thuis twee waskuipen staan hadden, de ene met pintjes, export was dat toen, en Rodenbach en in de wasketel stond jenever van "De Vier Azen" en "Bruggeman". Ge kunt wel denken dat de muzikanten met hun goesting bleven hangen. Mijn grootmoeder had drie grote platinebroden gebakken. Mijn vader werkte op een katoenfabriek waar ook veel mensen van "den buiten" werkten en daar had hij een pot hoofdvlees en een kilo gehakt van de boeren kunnen op de kop tikken. Er was voor iedereen welgeteld I (één) boterham. Er was danig veel volk, zeker met al die muzikanten. Er is daar toch een vriend of twee van mijn vader blijven hangen en Charel begon met de klarinet op het trottoir te spelen. Emilie "Blad", een vrouw van om en nabij de 50 jaar, wiens man "gazettendrager" was- vandaar de bijnaamhad vroeger nog in de café-chantants gezongen en die kende ook sketches. Men vroeg dan : "Zing nekeer van de petaoters" of "Vertel nekeer van 't sakochke" en gezien er daar soms aangebrande teksten bij waren, zeiden mijn ouders dat we mochten gaan spelen. Wegens de liedjes met de dubbele bodem natuurlijk. Wij hadden toen al "een lief' en aangezien dat we zo'n beetje "de sterre van 't plein" waren, maakten we er natuurlijk gretig gebruik van. Er gebeurde daar niets verkeerds hoor, maar we speelden "pand", waarbij iemand een opdracht moest uitvoeren. Kon hij dat niet, dan moest hij of zij iets in pand geven. Daarvoor moest dan weer iets gedaan worden en daar maakten wij gebruik van om de meisjes een "toezeke" te ontfutselen. 's Anderendaags werd het "gloriëtje" afgebroken, rnaarde prijzen bleven staan, zodat iedereen kon komen kijken of zijn cadeau met zijn kaartje wel goed in 't zicht stond! Zo kreeg ik nog een leren boekentas, wat zeer waardevol was in die tijd, een doos met 6 potjes écoline, een passersdoos, een T-lat, een doos waterverf van Taelens, een portefeuille, een "porte-plume réservoir" met zo'n metalen hefboompje, een "porte-mine" en een schaar en papiersnijder. De bloemen moesten ook blijven staan. Die stonden in een paar emmers water. Het waren hoofdzakelijk lelies, gladiolen en dahlia's met van die hele kleine witte bloempjes tussen. Bij sommige zaten er ook goudbloemen en pioenen tussen. Na twee dagen stonk dat als "d'helsche duvels". Het volgende schooljaar mocht ik gratis naar de betalende school van "'t Begijnhof' (de Stedelijke Lagere Hoofdschool Dr. Decroly-Instituut op de Begijnhofdries te Gent) waar Dhr. De Moor toen Directeur was. Daar heb ik het

92


7de, 8ste en 9de lj. doorlopen. Daarna deed ik mijn ingangsexamen voor de Rijksnormaalschool in de Karel Lodewijk Ledeganckstraat te Gent en daar was ik ook de eerste. In 1950 behaalde ik het diploma van onderwijzer en na een maand Jacob Van Maerlantstraat begon ik in het 5de lj. van de Oefenschool in de Ledeganckstraat. Na mijn legerdienst gaf ik les in de stadsscholen van de Keizer Jozef U-straat, de Eendrachtstraat en tot 1966 in '"t Begijnhof". Toen deed ik mijn examen als inspecteur. In 1967 werd ik als kantonnaal inspecteur voor Gent II voor het gesubsidieerd onderwijs aangesteld, t.t.z., stedelijk-, provinciaal- en vrij onderwijs. Deze functie oefen ik tot op vandaag nog uit." Dhr. Van Paemel geeft ons nog de bedenking mee dat de mensen in zijn "cité" mekaar heel erg nabij stonden en hielpen, bij ziekte, geboorte, men liep bij mekaar binnen, men kreeg de sleutel van buren, 's zomers zat de hele straat uit, men kende mekaar door en door, vandaar ook het gezamenlijk feestvieren. Eddy LEVIS ('t Vervolgt)

Dhr. E. Levis zoekt origineel fotomateriaal en belevenissen i.v.m. Gebuurtefeesten, niet te verwarren met de commerciële braderieën van tegenwoordig. Wie snuffelt eens in zijn familiealbum of oude schoendoos? Er moet vast wel iets tussen zitten dat bruikbaar is. Het is de bedoeling om, al naar gelang de oogst, één of meerdere artikels te schrijven over de volkse gebruiken zoals de stoeten, volksspelen, plechtigheden, versierde straten, gecoslumeerde groepen, de kîskesstoet, de mastklimming, het zaklopen, de pataoterkoers, het appelbijten en noem maar op. Mijn interesse gaat vooral naar de vijftigerjaren en al wat er aan vooraf gaat. Wie kiekjes bezit neemt rechtstreeks contact op met Eddy Levis, Knotwilgenlaan, 26, 9032 Gent-Wondelgem, tel. 091/539470. Schenkers, bruikleengevers en informanten worden al vast bij voorbaat feestelijke bedankt. 93


ALBERT BAERTSOEN In 1991 is het 125 jaar geleden dat Albert Baertsoen geboren werd. Toen dit 100 jaar geleden was wijdde Pierre Kluyskens een artikeltje aan deze artiest. Wij herpubliceren het hier met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. Gent heeft te allen tijde schilders en dichters geteld die de stad hebben bezongen met woord, lijn, rijm en kleur en die getracht hebben het klimaat van deze eigenaardige en enigmatieke stad, die sommige begrijpen zonder ze te beminnen, en andere berninnen zonder ze te begrijpen, uit te drukken en aan hun publiek mede te delen. Weinigen zijn er in geslaagd; de enen hebben het niet verder kunnen brengen dan een koud, banaal beeld, van een fotografische precisie, andere zijn blijven vasthaperen in het pittoreske of anekdotische van straatjes en steegjes, andere nog hebben het Gents stadsbeeld naar hun eigen gedachten- en kleurenwereld geloodsd en hebben ons niets anders dan een verkeerd of verminkt aspekt van de Afteveldestad kunnen schenken. Wellicht is Albert Baertsoen de enige geweest die Gent tot in zijn kleinste, verborgen vezels heeft begrepen en in zijn ware gedaante heeft geschilderd. Zijn karakter, zijn temperament, zijn sensibiliteit waren als de weerspiegeling van de lucht, de atmosfeer, het klimaat, de kleur van Gent. Hij heeft zijn temperament, zijn hand, zijn penseel geen enkel geweld moeten aandoen om dit beeld van Gent te creeëren en op te wekken. Baertsoen heeft andere stadsgezichten geschilderd, in Brugge, Nieuwpoort, Veurne, Middelburg, Terneuzen, Luik: het werden dode doeken zonder meer. De eerste oorlog bracht hem, als vluchteling, naar Londen. De stad die een Claus bekoorde, heeft Baertsoen onverschillig gelaten. En nochtans was de lucht er ook grijs, hij vond er een grauwe hemel, mist, regen, smeltende sneeuw, maar nooit ontstond er tussen de stad en de kunstenaar een reëel kontakt, een wederkerige interpenetratie. Baertsoen heeft Gent nodig gehad om zich uit te drukken en uit te leven. Het was dit jaar, een eeuw geleden dat de beste en schoonste vertolkervan onze stad werd geboren, en menig kunstliefhebber had de stille hoop gekoesterd dat Gent, bij die gelegenheid, een retrospektieve tentoonstelling van zijn oeuvre zou hebben ingericht. Ons Museum voor Schone Kunsten, dat een dertigtal werken van de meester bezit, ware het geschikte kader geweest voor een dergelijk ensemble; andere musea en privé verzamelaars zouden zeker niet geweigerd hebben de meest representatieve werken van Baertsoen af te staan. Met Baertsoen te huldigen had de stad ook zichzelf gehuldigd.

94


Albert Baertsoen 1866-1922. Foto uitgeleend door het Museum voor Schone Kunsten van Gent.

95


Het moet ergens geschreven staan dat Baertsoen nooit populair is geweest en het nooit worden zal, ook niet jaren na zijn dood. De populariteit, het sukses heeft hij ten andere nooit gezocht, ook niet de faciliteit, de welstand, de gemakzucht. Het leven ware voor hem, had hij het maar gewild, een dolce farniente geworden. Hij stamde immers uit een bekende en schatrijke nijveraarsfamilie en op het einde van de vorige eeuw was het geen traditie te Gent dat de industriëlen zich zouden kapotwerken in hun bedrijf. Albert zou zijn vader opvolgen en zelfs toen hij zijn inzicht kenbaar maakte schilder te worden, maakte men zich geen al te grote familiale zorgen bij de Baertsoens. Het was een kwade bui, een gril en dra, zo dachten zij, zou de jonge Albert penseel en verf vaarwel zeggen en afgevaardigde-beheerder worden in het familiaal bedrijf. Albert Baertsoen was echter een Gentenaar uit een stuk, d.w.z. koppig, volhardend en opgewassen tegen een paar lelijke stoten in het leven. Hij wilde schilder worden en hij zou het worden, wat het hem ook aan vernederingen, werk, ontgoochelingen en miskenningen mocht kosten. Zelden is een kunstenaar zozeer de slaaf van zijn kunst geworden, zelden heeft een schilder zich zo koppig afgebeuld op zijn werk als Baertsoen. Hij heeft er elke vreugde, elke blijmoedigheid bij verloren : wie, als hij het deed, de technische en plastische volmaaktheid nastreeft, nooit tevreden is over zijn werk, zich doodmartelt op het kleinste detail, zinkt geleidelijk weg in een wereld, een psychose zonder glimlach, zonder zon. Reeds in zijn prilste jeugd is Baertsoen geboetseerd geworden door een kunstenaar die de grijze boven de blauwe hemel verkoos, de kille avonden boven de heldere morgendauw, de regen boven de helderwitte sneeuw, de melancholie boven de glimlach. In het atelier van Gustaaf den Duyts, de neerslachtige schilder, de eenzame en miskende, heeft Albert Baertsoen oneindig veel geleerd, vooral op gebied van sensibiliteit, den Duyts heeft het realisme in de kunst op een nieuw spoor gebracht en Baertsoen zal de les van zijn meester steeds indachtig blijven, ook de atmosfeer die heerste in het atelier van den Duyts. Het zijn de geest van en de herinnering aan die kunstenaar die hem later zullen beschutten tegen de modegril en de uitspattingen van een Import-Impressionisme. Een ander leermeester zou zijn talent en gemoed oriënteren : Jean Delvin, de man van de techniek en van de methode, de belichaming, de codex van de teken- en schilderkunst. Van en bij hem leerde Baertsoen eerbied te hebben voor de vorm, voor de afwerking, voor de tucht bij het ordenen en schikken van de kompositie. De jonge schilder zou zich later nooit meer kunnen of willen onttrekken aan de invloed, het brandmerk van deze twee artiesten, en hun spoor vindt men overal en altijd in zijn werk terug : de strenge disciplinç van Delvin, de zwaarmoedigheid, het grijze koloriet van den Duyts.

96


Zelfs het kontakt met de School van Dendermonde en met Rosseels, zou dit eerste, diepe spoor niet kunnen uitwissen. Het verruimde enkel zijn horizont, verrijkte zijn palet, bracht hem rechtstreeks in aanraking met de natuur en met kunstenaars die van het licht en de kleur hun ideaal hadden gemaakt. En nog meent Baertsoen zijn vorming en scholing niet te hebben beĂŤindigd. Hij voelt zelve best aan dat de tijd nog niet is aangebroken om zijn eigen visie en wereld uit te drukken. Hij trekt naar Parijs, waar hij jaren zal doorbrengen en zich in het atelier van Roll in het tekenen gaat vervolmaken. Tekenen, immer maar tekenen. Men had hem die reis en dit verblijf afgeraden : wat kon hij er nog bijleren? Voor Baertsoen, de skrupuleuse, de gekwelde, de nimmer voldane is er altijd iets aan te leren : de schetsen en tekeningen ons uit die periode bewaard gebleven, tonen ons de artiest die zich afslooft op het werk, die geleidelijk de hoogste toppen van de technische vaardigheid bereikt. De kleur, het licht, de speelse atmosfeer van Parijs laten hem koud, onverschillig: zij kunnen onmogelijk tot zijn gemoed en ziel spreken. Terug in eigen land, durft hij het niet aan zich onmiddellijk op zijn prooi, op het enig onderwerp dat hem werkelijk bekoort, te werpen. Hij neemt een laatste galop, doet een laatste proef in steden die het Gents klimaat benaderen : Brugge, Veurne, Diksmuide. Er is in die werken, naast de technische afwerking en de bijna religieuse escese van vorm en kleur als een voortdurend hunkeren naar het grotere motief, naar het einddoel van zijn kunst : Gent. Hij ademt diep in de Westvlaamse vlakte, langs kanalen en kaaien, maar zij hebben niet die melankolische grootheid en pracht die hij slechts in zijn geboortestad heeft leren bekijken en aanvoelen. Hij wordt een eremijt in de schilderkunst. Men moet zich ten andere de tijdssfeer kunnen inbeelden : het Impressionisme triomfeert : men wil zon, hemel, licht, kleur, een tover, een vuurwerk, een bloeiende boomgaard van alle kleuren en tonaliteiten die op een palet kunnen prijken : men wil de groene, de vette, de malse weiden in de blakende hitte, men wil bloemen en een hemel blauw als een O.L.Vrouwkleed. En daar komt die strenge, droevige, donkere Baertsoen, die kaaien, het staalgrijze water van de Leie te Gent, wegsmeltende sneeuw, mist en regen en motregen wil schilderen, de verlaten wijken in storm of dooi : bijna een treurmars voor mensen die naar de artistieke kermismuziek van Claus willen luisteren! Men wil bloemen, struiken en ruikers die dansen in de natuur en Baertsoen schenkt zijn publiek zwarte bomen, naakte fabrieksmuren, massieve torens, een grauwe hemel, aken en sleepboten op het water, kille avonden vol droefheid en angst. En toch is dat beeld, met zijn grijze en grijsgroene dominanten, met zijn torens 97


..:.~.

.;

Dooi te Gent. (le ontwerp) Copyright A.C.L. Foto B 44308.

en gevels opgezogen in de natte hemel, het exakte beeld van die machtige, stoere stad die in zijn gebouwen, kerken en Stenen, nooit een glimlach heeft geprent omdat zij enkel maar van strijd en macht droomde, het exakt beeld van een stad zonder artistiek kantwerk maar die U aangrijpt en betovert. Geen enkele Gentenaar kan een werk van Baertsoen bekijken zonder te bekennen : Ja, het is mijn stad; zo heb ik ze gezien en aangevoeld, niet elke dag, maar wanneer ik alleen was of me alleen voelde en de stad in mij liet doordringen, wanneer ik wandelend langs de kaaien mijzelf aan 't ontleden was. Geen schilder, geen schrijver stond zo dicht bij Gent als Baertsoen : menselijk, dichterlijk. Hij had Parijs niet kunnen ontdekken, hij had Londen verwaarloosd, te Gent vond hij de taal, de lijn, de kleur om de stad, zijn stad te bezingen . Het is nu een eeuw geleden dat Albert Baertsoen alhier werd geboren. Het is een mooi iets te denken aan vreemde kunstenaars, zelfs aan vreemde grootmeesters, maar er zijn kunstenaars van bij ons, als Albert Baertsoen, die men dit jaar gans biezonder, zij het dan op intieme en so bere wijze had kunnen herdenken. Pierre KLUYSKENS

98


UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) ZUIVELBRUG Volgens M. Heins komt de huidige benaming van een gewezen cafĂŠ in de buurt. Volgens anderen echter kregen de straat zowel als de brug hun naam naar de markt voor eieren, boter en kaas, gehouden op de Vrijdagmarkt, kant Meerseniersstraat, die toen de naam droeg van Zuivelsteeg. Reeds in het begin van de 14de eeuw schreef men "Suvelsteghe". In de boeken der Voorgeboden of stedelijke verordeningen ook Keuren genaamd, van 1567 en 1583, is de zuivelmarkt met stelligheid genoemd. Zijn eerste naam "Ser Boidinsbrug" zou de naam geweest zijn van een huiseigenaar in de Suvelsteghe. De brug werd hermaakt in steen tussen 1363 en 1426, veranderd in een draaibrug in 1754 en vernieuwd in 1809, in 1847 en in 1874 volgens de nog bestaande dossiers, in het stadsarchief berustend. Zo was er een bericht van de stad Gent, gedateerd 18 augustus 1847 : "Herbouwing der Zuivel brug, doortogt over gemelde brug gedurende 15 dagen belet." De smalle draaibrug (4m); van 1874 was in 1986 nog steeds bestaand doch werd sinds 1968 niet meer gedraaid en natuurlijk was het brugdek al ontelbare keren vernieuwd sinds op 25 mei 1874 de brug werd aanbesteed voor 26.690 fr.aan de Gebr. Everaert. De werken van de laatste vernieuwing begonnen op 21 april 1986. Het verkeer

De Zuivelbrug gezien vanaf de Meerseniersstraat (omstreeks 1910).

99


Plaatsing Zuivelbrug op 1 juli 1987. Foto ROL.

100


werd onderbroken vanjuni 1986 tot october 1987. Eind mei 1986 werd, van het Groot Kanon naar het Museum van Volkskunde een steigerbrug aangelegd, te gebruiken door voetgangers en fietsers. V anop deze noodbrug keken veel nieuwsgierigen toe bij de plaatsing van de nieuwe brug op 1 juli 1987 omstreeks 21u. De handelaars uit de buurt zullen er niet kwaad om zijn dat het einde der werken nadert zo schreef "Het Volk". Inderdaad op 23 april 1987 was in dezelfde krant een artikel met foto verschenen waarop de zwarte vlag uithing aan de frituur en de slagerij nabij de brug. Hun commentaar : "Al een jaar zijn ze aan het werken (?) aan de zuivelbrug en er komt maar geen schot in, in de middeleeuwen werd zo'n brug in drie weken gelegd... " Voetgangers en tweewielers konden terug over de brug vanaf 9 october 1987.

KROMMEWALBRUG De benaming van deze brug, en de aanpalende straat, verwijst naar een soort kolk, een lager gelegen zone, waarin verschillende Leiearmen samenkomen. In 1836 werd een eerste maal, door een aanzienlijke groep belanghebbenden, gevraagd om een brug te maken over de Leie, in het verlengde van de Krommewal(straat) en aansluitend op het Sluizeken. De plannen voor een plaatijzeren brug, opgemaakt door A. Pauli, in 1860, werden pas uitgevoerd in 1875. Voor de bouw van deze brug was de afbraak nodig van drie huizen aan het Sluizeken, zie plan. De metalen draaibrug, geplaatst -door aannemer Rollin, uit Braine-le-Comte Brabant, voor de prijs van 95.489 fr., had een lengte van 23 meter en was slechts 7,6 meter breed waarvan 5 meter voor de rijweg. De brug werd in gebruik genomen op 11 februari 1876. Nadien, op 1 maart 1876 onderging de brug een proefbelasting van 18.000 kg. In 1932 werd het beheer van de stadsbrug overgenomen door de Staat. Vanaf 13 januari 1969 mocht er over deze brug geen verkeer meer zwaarder dan 5 ton. In 1972 werd in de plaats van de houten vloer een gewapende betonplaat gelegd (door de firma Engelschenschilt, voor de prijs van 762.111 fr.). Toen in 1978 de voetpaden vernieuwd werden verving men de oude (doch sierlijke) brugleuning door een "eigentijdse" (rechts spijlen, zoals een op de kant gelegde ladder). Sinds november 1983 bestaan er plannen om deze, voor het huidige verkeer veel te smalle brug, te vervangen door een breder exemplaar. Op 15 september 1988 begon men aan de afbraak van de onteigende huizen (rechts op foto). De plannen voor een nieuwe brug werden ondertussen meerdere malen veranderd doch tot op heden (1989) zijn nog geen kredieten voorhanden voor de vernieuwing van de smalle, oude en lelijke brug. 101


Uit .路 Kact astraal plan 1855 (SAG).

102


MINNEMEERSBRUG Voor de eerste maal vermeld in 1338 : "De brucghe in de Minnemersch ter Mudewaert". Het was een vaste houten brug welke nog te zien is op het plan van 1534. In 1563, den 9de mei, werd de eerste steen gelegd van de nieuwe steenen brug. Eigenlijk had men toen een twintig jaar zonder brug gezeten. Al die tijd was er een veer door de stad verpacht : "Een huus... ten voorhoofde achter de Leye ghenouch jeghens over daer de Minnemeersch brugghe placht te stane, en de daer men nu 't veer houdende es" (stadsrekeningen 1559-1560 blz. 44). Na twee jaar was de nieuwe brug met drie bogen klaar : "en de men ginck voor de eerste reyse over die brugghe donderdachs 's avonds omtrent den 8e mei van 'tjaar 1565". In 1754 werd de stenenbrug vervangen door een houten draaibrug. In 1801 gaf Lieven Bauwens (toen burgemeester van Gent) opdracht er een dubbele optrekkende brug te maken, de Liefkensbrug genoemd. Ze werd in 1810 (aanbesteding 10-2-1810) tot draaibrug veranderd en herbouwd :kostprijs 11.608 fr. De brug lag niet op dezelfde plaats als nu doch in het verlengde van de Goudstraat. In 1872 was de brug in zo een slechte toestand dat men om vernieuwing vroeg. Of deze vernieuwing uitgevoerd is heb ik niet kunnen achterhalen. Uiteindelijk werd er in het begin dezer eeuw beslist terug een stenen, ditmaal verhoogde brug te bouwen rechtover de nieuw aangelegde Congostraat De huidige Gentenaars spreken dan ook meestal van de Congobrug i.p.v. de Minnemeersbrug. Van deze laatste herbouwing verschenen in de Gazette van Gent verschillende berichten. De twee bijzonderste waren : 4 april1908 : "De grote waterwerken tussen de Minnemeersbrug en de brug der Van Eyck plaats. De heer De Waele, ondernemer te Brussel, heeft bezit genomen van het terrein voor de uitvoering der grote werken : bouwen ener vaste brug in vervanging van de tegenwoordige Minnemeersbrug ener sluis tussen deze brug en het Steendam, bouwen ener monumentale brug om de tegenwoordige St.-Joris en pasbruggen te vervangen, het wegbreken van de dam tussen de Pasbrug en de brug derVan Eyck plaats, alsook het bouwen van twee grote afdammingen aan de Minnemeers- en aan de Pasbrug. Bovendien het bouwen van 600 meter kaaimuren en droogtrekken der Leie. De nieuwe Minnemeersbrug welke juist zal uitkomen op de nieuwe Congostraat, zal evenals de nieuwe St.-Jorisbrug, geheel gebouwd worden in arduin, met sierlijke leuningen en op de vier hoeken bekroond met schone lantaarns." "Bij het verschijnen van dit artikel waren de werken net begonnen. De voltooiing was voorzien op 30 october 1908 doch dit was wel even later : 31 maart 1909, morgen, donderdag, om 3 uur, zal het draagvermogen der Minnemeersbrug die, zoals we reeds zegden, voltooid is, beproefd worden met een wagen 103


f{!f

6and - le Pont du PrĂŠ d't\mout.

Detail brugleuning Minnemeersbrug.

104


geladen met 50.000 kg., bespannen met 16 paarden." Een dag later meldde men dat de brug vanaf de volgende maandag aan het gebruik zou overgeleverd worden. Deze staatsbrug werd in 1939 door de stad overgenomen. In 1956 werden de toegangswegen tot de brug verbreed en afgerond. De mooie gaslantaarns, nog te zien op de zichtkaart en in detail op de tekening, werden verwijderd bij het in gebruik nemen der electrische verlichting. Over de oorsprong van de naamgeving "Minnemeers" bestaan er verschillende verhalen en veronderstellingen. In Oost-Vlaamse Zanten verscheen, in 1941, een artikel over de Minnemeers waarin de schrijver, Jos Vermeulen, een tiental hypothesen vooropstelt Volgens de schrijver was de enige juiste uitleg de volgende : er is hier sprake van een laagliggend, moerassig gebied dat later werd omgevormd tot weiland en hooimeers. Voor wat betreft het eerste gedeelte van het woord nl. "Minne" bestond er een legende die Minne uitlegt als een watergeest ofte waterminne. De plaats was, op zichzelf, helemaal geschikt om in vroeger tijden een minnesage te doen ontluiken. Een moerassig terrein dat in de eerste tijden zeker afgelegen onherbergzaam en gevaarlijk moet zijn geweest. Daarbij komt nog dat de naam van Minnemeersbrug werd gegeven aan twee verschillende bruggen die rechtover elkaar lagen : de eerste een kleine stenen brug, in 1608 het "minnemeers brugskinne" genoemd, dat over de Minnemeersleie lag op het einde der Goudstraat (voorheen Minnestraat geheten) en op het plan van Goethals, anno 1796, vermeld als de "Tooveresbrug" wat in verband met de legende toch wel veelbetekenend is (zie verdwenen bruggen). De tweede, de eigenlijke Minnemeersbrug of "houten brugghe" (1508) over de Leie werd soms ook de Minnebrug genoemd (niet te verwarren met deze over de Houtlei). Het verhaal van de legende, in dichtvorm, heb ik in onverkorte vorm overgenomen uit het reeds eerder aangehaalde artikel uit Oost-Vlaamse Zanten van 1941, zie hierna. DE MINNEMEERSCR-MINNE Waar de Lei na veel gekronkei Maakt te Gent beur laatsten bocht, En er met een milden monkel Eindigt haren watertocht, Waar ze babbelend en blijde Naar den Scheldeboezem schiet, Daar is 't dat in vroeger tijden Wonder dingen zijn geschied.

'k: Heb dit zeiset niet gevonden Op een oud stuk perkament, Maar het stamt mij uit de monden van het vroede volk van Gent,

Uit den Ham, en uit de Reke, Uit den ouden Waterwijk, Waar eens 't linnen lag te bieeken Op de beemden en den dijk. Luttellangs die Leieoevers Waarden vroeger menschen rond, 't Waren visschers meest, en boevers, Of ook schippers die m'er vond In die lage en vette meecsehen In dat drabbig, drassig land, Dat men liever niet wou dweerschen Moest men naar den overkant 't Lag er eenzaam en verlaten,

105


Gansch dat weide- en biezenland, Waar men huis, noch kluis, noch zate, Waar geen woning men en vand. Reigers wel op slanke pooten, Stond er recht in 't rilde riet, En in grachten, greb en slooten Kwaakte er dapper 't kikkerdiet. Toch, des Zomers, welke een weelde, Wat een wasdom in die wei, Als te bloeien stond daar heel de Wilde pracht der blommensprei : Madeliefjes en ranonkels En vergeet-me-nietjes blauw, En de winde die haar kronkels Wond om wissehen en wiedauw. 't Schoonst toch bleven steeds de waatren Zelf der Leie, 't zoete lief, Dat er schalksch kon liggen taatren, Speelsch, aanminnig en na誰ef. 't Was voorwaar een wonder dingen Dat eenieders liefde won, Als 't zoo zachtjes lag te zingen, Lag te schingen in de zon. Nu, gebeurde 't eens, te Meie, Dat een hoever, wat verlaat, Bleef er op zijn hout schalmeien Bij dat lieve Leigelaat Nog wat zon viel op de hoornen Als hij daar, voor zich alleen, Zat te fraazlen en te deoomen Zoo de herders voortijds dee'n. Daar dan, tusschen dag en donker - Zachtjes ging de dagkeers uit Almeteens, zoo waar zoo klonk er Vlak uit 't water, zoet geluid! Nergens was een mensch te speuren Ook geen schuit lag daaromtrent, Toch was iemand daar aan 't neuren, Een vreemd wijsjen onbekend. En onthutst, vroeg zich de knape Of zijn oor hem niet bedroog : "'k Ben toch wakker? Niet geslapen?" Stil, daar steeg het weer omhoog! Klaarder, dichter nog ... "Die stemme?" 't Was een vrouw; hij hoorde 't goed!

Heusch, om u de borst te klemmen; Want, die stem kwam uit den vloed! Daar ging 't water plots aan 't wielen, Draaide, al kolkend, ziedend rond. - "Groote God! Red nu mijn ziele In deez' hachelijken stond!" En daar hoorde hij duidlijk naren Dwars door 't lisch en 't oeverriet, Bij gestreel van harpesnaren, 't Schoonste, 't zachtste en 't zoetste lied. Lachend, lokkend, goud van haren, -Was hij nu maar weg geweestRees voor hem daar uit de baren Metheurslank:e,blank:eleest, Plots de Minne van deze oorden, Sprak hem met beur glimlach aan, En met de woorden die bekoorden D'onervaren, jongen man. - "Kom, o kom, mijn zoete jongen, Komt toch in mijn armen, toe" Heeft ze schalksch hem toegezongen Dat 't hem wonder werd te moe. Och, geen stap kon hij meer wijken, Ziel en zinnen sterk ontroerd Bleef hij luistren maar en kijken, Werd hij vaster steeds omsnoerd, Door beur listen en beur lagen, Door beur lokkend smachtend lied, Door het jokken en het plagen Dat haar boosheid niet verried, Tot, door 't steeds meer dwingend vragen Dat, als zot van minnepijn, Hij besloot den sprong te wagen Om bij 't schoone lief te zijn. Ai, toen schoot ze mij waarachtig In een wreeden schaterlach, Als ze 't menschkind, schoon en krachtig, In haar duivelsklauwen zag! Harelange,goudenlokken: 't Werd een kluwen, slijmrig groen, Al van adders; en de schrokke Gaf een doodsbeet hem tot zoen.

Vlug, die looze, booze kwene, 't Onmeedogend waterwijf,

106


Ook al schippers uit hun schuit Bij dien meersch in 't water daalden Van de Leie, als minnebuit

Vaarde met heur vangste henen Naar heur donker slijkverblijf; Zalig, zag ze zoo verdrinken, Als een echte duivelsmoer, Vaster steeds en dieper zinken In het slib den blonden boer.

En dat duurde tot dat hier ook In dien draeven toovermeersch, Er een paster kwam met wierook, Kwam met kwispel, kruis en keers. 't Was maar door het Heilig teeken Dat voorgoed die geest des kwaads, Dat de Minn' hier is geweken, En gezuiverd werd die plaats.

Als hij dood lag, de arme jongen Op den bodem van de Lei, Is ze fluks weer opgesprongen, Puur van blijdschap. Hoep! jochei! Op en neder dook ze dartel; 't Water deinde bij die vaart, Bij dat speelsch en dol gespartel, Bij de slagen van heur staart.

Maar de menschen uit die streken - Schoon z'allang zijn Christi-leersch Zijn toch immer blijven spreken Van die plek als "Minnemeersch". Al geloofden ze aan geen spoken En geen waterminnen meer, Z贸贸 bewaarden z'ons de sproken Uit die dagen van weleer.

's Anderdaags, vond langs den oever Bij den gagel, in den meersch, Men het petje van den boe ver, De schalmei er overdweers. 't Was al wat de koeienhouder In de wereld achterliet; Men droeg 't stilkens bij zijn moeder; 't Mensch bestierf het van verdriet.

Moest ge soms te Gent, de Leie Dweerschen langs de Min'meerschbrug, Denkt dan aan die oude tij'en Bij geval, nog eens terug. Hoe daar niets dan weiden waren, Wiedauwlanden en moeras, Hoe de weg er vol gevaren, Zoo voor lijf als ziele, was. 15-18 Januari 1941 .

't Bleef een oord daar vol perikels Net zoolang die Minne er zong, Want 't geviel, eilaas, nog dikkels Dat z'er in heur netten vong. Palingvisschers, of verdwaalden,

JAAR SOORT

1756 1802 1810 1908

Draaibrug in hout Wipbrug Draaibrug, hout Vaste in metaal wegdek in kassei

Lengte

Breedte van : Vrije rijweg voetpad doorvaar hoogte 25 voet

50 voet 18 m 27

3,9 8

2 x 1,3

PROEF

25 voet

13 22

4,56

50.000

STAD

M. LABYN ('t Vervolgt)

107


OPLOSSING PUZZEL 1990 Hier zijn we dan met de oplossing van onze puzzel, die voor wie dit leest vrij eenvoudig is, maar voor wie de moed gehad heeft om er naar te zoeken... 1) BLANCQUAERT EDGARD (N) G.B. Van Haeringen, Herdenkingen van Edgard Blacquaert, in : Jb. Kon. Academie v. Wetenschappen, 1964-5; W. Pee, Album Edgard Blancquaert, 1958. 2) CAPlAUWALTER (U) Dat het hier ging om de bekende presentator van de spelprogramma's HogerLager en het Rad der Fortuin zal waarschijnlijk wel iedereen geweten hebben. 3) DE BLASERE JACOB (D) F. De Potter-J. Broeckaert, Geschiedenis van Afsnee, in : Heemkring Scheldeveld,jb. VII, 1977, blz. 30-1. 4) CHRISTUS PETRUS (1) M.J. Friedl채nder, Van Eyck and Petrus Christus, Early Netherlandish painting I, 1967; R. Van Elslande, De van Eycks te Gent: leerlingen en medewerkers (2e deel), in: Ghendtsche Tydinghen, 14de jg. 1985, blz. 37-8. 5) DE SAGHER HENRIEMIEL (H) E. Strubbe, Liber memorialis, Rijksuniversiteit Gent, I, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 1960, kol. 237-244. 6) VAN DE WOESTIJNE KAREL (0) G. Van Severen, Karel van de Woestijne 1944; A. Westerlinck, De psychologische figuur van Karel van De Woestijne als dichter, een literair-psychologische studie, 1952; J. Eeckhout, Karel van de Woestijne, 1925. 7) BASSE MAURITS (E) W. Schrickx, Maurits Basse, in : Liber Memorialis 1913-1960 der Gentse Universiteit, IV, 1960, blz. 384-6. 8) DE RUDDER RENAAT (U) 0. Dambre, In bedevaart naar Vlaandereos Doodenveld, 1924, blz. 113-143; F. De Pillecyn, Renaat De Rudder, 1937.

108


9) BUYSSE GEORGES (0) F. Maret, Georges Buysse, Monografieën over Belgische Kunst, Brussel1959; V. Van Doorne, Retrospectieve tentoonstelling Georges Buysse (1864-1916) Deinze 1984. 10) VAN WERVEKE HANS (E) Hans van Werveke, Miscellanea Mediaevalia, 1968. 11) RIGELLE GUSTAVE (R) Poulain-Rigelle, Het "Kunstwerkhuis van glasversieren G. & H. Rigelle", Gent 1989. Als je al deze oplossingen kende was het niet moeilijk om de hoofdvraag op te lossen: "HOU ENDE TROU". Inmiddels zullen we zo vriendelijk zijn om al onze frustraties op te sparen en U te trakteren op het einde van dit jaar op een nieuwe puzzel. De vriendelijke Quizmaster

NASCHRIFT VAN DE REDACTIE Er kwamen 23 antwoorden binnen, waaronder 11 die 100 % correct waren. Wij plaatsen bijgevolg op de Erelijst in de volgorde van aankomst : de heren Jacques De Vriendt, Piet Cassiman, M. Van der Straeten, Mevrouw Eisa Wauters-D'haen, de heer André Maes, Mevrouw Rachel VanderhaegenVandenbossche, de heren Jacques Matthys, Erik Dekeyser, Leo Lefebure, R. Wallaert, Loc De Smul. Wij beschouwen eveneens als goed de antwoorden waarin één enkel foutje begaan werd bij de voornaam. Dat zijn er 4, nl. deze van de heren Elderweirt, H. Hollanders, Richard Caese en Jef Vandeveire. Een niet gemakkelijk te omzeilen klip scheen Jacob De Biasere te zijn die voor de gelegenheid nogal eens de voornaam Jan meekreeg. Aan al deze uitzonderlijk snuggere puzzelaars en doorgewinterde Gentse heemkundigen een welgemeend Proficiat! Met slechts één foutje noteerden wij de Heer Pierre Heyde en Mevrouw Georgette Claeys (Zelzate). Met één fout en één verkeerde voornaam kregen wij in deze volgorde de antwoorden binnen van de heren Roger De Buyst, Odilon Beirnaert en Willy Van Cuyck. Met 11 correcte familienamen maar 2 ontbrekende voornamen : de heer Guy Schrans. Toch nog altijd uitzonderlijk mooie prestaties. Twee verkeerde familienamen en één verkeerde voornaam : de heer Roger Buyle. 109


Een lid dat zich beperkte tot 4 van de 11 familienamen kunnen wij niet op de erelijst plaatsen. Wij hebben ook abstractie gemaakt van de 5 lezers die ons triomfantelijk de oplossing zonden : "HOU ENDE TROU". Wij zijn zelf ook gekant tegen langdradige geschriften en hebben veel waardering voor bondigheid, maar "trop peu is te weinig". Was het een moeilijke puzzel? Alles is relatief natuurlijk: voor sommige wel, voor andere niet Wij denken dat 15 juiste antwoorden een indicatie is die er op wijst dat het de juiste moeilijkheidsgraad was. Nog steeds "in optima forma" is primus Jacques De Vriendt die een dag na ontvangst van het nummer reeds de juiste oplossing bezat, maar die dan nog een dag gewacht heeft om zijn antwoord binnen te brengen "ten einde anderen de gelegenheid te geven de eerste over de meet te komen." Te vergeefs. Enkele reacties van onze puzzelaars. De Heer Piet Cassiman schreef ons : "De Puzzel was te gemakkelijk : opgelost op 1 uur tijd. Waar zijn de vragen waar wij weken konden op zoeken?" Toen wij dit lieten lezen aan onze Quizmaster zagen wij hem verbleken. Wij geloven niet dat het verstandig is, Mijnheer Cassiman, op zo'n onbeschaamde manier te spuwen in de muil van de tijger. Het slechte karakter van de man kennende zou hij wel eens voor een onaangename verrassing kunnen zorgen in november 1991. Wie ook maar één steekje laat vallen in "Ghendtsche Tydinghen" mag er zich aan verwachten onmiddellijk het deksel op de neus te krijgen. Zo ook onze Quizmaster die bij Vraag 2 de plezanterik wilde uithangen door naar de 6e klinker te vragen in plaats van de 6e letter. Wij zijn nog altijd niet zeker dat hij het niet met opzet gedaan heeft om het iets moeilijker te maken. In alle geval hebben wij hem in naam van al onze protesterende lezers eens duchtig aan de oren getrokken. (Ze zien er nog altijd rood van). Globaal bekeken, toch heel wat positieve reacties van onze puzzelaars zoals Roger De Buyst: "Zodra ik in het bezit was van Gh. T. Nr. 6 ben ik op de puzzel gesprongen gelijk een hond op een stuk lever, het was heerlijk zoeken en sakkeren en ik heb er heel veel plezier aan beleefd." Odilon Beirnaen : "Niettegenstaande diepgaand onderzoek heb ik er toch weer van genoten. Waar gaat u het zoeken? Petje af!" M. Van der Straeten : "Proficiat aan de Quizmaster, hij is van alle markten thuis. Hij kent zowel de vroeg-middeleeuwse-, moderne geschiedenis en eveneens de kerkgeschiedenis. Hij is een krak!" Mevrouw Eisa Wauters-D'haen: "Zoals steeds, prettig zoeken." André Maes : "Met dank voor het verschafte zoekgenot" Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche : "Hiermee komt dan een einde aan veertien dagen opzoekingen. Wat mij het meest werk bezorgde was de Biasere en dan zeggen dat er geen middeleeuwse nachtmerrie in zit. Maar zoals 110


elk jaar heb ik weer heel wat bijgeleerd en er heel wat plezier aan beleefd. Dank hiervoor." Richard Caese: "Neem het van mij aan maar ik ben het kotsbeu. Wat? Wel het zoeken naar de zoon van die fameuse Bette. Een laat-middeleeuwse nachtmerrie." Erik Dekeyser : "Ik zit hier met het water in de schoenen na al het zweet en de tranen die ik gelaten heb bij het oplossen van de puzzel. Proficiat aan de Quizmaster die er in geslaagd is ons een lange tijd zoet te houden." Omdat onze Quizmaster het toch niet te "hoog in zijn ster zou krijgen" tot slot nog een paar giftige pijlen van de heer Piet Cassiman : Pijl Nr. 1 : "De Quizmaster heeft de bijdrage van Paul Huys op p. 52 van het Jaarboek van onze Heemkundige kring 1989 Dronghine niet gelezen. Hij zou dan weten dat Petrus Christus geboren is in Baarle nabij Turnhout en niet te Baarle-Hertog." Pijl Nr. 2: "Ik vraag me af wat de "Clown" Walter Capiau komt doen tussen alle andere eerbiedwaardige personen?

EEN LAATSTE WOORD VAN DE QUIZMASTER Toen we antwoorden van de quiz 1990 gingen nakijken, werden we poeslief ontvangen door de redacteur (alhoewel hij anders geen kat is om...). Direkt kwam een einde aan onze onschuldige argeloosheid, toen hij met een grijnzende lach de opmerkingen van dhr. Cassiman onder onze neus stak, foei zeg! Deze heer maakte drie bedenkingen : 1) "Deze puzzel was te gemakkelijk", nu weten we reeds hoe we op het einde van dit jaar onze frustraties kunnen afwerken ... 2) "Quizmaster heeft de bijdrage van P. Huys op pag. 52 van het Jaarboek van onze Heemkundige Kring 1989 Dronghine niet gelezen. Hij zou dan weten dat Petrus Christus geboren is in Baarle nabij Turnhout en niet te Baarle-Hertog". Mijnheer Cassiman U bent misschien wel een goed puzzelaar, maar "man" toch, van aardrijkskunde heeft U blijkbaar geen "kaas" gegeten. Toevallig ligt het Kempisch Baarle- dat gesplitst is in Hertog (BelgiĂŤ) en Nassau (Nederland) -nabij Turnhout, m.a.w. Baarie-Hertog IS Baarle nabij Turnhout. Verder hoeft U zeker niet ongerust te zijn, want we bezitten persoonlijk dit jaarboek. Het artikel van Paul Huys handelt trouwens ook niet over deze problematiek, maar over de vraag of Petrus Christus geboren werd te Baarle-Drongen nabij Gent of te Baarie-Hertog nabij Turnhout. De auteur opteert voor het laatste omdat de familienaam Christus in de 15de eeuw (in tegenstelling tot Gent) aangetroffen werd in het Turnhoutse. Enkele decennia voordien had J. Goris aangetoond dat deze familienaam ook voorkomt in de liggers van Alphen en Riel nabij Baarie-Hertog (nabij Turnhout). P. Huys houdt toch de mogelijkheid

111


open dat de schilder het levenslicht zag in het Gentse. We zouden hierbij toch willen opmerken dat in de aantekeningen te Brugge betreffende de gekochte poorters meestal het land van herkomst bij de geboorteplaats van niet-Vlamingen gevoegd wer. Enkel de vermelding "Petrus Christus van Baerle" pleit mogelijks voor het feit dat de kunstenaar het levenslicht zag in het graafschap. Vlaanderen en niet in het Hertogdom Brabant In dit verband zou misschien nog de vraag kunnen gesteld worden of het hier gaat om Baarle-Drongen, gefusioneerd met Gent, of Baarle-Frankrijk, gefusioneerd met St.-Martens-Latem. De naam Christus kwam in die periode ook voor in Antwerpen, die een zeer nauwe band had met Gent. Alhoewel er een grote waarschijnlijkheid bestaat dat de artiest geboren werd in het Turnhoutse, blijft zeker de mogelijkheid open dat zijn ouders (zoals Laurent Delveaux) een tijdlang verbleven in het Gentse. De P. Christusherdenkingen in het begin van deze eeuw te Baarle-Drongen geven geen zekerheid over de herkomst van deze schilder, daar men toen nooit de vraag heeft gesteld over welke gemeente het juist ging. De gedenksteen is inmiddels verdwenen en heeft mogelijks dienstgedaan als deksteen voor een waterput. Reeds in de 19de eeuw had men getracht deze kunstenaar onder te brengen in de Gentse school, daar men verkeerdelijk op de lijst van ĂŠĂŠn van zijn schilderijen het jaartal 1410 (i.p.v. 1440) las en waardoor hij verkeerdelijk beschouwd werd als leerling van Hubert van Eyck. Terloops willen we hier nog kwijt dat in de Brugse liggers zijn naam nog twee jaar na zijn algemeen vermeende sterfdatum voorkomt, zo kan een mens zichzelf overleven. Opmerking nr. 3 van dhr. Cassiman: "Ik vraag me af wat de "clown" Walter Capiau komt doen tussen alle andere eerbiedwaardige personen?" We wisten uiteraard dat dergelijke reacties hierop zouden komen, daarom hebben we er juist deze presentator bijgenomen. Opvallend is wel de grote kijkdichtheid van zijn programma's. Eerst hadden we eigenlijk nagegaan ofWendy van Wanten niet in het Gentse woonde, daar ook geen enkele eerbiedwaardige persoon keek naar de Pin-up-club (met ook hier hoge kijkcijfers). Alhoewel iedereen dit programma kent laten de meeste eerbiedwaardige personen - die ik ken - zich meestal negatief uit over dergelijke presentators/programma's. Dit is dan meestal gebaseerd op gefundeerde citaten van betrouwbare observa(n)tors. Laten we geen al te zwaarwichtige blik hebben op de zaken, een vrolijke noot of kwast mag er toch ook eens bij? Gelukkig is G.T. er in de eerste plaats voor de heemkundigen en die kunnen nog wel eens tegen een grapje of niet soms? Voor ik jullie verlaat tot het einde van dit jaar wens ik in de eerste plaats aan de Laureaten ~n aan degene die deelnamen aan onze "kwies" een dikke proficiat te uiten voor hun inzet, CIAO. De niet al te au serieux te nemen Quizmaster

112


DOCUMENTATIECENTRUM, AANWINSTEN 1990 Selectie van Gentse Onderwerpen Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek alfabetisch op naam gerangschikt.

OVERZICHT DER RUBRIEKEN G =Gent H = Geschiedenis 0 = Oost-Vlaanderen SA = Sint-Amandsberg G

Anoniem - De Schelde-Rijnverbinding en het verdrag van 13 mei 1963. Gent's standpunt. Anoniem - Gent : 300 jaar geneeskunde. Anoniem - Haven van Gent. Een vriendelijke haven. Anoniem - Stadsgids Gent. Antheunis (Georges) - Leo Baekeland. Baillieul (Beatrix) en Dohameeuw (Anne) - Een stad in opbouw. Gent v贸贸r 1540. Birnie (W.), Kerckhaert (N.) en Van den Kerkhove (A.) - Het voorlaatste van de grote Hollandse oorlogsscheepsmodellen. Geschiedenis en restauratie. Bontinck (Jozef) - Omtrent Meulestede. Catalogus - Tentoonstelling. "Die de kruyden niet en kent, komt bij broeder Jan naer Gendt". Catalogus - Tentoonstelling. Gent en keizer Karel V. Catalogus - Herdenkingstentoonstelling. Hendrik Caspeele. 1889-1983. Claus (R.) - Een tragisch-komische geschiedenis. Arseen Goedertier, de man van Wetteren en "Het Lam Gods". 113

G 16 B 49 G 8F2 G 16 B 47 G4A9 G 8 BAE 1 G 10 A 11

G 21 F 21 G2K2

G 17 H 24 G 17 H 25 G 17 H 23

G7 B 20


Coene (A.) en De Raedt (M.) - Bijdragen tot de stadsontwikkeling van Gent 1560-1990. De Backer (Christian M.E.) - Farmacie te Gent in de late Middeleeuwen. De Bleecker (M.) enDevos (W.) - Verweesd, verwezen. De Herdt (René) en anderen. - Gent een stad van bloemen, vroeger en nu. De Herdt (René) - Gentse Floraliën De Meester (Eric) - Gent X. Filatelistische studiekring Oost-Vlaanderen Demey (K.) en Vertongen (L.) -Gent steenrijk. ll: Kerken. Destanberg (Napoleon) - Al de liberale liedjes en gedichten. De Witte (Pol) - Alles is omgekeerd. Hoe de werklieden vroeger leefden (1848-1918). De Zotter (Joris) - Het wapen van Gent. d'Udekem d'Acoz (Jean) - Quelques aspects de la vie en Flandre au XVIIIe siècle. Lampaert (E.), Debaise (J.) en Häberer. - Uitbreiding van de Centrale der Stad Gent met een tweede dieselaggregaat. Lenders (Piet) -Gent, een stad tussen traditie en verlichting (1750-1787). Levis (Eddy) - Het Gentse volkslied. Meiresonne (A.) en Baillieul (B.) - Gentse kastelen. René De Herdt en Patriek Viaene -Rijkdom bedreigd. Van Bruwaene (Carine) - Keizer Karel achterna. Gent in de eerste helft van de 16de eeuw. Van de Wiele (Johan) - Van Vismarkt tot Groentenmarkt

G3G4 G5A2 G5N7 G 2 J 4-26 G 13 A 4 G 31 B 3-24 G 10 B 23 A G 19 DES 2

G 2 G 24 G4G 1 G 2 C 10

G 14 ACE 3 G 2 C 11 G 20 B 17 G 10 B 25 G 21 M 15

G 3 A 32 G 3 B 23

H

Vermeulen (Frank) - Kelten, Romeinen en Germanen tussen Leie en Schelde. 114

H22B8


0 Anoniem - Bouwen door de eeuwen heen. Provincie Oost-Vlaanderen. Arrondissement Gent. Kanton Nevele. Anoniem - Bouwen door de eeuwen heen. Provincie Oost-Vlaanderen. Arrondissement Gent. Kantons Destelbergen-Oosterzele. Anoniem - Verbond van de kringen voor heemkunde in Oost-Vlaanderen. 23e gouwdag Gentbrugge 15 mei 1988. Boone (Marc) - Geld en macht. De Genste stadsrmanciĂŤn en de Bourgondische staatsvorming (1384-1453). Trio (Paul) - De Gentse broederschappen (1182-1580). SA Ledeganek - Volledige werken van Ledeganek Eerste deel. Poelman (Roger) - Promotoren van het Campo Santo.

0 9A 7

0 9A7

0 2 B 14-1

0 2 B 10-15

0 2 B 10-16

SA 7 LED? SA 7 A 11

De Bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

Voor onze zoekers hebben wij goed nieuws. Ons Documentatiecentrum beschikt nu over een fotocopieertoestel. Voortaan kunnen copieĂŤn bekomen worden aan een zeer billijke prijs.

115


VRAAG EN ANTWOORD Ingevolge de vraag van de Heer Michel Vigneron (Gh. Tyd. 1990- Nr. 6- p. 370) liet de Heer J. d'Udekem d'Acoz ons weten dat een goede samenvatting van de krijgsverrichtingen te lezen is in een boek dat verschenen is in Engeland. De fotocopie van de desbetreffende passage die hij ons opstuurde hebben wij doorgezonden aan de Heer Vigneron. Ook de fotocopie van een stadsplan waarop de bewegingen van de belegeraars, voornamelijk langs de kant van de Heuvelpoort en de Kortrijkse Poort, aangeduid staan. Een ander antwoord kwam van de Heer Olivier-Gérard Willemot die verwijst naar diverse plannen die bestaan over de belegering van Gent in 1708 : 1o "Plan du siege et des attaques de la ville et cittadelle de Gand assiegée par l'Armée des Alliez Ie 25 Decembre 1708 sous la conduite du Prince et Duc de Marlborough etc. et rendue Ie 29 du même mois et an. A la Haije chez Pierre Husson 1709." (alsmede de andere uitgave "A la Haye chez Anna Beek avec Privilege"). 2° "Plan de la ville et citadelle qui fut assigee par les Hauts Alliez Ie 18 Decembre 1708 ou I' on ouvrit la tranchée aux trois Attaques Ie 24 et qui capitula la nuit du 30 au 31 du même mois. A Bruxelles chez E.H. Fricx, Bruckman. 3 ° "The Siege of Gant, December the 22, 1708. Publisbed by Cl. Ou Bofc, September the 22, 1735. According to Act of Parliament." 4 o "Übergab Der Flandrischen Haupt Stadt Gent an die Ho he Alliirte. Die Zierde u. Haupt Stattin Flandern Gent, vo dene Franzose A o 1708. d. 5. Ist durch list und nachlässigkeit der Bürgerschafft eingenommen worte... De Heer G. Walraedt stelt de volgende twee vragen: 1) ANNO INCARNATIONIS, zoals opgegeven in t'Gravensteen (G.T. n° 3/ 1988 blz. 129). Volgens mij telt de middeleeuwse jaartelling vanaf 25 maart, t.t.z. met de boodschap. Sommigen beweren dat het vertrekpunt op 25 december (dus met Kerstdag) is. Wat is juist? 2) In het prachtig gedokumenteerd artikel over de rekonstruktie van de gevel van het Metsershuis (G.T. n° 6/1990 blz. 352) wordt melding gemaakt van de vier heilige figuren welke aangebracht werden in de gevel van de gerestaureerde "De Engel" (waarschijnlijk "de Inghele") op de Graslei. En hier is mijn vraag: wie kan de legende van die St.-Arnoldus aanhalen en de reden achterhalen waarom hij hier bijgevoegd werd? De Heer J. Cambier (Destelbergen) vraagt Voor mijn opzoekingen van Stad- en Streekgeschiedenis zou het voor mij zeer belangrijk zijn om te weten te kunnen komen wanneer er in de periode van 116


1800-1850 volkstellingen hebben plaatsgegrepen in GENT, ST.-AMANDSBERG, DESTELBERGEN en OOSTAKKER en ook waar deze eventueel te raadplegen zijn. Dr. Dierckx (Aalst) vraagt of iemand van onze leden een wandeling in Gent kan uitstippelen (een opsomming van monumenten en plaatsen volstaat) om een "Willem van Oranje-wandeling" te organiseren.

LEZERS SCHRIJVEN ONS De Heer David Maes zond ons de volgende aanvulling : In het artikel : "Over d'Hane - Steenhuyse, Ladewijk XVIII en Chateaubriand" door Georges Broget in Gh. T. 1990 nr. 5, p. 238/259, brengt de auteur enkele geschenken ter sprake die Ladewijk XVIII aan Jean-Baptist d'Hane-Steenhuyse schonk uit dankbaarheid voor de genoten gastvrijheid. Het huidig kasteel Leeuwergem te Zottegem, gebouwd door Pierre-EmmanuelJoseph d'Hane - vader van Jean-Baptist - is nu nog in het bezit van een grote soepterrine in Lorlewijk XVI-stijl met bijgaande schotel die destijds door Ladewijk XVIII geschonken werd aan Jean-Baptist d'Hane. Misschien niet zo vermeldenswaard, ware het niet dat de soepterrine een Gents zilverstempel draagt uit 1786. De schotel daarentegen werd te Parijs vervaardigd in 1815. Hoe dat komt? Heel eenvoudig. Van Ladewijk XVIII is bekend dat hij nogal zuinig omsprong met zijn centen waaraan de omstandigheden (o.a. zijn gedwongen verblijf te Gent) niet vreemd zullen geweest zijn. Te Gent had hij een tweedehands soepterrine gekocht, liet deze door een Parijse zilversmid opfrissen en er een bijpassende schotel bijmaken. Ook zou Ladewijk gedurende zijn verblijf te Gent een bezoek gebracht hebben aan het kasteel Leeuwergem. (Bron: Julien Van Remoortere- IPPA's Kastelengids) Van de Heer Paul Huys ontvingen wij de volgende brief: Betr. :G.T., jrg. 19 nr. 6 (15 nov. 1990), artikel "Primus Hellebaut" door Eddy Levis, blz. 307 e.v. In de "Nieuwen utilen Almanach en WEGWYZER der Stad Gend in 't bezonder, en van de Provincie van Oost-Vlaenderen in het algemeen, voor het Schrikkel-Jaer J.C. 1820 (Tot Gend, by J. Snoeck-Ducaju, in de veldstraete N째10)", blz. 140 staat afgedrukt een "LYSTE van alle de Heeren die Primus geweest zyn, geboren in de provinden van Oost- en West-Vlaanderen, in de 117


generaele Promotie der Philosophie, van het beginsel der oud-vennaerde Universiteyt van Loven, van hetjaar 1426 tot 1793". Daarin staan inderdaad de vier Gentse "primussen" vermeld, maar de gegevens verschillen enigszins van die in het artikel van E. Levis : 1511 : Georgius de Becker, van Gend, uyt de Paedagogie de Lelie (bij Levis : Gregorius); 1677: Hubertus Raelen, vanGend, uyt de Paed. 't Verken, ex-aequo met Ph. Verheyen, van Verrebroeck, Lande van Waes, uyt de Paed. de Lelie (bij Levis: in 1567); 1681 : Judocos Goethals, vanGend, uyt de Paed. de Lelie; 1793: Joannes-Baptiste Hellebaut, vanGend, uyt de Paed. de Lelie. De aanleiding tot het publiceren van deze lijst(*) was het overlijden van J.B. Hellebant in 1819. De Wegwyzer 1820, blz. 137-139, publiceerde bij die gelegenheid nog eens het relaas van J.B. Heliebauts plechtige intrede in 1793 onder de titel"Vemieuwinge van den plechtigen intrede van mynheer JoannesBaptiste Hellebaut, te Gend, ten jaere 1793, als PRIMUS der Philosophie van de oud-vennaerde Universiteyt tot Loven, overleden in kwaliteyt van Advocaet, Professor van de rechtsgeleerdheyd en Rector magnificus van de Universiteyd te Gend, den 27 october 1819, in den ouderdom van 46 jaeren." Onder de geschenken, die J.B. Hellebant in 1793 aangeboden werden, staat ook vermeld als geschenk vanwege "de twee vereenigde Concerts het kostbaer werk der EncyclopĂŠdie, 35 deelen in folio, uytgave van Parys, alsmede eene aenzienlyke somme gelds". Bij het geschenk van "honderd vyftig doeaten van de gedeputeerde der Staeten van Vlaenderen" staat speciaal vermeld: "uyt hunne eygene borze" ... (*)De andere Oostvlaamse primussen kwamen uit Dendermonde (Petrus de Rota, 1500), Geraardsbergen (Jeremias Drivere, 1522; Livinus Schot, 1525), Oudenaarde (Joannes Mahuys, 1524; Joannes Verstraeten, 1618), Beveren (Joannes Serjacobs, 1536), Ronse (Laurentius Galle, 1564; Laurentins Giffene, 1613), Zomergem (Martinus Steyaert, 1665), Lokeren (DaniĂŤl de Clercq, 1678; Joan. Bapt. de Smet, 1694), Landegem (Adrianus Poelman, 1686), BerchemOudenaarde (Aegidius Fr. Audenaerde, 1726), Sint-Niklaas (Ph. Jos. de Wever, 1741; Aegidius Franciscos de Grave, 1751) en Aalst (Aegidius Goessens, 1747). De elf Westvlaamse primussen kwamen uit Brugge (5), Ieper (3), Kortrijk (1), Gistel (1) en Ramskapene (1). Worden ook nog vermeld onder deze "primussen, geboren in de provinden van Oost- en West-Vlaenderen" een laureaat uit Doornik (1591) en een uit S. Amand (N.-Frankrijk?, 1743).

118


GENSCHE PRAOT Meere Karbonkel, en êwe vuiltaorte van tvijftig jaor, die beur fortuune gemaokt hee mee meinsche te strûupe, hee het zûu hûugen op, dat z'al de meinsche veur vuilegheid aanziet. Ze wil doen gelijk de grûute madams; maor 'ten gaot beur gîen beetsen af. Da vuil model zet veel pluimkes op beuren hoed, zegt iederîen; z'hee den tijd vergete da z'op de fabrieke wirktege. - Ze zijn alemaol nijdig, zeg Meere, omda'k eens hên. Meere begost stillekes beur tande te verlieze, in om van de mode te zijn, hao ze'r nieuwe laoten inzette van ne grûuten tandentrekker. Ni was z'er boven op. Ze zille ni nog mîer tzaloes zijn, peisdege Meere. Op ne kîer kwam ze Nitte Blok tegen, in om Nitte te tritte tûugdege z'heur al beur schûune nieuwe tande. - Ziede 't Nitte, zei ze, ni ben ek wel tien jaor jonger; maor 'thee mij veel eens gekost -Wat affrres hê 'kik mee i nieuwe tande, zei Nitte; mee al i beslag. Aos ge nieks aan i lijf rrûer en hêt da deugd, zijde wel geforseerd van valsch goed te kûupe! -Wade! riep Meere, in ze begost te dan se van kolirre. W adel Nieks nie rrûer da deugt! Da zulde mij betaole, luizige smotze, ge zul mij!... Ze 'n kost nie vûurt, ze sliktege nen tand in. - 't Es wel besteekt, zei Nitte, ge moest z'alemaol inzwelge! Meere ston zûu bliek aos de dûud in Nitte gieng vûurt. Ienegte daoge laoter kwam ze Meere Karbonkel wêere tege, in ze zag dat de deze al nen nieuwen tand in hao. - Tzin, schûune madame, riep ze, hêd'al nen andere gekocht? - Nîen ek, zei Meere Karbonkel, 't es dezelfde!

Onze warme dank gaat naar de behulpzame lezers die ons in de loop van vorig jaar talrijke recuperatienummers hebben bezorgd (gratis of tegen overeengekomen bedrag). Dit laat ons toe gedeeltelijk te voldoen aan de grote vraag naar oude nummers (wij hebben trouwens een wachtlijst!). Dezelfde formule blijft gangbaar voor 1991 :hetzij te bezorgen aan Mevrouw Van Geluwe op het Documentatiecentrum (elke zondag tussen 10 en 12 u.) hetzij telefonisch (26.23.28) af te spreken voor eventuele afhaling ten huize. Wij rekenen vast op Uw milde steun en aanvaarden dankbaar Uw gift. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A. 119


AANVULLENDE LEDENLIJST 2655. CARDEYN R., K. L. Ledeganckstraat 33, 9000 Gent 2656. WILLEMOT Chr., Steendam 9, 9000 Gent 2657. Mw MICHIELS M., Elslopark 48, 9940 Evergem 2658. SELS A., Lammeken 10,9031 Drongen 2659. DEGRYSE K., Voskenslaan 44, 9000 Gent 2660. FOBE R., David Tenierslaan 9, 9051 Sint-Denijs-Westrem 2661. DE COSTER 0., August Van Geerstraat 78, 9040 Sint-Amandsberg 2662. DOORNAERT K., Kaarderijstraat 65, 9000 Gent 2663. VERSYP M., Groenestaakstraat 37, 9030 Mariakerke 2664. Mw VAN DER HAEGHEN D., Kikvorsstraat lil, 9000 Gent 2665. VANPAEMEL H., Peerstraat 39, 9000 Gent 2666. VOORLICHTINGSDIENST, Botermarkt 1, 9000 Gent 2667. VAN DER LINDEN R., p.a. Vrijdagmarkt 9, 9000 Gent 2668. DAMMAN W., Kikvorsstraat 216, 9000 Gent 2669. DE SCHEPPER J., Patijntjestraat 272, 9000 Gent 2670. CNUDDE R., Begijnhoflaan 412, 9000 Gent 2671. VAN DRIESSCHE J., Pintelaan 18, 9840 De Pinte 2672. DE VOGELAERE G., Vuurkruisersstraat 25, 9050 Ledeberg 2673. VANNES L., Aannemersstraat ll, 9040 Sint-Amandsberg 2674. DE VREESE G., Blazoenstraat 29, 9000 Gent 2675. VAN DAELE, Lusthoflaan 129, 9030 Mariakerke 2676. STEVENS R., Roerstraat 4, 9000 Gent 2677. VERMEULEN R., Zevensterrede 12,9070 Destelbergen 2678. Mw POMA J., Coupure Rechts 174,9000 Gent 2679. Mw DEWISPELAERE E., Kongostraat 84, 9000 Gent 2680. VAN DAMME J., Heelbroekstraat 100, 9040 Sint-Amandsberg 2681. FILM-TECH-(P.T.Y.)-Ltd, P.O. Box 109 Halfway House 1685 R.Z.A. 2682. VERHASSELT N., Boelare 121,9900 Eeklo 2683. Mw DE VRIENDT-DAENINCK, Drietorekensstraat 13,9000 Gent 2684. STEDELIJKE BASISSCHOOL, D. Van Monckhovenstraat 34, 9000 Gent 2685. RED EL J., p.a. Kouter 8, 9000 Gent 2686. Mw MARYNS Chr., Schommelstraat 30, 9000 Gent 2687. Mw DE MUNTER D., Hoppestraat 34, 9000 Gent 2688. Mw MEGANCK A.-M., Park ten Hovelaan 63, 9090 Melle' 2689. Mw LAUTE M., Voskenslaan 256, 9000 Gent 2690. VAN TRAPPEN W., Rue de Tiriernoot 77, 1390 Nethen 2691. Mw DE MUNTER G., Braamboslaan 26, 9090 Melle 2692. WIEERS J., Kapellestraat 18, 9940 Evergem 120


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 20e jaargang nr. 3 15 mei 1991

Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere notaris Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14-9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland: 100 fr.extra voor portkosten INHOUD - De Stadsuurwerken die vroeger in de Gentse straten stonden. - Inventaire archéologique: Lorlewijk XVI-trapeinde, met medaillon - van Broeder Cöme. - "Onze Wijk" in 1900. -Jan Eebins (± 1345-1412), metselaar, beeldhouwer, architect en -landmeter. - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg). -De St.-Jorisbrug. - Oaze k'ik hên den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs! -(Vervolg). Nog meerpersoonlijke getuigenissen van primussen. -Documentatiecentrum: Werking 1990. -Bibliografie. -Vraag en Antwoord. - Gênsche Präot.

122 129 132 142 160 166 183 185 186 187

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen) ; Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.


DE STADSUURWERKEN DIE VROEGER IN DE GENTSE STRATEN STONDEN Toen ik mijn boek schreef "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad" telde ik nog vijftien op aluminiumpalen gemonteerde openbare uurwerken te Gent. Deze stonden : Begijnhoflaan, Burgemeester Charles de Kerchovelaan (nu Charles de Kerchovelaan), Coupure (nu Coupure links), Graaf van Vlaanderenplein, Griendeplein, Groot-Brittanniëlaan, Jacob van Arteveldeplein (nu Sint-Annaplein), Jooremaaie (nu Joremaaie), Koophandelplein (nu Koophandelsplein), begin Kortrijksesteenweg, Nederkouter, Oktrooiplein, Tentoonstellingslaan, Vlaanderenstraat en Vrijdagmarkt. Ondertussen verdween het uurwerk van de Begijnhoflaan bij de vernieuwing van de rioleringen aldaar en dat van de Vrijdagmarkt in 1980 bij de aanleg van de parking onder de Vrijdagmarkt. Het uurwerk van het Oktrooiplein verhuisde naar het Antwerpenplein. In februari 1989 werden de laatste stadsuurwerken uit de Gentse straten verwijderd. Het langs de straten plaatsen van uurwijzerplaten, elektrische verbonden met één moederklok, is een uitvinding uit 1851 van de Gentse uurwerkmaker Charles Nolet. Een eerste proef werd genomen begin 1852. Nolet mocht een uurwijzerplaat plaatsen op de straatlantaarn, staande rechtover zijn woning, op de hoek van de Mageleinstraat en de Bennesteeg. Deze wijzerplaat was verbonden met een elektrische voeding en een moederklok, die zich in het huis van Nolet aan de Mageleinstraat bevonden. Op 7 januari 1853 nam Nolet een octrooi op zijn uitvinding. In de gemeenteraadszitting van 19 maart 1853 werd

gelfé5e sl:raaiuurwerke -1982-1958 (metals grondJJ/ak eengel!jkzfjdige drfeiwek.) 122


Coupure links.

Graaf Van Vlaanderenplein.

Ekkergemstraat.

123


Groot-BrittaniĂŤlaan .

Koophandelsplein.

Kortrijksesteen weg.

124


Sint-Annaplein.

Nederkouter (De Vijf Winden).

Tentoonstellingslaan.

125


,. '

'

'

.. • '

\

\

'\? ' \

'

.

~-

Vlaanderenstraat.

Antwerpen plein.

126


besloten Nolet opdracht te geven tot het plaatsen van 100 uurwijzerplaten op de straatlantaarns. Op 23 april1853 werd een contract afgesloten tussen Noleten het Schepencollege voor het plaatsen van 50 dergelijke wijzerplaten in 1853 en 50 in 1854. Het moederuurwerk bevond zich in het Belfort. Dit uurwerk was reeds voordien door Nolet gemaakt. In de gemeenteraadszitting van 6 december 1854 werd besloten CharlesNoleteen gouden gedenkpenning te overhandigen. Deze overhandiging gebeurde tijdens de gemeenteraadszitting van 16 maart 1855. Het was slechts in 1855 dat Nolet dergelijke uurwerken plaatste te Marseille en in 1856 te Brussel. In 1856 werd het eerste dergelijk openbaar uurwerk te Parijs geplaatst, door Louis-Clément-François Breguet (geboren in 1804, overleden in 1883), op de "Pont Neuf'. Ten onrechte schreef de Franse pers deze uitvinding toe aan deze Parijse uurwerkmaker! Het octrooi, dat Breguet in 1856 nam heeft veeleer iets te maken met de elektrische verlichting van de wijzerplaten, waardoor het uur dag en nacht afleesbaar werd. Nog in 1856 nam Nolet ontslag als uurwerkmaker van de stad Gent en werd opgevolgd door Charles Van Lancker. De 69-jarige Nolet overleed te Gent op 6 september 1887. In 1868 kwam er een reorganisatie en tegen 1878 waren er nieuwe uurwerken geplaatst. Vanaf 1881 was het de "Compagnie du téléphone", die voor de uitbating zorgde en in 1891 kwamen de uurwerken onder regie terug aan de Stad Gent. Er bestaan oude afbeeldingen van cirkelvormige stadsuurwerken aan huisgevels bevestigd, namelijk aan het huis op de hoek Ottogracht/Goudstraat en aan het huis op de hoek Veldstraat/Volderstraat (het vroegere Hotel Schamp). Volgens ooggetuigen hingen gelijkaardige uurwerken aan het huis op de hoek Jan Breydelstraat/Rekelinge en aan de herberg "het Lam" aan het Sluizeken. Op 24 juni 1932 werd een overeenkomst afgesloten tussen de stad Gent en de N. V. Siemens betreffende het monopolie van de openbare uurwerken op zuilen, gepaard gaande met reclameborden, voor een termijn van 20 jaar. Ingevolge oorlogsomstandigheden werd deze overeenkomst nog verlengd. Het moederuurwerk was opnieuw dat van het Belfort, ditmaal het uurwerk uit 1913 van Louis Meire. Vanaf 1958 tot 1965 werden de, op aluminiumpaaltjes gemonteerde uurwerken geplaatst. Zij werden verbonden met een moederklok, die zich in de Elektriciteitscentrale aan de Ham bevond. Deze moederklok was een mechanisch slingeruurwerk, dàt verbonden was met een ontvangstprogrammatoestel, van waaruit men correcties van uren en minuten kon doorgeven naar de straatuurwerken (ook secundaire uurwerken genoemd) om deze juist te doen lopen. De correcties in verband met de uren werden iedere maandag te 12 uur uitgevoerd en deze in verband met de minuten gebeurden iedere maandag te 13 uur. Het B.R. T.-uurwerk werd daarbij geraadpleegd. Vanaf± 1982 werd de taak van deze mechanische moederklok overgenomen door een electronisch gestuurde klok, die zich te Mainflingen in de Duitse Bondsrepubliek bevond (een atoomuurwerk). Vanaf 1 oktober 1985 127


Hoek Ottogracht-Goudstraat. Stadsuurwerk dat waarschijnlijk dateert uit 1853-1854.

Hoek Veldstraat-Volderstraat

Trommel van het klokkenspel van het Belfort.

128


werden de Gentse Stadsbedrijven E.G. W. overgenomen door Imewo (Intercommunale Maatschappij voor Energievoorziening in ~est-en Qost-Vlaanderen) voor de Netdienst en behoorde de Elektriciteitscentrale aan de Ham te Gent aldus tot de Productie S.P.E. (S.ociété de froduction d'Electricité). Het uurwerk, dat op het Heernisplein stond (het vroegere Heirnisplein te SintAmandsberg) was een gewoon elektrisch uurwerk. Het verdween bij de laatste heraanleg van het plein. Het systeem, van secundaire klokken verbonden met een moederklok, vindt heden nog zijn toepassing in de Belgische spoorwegstati ons.

BffiLIOGRAFIE - "Dictionnaire des horlogers français", door Tardy, Paris, 1971. - "Een en ander over de klokken van het Belfort", door M. Van Wesemael, in: "Ghendtsche Tydinghen",juli 1979. - "Gand, sa vie et ses institutions", door Maurice Heins, Gent, 1912-1915 (1). - "Gent, Gemeenteblad", 1946. - "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad", door Suzanne Janssens, Gent, 1980. - "LaFlandre libérale", 29-30.12.1962. · - "Les Médailles Gantoises Modemes", door Prosper Claeys, Gent, 1909. - "Notes et souvenirs", door Prosper Claeys, tome troisième, Gent, 1907.

Suzanne JANSSENS 11.1.1991

INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE NR. 347 Op 18 juni 1904 stelde Armand Heins in de rubriek "Beeldhouwwerken Oudheidkundig Museum - XVIIIe eeuw", in het Frans een fiche op over het

Lodewijk XVI-trapeinde, met medaillon van Broeder Cöme Dit trapeinde onderscheidt zich door zijn duidelijke Lorlewijk XVI-vorm. Zijn mooie ronding is zeer geslaagd; zijn afmetingen zijn merkwaardig, want het heeft, de blauwe steen van de basis inbegrepen (deze heeft een hoogte van 20 cm.) tot boven de kop van het zeepaard, een totale hoogte van 1,60 m. Op het onderste motief van de leuning dat een soort plateau vormt, staat een mooie groep die een vrouw voorstelt die gekleed is op de antieke wijze; 129


130


zij steunt op een witmanneren medaillon onder hetwelk zich een cartouche bevindt uit dezelfde materie met de inscriptie : In memory of the famous Lithotomist Friar Come. Het betreft de beroemde Franse chirurg Jean Baseilhac (1703-1781), gezegd Broeder Come, van de Orde der Bernardijnen, die verschillende verbeteringen aanbracht aan de operatie van het "steensnijden". Een zeepaard ligt op het einde van de leuning; iets lager vormen chirurgische instrumenten een kleine trofee. De sierlijkheid van dit trapeinde, zijn sobere smaakvolle decoratie, het gebruik van diverse materialen, eik en witte marmer, de zorg met dewelke het beeldhouwwerk uitgevoerd is, maken er het mooiste exemplaar van van deze die in het bezit zijn van ons museum. De Engelse inscriptie die zich onder het medaillon bevindt, zou kunnen laten vermoeden dat ze uitgevoerd werd in Engeland. Het voorwerp is afkomstig van het huis in de Regnessestraat dat het laatst bewoond werd door de boekhandelaar C. Vyt en dat afgebroken werd in 1897. Men bemerkte er andere Lorlewijk XVI-siermotieven, namelijk een salon en stuc-panelen met verschillende onderwerpen. De toestemming tot heropbouw van de gevel van het huis werd in 1782 verleend aan de Gentse geneesheer Guillaume Demanet (1). Het is waarschijnlijk in deze periode dat de binnenhuisdecoratie werd uitgevoerd en het trapeinde dat wij komen te beschrijven. Cf. Stadsarchief; bouwaanvragen (reeks 535), Nr. 261, Regnessestraat. (1) Hij werd op 3 augustus 1778lithotomist (steensnijder) van de Stad Gent benoemd, hetgeen de keuze verklaart van het onderwerp van het medaillon. -Cf. Messager des sciences historiques, 1833, p. 67.

131


"ONZE WIJK" ROND 1900 De bundel van "Gentse" artikels die op publicatie liggen te wachten heeft mooie afmetingen aangenomen. Wij moeten bij de samenstelling van ieder nummer telkens- noodgedwongen -een pijnlijke keus maken. Het gevolg is dat sommige artikels al jaren op publicatie liggen te wachten. Dit is ook het geval met een artikel van Raymond De Meyer. Wie is Raymond De Meyer? Hij was onderwijzer aan de stadsscholen en de schrijver van deze korte inleiding heeft het geluk gehad hem als onderwijzer te hebben op het Laurent-Instituut in de Onderstraat. Hij kan u verzekeren dat hij een "model-onderwijzer" was en wij zijn er van overtuigd dat al zijn oudleerlingen de beste herinneringen aan hem zullen bewaren. In 1930 werd hij Directeur benoemd van een nog te bouwen school in de Grensstraat. Hij zou dit 25 jaar blijven tot op zijn opruststelling. Hij stieif een 7-tal jaren geleden op 90-jarige leeftijd. De dag van vandaag wordt het geschiedenisonderwijs stiefmoederlijk behandeld. Dat schijnt in onze moderne samenleving beschouwd te worden als een achterhaald vak. Nochtans, moest men op een intelligente manier de nodige lessen willen trekken uit de geschiedenis, dan zouden vele nutteloze geschillen en oorlogen kunnen vermeden worden. Geschiedenis wordt nu soms vervangen door vakken met een zeer geleerde naam waarin onderwerpen behandeld worden waar de geest van de leerlingen in vele gevallen nog helemaal niet rijp voor is. Maar dit terloops dan. Oude Gentenaars zullen zich wellicht herinneren dat wij op school niet alleen "geschiedenis" kregen, maar ook "lokale geschiedenis", iets waar wij het beleid van toen nog altijd dankbaar voor zijn. Het is in die geest dat Raymond De Meyer in het jaar dat hij met pensioen ging een tekst opstelde over "de wijk van zijn school". In een "Woord vooraf' schreef hij: "Dit is, voor schoolgebruik, een zeer bescheiden bijdrage tot de geschiedenis van onze wijk; wij bedoelen het stadskwartier ten Noorden van het Verbindingskanaal. Het onderwijzend personeel zal hier enkele gegevens vinden voor de lessen in milieustudie in het 3e en 4e leerjaar. Ook voor de geschiedenislessen van het Se en 6e studiejaar zijn er een paar aanknopingspunten. Opzettelijk haalden wij ook kleine bijzonderheden aan die aan de onderwijzer zullen toelaten een treffend tafereel op te hangen van onze wijk rond 1900. Ik heb eenvoudig getracht materiaal te verzamelen geschikt voor een oordeelkundige keuze. Naar persoonlijke herinneringen en die van een inwoner die voor meer dan 50 jaren de Nieuwe Kerkstraat bewoonde, maakte ik een plan op : "Onze wijk rond 1900". Ook copieerde ik een deel van het Groot plan van Jacques Horenbault (1619).

132


Data werden geput uit officiële bescheiden. De leerlingen zullen deze beide plannen met het huidige vergelijken en vaststellen hoe geweldig de wijk zich uitbreidde in de laatste 50 jaar. De lessen zullen ruimschoots aanleiding geven tot het stichten of doen groeien van aardrijkskundige en geschiedkundige begrippen. Een brokje sociale geschiedenis werd niet vergeten; want het is niet het onbelangrijkste doel der lessen de enorme sociale vooruitgang te doen beseffen die in de laatste 50 jaar werd verwezenlijkt, dank zij bestendige strijd."

BEKNOPT OVERZICHT Ons stadskwartier, ten N. van het Verbindingskanaal is oud, eeuwen ouder dan de Wondelgemstraat en aanpalende straten die slechts dagtekenen van 1874. Op de plaats van de watertoren en de huisjes voor ouderen van dagen, werd reeds vóór 1185 een kerk gebouwd, omringd door een kerkhof. Dat grondgebied behoorde niet aan Gent maar maakte deel uit van Wondelgem en was eeuwen lang het centrum van die parochie. Een paar kleine hoeven werden in de nabijheid van de kerk gebouwd. Wondelgem strekte zich uit tot aan de stadswallen waar nu het Rabot staat en tot daar lagen de "Wondelgemse Meersen". In 1269 groeven de Gentenaars een kanaal, de Lieve genoemd, tot Damme (aan het Zwin), dat toen evenals Brugge het centrum was van de overzeese handel. Het is dat smalle Lieveken dat wij nu nog zien achter de nieuwe fabriek der Maïsstraat, in de "Congomeersen" en waarin de kinderen's zomers ploeteren dicht bij Wondelgem. In de 13de eeuw was de Lieve breder en dieper. Zij werd bevaren door talrijke schepen, beladen met koopwaren. De Brugse Vaart (1613) en het Verbindingskanaal (1863) bestonden nog niet In 1369 deed de Graaf van Vlaanderen, Lorlewijk van Male dicht bij de Lieve een sterke burcht bouwen, omringd met grachten (waar nu de nieuwe fabriek staat in de Maïsstraat). De inwoners noemden die burcht "Het Kasteel". Veiligheidshalve vestigden zich nog meer landbouwers in de nabijheid van de burcht. Langsheen de kerk liep een straat naar Gent, naar de nabije stadspoort, de Brugse Poort. Naar het N. leidde de straat naar de Stallendries (nu de Dries te Wondelgem). Op de Dries stond nog geen kerk. Deze werd slechts gebouwd in 1685. Die lange straat was de Kerkstraat en die naam zou ze houden tot ze Maïsstraat werd genoemd, toen in 1910 de Ryhovelaan werd ontworpen tot aan het Pauwken. In de 16e eeuw woedden de godsdienstoorlogen. Te Gent waren de Calvinisten gedurende 6 jaren meester, met Ryhove aan het hoofd. In 1578 brak de beeldenstorm los. De beeldenstormers kwamen ook de kerk plunderen en de beelden, van de kerk en omliggende kerkhof, verwoesten. 133


In de Kerkstraat, centrum van Wondelgem, steeg het aantal kleine hofsteden. Op het groot plan van Gent, opgemaakt door Jacques Horenbault in 1619, zijn er reeds 9 afgebeeld, waaronder het "Pauwken". Horenbault noemt die straat: "Kerkstrate naar Westergem" (De verlenging van de Gentse steenweg op Wondelgem heet nu nog : Westergemstraat). Sinds 1619 veranderde het aspect van ons stadskwartier niet veel. Het was ver van de stad gelegen en afgezonderd door de uitgestrekte "Wondelgemse Meersen". Vergelijk maar de plannen van 1619 en 1900. Er werden bijna geen nieuwe straten aangelegd in die tijdspanne van bijna 3 eeuwen. Het verdwijnen van de kerk en van de burcht aan de Lieve, had tot gevolg dat het centrum van Wondelgem, dat eens gevormd werd door de "Kerkstrate naar Westergem", overging naar Wondelgemdries. Getuige daarvan : het bouwen der nieuwe kerk op de Dries in 1685. In 1793, onder de Franse overheersing, werd Gent uitgebreid met het grondgebied gelegen tussen de wallen van Rabot en de grensgracht In 1874 werd de aflijning van de Wondelgemstraat en aanpalende straten in zijn geheel ontworpen, op voorstel van de gebroeders De Smet, de Hemptinne en andere eigenaars van die gronden. In 1907 drukte de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen de wens uit een nieuwe lijn aan te leggen. De stoomtram zou rijden naar Bassevelde, over Evergem. In de elleboog : Wondelgembrug, Verbindingskanaal en Nieuwe Kerkstraat (nu Magnoliastraat) was het onmogelijk een spoorbaan aan te leggen. Een nieuwe laan was dus noodzakelijk tussen de Wondelgembrug en de Nieuwe Kerkstraat, ter hoogte van de Roggestraat Het stadsbestuur bracht een gunstig advies uit. In 1909 werden de nodige onteigeningen gedaan. In 1910 werd voor de eerste maal de naam Ryhovelaan gebruikt in een officieel stuk. Dit was de aanstoot tot de grondige wijzigingen die onze wijk zou ondergaan, na eeuwen lang bijna onveranderd te zijn gebleven.

ONZE WUK ROND 1900 Onze wijk (wij bedoelen het stadskwartier ten N. van het Verbindingskanaal) had rond 1900 een heel ander uitzicht. Zij beperkte zich tot enkele gekasseide straten en veldwegels. Volg ons maar op het plannetje. De hoofdstraat heette de Nieuwe Kerkstraat Zij begon aan de Nieuwe Vaart en werd gevormd door de huidige Magnoliastraat, de Ryhovelaan tot aan de Ma誰sstraat en omvatte de huidige Ma誰sstraat tot aan de Anjelierstraat De Anjelierstraat was ook gekasseid. De straatweg liep voorbij het Pauwken langs de Beetwortelstraat (de huidige Veronicastraat) en verder over de gracht naar Wondelgem. Het "PAUWKEN" was een eeuwenoude herberg en gewezen hoeve die dwars over het begin van de huidige Dracenastraat stond tot op enkele 134


meters van de tegenwoordige tramrichels. Rechtover het "Pauwken" staat nu nog "IN DEN OUDEN MAN" meer dan 200 jaar oud. Links ervan werden 4 zeer bouwvallige huisjes afgebroken. De Fuchsiastraat en de Begoniastraat (Lavendelstraat) begonnen aan de Nieuwe Kerkstraat en eindigden in het veld, waar nu de Ryhovelaan zich bevindt. De Ryhovelaan, de Ferrerlaan, de Mimosastraat, de Poperingestraat en al hun zijstraten bestonden nog niet of waren smalle veldwegels voor de landbouwers. De naam Ryhovelaan komt voor de eerste maal voor (in een officieel stuk) in 1910. Waar nu talrijke straten zijn aangelegd, strekte zich dan het open veld uit, met aardappelvelden of golvende korenvelden, door aardewegen gescheiden. Het Guislaingesticht (1857) zag men van ver, met zijn hoge haag, die zijn gronden afbakende tot vlak bij de huidige Ryhovelaan. De inwoners der Nieuwe Kerkstraat hadden een lange "lochting". De huizen aan de N.W. zijde der straat hadden "lochting" tot aan de huidige Ryhovelaan, die een gewone naamloze veldwegel was. Van uit hun tuin zagen de inwoners het Guislaingesticht, de oude muur van het kerkhof en, aan de overzijde, de "vier uitersten" (nu de huisjes nrs 60, 61, 62, 63 van de Grensstraat, Wondelgem, gebouwd in 1864). Zij zagen meer naar rechts, dicht bij de Gentse Aardeweg, de windmolen, wiens wieken bedrijvig draaiden. Op de achtergrond verhief zich de donkere massa der eeuwenoude eiken en beuken van "de Walle's bos" met midden in, onzichtbaar van zo ver, het oude kasteel van de Ghellinck de Walle (opgetrokken rond 1774 in stijl Lodewijk XVI). De Nieuwe Kerkstraat werd door de inwoners de "Boerenkerkstraat" genoemd, en met reden. Daar stonden immers een twaalftal kleine hofsteden. Hun pachters bewerkten de omringende akkers en hun koeien graasden op de "Wondelgemse Meersen" zoals de nabije meersen sinds eeuwen genoemd werden. Boerekarren ratelden af en toe over de oneffen kasseien. De aangevoerde paardemest verspreidde zijn eigenaardige geur. Bij het vallen van de avond hoorde men het geloei der koeien die langs de eenzame Kerkstraat door kleine koewachters naar hun stallen werden geleid. De varkens liepen knorrendop het hof. Het geheel gaf de indruk van een rustig, afgelegen dorp, ver van alle drukte en stadsgewoel. Het aantal inwoners van die enige straat was natuurlijk niet groot en scholen voor zo weinig kinderen bestonden er niet. Overigens bestond de schoolplicht nog niet (Die wet werd gestemd in 1914 en toegepast na de oorlog 1914-1918). De kinderen, die van hun ouders mochten naar school gaan, hadden de keus tussen de Jozefll straat (Jongens 1897), de IJskelderstraat (meisjes 1886) wat de stadsscholen betreft of de vrije scholen Vlotstraat Gongens) en Elyzeese Velden (meisjes). Niet alle kinderen echter waren zo gelukkig. Velen moesten reeds naar de fabriek of wachtten de koeien van de pachters der Nieuwe Kerkstraat. 135


136


ONZE WIJK ROND 1900 1. De 4 uitersten. 2. Het afgebroken "Pauwken" 3. Hofstede "Van Doorselaere" nu : Garage De Luycker, Ryhovelaan. 4. Firma Gallel 5. Firma Van Gheluwe. 6. "Nouvelle Orléans". 7. Vooruil (kolenmagazijn, bakkerij, burelen.) 8. La Ruche (suikerfabriek). 9. Filature du Rabat. 10. Fabriek Vercoutere. (Wissenhagestraat.) 11. Beluik Vercoutere. 12. Grasfabriek 13. Indienneties Belges. 14. Savannah. (nu Renson.) 15. Mechelynck (suikerfabriek.) nu: Magasins Généraux. 16. La Lieve (Wiedauwe). 17. Beluik "Congo." nu: Limbastraat. 18. "De Hovekens" lage huisjes Ryhovelaan nrs. 12.. .30. 19. "De Oude Man." 20. Huizenrij "De arme stouterik" nu: Anjelierstraat nrs. 41...51. 21. Madou.

Die arme kleinen. Stel U voor: tot 1890 gingen kindertjes van de leeftijd van die van het 2e studiejaar reeds werken. Te 5 uur werden ze reeds gewekt. Halfslapend, soms schreiend, moesten zij de straat op, hangend aan de arm van vader of moeder. Hun klompen galmden door de straat en wekten hun kameraadjes die het geluk hadden nog een paar uren te mogen slapen, vooraleer naar school te gaan. Tijdens de schafttijd aten ze hun weinige boterhammen met koude koffie. Na 11 of 12 uur werken keerden ze 's avonds naar huis terug, hun klompen slepend, bleek en afgemat. En dan 's winters, langs de spoorweg en voorbij de "kasteelmeers" (waar eertijds de burcht van Graaf Ladewijk van Male zich verhief), tot over hun klompjes in de sneeuw. Nauwelijks te huis gingen ze naar bed, om 's anderendaags te herbeginnen. Geen vrije zaterdagnamiddag. 66 of 72 uren per week werken in de ongezonde fabrieken van die tijd, voor nog geen frank per dag. Zo gingen ze als ongeletterde mensen het leven in, slachtoffers van het gebrek aan menselijke wetgeving. (Uit een officieel verslag : "des enfants de 6 à 12 ans sant employés dans les usines... cela procure une grande économie et cela porte ces enfants à ignorer les charmes trompeurs de l'oisiveté" uit : Gand, sa vie et ses institutions, par Maurice Heins, Tome m, page 347.) 137


In 1867 drukte de Gemeenteraad van Gent de wens uit, dat de wet de kinderarbeid zou regelen. De wet op de regeling van de kinderarbeid werd in het Parlement gestemd in 1899. In 1900 was het lot der kinderen dus wat verbeterd. Op 12-jarige leeftijd mochten zij voor halve dagen werken en vanaf hun 13e jaar voor volle dagen. Maar, zoals we hierboven reeds zeiden, was het tot 1890 afschuwelijk. Zij verdienden 7 centiemen per uur (5,04 Fr. voor een week van 72 uren werken); een arbeider 0,20 Fr. per uur (14,40 Fr. per week); een spinster : 13 Fr. per week; een paswerker in het werkhuis van de fabriek : 0,35 Fr. per uur (25,20 Fr. per week). Slechts zelden gingen de kinderen naar de middenstad. Zij hadden gebrek aan fatsoenlijke klederen. De meesten hadden in het geheel geen schoenen. Ook hadden de vaders, na een week van afmattende arbeid, weinig lust om met vrouw en kinderen zover naar de stad te gaan. Wel reed sinds 1899 de eerste electrische tram, maar de arbeiders gebruikten dit vervoermiddel weinig : voor een familie van 4 personen kostte een ritje 0,40 Fr. som waarvoor een fabrieksarbeider 2 uren moest werken (Paardetrams reden in onze stad sinds 1874. Zij werden in 1899 vervangen door de "Electrische tramways" zoals deze toen genoemd werden.) In hun vrije tijd gingen de kinderen tussen de akkers spelen, of in de grondvesten van het oude kasteel, in de kasteelmeers, in het nabije Lieveken of aan de grensgracht, nabij de "vier uitersten" waar zij hun vliegers oplieten. Zoals nu raapten zij in de herfst beukennootjes aan de Walle's bos of speelden aan de voet van de eeuwenoude dikke boom (de meer dan 300 jaar oude linde. Dikwijls gingen zij tot aan de molen rechts van de Gentse Aardeweg en sloegen zijn draaiende wieken gade. Zij waagden zich wel eens tot aan de poort van de molen om de zware molenstenen te zien draaien (De molen was bekend als "de snuifmolen". Nevens de molen staat nog een laag gebouwtje, waar de snuif gemalen werd). Nu blijft slechts het onderste deel van de stenen molen over. Tot in 1918 werd er graan gemalen; in 1918 werd hij door granaten getroffen. Sindsdien ligt hij stil en is grotendeels afgebroken; in het lage molenaarshuisje kan men nog gekleurde afbeeldingen zien van de oude molen. Zoals wij hoger reeds zeiden, strekte rechts van de Nieuwe Kerkstraat zich de "Kasteelmeers" uit. De mannen van de suikerfabriek "La Ruche" en de fabriekarbeiders en arbeidsters van de Grasfabriek en van de "Gantoise" of de fabriek van Vercoutere, namen de kortste weg langs de ringspoorweg van het Rabot. Niet zelden gebeurde het, dat de vrouwen en de meisjes verschrikt bleven staan en begonnen te gillen bij het plotseling opduiken van reuzenratten, die dan verdwenen in de grondvesten van de oude burcht. Om zich naar de stad te begeven, reden de landbouwers der"Boerenkerkstraat" en van Wondelgem met hun karren langs de Nieuwe Kerkstraat Aan de vaart gekomen, sloegen ze links af naar de zeer smalle Wondelgembrug, een houten draaibrug, waarop twee karren elkaar moeilijk konden kruisen. Het Verbin138


dingskanaai had nog geen gemetselde kaaien. De brug bewoog niet mechanisch, maar moest door een brugdraaier geopend en gesloten worden. De schepen werden voortgetrokken door "scheepstrekkers". Hun singel vóór de borst, in voorover gebogen houding, kwamen ze moeizaam vooruit Van waar kwamen ze reeds? Hoeveel uren lagen ze reeds in hun band, als moderne slaven? Vooraan nadert het schipperskind, jongen of meisje, ook reeds met de singel vóór de borst Z6 jong nog. Daar nadert nog een ander schip, getrokken door een paard, een "ketserspaard" geleid door een man, de "ketser" geheten. De huidige Dracenastraat, waar in 1950 het speelplein werd ingehuldigd, was slechts een aardeweg, evenals de Kouterstraat en de Moreekstraat tot aan de Vierweegse te Wondelgem. En de stoomtram naar Evergem en Bassevelde? Die reed slechts in 1911. De stoomtram naar Zomergem reed sinds enkele jaren vóór die naar Bassevelde. Zijn gewone baan was langs de Wondelgemstraat, de Wondelgembrug, de Nieuwe Vaart en de Palinghuizen. Welke straten waren er bewoond behalve de Nieuwe Kerkstraat? Daarover licht het plan "Onze wijk in 1900" voldoende in. De huidige Nieuwe Vaart was gedeeltelijk bewoond. Rechtover de Wondelgembrug, aan onze zijde van het kanaal, woonde er o.a. een bloemist wiens huis werd afgebroken in 1909 om de Ryhovelaan te kunnen aanleggen. Verder stond een rij huizen naar de spoorbrug toe. Op het plan "Onze wijk rond 1900" komen de fabrieken voor, die toen reeds bestonden. Reeds bewoonde straten waren : de Lorkenstraat (toen : Lindestraat), de Haverstraat, de Guislainstraat (1899), de Gezondheidstraat Er stonden ook huizen langsheen de Palinghuizen tot eventjes voorbij het kerkhof. Vage gronden lagen er tussen in. Rechtover de Hamerstraat lag een smalle houten draaibrug: de Hamerbrug (vernield in 1944). De huidige mooie Guislainbrug werd gelegd in 1952. Ook de Verbindingsbrug was in 1900 een smalle houten draaibrug, niet mechanisch bewogen. Dat was het uitzicht van onze wijk rond 1900: één lange straat met een 12 tal hofsteden, de Nieuwe Kerkstraat, verlengd door Anjelierstraat en Veronicastraat; twee korte zijstraten : Fuchsia- en Begoniastraat (Lavendelstraat); een groepje huizen aan het "Pauwken"; tussen de Nieuwe Kerkstraat en de voorhaven : de Wondelgemse Meersen, met de Limbastraat; naar de grensgracht toe : akkers met hun rogge-, haver- of aardappelvelden, de windmolen aan de Gentse Aardeweg, de "dikke boom", de Walle's bos; over de gracht : de "vier uitersten"; de Dracenastraat, de Kouterstraat en de Moreekstraat: één lange aardeweg. Onze wijk was in 3 eeuwen bijna ongewijzigd gebleven. Vergelijk maar met het fragment van het groot plan van Horenbault van 1619 met ons plannetje: "Onze wijk rond 1900". Zoals we reeds hoger schreven was onze wijk als een afgezonderd dorp. 's Avonds was de Nieuwe Kerkstraat stil en verlaten. Een. paar petroleumlantaarns verspreidden een zwak licht Achter vooruitspringende huizen : inktzwarte vlekken. Zelden waagden de kleine kinderen zich buiten en na zonson139


dergang waren ook de grote mensen op hun hoede : zij grendelden de deuren af en verlieten zelden hun huis : de Boerenkerkstraat was berucht om haar onveiligheid, als de avond gevallen was. Maar, zo zou het niet blijven duren. In 1907 had de Nationale Maatschappij van Belgische Buurtspoorwegen de wens uitgedrukt een nieuwe lijn aan te leggen naar Bassevelde, over Evergem. Langs de elleboog tussen Wondelgembrug, Nijverheidslaan (Nieuwe Vaart), Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat), kon onmogelijk een spoorlijn aangelegd worden. Een nieuwe laan was noodzakelijk, rechtstreeks van de Wondelgembrug naar de Nieuwe Kerkstraat op de hoogte van de Roggestraat. De Gemeenteraad gaf zijn toestemming op 1.7.1907 en maakte een plan op met de noodzakelijke onteigeningen. Dit werd goedgekeurd door een Koninklijk Besluit van 13.1.1908. Percelen grond werden onteigend, ook huizen (3 op de Nieuwe Vaart en 12 in de Nieuwe Kerkstraat) die in 1909 werden afgebroken. In 1910 werd de "Filature du Rabot" gebouwd. Dat was nog maar een begin. De grote stoot zou weldra volgen. De Gemeenteraad, in zitting van 2.10.1911 besloot tot verdere stratenaflijning van de wijk. Een nieuw plan werd opgemaakt met aanduiding, deze maal tot aan het Pauwken, van de Ryhovelaan, Van Beverenplein en een paar der huidige zijstraten (echter niet: Ferrerlaan, Jan Lampensstraat, Gambrinusstraat, Poperingestraat, Hopstraat, Grensstraat, Mimosatraat). Tot dan toe was de Ryhovelaan een korte laan van de Wondelgembrug tot aan de Rogge straat. Nu werden er uitgestrekte gronden onteigend (4 Fr. per m2). Akkers met hun gouden korenvelden moesten plaats maken voor straten en een plein : het Van Beverenplein, allemaallaag gelegen gronden die moesten opgehoogd worden. In vele van de nieuwe straten begon men huizen te bouwen. Helaas, de oorlog brak uit in Augustus 1914 en alle bouwwerken werden stopgezet, ook aan de nieuwe kerk der Ma誰sstraat, waarvan de eerste steen werd gelegd in 1914. De toren was slechts tot halve hoogte opgetrokken. Na 1918 zou onze wijk een belangrijk stadskwartier worden. Geen spraak meer van "ons kerkhof' zoals de inwoners zich vroeger uitdrukten. De Nieuwe Kerkstraat, sinds eeuwen de hoofdstraat, werd verbrokkeld en een deel verviel tot de rang van een gewone zijstraat, de Ma誰sstraat. De korenvelden verdwenen de een na de andere, de hofsteden verloren hun akkers, kregen een andere bestemming of werden afgebroken. Verbeeld U het Van Beverenplein in die tijd. De talrijke wilgetronken werden er geveld. Het plein werd opgehoogd. In 1912 verrees er het eerste huis (het huidig nr. 11). In 1918 stonden er nog maar 8 huizen: de nummers 6, 7, 11, 12, 13 op het plein zelf en de nrs. 210,212,214 op de Ryhovelaan, rechtover het plein. Het Van Beverenplein werd het centrum van onze wijk. Het Verbindingskanaal (1863) had verscheidene fabrieken aangetrokken (gemakkelijk en goedkoop vervoer der grondstoffen). Dit had tot gevolg dat het merendeel der hui140


zen, werkmanshuizen zijn. Burgershuizen zijn er zeldzaam op onze wijk. Burgers laten zich slechts zelden een huis bouwen midden een arbeiderswijk. In 1912 werd de Perredaan afgelijnd tot aan de Gezondheidsstraat. De talrijke noodwoningen staan er sinds 1925. Slechts in 1925 werden de verdere onteigeningen gedaan om de laan door te trekken tot aan de Palinghuizen (Medo). De "blok" gevormd door de Gambrinusstraat, de Hopstraat, een deel der Grensstraat, Radijsstraat en Poperingestraat, was reeds bewoond in 1923. De oude lieden werden niet vergeten. Huisjes werden gebouwd voor hen in de Geraniumstraat. In 1925 de huizen nrs. 4 tot 16 en 1 tot 15; in 1939 de nrs. 19 tot 51 en in 1949 de nrs. 18 tot 50. Eindelijk in 1953, de 22 huisjes aan de hoek van de Maïsstraat en Anjelierstraat, achter de watertoren (Plataandries). In 1934 waren reeds enkele huizen bewoond van het complex Cliviastraat, Narcisstraat, Mimosastraat. In 1951 en 1952 werden nog een tiental huizenblokken opgetrokken in de Grensstraat en Geraniumstraat, aan het W. uiteinde der Grensstraat. Ook in de Grensstraat begonnen huizen te verrijzen. De "vier uitersten" zouden talrijke buren krijgen. Na de "blok" der Hopstraat (1923) werden de eerste huizen in de Grensstraat (Nr. 24) gebouwd en in 1924 (de nrs. 70 en 72) aan de Gentse zijde van de gracht. Einde juli 1930 begon men de school op te trekken op de akkers, waar een paar weken vroeger het koren voor de laatste maal werd geoogst. In 1938 werden buizen in de gracht gelegd en werd de straat gekasseid. Gedaan met de beruchte modderstraat De Lisbloemstraat veranderde, in 25 jaar, van zandweg tot mooie straat. In 1930 stonden er slechts de noodwoningen. In 1938 werd het eerste stenen huis opgetrokken en werdde straat gekasseid. In 1950 verrees een ganse rij (van nr. 33 tot nr. 63) en in 1954 verdween het laatste perceel vage grond (nu de apotheek). De houten noodwoningen staan er nu, in juni 1955, nog. In de lente van 1954, begon men de aanbouw van de watertoren, ongeveer op de plaats, waar de kerk van Wondelgem eertijds stond. Die toren wijzigt het beeld van de wijk opvallend (De toren was voltooid in de loop van 1955). Onze wijk vertoont geen smalle straten, zoals de middenstad met haar talrijke stegen van 5 en zelfs 4 m. breed. De aanleg van zulke straten is in onze huidige tijd niet meer denkbaar. Denk aan het verkeer en de hygiëne. Het Van Beverenplein en het speelplein Jan Yoens milderen, wel is waar in zeer geringe mate, het gebrek aan open plaatsen en "groen" binnen de bebouwde kom van Gent Dat gebrek is een typisch kenmerk van Gent. Zelfs Brussel, de dichtst bebouwde agglomeratie, heeft meer open ruimten, die zonneschijn en luchtverversing toelaten (zie : Dumont). Geen beluiken (cités) mogen nog opgetrokken worden. Op onze wijk zijn er nog 4 : Palinghuizen (2), Wissenhagestraat, Limbastraat Beluiken, waarvan de meeste huizen krotwoningen zijn, moeten verdwijnen. Bedenk eens: in 1900 bestonden er te Gent 600 (zeshonderd) beluiken met 7.500 woningen. Vele 141


werden afgebroken, maar in 1948 bleven er nog 423 (vierhonderd drieentwintig) over met 5.782 woningen. In 1951 bedroeg het aantal krotwoningen in onze stad nog 10 % (Zie Dumont). Ons stadskwartier is nog voor uitbreiding vatbaar. Tussen de Ryhovelaan en de Draeenastraal enerzijds, de Voorhaven en de Wiedauwkaai anderzijds, liggen nog uitgestrekte meersen, die men stilaan ophoogt. Zo zal de tijd eens komen, dat de Limbastraat met de Draeenastraal of de MaĂŻsstraat zal verbonden worden. Daar waar in de 13e eeuw talrijke schepen naar Damme of naar Gent voeren langs de Lieve, zullen straten en pleinen verrijzen, die zullen toelaten, dat men zal kunnen overgaan tot het slopen van een groot aantal der talrijke krotwoningen, die onze stad nu, in 1955, nog ontsieren. Mei 1955 Raymond DE MEYER ('t vervolgt)

JAN EEBINS (Âą 1345-1412), METSELAAR, BEELDHOUWER, ARCHITECT EN LANDMETER Jan Eebins is zeker geen welbekende naam en de vermelding metselaar, beeldhouwer, architect en landmeter zal zonder twijfel enige verbazing wekken, omdat thans deze beroepen nog weinig of niets meer met elkaar te maken hebben. In de middeleeuwen stonden deze ambachten duidelijk met elkaar in verband. De beeldhouwkunst werd in die periode opgesplitst in twee grote groepen, met enerzijds de houtsnijders en anderzijds de steenhouwers. De eerste groep is gegroeid uit de houtbewerkersgildes maar vroegtijdig werden ze - met de schilders, de glasschilders, de goudslagers en de miniaturisten - ondergebracht in het St.-Lukasgild. De tweede groep werd geboren uit de steenkappersaktiviteiten, waarvan hetkappen van stenen voor gebouwen aan de oorsprong lag. De fijne pinakels, de sluitstenen, de kapitelen, het raamwerk gemaakt door deze beeldhouwers bleven nauw verbonden aan het evolutieproces van een bouwwerk, waardoor zij (niettegenstaande de vervaardiging van levensgrote beelden) deel bleven uitmaken van het gild der Vier Gekroonden. De besten onder hen maakten niet alleen ontwerpen voor versieringswerk, maar ontwierpen zelfs hele gebouwen, die (meestal) empirisch opgetrokken werden. Deze metselaars-beeldhouwers waren dus ook architect. Het was dan ook verstaanbaar dat de schepenen (die ook optraden als rechters) deze meesters aanstelden als 142


experten bij een geschil over een huis en/of een grondeigendom (1). Zij moesten dan ook vaak uitmaken wie de eigenaar was van een dakgoot of een scheidingsmuur, waardoor hen in de eerste plaats gevraagd werd om de grenzen van deze onroerende goederen vast te leggen. Deze stedelijke "erfscheiders" waren dus ook landmeters (2). Een mooi voorbeeld van zo'n metselaar-beeldhouwer-architect-landmeter was Jan Eebins. Over zijn geboorteplaats en -jaar hebben we (zoals traditioneel voor die periode) geen informatie. We mogen aanvaarden dat hij lid was van een Gentse familie. In Gent wordt de naam Eebins, Ebbins of Heebins reeds in het midden van de 14de eeuw vermeld (3). Reeds in 1364 treffen we een Jan Eebins aan die de banken in de schepenkamer van de. Keure en waar de schepenen op zaten, overtrok met stof (4). Onze meester-metselaar Jan Eebins laat Roger Van Driessche (5) het levenslicht zien omstreeks 1360. Persoonlijk zouden we deze geboortedatum een decennium vroeger willen plaatsen, daar Jan Eebins reeds werkzaam was in 1370.

De leerperiode Bij wie Jan Eebins in leer ging is niet geweten, doch men mag aanvaarden dat hij zijn opleiding genoot bij een Gents meester, die omstreeks het midden van de 14de eeuw werkzaam was. In die periode kreeg Jan I de Meyere te Gent tussen 1351 en 1382 tal van opdrachten, doch ook enkele andere namen zijn tot ons gekomen, zoals Lieven van Ghend zarchauwere, 1354; Jan van der Crusen, steenhouwere, overleden in 1356-7; Gillis van der Crusen, steenhauwere, 1355; Jan van der Hecken, zarchauwere, 1369; Jan Baudin, steenhauwere, 1375; Jan de Tolnere, beeldenmakere, beeldescrivere, 1358; Jan van Vinderboute, beeldesnidere, 1377; Jacop Bette, beeldsnidere, beeldemakere, 1377; Bloc Pauwelsone, beeldemakere, 1398; Jan Bloc, beeldesnidere, 1399... (6). De Vlaamse beeldhouwers werden in het buitenland zeer geëerd. In twee testamenten van 1350 en 1365 te Lubeek wordt vermeld "lapis bonus in Flandria factus", "et poni facient super meum sepulcrum unum flamingicum auricalcium figurationibus bene factum lapidem funeralem". Men brengt deze documenten meestal in verband met de zgn. Brugse school, waar men tot nog toe in de 14de eeuw geen documenten heeft terug gevonden van dit productiecentrum, of met Doornik, waar we willen opmerken dat in een document van 15 september 1365 geschreven staat "et cognurent avoir receu de Jehan de Preys pour et au nom de Jacques Loisir demorant à Gand, trois larnes de lation pour faire et composer une lame pour servir et estre mise dessus Ie corps de la femme dudit Loysir, à présent deffunte" (6). Uit de talrijke documenten weten we dat de uitvoer van Gentse steensculpturen enorm omvangrijk moet geweest zijn (6a), waardoor nog steeds talrijke grafmonumenten buiten het Gentse uit 143


die periode aan de school der Aftevelden wordt toegekend (6b). Het was dan ook begrijpelijk dat de Gentse kunst - gekoppeld aan de opbloei van een stad die na Parijs de grootste ten noorden van de Alpen was - een belangrijke rol gespeeld heeft. We zien dit dan ook manifesteren in de steenhouwerskunst met een Gents sculpteur, Nikolaas de Hane, die in zijn tijd beschouwd werd als een der belangrijkste beeldhouwers ten noorden van de Alpen. We vinden hem dan ook vermeld op 28 augustus 1386 te Dijon, waar hij werkzaam was aan het hertoglijk hof. Voordien had hij reeds zijn sporen verdiend, tijdens zijn werkzaamheden voor de hertog in Vlaanderen. Hij was ook een van de weinige kunstenaars die voor zijn reiskosten vergoed werd. Hij vervoegde zich bij zijn stadsgenoten (familie?) Lieven en Mant de Hane die reeds op 16 apri11385 bedrijvig waren in het hertoglijk atelier te Dijon. Claes de Hane ontving het hoogste loon van alle beeldhouwers, die aldaar werkzaam waren, waardoor hij hoger gewaardeerd werd dan de thans wereldberoemde Claus Sluter met wie hij o.a. samen werkte (6c). Het is opvallend dat er in de Gentse 14de eeuwse plastieken een duidelijke Sluteriaanse invloed te bemerken valt (6). Volgens Duverger (o.c.) werd Sluter gevormd te Brussel, maar waren er in deze Zenoestad ook geen Gentse sculpteurs aan het werk (6d), waardoor deze invloed mogelijks te verklaren is door het kontakt met de Brusselse meesters? Troescher (o.c.) en Roggen (o.c.) veronderstellen een mogelijke samenwerking tussen de Hane en de bekende miniaturist-beeldhouwer Andre Beauneveau van Valendennes in de grafkapel van Lodewijk van Male te Kortrijk, waar ook de Gentse hofschilder Jan van der Asselt werkzaam was. Duverger (o.c.) ziet wel een gelijkenis tussen de H. Katharina (Âą 1380) in de 0.-L.- Vrouwkerk te Kortrijk, die men ten rechte of ten onrechte toeschrijft aan Beauneveau, en haar pendant van Sluter te Champmol, denkt eerder aan een grotere mogelijkheid dat de Hane de meester van Valendennes aan het werk zag in de Afteveldestad (6e). We mogen dus stellen dat Jan Eebins zijn opleiding heeft genoten in een stad waar toen de beeldhouwkunst op een uitzonderlijk hoog niveau stond.

Jan Eebins, een man van zijn tijd! Uit de documenten weten we dat hij reeds voor 1400 gehuwd was met een vrouw genaamd Margaretha (7). Dat hij tal van belangrijke opdrachten gekregen heeft, blijkt uit het feit dat hij samen met de metselaar Harent de Brune twee kalkovens pacht aan het karthuizerklooster van Rooigem (dat gelegen was tussen de Kaarderijstraat en de Rooigemlaan (?a)). Zij betaalden daarvoor de pachtsom van 3 lb.gr. per jaar. Deze kalkovens bevonden zich op een meers te Ekkergem gelegen tussen de straat en de wal. Een stukje meers liep verder over de Leie. We mogen dus aanvaarden dat deze kalkovens zich bevonden nabij de huidige Nieuwe Wandeling. Naast stenen moest een metselaar ook instaan voor kalk en zavel. Het was zeer belangrijk dat de aanvoer van metselspecie vlotte bij grote bouwwer144


ken. Op 8 augustus 1407 maakten zij op hun beurt deze 2 kalkovens aan de metselaars Jan van Dendermonde, de bekende Wouter Martins en Pieter Rebbens voor 11 jaar tegen 3 lb. gro. pacht per jaar over (8). Samen met Wouter Martins pachtte Jan Heebins op 11 november 1409 de meers 's Bruwersham in Zevergem te zuiden van Gent van Gheerem Borluut (de vader van Isabella) tegen 18 d.gro. per roede per jaar om er een baksteenoven uit te delven. In dit contract worden de uitgraafomstandigheden nauwkeurig vastgelegd opdat de meers een goed hooiland zou blijven (9). Na het gebruik van de baksteenoven moesten ze het terrein opnieuw effenen. Het waren enkel de kapitaalkrachtigste metselaars-steenhouwers (die meestal ook de functie van erfscheider uitoefenden), die een terrein huurden om een eigen steenoven uit te baten. De huurprijs werd berekend volgens het aantal gereproduceerde stenen of tegels. Jan Eebins was een der laatsten die munt haalde uit het bezit van beide ovens, daar in 1417 bepaald werd dat de voordelen beperkt werden in de opbrengst van een kalkoven door het feit dat men geen voordeel meer mocht halen uit een baksteenoven of tegelproduktie (9a). De metselaars moesten niet alleen instaan voor de bouwmaterialen maar ook voor de bijhorigheden; zo koopt Jan Eebins van Jan de Meyere, zoon van Heinric op 10 december 1408 een tent (10). Jan Eebins en Wouter Martins (de (mede)architect van het Groot Vleeshuis, de St.-Joriskapel in de St.-Niklaaskerk en de Dendermondsepoort (11)) konden vlot met elkaar opschieten. Samen stelden zij zich op 19 oktober 1409 borg voor de schrijnwerker Jan Seghers, die voor 14lb. 10 s.gr. een huis aan de Leie van de schipper Jan Vink kocht (12). Een goede verstandhouding tussen de metsers was wel nodig, daar ze niet alleen genoodzaakt waren om samen te werken aan grote projekten, maar een plaatsvervanger moesten aanstellen in bepaalde omstandigheden (13).

De schouw in de Collatiezolder van het Gentse stadhuis In 1370-1371leverde Jan Eebins negen geprofileerde stenen voor de wangen van de haard en twee kraagstenen of consoles voor dezelfde schoorsteen in de Collatiezolder van het Gentse stadhuis. (14). Op de huidige Collatiezolder of Arsenaalzaal treffen we twee schoorstenen aan. Deze langs de noordzijde is een 19de eeuwse kopie van haar zuidelijke pendant. Onderaan bemerken we twee consoles met een zuil waarvan deze links een leeuw die het wapen van Gent vasthoudt en rechts de Maagd van Gent en de leeuw. De haardwangen zijn versierd met klimmende leeuwen (15). De originele sculpturen werden in 1482 gebeeldhouwd door Joos sHotters (of Den Ottere). Voorhun tijd zijn ze zeer ouderwets; de gedrongen houding, het brede gelaat met een naturalistisch modelĂŠ, de brede plooienval, de golvende haartooi eindigend in twee gekrulde haarlokken en vooral het lineaire concept sluiten nog direkt aan bij het werk van Jacob de Baerze (1390-1398). Hoe Eebins' beeldhouwwerk aan de schouw er heeft uitgezien weet men niet meer, 145


doch we willen opmerken dat in die periode Jan van Valenciennes gelijkaardig werk vervaardigde voor het Brugse stadhuis. In 1393-1394 was Jan Eebins terug werkzaam voor het thans verdwenen stadhuis. Vier dagen werkte hij er op de steiger van de kraan aan de consoles, trappen, tegels, enz. van de schepenhuizen van de keureen ghedeele (16).

De werkzaamheden in de St.-Pietersabdij te Gent In de tweede helft van de 14de eeuw werd de St.-Pietersabdij verschillende malen geteisterd door branden. De laatste van 1378 legde bijna de volledige abdij in as. Na herhaaldelijke onderbrekingen kwam de herbouw pas in 1395 goed van start. Het is in deze kontekst dat we Jan Eebins (17) vanaf 1397 aantreffen in de documenten van deze Gentse abdij. Belangrijk zijn de werkzaamheden die vermeld worden in het kontrakt van 11 mei 1398. Hierbij wordt Eebins als een belangrijk en hoog aanziene meester beschouwd. Hij verbindt er zich toe om een gewelf te bouwen in het (18) lavatoriurn van de abdij. De stenen werden onder zijn toezicht geleverd door Jan van der Stichelen en Jan Hanneman (19). Hij stoffeerde heel het lavatoriurn met halfverheven beeldhouwwerk. Biezonder is wel dat hij hier werkte naar eigen ontwerp. Spijtig genoeg kunnen we dit lavatoriurn niet vereenzelvigen met het lavatoriurn dat we nu nog bemerken aan de zuidelijke kruisgang (20), dat enkel gebruikt werd om de handen te wassen. Datgene dat opgesmukt werd door Jan Eebins met hulp van Jan van der Stichelen en Jan Hanneman moet een belangrijke gotische constructie geweest zijn, daar te meer de werkzaamheden duurden tot 1407. Van Driessche meent dat het hier gaat om een losstaand gotisch gebouw, dat in de 18de eeuw gesloopt werd bij het bouwen van de nieuwe prelatuur en het koetshuis (20). Trouw aan de Christelijke iconografie, waarbij water een zuiverende symboliek heeft, is het begrijpelijk dat dit gebouw rijkelijk gestoffeerd werd. In dezelfde kontekst moeten we ook de Mozesput van Claus Sluter te Dijon benaderen, die omstreeks dezelfde periode gebouwd werd. De hoge waardering en de voornaamheid van deze meester wordt duidelijk ondersteund door zijn samenwerking met de Dendermondse beeldsnijder Jacob de Baerze, die de retabels maakte voor Filips de Stoute en voorzien werden van beschilderde luiken van Melchior Broederlam (Dijon, MusĂŠe des BeauxArts). Deze wereldberoemde sculpteur sneed ook voor de Gentse Bijlokeabdij een retabel (21), dat spijtig genoeg verloren is geraakt. Op 9 maart 1399 kreeg Jan Eebins de opdracht om onder de boog van het koor van de St.-Pietrsabdijkerk een opengewerkte gevel met arcaden, ramen en nissen aan te brengen. Belangrijk is het feit dat hij alles volgens eigen ontwerp uitvoerde in lediaanse zandsteen. Spijtig genoeg bemerken we deze gevel niet op het schilderij in de Bijlokeabdij, die sommige auteurs vereenzelvigen met het binnenzicht van de verdwenen St.-Pietersabdijkerk (20). Reeds op St.Jansdag volgend jaar moest deze gevel voltooid zijn. Hoewel we achteraf nog 146


betalingen aantreffen voor dit werk, mag men (22) toch aanvaarden dat het in 1400 voltooid werd, daar Jacob de Stoevere in dat jaar het gewelf onder de vieringstoren beschilderde. Aangepast aan de gevel van Eebins moest J acob de ~aerze het koorgestoelte ontwerpen en snijden. Eebins zal zich zeker gevleid gevoeld hebben. Toen men in 1403-1404 de vleesrefter oostwaarts uitbreidde deed men (23) opnieuw een beroep op Eebins. En nadat de St.-Kathelijnekapel van deze kerk gerestaureerd was gaf men hem in 1408 de opdracht om een halfverheven beeldhouwwerk te maken voor het tabernakel (24). Spijtig genoeg is er niets van deze opdrachten tot ons gekomen, doch geven ze een goed beeld van de bouwevolutie van de Gentse St.-Pietersabdij zoals wij ze nu kennen.

Veranderingswerken aan gebouwen in het Gentse Opvallend is het grote aantal belangrijke opdrachten voor veranderingswerken en vernieuwingen die Jan Eebinsbinnen een vrij korte periode gekregen heeft. Zijn faam beperkte zich zeker niet enkel tot de Arteveldestad, dit bewijst een akte van 16 november 1402 (25). Hierin wordt gesteld dat indien er aan de bouw van de kerk te Dikkelvenne (hoofdtoren, zijkapel en zuidgevel) "eenich ghescil" zou optreden, "dit soude staen ter ordenancen van Meester Janne Eebins, ende diere hem ghelieven soude toe te nemene. ". Een belangrijke opdracht kreeg hij op 17 juli 1405 van de kerkfabriek van de St.-Janskerk (thans : St.-Baafskathedraal) om een venster in ledesteen te vervaardigen voor de bovenlichten van het koor naar het voorbeeld van de aanpalende vensters (26). Het gaat hier meer dan waarschijnlijk om ĂŠĂŠn van de drie vensters aan de apsis van het koor. Dit achterste deel van de kerk werd voltooid in het begin van de 15de eeuw (27). Deze drie gelijkaardige spitsbogige vensters hebben bovenaan een gelobt rozet, dat gedragen wordt door 2 vierpassen, die rusten op 4 smalle vlakken met andere lobbige spitsbogen aan het bovenste uiteinden. Een andere belangrijke opdracht dateert van 1405-6, toen Jan Eebins ingrijpende veranderingen deed in de abdij van Drongen in opdracht van abt Jan VI Colinsaens. Eerst en vooral moest hij een kruisgewelf maken steunende op pilaren, waarvan de ribben goudkleurig moesten zijn. Het slot moest voorzien zijn met de voorstelling van St.-Gerolf- een lokale heilige- samen met twee of drie geknielde monniken. Zoals het kruisgewelf moest ook de wenteltrap in de toren van "twee voete ende eenen alven wijt sijnde" uitgevoerd worden in ledesteen. Naar voorbeeld van het ontwerp moest hij ook twee deuren leveren, o.m. aan het grote koor waarvoor hij dan ook een muur voorzien van drie treden metste. Verder maakt men melding van wit en blauw plaveisel. Eebins stond in voor de wenteltrap, de treden, de sloten en orduin (28), terwijl het klooster zavel, ijzer, lood en witte stenen leverde. Het werk moest niet alleen degelijk, 147


maar ook "lovelic" zijn. Als pand voor deze ondernemingen stelde Eebins zijn bezittingen binnen en buiten de stad. Daar er hier geen sprake is van een borg mogen we aanvaarden dat hij een zeer vermogend man was. Bij enig geschil mochten beide partijen twee keurders aanstellen om dit bij te leggen. Zoals later ook de kunstenaar RaphaĂŤl van Coxie te beurt viel, mocht hij niet alleen inwonen, maar stond de abdij ook in voor voedsel (29). De monniken moesten zeer tevreden geweest zijn daar Jan Eebins verder nogmaals een kruisribben gewelf moest plaatsen in het pand voor de pilaren van de toren. Het gebeeldhouwd sluitstuk had deze maal als voorstelling "De H. Barbara met de geknielde prelaat van de premonstratenzerabdij". Langs de zuidzijde naar het koor toe plaatste Eebins "eene steenine veinstre met mameelen te glazeneendede west zijde te gheemcuere (? gheenrecuerent ?), waert". Opnieuw leverde de abdij zavel, ijzer, lood en witte stenen en daarnaast moest Eebins instaan voor het overige materiaal (30). Op 27 september 1407 werd deze opdracht in de abdij uitgebreid met het vervaardigen van twee kruisgewelven met pilaren en sloten, die als voorstelling droegen St-Augustijn, St-Antonius en twee prelaten. Verder moest hij instaan voor de muren tussen de pilaren en een pilaar aan het terras. Zowel de bogen in de kerk als de wenteltrap moest hersteld worden. Terug is er sprake van glas en lood alsook van blauw en wit plaveisel. Hij krijgt daarvoor de som van 44lb.gro. en mocht blijven inwonen in de abdij, die tevens instond voor het voedsel. Op 28 januari 1409 (n;s; 10) was Jan Eebins volledig betaald voor deze opdracht (30a). Op 13 augustus 1410 begon Jan Eebins samen met Gillis van Damme, metselaar (31) aan de zeer uitgebreide herstellingen van de Gentse St.-Lievenspoort. Deze werkzaamheden zijn te zien binnen de toenemende 13de eeuwse stadsexpansie en waarbij men in de 14de eeuw om veiligheidsredenen begonnen was aan de nieuwe stadsomwalling. Samen stonden onze meesters niet alleen in voor het metselaarswerk o.a. aan de ophaalbrug, waarvoor ze ook het mechanisme leverde, de schietgaten, de bogen en een nis voor het beeld van de H. Livinus, maar moesten ook ingrijpende verbouwingen doen aan de toren. De meesters "sullen sij maken berdren daer naer dat men de steene houwen sal", m.a.w. zij ontwierpen ook de modellen of uittekeningen van de mallen om na kapping van de ruwe vormgeving van de stenen te kunnen overgaan tot het uitbeitelen van de details en afwerking. Hiervoor was wel een grondige en praktische kennis van het bouwvak vereist. De werkzaamheden aan de poort werden niet in regio uitgevoerd, waarbij alle uitgaven afzonderlijk geboekt werden (steen, kalk, loonlast, enz.), maar als een uitbesteding in privĂŠ last daar zij een globale som van 46 lb gr ontvingen (32). Alhoewel deze poort niet tot ons gekomen is, hebben we er door de tal van afbeeldingen een goed beeld van (33). In onbruik geraakt in 1860 werden de laatste restanten van de St.-Lievenspoort afgebroken in 1882. 148


Het Kruis ten Schreiboom Naast de versieringen aan de binnen en buitenarchitectuur van de hoger vermelde gebouwen is tevens een zelfstandig beeldhouwwerk bekend van Jan Eebins. Dit is tot ons gekomen dankzij de ontwerptekening en de beschrijving in het opdrachtsdocument (34). Dit kruis uitgevoerd in ledesteen en met lood gevulde ijzeren spillen werd besteld door het St.-Jacobsgasthuis te Gent. Het kruis staat op een hoge sokkel met in het midden St.-Jacob de Meerdere onder een gotisch baldakijn, dat vanuit twee pinakels verbonden is met de sokkel voor halfzuiltjes. De heilige is te herkennen aan zijn attributen : hoed, pij, staf en een zak met schelpmotief. Langs beide zijden wordt hij aanbeden door geknielde pelgrims. Aan de uiteinden van het kruis bemerken we tevens vier St.-Jacobsschelpen. Dat bij de uitvoering zowel steen als ijzer gebruikt werd, lijkt totaal niet abnormaal. Zoals we reeds vermeldden was de smid nauw betrokken bij de bouwwerf, o.a. voor sloten, nagels, verankeringen, enz. De ijzeren spil voor de inwendige versteviging van het kruis treffen we trouwens ook aan bij kleinere constructies, o.m. in de schoorstenen. Frans De Potter (35) situeert de plaats van dit kruis buiten de Petercellepoort en tussen het uiteinde van de Schreiberg en de Molenberg. M. Gysseling (36) identificeert deze plaats met het huidige Parkplein, dichtbij de tunnel van de Kortrijkse steenweg en M. Daem wil nog preciezer zijn en meent dat het Kruis stond op de hoek van de Kortrijkse steenweg en Parklaan-Clauslaan-Hofbouwlaan (37). Deze laatste auteur brengt de plaatsing van dit Kruis in verband met datgene wat een pelgrim in 1327 schonk aan het Gentse St.-Jacobsgodshuis en waarvoor later 10 mirakelen gebeurden (37). Het Kruis, vervaardigd door Eebins, bemerken we dan ook op het bekende "Gezicht op Gent" van 1534 (Gent, Bijlokemuseum) aan de kruising van de weg naar Kortrijk en de wegen die naar de Petercelle- en de Beuverpoort leiden. We treffen het niet meer aan op de kaarten van het einde van 16de eeuw-begin 17de eeuw, waardoor we mogen veronderstellen dat het Kruis vernield werd tijdens de Beeldenstorm. Officiële functies Victor Van Der Haeghen (o.c.) vermeldt dat Jan Eebins vanaf 1402 tot aan zijn dood in 1411 "géomètre-arpenteur juré" van de stad Gent was. De documenten die wij terug vonden laten ons toe te stellen dat hij reeds vanaf november 1400 het ambt van "herfsceder" van de stad Gent uitoefende. De laatste vermelding die wij achterhaalden, waarin hij vernoemd wordt in deze functie, dateert van augustus 1407. Vanaf 1400 tot 1407 oefende hij dit ambt samen uit met Gillis de Suttere (38). Hoewel het Middelnederlands Woordenboek het woord erfscheideromschrijft als een persoon die belast is met de afpaling van erven (39), werd hij ook nog belast met andere taken, die we kunnen vatten in 5 grote facetten. Naast uiteraard het bepalen van eigendomsafbakeningen (40) duidde 149


de erfscheider ook de eigenaar van een scheidingsmuur aan (41) of van een afvoeren/of dakgoot (42). Zij bepalen ook wie er mocht gebruik maken van gemeenschappelijke (zoals een toilet (43)) of private onroerende goederen. Meestal gaat het hier om gebruik van privaatwegen en de betaling voor dit gebruik (44). De voornaamste taak was echter, na de uitspraak van de schepenen en door het toedoen van schuldeisers, het in beslag nemen en schatten van onroerende goederen (45). In 1407 werd hij in deze functie opgevolgd door Jan Goethals (46). Inmiddels oefende hij in 1407-1408 het ambt uit van deken van de metselaarsgilde (47) wat eropwijst dat hij hoog gewaardeerd werd. Ook in deze functie werd hij opgevolgd door Jan Goethals. In 1410-1411 was hij toezichter van de stedewerken.

Het atelier van Jan Eebins Van der Haeghen (o.c.) vemeldt dat Jan Eebins stierfin 1411. Deze datum lijkt ons aanvaardbaar, daar zijn weduwe op 30 juli 1412 een achterstallig loon ontving (48). Het atelier van Jan Eebins werd verder gezet door zijn zonenArent en Willem en zijn kleinkinderen Jan en Jacob; zij waren allen meesters in het steenhouwersgild. Als belangrijkste prestatie vermelden we voor Arent de 54 stukken hardsteen, geleverd door de steenhouwer Jan Huggebout, die bestemd waren voor de acht pijlers van de twee nieuwe schouwen in de keuken van het Gentse Prinsenhof in 1429. Deze werkzaamheden zullen wellicht in verband te brengen zijn met de brand die kort daarvoor het hof teisterde, maar moeten eigenlijk ook gezien worden binnen de kontekst van de versieringen in het kasteel voor de onderhandelingen tussen Engeland, Frankrijk en BourgondiĂŤ (48a). Een gelijkaardige opdracht werd in 1445-1446 gegeven aan Lieven Eebins, de in 1443 gezworene van het ambacht der Vier Gekroonden, die de Brabantse steen, geleverd door Juerin Drabbe "marchant de pierres de Bruxelles", op maat moest kappen voor de werkzaamheden in het Hof ten Walle. De hoge waardering van deze familie blijkt nogmaals uit het feit dat de dochter van Jan Eebins, Elisabeth, huwde met Jan van de Kethulle, raadsheer van Filips de Goede en voorvader van de beruchte Frans van Ryhove. Het was Jan van de Kethulle die het Ryhovesteen in de Onderstraat te Gent wist aan te werven van Barbern van der Clite (49), die mogelijks familie was van de uitmuntende Gentse schilder Lieven van der Clite of van de adellijke familie van der Clyte de Commines (50). Jan van de Kethulle stierf in 1432 en werd begraven in de (inmiddels afgebroken) kerk van de Dominikanen aan de Onderbergen te Gent. Zijn weduwe werd er in 1471 bijgezet. Nabij het hoogaltaar lag hun zerk van blauwe hardsteen, waarop twee uitgestrekte figuren waren afgebeeld. Aan de voeten van de man lagen twee leeuwen, symbool van moed. Het grafschrift is bewaard gebleven (51). Volgens van der Haeghen (o.c.) mogen we deze grafsteen beschouwen als een werk uit het atelier van Eebins. Deze stelling is tamelijk 150


~ier HclJt .Dleestn: ~au lJanber :litt~uUt, in -?i'n leueur ratht mi\n.s g~e?Juc~t!.i ijttren van t1onrgoingut, tt~tn Drabant tu~e llan ULambdt; rn?Je btroacrbtr van sr,nr dJnrrtrr tnbt au~re briefven atngaenbe bm grafstlJap.pe van .btaenbere; ?Jit .starf in 't \tttr m. cue. rnbe l"ni{, btu nuj• bac~ van ougste (*). !HM over bt 1idr. .ijirr lic~t begraven ianur. !:1;sbtttt !jebbins (" ), mee.ster 3nns roi\f roas, ?Jie stad in 't 1nrr m. ccrc. enbr tnr, ~en l"Hi\• bac~ ntrn marrtr (**").

(

!") Yt;}gcu, a n ûer~.~n, tl~

2t out;sle t 433.

r·) \' olg<:ns an~Jeren. 'f.hbins. · · · ~) Y olgens

anderen, Jt.: i i uo\·emLt•r.

Overgenomen uit: P. Blommaert... (noot 51).

151


aanvaardbaar, doch willen we er op wijzen dat men geen enkel opdrachtsdocument kent, waaruit blijkt dat het atelier Eebins ook grafstenen vervaardigde. Als besluit mogen we stellen dat de globale beschouwing van een figuur zoals Jan Eebins ons een duidelijker inzicht geeft over de tijdsgeest van de hooggotiek. De stelling dat het uitoefenen van verschillende beroepen een typisch kenmerk is voor de renaissance moet hier in een andere kontekst geplaatst worden en is in feite een verdere ontwikkeling van de oprichting van de eerste groepering van mensen met gelijkaardige beroepsaktiviteiten. Een duidelijk voorbeeld hiervan is zeker deze beeldhouwer-metser-architect-landmeterdeurwaarder. Alhoewel de huidige status van de kunstenaar pas vorm krijgt in de 16de eeuw, werd reeds in de pre-eyckiaanse periode aan dit vak een hogere waarde gegeven dan aan de andere ambachten. Persoonlijk was de benadering van een persoon zoals Jan Eebins enorm verrijkend, alhoewel we door de polyvalentie dikwijls met de handen in het haar zaten en dan ook steun en hulp vroegen aan verschillende mensen, die ons steeds met raad en daad bijstonden. Onze dank gaat dan ook in de eerste plaats naar hen uit en in het biezonder naar Lic. Marc Ryckaert, Dr. Roger Van Driessche, dhr. Hugo Collumbien en het personeel van de Rijks-Universiteit Gent en het Stadsarchief Gent. Rudy VAN ELSLANDE Leraar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Dendermonde

NOTEN 1. Naast beeldhouwers of metsers werden ook mensen aangesteld, die nauw betrokken waren bij de werkzaamheden aan een bouwwerf. Ook timmerlieden werden aangesteld als stedelijke landmeters; in die periode werden immers meer huizen opgetrokken in hout, dan in steen. De timmerman Jan Broucard werd tussen 1322 en 1334 aangesteld door de stad Gent als erfsceeder; cfr. J. Vuylsteke, Oorkondenboek der stad Gend. Gentsche Stads- en Baljuwrekeningen 1280-1336, Gent 1900, blz. 249, 321,352,452,530, 588,647,702,793, 829, 888. 2. Cfr. R. van Elslande, V De van Eycks te Gent : leerlingen en medewerkers (2e deel) in : Ghendtsche Tydinghen, 14de jg., 1985, blz. 34-5; waar de metser, beeldhouwer, architectlandmeter Olivier Portier besproken wordt. 3. Op 14 oktober 1360 was Margriete, dochter van Gillis Eebins 14 s. 3Ib.gr.tom. schuldig aan Pietervander Eeke, voogd van Coppins vander Eeke, zoon van Lauwereins, aan Jacob den Dobbeleereen aan Justaes vanden Ackere, Gent Stadsarchief, Jaarregister 1360-1361, f07. 4. De cost van den werke an scepenen huus van der Kuere in de selve weke (14-20 nov. 1363). Van Kaneveetse, wiede ende maecgelt, daer de maeltreetse af ghemaect waren in scepenen kamere van der Kuere, daer sij up sitten 13 lb. 4 s. 5 d. It Jan Heebin, 13 s. 4 d. It. 8 nagle, tstic 2 miten; it. 50 nagle, 1 gro.; it. 100 nagle, 3 gro., daer de maeltreetse met ghenagelt waren; it. 1 slot met 4 sluetelen ende 2 grendele met 4 crammen an den Raet solre, 20 gro.; comt al4lb. 2 s. 3 d. Somme 18lb.. A. Van Werveke, Gentse stads- en baljuwsrekeningen 1351-1364, Brussel, 1970, blz. 595; F. Van Tyghem,

152


5. 6.

6a

6b.

6c.

6d.

6e.

7. 7a 8. 9.

Het stadhuis van Gent, voorgeschiedenis-bouwgeschiedenis-veranderingswerken-restauraties-beschrijving-stijlanalyse, Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Schone Kunsten, 39ste jg., 1978, dl. 11, blz. 35. Eebins (Ebbins, Heebins) Jan, in : Nationaal Biografisch Woordenboek, Paleis der Academieën, Brussel, 1964, 1 dl., blz. 428. D. Roggen, Gentsche beeldhouwkunst derXIVeen der XVe eeuw, in: Gentsche Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, dl. V, Antwerpen 1938, blz. 51-73; Id., Gentsche grafplastiek uit den tijd der van Eyck's, in: Ibidem, dl. IX, 1943, blz. 99-124; V. Vander Haeghen, Enquête sur les dalles, larnes de cuivre et autres monuments funéraires provenant d'ateliers de tombiers gantois XIV-XVIe siècle, in: Annales du congrès, Gent 1914, blz. 29-42. Jan I de Meyere : 1378-9 voor de heer van Sevenberghe in de Antwerpse Jacobijnenkerk. Jan 11 de Meyere: 1416 voor Bonifacues Trabukier te Domburg, 1418 voor Philips van Everinghen te Antwerpen, 1423 voor de abdis van Oost-Eeklo, 1425 voor de kerk van Zuiddorpe. Jan m de Meyere: 1430 voor Johanna Caute te Duinkerke, 1434 voor Jan van Gistel te Zuiddorpe (fragmentarisch bewaard in een muur te Kloosterzande), 1435 voor Jan van der Zype op een schip op de Leie, 1440 voor Nikolaas van der Ziehelen te Doornzele, 1446 voor Manfrater Alarts te Kaprijke, 1449 voor Andries van Mullem van Roeselare. Hughe Goethals : 1426 voor Jan Keeland te St.-Martens-ten-Blijde. Wouter Martins voor de dame van Zomergem aldaar. Hughe Goethals : voor Philips van Cortekine te Middelburg(± 1434), 1429 voor Jan van Rokeghem te Oudenaarde. Brugge St.-Salvatorskath., van Willem van Halewijn (± 1456); Brugge, Gruuthusemuseum, van Mattheus van Scotille (± 1415); Koolskamp, kerk, van Jacob van Lichtervelde (± 1431); Breda, kerk, van Jan I van Polanen (± 1366-1400)?. J. Duverger, Brussel als kunstcentrum in de XIVeen de XVe eeuw, Bouwstoffen tot de Nederlandsche kunstgeschiedenis, Antwerpen-Gent, 1935, blz. 29 noot 31, 35. G. Troescher, Claus Sluter, Freiburg, 1932, noot 78; D. Roggen, Hennequin de Marvilleen zijn atelier te Dijon, in: Gentsche Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, dl. I, 1934, blz.184 noot2. In de St.-Maarteoskerk te Halle treffen we in de kooromgang een muurtabernakel aan van 1409 vervaardigd door Hendrik van Lathem, een de Meyereen Claes de Clerc. De naam van Lathem treffen we in de 14de eeuw reeds veelvuldig aan te Gent en zelfs een Lieven van Lathem onder de 15de eeuwse Gentse kunstenaars (R. van Elslande, Lieven van Lathem een onbekende belangrijke kunstenaar uit de 15de eeuw, in : Scheldeveld); de naam de Meyere werd hier reeds verschillende malen geciteerd, terwijl de Clerc een typische Gentse naam is, die we ook onder de 15de eeuwse Gentse kunstenaars aantreffen, nl. een Jan de Clerc, meester op 23-11-1422. Een minder bekend maar belangrijk document reeds aangehaald bij Duverger (o.c.), dat we hier opnieuw vermelden : "Nous Loys comtes de Flandres, faisons savoir à tous que nostre receveur de Flandre Hemry Lippen a payé ••. Item au dit Henry (de Douzy nostre chambrelenc) 60 lb.par. lesquels nous fismes envoyer à maistre Andrieu Beauneveu à Gand pour causes de noz ymaiges... Donné à Bruges soubz nostre scelle 5e jour de janvier 1380 (n.s. 1381); Rijsel, Arch. dép. du Nord, B. 3236 nr. lO 848. Op 4 november 1400 is Jan de Coreelbackere, Pieter Neefs geheten 7s. 6d. gro. schuldig aan Margriete, vrouw van Jan Eebins, Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1400-1401, f15. L. Hoste, Rooigem en de Brugsepoort te Gent, in : Ghendtsche Tydinghen, 19de jg., nr. 3, 1990, blz. 118. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1406-1407, f065v0 • Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1409-1410, f018.

153


9a. Baillieul-Duhameeuw. Een stad in opbouw, Gent voor 1540, Tielt-Gent, 1989, blz. 146, 172,187,231,236,246. 10. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1407-1408, f>21 bis. 11. V. Vander Haeghen, Enquête sur les dalles,lames de cuivre et au tres monuments, funéraires provenant d'ateliers de torobiers gantois. XIV-XVIe siècle, in : Annales XXIIIe congres, dl. 3, Gent, 1913, blz. 35. 12. Stadsarchief Gent, Jaarregister 1409-4140, f>45 V 0 , voldaan op 22 juni 1411. 13. F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, dl. 3, z.d., blz. 417-429. 14. Dweerc ande kave up scepenen huus vander kuere inde 33e ende 34e weken (27 ma.-9 apr. 1371, n.s.). Meester Jan Heebin van 9 salisteenen ende 2 corbelen, 6lb. 13 s. 4 d. Van Voerne, 6 s. 8 d. Meester Jan Heebin, 7 daghe, 10 lb. 10 s. 15. H. Pauwels, De schoorstenen van het stadhuis te Gent, Gent, 1952, blz. 7-8; F. Van Tyghem, o.c., dl. I, blz. 90,230-1, ill. 20, 21, 22, 212,213,230: dl. II, blz. 40. 16. F. Van Tyghem, o.c., dl. II, blz. 42. 17. Pensioen. Meester Jan Heebins lil note steenen/stic II se. commen VI se. (30 september 1398) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, nr. 1162 f>17; R. Van Driessche, De Sint-Pietersabdij te Gent, Archeologische en kunsthistorische studie, 1980, blz. 36). 18. Dit is Laureins Lancgheeraerds zoene rekenynghe Item meester Janne Ebbins ende Arend den Brunen van 30 mudden ca1x die zij ghelevert hadden in den cloester... den lOsten daghe in novembre 25 lb. 10 se. Item meester Janne Ebbins van div. werken ende stoffen die hy in den doester ghelevert heeft, ghewrocht ofte doen werlcen ... den 21sten dach van Aprille 12lb. 4 se. Item meester Jan Ebbins als dat hy maken sa1 een voute in 'tlavoir met ogiven ende reprisen met slotelen daer sy behoren ... En van al desen vors. werlce sa1 hy hebben 100 nobelen, gheleent ter goeder rekenynghen. Item Janne van der Stichelen ende Janne Anneman als van den steenen die ter cappen van den lavoire staende in 't convent behoren zullen, te livererete t'Heeseghem up den pitte, van der roede 20 voete lanc ende breet, 3 lb. gr. ende voors.mate ofte roede sa1 men anne legghen boven der lysten daert beghint te scerpene, aloes (?) lijste veinstren ende putneelen zijnde onghemeeten, ende binnen dese zullen sy leveren de lijsten 'tvors lavoir ommeghaende 6 veinstren ghepinneelt, een pinneel boven upt capsel, 2 colurnpoen in savoyen. Ende alle de vors.pinneele zullen zij doen maken thare coste ende vulleverel alle de vors.pacheelen te Sente Jans daghe huutghanghende Ougst naestcommende gheleent t'goederrekeninghen 27lb. (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, nr. 2261, 11 0 0 V , 138; 138v ). Copie van den Commanscap met meester Janne Hebbins ghemaect van den lavoire. Den lln dach van Mey 1398 was ghemaect sekere voerwaerde ende oomesse tusschen minen heere van Sente Pieters Bi Ghend an d'eene side ende meester Janne Ebbins an d'andre side: als dat de vors. meester Jan maken sa1 eene voute in't lavoir met ogiven ende reprisen met sclotelen ende half sclotelen daer sy behoren den bac de sponden van blauwen steenen ende al d'andre van witten of van blauwen welc hem best ghelieven zal ghelijc ende in der manieren dat bewaerp inhoud daer af betrocken in fransiin, de oude veinstregate boven der vouten vermetsen sal, tafelement boven legghen ende 't vors lavoir van boven nedre buten stofferen. Ende t'al den vors.werke sal de vors. meester Jan leveren al destoffe ende handghedade uteghedaen van Ysere, van loode, van houte, van tafelelemente ende van pavementen beneden in 't lavoir ende boven up de voute. Ende van al desen vors. werke sa1 hi hebben 100 noble in Vlaamsschen ghelde ende munten (11 mei 1398), (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, cart. 9, f> 138).

154


Generalen ontfanck iten Jan Diederix I steenhauwere I van den trappen enden auden steenen an den barrepitte ghehuurbuert I die in 't convent staet I bij sieur Laureys Langhegheraerts tyde ghecoecht waren ende in sinen tijt noyt betaelt waren, also man inne sijne rekeningheniet vinden en soudeI bij meester Jan Hebbins betaelt, costen 7 lb. 4 se. (1 oktober 1400) (Rijksarchief Gent, Fonds St-Pietersabdij, I reeks, nr. 2'}2,7, f"15v0 ). 19. Voerwaerde ghemaect kegen Janne van der Stichelen ende Janne Hannemanne om de steenen van den lavoeren in den doestere te Ieveme. Den 20n in de Meye in 't jaer 1399 maecte mijn heere van Ste Pieters bij Ghend eene voerwaerde jeghen Janne van der Stichelen ende Janne Hanneman, roketins van Eesseghem als I dat zij minen vors.heere leveren sullen binnen sinen Waterporte in sinen cloester... alle de steenen die noch ten daghe van heden in den cloester te bringhene sijn, beboerende ter cape van de lavoire van den vors.cloester ghelijc dat ze mijn vors.heere up andren tijt jighen hemlieden ghecocht heeft Hier over waren meester Jan Ebbins ende meester Lauwerijs van der Leyen (20 mei 1399) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, cart 9, f0150v 0 , R. Van Driessche, o.c., blz. 275). 20. R. Van Driessche, o.c., blz. 254, ill. 13; 270. 21. Daar er zeer veel interpretaties bestaan over de relatie tussen het retabel in de BijJokeabdij en deze te Dijon (cfr. E. Dhanens, Van Eyck, 1980) geven we hierna de originele tekst: Id. A. Girert de Nyvelles et Torquin de Gand, paintres, pour imprimer l'oratoire de mon seigneur qui est erepon de l'eglise des diz Chartreux (nabij Dijon), fevrier mil CCCIIII:xx et IX A Pierre Machariis, de Tenremon de, pour et au nom de J aques de Bars, tailleur d'Ymaiges dernoucant audit Tenremonde, en deduction et rabat de IIIr: frans que monseigneur a ordoné avoir et baillier audit Jacques de Bars, pour la façon et ouvraige de deux grans tables d'autel de boiz entaillées d'ymaiges et ouvrées de menuz tabernades sur yceulx imaiges, c'est assavoir l'une d'icelles tables pareille d'ouvraiges et d'ymaiges à celle qui est en I'église de mon dit seigneur, audit Tenremonde, hors du cuer, derriere Ie grant autel, et l'autre pareille et semblable a celle qui est en I'abbaye de Ia Billocke, pres de la ville de Gand, pour commencier Iedit ouvraige et pour avoir et querir les estoffes ace necessaires, par mandemantdemon dit seigneur, quittenee dudit Pierre Machariis Ie :xxye jour de may mil CCC IIII:xx et dix, uc frans (Rekening van Amiot Amaut met als onderwerp de gevraagde werken voor de Bourgondische hertog aan het Karthuizerklooster nabij Dijon, vanaf januari tot december 1390; Dijon, Archives départementales de Ia Cöte-d'Or, B.11671, f"361). Er is hier dus geen sprake van geschilderde luiken door Melchior Broederlam aan de retabels van Dendermonde en Gent. Voor de relatie tussen Broederlam en de Gentse kunst, cfr. R. van Elslande, Jan van der Asselt, de hofschilder van Lodewijk van Male, in :De Leiegouw, 29ste jg., nr. 4, dec. 1987, blz. 439-440; R. van Elslande, Het Laatste Oordeel van de Meester van Diest, met name Lieven van der Clite (en Augustijn de Brune), in: Meer Schoonheid, 34stejg., nr. 1, maart 1987, blz. 1, 3. 22. "Vorwendejeghen meester Janne Hebbins van den ghevele van den coere Kentic zij allen lieden dat Meehiel de Croec als machtich ghestelt van minen heere van Ste Pieters ende meester Jan Heebins zijn commen voer scepenen van der keure in Ghend kenden ende lijden alsulke voerwaerde als hier naer volghet van worde te woerde. Kenlic zij allen lieden dat eene zekere voerwaerde es ghemaect tusschen minen heeren van Ste-Peeters an eene zijde ende meester Jan Heebins an d'ander zijde als van te makeneeenen ghevel opgaende onder den boghe van den choere daers al nu een ghedeel es begbonnen purrende daer 't begbonnen es ende streekende ghesloten tote onder den ouden boghe metgaders d'een leeshouse emmer dat inghetrocken alsoe 't bespree es. Voert den voerseiden ghevel ghestoffeert dure veinstergaten beetgesteden lijsten voyen rnaeigen ende anders ghelijc dat

155


betree up een perkament inhaudt rustende onder minen heere voerooemd beworpen ende met eene zeghele daer up gheplact bij meester Janne vorseit. Ende desen voro.ghevel sal meester Jan vors. wel ende ghetruwelike maken ende leveren vuldaen binnen Ste-Jansdaghe naestcommende over een jaer binnen ende buten van witten Brabantsehen ordune ende tusschen ghevult met goeder stoffen. Ende al stooeersel van den capiteele van der duere upwaert ende up d'upperste maelgekine al van steene van loets ende om al dit vors.werc wel ende ghetrauwelike te doene ende te doen doene ende bij werclieden te leveroe ghelijc dat boven gheseit es emmer behaudendien dat de. ghevel up zijn zal ende besloten t' Sente Bamesse naest commende ende daer toe te leveroe ale de steene calc zavel ende al andere stoffe diere toe besich werden sal ijzer loet haut ende stellinghe huutghedaen sal de vors meester Jan hebben 65lb. gr. Dit was ghedaen den 9n dach van Maerte in 't jaer ons Reeren als men sereef 1398 in 't seependom heere J acop van der Pitten Her Pieter Amelricx ende haren ghezellen. Aldus staet in seepenbouc van den zeiven jare f"42 (9 maart 1399 n.s.) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, cart. nr. 9, f"153; R. Van Driessehe, o.c., blz. 38). Genralen ontfanck Item meester Jan Hebbins ... up taswerc van den ghevele in den groeten choer, alsoe de rekeninghe voer dese verclaert, alsoe men hem t'achter bleef, daer up betaelt ghelijc dat blijct bij letteren van quitancien ter goeder rekeninghen 104 lb. 12 se. Blijct dat men hem t'achter blijft de deser rekeninghe van der voirs.eersten summe 11 lb.gr.qui valent in ponden parisis 132 lb.par. (1 oktober 1400) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks nr. 2287 f"22, R. Van Driessche, o.c., blz. 41). Dit es... miins heeren van Sen te Pieters bij Ghend rekeninghen Item meester Jan Hebbins betaelt in wullerbetalinghen van dervoerworden ende taswerke van den groeten ghevele in den choer... 36 lb.8se. Item Robberecht de Brune an de choerduere ghewrocht van de snidene ende an de setelle te steilene 13 daghe... bij den mde van beede meester van den werlce (Laur.v.d.Leyden en Jan Hebbins) comt 6 lb.lO se. (1 oktober 1402) Rijksarchief Gent, fonds St.-Pietersabdij, I Reeks, nr. 2288, f"27v0 -28v0 ). 23. Dit es Andries van der Craye I monc ende upper ontfangher rekenynghe. Item van eenen sekeren taswercke ghemaectjeghens Jan Peyne bij meester Jan Hebbins meesterl..aureins van der Leyen ende den vors.ontfanghere der huuterste cammere van den reeftere in't convent te deckene al omme 16Ib.16 se. Summe 311b.12 se. (1 oktober 14031 oktober 1404) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, nr. 2078; R. Van Driessche, o.c. blz. 277). Item van up te delvene 't conduut doer 't Vleeshuus gaende... Item van costen ghedaen omme 't conduut te verwelvene ende te makene onder de muere gheseit bi meester Janne Eebins.. .17 lb. (1 oktober 1409-1 september 1409) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, nr. 1184, f"13; R. Van Driessche, o.c., blz. 278). 24. Dits den staet van der officien van den upper ontfanghe in de Vlaemsche tonghe... Item Roegeere van der Woestinen, scilder, bii alsoe datte ziin taswerc an de cappele ende ant heelde van Sen te Catelinen vulwrocht adde 14 lb.3 se. Dit ziin de coste die gheleyt ziin an de reparatien van der kerken ... in den Cloester... Item meester Janne Heebins betaelt van eenen ghesnedenen steene, de taberoacle van Sente Cateliinen in hare cappelle op te steilene meester Jan Heebins up den eersten dach van Juni in'tjaer Xllllc ende achte 41b.7 se. (1 juni 1408) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-

156


Pietersabdij, I reeks, 2266, f031 V 0 , 38). Dit ziin de coste die gheleyt ziin an de reparatie van der kerken van Sen te Pieters bij Ghend in den cloester an de huisinghe ende buten up de hove... Item meester Janne Heebins van eenen gesnedenen steenede tabemacle van Sente Carolinen in hare capelle op te stellene... 4lb.7 se. (1 mei 1408-24 december 1408) (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks, nr. 2068, f04; R. Van Driessche, o.c., blz. 49). 25. Stadsarchief Gent, Jaarregister 1402-3, f023v0 • 26. Kenlic zij etc. dat eene vorwaerde gheordinert ende ghemaect es tussen Boudine van Ravenscoete, Symoen uten Hove, Pieteren vanden Amele ende Janne Hebbel, als kercmeesters van Sente Jans in desen tijt an deene zijde, ende meester Janne Ebine ende H(ein)r(ic) de Vos, an dander zijde, als omme eene vorme te makene in eene ghelaesveinstere up den groten coer te SJans in der manieren hier naer verclaert, dats te wetene: int eerste dat men de vors. vorme wel ende lovelike maken sal naer de maniere naer de veinstre, diere neffens stact, also groot ende also dicke van steene als die es, ende alle maneele ghemaect van goeden bruecelschen steene; ende tharnasch vanden vormen sal wesen van goeden steenen van Leets enz. Ende van desen vors. werke so sullen de kercmeesters meester Janne ende Heinric vors. gheven de somme van XVI ponden groten Tom... XVII dach in Junio anno Xllllc quinto (17 juli 1405) (Stadsarchief Gent, Jaarregister 1404-1405 f055v 0 ). 27. Cfr. F. De Smidt, Krypte en koor van de voormalige Sint-Janskerk te Gent, Gent, 1959, blz. 86-7, 107, 114. 28. Baillieul-Duhameeuw, o.c., vermelden voor het woord orduin twee soorten van steen: de Balegem se of ledesteen en de Brusselse harde kalksteen, cfr. oof verder bij deze termen. 29. R. van Elslande, Een Verrijzenis van Raphaël van Coxie, in : Dronghine, jb. 1990, blz. 119-133. 30. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1405-6, f021 V0 , 53v0 • 30a.Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1407-1408, fO 4v 0 (deze Drongense documenten zullen we destijds publiceren in hetjaarboek van Dronghene). 31. Gillis van den Damme samen met zijn broer Colaert en Harent van den Poele verbouwden in 1402 de kerk in Dikkelvenne, cfr. noot 25. 32. StadsarchiefGent,Jaarregister 1409-14IO,f074v0 • 33. M. Van Berghen, De St.-Lievenspoort te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, 6de jg., 1977, blz. 37. 34. Kenlic sij allen lieden dat Ghiselbrecht Mayhus, Jacop Vette, Jacop Sneevoet, Jan Ghisels, Heinric van Danckaert Heeke, als proviserers van Sente Jacops huus in Ghent op d'Nieuwelant hebben ghegheven in sekeren vorwaerden meester Janne Eebins tereeren vanGode ende van den grooten heer Sente Jacoppe omme een cruse van meester Janne vors ghemaect te hebbene 't welke hij ghelooft heeft te makene wel ende soffisantelic van witten brabantsehen steenen met eenen appele wel ghestapelt ende ghevoedt, also 't werc heesschen sal, naer de maniere van den bewerpe dat meester Jan den provisers over ghegheven heeft ende wel as vorwaerde dat meester Jan vors.duer 't principael cruse sal doen maken ijserine spillen ende die met looden bullen ende voort maken ten meester proffite van den werke ende dit vors.cruse sal meester Jan vor.stellen ten Screyboome buiten Sen te Pieters tsiere gerechter stede wel ende lovelijc vulrnaeet tusschen nu ende den oaesten sommere eerstoommende te sinen besten ende hier af sal meester Jan vors.hebben van stoffen ende handghedaden de somme tien pont grooten tomoys ende daer af kent meester Jan vors.dat hi ontfaen heeft in minderinghen van den proviserers vomomt twee pont groote (Stadsarchief Gent, St.-Jacobs godshuis, portefeuille nr. 9). Rugzijde ontwerp : Dat es een bewerp van den cruce ghemaect ende ghestelt bij den proviserers van Sinte Jacops huis in Ghend buten der (pedercelle) poerte (ibidem; D. Roggen, Gentsche beeldhouwers derXIVeen der XVe eeuw, in: Gentsche Bijdragen tot

157


de Kunstgeschiedenis, dl. V, Antwerpen, 1938, blz. 60. 35. F. De Potter, Hebberechts-Godshuis gewoonlijk Schreiboom genaamd, in : Exttait des bulletins de I'Academie Royale de Belgique, 2me serie, dl. 30, nr. 9-10, 1870. 36. M. Gysseling, Gent's vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, 1954, blz. 74. 37. M. Daem, Votiefschilderijen & mirakelboek van het kapelletje Schreiboom te Gent, 197 5, blz.ll-13. 38. Stadsarchief Gent, Effelijken Renten in de stede van Ghend, reg. reeks 152/5; M. Daem, o.c., blz. 21, noot 9, vermeldt voor f"168v 0 van dit register verkeerdelijk de naam Gillis de Scrivere i.p.v. Gillis de Suttere. 39. J. Verdam... , Middelnederlandsch Woordenboek, dl. II, 1889, kolom 701. 40. Op 19-1-1403 tussen de huizen aan de St.-Jacobsnieuwstraat van Lieven van Mossevelde en Paesschijne van der Loen, Stadsarchief Gent, Jaarregister 1402-3, f"26v 0 ; Op 27-11403 tussen de erven van Andries de Bruwere en Lieven van den Braode op de Vest bij de refuge van de Baudeloabdij, ibidem f"27 V 0 ; op 30-3-1403 ts. de erven van Margriete van den Torre, wed. Jan Lappers, en Heinric Sprincintgoet, aan de Kromme Wal, ibidem, f040; op 16-6-1403 ts. de meers op Meerhem van Jan de Meester en de doorgang van Heunric Boete, wed. Jan Oenich, ibidem, f"55v 0 ; op 24-1-1405 ts. de erven aan de Wannestraat van Jacop den Bak:e en Jan Pilaet, ibidem, Jaarregister 1404-5, f"24v0 .; op 27-7-1405 ts. de huizen en erven aan de Hoogpoort, rechtover het huis de Sterren, van Margriete van der Linden, wed. Pietervan Kets, en Pieter Palin, ibidem, f"63v 0 ; op 13-7-1405 ts. het erf van Jan de Boemhauwere en de dreef palende aan Meulenwalle van Lieven de Somer aan de Vogelzang, ibidem, f"71v 0 • 41. Op 4-4-1403 ts. de huizen tSer Juris Haecx van Willem Sersymoens en De Swaene van Jan van Elversele aan de Hoogpoort, Stadsarchief Gent, Jaarregister 1402-3, f043, 70; op 30-51403 ts. de eigenaars van het huis Bachten Auderborch, nl. jonkvrouw Beele van Assche, en Roegeer Witten, ibidem, f"52; op 1-6-1403 ts. het St.-Niklaaskerkhof en de huizen van Jan Platen en Pietervan den Pitte en dat vanPietervan Assenbrouc, ibidem, f"73; op 20-71403 ts. het huis van Willem van Dycstat en dat van Jan de Coninc aan de Wanrestraat, ibidem, f"65; op 6-8-1404 tussen de huizen van de tijkweversgilde en Lisbette van der Beke aan de Kattesteeg (= Cataloniënstraat), ibidem, Jaarregister 1404-5, f069v0 ; op 1-71407 ts. de huizen van Arend van Everghem en Laureins den Boe aan de Oost- en Minnebrug, ibidem, Jaarregister 1406-7, F45; op 7-7-1407 ts. de huizen van Boudin van Bruesele en Lieven Meeus aan de Waaistraat nabij de Vrijdagsmarkt, ibidem, f053; op 29 juli 1407 ts. de huizen van W illem de Kouds en Gillis van de Sande aan de Pitte (=Gouden Leeuwplein), ibidem, f"70; op 22-8-1407 ts. een gevel en een stal aan de St.-Miebielskerk van Jacop den Ruddere en Philippe van Steeland, ibidem, Jaarregister 1407-8, f"l. 42. Op 26-7-1402 ts. de huizen van Heinric Tholvine en Jacop Sturtewaghene aan de Onderstraat, Stadsarchief Gent, Jaarregister 1402-3, f"77v0 ; op 13-9-1404 ts. de huizen van wed. Margriet Cuethals en dat van Jacop de Smet en Jan Cop aan de Hoogpoort en Seysteeg, ibidem, Jaarregister 1404-5, f"73; op 13-1-1407 ts. de huizen van Jan Laphout en Jan vanden Pitte aan de Gulden strate (= Gildestraat), ibidem, Jaarregister 1406-7, f018v0 ; op 15-6-1407 ts. de huizen van Jan Pleeken en deze aan de Lange Munt en Onderstraat, ibidem, f"59. 43. Op Z7 april 1401 aangaande een gemeenschappelijk waerdereube (= W.C.) ts. Plorein Vilaio en Jan van der Stappen, stadsarchief Gent, Jaarregister 1400-1, f"54. 44. Op 30-10-1402 werd bepaald datenkel Jan de Hert een uitweg mag nemen over de meers van Heinric Wiite, Stadsarchief Gent, Jaarregister 1401-2, f"8; op 21-3-1405 aangaande herstellingen van een doorgang ts. het wevershuis en het huis van Gillis van der Hage, ibidem, Jaarregister 1404-5, f"77; op 18-4-1407 aangaande een doorgang van een weg naar een meers op de Muide door Jan den Proest, ibidem, Jaarregister 1406-7, f047°v; op

158


8-9-1407 aangaande een weg over de meers van Ghijselbrecht Voete buiten de Muide~ poort, ibidem, f"65v<>. 45. Op 10-11-1401 het huis van Lisbet de Pape aan de Rygasse (=Regnessestraat) voor Jan van der Prest, Ghiselbrecht van Lippenhove en Willem van der Mersch, Stadsarchief Gent, Jaarregister 1401-2, f"13; op 20-11-1400 het huis aan de (St-Jacobs)Nieuwstraat bij de Nieuwbrug voor Lieven van Audenarde in naam van Heinric van Audenarde zijn vader, MargrieteBverarts vrouw van Heinric voornoemde, Jacop van Swalmen, Jan de Cuevelier in naam van Joes Suchte van Oudenburg en Willem de Ruwe in naam van de gereeders, ibidem, Jaarregister 140(H, f"19v0 ; op 26-11-1400 het huis aan de Onderstraat en Napsteeg (=Belfortstraat) voor de familie Valken, Robbrecht van der Capellen, Pietervan der Sluis, Maukine Blankaert en Beatrijs Laureins, ibidem, f"21; op 16-2-1401 het huis van Jan van Pullem op de Overschelde (=ts. de nieuwe en oude Schelde) voor Joes van der Bossche, ibidem, f" 39; op 5 maart 1401 de brouwerij "In den lanteme" aan Poortakker van Olivier van Valeken voorPieter Derwedewen; ibidem, f"43; op 15-3-1402 het huis met landcijns aan de Doomzelestraat van de schipper Andries Block voor Daneel Tanereele en PieterBariseele, ibidem, Jaarregister 1401-2, f" 40v0 ; op 21-6-1402 hethuis de Zwanen te Overschelde van Jacop Lammins en zijn vrouw Katheline voor Jan van Quackeleere, ibidem, f"69; op 16-7-1403 ten gevolge van de brand in de herberg vanPretede Tip te Overschelde voor Jan van Woelpitte, JanPoleiten Jan van de Bossche, ibidem, Jaarregister 1402-3, f075; op 4-8-1403 het huis Ter Vijf Crusen van Lieven Souts aan de (St.Jacobs)Nieuwstraat, waarop 35 s.par landcijns voor de stad en een muddekin bruin brood aan de schilderPieter van Bereveld stonden, ibidem, f"68v<>; op 10-8-1403 het huis De Catte, ibidem, f075; op 23-2-1404 het huis aan de Hoogpoort, waar Martin van Sicleer, woont, voor Kathelinen Scouteeten, ibidem, Jaarregister 1403-4, f"31v0 ; op 29-10-1404 het huis op de Muide nabij de Meerenbrugghe voor de molenaar Harende de Saghere naar aanleiding van de panding van het huis van wijlen Berthelmeus Oukine, ibidem, Jaarregister 1404-5, f"8; op 2-5-1407 het huis aan de Kalanderberg van Heinric van der Donct voor Hughen van den Walle, ibidem, Jaarregister 1406-7, f"39. 46. Stadsarchief Gent, Jaarregister 1407-8, f"2, 62v0 , 74v0 • In de regesten op de Jaarregisters van de Keure, Schepenjaar 1407-8 door Rita Nowé, Gent 1982 zien we een verkeerde interpretatie van deze akten. Zij vermeldt Gillis de Suttere en Jan Goethals als schepen, lees : In opdracht van de schepenen van de keure treden zij op als erfscheiders. 47. Op 8-4-1407 erkent Loeunis de Rokere 4lb.gro.tom schuldig te zijn aan Jan Eebins, die optreed als deken van de metselaarsgilde, voor het recht om Hannekine (=Jantje) zijn zoon op te leiden als metselaar; borgen : Jan Bollaert en Jan Reyniers, Stadsarchief Gent, Jaarregister 1406-7, f'47v0 • Op 4-2-1408 erkent Arend vanden Poele 3Ib.20s.gro. te zijn aan Jan Bebins, deken van de metselaarsgilde om het ambacht te Ieren aan Hannekin van Hondert, fs. Raesse; borgen : Jan vanden Poele, Joes Monraet en Rasse van Hondert zijn vader, ibidem, Jaarregister 1407-8, f"72. 48. Item ghegheven de weduwe meester Jan Bbbins van tween rnaenden van pencioene dat men meester Janne t' achter bleef... bij lettren van quitancen in daten den 30n dach van Julio 4Ib (Rijksarchief Gent, Fonds St.-Pietersabdij, I reeks nr. 2294, f"15; R. Van Driessche o.c., blz. 51). 48a.R. van Blslande, De van Byek's en het Prinsenhof te Gent, in : Ghendtsche Tydinghen, 13de jg., nr. 3, 1984, blz. 180-192. 49. F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, geschiedkundige beschrijving der stad, dl. VI, z.d., blz. 68-9. 50. R. van Blslande, Het Laatste Oordeel van de Meester van Diest met name Lieven van der Clite (en Augustijn de Brune), in: Meer Schoonheid, 34ste jg., nr. 2, 1987, blz. 39-40; R. van Blslande, De van Byek's te Gent (Leerlingen en medewerkers) (lste deel), in : Ghendtsche Tydinghen, nr. 6, 1984, blz. 322.

159


51. P. Blommaert-J. DeSaint Genois-Ph. Kervijn de Volkaersbeke-E. Schoonnan-C.P. Serrure-H. Sunnont-Van Damme-Bernier, Graf- en gedenkschriften der provincie Oost-Vlaanderen, Predikheerenkerlc, Gent, 1858, blz. 20.

UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg)

ST.-JORISBRUG In het boek van Steyaert, 1857, lezen we : "Deze brug, op het einde van het Steendam, heeft de naam behouden van de gewezenSt-Jorispoort soms ook St-Baafspoort genoemd, welke werd afgebroken in 1586." De oude St-Jorisbrug lag in hèt verlengde van de Steendam en de huidige Keizer Leopoldstraat. Het was een stenen brug met drie bogen welke voor de St.-Jorispoort lag en te zien op het plan van Gent, anno 1534, afgebeeld op plannen van Malfeson (waar we ook de maten hebben afgelezen). In 1756 werd het een smalle, houten draaibrug. In 1874 was er een aanbesteding en toewijs (aan Allo-Ganzer, Gent) voor de vernieuwing der brug in metaal, voor de prijs van 47.890 fr. Of deze vernieuwing is uitgevoerd? Het is nergens vermeld. De eerste plannen voor een nieuwe, vaste brug, dateren van 1904. Ze voorzagen een breedte van 22 meter. Het duurde echter nog tot 1908 voor de verwezenlijking ervan. De melding in hetjaarverslag der stad Gent, 1909, was wel zeer kort: "De Staat heeft de draaiende Steendambrug en de Pasbrug doen afbreken en vervangen door een nieuwe, vaste brug van 35 meter breedte." Meer inlichtingen gaf de Gazette van Gent waarin verschillende berichten verschenen over het verloop der werken welke een aanvang namen, op 8 februari 1908, met het verwijderen van "den ouden muur van het Spanjaardkasteel, die dwars door de vaart loopt aan den spriet der Pasbrug. De soldaten der genie, komende van Antwerpen, zijn gisteren begonnen met den muur te doen springen bij middel van dynamiet. Het is een gevaarlijk werk dat honderden toeschouwers naar die plaats lokt" (19-2-1908) De werken aan de eigenlijke brug vingen aan in aprill908, terzelfdertijd met de bouw van de nieuwe Minnemeersbrug. In november 1908 schreef men dat de St-Jorisbrug de breedtste brug van Europa zou worden! Op 24 maart 1909 verscheen, in de Gazette van Gent, een artikel welke tekst op de volgende blz. is terug te vinden. In een bericht van 5 juni 1909 verscheen voor de eerste maal de benaming "KE160


De St.-Jorisbrug gezien vanaf de St.-Joriskaai.

De St.-Jorisbrug gezien vanaf de Rode Torenkaai.

161


De borstwering van de huidige St.-Jorisbrug (1983).

MELBRUG" in verband met de moeilijkheden die vrachtrijders ondervonden bij het nemen der hellingen. Deze benaming bleef tot op heden bij de rasechte Gentenaars in gebruik, niet ten onrechte! Op 11 juni 1909 werd de nieuwe brug in gebruik genomen en begon men aan de afbraak van de oude brug. Op 4 januari 1910 lezen we echter: "Goed nieuws voor de bewoners der Dampoort Voorzeker zal de tijding dat het electrische tramverkeer over de nieuwe Steendambrug met het einde dezer maand geschieden zal, de algemene tevredenheid der bewoners van de Dampoort verwekken. Thans stoppen ze nog halfweg het Steendam. JAAR

SOORT

50 voet

1756

18 .. 1909

Lengte

Draaibrug metaal Vaste in metaal

23 22

Breedte van : Vrije rijweg voetpad doorvaar hoogte 15

5,1 31

PROEF

3016-17 3 bogen dus 2 x 1,3 2x2

15 20 4,5

Stadsbrug

Dagblad "Vooruit", Vrijdag 25 juni 1909: "De oude Steendam-en Pasbruggen, wegende 75.000 kg, zijn in twee loten, bij aanbesteding, verkocht geworden voor 3.465 fr., aan de heer BarbĂŠ, alhier." 162


Het muurtje dat dient om het al te grote afhellen van het brugvlak, naar de kant der huizen aan de St.-Joriskaai, te voorkomen, is bijna voltooid." De werken aan en rond de btug waren dus nog steeds bezig. Naderhand werden er verschillende malen kleine ongevallen gemeld, aan en op de brug, welke te wijten zouden zijn aan de te scherpe hellingen. De kritiek op deze nieuwe verwezenlijking ofte "Kunstwerk" van de staat, was dan ook niet uit de lucht (en nog minder uit de krant!) Uit de Gazette van Gent, 24 maart 1909 : GEMEENTEBELANGEN Aan de nieuwe Steendambrug. - Herhaaldelijk handelden wij reeds over de werken aan de St.-Joriskaai, en dienaangaande meldden wij dat de nieuwe, vaste boogbrug, voor wat het ijzerwerk betreft, kant en klaar is. De metalen vloer is op de bogen bevestigd. Onder de bogen door, werd de gasleiding aangelegd. Nog enkele hamerslagen voor het vastklinken van luttele bouten en de eigenlijke vloer der brug is eene afgedane zaak. Reeds steekt men de ijzeren platen, tusschen het geraamte gehecht en het verbindend, en den steun vormend voor de aard- en steenmassa die er binnenkort boven op komen zal, in roode grondverf. Men moet bekennen dat de werken daar wonderbaar opschoten. Het gure weder schrikte ondernemer en arbeiders geenzins af; wij hadden destijds de gelegenheid er op te wijzen. Ook werden er buitengewoon praktische en moderne werktuigen gebruikt Zoo onder meer een toestel, door samengedrukte lucht in beweging gebracht. Het weinig plaats innemende mekaniel巽 werd boven de gloeiend gemaakte bout aangebracht, men hoorde een ras opeenvolgend gerommel en gedreun, en, de zaak was klaar : de bout was zoo goed als door hamerslagen ingedreven, en de plaat na korten tijd aan den boog geriveerd. Dit toestelletje liet toe in een tijdverloop van 10 uren arbeid 600 bouten vast te klinken. Dat men geschikt is om met spoed de voltooiing der brug door te drijven, bewijst het feit dat men, voor zooveel mogelijk, langs beide zijden van het nieuwe brugvlak het straatpeil in glooi誰ng opgehoogd heeft, en dat er eene heele berg nieuw kasseisteeoen is aangevoerd. Wij wezen er vroeger op dat men de breedte van het oude Lei-bed verminderd heeft tusschen de Roode Torenkaai en de St.-Joriskaai, wat toeliet meer breedte aan deze laatste kaai te verleenen. Te dezer kaai zullen er twee verschillige peilen zijn. Langs het huidige gaanpad behoudt men, over eene breedte van 8 meters, den tegenwoordigen rijweg. De overblijvende ruimte wordt ingenomen door de glooi誰ng, die tot het brugvak toegang verleent. En die glooi誰ng zal nogal steil wezen : de voerlieden met zwaar geladen wagens zullen er soms wel op zweeten, en bijzonderlijk op die, langs de St.-Joriskaai. Het zal voorzeker, als men van het Steendam afkomt, raar voorkomen, met de nieuwe brug, die zoo163


St.-Jorisbrug.

J.:<lition lfathot Ganû.

Gand . - Le Poot et Ie Quai Snint•Georges.

De oude St.-Jorisbrug.

164


ver van de aflijning dezer straat afwijkt. De helling langs de Roode Torenkaai is gelukkiglijk zoo sterk niet. We zeggen gelukkiglijk, daar het immers van de zijde van den Dok is dat de zwaarste vrachten stadswaarts gaan. Binnen kort zal men, einde het Steendam, het verkeer moeten onderbreken, om de wegenis- en voltooi誰ngswerken rond de nieuwe brug aan te vatten. Ook zal men zich genoodzaakt zien om het peil der huidige Roode Torenkaai te wijzigen, namelijk over de oppvlakte tusschen den Ham, de Dampoortstraat en de Kasteelkaai. Zoodra dit alles tot het verleden behoort, zal men het afbreken der oude Steendambrug aanvangen, alsmede het wegruimen der Roode Torenbrug en der Pasbrug. Een vraagje : Door het opschorsen van het verkeer langs het laantje, algemeen bekend onder de benaming van "Tusschen de Twee waters", zien tal van personen zich tegenwoordig verplicht een grooten omweg te maken; gevolg daarvan : een aanzienlijk tijdverlies. Zou het niet mogelijk zijn - de kosten zouden toch zoo hoog niet oploopen eene overgangsbrug te slaan over den Scheldearm, van de Oude Beestenmarkt afkomend, en dit tusschen de kaai, bezijden de zwemschool van Eyck en de Nieuwbrugkaai? Bericht aan de bevoegde overheid. Kaaimuren. - Men is tusschen de reeds opstaande nieuwe kaaimuren op de Kasteelkaai en de huidige Roode Torenbrug, de aardwerken aan het uitvoeren met het oog op de verbinding, door een kaaimuur, tusschen de nieuwe Steendambrug en de KasteelkaaL Nog enkele dagen, en men gaat reeds aan het metselen. Aan de Minnemeerschbrug en het Nieuwe Sas. - De Minnemeerschbrug is gereed en zal, van zoodra de stad de Congostraat, die er op uitloopt, voltooid heeft, aan het verkeer overgeleverd worden. Aan de sluis dienen nog enkel de deuren bevestigd te worden, evenals de afdammingstoestellen. De tusschen al deze waterwerken nog aan te brengen brokken kaaimuur, zullen wel binnen een drietal maanden opgebouwd zijn, en het is heel waarschijnlijk dat, met september aanstaande, de scheepvaart zal hernomen worden. "Thsschen de twee waters" en op de Visscherij.- Juist weet men nog niet wanneer men met het opbreken van het laantje "Tusschen de Twee waters", zal beginnen. Alles laat vermoeden dat dit kort na de wegruiming der Roode Torenbrug en der Pasbrug zal geschieden. Met het heraan vangen van het goede weder heeft men weer flink de handen uit de mouwen gestoken aan de bouwwerken der kaaimuren op de Visscherij, ver! engenis van "Tusschen de twee waters", juist bezijden de slachthuisbrug. Evenals langs de overzijde, zullen deze kaaimuren tot aan het Keizersas voortloopen. 165


Op 5 december 1984 verscheen in de "Streekkrant" een bericht over plannen om de "Kemelbrug" alias de St.-Jorisbrug dus te vervangen door twee platte bruggen m.a.w. terug te keren naar de toestand v贸贸r 1900. De werken zouden starten in 1986 en卤 80 miljoen kosten. Van deze plannen werd (voorlopig?) afgezien en de nieuwe trolleybus rijd sinds 24 maart 1989 over het vernieuwd, geasfalteerde wegdek van de St.-Jorisbrug. M.LABYN ('t Vervolgt)

OAZE K'IK HEN DEN EERSTE PRUS, KOOK MUN MOEDER PAP MEE RIJS! Deel IV. Nog meer persoonlijke getuigenissen van primussen (Vervolg) Mevrouw Yvonne Naessens bezocht de 0-L-V. Presentatie in de Langestraat te Ledeberg en was er primus perpetoom tot in het achtste leerjaar in 1935. (Fig. 10) "Het was toen de traditie dat de ouders de prijsuitreiking op school niet mochten bijwonen. Zij moesten buiten op de koer blijven wachten tot wanneer de hele plechtigheid achter de rug was. Wij moesten onder marchmuziek het podium op en af marcheren, waarna ik het rode lint met de vermelding "UITMUNTENDHEID" omgehangen kreeg. Ik zie mijn vader nog steeds staan op de binnenkoer van de school, met zijn bolhoed tot over zijn oren. Hij was nl. niet gewoon die te dragen en hij was wat te groot. Hij stond mij daar op te wachten met mijn zuster om in de koets te stappen die buiten op straat stond te wachten. Vader wou eerst niets doen. Ik was vroeger nl. altijd de eerste en hij begon dit al heel normaal te vinden. Maar een zuster van de school heeft hem dan toch op andere gedachten gebracht, door er hem op te wijzen dat het nu toch heel uitzonderlijk was, want dat er 32 punten verschil waren tussen mij en de tweede. Daardoor heeft hij het uiteindelijk dan toch gedaan. Hij was beroepsmilitair en het eerste wat hij deed, was met de koets naar zijn commandant rijden op de Muinkkaai. Cdt Lambert was dat. Ik kreeg daar een wit kanten kraagje met dito manchetten om later op een uniform te kunnen dragen. Daarna ging de rit naar de Veldstraat te Gentbrugge, waar we woonden. Ik herinner me nog dat mijn zus en ik dat zeer grappig vonden en we in de koets steeds maar zaten te lachen wegens de ongewone situatie. Vader nam die rit zeer ernstig op en maakte zich kwaad : "Dat moet gedaan zijn", zei hij streng.

166


Toen wij aan ons huis kwamen stond al het volk buiten en het eerste venster van onze kruidenierswinkel - we verkochten nl. koloniale waren en provisieaardappelen - was leeggemaakt en daar stonden reeds alle geschenken van de familie in. Ik weet nog dat het duurste geschenk een fiets was met ballonbanden van 750 fr., wat toen vrij duur was, van mij n grootvader. Ik moest eerst en vooral een Belgisch lint doorknippen dat over de straat gespannen was. Door de gebuurtebond werd de erewijn aangeboden en een gelegen heidstoespraak gehouden . Daarna reden we naar het midden van de straat naar het huis van mijn grootouders waar weer een lint Fig. 10. Yvonne Naessens was primus perpedoorgeknipt en een brief voorgelezen tuum tot in het achtste leerjaar in 1935 in de 0.-L.-V. Presentatie in de Langestraat te Lede- werd. We laten U op de volgende berg. (Verzameling Eddy Levis) bladzijden de twee teksten beluisteren. Toen we uiteindelijk thuis waren hebben we alle geschenken eens goed bekeken en de visitekaartjes van de milde schenkers eens doorgenomen. Dan ben ik met mijn vader begonnen aan "den toernee" door de straat langs alle cafés. Mijn vader met zijn bolhoed en ik met mijn wit kleed met mijn lint. Ik kan U verzekeren dat we veel cafés gedaan hebben. O.a. de Katholieke Kring, het Vlaams Huis en het café van René Booneinde HoveniersstraaL Ge kunt U wel indenken dat vader 's avonds "al goed deur de neuze was". Hij was ook lid van de muziekmaatschappij "Concordia" te Ledeberg en die hadden beloofd dat ze gingen komen. Wij waren op die dag natuurlijk niet de enige primus die ze "af te doen " hadden en vader dacht: "Ze zullen niet meer komen, we gaan gaan slapen" . Die had dat wel van doen, want hij was 's avonds bij manier van spreken op zijn knieën binnen gekropen. We lagen al in ons bed toen we in de verte muziek hoorden aankomen. Mijn vader wipte onmiddellijk uit zijn bed en riep : "Allemaal opstaan, ze zijn daar!" En in een wip moesten we ons weer aankleden, wit kleed en lint en al om als de vliegende pest aan de voordeur te gaan wachten. Na de serenade inviteerde mijn vader de hele fanfare, muzikanten en bestuur incluis toch zeker een 30 à 40 man (!) binnen om een (twee, ... ) gl azekens te drinken. De zaterdag daarop werd de hele kl as thuis geïnviteerd op een koffietafel met boterkoeken en chocolademelk. 167


.

em <1iLmus Ln on.~

1t{i 3~n ~maats gefîLk~ m~dde11- te .ftr.Uw. 'Wij

!floel.ilu

lJrdfl.d,~ :&.lunnm dat den 1e"tdurl 11fJl goe® dt~ tM. ~· ~, w~ ~aat kt

*'

11\.tW!,

, e.ett.

f~f?tL

fJV

~Q,Qft

rn,(WA,

{JfW

~. 4t).,~~·

~ wiJ -.uit"'!!~~! ~I..Wi rf'trld. ~I &~lt4 cfLt, 1clo~ ti ~~ ~.

~

"'1

tiAM-

~I

wr hl

t~ ~ e4t u.wt ~ al ~ ~~w-WJJJ..w, (#_ ti. ~I.UIM ~ w- dtu-~ ~~.dAt' ~eutb diM~ ~ ~~ ~ LWJl- ~ tflulltt? ti ~·) PM ~t. ~ -rxl.t ~ f>'W, î/9 fj, 'rn8'JI.

{)UA

I

u.

3

1

~~~··

a}.tr f1iA

~~u ~~~ ~

uwe.

/JA,<

twottaM ~" ~W'M­

~~~ ~ ~aMUftn.

YV~f~ u~.~~de!v 168


~ ~ tekv.~ t, ~ ~~, ~ ~ d!tu!L... dJ_ ujf fl.d u tA_ ~ ~ 3fdj; ~ \)(W. ~ tM. ~ ~

4

I

~路

9~ f.id' t-11. td. ~.

~'11'-路 ~ "'

1J.Jj. -19W.

&. J~. \9. ~路 ~ ~~.. C1~~\1'\lv.l

~ vJ~t. ~a.J:J~~~t.t.i..!. ~'l..J..""贸._, I

~ooVv\.V\. ~ ~ t.. ~ ~""'- t..

J


170


Wat mij wel bijgebleven is, is de herinnering aan mijn moeder. Zij is zeer vroeg gestorven toen ze nog maar in de dertig was en iedere keer dat ik de eerste van de klas was, liep ik zo snel ik kon naar huis, waar mijn moeder mij reeds stond op te wachten en ik riep toen van ver : "Ma, ma, 'k ben were den eersten!" Dan kreeg ik 25 centiemen en maakte ze boterkoeken met chocolademelk klaar. Dat ze die ene keer dat ik dan toch gevierd werd niet meer mocht meemaken speet mij enorm. Later studeerde ik in dezelfde school verder in het pensionnaat, maar dan als extern. De opleiding was daar eentalig Frans en wie betrapt werd op Vlaams spreken moest 25 centiemen betalen. Daar ben ik tot mijn 19 jaar naar school geweest tot in de "troisième moyenne". Toen ben ik bureelwerk gaan doen bij A.C.E.C.-Careis op de Dok tot 1945. Daarna ben ik gehuwd en heb ik de "comptabiliteit" gedaan in de zaak van mijn echtgenoot."

171


René De Wulf is de jongere broer van Mariette De Wulf, die we reeds hoger aan het woord lieten. Hij liep school in de St.-Stanislasschool beter bekend als de "Broederschole" in de Kleine Kerkstraat te Ledeberg waar hij in 1937 in het 8ste leerjaar primus was. "Ik weet nog dat ik ontzettend veel boeken gekregen heb en de klassieke medaille natuurlijk. Ik moest mij van mijn ouders in de zelfde houding als primus laten fotograferen als mijn zuster, met mijn stapel boeken. Die foto moest naast de hare in het salon hangen. Mijn ouders waren daar heel trots op. Met de koets moest ik de verplichte rondrit door de gemeente doen en in de Van Lokerenstraat was de etalage van onze sportzaak gedeeltelijk leeggehaald en daar stond o.a. mijn fiets in. Die was gekocht met het geld dat de buren omgehaald hadden. Iets heel toevallig was het volgende : mijn toekomstige echtgenote woonde toen ook te Ledeberg. - We kenden mekaar toen uiteraard nog niet - Haar moeder had gezegd : "Kom, we gaan eens kijken naar de geschenken van de primus, dan kunt ge eens zien wat ge kunt bereiken als ge goed leert! Zorg maar dat ge dat ook doet." Veellater zijn we dan met mekaar in kennis gekomen en die anecdote werd dikwijls opgerakeld. In de loop van die week zijn ten andere nog heel veel mensen naar de geschenkenuitstalling komen kijken. Verder hebben we de dag nog in besloten familiekring doorgebracht en nu en dan kwamen enkele prominenten hun gelukwensen aanbieden, zoals de deken en de burgemeester, die dan ook een glaasje meedronken. Nog een anecdote : mijn ouders vonden dat ik naar het St.-Gregoriuscollege moest gaan. Nu was dat een verhuis van een volksschooltje naar een op zijn zachtst uitgedrukt "meer geëvolueerde school" en ik weet nog dat ik alle dagen al schreiend naar huis kwam. Als ik er nu nog aan terugdenk, komt die periode mij nog altijd over als de hardste tijd van mijn leven. Uiteindelijk mocht ik dan toch naar het St.-Lievenscollege gaan van mijn ouders, waar ik mijn humaniora uitgedaan heb. De eerste trimester was ik daar de 10de en alle volgende zat ik steeds bij de eerste 5. We zijn ten andere nog op V.T.M. geweest in het programma "Klasgenoten" met de klas waar Louis De Lentdecker in zat. Daarna ben ik naar de Rijksuniversiteit te Gent geweest, waar ik in 1949 als apotheker afstudeerde. Nu ben ik sinds 1989 op rust, maar mijn dochter heeft de zaak nu overgenomen. Achteraf gezien leek alles in den beginne voorbestemd om niet verder te studeren, maar later heb ik er nooit spijt van gehad en ik heb het ook nooit als handicap ervaren dat ik naar zo'n klein volksschooltje geweest ben. Ik was daar graag", aldus Dhr. René De Wulf. Mevr. Elza Ongena was in 1939 primus in de techische vierde graad in de Gemengde School Victor Carpentier op de Meulestedesteenweg. 172


"Nog voor het einde van het schooljaar werd ons meegedeeld wie de 9/10 der punten behaald hadden en ook wie de eerste was. Na de examens was er proclamatie op school met "stukjes", toneeltjes, liedjes, enz... Voor het 6de, 7de en 8ste leerjaar was er nadien dan nog een algemene prijsuitreiking voor alle stadsscholen in de Koninklijke Franse Schouwburg. De directeur en de schepen overhandigden de prijsboeken. Men speelde er "Lente" van Duysburgh en "Les joyeux chasseurs" van Metzner om zoals naar gewoonte te eindigen met het Belgisch Volkslied. Het orkest stond onder leiding van Dhr. Adhémar Lepage. De koets kwam ons afhalen aan school en voerde ons naar huis in de Marmerstraat (Nu verdwenen met de aanleg van de dokken in de haven.) waar mijn ouders café "In de Sportman" uitbaatten, dat vooral door dokwerkers bezocht werd. Gewoonlijk moest ik tussendoor nog het café kuisen en de glazen wassen en als ik van school thuis kwam, stond de was en de strijk klaar. Maar deze keer niet. Het huis was versierd met guirlandes en boven de deur hing een bord : "HULDE AAN ONZE PRIMUS". Toen we toekwamen stond de hele buurt uit en een mijnheer heeft daar de lofrede uitgesproken. Er werd een groot feest gehouden waarop de hele buurt - die was niet zo groot - voor de koffietafel uitgenodigd was. Daar kreeg ik dan een hele boel geschenken die we op het biljard in het café uitstalden. Er werd muziek gespeeld met een fonograaf. De familie was daar ook op uitgenodigd en er werd nadien nog een "dreupelke" geschonken. We hebben daar veel plezier gemaakt. Ik zou eigenlijk graag tolk geworden zijn, maar ik mocht niet verder leren van mijn ouders. Mijn vader zei : "Wij zijn maar gewone werkmensen en gij moet ook maar gaan werken". Zo ben ik tot aan de oorlog gaan werken als inpakster in een zoutziederij en daarna heb ik moeten ophouden, ben ik een tijdje huisvrouw geweest, heb ik nog een café uitgebaat in de Savaanstraat en de kantine van de E.B.E.S. te Langerbrugge opengehouden. Vroeger ging ik wel de zondag naar de English Club om zo toch nog wat talen te studeren en nu dat ik op rust ben, ben ik nog Spaans en Engels gaan studeren om mijn schade in te halen." Mevr. Judith Blom bezocht de parochiale school St.-Baafs in de Capucijnenham 18 aan de Keizer Karelstraat. Zij was er ononderbroken primus van het eerste tot het achtste leerjaar. (1942) "Mijn ouders waren op school uitgenodigd voor de prijsuitreiking, maar ik wist daar niets van. We speelden voor hen een "stukske". De parochiegeestelijke hield een toespraak, waarna mijn vader mij hoogstpersoonlijk de prijs mocht overhandigen. Ik had ook nog verscheidene bijzondere prijzen, zoals die van "Wijsheid" en ook de prijs van de opstelwedstrijd van het Davidsfonds. Ik kreeg een medaille aan een rood lint met inscriptie : recto : "St.-BaafsschoolCapucijnenham 18- Gent" en verso: "Prijs van Wijsheid". 173


We woonden toen op de hoek van de Belfortstraat en de Kammerstraat, waar mijn ouders "TavemeAntonio" uitbaatten (Nu Generale Bank). Voor mij was er geen koets met paarden. Dat kon door de oorlogsomstandigheden niet zijn, maar ondanks alles was mijn vader toch aan een rauwe hesp geraakt en 's middags aten we smakelijk aardappelen met een dikke schel rauwe hesp erbij. Dit was toen een waar festijn. Mijn vader werkte in die tijd bij Franchomroe in de Zonnestraat en hij had mij van daar een rol stof meegebracht om een zomerkleedje van te maken. De dames daar hadden een mooi boeket bloemen gekocht en een poederdoos. Ik herinner mij nog mijn reactie zo van : "Wat moet ik daar nu mee doen?" Ik was toen ook nog maar een kind van 14 jaar en toen was dat nog niet allemaal zoals nu. Ik bezit ook nog een paar wenskaartjes van vriendinnen en een telegram van 2 dames van Franchomme. Men zou graag gewild hebben dat ik in het onderwijs ging, maar dat lag mij niet, daarvoor was ik te "nerveus". Doch op school drong men aan en schakelde zelfs de onderpastoor in om mij op andere gedachten te brengen. Zelf wilde ik naaister worden. Men zou mij aan een studiebeurs helpen, maar ik wou niet. Tegen het einde van de oorlog ben ik als "découpeuse" (voorsnijdster) begonnen in een naaiatelier om een tweede inkomen te hebben. Later ben ik er weggegaan en nu werk ik nog steeds bij de Neutrale Mutualiteit waar ik het winket en het binnenwerk doe. In 1936 was Cécile De Braekeleer op 14-jarige leeftijd primus in het achtste leerjaar in de parochieschool van "Trezeke Muie" (St.-Theresia-Muide) te Gent. De plechtige prijsuitreiking greep zoals altijd plaats in de parochiale kring in de Loodsenstraat in aanwezigheid van de directrice en de pastoor (Fig. 11). "Daar werd ik met een open koets afgehaald om ons naar de Amerikalaan te voeren, een verloren straat langs de spoorwegberm van de Afrikalaan, waar we toen woonden, maar het goot water en de "open" koets werd meteen een gesloten koets, zodat we niet zoveel bekijks hadden dan we verwacht hadden. Nochtans stonden er mensen op de hoek van de Afrikalaan, die ons kwamen feliciteren. Ook toen we aan huis kwamen wenste men ons proficiat. Er was niets versierd, noch de straat, noch het huis, maar er was wel een gezellig samenzijn met enkele naaste familieleden, heel bescheiden, met taart, koffie en koekjes. Ik volgde nadien les bij "Woedstad & Schietse", een privéschool op de Martelaarslaan waar ik het diploma van textieltekenaarster voor Jacquardweefsels behaalde. Mijn diploma vermeld·: kaarttekenen, kaartzetten en kunstweven. Ik oefende dit beroep uit tot aan de geboorte van mijn kinderen". Nadien werkte mevrouw De Braekeleer privé nog als thuiswerkster in opdracht van Dhr. Neels (Familie van Marc Sleen) eveneens als tekenaarster voor 174


Fig. 11. CĂŠcile De Braekeleer, primus in de Katholieke meisjesschool St.-Theresia-Muide in 1936. Reproductie Fotoburo Bodenghien. (Verzameling E. Levis)

Jacquard weefsels. Zij maakte de ponskaarten om de weefgetouwen te besturen. Men kwam die opdracht thuis afgeven en enkele dagen later moest die afgewerkt zijn. In het achtste leerjaar was AndrĂŠ Meyskens primus van de parochieschool St.Jozef in de Vlotstraat We schrijven dan 1942, Tweede Wereldoorlog. "Mijn schoolmeester en tevens directeur, was de vader van Paul Rutger, de bekende organist van o.a. de B.R.T. Mijn moeder was primus geweest, en ze heeft mij tot mijn 14 jaar naar school laten gaan, omdat ik ook primus zou geworden zijn en dat is mij uiteindelijk gelukt. Op school werd de prijsuitdeling opgeluisterd met "stukskes" : zang, dans , toneel; elke klas bracht iets en ik herinner mij nog dat ik het orkest van de V.P. (Vakantie Patronage) dirigeerde. Dat orkest bestond uit mirlitons, een soort rietfluitjes, banjo's, trompetten en een "grosse caisse" (grote trom). Men had op de muzieklessenaar zo maar een boek neergezet, en ik maar dirigeren! En zeggen dat men mij dan nog genomen had omdat ik de enige was die noten kon lezen omdat ik pianoles gevolgd had ... Achteraf werden de medailles mij door pastoor Dufour omgehangen. Ik herinner mij nog dat in 1942 de medaille met de helft verkleind was wegens metaalgebrek in de oorlogsjaren. Ik weet nog dat de Duitsers in onze school gelegerd waren. Die hadden de hele benedenverdieping ingenomen. Wij kregen 175


toen les in 4lokalen boven. Het eerste en het tweede zaten elk apart; het derde, vierde en vijfde zaten samen en het zesde, zevende en achtste leerjaar ook en dit vooral om kolen te sparen. Tijdens de les werd er dan nog buiten op de speelplaats door de Duitsers "exercitie" gehouden en als die nog bezig was tijdens de speeltijd, dan moesten we onder het afdak staan en konden we niet spelen. De situatie was dat jaar zo nijpend, dat men in de winter van 42 's nachts de kachels niet meer kon laten verder branden. Elke morgen moesten we zelf(!) de kachel aansteken en daar bleven we dan rond staan tot hij goed warm was. Je kunt je zo ongeveer de situatie voorstellen waarin wij toen moesten leren. Terug naar de prijsuitreiking nu. Na het schoolfeest gingen we te voet van de Vlotstraat naar de Wondelgemstraat waar mijn ouders een winkel hadden recht over de Wtlgestraat. De buurt wist wel dat ik primus was, maar door de oorlogsomstandigheden viel er ook al niet veel te feesten en te geven. De mensen kwamen ons echter wel proficiat wensen. Wat ik mij mijn leven lang zal herinneren was dat, ondanks het feit dat het oorlog was en zo'n ellendige koude winter en er bijna geen eten was, mijn moeder er toch in geslaagd was 1 (één) wit brood te bemachtigen. Daar kregen we dan elk drie sneetjes van, en ik... 4, omdat ik primus was. Daar werd dan nog een heel maandrantsoen margarine op gesmeerd. Het was twee jaar geleden dat we nog wit brood gegeten hadden! En zo was het dan achterafbekeken toch nog een beetje feest Ook aan de foto die van mij gemaakt werd is een verhaal verbonden. Mijn ouders hadden nl. geen geld om mij een nieuw kostuum te kopen. Daarom had mijn moeder mijn pak van mijn plechtige communie uitgelegd. Met mijn broek had ze dat ook geprobeerd maar dat lukte niet zo en daarom sta ik op mijn primusfoto met hemdsmouwen die ellenlang uitsteken, en een broek van iemand anders. Primus zijn maakte toen wel indruk, want toen ik na 30 jaar terug enkele schoolmakkers ontmoette in de kring, zei een daarvan : "Vriend, dat was ne slimme. Die es hier nog priemuus geweest!" Dit om U maar een beeld te geven van het feit dat dit toen indruk maakte. Men voelde zich toentertijd dan ook wel een beetje belangrijk, alhoewel je het peil van zo'n parochieschooltje - en dan vooral nog in oorlogstijd toen we met drie klassen in één lokaal zaten - niet kunt vergelijken met het peil van iemand die nu 95 % haalt. Later ging ik naar het St.-Lievenscollege, het toen meest democratische college van Gent, maar daar kwam ik dan toch terecht in een bourgeoismilieu tussen zoons van rijke boeren en burgerij. Het inschrijvingsgeld was toen 2.000 fr.per trimester, wat toen zeer veel was en niet door iedereen kon betaald worden. Uiteindelijk werd ik verkoopsdirecteur voor "7-Up"-Amerika voor Benelux en Frankrijk. En nu ben ik op rust." Tot zover André Meyskens.

176


Fig. llb. Ingangskaart voor de prijsuitreiking in het Jongensweeshuis uit 1843. Reproductie Fotoburo Bodenghien. Verzameling Jéröme Storme.

Ook in het vroegere Jongensweeshuis op de Martelaarslaan, beter bekend als de "Kulderschole", bestond een speciale ereprijs van verdienste die bestond uit een gouden medaille (Fig. 12a) en een geldprijs van 350 fr. Dhr. Jéröme Storme viel deze prijs te beurt op 6 augustus 1944, na het behalen van zijn onderwijzersdiploma. Alhoewel het hier niet echt om een primus gaat in de zin van : de eerste van de klas, gaat het hier wel over de beste van de school en vinden wij dit fenomeen best passen binnen de context van onze artikelenreeks. (Fig. 12b) "Bij de weesjongens was dat iets speciaal. Jaarlijks was er een prijsuitreiking in de maand augustus. De prijzen kwamen meestal van stichtingen, mensen die een zekere som ter beschikking van de vroegere Commissie van Openbare Onderstand (nu O.C.M.W.) stelden, waarvan de rente elk jaar onder de vorm van een "prijs" uitgereikt werd. Zo was er bvb. een prijs van Prof. Leboucq. Dat waren sommen van zo ongeveer 150 à 300 fr. Je kreeg daar een heel mooi diploma voor- zo berust er een in het M u se urn voor Volkskunde op de Kraanlei teGent-en dat bedrag werd op Uw rekening gezet. De prijsuitreiking zelf bestond uit turnoefeningen, zang en dichtwerkjes of er werd iets gespeeld door het muziekkorps van de weesjongens. Dat was dan in de zaal opgesteld "en gradin " (Fig. 12c). Daar was altijd heel veel volk. Heel wat personaliteiten waren daarop uitgenodigd en de apotheose van die zondagmorgen was de uitreiking van de "Gouden Medaille". Dat was een eremedaille van de stad, toegekend aan een verdienstelijke kwekeling, die zich had onderscheiden gedurende zijn verblijf in de instelling door zijn voorbeeldig gedrag, 177


Fig. 12a. "Gouden medaille" van het Stedelijk Jongensweeshuis te Gent. 0 55 mm, h 80 mm verguld koper. Hol: dit is duidelijk een oorlogsproduct! Recto : Het wapenschild v.d. stad met devies "Fides et Amor, twee palmtakken en de tekst: "Jongens Weezengesticht Gent". Verso: "Orde en I goed gedrag I EERSTE PRIJS I TOEGEWEZEN AAN I Storme IEROME I 6 oogst 1944" (Verz. J. Storme).

zijn vlijt en zijn houding. Meestal was dat een jongen die weldra het weeshuis zou verlaten. Men verliet toen het weeshuis op 18-jarige leeftijd. Dat was dan wel iets dat men zo ongeveer op voorhand wist, maar dan moest hij natuurlijk op zijn tellen passen, want als hij iets "mispikkelde", was er veel kans dat hij naast die medaille greep." Iedereen wist zo ongeveer wie dat ging zijn zonder dat dat officieel meegedeeld werd. Je moet bedenken dat er niet zoveel jongens waren die het weeshuis verlieten tussen juli en december. Dat waren er hoogstens 3 Ă 4. Het ging hem dus uiteindelijk maar tussen enkele kandidaten. De weesjongens waren nu ook zo geen "heilige mannekens" dat er nooit eens iets misliep. Sommigen die bij een patroon werkten vlogen al eens buiten op hun werk omdat ze al ~ens iets uitgespookt hadden of omdat ze te laat kwamen. Daar werd wel geen boekhouding van gehouden, maar zo'n feit was dan toch genoeg om geen kandidaat meer te zijn voor die gouden medaille. Ik kreeg die toen ik in 1944 afstudeerde aan de Rijksnormaalschool. Dan kregen we ook veel geschenken. Ik herinner me nog dat ik bvb. veel boeken kreeg en dat er een dame was die nogal welvarend was omdat haar man een groot ondernemer was die werkte aan de "Atlantic-Wall" en die mij op een ze178


Fig. 12b. JĂŠrĂśme Storme ontving op 6 augustus 1944 de "gouden medaille" voor orde, goed gedrag en vlijt in het Stedelijk Jongensweeshuis op de Martelaarslaan te Gent. Foto "L. Besbrugge FOTOGRAAF Korte Dagsteeg, 4 - Gent - De plaat wordt voor nabestelling bewaard Verboden nadruk H.R.G. 238 .02" Reproductie fotoburo Bodenghien. Verzameling Eddy Levis.

179


Fig. 12c. '"t Muziek van de Kulderkes" opgesteld "en gradin", zoals zij op feestelijke gelegenheden in het Jongensweeshuis te Gent te horen en te zien waren, zo ook op de prijsuitreiking. Fotograaf "Joseph Buyens Gand Ch. d. Swynaerde 185". Familiearchief Jéröme Storme. Reproductie Fotoburo Bodenghien. Verzameling Eddy Levis.

ker ogenblik geluk wenste en mij 1000 fr.inde handen stak. Dat was vreselijk veel geld. Ik ben bvb. daarna aan de stad gaan werken voor 1.450 fr.per maand dat is nu 20 keer meer dat was dus zoiets van 20.000 fr. dat ze me gaf! Daarmee kon ik dan mijn schulden afbetalen, want in die tijd moesten alle kosten van mijn studies, zoals boeken enz ... terug betaald worden. Die dag heb ik zoveel geld her en der gekregen, dat ik die schulden toch grotendeels kon delgen. Voor wat die geschenken betrof: het was natuurlijk oorlog nietwaar... Ik kreeg veel boeken, zeker een halve meter, ook omdat ik ze zelf gevraagd had. Zo heb ik voor een bepaald bedrag boeken mogen kiezen in de boekhandel RombautFecheyr op de hoek van de Kouter en de Vogelmarkt. Heel veel had je daar eigenlijk niet te vragen. Wegens de oorlogsomstandigheden was een nieuw hemd bvb. uitgesloten, alhoewel ik toch een paar tweedehands kledingstukken gekregen heb die niet meer in de handel te krijgen waren en die ze nog ergens liggen hadden. Men kon toen zelfs in die tijd met het geld in de handen niet veel meer bekomen. Een anecdote is bvb. dat men de Brabançonne niet mocht spelen maar men loste dat dan zo op, dat men een muziekstuk zodanig speelde dat je het gevoel had: kijk, ze zijn bezig met de Brabançonne te spelen en op het moment datje dacht dat het dat was, was het eigenlijk iets anders dat men speelde! Dat was 180


wel een indrukwekkende gebeurtenis die ik nog steeds meedraag. Mijn broer Georges heeft daar ook de gouden medaille behaald, maar dan wel een vijftal jaar later. Op zo'n feestelijke zondag werd er na die prijsuitreiking eigenlijk niet veel meer gedaan. Men mocht dan met familie of zo mee op uitstap. Er waren daar wel afgevaardigden van de dekenij Akkergem, van de Weesjongensbond, van de Openbare Onderstand, enz ... Die mensen hebben er dan voor gezorgd dat ik niet naar Duitsland moest gaan werken, want BelgiĂŤ was toen nog niet bevrijd, door mij als bediende aan te stellen in het Loosbergsgesticht tot na de bevrijding. Ik herinner me nog dat op de prijsuitreiking in het weeshuis de directeur toch wel een beetje met de borst vooruit liep omdat een van zijn jongens het tot onderwijzer gebracht had. Ik heb daar dan blijkbaar de stoot gegeven, want mijn broer is dan vijf jaar later ook onderwijzer geworden. Een andere leerling, Marcel Hannap heeft ook verder gestudeerd. Die is zelfs naar de universiteit geweest als hij al uit het weeshuis was en die is leraar geworden. Maar dit was niet zo de traditie. Vroeger waren er wel enkele weesjongens die het tot ingenieur brachten of commandant van de brandweer van Brussel. Er is er zelfs een bij die het tot bankier gebracht heeft want die heeft nog achteraf een schenking gedaan om een moderne keuken in het weeshuis te installeren. Ik was daar zo'n beetje een witte merel, ik mocht daar op een kamer apart studeren, ik mocht mij vrij bewegen, ik werd daar niet onderworpen aan een strenge controle. Om U zowat mijn "leercarriere" te schetsen moet U het volgende weten. Mijn vader was een rusteloos man en die verhuisde elk jaar. Mijn vrouw lacht daar nog altijd mee als we ergens voorbij komen dat ik dan zeg: "Kijk, hier ben ik nog naar school geweest en hier ook, en daar heb ik nog gewoond en hier ook ... " Ik kan je een hele reeks Gentse scholen opnoemen, zowel katholieke als stadsscholen, waar ik nog naar school geweest ben. Dan is mijn moeder gestorven en zijn we een beetje op de dool geweest, in kloosters en zo en dan zijn mijn twee broers opgenomen in het jongensweeshuis maar ik mocht niet mee omdat ik te oud was. Ik was toen al14 jaar en men beschouwde dat al als iemand die kon werken. Maar toen de oorlog naderde heeft men voor mij toch een uitzondering gemaakt omdat mijn twee broers in het weeshuis zaten. Ik had de vierde graad uitgedaan bij de broeders op Oostakker en zat van 1939 tot 1945 in het weeshuis. Toen ik daar toekwam moest ik bij Dhr. De Praeter komen die mij vroeg: "Wat wilt gij worden?" Ik zei "Drukker."- "Het is goed", zei hij "we zullen U naar de vakschool sturen. Dat was achter de hoek. 's Namiddags riep hij mij al weer bij zich. Hij had er eens over nagedacht en hij zei : "Zou je niet willen verder studeren?" En ik wou dat wel. "Ik zal U naar de "Van Monckhovenschool sturen". 's Anderendaags moest ik weer bij hem komen en hij zei: "Ik heb er over nagedacht, ge moet naar de Van Monckhovenschool niet gaan ik zal U naar het Laurent Instituut in de Onderstraat stu181


ren". Ik heb daar het 9de leerjaar uitgedaan. Ik was er de vierde. De eerste drie gingen verder naar de normaalschool en die vroegen mij waarom ik niet meeging. Ik heb toen mijn aanvraag gedaan aan de Commissie van Openbare Onderstand en dat was in orde. Ik heb toen 4 jaar Rijksnormaalschool gedaan in de Karel Lorlewijk Ledeganckstraat te Gent en ik heb daar in 1944 mijn diploma behaald. Na die korte periode in het Lousberghsgesticht begon ik na de bevrijding in de stadsschool Jacob Van Maerlantstraat, dan ging het naar de Palmboomstraat, dat is de huidige Slinke Molenstraat, dan de Lagere Oefenschool in de Ledeganckstraat, ik ben dan ook nog turnleraar geweest in de Lagere Hoofdscholen van het Stedelijk Onderwijs, dan ging het weer als onderwijzer naar de Grensstraat. Ik was toen 33 jaar en op een zekere dag komt de inspecteur bij mij met het verzoek mijn aanvraag te doen als directeur. We schreven toen 1959. Ik zei : "Mijnheer de inspecteur, ik ga me niet belachelijk maken." Het was toen de mode dat men pas directeur werd als "fin de carrière" zo om en nabij de 50 à 55 jaar. Maar hij bleef aandringen en uiteindelijk heb ik het dan toch gedaan, ook op aandringen van mijn vrouw. Ik was de vierde en er waren slechts 3 plaatsen, maar toen ik terug kwam van reis mocht ik wegens het plots overlijden van de directeur van het schooltje van het weeshuis in de dreef ernaast, beginnen. Daar gingen de kinderen uit de buurt naar school, maar ook de weesjongens die lager onderwijs volgden. Het was wel een opdracht met klas. Daarna heb ik de school van de Wasstraat gekregen, waar ik gebleven ben tot aan mijn op ruststelling in 1978. Ik heb er altijd graag gestaan. Het was ook een volksschool met op een bepaald moment toch 420 kinderen!

AANVULLING Bij de eerste reeks persoonlijke getuigenissen in deel lil onder nr. 2 verscheen het interview met mijn moeder, mevr. Yvonne Maes. Door vergetelheid werd de nageschiedenis van de verdere studies en de beroepsloopbaan niet weergegeven. Zij volgt hierna : Yvonne Maes volgde 3 jaar les aan de Stedelijke Handelsschool voor Juffrouwen na de 4de graad. Toen was die nog niet op de Coupure maar in de Nieuwenbosstraat. Daar behaalde zij het diploma van steno-dactylografe. Eerst werkte ze 5 jaar in die functie bij de "Laboratoires Flandria" in de Kwaadham, waar medicijnen voor apothekenjen verdeeld werden. Ondertussen zat zij niet stil en volgde nog avondschool voor Franse en Nederlandse stenografie en zondagsschool in de English-Club en de stadsschool Bevelandstraat voor Frans. In de Volkshogeschool, onder de toenmalige directie van de illustere Gentenaar - schrijver Achilles Mussche, werd een vervolmakingscursus Nederlandse stenografie gevolgd. Daarna kwam ze bij de firma "Vynckier Gebroeders" op de Nieuwe Vaart 182


in dienst. Omstreeks 1970 werd ze daar diensthoofd van de dactylografie. In 1975 ging ze op rust. EddyLEVIS ('t vervolgt)

DOCUMENTATIECENTRUM - WERKING 1990 BIBLIOTHEEK Uitleningen 1989 7 33 12 538 234 10 78 283 141 23 29 1

BOEKEN Algemeenheden BelgiĂŤ-Buitenland Economie Gent Geschiedenis Kunst Localla Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde Volkskunde Natuurwetenschappen Opvoeding - Onderwijs Letterkunde Licentiaatsverhandeling

1990 1 14 1 500 237 4 76 232 151 9 36 1 1

1 Subtotaal

1390

1263

3 8 48

8

Varia Bidprentjes Doodprentjes Plans - Popkaarten Prentkaarten Fotos Affiches Diversen Subtotaal 183

31

86 16 111 5 1

90

227


Tijdschriften Subtotaal TOTAAL Administratie Gemiddelde uitleningscijfer per openingsdag (2u.) Aankoop boeken

3199

2830

4679

4320

114 105 38 33 (26.603 f) (32.440 f) 326 236 (1.770 ex) 165 (H.K.=61) (0.0.=104)

Giften Ruildiensten

COMMENTAAR BU DE WERKING De uitleencijfers van 1990 bewijzen andermaal de blijvende aantrekkingskracht van het Documentatiecentrum dat zijn trouwe lezers wekelijks ontvangt, nieuwe leden onthaalt en zijn publiek voldoening tracht te schenken. Werken over Gent, Geschiedenis en Oost-Vlaanderen werden het meest ontleend en de tijdschriften blijven gevraagd. Niettegenstaande een kleine daling van het aantal uitleningen (4.679-4.320) blijft het totaal meer dan bevredigend en het onderstreept de waardering voor onze werking (1.516 bezoeken). De drukst bezochte maanden waren ditjaar: februari met 182 en april met 171 bezoekers. De zwakste maanden: mei met 126 en oktober met 125 bezoekers. Waardevolle boeken werden aangekocht en er werd voor 8.105 fr. nieuwe werken gratis in ontvangst genomen. Wat de giften in varia betreft, ontvingen wij 1.770 exemplaren (doodprentjes, prentkaarten, foto's, enz.). Wij danken niet alleen de wekelijkse bezoekers, die van het rijke boekenfonds gretig gebruik maken, belangstellenden aanbrengen en aldus het Documentatiecentrum bekend maken binnen en buiten onze stad, maar wij betrekken ook bij deze lofbetuigingen de medewerkers, die vrijwillig het administratief en materieel werk uitvoeren en de bezoekers helpen in hun opzoekingen. Al mijn sympathie en mijn warme dank voor de morele steun. De bibliothecaresse, Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A. 184


BffiLIOGRAFIE Verledenjaarverscheen bij de Uitgeverij Verloren, Alexanderlaan 14 te Hilversum onder het ISBN-nummer 90-6550-228-9 het boek "Farmacie te Gent in de late middeleeuwen. Apothekers en receptuur" van de hand van ons medelid Christian De Backer. De auteur is de laatste tien jaar werkzaam als wetenschappelijk onderzoeker aan het Instituut Middeleeuwse Geschiedenis van de Katholieke Universiteit Nijmegen en bij de Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek verbonden aan dezelfde universiteit. Nijmegen en farmacie te Gent? Zoek niet verder, het is heel simpel : Christian De Backer is een Gentenaar. Dit boek vult een leemte aan, want over dit onderwerp waren slechts een klein aantal deelstudies verschenen. Het was in feite een braakliggend terrein dat dankbaar omgeploegd werd door De Backer. Het is een interessant boek geworden van 263 bladzijden. Wij kunnen er heel wat uit vernemen over deze eerste Gentse "apothecarissen" die aanvankelijk deel uitmaakten van de Nering der Kruideniers. Na het hoofdstuk over de apothekers zelf, komt er een hoofdstuk over Apothekersrecepten. Daarvoor heeft men kunnen putten uit de rijke collectie voorschriftenbriefjes, afkomstig van de Infirmerie van de St-Pietersabdij. Er worden een 125-tal recepten gereproduceerd. Voor de meesten onder ons zal dit wel totaal onleesbaar gekrabbel zijn, maar men heeft gelukkiglijk het goed idee gehad naast ieder recept een transcriptie te zetten in een verstaanbare taal. Zeer nuttig is ook het Latijns en het Middelnederlands glossarium. Het boek eindigt met een zeer uitgebreide bibliografie. Is het een absolute "must" voor iedere apotheker, dan zal ook iedere Gentse heemkundige het graag zien prijken in zijn bibliotheek. De prijs is 48 gulden. Te verkrijgen bij de uitgever of in de boekhandel. Men meldt ons dat het boek over het Guislaininstituut nog steeds te verkrijgen is. Dit rijkelijk ge誰llustreerd werk (21 x 27,5 cm.) van 239 blz. fungeert ook als catalogus van het voor publiek toegankelijk Guislainmuseum, gevestigd in het Instituut De niet voor iedereen begrijpelijke titelluidt: "Geen rede mee te rijmen". De prijs : 595 fr. Voor alle verdere inlichtingen, zich wenden tot het Instituut. Geinteresseerden verwijzen wij naar een artikel dat verschenen is in "Ghendtsche Tydinghen"- 1990- Nr. 2- pp. 58-76. Onlangs verscheen de 44e aflevering (nieuwe reeks) van de "Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent". 185


De daarin behandelde Gentse onderwerpen gaan over "De Vrede van Gent van 1814", het "Ryhovesteen", "Le Conflit de 1447 à 1453 entreGandetPhilippele Bon", "Het Mausoleum van Isabella van Oostenrijk in de Gentse St.-Pietersabdijkerk", "Het Prostitutioneel Kader te Gent in de periode 1910-1932". Deze "Handelingen" eindigen traditioneel met een uitgebreide recente Gentse bibliografie. De prijs is 600 fr. Leden van de Maatschappij (lidgeld 500 fr.) ontvangen het boek gratis. Verdere inlichtingen te bekomen bij Dr. M. Boone- Blandijnberg 2 -9000 Gent. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de Heer Paul Huys : In het (allang verdwenen) Gents tijdschrift Palmarès, jrg. VII nr. 5 (okt.-nov. 1965), blz. 15, verscheen een artikel over de Deinse kunstschilder Charles ("Carlo") Picqué (1799-1869); ter illustratie zijn twee mansportretten afgebeeld, op dat moment deel uitmakend van de verzameling van resp. "Mr. en Mevr. Putman, Gent" en "Mej. Vaerenberghe, Gent". De vraag is, waar deze beide schilderijen zich nu bevinden. Ook andere informatie over werken van Picqué in partikuliere verzamelingen is welkom. Dit voor een kunsthistorische studie. Diskretie uiteraard verzekerd. Gegevens graag rechtstreeks aan P. Huys, Drongenstationstraat 90, 9031 Drongen.

186


GENSCHE PRAOT Tsippe de luisûure stond (binst den oorlog) op den hoek van de Vrijdagmort te lache da zijnen buik schoktege. - Wa schilt er, Tsippe, vroege de meinsche. Mäor Tsippe en kost nie spreke, hij lachtege gelijk ne zot. - Wäorom lacht' ezûu? riep iederîen. - Zwijg, zei de luisûure, 't es te wrîed! Kijk, zeid hij, ziede ginter diene grûuten dikken Duitsch lûupe? Awèl, aost hij hier verbij kwam mee die andere labers en kost ek mij nie inhêwe, in 'k zei al mee ne kîer : wa bende mee sloebers! Den Duitsch hao da g'hûurd in sprong näor mij. -Was? Was? Sloeber? zeid hij mee en kattekolirre. Al d'andere kwaomen ûuk af in ze mîendege mij däor oen viezen toer te spele; mäor gelijk ne goeie Gentenirre viel ek seffes op mijn pûute; 'k tûughdeg'hem mijne moestacheen 'k zei ezûu g'hîel serieus : - Hier, kameräod, dat es ne sloeber. Den Duitsch schoot in ne grûute lach. -Ja, kameraad, zeid hij ezûu, de Duitsche allemaal sloebers, in de keizer, zeid hij, binst dat hij aan zijne moestache draoidege, groose sloeber!

Onze warme dank, gaat naar de behulpzame lezers, die ons in de loop van vorig jaar, talrijke recuperatienummers hebben bezorgd (gratis of tegen overeengekomen bedrag). Dit laat ons toe gedeeltelijk te voldoen aan de grote vraag naar oude nummers (wij hebben trouwens een wachtlijst!). Dezelfde formule blijft gangbaar voor 1991 :hetzij te bezorgen aan Mevrouw Van Geluwe op het Documentatiecentrum (elke zondag tussen 10 en 12u) hetzij telefonisch (26.23.28) af te spreken voor eventuele afhaling ten huize. Wij rekenen vast op Uw milde steun en aanvaarden dankbaar Uw gift De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe - Eggermont A.

187


VORIGE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN" Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1972 Nrs. 10-11 1973 Nrs. 9-11-12 1974 Nrs. 4 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 1977 Nrs. 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 Nrs. 1-2-3-4 +volledige jaargangen 1979 Nrs. 1-3-4-5 + volledigejaargangen 1980 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 + volledige jaargangen 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + volledigejaargangen 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1989 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1990 Nrs. 1-2-4-6 + volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer 70 fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het "Documentatiecentrum" (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening : Tot 2 nrs. : 25 fr. Tot 4 nrs. : 35 fr. Tot 6 nrs. : 45 fr. Verder per jaargang : 45 fr. De Bibliothecaresse, Mevrouw VAN GELUWE-EGGERMONT A.

188


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 juli 1991 20e jaargang nr. 4

Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235 , 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr.per jaar. Steunende leden : 600 fr.per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland: 100 fr. extra voor portkosten INHOUD

-

"Onze Wijk" rond 1900 (Slot) Inventaire archéologique : De Put van de St-Baafsabdij Lijst van de straten met een persoonsnaam. Stad Gent Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen Hoofdbrug - Lievebrug - Academiebrug Oaze k'ik hèn den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs (Slot) Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Bibliografie Gênsche Pràot

190 205 208 224 231 249 252 254 256

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.


"ONZE WIJK" ROND 1900 (Vervolg)

1. RYHOVELAAN Vóór 1909 is er van de Ryhovelaan geen spraak. De Nieuwe Kerkstraat (nu Maïsstraat) was de hoofdstraat. Vanaf het begin van de huidige Maïsstraat liep een aardeweg. Waar later het Van Beverenplein zou worden aangelegd, kwam die aardeweg samen met 3 andere aardewegen die later Mimosastraat, Poperingestraat en Klaverstraat zouden worden. De aardewegen waarvan sprake liepen midden de akkers. De landbouwers, die meestal in de "Boerenkerkstraat" woonden (de huidige Maïsstraat) voerden, langs die aardewegen, hun veldvruchten naar hun schuren. De latere Ryhovelaan stond op de plannen eenvoudig vermeld als "weg nr. 30". De gemengde school, die in 1906 haar poorten opende, heette "School Begoniastraat", alhoewel dekinderen binnen gingen langs de huidige Ryhovelaan (De voorzaal der school zal slechts later gebouwd worden). Maar het uitzichtvan ons stadskwartier zou grondig gewijzigd worden, en in een betrekkelijk vlug tempo, zoals de hierna volgende data aantonen. 17.4.1907. De Buurtspoorwegen vragen een nieuwe lijn te mogen aanleggen naar Bassevelde. Om dit mogelijk te maken was een brede laan noodzakelijk tussen Wondelgembrug en Nieuwe Kerkstraat 29.4.1907. Een plan wordt opgemaakt. 85.1907. Een aanplakbrief "commodo en incommodo" (getekend Burgemeester E. Braun) werd uitgehangen. De aanplakbrief was tweetalig. 1.7.1907. De Gemeenteraad keurt de aflijning goed (opgemaakt tot aan de Roggestraat). 13 .1.1908. Een Koninklijk Besluit (Leopold 11) keurt de aflijning goed tot aan de Roggestraat (Het deel Ryhovelaan vanaf de Maïsstraat naar het N. toe, heette toen Hoppestraat - In 1908 had het huis nr. 44 als adres : Hoppestraat nr. 8). Juni tot November 1909. De eigenaars der onteigende huizen worden door de deurwaarders verwittigd, dat zij hun huizen moeten verlaten om met de afbraak te kunnen aanvangen. 1910. De "Filature du Rabot" is gebouwd (zie jaartal op fabrieksschouw). 2.10 .1911. De Gemeenteraad keurt de aflijning van de Ryhovelaan goed, tot aan het Pauwken. 25.12.1912. Een Koninklijk Besluit keurt de plannen goed, alsook de onteigeningen der gronden, waarvoor 4 Fr. de m2 wordt betaald. 1912. Het Van Beverenplein werd opgehoogd. Het eerste huis wordt er opgetrokken (nr. 11 ). 1910. De buurtspoorweg naar Bassevelde is in aanleg.

190


De JO huize/eens, de "hovekens" genoemd (nrs 12 tot 30 en het nr. 32 dat

omgebouwd werd) behoren tot de oudste huisjes van de Ryhovelaan ("In den Ouden Man" laatste huis van de Ryhovelaan, onpare nummers, is ouder. Die 10 huisjes ontleenden hun naam aan de hofjes, vóór de huisjes aangelegd, tot waar nu de rijweg is. Nu, in 1955, noemen de oudste inwoners ze nog "de hovekens". Deze werden in 1873 gebouwd met stenen voortkomende van de afbraak van het St-Elisabeth-Begijnhof. (In 1873 moesten de begijntjes het begijnhof verlaten. Het begijnhof was door grachten omringd en belette de uitbreiding der stad. Het begijnhof werd gebouwd in de 13e eeuw. Op het grondgebied van St.-Amandsberg werd een nieuw begijnhof opgericht, waarvan de huisjes reeds in 1874 door de begijntjes werden betrokken.)

2. GRENSSTRAAT De grensgracht werd gegraven in de 12e eeuw, om het gebied der Gentse rechtspraak buiten de muren af te bakenen (foen strekte Wondelgem zich uit tot aan het Rabot). Deze gracht noemde men de Rietgracht, Grietgracht of Bevrijtgracht (zie bijzondere tekst). In 1793 breidde Gent zich uit tot aan de gracht (onder de Franse overheersing). In 1864 werden de "vier uitersten" gebouwd, de4lage huisjes. Nrs. 60,61,62,63, Grensstraat, Wondelgem. Overal in de omgeving strekten zich de akkers uit met hun aardappel- of korenvelden afgebakend door knotwilgen. Hier en daar een hofstede, vooral in de Nieuwe Kerkstraat (nu Maïsstraat). De velden strekten zich uit ook waar nu Ryhovelaan, Van Beverenplein, Perredaan en hun zijstraten zich bevinden. De molen van de Gentse Aardeweg was dagelijks aan het draaien. De gracht mondde uit in het W. in de Brugse Vaart, in het 0. in het Lieveken der "Congomeersen". Op officiële plannen werd de Grensstraat eenvoudig als weg nr. 35 aangeduid. Zo bleef die straat, een verlaten landweg tot in 1923 de "blok" werd gebouwd, gevormd door een deel der Grensstraat, de Hopstraat, de Gambrinusstraat, een deel der Radijsstraat en der Poperingestraat Maar de Grensstraat zelf bleef nog lang een modderweg, zonder verlichting. In 1924 werden de eerste 2 huizen opgetrokken, de nrs. 70 en 72, te Gent; in 1921 echter was reeds nr. 47 te Wondelgem gebouwd. Toen in 1930 de school werd gebouwd was er steeds geen gas, geen electriciteit, geen waterleiding. In elk der 2 klassen : één petroleumlamp. Rechtover de school, aan het huis nr. 24, werd de "schoolbrug" gelegd, een houten bruggetje, 1,50 m breed, met 2leuningen. Voor kleine kinderen was het een gevaarlijke gracht. Stilaan werden huizen gebouwd: in 1927: het nr. 16; in 1928 :de nrs. 2 tot 15; in 1929 : het nr. 18, alle op Wondelgem. In 1935 de rij nrs. 74 tot 194 te Gent. In 1938 werden de Grensstraat en de Lisbloemstraat gekasseid. De gracht werd 191


overwelfd (eigenlijk werden er buizen gelegd). De Lisbloemstraat groeide snel: In 1930 was ze een zandweg met alleen de noodwoningen. In 1938 werd er het eerste huis opgetrokken (nr. 82) en reeds in 1954 was er geen enkele vage grond meer. De apotheek werd in 1954 gebouwd en geopend. De Grensstraat was tot 1922 een modderige, onveilige straat, met geen andere huizen dan de "vier uitersten". Onveilig was ze. Immers op 20.8.1906 stuurden de hoveniers en landbouwers, wier gronden aan de grensgracht paalden, een brief aan het Gents stadsbestuur, waarin ze schreven : "wij, hoveniers... langs de gemelde straat, moeten wel oppassen, dat wij gewapend zijn om naar ons land te gaan werken, teneinde ons te verdedigen tegen de vagebonden ... " Nu is ze een mooie, brede straat geworden, met bevolkte aanpalende straten en blokken. Immers, in 1951 en 1952 werden de complexen opgetrokken aan het westeinde van de straat. Geen wonder dat de school, die in 1930 met min dan 30 leerlingen opende; er na pasen 1954 meer dan 450 telde. Nu, een woordje uitleg over de grens. Tot in 1937 vormde de gracht de grens tussen Gent enerzijds en de gemeenten Mariakerke en Wondelgem anderzijds. Sinds 1937 is dit echter veranderd. Nu paalt Mariakerke niet meer aan de Grensstraat Van het W. beginnend, vormt de afgedankte spoorbaan de grens tussen Gent en Mariakerke. Beide zijden der straat zijn dus Gents grondgebied. Aan de "vier uitersten" begint echter Wondeigems grondgebied. De huisjes zelf staan op Wondelgem. De greppel der straat vormt, naar het 0. toe, de grens. De rijweg is dus Gent. Naar het 0. toe blijft de noordzijde der straat Wondelgem, ook rechtover de school, ook de Korte Grensstraat, doch deze slechts gedeeltelijk. Ongeveer rechtover het huis nr. 236, Grensstraat, Gent, loopt de grens naar de zijgevel van de hofstede Buysse (het eerste gebouw links in de Kouterstraat, Wondelgem), de grensgracht is daar weer zichtbaar) tot aan de Lieve. Nu, in 1955, ligt de gracht droog. Drie aquaducts zijn nog zichtbaar, twee in de Grensstraat, en één onder de straatweg, op het einde van de Dracenastraat. De grens volgt dan de spoorweg naar het N. toe. Het oostelijk uiteinde der Grensstraat is dus ook volledig Gent over een lengte van ongeveer 60 m.

3. MAlSSTRAAT Op het groot plan van Horenbault (1619), zichtbaar in de vestibule van het Stedelijk Archief, Abrahamstraat, is, dicht bij de Lieve, de verdwenen burchtvan Lodewijk van Male afgebeeld, ten 0. van de "Kerkstrate" zoals de huidige Maïsstraat toen reeds werd genoemd. Zelfs de huidige Gentse Steenweg (Wondelgem), verlenging der Veronicastraat over de gracht, staat vermeld als : "Kerkstrate naar Westergem". De Kerkstraat liep naar het Z.W., tot aan de dichtste stadspoort, de Brugse Poort.

192


Bij het onderzoek van het plan Horenbault is men getroffen door het feit dat, in 3 eeuwen (tot 1900) onze wijk niet veel veranderde. Het aspect werd vóór 1900 slechts gewijzigd door het Verbindingskanaal (1863), het Guislaingesticht (1857) en het Gemeentekerkhof (1873). Waarom werd de Maïsstraat vroeger Kerkstraat genoemd? Sinds omstreeks 1185 stond daar de kerk van Wondelgem door een kerkhof omringd, ongeveer waar nu de watertoren en de huisjes voor oude lieden zich bevinden. Landbouwers dolven daar dikwijls mensenschedels en beenderen op. Ook de metselaars, die grondvesten of kelders groeven (o.a. van de woningen voor oude lieden). In 1580 werd de kerk van Wondelgem, in de Kerkstraat, door de Calvinisten van François de la Kethullede Ryhove geplunderd en verwoest (beeldenstorm). De ouders van Ryhove waren er begraven. In 1685 werd op de Dries de huidige kerk van Wondelgem gebouwd. De Nieuwe Kerkstraat werd tot rond 1909 (en nu nog door de oude inwoners) "Boerenkerkstraat" genoemd. Oorsprong van die naam : in die straat stonden, sinds eeuwen, een twaalftal hofsteden van kleine landbouwers, die de omliggende akkers bewerkten en hun koeien lieten grazen in de nabije "Wondelgemse Meersen". Het feit, datdaar de eerste kerk van Wondelgem werd gebouwd, duidt genoeg aan, datrond die tijddaar de meeste inwoners van Wondelgem verbleven (zie plan Horenbault en plan "Onze Wijk rond 1900"). Tot in 1793 strekte het grondgebied van Wondelgem zich uit tot aan de stadswallen van het Rabot, ten N. van de Blaisantvest Het kwartier der huidige Wondelgemstraat was niet bebouwd. Daar strekten zich de laag gelegen Wondelgemse Meersen uit. Het stratennet der Wondelgemstraat en aanpalende straten, werd in zijn geheel ontworpen in 1874. De meersen werden opgehoogd tot het huidige peil der straten. De Lieve werd vanafhet Rabot overwelfd en met een "siphon" (duiker) onder het Verbindingskanaal gevoerd (De duiker bestaat niet meer). Het Franse bewind breidde het grondgebied van Gent uit tot aan de Grensgracht (1793). Waar nu de nieuwe fabriek "Emile-Jean Braun" zich bevindt, lag de "Kasteelmeers". Op die plaats verhief zich, dicht bij de Lieve, de burchtvan Lodewijk van Male (gedurende de grote opstand der Gentenaars door Jan Yoens en zijn Witte Kaproenen verwoest in 1379). De grondvesten bestonden nog in 1909. Nu nog, in 1955, spreken de oude inwoners van de "kasteelmeers" en weten nauwkeurig de plaats aan te wijzen, waar de burcht zich verhief. - Huidige kerk der Maïsstraat: eerste steen in 1914. De bouw werd onderbroken van Augustus 1914 tot 1918. De eerste eredienst in 1926. - "Cotonnière Emile-Jean Braun" :wordt de "nieuwe fabriek" genoemd. Zij maakt deel uit van de "Union Cotonnière". Zij werd in bedrijf genomen in 1949. Zij beslaat een oppervlakte van 3.400 m2. De daken zijn vervaardigd in spanbeton. 193


Producten :katoenen garens, weefsels, Egypte peigné, zeildoek, canevas voor autobanden, draden voor netten. (In 1950 omvatte de "Union cotonnière" : 9 spinnerijen, 7 weverijen; 5.847 werklieden arbeidden in haar fabrieken; 190.000.000 Frank lonen werden uitbetaald; de winst bedroeg datjaar: 45.847.276 Frank.) -Watertoren: de aanbouw werd begonnen in 1954-48 m. hoog. inhoud : 1.000.000 liter water. werking : regelen van waterdruk over "Onze wijk", Wondelgem, Mariakerke; bedeling van water in Havengebied, de Nijverheidsinrichtingen van hetkanaal Gent-Zelzate; spijzen van watertoren en grondgebied der gemeente Zelzate.

4. SCHOOLGRENSSTRAAT 14.7.1930- De Gemeenteraad beslist in de Grensstraat een terrein aan te kopen om er een school te bouwen, midden in het veld, in een straat waar slechts enkele huizen staan. 14.7.1930 - In de geheime zitting wordt de Heer De Meyer Raymond, Directeur benoemd en enkele dagen nadien door Hoofdinspecteur, de Heer Georges Verbrugge, als Directeur aangeduid van de te bouwen school. Einde juli 1930- De eerste steen wordt gelegd. September 1930 - De eerste noodwoningen in de Lisbloemstraat worden betrokken. 8.9.1930 - De school opent met 2 klassen (1e en 2e studiejaar samen en 1 Fröbelklas). Ongeveer 30 leerlingen worden ingeschreven. 1934- De eerste twee klassen op de verdieping worden gebouwd (zuidzijde). 1936- Grondige veranderingen: keuken en bureau afgebroken; nieuwe zaal; 2 klassen vervangen de vroegere zaal; nog 2 klassen op de verdieping. 1937- De nieuwe bovenvermelde lokalen worden ingehuldigd. Februari 1938- De Directeur wordt "Directeur zonder klas". 1938- Grensstraat en Lisbloemstraat voor de eerste maal gekasseid. 1947- Stichting van de schoolclub "De 5 populieren". 1949- Nieuwe trap en 2 nieuwe klassen op de verdieping (noordzijde). 1950 - Speelplein Jan Y oens ingehuldigd. 1951- De scheidsmuur aan de westzijde der school wordt opgetrokken. Nieuwe ingang in de Lisbloemstraat. 1952- Het 4e studiejaar wordt ontdubbeld. 1953 - Het 3e studiejaar wordt ontdubbeld. 1954 - De Gemeenteraad beslist een nieuwe kindertuin te bouwen aan de oostzijde der speelplaats. 1954- De Heer De Meyer gaat met pensioen en wordt in september 1954 vervangen door de Heer Surmont Maurice. 194


October 1930 1933 1935 1936 1940 1945 1952 1953 1954

ENKELE CIJFERS Aantal klassen Schoolbevolking Lager Frรถbel Totaal Lager Frรถbel 30 1 1 17 13 2 178 3 76 102 4 2 237 80 157 295 6 102 3 193 3 102 371 8 269 416 10 115 3 301 119 455 10 3 336 121 463 11 3 342 11 3

Totaal 2 5 6 9 11 13 13 14 14

Oorzaken van de snelle opgang der school Grensstraat (niet in de orde der belangrijkheid) 1. Het groot aantal jaren dat het personeel er bleef. 2. Grote speelplaats, ruime en luchtige lokalen (8 m. x 7 m.). 3. Door het feit, dat ze gemengd is, kunnen al de kinderen van eenzelfde huisgezin ze bezoeken. 4. Bij de kinderen werd de liefde tot hun school systematisch aangekweekt, op het randje af chauvinisme. (zonder andere scholen ooit te discrediteren) Immers, de latere liefde voor het officieel onderwijs in het algemeen, begint met de liefde voor de school onzer kinderjaren in het bijzonder. 5. De gezonde verstandhouding met de ouders. 6. De verre afstand van de "middenstad-scholen" die, ondanks alles nog aantrekkingskracht uitoefenen. Bij alle gelegenheden werd de ouders op het hart gedrukt, dat de programma's dezelfde zijn. Directeur en personeel in 1954 - Aantal jaren dat ze aan de school gehecht waren (tot en met het schooljaar 1953-1954) M. De Meyer R. 24 jaar M. De Meyer Gilb. 6jaar M. Colpaert G. 23 jaar Mj. Buguin L. 5 jaar 18 jaar M. Omelis Mw Desmet-Parez 5 jaar Mw Torreele 18 jaar M. Soetaert 4jaar 16 jaar Mw Verhamme Mw Terrijn 3jaar 15 jaar M. Deckers Mw Baert-Ridet 2jaar M. Vander Maelen 12 jaar Mw Vereauter 1 jaar Mj. Platerre S. 14 jaar Mw Derck 1954

195


5. SCHOOL RYHOVELAAN- SCHOOL LAVENDELSTRAAT 20.7.1902- Het College van Burgemeester en Schepenen gelast het opmaken van plannen, bestekken en lastenkohiers voor het bouwen in de Begoniastraat, van een bewaarschool, een school voor meisjes en een school voor jongens. Men zal beginnen met een gebouw bevattende 3 klassen op het gelijkvloers en 4 op de verdieping. De titel van het project: "Ecoles à construire rue du Begonia". 25.7.1904- De Gemeenteraad beslist een perceel grond aan te kopen "gelegen in de achtergrond der Kerkstraat en langs de Begoniastraat". Die akkers werden tot dan toe bebouwd door de landbouwer Van Doorselaere, wiens hoeve zich bevond in de Nieuwe Kerkstraat (Maïsstraat). Die hoeve is nu vervormd tot de garage De Luycker, Ryhovelaan. 10.8.1904- Hetmaterieel voor 5 klassen zal voorzien worden "parce que cellesei suffiront probablement pour quelques années". 2.12.1904 - ... "l'acquisition, par la ville, pour cause d'utilité publique, d'un terrain situé entre la rue du Begonia et la rue du Houblon (toenmalige naam van de Ryhovelaan). 21.12.1904- Datum van de verkoopakte (3638,82 m2 aan 4 Fr. de m2). September 1906- De gemengde school Begoniastraat wordt geopend (ingang langs de huidige Ryhovelaan). De Directrice was Mejuffer Urnpens Jeanette. De voorzaal der school Ryhovelaan bestond nog niet De Ryhovelaan was niet gekasseid en modderig. De laan zelf heette Hoppestraat tot in 1908. 13.10.1906 - De gouverneur van Oost-Vlaanderen laat aan het stadsbestuur weten dat de school heeft gekost : voor de gronden : 14.555,28 Fr. 51.577,- Fr. voor de bouw: voor het mobilair: 8.749,- Fr. 74.881,28 Fr. De Staat zal 1/3 der onkosten dragen. 1911 -In 1911 was de school nog gemengd. In de Veronicastraat, rechts, ongeveer in het midden, stond een paviljoen afhangend van de school Ryhovelaan. Terwijl men de school Lavendelstraat bouwde, stonden er op de speelplaats 4 paviljoenen. 1912- De school wordt gesplitst in jongens- en meisjesschool. Ingang: Begoniastraat voor de jongens. Mijnheer Smeesters is de eerste directeur. Mijnheer Standaert Oscar fungeert in het 6e studiejaar. 1917- De Directrice Mejuffer Urnpens ging met pensioen. Zij werd door ouders, kinders en personeel aanbeden (de term is niet te sterk), en geëerbiedigd om haar vriendelijke, doch vastberaden omgang en haar grote bevoegdheid. Zij is de grondlegster geweest van de goede faam, die de school Ryhovelaan steeds genoten heeft. Een grootse en aandoenlijke hulde greep plaats. 1919- Een brandbrak uit op de bovenverdieping der school Lavendelstraat 196


Het vuur tastte ook de gebouwen der school Ryhovelaan aan. 1920- Gedurende de herstelling van beide scholen werden houten paviljoenen opgericht op het Van Beverenplein. Het plein werd door een houten afsluiting omringd. De kinderen ontvingen hun onderwijs in die paviljoenen. 1924- De Heer Smeesters, Directeur der school Lavendelstraat gaat met pensioen en wordt gevierd. Hij bracht de school tot grote bloei. 1931- De school Ryhovelaan viert haar 25 jarig bestaan. 1940-1945 -Gedurende de laatste oorlog werd de school Begoniastraat achtereenvolgens door Belgische, Duitse en Engelse soldaten bezet. De kinderen ontvingen onderwijs in de school der Groendreef met het gevolg dat de schoolbevolking gevoelig verminderde. Directeurs der school Lavendelstraat Smeesters Leon 1912-1924 Standaert Oscar 1924-1934 Riessauw Karel 1934-1944 HegmanErnest 1944-1953 De Meyer Romain 1953 Directrices der school Ryhovelaan Mej. Limpens Jeanette Mw. Van Vlaanderen Mej. Van de Voorde Mej. Houlengier Herniette Mw. Van de Voorde-Clerens B. Mw. De Groote-De Wispelaere R.

1906-1917 1917-1919 1919-1921 1921-1932 1932-1950 1950-1956

1952- De nieuwe kindertuin der Perredaan wordt ingehuldigd.

6. BEYRUTGRACHT (Rietgracht-Grietgracht) Wanneer de school Grensstraat in 1930 werd gebouwd, was de Grensstraat een echte modderstraat, met een gracht die aan de school de grens vormde tussen Gent en Wondelgem. Die gracht liep destijds van aan de Brugse Vaart tot in het Lieveken, in de meersen nu "Congomeersen" genoemd en op de plannen vermeld als "Wondelgemse Meersen". Op veel plannen wordt die gracht aangeduid als "Rietgracht". Ook op andere plaatsen rond Gent zijn er Rietgrachten of Grietgrachten. Hoe komt dat? Reeds in de 12e eeuw werden bewoners van zekere gebieden rond Gent gevonnist door de schepenen van Gent. Om die rechtsgebieden goed af te bakenen en betwistingen te vermijden, werden rond het Gentse Vrije grachten gegraven, Bevrijtgracht genoemd. Soms was het een smalle gracht, soms met 197


./)$LEIY, /Y(). :Z.ICJIT.BA.II-f

7/'t 19-9

-f.

I{ l.é T~/liiCII r.

'...-:., ~lfv{)r, ÇEJ>EELrE

rondegang, soms een bevaarbaar kanaal. Zij sloten op zekere punten aan met Leie en Schelde. Deze Rietgracht omsloot ook gronden, die nu geen deel meer uitmaken van Gent, o.a. een deel van Ledeberg, Gentbrugge, Zwijnaarde. De parochie Wondelgem (de kerk stond in de Kerkstraat, de huidige Maïsstraat, ongeveer waar de watertoren zich verheft) was door de Bevrijtgracht in 2 delen verdeeld, één binnen en één buiten het Vrije van Gent. Die gracht was de grensgracht der huidige Grensstraat Hij werd gegraven rond het jaar 1100. In 1539, tijdens de onlusten, bevalen de schepenen van Gent het zuiveren en uitdiepen van de Rietgrachten om de stad in staat van verdediging te brengen. Karel V, na de onderwerping der Gentenaars, deed een deel ervan dempen, maar dit gebeurde nooit volledig. Op het plan van Jacques Horenbault (1619) staat een straat aangeduid met de naam van "Strate naar de Cooleghemsche Veste" die de Kerkstraat (huidige Maïsstraat) met de gracht verbond. In 1793, onder Frans bewind, werd Wondelgem een zelfstandige gemeente. In 1829 trachtte Wondelgem het verloren grondgebied der Kerkstraat terug te bekomen (dus een gebied zich uitstrekkend tot aan de wallen van het Rabat), maar kreeg geen voldoening. In 1938 werd de Grensstraat voor de eerste maal gekasseid en werd de gracht overwelfd. Op dit ogenblik, in 1955, is deze nog zichtbaar ten N. van de Korte Grensstraat tot aan de Lieve in de meersen, genoemd "Congo-meersen". 198


7. SPEELPLEIN JAN YOENS- DRACENASTRAAT. Ingehuldigd in 1950 JAN YOENS, aanvoerder der Witte Kaproenen. De grote opstand der Gentenaren (1379-1385). Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, verkocht in 1379 aan de Bruggelingen hetrechteen kanaal te graven van de Leie (Deinze) naar Brugge. (De vaart Gent-Brugge werd slechts in 1613 gegraven.) De granen zouden uit Frankrijk rechtstreeks naar Brugge vervoerd worden en Gent liep gevaar het monopolie der verdeling te verliezen. Een groot deel van de vaart werd gegraven. Toen de Brugse aardewerkers Gent naderden, trok de deken der schippers, Jan Y oensmet 120 kaproenen de Brugse Poort uit. De Brugse aardewerkers werden gedood of verjaagd (5.9.79). Drie dagen later werd de sterke burcht van Lorlewijk van Male te Wondelgem (gebouwd in 1369) door Jan Y oens en zijn mannen in brand gestoken; want de Gentenaars vreesden dat de Graaf, het slot als operatie-basis zou gebruiken. Jan Y oens doortrok toen Vlaanderen met een sterk leger. Verscheidene steden, o.a. Ieper en Brugge, maakten gemene zaak met de Gentenaars. Jan Yoens stierf echter plotseling, vermoedelijk vergiftigd. De grote opstand der Gentenaren duurde van 1379 tot 1385. Frankrijk en Engeland waren in oorlog (100-jarige oorlog). Lorlewijk trachtte alle wegen naar Gent af te sluiten om de ravitaillering in levensmiddelen te beletten. Maar de opstandelingen konden toch de wegen naar Aalst en Zeeland open houden. Onder Gentse gewapende geleide werden levensmiddelen aangevoerd. Om de graaf te tarten namen de Gentenaars de vleugels hunner stadspoorten uit. In 1382 echter bedreigde een strenge blokkade de stad met hongersnood. In hun nood wendden de Gentenaars zich tot Filips van Artevelde, de zoon van de in 1345 vermoorde Ruwaart. Hij werd als eerste hoofdman aangesteld. Met een Gents leger van 5000 man trok hij naar Brugge, waar Lodewijk van Male zich bevond om de Heilige Bloedprocessie bij te wonen. De stad werd verrast, de Gentenaars trokken de poorten binnen. De Graafkon vermomd tot aan de wallen sluipen, de stadsgracht overzwemmen en ontsnappen. Hij ging hulp zoeken bij de koning van Frankrijk. De Gentenaars trokken het Franse leger tegemoet, maar werden te West-Rozebeke verslagen (1382). Filips van Artevelde sneuvelde. De stad bleef echterweerstand bieden onder leidingvan PieterVan den Bossche en Frans Ackerman. In 1384 stierf Lorlewijk van Male. Zijn schoonzoon, Filips de Stoute van BourgondiĂŤ, volgde hem op. De strijd duurde voort tot in 1385. De nieuwe graaf trachtte te onderhandelen met zijn opstandige onderdanen. De vrede van Doornik werd gesloten (18.12.85). De Gentenaars behielden al hun voorrechten. Zij moesten echter hun verbond met Engeland opgeven en de koning van Frankrijk als dusdanig erkennen. (Aan de voorgevel van het huis der Borluutstraat nr. 4, kan men, in kleine 199


nissen, de borstbeelden zien van Jan Yoens, Frans Ackerman en PieterVan den Bossche.)

8. DE LIEVE (Eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de Zee) (zie bijgevoegd plan van de loop van de Lieve) Niet ver van onze school (Grensstraat) vloeit het onbeduidend "Lieveken" een smalle gracbt. Men kan het volgen tussen de ingang van de "Nouvelle Orléans" en hetkolenmagazijn "Vooruit"; achter de fabriekBraun, in de Maïsstraat; rechts van de Maïsstraat, door de "Congo-meersen"; vóór de nieuwe brug van Meulestede, links van het kanaal, buigt het af naar links; men ontdekt het weer dicht bij Wondelgem Dries en het loopt verder in de Brugse V aart. Deze Lieve was 6 eeuwen geleden een zeer voornaam kanaal met een levendige scheepvaart. Zij verbond de Leie, vanaf de Graslei, met Danune aan het Zwin. Langs het Rabot liep ze dwars door de huidige wijk der Wondelgemstraat, toen de "Wondelgemse Meersen". Daar werd zij later overwelfd bij het aanleggen van het nieuwe Rabotkwartier in 1874. De Lieve was de eerste kunstmatige verbinding van Gent met de Zee Waarom verbond men Gent met Danune? Het schitterend handelscentrum langs het Zwin trok de aandacht der Gentse schepenen (Brugge, Danune, Monnikenreede, Aardenburg, Houcke, Mude). Veel uitheemse schepen legden er aan (13e en 14e eeuw). Duitse, Engelse, Spaanse, Franse en Italiaanse schepen brachten er de producten van vele landen. Daarbij was de productie van laken te Gent groter geworden dan het plaatselijk verbruik en nieuwe afzetgebieden moesten gevonden worden. In 1251 gaf Margareta van Constantinopel door een Charter aan Gent de toelating het kanaal te graven. In 1269 was het kanaal reeds gegraven. Het eindigde te Danune. Waarom het eerst naar het N.O. werd gegraven en dan ten N. van Wondelgem, naar het N.W. omboog? Het zocht de lage gronden. Men wilde zoveel mogelijk rabotten (afdammingen) vermijden, waar men hoogten moest overwinnen. De breedte aan de waterspiegel was ongeveer 9 m., aan de bodem 5 m. Het was dus een kanaal voor binnenscheepvaart. Het reeds bestaande "rabot" van de Lieve aan de Sanderswalle, werd in 1489 versterkt, als herinnering van de weerstand door de Gentenaars geboden aan de legers van Maximiliaan van Oostenrijk. Op de ganse loop der Lieve waren er 8 rabotten. De juridictie op het kanaal en op beide oevers, op een strook van 4 voet breed, behoorde aan de schepenen van Gent. De Gentenaars waren de eigenaars van het kanaal, van het water en van het gras der oevers. Langs die oevers kochten zij gronden, soms tot 200 m. diep. Te 200


~

..

!f{

e

8-f.SS~TEL.P'

"

.1!~/f".I.D"_..., ..._ ""'"' #-11~)11.

.._"

IC

......

"\.

;DE /...JEYE",.,Jrif6EtrJ /Ju {-.1.8t>liJ..) ~

/llt/Jt>T

""",.." t;l{e,rs PEil lf"IIITeLKIJEIY

Damme bezaten zij een drietal huizen. Zij dulden niet de minste bevaarbare aansluiting met hun kanaal. Het eigendomsrecht der Gentenaars op de Lieve duurde tot 1828. Zij verkochten dan de laatste hunner gronden. Zonder de toestemming der Gentenaars mocht nergens een nieuwe bmg over het kanaal gelegd worden. De Lieve zelf werd door de Gentenaars verpacht voor 3, 6 of 9 jaar. De huurder had de opbrengst der Rabotgelden en spuien van Gent tot Damme, het gebmik der gronden die niet verpacht waren; hij had recht op het gras en hetkreupelhout langs de oevers. De bedrijvigheid op het kanaal was het grootst in de 14e eeuw. Door Gent werd uitgevoerd: haring, boter, vreemde bieren (vooral Duitse). Er was veel veiVoer van: graan (Gentse graanstapel), wijn (stapel van Damme), turf, hout, stenen, huiden. Maar het Zwin verzandde. Ondanks de hardnekkige pogingen der Bruggelingen washetZwin in 1421 slechts eenkronkelendkanaal vol ondiepten. Vanaf de 15e eeuw was het nog slechts een kleine verkeersweg tussen Gent en het veiVallen Brugge, het steiVende Damme, Eeklo, Maldegem enz. Later (in 1613) maakte het graven van de Brugse vaart de Lieve overbodig. Dit kanaal eens genoemd "'t scoenste juweel dat de stad heeft" en eens geroepen om de welstand van onze voorouders te verhogen, dient op sommige plaatsen alleen nog om de wateren der fabrieken te verspelen. 201


Deze gegevens werden ontleend aan het zeermerkwaardig werk vanJ. Boes: De Lieve, eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de Zee. (Oospronkelijk, na het graven van de V erbindingsvaart, liep de Lieve met een duiker (siphon) onder dat kanaal. Sedert meer dan 25 jaar is die duiker niet meer zichtbaar.) Een deel van de Lieve werd eveneens benuttigd bij het graven van het kanaal van Schipdonk.

9. RYHOVE en de opstand van Gent tegen Spanje (1577-1584) Frans de la Kethulle, Heer van Ryhove en van Assche werd in 1531 te Wondelgem geboren ... (De heerlijkheid van Ryhove was gelegen dicht bij Ninove. Zij werd ook genoemd "'t Goed de Riedeve" of "te Rieve". Dit was de naam van een familie ridders, die het kasteel bewoonden in de 13e eeuw. Deze heerlijkheid strekte zich uit over het grondgebied van Ninove, Parnel en Okegem. Wanneer deze bezitting overging aan de familie de la Kethulleis niet bekend. Men weet alleen dat ze tot 1502 toebehoorde aan Maria de la Kethulle. In de 16e eeuw was Frans de la Kethulle de Ryhove een der leiders van Vlaanderen in de strijd tegen Spanje (1577-1584). In 1577 stond hij met Hembyse aan het hoofd van de anti-katholieke groep. Op28.10.1577komtRyhove(zoalszijntijdgenotenhemkortwegnoemden)van Antwerpen terug, waar hij een onderhoud had gehad met Willem van Oranje (de Zwijger). Hij hield dezelfde dag 5 grote heren aan, alsook de bisschoppen van Brugge en Ieperen. Hij sloot ze allen op in zijn steen in de Onderstraat en leverde zo de stad over aan de Zwijger. Hij verraste Oudenaarde, Kortrijk, Hulst, Brugge. Zijn broeder nam Ieperen in. Op 29.12.1577 kwam de Prins van Oranje naar Gent. Triomfbogen werden opgericht; hij werd geestdriftig en op een feestmaal ontvangen door de abt van St. Pieters. Dit alles gebeurde tijdens de landvoogdij van don Juan van Oostenrijk die sinds 3.11.1576 in BelgiÍ aangekomen was en slechts op 1.5.1577 zijn intrede deed te Brussel. Maar Gent was in oproer en hij kon de stad niet bereiken. Immers Hembyse en Ryhove hadden op de Vrijdagmarkt door het gewapende volk een "eed van haat aan de Spanjaarden" doen zweren. Het Calvinisme wordt weer gepredikt en heerst weldra. In Mei 1578 breekt een nieuwe beeldenstorm los, nog schrikkelijker dan die van 1566. St. Niklaaskerk diende als stal voor de cavalerie van Ryhove. Soldaten waren gelegerd in de St. Baafs- en de St. Pieterskerk De Katholieke eredienst werd verboden, ondanks de wijze raad van de Zwijger, die er steeds op aandrong de godsdienstvrede te bewaren. Deze kon bekomen dat de protestanten te Gent 6 kerken aan de katholieken afstonden om hun erediensten te houden. Don Juan stierf op 1.10.1578 en werd vervangen door Alexander Famèse. 202


In november 1578 verandert Ryhove plots van houding : hij wordt voorstander der verdraagzaamheid en de vijand van Hembyse. Deze vlucht naar Duitsland. 15.2.1580 Weer werd de Katholieke Godsdienst te Gent verboden. Kerken werden geplunderd, o.a. die van Wondelgem (in de Nieuwe Kerkstraat = Maïsstraat, Gent) waar de ouders van Ryhove begraven waren. Ryhove is nu volledig meester van Gent Hij verplicht de Raad van Vlaanderen Filips ll vervallen te verklaren van de troon. Maar Alexander Farnèse nadert. Hij neemt Oudenaarde in en komt met zijn troepen tot onder de muren van Gent. In October 1583 kwam Hembyse weer te Gent en oefent een echte dictatuur uit Hij wordt van verraad beschuldigd en op 4.8.1584 op het VeerlepleiD ter dood gebracht. (Willem van Oranje was vermoord op 10.7.1584.) 17.9.1584 Gent geeft zich over aan Alexander Farnèse na een verschrikkelijke hongersnood. De landvoogd toonde zich een behendig staatsman. Behalve dat hij 3 gijzelaars eiste en de stad een boete oplegde van 200.000 gouden kronen, verleende hij een volledige amnestie. Hij verleende aan de Protestanten 2 jaartijd om de stad te verlaten. Op 19.12.1584 hield de hervormde predikant Jan Spiegele zijn laatste sermoen in de St. Baafskerk. Hij verliet de stad met zijn geloofsgenoten, maar deze moesten eerst hun taksen betalen. Dat was het einde van de Protestantse Godsdienst te Gent Ryhove was uitgeweken naar Antwerpen. Tot het einde van zijn leven streed hij tegen Farnèse. Hij stierf te Utrecht op 15.6.1585, uitgeput en geruïneerd.

De gevolgen van de opstand te Gent (1577-1584) waren rampspoedig. 1. De onverdraagzaamheidder Calvinisten en hun weigering de godsdienstvrede te eerbiedigen, had tweedracht tot gevolg in de Nederlanden. Die tweedracht werd door Farnèse behendig te baat genomen. 2. Veel hervormden verlieten Gent, waaronder het beste deel der inwoners : nijveraars, handelaars, bekwame ambachtslieden en kunstenaars die naar Holland uitweken. 3. Gent zal, gedurende 2 eeuwen, een gedweeë stad zijn, zonder initiatief noch wilskracht

10. FRANCISCO FERRER (1859-1909) Francisco Ferrer werd geboren in de buurt van Barcelona. Hij genoot een goede opvoeding en werd ambtenaar bij de spoorwegen. Hij moest wegens zijn politieke opvattingen Spanje verlaten. Na een lang verblijf te Parijs kwam hij terug naar Barcelona, waar hij een moderne school stichtte (de "Escuela Moderna"). Hij werkte ijverig mee aan de volksvoorlichting. In 1906 werd hij beschuldigd de hand te hebben gehad in een aanslag op de koning Alfonso XIII. Hij werd vrijgesproken.

203


Hij vestigdezich te Parijs, later te Brussel. In 1909 washij terug in Spanje, tijdens de onlusten, die het gevolg waren van de Marokaanse politiek der regering. Hij werd beschuldigd betrokken te zijn geweest in een oproer te Barcelona. Hij werd aangehouden, ter dood veroordeeld en gefusilleerd (1909). In alle delen van de wereld steeg een geweldige verontwaardiging op. Veel steden vereerden zijn nagedachtenis en veel straten en pleinen dragen zijn naam. In 1912 besliste de Gemeenteraad van Gent de pas afgelijnde laan Ferrerlaan te heten.

11. Dokter JOZEF GUISLAIN (1797-1860) Dokter Jozef Guislain werd geboren te Gent in 1797. Op 31.7.1819 promoveerde hij aan de Gentse Hogeschool als dokter in de geneeskunde. Hij vestigde de aandacht op het droevige lot der waanzinnigen, die men geenszins trachtte te genezen, doch op barbaarse wijze opsloot in hokken met dwangjuk en ijzers om ze uit de samenleving te houden en ze zo onschadelijk te maken. In 1825 verscheen zijn bekroond werk "TraitĂŠ sur l'aliĂŠnation mentale" en drie jaar later werd hij hoofdgeneesheer der Gentse krankzinnigengestichten. Zijn boeken werden in verschillende talen overgezet en brachten een ware omwenteling te weeg in de behandeling van de waanzin. In 1835 deed professor Kluyskens hem benoemen tot leraar in de physiologie. In 1842 werd hij lid der Academie voor geneeskunde. In 1855 werd hij verheven tot officier in de Leopoldsorde. Verscheidene jaren maakte hij deel uit van de Gemeenteraad van Gent. Volgens zijn plannen werd een model-krankzinnigengesticht opgericht (van 1856 tot 1857). In 1857 werden er de eerste krankzinnigen verpleegd. Door ziekte moest hij in 1858 zijn lessen opgeven. Hij stierf op 63 jarige ouderdom (1.4.1860). In 1899 werd de straat aangelegd, die zijn naam draagt. In 1887 richtte men hem een standbeeld op (ontworpen door beeldhouwer Hambresin). De prachtige brug over de Brugse Vaart werd naar hem Professor-Guislainbrug genoemd. Zij werd gebouwd in 1952.

U. EDMOND VAN BEVEREN Ed.mond Van Beveren werd te Gent geboren op 23 augustus 1852. Hij was schilder van beroep. Gans zijn leven streed hij voor de verbetering van het lot van de werkman. 204


Om dit doel te bereiken ijverde hij voor : !.loonsverhoging der werklieden. 2. het oprichten van samenwerkende maatschappijen van verbruik. In 1880 werd de Coöperatieve bakkerij van "Vooruit" gesticht. In 1884, nadat Van Beveren een reis naar Nederland had ondernomen, werd de bakkerij omvormd tot een mechanische bakkerij, die in 1889 werd overgebracht naar de Nieuwe Vaart, waar zij nu nog werkt. In dit alles werkte hij steeds innig samen met Edward Anseele. Ed.mond Van Beveren stierf op 13.12.1897. Op zijn graf werd een mooi gedenkteken opgericht, alsook aan de ingangvan het grootpark.(kantOverpoort.)

13. WIEDAUWKAAI De fabriek "La Liève" is gebouwd op een vroegere wissenkwekerij (wiedauw = teenwilg- of wissenkwekerij). De fabriek is bij het volk gekend onder de naam van "De Wiedauwe". Zij komt steeds voor op het stadsplan van rond 1870. Haar naam "La Liève" werd haar gegeven, wegens de "Lieve" (het "Lieveken") die dicht bij de fabriek vloeit. 1955 Raymond DE MEYER

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE · FICHE NR. 75 Op 8 juni 1898 stelde Ernest Lacquet in de rubriek "Burgerlijke Gebouwen Museum van de ruïnes van de gewezen St-Baafsabdij - XVIe eeuw'', in hetFrans een fiche op over De Put van de St-Baafsabdij Men leest in de notulen van de zitting van de Stedelijke Commissie van Monumenten van 11 november 1860 : "M. Vander Meersch vraagt of de bekroning van de put die zich destijds bevond op de plaats vóór de StMachariuskerk (oude abdijrefter) bewaard werd. Op het bevestigend antwoord van de secretaris (M. Ferd. V ander Haeghen) stelt M. V ander Meersch voor de stenen terug te verzamelen en de bekroning te plaatsen op de put die zich bevindt op de binnenplaats van de ruïnes van de St205


Foto afkomstig van het Ministerie van Openbare Werken.

206


Baafsabdij. De brokstukken van het ogivaal gebouwtje dat afgebroken werd vóór 1860 werden neergelegd in een hoekje van de provisiekelder van de abdij. Ze waren vrijwel vergeten toen het Bestuurscomité van het Oudheidkundig Museum besloot de put te laten herbouwen boven de oude regenput gelegen in een van de omheiningen van de abdij, door A. Van Lokeren aangeduid als "tuin van de crypte, of martyrium van St-Gerardus". Dit werk werd ondernomen in 1897 en tot een goed einde gebracht in 1898, dank zij een zeer nauwkeurige tekening van wijlen Emile De Rudder. De werken werden uitgevoerd door Emile Massart onder de leiding van M. Hermann Van Duyse. Lang vóór de XVe eeuw was de bouw van putten het onderwerp van de speciale aandacht van architecten. Deze van de XVIe eeuw zijn bijzonder sierlijk; het volstaat de put in gesmeed ijzer bij de kathedraal van Antwerpen in herinnering te brengen. Deze die herbouwd werd in de St-Baafsabdij is gemetseld in Balegemse steen. Hij vormt een vierkant : op de hoeken verheffen zich vier rechte voeten met gebeeldhouwde basissen en moulures tussen dewelke zich de aanzet van de waterput bevindt, met een hoogte van 0,85 m. en een breedte van 0,82 m. Vier zichtbare ijzeren ankers verbinden de rechte voeten met het begin van de spitsbogen. Boven het metselwerk zijn twee eiken balken geplaatst in de vorm van een St-Andrieskruis; in het midden van het kruis is de katrol bevestigd. Op de armen van het kruis die 0,40 m. buiten de hoeken van het gebouwtje uitsteken, rusteen brede houten kroonlijst. Boven het geheel staateen houten dak bedekt met leien en eindigend op een piek in verguld koper. Cf. Register A van de notulen van de Stedelijke Commissie van Monumenten, in de Universiteitsbibliotheek van Gent, p. 201.- A. Van Lokeren, Histoire de l'abbaye de St-Bavon et de la crypte de St-Jean à Gand, p. 36.

207


LUST VAN STRATEN MET EEN PERSOONSNAAM STADGENT De lijst werd alfabetisch op de familienaam opgemaakt, dit in tegenstelling met de officiële algemene straatnamenlijst waar ook de voornamen in aanmerking genomen worden voor de alfabetische rangschikking. Het komt nogal dikwijls voor dat men de voornaam van het personage niet kent met het gevolg dat men een tijdje zoet is om de juiste en volledige naam op te zoeken in de gewone straatnamenlijst Bij iedere straatnaam met een persoonsnaam werd telkens de bijkomende gegevens vermeld die op het straatnaambord voorkomen (meestal de hoedanigheid van de persoon, geboorte- en overlijdensjaar). Een paar opmerkingen. De Louis Cloquetstraat bestaat wel als straatnaam maar de straat zelf werd nog niet aangelegd (en dat schijnt nog niet voor morgen te zijn!). Bijgevolg is de bijkomende vermelding van mijn hand. Daar waar in de regel het geboorte- en overlijdensjaar vermeld wordt, staat op het straatnaambord "Geeraard Van Den Daelestraat" - "1970-1976" wat slaat op dezes ambtstermijn als burgemeester. Frans Koning Koning Charles Edward Karel Graaf Koningin

ACKERMANSTRAAT ALBERTLAAN ALBERTFARK ANDRlESLAAN ANSEELEPLEIN ANTHEUNISSTRAAT ARNULFSTRAAT ASTRIOLAAN

Gents aanvoerder, ca. 1330-1387 1875-1934 1875-1934 Hoogleraar, schepen, 1821-1878 Socialistisch voorman, 1856-1938 Gemeenteraadslid, 1802-1882 Vlaams graaf, einde 9de eeuw-965 1905-1935

Leo Albert Adolf Jean-Pierre Frank

BAEKELANDSTRAAT BAERTSOENKAAI BAEYENSSTRAAT BAUDETLAAN BAURSTRAAT

Lieven

BAUWENSPLEIN

Karel François Sirnon Peter Filips Paul

BAUWENSSTRAAT BENARDSTRAAT BENNINGLAAN BENOIT BENTHUYSSTRAAT BERGMANSDREEF

Scheikundige, 1863-1944 Schilder, 1866-1922 Schilder, 1886-1969 Politiek gevangene, 1897-1944 Taalkundige-hoogleraar, 18871969 Industrieel, burgemeester, 17691822 Schepen, 1862-1939 Eigenaar, 1757-1798 Miniaturist-schilder, 1483-1561 Toondichter, 1834-1901 Landmeter-kartograaf, 18de eeuw Musicoloog-bibliothecaris, 18681935

208


Folk:e Hilarius Jean Alfons Edward Willem Edgard Edmond Jan Philip Edmond

Jan-Baptist Jan Henri Koning Jules Armand Henricus Alfons Victor Juliaan Emile

Jules Pieter Jan Chrisliaan Staf

Frederik Cyriel Alfons

VN-bemiddelaar, 1895-1948 Humanist, einde 15de eeuw-1533 Architect, 1821-1894 Gemeenteraadslid, 1854-1910 Toondichter, 1846-1909 Schepen, 1863-1925 Taalkundige-hoogleraar, 18941964 Burgemeester, 1842-1909 Toondichter, 1851-1912 BLO~AERTSTRAAT Vlaams voorman, 1808-1871 Stichter "Vrienden van het Oud BOONENSTRAAT Begijnhof' 1895-1977 BORLUUTPLEIN Gentse patriciërsfamilie BORLUUTSTRAAT Gentse patriciërsfamilie BOTERDAELESTRAAT Aannemer, 1823-1899 BOTERMANSTRAAT Gents aanvoerder, 15de eeuw BOUCKAERTSTRAAT Pastoor, 1834-1909 BOUDEWIJNSTRAAT BOULVINSTRAAT Hoogleraar, ingenieur, 1855-1920 BOURDONSTRAAT Kunstsmid, 1818-1903 BRACQSTRAAT Bisschop van Gent, 1801-1888 BRAECKMANLAAN Burgemeester, 1827-1919 BRAECKMANLAAN Burgemeeser, 1839-1908 BRAEKELEIRSTRAAT Stichter Heemkring Marka, 19011976 BRAUNPLEIN Burgemeester en volsvertegenwoordiger, 1849-1927 BRESSERSOprichters kunstatelier in 1864 BLANCHAERTLAAN BRETONDREEF Schilder, 1827-1905 BREUGHELLAAN Schilder, ca 1528-1569 BREYDELSTRAAT Brugs volksleider, ca 1264-ca 1330 BROSTEAUXSTRAAT Onderpastoor, 1938-1974 BRUGGENSTRAAT Toneelk:undige, 1893-1964 BRUNAUSTRAAT Aannemers, Napoleon, 18051873 Leon, 1829-1868 BURVENICHSTRAAT Tuinbouwkundige, 1837-1917 BUYSSESTRAAT Letterkundige, 1859-1932 BYNLAAN Gefusilleerde, 1866-1917

BERNADOTTESTRAAT BERTOLFSTRAAT BETHUNESTRAAT BIEBUYCKLAAN BLAESSTRAAT BLANCKESTRAAT BLANCQUAERTSTRAAT BLOCKSTRAAT BLOCKXSTRAAT

209


Gustaaf Theodoor Jozef Jozef

CALLIERLAAN CANNEELPAD CANTRES1RAAT CARDIJNLAAN

Gustaaf

CARELSHOF

Amand

Emiel

CASSIER DE TER BEKENLAAN CATRIESTRAAT CAUTERMANSTRAAT CELISSTRAAT CHRISTUSDREEF CHURCHILLDREEF CIETERSLAAN CLAESLAAN CLAEYS-BOUUAERTLAAN CLAEYSLAAN

Maurice

CLAEYSPLEIN

Prosper Emile Romaio Prinses Joost Louis

CLAEYSS1RAAT CLAUSLAAN CLAUSSTRAAT CLEMENTINALAAN CLEMMENSTRAAT CLOQUETS1RAAT

Oscar Pieter Hendrik Gillis Gillis Jef Gaston

COLBRANDTSTRAAT COLPAERTSTEEG CONSCIENCES1RAAT COPPINSTEEG COPPINSTRAAT CRICKSTRAAT CROMMENS1RAAT

Adolf Johan Alexis Jan-Baptist

DAENSS1RAAT DAISNES1RAAT DALLIERES1RAAT DAVlDSTRAAT

Antoon Cecile Gabriel Petrus Winston Pieter Emest Alphonse

210

Hoogleraar, schepen, 1819-1863 Schilder, 1817-1892 Beeldhouwer, 1890-1957 Kardinaal, sociaal-werker, 18821967 Industrieel-weldoener, 18421911 Senator, 1862-1938 Schilder, 1924-1977 Etser, 1882-1957 Volkskundige, 1880-1959 Schilder, ca 1420-1473 Brits staatsman, 1874-1965 Arts en burgemeester, 1876-1964 Letterkundige, 1885-1968 Eigenaar, 1885-1967 Senator, burgemeester, 18941984 Bezieler van de jeugdbeweging, 1884-1956 Publicist, 1834-1910 Schilder, 1849-1924 Arts, 1869-1948 1872-1955 Industrieel, 1712-1802 Bouwkundige-hoogleraar, 18491920 Schilder, 1879-1959 Meester-metser, 19de eeuw Letterkundige, 1812-1883 Bouwmeester, 16de eeuw Bouwmeester, 16de eeuw Letterkundige, 1890-1965 Burgemeester en senator, 18961970 Priester- politicus, 1839-1907 Letterkundige, 1912-1978 Hofbouwer Taalkundige - historicus - Vlaams voorman, 1801-1866


Georges Willem Fritz Karel Petrus Jules André Evarist Alphonse Karel Jules Gebroeders

DE BAETSPLAATS DE BEERSTEEG DE BEULESTRAAT DE BONDTLAAN DE BROESTRAAT DE BRUYCKERDREEF DE BRUYNESTRAAT DE BUCKSTRAAT DE CLERCQLAAN DE CLERCQSTRAAT DECOCKLAAN DE COCKSTRAAT

Verzetstrijder, 1919-1944 Eigenaar, t 1334 Chirurg- hoogleraar, 1880-1949 Schilder, 1888-1973 Burgemeester, 1902-1976 GrafiSch kunstenaar, 1870-1945 Politiek gevangene, 1914-1945 Schilder, 1892-1974

Verzetstrijder, 1906-1945 Tuinbouwkundige, 1846-1928 Schilders, Xavier, 1818-1896 Cesar, 1823-1904 DE COENESTRAAT Kapitein-commandant, verzetsFrans held, 1896-1944 DE CONINCKSTRAAT Toondichter, 1855-1923 Frans Letterkundige, 1827-1879 DE COSTERSTRAAT Charles Marie-Thérèse DE COURTEBOURNE- Gravin, stichtster bedevaartoord, LAAN 1810-1887 DE CRAEYERSTRAAT Schilder, 1584-1669 Gaspar Pedagoog, 1887-1943 Ebergiste DE DEYNESTRAAT Oeraard DE DUIVELHOF Ridder, zoon van burggraaf, ca 1270 Oeraard DE DUIVELSTRAAT Ridder, zoon van burggraaf, ca 1270 Jean Baptiste DE GHELLINCKLAAN Ridder, senator, 1867-1927 Henri DEGIEYLAAN Baron, burgemeester, 1765-1820 Filips DE GOEDEKAAI Hertog van Bourgondië, 13961467 DE GRAEVESTRAAT Jozef Senator, 1891-1934 DE GRUYTERSTRAAT Toneelkundige, 1885-1929 Oscar DE GUCHTENEEREBurgemeesters, Jan-Baptist, STRAAT 1779-1870 Karel, 1834-1898 DE HARDUWIJNLAAN Dichter, 1582-1636 Justus DE HEERESTRAAT Lucas Schilde~ 1534-1584 DE HEMPTINNELAAN Industrieel en eigenaar, 1896Raymond 1945 Theophiel DE JAEGERSTRAAT Gemeenteraadslid, 1859-1936 DE KEMMETERLAAN DE KERCHOVELAAN Charles Volksvertegenwoordiger en burgemeester, 1819-1882 211


Jacobus Pieter

Jacques Lieven Louis Charles Nicolaas Adolphe Leon Jean Laurent Jan Petrus Frans Sirnon

Gustaaf Filip Frans Lodewijk Oscar Renaat Paul Valerlus Henri Jules Cornelis Paul Albert Gebroeders Louis Napoleon Karel Jules

DE KEUKELAERESTRAAT DE KEYSERESTRAAT

Burgemeester Oostakker, 18591940 Drukker en humanist, 15de-16de eeuw Beeldhouwer, 1858-1917 DE LALAINGDREEF Tuinbouwkundige, 1826-1899 DELARUYESTRAAT Bisschop van Gent, 1796-1864 DELEBECQUELAAN Grondlegger doofstommenonderDE L'EPEEPLEIN wijs, 1712-1789 DE LIEMAECKERPLEIN Schilder, 1601-1646 DELLA PAILLELAAN Burgemeester, 1892-1975 Tuinbouwkundige, 1863-1946 DE LOOFSTRAAT DELCRILAAN Bedrijfsleider, 1874-1952 DELVAUXSTRAAT Beeldhouwer, 1695-1778 DELVINLAAN Schilder, 1853-1922 DE MEYERESTRAAT Historicus, 1895-1968 DE MILDREEF Ledebergs ambtenaar, 1786-1852 DE MIRABELLORuwaard van Vlaanderen, ca STRAAT 1280-1346 DE NAEYERDREEF DEN DUITSDREEF Schilder, 1850-1897 DE PILLECUNSTRAAT Letterkundige, 1891-1962 DE POTfERSTRAAT Historicus, 1834-1904 DE RAETSTRAAT Economist, Vlaams voorman, 1870-1914 Arts, 1863-1943 DE REUSESTRAAT DE RUDDERSTRAAT Oorlogsvrijwilliger, 1897-1917 DE RYCKSTRAAT Letterkundige, 1913-1956 DE SAEDELEERSTRAATSchilder, 1867-1941 DE SAGHERSTRAAT Historicus-hoogleraar, 1890-1940 DESAINT GENOISHistoricus, 1813-1867 STRAAT DE SCHEPPERESTRAAT Humanist, 1500-1555 DE SMET DE NAEYER- Graaf, staatsman, 1843-1913 PLEIN DE SMETSTRAAT Gefusilleerde, 1920-1943 DE SMETSTRAAT Eigenaars, 19de eeuw DESMETSTRAAT Tuinbouwkundige, 1813-1887 DESTANBERGSTRAAT Volksdichter en journalist, 18291875 DE STOUTESTRAAT Hertog van Bourgondië, 14331477 DESTREELAAN Jurist en politicus, 1863-1936 212


Gillis

DE SUTfERSTRAAT

Henri Bemard DE TRACYLAAN DE TURCQPLEIN Emmanuel DE VEUSTERSTRAAT Jozef Familie

DE VIGNEDREEF

Jullus Pol

DE VIGNEPLEIN DE VISCHSTRAAT

Isidoor Domien Maurice Bemard Lieven Maurice Jean-Baptist

DE VOSSTRAAT DE WAGHEMAKERESTRAAT DE WEERTSTRAAT DE WILDESTRAAT DE WINNESTRAAT DE WULFLAAN D'HAENEDREEF

Camille Jan

D'HAVESTRAAT OHONOTSTRAAT

Karel Lodewijk DIERICKXSTRAAT Remhert DODOENSDREEF Constant DOSSCHEWEG Charles Honoré Henri Maurice Jeroom Atbrecht

DOUDELETSTRAAT DRUBBELSTRAAT DUNANTLAAN DUPUISLAAN DUQUESNOYLAAN DURERLAAN

Thomas Jacques Dwight Koningin James Desiderius

EDISONSTRAAT EGGERMONTSTRAAT EISENHOUWERLAAN ELISABETHLAAN ENSORLAAN BRASMUSSTRAAT

Gustaaf

EYLENBOSCHPLEIN 213

Bouwmeester en landmeter, + 1410 Schilder- miniaturist, 1866-1951 Baron, 1846-1919 Pater Damiaan, missionaris, 1840-1889 Gentse kunstenaarsfamilie, 19de eeuw Jurist en politiçus, 1844-1908 Socialistisch voorman - politicus, 1878-1930 Toondichter, 1850-1876 Bouwmeester, 1460-1542 Advocaat, schepen, 1862-1930 Bouwmeester, 1691-1772 Schilder, 1821-1880 Arts, 1883-1955 Heer van Drongen, burgemeester, 1757-1826 Schilder, 1926-1980 Historicus- hoogleraar, 19151972 Jurist- historicus, 1756-1822 Botanicus, 1517-1585 Sociaal leider, stichter 1ste zwembad, 1807-1887 Grafisch kunstenaar, 1861-1938 Luitenant-Generaal, 1855-1924 Stichter Rode Kruis, 1828-1910 Schilder- conservator, 1882-1959 Beeldhouwer, 1602-1654 Duits schilder, 1471-1528 Natuurkundige, 1847-1931 Burgemeester, 1795-1867 President VSA, 1890-1969 1876-1965 Schilder, 1860-1949 Humanist en theoloog, ca 14671536 Sociaal strijder en senator, 18561939


Koningin Henri Eugene

FABIOLALAAN PARMANSTRAAT FELIXDREEF

Francisco Didier

FERRERLAAN FIEVESTRAAT FLOBERTUSSTRAAT

Jean Paul

POBELAAN FREDERICQSTRAAT

Hubert Victor Friedrich Jan

FRERE-ORBANLAAN FRISSTRAAT FROEBELSTRAAT

Mahatma Domien Joseph Matbias Frans

GANDHISTRAAT GEERSSTRAAT GERARDSTRAAT GESWEINSTRAAT GEVAERTSTRAAT

Guido Gaston Stefan Jozef

Zenobe Jan-Baptist Jozef

FURNIERESTRAAT

Luchtvaartpionier, 1874-1958 Promotor van de verbroedering Gent- St-RaphaĂŤl, 1892-1968 Pedagoog, 1859-1909 Industrieel en politicus, 18251908 Abt van de Sint-Pietersabdij, +661 Gefusilleerde, 1925-1944 Historicus en hoogleraar, 18501920 Staatsman, 1812-1896 Historicus- archivaris, 1877-1925 Pedagoog, 1782-1852 Gemeenteraadslid, 1836-1923

Indisch volksleider, 1869-1948 Burgemeester, 1787-1849 Ingenieur -landmeter, 1804-1892 Weldoener, 1809-1868 Componist en musicoloog, 18281908 GEZELLESTRAAT Dichter, 1830-1899 GHELDOLFLAAN Eigenaar, 1899-1966 GLORIEUXLAAN Stichter Broeders O.L.V. van Lourdes, 1802-1872 GOOSSENAERTSTRAAT Taalkundige, 1882-1963 GOUBAULAAN Politieke gevangenen, Charles, 1888-1945 Carlos, 1922-1945 GRAMMESTRAAT Natuurkundige, 1826-1901 GUINARDSTRAAT Weldoener, ca 1800-1869 Hoogleraar, pionier verzorging GUISLAINSTRAAT geesteszieken, 1797-1860 GUNDLICHSTRAAT Frankisch stichter van Wondelgem, 6de-7 de eeuw

Hendrik Frans Bernard

HAAGENSTRAAT HALSLAAN HAMELINCKSTRAAT

Louis

HANSSENSDREEF 214

Pastoor Heilig Hart, 1896-1964 Schilder, ca 1580-1666 Kasteelheer "de Campagne", 18de eeuw Toondichter, 1777-1852


Johannes August

HAR1MANNLAAN RAUSSTRAAT

Armand Edmond Pieter Jacob Marcel Comeel

HEINSSTRAAT HELDERWEIRDTSTRAAT HELLEBAUTSTRAAT HEREMANSSTRAAT HERPELINCKSTRAAT BEYMANSLAAN

Achilles Emanuel Jozef Victor Gezusters Petrus

HEYNDRICKXLAAN HIELSTRAAT HORENBAN1WEG HORTASTRAAT HOSTESTEEG HOSTESTRAAT

Pieter

HUYSSENSPLEIN

Domien

INGELSSTRAAT IS ABELLAKAAI

Boer Jaak: Jean Gravin

JANSSENSSTRAAT JANSSENSSTRAAT JAURESLAAN JOHANNASTRAAT

Aloïs Jacob

JOOSSTRAAT JORDAENSSTRAAT JOZEF 11 STRAAT

Keizer

KARELSTRAAT

Bloemist, 1870-1948 Luitenant-Kolonel, verzetsheld, 1892-1948 Schilder en graficus, 1856-1938 1877-1939 Notaris, 1803-1876 Letteikundige, 1825-1884 Pastoor, 1875-1963 Arts, hoogleraar en Nobelprijs~aar. 1892-1968 Burgemeester, 1888-1953 Letterkundige, 1843-1899 Schilder, 1863-1956 Architect, 1861-1947 Onderpastoor, stichter CHIRO Oostakker, 1917-1975 Bouwmeester, 1577-1637 Beeldhouwer, 1881-1946 Hertogin van Bourgondië, 1397-1430

Oudstrijder 1830, 1813-1908 Frans staatsman, 1859-1914 Gravin van Vlaanderen, 12001244 Pastoor, 1803-1891 Schilder, 1593-1678 Oostenrijks keizer, 1741-1790

KeizervanhetRoomserijk, 15001558 August KEKULESTRAAT Hoogleraar en scheikundige, 1829-1896 Rombant KELDERMANSSTRAAT Bouwmeester, ca 1460-1551 John KENNEDYLAAN President VSA, 1917-1963 Adolf KERVYNSTRAAT Burgemeester, 1813-1883 Daniel KINETSTRAAT Vliegenier, 1884-1910 Martin Luther KINGSTRAAT Amerikaans negerleider, 19291968 Jozef KLUYSKENSSTRAAT Chirurg - hoogleraar, 1771-1843 215


Pieter Joos

LACHAERTSTRAAT LAMBRECHTSTRAAT

Hippoliet Jan

LAMMENSSTRAAT LAMPENSSTRAAT

LANGIESTRAAT Geo LATOURSTRAAT Arthur LAURENTPLEIN Franรงois Karel Lodewijk LEDEGANCKSTRAAT Gustaaf Keizer Koning Hippoliet

LEFEVERE DE TEN HOVELAAN LBOPOLOSTRAAT LEOPOLD 11 LAAN LIPPENSPLEIN

Ferdinand Frans Gezusters

LIPPENSSTRAAT LIPSIUSSTRAAT LOMBAERTDREEF LONQUESTRAAT LOOTENSSTRAAT LORBINSTRAAT LOSSYSTRAAT LOTHARIUSSTRAAT LOUSBERGSKAAI LOUWERSSTRAAT LOVELINOSTRAAT

Theofiel

L YBAERTSTRAAT

Jules Georges Maurice Emiel

MAC LEGOSTRAAT MAENHOUTDREEF MAETERLINCKSTRAAT MAEYENSSTRAAT

Gustaaf

MAGNELSTRAAT

Hubert Daniel

MALFAITLAAN MARESKASTRAAT

Hyacint Justus Jan-Baptist Armand Adolf Victor Emiel

216

Burgemeester, 19de eeuw Gents drukker, einde 15de eeuw1556 Gemeenteraadslid, 1803-1858 Schepen en volk:svertegenwoordiger, 1850-1922 Etser, 1906-1982 Burgemeester, 1844-1919 Jurist en hoogleraar, 1810-1887 Letterkundige, Vlaams voorman, 1805-1847 Ridder, gemeenteraadslid, 18721952 Oostenrijks keizer, 1747-1792 1865-1909 Burgemeester- senator, 18471906 Pastoor Oude Bareel, 1877-1967 Humanist, 1547-1606 Musicus, 1908-1979 Koloniaal werker, 1878-1905 Schilder, 1894-1954 Tuinbouwkundige, 1887-1935 Rooms-Frankisch keizer, 795-855 Industrieel, 1799-1859 Burgemeester, 1921-1981 Letterkundigen, Rosalie, 1834-1875 Virginie, 1838-1923 Schilder, 1848-1927 Bioloog- hoogleraar, 1857-1919 Hofbouwer, 1868-1925 Letterkundige, Nobelprijswinnaar, 1862-1949 Arts, provincieraadslid, 18731927 Ingenieur- hoogleraar, 18891955 Schilder, 1898-1971 Arts- socioloog- hoogleraar, 1803-1858


Koningin

Frans Willy Jonkvrouw Petrus Hans Jozef Oeraard Désiré

MARIA-HENDRIKAPLEIN MARIA-THERESIASTRAAT MASEREELSTRAAT MASTSTRAAT MATTESTRAAT MEIRESTRAAT MEMLINOSTRAAT MENGALDREEF MERCATORSTRAAT MERCIERLAAN

Quinten Louis

METDEPENNINGENSTRAAT METSUSSTRAAT MINARDDREEF

Georges Alfons Karel Constant Bemard Augustijn Henri Emile Lucas

MINNEPLEIN MINOODTLAAN MIRYSTRAAT MONTALDPLEIN MONTGOMERYDREEF MOREELSTRAAT MORTIERSTRAAT MOYSONLAAN MUNICHSTRAAT

AchlUes

MUSSCHESTRAAT

Hippolyte

NODENAYSTEEG

1836-1902 Keizerin van Oostenrijk, 17171780 Grafisch kunstenaar, 1889-1972 Arts, 1909-1966 Pastoor, 1836-1900 Schilder, ca 1430-1494 Toondichter, 1784-1851 Cartograaf, 1512-1594 Kardinaal- aartsbisschop, 18511926 Jurist en politicus, 1799-1881 Schilder, 1466-1530 Architect en kunstverzamelaar, 1801-1875 Beeldhouwer, 1866-1941 Burgemeester, 1851-1924 Toondichter, 1823-1889 Schilder, 1862-1944 Pastoor, 1818-1899 Schepen, 1846-1922 Socialistisch voorman, 1838-1868 Laatste abt van Sint-Baafs, 14911562 Letterkundige, 1896-1974 Gentse patriciërsfarnilie, 14de eeuw

Jacob

ONDERMAERCKPLEIN Bouwmeester, eind 16de eeuw 17deeeuw

Jozef Jan Adolf Louis Eduard Adolphe Hippoliet

P AELINCKSTRAAT PALFUNSTRAAT PAPBLEUPARK PASTBURLAAN PECHERSTRAAT PEGOUDLAAN PERSOONSSTRAAT 217

Schilder, 1781-1839 Verloskundige, 1650-1730 Tuinbouwkundige, 1811-1859 Bacterioloog, 1822-1895 Minister van koloniën, 1885-1926 Frans stuntvlieger, 1889-1915 Burgemeester, 1885-1973


Germanist- hoogleraar, 18781933 Jezu誰t, 1803-1876 Politieke gevangene, 1922-1945 Historicus- hoogleraar, 18621935 Natuurkundige - hoogleraar, 1801-1883 Beeldhouwer,+ 1617 Beeldhouwer, 1885-1975 Tuinbouwkundige, 1835-1900

Jules

PERSYNSTRAAT

Adolf Adriaan Henri

PETITSTRAAT PIETERSSTRAAT PIRENNELAAN

Jozef

PLATEAUSTRAAT

Lieven Emiel Edward

PLUMIONPLEIN POETOUSTRAAT PYNAERTKAAI

Lambert

QUETELETSTRAAT

Wiskundige en staticus, 17961874

Jean

RAYSTRAAT

Frans

RENSSTRAAT

Robert Albrecht

RINSKOPPLAAN RODENBACHSTRAAT

Louis Edmond Jan Franklin Norhert Pieter Paul

ROELANDPLEIN RONSESTRAAT ROOMSSTRAAT ROOSEVELTLAAN ROSSEAUDREEF RUBENSLAAN

John Flanders, ps. Raymond De Kremer, auteur, 1887-1964 Letterkundige, Vlaams voorman; 1805-1874 Burgemeester, 1884-1934 Vlaams strijder en dichter, 18561880 Architect, 1786-1864 Minister, 1889-1950 Architect, 1864-1947 President VSA, 1882-1945 Komponist, 1907-1975 Schilder, 1577-1640

Maurits

SABBESTRAAT

Adolf Antoon Leon Joachim Johannes Johannes Louis

Letterkundige- hoogleraar, 18731938 SAEGHERMANSTRAAT Lieven en Gillis, eigenaars, 15de eeuw SAMUELSTRAAT Toondichter, 1824-1898 SANDERUSSTRAAT Historicus, 1586-1664 SARTEELPLEIN Beeldhouwer, 1882-1942 SCHAYCKSTRAAT Abt van Sint-Pieters, 2de helft 16de eeuw- 1631 SCHINCKDREEF PastoorvanLuchteren, 1872-1967 SCHRANTSTRAAT Hoogleraar - taalkundige, 17831866 SCHUERMANSTRAAT Onderpastoor Heilig Hart, 18891945 218


Filantroop, 1875-1965 Kunstverzamelaar, 1851-1913 Bisschop van Gent, 1855-1927 Volksvertegenwoordiger en schepen, 1850-1941 Idem Vlaams strijder, 1809-1872 Gents vaandrig,+ 1452 Letterkundige, 1825-1904 Ridder, burgemeester, 1840-1919 Senator, 1824-1885 Schilder, 1872-1947 Tuinbouwkundige, 1839-1930 Tuinbouwkundige, 1872-1939 Ontdekkingsreiziger, 1841-1904 Bouwmeester, 14de-15de eeuw Gents schepen, politiek gevangene, 1897-1944 Letterkundige, 1871-1969 Schilder, 1880-1971

Albert Fernand Emilius Schepen

SCHWEITZERSTRAAT SCRIBEDREEF SEGHERSPLEIN SIFFERDOK

Alphonse Ferdinand Cornelis August (Emiel) Ernest Octaaf Bernard Frans Henry Jan Henri

SIFFERLAAN SNELLAERTPLEIN SNEYSONESTRAAT SNIEDERSSTRAAT SOENENSPARK SOLVYNSDREEF SOUDANSTRAAT SPAELAAN SPAESTRAAT STANLEYLAAN STASSINSPLEIN STORYSTRAAT

Stijn Maurice

STREUVELSLAAN SYSSTRAAT

Herman Willem

TEIRLINCKSTRAAT TELLSTRAAT

David Leo Edgard Jef David Frans

TENIERSLAAN TERTZWEILLAAN TINELSTRAAT TINELSTRAAT 'T KINDTPLEIN TOCHPARK

Désiré Petrus Antonius

TOEFFAERTSTRAAT TRIESTHOF TRIESTLAAN

Tijl Frans

UILENSPIEGELSTRAAT ... UYTTENHOVESTRAAT Komponist, 1874-1923

Jan Gustaaf Sopbie Engelbert

VAN AELBROECKLAANAgronoom, 1755-1846 VANAISEDREEF Schilder, 1854-1902 VANAKENSTRAAT Weldoenster, 1795-1871 VAN ARENBERGHertog, stichter van het Groot STRAAT BegijnhoL 1824-1875 219

Letterkundige, 1899-1967 Legendarische Zwitserse vrijheirlsheld Schilder, 1582-1649 Gemeenteraadslid, 1850-1920 Toondichter, 1854-1912 Toondichter, 1885-1972 Bouwmeester, 1699-1770 Burgemeester, senator, 18811962 Schepen, 1845-1921 Kanunnik, 1760-1836 Bisschop van Gent, 1576-1657


Filips Jacob Sirnon Ed.mond Jules August Maria Hendrik Jacob Seraften Fillips Henri Jozef Henri Octaaf Kristoffel Alfons Geeraard

Gustaaf René Pieter Hugo Christiaan Odilon

VAN ARTEVELDEHoofdman van Gent, 1340-1382 STRAAT VAN ARTEVELDEGents leider, ca 1290-1345 STRAAT VAN ASSCHEPLEIN Bouwmeester, 15de eeuw VAN BEVERENPLEIN Politicus, 1852-1897 VAN BIESBROECKBeeldhouwer, 1873-1965 STRAAT VAN BOCKXSTAELEArts, 1852-1934 STRAAT Hertogin van Bourgondië, 1457VAN BOURGONDIE1482 STRAAT Staatsman, 1531-1568 VAN BREDERODESTRAAT Weldoener, 1764-1847 VAN CAENEGHEMSTRAAT VAN CAUWENBERGHE- Burgemeester, 1875-1949 LAAN Veldheer, 1456-1528 VAN CLEEFLAAN VAN CLEEMPUTTEPLEIN Burgemeester, 1848-1922 Burgemeester, 1770-1842 VAN CROMBRUGGHESTRAAT VAN DABLESTRAAT Revueschrijver - toneelspeler, 1877-1957 VAN DAMMESTRAAT Gemeenteraadslid, 1879-1953 VAN DEN BERGHEBouwmeester, 16de eeuw STRAAT Pedagoog, 1890-1963 VAN DEN BROECKSTRAAT VAN DEN DAELEBurgemeester, 1970-1976 STRAAT VAN DEN HECKESTRAAT VANDENMEERS CRBBeeldhouwer, 1891-1970 STRAAT VAN DE PUTTESTRAAT Burgemeester, 1879-1946 Eigenaar, 19de eeuw VANDERDONCKTDOORGANG VAN DER GOESSchilder, ca 1440-1482 STRAAT VANDERHEYDENLAAN Jeugdleider, 1937-1958 V ANDERLINO ENArts- hoogleraar, 1861-1949 STRAAT 220


Jef Philippus Alfred Rogier

Cyrille Philippe Gebroeders

Alo誰s Karel Prudens Antoon Lamoraal Gebroeders

Raas August Jan Willem Jan Emest Gustaaf Jan Tineke Rustoord A. Edmond Louis Karel

V ANDERMEULENSTRAAT VAN DER NOOTSTRAAT V ANDERSTEGENLAAN VAN DER WEYDENLAAN VAN DE VEEGAETESTRAAT VAN DE VELDEHOF VAN DE VELDESTRAAT

VAN DE VYVERESTRAAT VAN DE WOESTIJNESTRAAT VAN DUYSEPLEIN

Toondichter, 1869-1931 Bisschop van Gent, 1694-1730 Burgemeester, 1869-1959 Schilder, ca 1400-1464 Verkavelaar, 1869-1960 Eigenaar, 1831-1906 Koloniale pioniers, Jozef, 1855-1882 Lieven, 1850-1888 Minister, 1871-1961

Letterkundige en hoogleraar, 1879-1929 Letterkundige- archivaris, 18041858 VAN DYCKSTRAAT Schilder, 1599-1641 VAN EGMONDSTRAAT Staatsmanen veldheer, 1522-1568 Schilders, Hubert, ca 1366-1426 VAN EYCKSTRAAT Jan, einde 14de eeuw1441 VAN GAVERESTRAAT Leenhouder van Ekkergem, + 1307 VAN GEERTSTRAAT Bloemist, 1846-1913 VAN GpNTSTRAAT Engelse prins, 1339-1399 VAN GULLIKLAAN Vlaams aanvoerder in de Guldensporenslag VAN HAELSTSTRAAT Bouwmeester, 14de eeuw V ANHAEVERMAETEToneelacteur, 1861-1920 STRAAT VAN HECKELAAN Burgemeester, 1891-1966 VAN HEMBYSEBOLGents Calvinistisch leider, 1513WERK 1584 VAN HEULESTRAAT VAN HOOREBEKE VAN HOOREBEKEBurgemeester, 1833-1873 STRAAT VAN HOUTTESTRAAT Plant- en tuinbouwkundige, 18101876 VAN HULTHEMSTRAAT Bibliofiel, 1764-1832 221


François Zeger Arthur Prosper Charles Maurits August Jacob Filips Frederik Désiré Willem Isabella

Adolf Hippoliet Karel Pieter Karel Frans Jan Jan Emiel Paul Marcus Graaf Pieter Hans

VAN IMPELAAN Burgemeester, 1848-1897 VAN KORTRIJKSTRAAT Heer van Drongen, + 1338 VAN LAETHEMSTRAAT Bloemist, gemeenteraadslid, 1867-1947 VAN LANGENDONCK- Letterkundige, 1862-1920 STRAAT VAN LERBERGHEPLEIN Letterkundige, 1861-1907 VAN LIERnESTRAAT Sociaal werker, raadslid, 18961981 VANLOKERENSTRAAT Archeoloog en historicus, 17991872 Didactisch dichter, 13de eeuw VAN MAERLANTSTRAAT VAN MARNJXSTRAAT Heer van Sint-Aldegonde, staatsman, 1540-1598 VANMELLESTRAAT Mimekunstenaar, 1936-1985 VAN MONCKHOVENScheikundige, 1834-1882 STRAAT Prins van Oranje, staatsman, VAN NASSAUSTRAAT 1533-1584 VAN OOSTENRIJKZuster van Karel V - overleden te STRAAT Zwijnaarde, 1501-1526 VANOOSTSTRAAT VAN OOTEGEMSTRAAT Burgemeester, 1835-1908 VAN PEENESTRAAT Letterkundige, 1811-1864 VANRENTERHEMHofbouwer, 1881-1918 STRAAT VAN REYSSCHOOTLAANSchilder, 1738-1795 VAN RIJSSELBERGHE- Architect, 1850-1920 DREEF VAN RYHOVELAAN Calvinistisch voorman, ca 15311585 VAN RYSWYCKLAAN Letterkundige, 1818-1869 VAN STOPENBERGHE- Eigenaar, 14de eeuw STRAAT VANSWEDENLAAN Burgemeester, 1876-1949 VAN TIEGHEMLAAN Kasteelheer, 1845-1921 VAN VAERNEWIJCKGents kroniekschrijver, 1518STRAAT 1569 VAN VLAANDERENPLEIN VAN VYNCKTSTRAAT Burgemeester, 1836-1918 VANWERVEKESTRAAT Historicus-hoogleraar, 1885-1974 222


Hector Geo Jozef Jos Maurice Arthur Emiel Raf August Hugo Ambroise Jan Jozef Prosper Reini Jullus

VAN WITIENBERHGE- Weldoener, 1796-1862 STRAAT VERBANCKLAAN Beeldhouwer, 1881-1961 VERCOUll...LIESTRAAT Taalkundige en hoogleraar, 18571937 VERDEGEMSTRAAT Schilder-etser, 1897-1957 Burgemeester-bloemist, 1873VERDONCKLAAN 1943 VERHAEGENSTRAAT Baron, sociaal strijderen politicus, 1847-1917 VERBAERENLAAN Letterkundige, 1885-1916 Burgemeester, 1925-1972 VERHAESTSTRAAT VERMEYLENSTRAAT Hoogleraar-rector, letterkundige, 1872-1945 VERRIESTSTRAAT Letterkundige, 1840-1876 VERSCHAFFELTDREEF Tuinbouwkundige, 1825-1886 Weldoener, 1784-1837 VERSPEYENSTRAAT VERVAENESTRAAT Tuinbouwkundige, 1835-1914 VINCENTSTRAAT Burgemeester, 1810-1868 VLERICKSTRAAT Burgemeester, 1909-1976 VUYLSTEKESTRAAT Geschiedkundige en politicus, 1836-1903

Hendrik Adriaan Reginald Jozef

WAELPUTSTRAAT W ALCKIERSDREEF W ARNEFORDSTRAAT WAUTERSSTRAAT WAZENAARSTRAAT

Willem Georges Gerard Jan Frans Woodrow

WENEMAERSTRAAT WIBIERDREEF Wll...LEMOTLAAN Wll...LEMSSTRAAT Wll...SONPLEIN WOLTERSLAAN

Jan

YOENSSTRAAT

Gents bewindsman, + 1379

Nicolaas Eugeen Jan

ZANNEKINSTRAAT ZETTERNAMSTRAAT ZONDER VREESSTRAAT

Vlaams volksleider, + 1328 Letterkundige, 1826-1855 Hertog van Bourgondië, 13711419

223

Toondichter, 1845-1885 Heer van Drongen, 18de eeuw Engels oorlogspiloot, 1891-1915 Minister, 1870-1929 Amand de Vos, letterkundige, 1840-1906 Gents ridder,+ 1325 Bloemist, 1880-1948 Politiek gevangene, 1901-1945 Vlaamsvoorman,1793-1846 President VSA, 1856-1924 Mathias, ingenieur, 1793-1859 Gustaaf, hoogleraar, 1831-1914


UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) DELlEVE Deze kunstmatige waterloop werd gegraven tussen 1262 en 1269 om Gent met Damme te verbinden, een afstand vanÂą 45 km. Te Gent vertrok de Lieve in de vestinggrachten van het Gravenkasteel en volgde dan enkele honderden meter de binnenste oude Leie. Van hieruit werd de huidige St-Antoniuskaai volgend, een doorsteek gegraven naar de buitenste oude Leie. De Lieve was zeker geen zeekanaaL Omstreeks 1439 waren de schepen die er op voeren max. 4,5 m lang en 2 m breed. Men veronderstelt de breedte op de waterlijn op max. 5 m. Het peil van de Lieve werd geregeld door verschillende sluizen, rabatten genoemd. Het enigerabot dat heden nog bestaat is dit te Gent aan Bachten W alle. Deze keersluis had als taak het waterpeil van de Lieve ten opzichte van de Leie en de Schelde te regelen. Op deze plaats hadden de Gentenaars in 1488 heftige weerstand geboden aan het leger van keizer Frederik m en Maximiliaan van Oostenrijk, en na 40 dagen gedwongen de belegering van de stad op te geven. Als aandenken aan dit verzet, versterkten zij het rabot en bouwden er twee vestingtorens. Deze versterking werd in de stadsomwalling opgenomen. In 1860 werd tussen beide torens een bakstenen gebouwtje afgebroken (om de brug te kunnen verbreden). Toen enkele jaren later het rabatstation werd gebouwd werden de beide versterkingstarens gedeeltelijk ingegraven door de ophoging der straat. Toen in 1624 de Brugse vaart was voltooid was de teleurgang van de Lieve ingezet. De Lieve werd langzaam maar zeker een eenzame waterweg die zo verzandde dat hij nog nauwelijks te bevaren was op het einde van de 18de eeuw. Een grootdeel van de Lieve werd opgeslorptrond 1846-1851 toen het kanaal van Schipdonk werd gegraven. Intussen had men binnen de stad Gent zelf reeds in 1836 de dempingswerken voltooid van een gedeelte van de in 1611 gegraven Lievekom (te zien op het plan Goethals 1796) waarvan de oorspronkelijke omvang nu nog merkbaar blijft in de structuur van de kasseibedekking op de Lievekaai. In Gent herinneren alleen deze kaai, de St-Antoniuskaai en het Rabot nog aan deze eerste kunstmatige verbinding met de zee (1).

(1) Uit "Gent op de wateren naar de zee".

224


HOOFDBRUG Deze brug, een der oudste van Gent, werd destijds de Hoofdbrug genoemd wat volgens Dr. M. Gysseling zoveel betekent als "belangrijkste brug", nl. deze naar de Oudburg. De naam Onthoofdingsbrug zou ontstaan zijn uit het volgend feit : volgens het groot charter door Gwijde van Dampierre in 1297 aan de Gentenaars verleend moesten Gentse burgers die schuldig werden bevonden aan doodslag of verkrachting onthoofd worden op de Hoofdbrug. Voor de strafuitvoering werd er in het midden van de brug een schavot met kapblok opgetimmerd terwijl men de twee uiteinden van de brug afsloot met dwarsliggende staken om het volk op afstand te houden. De laatste onthoofdingen hadden plaats in 1561 en 1585. De Hoofdbrug, voor het eerst vermeld in een oorkonde van 1274 was waarschijnlijk een houten ophaalbrug verdedigd door een versterkte ingangspoort, die in 1371 werdafgebroken en vervangen dooreen stenen. Op deze brug werden op de borstwering links en rechtskoperen beelden geplaatst: aan de kant van het Gravensteen stond een Q.L.Vrouw met het kind in een ijzeren huisje. Dit beeld werd door de beeldenstormers tweemaal vernield, nl. in 1566 en in 1578. In october 1602 plaatste men er een nieuw. Aan de kant van de Vismarkt stond een beeldengroep. Hij stelde een beul voor met het zwaard geheven om een geknielde te onthoofden. De voorstelling was bedoeld als een symbool van de hoge rechtsmacht van de Gentse schepenbank die op deze plaats zijn vonnissen ten uitvoer liet brengen. Deze beeldengroep zou opgericht zijn in 1371 door de toenmalige schepenen dit volgens een reconstructie van een tekst op de gordelriem van de beul. De volksverbeelding echter weefde ook hier een legende over die als volgt luidde : Twee voorname Gentse edellieden, vader en zoon, waren in 1371 om hun weerspannigheid tegen de Graaf Lorlewijk van Male ter dood veroordeeld. Degenedie bereid was de andere methet zwaard te onthoofden zou voor zichzelf genade bekomen. Na lang aandringen kon de vader de zoon ertoe bewegen het beulsambt te aanvaarden. Als de zoon echter met het zwaard wil toeslaan springt het lemmer uit het hecht en boort zich met de punt vast in het brugdek. Dit wordt als een mirakuleuze tussenkomst beschouwd en de Graaf zelf beveelt de onmiddellijke vrijlating van beiden. Na meer dan vierhonderd jaar werden, tijdens de Franse overheersing, in 1799, de beide beelden weggnomen, om nooit meer terug te komen. In 1815 werd de stenen brug, die toen vertaald werd als "pont aux exĂŠcutions", vervangen door een houten draaibrug welke op haar beurt in 1874, weer plaats moest maken voor een vaste stenen brug. Deze laatste werd in 1898 verbreed en kreeg haar huidig uitzicht.

225


De Hoofdbrug in 1641, gezien vanuit het noorden (Tekening uit A SANDERUS, Flandria lllustrata) . Op de plaats van de huizen links staat thans de vroegere Vismarkt. Op de brug bemerkt men duidelijk de beelden van de beul en de geknielde terdoodveroordeelde. Daartegenover, met de achterkant naar de toeschouwer, het ijzeren huisje met het beeld van OnzeLieve-Vrouw. (foto Stedelijke Dienst)

Komende van het VeerlepJein ziet men links deze brugleuning van de Hoofdbrug. Rechts werd een andere leuning geplaatst na de afbraak van de huisjes voor het Gravensteen, in 1898; Brug met 2 verschillende leuningen dus, uniek doch mooi?

226


Uit de Gazette van Gent, 6 juli 1898 De Onthoofdingbrug Wij hebben verleden week gezegd dat de electrische tramlijn van de Brugse Poort voorlopig tot aan de Onthoofdingsbrug zou gelegd worden. Het is voorzichtig inderdaad daar voor het oogenblik op te houden want het verkeer over de brug naar de Pharai1deplaats is uiterst grooteneene verbreeding der brug dringt zich op. Het ware best onmiddellijk de hand aan het werk te slaan om de brug te verbreeden, daar men nu voordeel zou kunnen trekken uit de dijken welke men moet maken voor de herstellingswerken van het GravenkasteeL Men voorziet dat de meeste bruggen door den electrieken tram gebruikt, welke nu slechts met enkele baan zijn, binnenkort zullen moeten verbreed worden, daar het verkeer voor de rijtuigen te gevaarlijk zal worden. 11 juli 1898 Eene nieuwe brug zal gelegd worden. Zij zal12mbreed zijn, uitgave 8.000 fr. Zij zal in harmonie zijn met het GravenkasteeL Een lid stelt voor er eene hervoorbrenging te plaatsen van de oude groep die in de middeleeuwen den naam aan de brug heeft gegeven, verbeeldende een zoon die zijn vader onthoofdt. Op 30 juli 1898 was men bezig met de verbreding van de brug. Een laatste verandering gebeurde in 1950 toen het brugdek vernieuwd werd in gewapend beton. Jaar 1815 1874 1898

Lengte rijweg

12,2

5 9

Breedte van : Vrije Proefvoetpad doorvaar hoogte belasting

2x1,5

7

2,05

8000 kg.

Soort Houten draaibrug Vaste in steen Vaste in steen

LIEVEBRUG Reeds in 1326 vermeld als "Van der Liefbrucge". In de 16de eeuw in steen gebouwd, hoog en moeilijk om over te rijden, werd ze in 1828 veranderd in een houten draaibrug. Op de landhoofden van de vorige brug werd er in 1858 een metalen draaibrug geplaatst welke gemaakt was in de ateliers van de firma Carels (Doek 1 Gent) voor de prijs van 8.615 fr. (Goedgekeurd op 1-9-1858). Nog geen tien jaar later, in 1867, was ze reeds aan een grote herstelling toe, het zou niet haar laatste zijn! Vanaf 1928 werd de brug niet meer gedraaid, want op 26-12-1927 werd de brugdraaier afgeschaft, zo lezen we in het dossier. Na ontelbare malen hersteld te zijn (zowel onder- als bovenvloer) werd er besloten de Lievebrug te vernieuwen in 1952. 227


Gand -

la LiĂŠue et Panorama, ~US du c~ai St. f\ntoine.

De oude, draaibare Lievebrug (bouwjaar 1858), gezien rond 1910.

De huidige Lievebrug, bouwjaar 1952 (Foto 1982).

228


Het is een vaste, boogvormige constructie geworden in gewapend beton, welke laatste volledig bekleed werd met Doornikse steen, zodat het architectonisch karakter van de brug bijzonder verzorgd en aangepast overkomt ten opzichte van haar pittoreske (en middeleeuwse) omgeving. Een smeedijzeren borstwering vervolledigt deze mooie brug, welke een breedte kreeg gelijk aan de straatbreedte nl. 7 meter. De werken vingen aan op 2 juli 1952 en waren ten einde op 22 november van hetzelfde jaar. De totale kostprijs bedroeg 813.048 fr. Jaar

1858 1952

Soort

Draaibrug, hout Boogbrug, steen

rijweg

Breedte van : voetpad

doorvaar

2,75 7

2x0,7 1,4-0,9

7 6,8

Lengte

16,3

Vrije hoogte

1,37 1,89

Stadsbrug

ACADEMIEBRUG Ze heette eertijds de Tinnenpotbrug (1) en kreeg nadien de naam van "quade brugghe" omdat ze lange tijd zeer slecht was, aldus Steyaert. De brug ontstond ca. 1345 ("up de Lieve ant quade brueskin - 1345"). Ze kreeg de huidige benaming rond 1800. De reden van deze naamverandering is niet ver te zoeken, aangezien in 1797, in de onmiddellijke omgeving van de brug, de tekenschool zich was komen vestigen in de gebouwen van het gewezen Augustijnenklooster (2). De hedendaagse brug dateert van 1951 :er werd aan gewerkt van 10 juli tot 15 november 1951, door aannemer Bontinck Albert. Het is een vaste brug in gewapend beton meteen breedte van 15 meter. Ze werd afgewerktmet baksteen, zodat ze, net als de St-Antoniusbrug en de Lievebrug, volkomen in haar omgeving past. Deze brug vervangt de vorige metalen draaibrug van 1867, die slechts 4,5 meter breed was. De brug daarvoor, een houten draaibrug, was gemaakt in 1823. Volgens het plan welke nog in het stadsarchief bewaard wordt, had ze een lengte van dertien ellen en veertig duymen en een breedte van drij ellen en dertig duymen (3). Ze werd geplaatst door aannemer Fermont Jacobus, voor de prijs van 3.220 fr. Ter vergelijking de laatste brug kostte 2.000.000 fr. (1) Ze bevond zich aan de voet van de brouwerij "de Tenen pot". (2) Een andere versie, gehaald uit "Stadsarcheologie", artikel over "De Lievekom" : "Na de aanleg van de Academiestraat doorheen de hovingen van het Augustijnenklooster gaven de Fransen de huidige benaming aan de brug." (3) De lengte kwam ongeveer overeen met een 10 meter en de breedte met 2,5 meter.

229


De Academiebrug, bouwjaar 1867, omstreeks de eeuwwisseling. Foto uitprivĂŠ-verzameling van de heer Lagrou (Muide-Gent).

230


Jaar

Soort

Lengte rijweg

1823 1867 1951

Draaibrug, hout Draaibrug, metaal Vaste in steen

13 el 14m

3 el 2,7 11

Breedte van : doorvaar voetpad

2x0,9 2x2

6,1 5,61

Vrije hoogte

1,89

Stadsbrug

M.LABYN ('t vervolgt)

OAZE K'IK HEN DEN EERSTE PRUS, KOOK MUN MOEDER PAP MEE RIJS Deel V: Persoonlijke getuigenissen van primussen (Slot) 23. Mevrouw Monique Minnaert uit Gentbrugge stuurde ons zelf een verslag over de primusviering en stelde ons enkele foto's en haar medaille ter hand. "Op het einde van het schooljaar 1946-47 was ik primus in de Gemeentelijke Meisjesschool te Gentbrugge. De laatste zondag van juni in de voormiddag had de prijsuitreiking plaats in aanwezigheid van de Heer Burgemeester en het Schepencollege. Na de uitvoering van diverse toneelstukjes had dan de eigenlijke prijsuitreiking plaats. De primus werd de laatste afgeroepen. Op de tonen van het vaderlands lied werd mij een medaille om de hals gehangen door de burgemeester. (Fig. 15) Na vele felicitaties door de schepenen en andere gemeenteraadsleden werd dan hulde gebracht door de klasgenootjes. Er werd een brief voorgelezen en zij hadden mij verrast met marmeren boekensteunen. Ook mijn ouders werden in het hele gebeuren betrokken. Na de prijsuitreiking was het een triomftocht naar huis. De buren hadden in de omgeving een omhaling gedaan en het huis versierd (Fig. 14) en bij mijn thuiskomst werd terug een brief voorgelezen en werd mij een armbanduurwerk geschonken wat in die tijd uitzonderlijk was gezien de oorlogsjaren nog niet zo lang voorbij waren. Familieleden, vrienden en kennissen schonken mij dan nog vele andere geschenken waar ik heel gelukkig mee was. Ik mocht ook veel bloemen in ontvangst nemen van de school, buren en vrienden. De geschenken en de bloemen werden tentoongesteld voor het vensterraam zodat alle voorbijgangers konden kijken en meegenieten. 231


Fig. 14. Primus Monique Minnaert uit de gemeentelijke Meisjesschool van Gentbrugge in 1947 met ouders, medaille, geschenken en bloemen voor de versierde voordeur met vermelding : "HULDE AAN ONZEN PRIMUS." Reproductie: Fotoburo Bodenghien. Verzameling Eddy Levis.

Fig. 15. Eremedaille van de Gentbrugse gemeentescholen toegekend aan Monique Minnaert in 1947. De zilverkleurige medaille heeft een fil van 5 cm en draagt recto de afbeelding van een zegegodin met staf en lauwerkrans. Zij daalt van haar troon. Aan haar voeten liggen een leeuw en palmtakken. Verso : de inscriptie : "GEMEENTESCHOOL VAN GENTBRUGGE 1947 Minnaert Monique 27.10.1933" waarrond gestrikte palmtakken met een ster in top. Er is geen ontwerper vermeld. De medaille hangt aan een 7,5 cm breed lint in de kleuren geel-blauw. Foto: Fotoburo Bodenghien. Verzameling Eddy Levis.

232


De maandagavond werd een serenade gebracht door de Koninklijke Muziekmaatschappij "De Neerschelde" (bestaat heden nog). Dat was hier op Gentbrugge de traditie. De muzikanten werden dan door de ouders getracteerd op een pintje bier. Daarna heb ik mijn studies aangevat in het Provinciaal Handels- en Taalinstituut toen nog gevestigd in deSavaanstraat te (}ent Daar volgde ik de cursussen boekhouding en secretariaat waar ik de zes jaren bijna altijd de eerste van de klas was met grote onderscheiding (meer dan 80 % der punten). Na mijn studies ben ik aan het werk gegaan in een accountantbureau." 24. Met: "Mijnheer, g'hebt hier ne primus aan de lijn!" begint Kamiel Ryckaert zijn verhaal. "In 1948 was ik primus in het achtste in de St.-Antoniusschool in de Gebroeders Van Houttestraat in de thans Gentse deelgemeente Gentbrugge. Mijn ouders werden van dit feit op de hoogte gesteld door een speciale kaart die ik nog steeds bezit (Fig. 16). Het feest van de prijsuitreiking werd opgeluisterd met een toneelstuk waarin ikzelf meespeelde. Ik weet nog dat er in de zaal een volle rij stoelen voorbehouden was voor mijn ouders en de familie, die alleen door mijn moeder en vader ingenomen waren. Andere familie was er niet bij. Ik kreeg er een medaille met aan de ene zijde: "Ryckaert Kamiel" en op de andere "1948St.-Antoniusschool - Gentbrugge" (Fig. 17). Na de plechtighheid trokken we te voet met de boeken onder de arm van GentGe~tbrugge,?/?/48

Mijn be s te

Mens~ n

,

Ik heb het genoegen U uit te nodigen op d_e prijsuitdeling van de school,.. Uw zoon Kamiel 1.s ~imus van de school en zal dan ook als dusdànig gevierd worden. l!ij hee f't het we 1 verdiend, want het is een flink student en een beste jongen; daar bij h~el eenvoudig en zonder er trots op te gaan. Gij zult waarsèhij nli jk aan dat kind vee 1 genoegèn beleven,als u hem op de goede weg houdt gedurerid~ de eerste jaren die_ z:ijn ·schooltijd volgen • .Ik du1·~ hopen dat ·hij ons een broertje in de plaats zal sturen. Het feest is op Zatera toek.in de Kring te 3 uur Kom een beetje 1z>1•oeger om een goede ~laats te hebben Br .u-el'ard. Fig. 16. Tekst van de gele briefkaart die Kamiel Ryckaerts ouders op 7 juli 1948 ontvingen. Na het 8e Ij. verlietKamiel de St.-Antoniusschool van de broeders Maristen. Maar Br. Gerard "durft hopen dat hij ons een broertje in de plaats zal sturen." Verzameling E. Levis.

233


r-c·_·-:.tb ~

mgge-

·

t; e Lanoo A . (Gb.). ., .~ . 4e Stf op 36~·::(,.1•. : -·Delport~- V(; 1

· Prljllulirê~~Broed~raola~l:: (Gb.· ; Smet P.' ~Led.) ; Malntet. c · 8~.~ .AntQDlu• •··--~ ·De':'"z~·~an E. ( Gb.) 5e. Stj, . op .30-.Ll~ : Puls. de,-•._o,~~;·~-""~'S.. werlft~U~ te;. W. {Gb.) ; Leys . W. (Gent) ; -kitln-.voor- d~·tal~lJ\'e. ))ef._ptel-:- · Janssen:; M. (Gbr.J · · ·. leMèri~ -·op· dè': ~erste '·rlJell:; .. be-1. ~- Stj, op 30 Ll. .: Van. Parijs merkten we :-de h. Burgemeester- H. (Led. ; Chevalier E. (Gbr.) ; en E. H. -Pastoor, de. h·h. schepe- Maes Vlet. (Gent). nen.. De Vuyst-en ·Melre, E: H;:;de .7e studiejaar : Baute E (Gb..r.); Backere, de; h .. Nprbert> Rlgelle vmers J (Gbr.) ; Acke W. (Gb.). en: G; . .Va~maldegem e))z!·:De ~r~. Se Stj.' op 1S Ll. : Ryckaert: K. ·dedlenilt werd verzekerd door de (Destelb,) ; Schlttecatte ·(Led.) ; ·oud-leerllngen L -ingenieurs·. '':'E,· D.e Clercq J .. (Gbr.),_. D'Hondt en W~ ·.Aelterman alsook . 9e. Stj." :- Fockedey L. (Gbr.) ; · . ". Step L. (Gbr.) ; Kaes.c. (Gbr.) door. Willy. De Rey, · · De kleine artls.ten voerden met Davidsforids voor Vrije · Schobi'lo. het zëer- gevarieerd prograin-' leri : Opstellen : Rrckaert K.. 1e m.a. lilt . dqor ltet publ~e!t · QP een . prijs ; Fockedey L. 3e prl3s. daverend applaus onthaald. ·. .. Piano :. Van Parijs H. ; Van de E. H. Pastoor. D~ Deyn_. sprak Cau ter P. ; Pastoor Werner over .de noódzakellj kheid ;vàn. de Dactylo ·: Step Luclen, De. Wilchristelijke· opvoeding, waarna: de- René. Broeder Bestuurde.-· overging tot · BY.ckaert Ka.mlel· ·van pestelde:. prijsuitdeling. en.· het atroe~n bergen .ontving de volgend~ prijder. punten : Hier volgen · enige zen. De medaille als ·primus· van g~gevens :: · ·: · , . . ·, _ · . · de .school voor 194S. Eerste prijs le Stj, ·op· '36· Ll. : . Gt:ëve. · G.. van het Se studlet Bijzondere (Ledeb.) ; Callens W• (G. br.); priJs door de medestudenten geDe Wolf J; '(id.) · · · . kocht; Prijs van de Oud-Leerlln··2e Stj.-op 41·LI.: V. Der Eecken gen ·(Woordenb. Larousse 1947). E;. (G.. br.); Delvoye R. (Gent>:; le 'prlj.s .voQr Néd. opstel (vanweDe Smet W. (G·. br.). · g~ het' Davidsfonds). le prijs . 3e Stj. op 32 1..1, : De Schepper 1 voor · Taalkennis _(Davidsfonds J: (Led) : Wesemael W •. (Gb.) ;] van GentbruggeL

E.J

Fig. 17. Krantenknipsel uit dagblad "Het Volk" met een verslag over de prijsuitreiking op de Broederschool St.-Antonius in de Kring te Gentbrugge. Juli 1948. Kamiel Ryckaert voegteraan toe.: "Ik meen dat het "De Duivelsburcht" was die we speelden met het 8ste jaar."

brugge naar het Eenbeekeinde te St.-Amandsberg, waar we in een café aan de stelplaats een pint gingen drinken waarna we de bus naar Destelbergen namen. Thuis was er helemaal niets voorzien. Mijn ouders liepen daar helemaal niet zo hoog mee op en in onze buurt te Destelbergen, wist niemand dat. Achterafkreeg ik nog "ne porteplume" (vulpen) en nog enkele andere geschenken van buren en familie, maar verder studeren zat er voor mij niet meer in. Ik moest gaan werken van mijn ouders. Ik ben niet verder naar school gegaan. Vader was bloemistenknecht en van studiebeurzen hadden mijn ouders nog nooit gehoord. Zo kwam het dat ik eerst begon in de "Gêsfabrieke" op de Nieuwe Vaart, een textielfabriek van de U.C.O. Wat ik mij nog steeds herinner is mijn eerste loon: 344 F- voor 48 uren werk per week hetzij 7F- en enkele centiemen per uur... Nog later trad ik als autobuschauffeur in dienst bij de N.M. V.B. (Buurtspoorwegen). Na 40 jaar werken, waarvan 34 jaar bij de N.M. V.B. bracht ik het via interne examens van controleur en eerste controleur tot bewegingschef. Sinds 1990 ben ik met brugpensioen." 234


Kamiel Ryckaert zegt filosofisch : "Niettemin ben ik tevreden, ondanks anderen dienamijindeklaswaren,hetverderbrachtendanikzelf. Totnutoebeniksteeds gezond geweest en dat is de belangrijkste factor in dit leven. Hopelijk kan ik het nog lang zo houden." 25. Yolande Lolly schreef zelf een kort verslag over haar ervaringen als primus in 1950. In 1950 was ik "primus" van het 8e studiejaar in de Stadsschool, Sleepstraat te Gent, waar ik vanaf de leeftijd van 5 jaar (hewaarklasje) school liep. Ikzelf vond er niets aan het middelpunt van de belangstelling te zijn maar mijn ouders beschouwden dit als een eer waar dan ook watformaliteiten mee gepaard gingen. Eerst was er de prijsuitreiking die gewoonlijk in de KNS plaats had en waar vooral de moeders bij aanwezig waren. Leerlingen v~ verscheidene scholen hadden plaats genomen op banken, opgesteld op scene. De meisjes waren volledig in het wit gekleed, met witte kousjes, witte schoenen, witte handschoenen. Volgens de bekomen resultaten werden door een leerkracht de namen afgeroepen. Met alle ogen in de zaal op u gericht moest u naar voren op scène komen en er een, vooraf ingestudeerde buiging maken. Vooraanstaande personen uit het onderwijs, waaronder inspekteurs, juryleden, hadden op de eerste rij in de zaal plaats genomen en deelden de prijsboeken uit. Ook bijzondere prijzen van uitmuntendheid werden toegekend. Mijn moeder had verscheidene neven die lid waren van de muziekfanfare van de Vrijheidsliefde, met lokaal aan de Gasmeterlaan. (Hoek Spaarstraat) Die kwamen me aan huis een serenade geven. Spelend kwamen zij van het H. Kerst tot aan onze woning in de Doomzelestraat. Buren kwamen buiten bij het horen van de muziek en brachten applaus uit op de muzikanten en de primus. Het krijgen van geschenken hoorde er bij en dit vond ik natuurlijk wel leuk. Een omhaling, in de straat gedaan te mijner ere, zou me de zo lang begeerde fiets bezorgen. Familieleden van mijn moeder legden uit voor een gouden ring met mijn initialen, die ik enkele jaren geleden verloor op mijn werk. Verder kreeg ik o.m. nog van vrienden en kennissen van mijn ouders woordenboeken, die ik nu nog raadpleeg wanneer nodig; een handtas, sinds lang versleten; mijn eerste fotoalbum, waar ik kiekjes van mijn schooljaren in terug vind. Ook de vele bloemen herinner ik mij en grote potten hortensia's, dit waren de bloemen die dan in trek waren. Onze salon l~ek wel een veelkleurige, geurige serre geworden. Nu behoort het geven van een bloemstukje tot de gewoonste zaken ter wereld maar toen, in de jaren 50, vijf jaren na de Bevrijding, was dit een evenement. Een amateur fotograaf zou deze heuglijke dag vastleggen doch jammer genoeg liep iets fout met de belichting en waren bijna alle foto's mislukt. 235


Achteraf werden mijn klasvriendinnen bij mij thuis vergast op chocolademelk en boterkoeken. Dit was tevens afscheid nemen van elkaar want het volgende schooljaar zouden wij immers aan een andere school in de stad, verder weg van huis, gaan studeren. Ikzelf koos voor een handelsopleiding. 26. Suzanne Vorstermans was primus perperuurn van het eerst tot het achtste leerjaar in de St.-Antoniusschool, de lagere school van de parochie St.-Anna, een afdeling van de Nieuwenbos, waar les gegeven werd in het Nederlands. "In 1949 in het achtste leerjaar zat ik bij zuster Lutgardis. Na de plechtigheid op school werd ik met een open koets aan de school afgehaald en naar de Tarbotstraat aan de Heirnis gevoerd, waar wij woonden. De volledige buurt was versierd met guirlandes van de ene kant van de straat naar de andere. Ook mijn voordeur en de vensters waren met slingers behangen. Voor de rest was het nogal sober. Het was ook tamelijk geïmproviseerd want het was nietver op voorhand geweten wie primus ging zijn. Zo was er geen muziek, maar wel werden er door buren, vrienden of kennissen foto's gemaakt. Ik weet zelfs niet meer door wie. Na vier jaar "English-Club" ging ik als bediende werken in de textielfabriek "La Coriandre" achter de Minardschouwburg. Na mijn huwelijk en het grootbrengen van de kinderen hervatte ik de arbeid maar nu in de hoofdkantoren van de U. C.O. (Union Cotonnière) aan het Zuidpark. Nu ben ik op rust" 27. Mevrouw Christiane Schoonjans was leerlinge aan het St.-Jozefmstituut bij de zusters Mariconen van Deinze in de St.-Salvatorstraat te Gent. In 1951 behaalde ze er in het 7 de leerjaar de zilveren medaille om alle jaren 90 % behaald te hebben en in 1952 de gouden medaille in het 8ste lj. Men kende er ook nog het groen schouderlint voor goed gedrag en het rood schouderlint voor handwerk. De primusmedaille zelf werd om de hals gedragen aan een wit lint. De prijsuitreiking greep plaats op school. Elke klas bracht een zangstuk of een toneeltje. De kinderen werden per klas afgeroepen. Men moest toen naar voor komen en een "revérence" maken. Deze buiging werd vooraf aangeleerd met een belsignaal en de tellen: 1-2-3-4-5-6-7. In de zaal zaten eminente personen die de prijzen overhandigden. Buiten werd ik opgewacht door een koets die ons tot voor ons huis in de Justus Lipsiusstraat reed. (Fig. 18) Daar hadden familie en buren ons huis versierd. Een kind uit de buurt las een gelegenheidstekst voor en ik kreeg bloemen en geschenken aangeboden. (Fig. 19, 20) Die werden dan voor het venster uitgestald. (Fig. 21) Ik weet nog dat ik een "Larousse" woordenboek kreeg, een lederen leesmap, een vulpen en vulpotlood, een doos voor naaigerief, een naaietui, een manicureset, een tas, lederen schoenen, parfum "Soir de Paris" en nog veel meer. (Fig. 22) Iemand uit de straat had het initiatief genomen om van huis tot huis een omhaling te doen bij de bewoners en commerçanten. Daarmee had men mij een gouden ring gekocht. Ik weet nog dat het die 10de juli prachtig zomerweer was want we reden onder een prachtig zonnetje daarna 236


Fig. 18. Primus Christiane Schoonjans uit de Justus Lipsiusstraat als feesteling in de open koets voorhet St-Jozefinstituutin deH.-Kerststr. 16 in juli 1952 in het 8elj. Foto: StudioExactHeilig Kerstraat 34 Gent. Reproductie: Fotoburo Bodenghien. Verzameling E. Levis.

Fig. 19. Primus Christiane Schoonjans, rechtstaande in de open koets bij het voorlezen van de gelegenheidstoespraak in 1952 (8e Ij.) voor haar woning in de Justus Lipsiusstraat te Gent. Foto : Studio Exact Heilig Kerststraat 34 Gent. Reproductie : Fotoburo Bodenghien. Verzameling E. Levis.

237


Fig. 20. Primus Christiane Schoonjans uit het 8e Ij. van het St.-Jozefsintituut in de Heilig Kerststraat 16 te Gent voor haar woning in de Justus Lipsiusstraat 15 te Gent. Deur- en raamkozijn zijn met bloemen versierd en de buren links hebben de driekleur uitgehangen. Foto: Studio Exact Heilig Kerstraat 34, Gent. Reproductie: Fotoburo Bodenghien. Verzameling E. Levis.

Fig. 21. Primus Christiane Schoonjans (1951) stalde al haar cadeaus uit voor de versierde venster in de Justus Lipsiusstraat 15 te Gent. Foto: Studio Exact Heilig Kerststraat 34, Gent. Reproductie: Fotoburo Bodenghien. Verzameling E. Levis.

238


Fig. 22. Primus Christiane Schoonjans. Zilveren medaille in het 7e Ij. 10 juli 1951, poseert naast bloemen en geschenken. Foto: Studio Exact Heilig Kerststraat 34 Gent. Reproductie: Fotoburo Bodenghien. Verzameling E. Levis.

nog dwars door de stad bij een groottante. Ik was later graag onderwijzeres geworden, doch om gezondheidsredenen moest ik deze studies stoppen. Ik heb dan nog een tijdje als verkoopster gewerkt en nu werk ik in een spaarkas en verzekeringskantoor."

239


28. Van Mevr. Agnes Baes ontvingen we dit zelfgeschreven verslag. Naast haar primusmedaille ontving ze in de Visitatie in de Onderstraat nog het lint "Religion" in 1952 in de 4de moderne. "Voor mij - ook voor mijn ouders - leek "de eerste" zijn een normale zaak... Vandaar vage herinneringen aan de primusgebeurtenis. Misschien ook mede de allergie die ik bezit voor alle soorten van openbaar huldebetoon! Dus : 15 juli 1952. Op school was er een klein feestje gebouwd voor mij. Daar hield ik wel van, omdathet bekomen van de gouden medaille een "concurrentiegeval" was en ik zo mijn fierheid streelde! Buiten de normale attributen behorende bij een prijsuitreiking, "schonk" de directie mij één leesboek... Daar tegenover kreeg ik van het bisdom Gent een prachtig Japans doek, geschilderd op zijde en dat als beloning voor de eerste prijs opstel van gans het bisdom. Mijn moeder en ik gingen met de tram naar huis. Ze zei me : "Ge moet niet verschieten hoor, maar er zal veel volk zijn." Kijk, graag was ik teruggekeerd! Soit! Eens uit de tram gestapt stond ik- naar mijn gevoel althans- voor een vuurpeloton! Bijna alle huizen waren bevlagd. Ik woonde in een hoekhuis, (te St.Amandsberg) en kon zo van ver de versiering zien : twee laurierboompjes langs beide kanten van de deur. Gejuich en geroep, handgeklap alom! "Proficiat!" was niet uit de lucht Een meisje las een huldebrief en daarna begon de geschenkenregen. Van de buurt kreeg ik een samenhorende set : porte-plume en portemine in eboniet, zwart met donkergroen. Verder een reisetui, 2 lederen zakjes met nagelverzorging, een poëzie, een combinaison (!), "Lentedroom" getekend en eigenhandig overhandigd door de schrijfster Fernande De Rycke, een liseuse -ik ken er geen vertaling voor- (leesmap) een halssnoer en veel bloemen. Twee dikke woordenboeken waren er ook bij, alsook een keramieken tegel. De traditie wou dat ik al dat eerbetoon voor de venster etaleerde. Mijn moeder zeurde daar wel over. Ze zei : "We moeten dat allemaal niet weten, dat gelul!" ... Maar ze deed het voor "de klanten"! Mijn vader genoot innig van elk moment. Zo was hij, stilmaar gelukkig. Diedagwas hetvoormij deeerstekeerdatikmijn vader zachtjes zag wenen, gewoon in een hoekje. Nu pas begrijp ik van welk vitaal belang het is goede ouders te mogen hebben... Kortom de dag was voor mij uniek! En mijn moeder zei 's avonds: "Kind, wat zoudt gij willen, iets speciaals?" En mijn antwoord was : "Boterhammen met verse koffie, een groot stukkaas met mosterd van Tierenteyn!" 't Was bij ons in de beenhouwerij elke maaltijd vlees. Dus ... als er kaas op tafel kwam, was het voor mij een hoogdag! De herinneringen liggen hier voor mij, waaronder de gegraveerde medaille, de diploma's en het rapport. Eveneens twee foto's (Fig. 23)- de enige echte getuigen -van wat een gevoel het moet geweest zijn om primus te zijn." Van huis uit mocht Agnes Baes wel verder studeren, wat in die tijd voor meisjes helemaal niet zo evident was, doch ze huwde op 19-jarige leeftijd, voedde 5 kinderen op en is nu nog huisvrouw. Dit alles belette haar niet aan zelfstudie te doen. zo studeerde ze nog talen en psychologie maar haar jeugdwens om airhostess te worden zat er niet in.

240


Fig. 23. Agnes Baes met moeder voor hun beenhouwerij te St.-Amandsberg. Reproductie : Fotoburo Bodenghien. Verzameling Eddy Levis.

Van deze lieve mevrouw die mij zelf telefonisch contacteerde, bezit ik noch de naam, noch het adres, noch het telefoonnummer zodat haar relaas hier verschijnt onder de voorlopige naam Anoniem, in afwachting dat zij zich na lezing van dit artikel opnieuw wil bekend maken.

241


"Ik liep school in de parochieschool voor meisjes in de Maïsstraat in de "Bloemekenswijk" en was in het schooljaar 1954-55 primus in het achtste leerjaar. Het was op school zo, dat wie 85% had, een wit onderscheidingslint kreeg met de vermelding : "ERELINT". Van af 90 % kreeg men een medaille. Het feest had plaats op het podium van de kring en in de aanwezigheid van de pastoor en andere prominenten. Ik zal nooit vergeten dat men voor mij alleen "den Brabançonne" (volkslied) speelde. Mijn moeder en de leerlingen gaven daar bloemen af. We zijn dan te voet naar huis gegaan, want we woonden slechts in de Fuchsiastraat om de hoek. Daar wachtten de buren ons op met een huldebrief en kreeg ik geschenken waarvoor ze hadden samengelegd. Na 1 jaar O.L.V. Visitatie moest ik van thuis mijn studies staken en ging ik werken bij drukkerij Temmerman als arbeidster. Van een oom mocht ik verder studeren, maar dat wou ik zelf niet. Als het niet vrijblijvend van mijn ouders kon, dan maar niet. Het studeren op andermans kosten zou mij te zeer verplicht hebben." Ik had altijd graagkleuterleidster willen worden, doch ik moestvan moeder gaan werken zoals de andere kinderen, het inkomen was nodig, primus of niet. Ik begon eerst op een naaiatelier en later als arbeidster in de papierfabriek van Langerbrugge. Van af de geboorte van de kinderen ben ik huisvrouw geworden en dat ben ik nu nog." 30. Mevrouw Christine Verschraegen volgde les aan de Victor Carpentierschool te Meulestede. Zij was primus in het achtste leerjaar in 1955. De prijsuitreiking had plaats in de school zelf en niet in de opera zoals voor vele andere stadsscholen. Ik werd heel uitzonderlijk met de wagen van een familielid heen en teruggevoerd. Die auto was metlinten versierd, zoals je nu nog soms ziet bij eerste- en plechtige communiekanten. Er werd zelfs een studioportret gemaakt tussen de woordenboeken, kookboeken en andere bijzondere prijzen, wat in die tijd alleen gebeurde bij zeer uitzonderlijke gelegenheden. Na de plechtigheid voerde men ons naar de Slotkouterslag te Gent, tegen Oostakker. Dit waren een aantal werkmanshuisjes die nu afgebroken zijn en zich op de huidige terreinen van Volvo bevonden. Er waren wel wat bloemen van de naaste buren, maar het feest thuis was eerder pover. Mijn vader was overleden en moeder was achtergebleven met vijf kinderen. Er werd in beperkte familiekring wat gegeten maar alles bleef heel eenvoudig. Achteraf kreeg ik als "halve wees" een studiebeurs van de stad, wegens mijn goede resultaten, maar daar is dan toch niets van in huis gekomen. 31. Jeröme Verdonck, primus in 1956 vertelt: "Ik wist voor zoveel zeker dat ik primus ging zijn, maar ze hielden dat op school stil tot hetlaatste moment. Dat moest een verrassing blijven. Alhoewel. .. Het was toen nog de gewoonte dat er met de speeltijd gebeld werd met zo'n soort klok, een echte bel, en dat was altijd dezelfde die dat moest doen. Op "ne schuune

242


Fig. 24. Primus Jerรถme Verdonck uit de parochieschool van de Vlotstraat, poserend met medaille, diploma en prijsboeken (Verzameling Eddy Levis).

keer" moest ik gaan bellen. Daardoor wist ik al dat men mij buiten wilde hebben. En dat was om te zeggen: kijk, hij is primus, en dan "gingen ze rond" voor "nen boekee". Dat was het enige dat ik van de klas zelf gekregen heb. Op het einde van hetjaarwas er een "prijsdelinge" in de school voor alle "studiejaren" en daar heb ik dan dat lint gekregen. Men begon bij het eerste, dan het tweede en het laatst van alles was de primus van het achtste "studiejaar". Een van de meester speelde dan "den Brabaรงon" op de piano. Dat was op school in de Vlotstraat zelf. Maar als ik primus geweest ben was men juist de schoolfeestzaal aan het verbouwen. De houten "plancher" moest er uit omdat ze daar ook cinema in gaven en daarom was mijn "prijsdelinge" beneden en was er veel minder volk. Dat herinner ik mij nog: mijn vader stond te "tsiepen" (huilen) omdat hij die "madaalde" aan mijn nek niet mocht hangen. Daarna ging iedereen naar de kring iets drinken. (Fig. 24) 243


In mijn geval werd dat daarna café-in-café-uit. Voor mij was er geen "voiture" (koets). In de wijk hadden ze gevraagd of ze mochten "rond gaan" maar thuis wou men dat niet hebben. Mijn vader zei : "Laat dat maar zo, 'k moe dat allemaal niet weten!" Dat was nog "nen aardigen" (rare) hoor. Uiteindelijk kreegt ge van de een en de andere toch wel wat. Van thuis kreeg ik "ne vélo", dat moest ik hebben. Van school: boeken en van de een of de andere had ik ook nog zo'n inktstel gekregen om op een bureau te stellen, een map met briefpapier en "enveloppen", geen leer natuurlijk, plastiek "veur de goedkoop", dat was er ook bij en een leren "liseuse" (leesmap) met zo'n tong in om tussen de boeken te steken. Ik herinner me nog dat we bij een paar kennissen geweest zijn waar we "op café mee getrokken" zijn, en ik met mijn "madaalde" aan natuurlijk, want iedereen moest dat zien. Dan kreegt ge links en rechts drinkgeld! Ik herinner mij ook nog dat Marc Goethals het jaarvoor mij primus was. En Paul Madou, van de "tèrrepapierfabrieke" inde "meerskens", "de mis" zoals men zei, achter de Maïsstraat, die deelde de prijs uit voor het schoonste opstel. Dat was een boek over "Jongens en wetenschap. Op mijn foto sta ik met mijn Erepolswoordenboek Nederlands-Duits. De primus van de stadsscholen kwam naar huis met zo'n pak boeken (maakt torenhoog gebaar) en ik maar met zo'n pak (minder). Het meeste dat wij kregen werd "cadeau gedaan" door de oudleerlingenbond. Die organiseerde daarvoor altijd alle jaren recht over de kerk (St.-Jozef in de Wondelgemstraat) bij "Pier de Schoenmaker" en "Virze" (Virginie) een duivenvlucht en een deel van de inleg was voor de school." Aldus Jerome Verdonck. Dhr. Verdonck volgde een opleiding van drukker en is nu werkzaam in de stadsdrukkerij in de Kammerstraat

NOGENKELEBUZONDERHEDEN Edward Van Bracht schrijft in "Het leven in de Gentse poortjes voor 1900" het volgende: "In de maand juli was het prijsuitdeling in de scholen. Gelet op het overgroot aantal kinderen uit de gebuurte, was er alle twee of drie jaren een primus onder hen. De bestuurder der school, een goed man, liet de ouders dan op voorhand weten dat hun zoon "de eerste", primus was en Nathalie, de meid der school en ook een buurvrouw, liep eens ongemerkt bij den Deken van de gebuurte binnen. Enkele dagen daarna ging men rond bij de geburen om geld in te zamelen tot het koopen van een geschenk. Op den dag van de prijsuitdeeling, die toen nog gehouden werd in de Aula der Universiteit, kwam, na de plechtigheid, de primus, vergezeld van zijn ouders, in een open rijtuig de straat ingereden. Aan zijn huis was een koord over de straat gespannen. In het midden hing er een kroon van bladeren en bloemen. Hetrijtuig hield juist onder de kroon stil. Men liet deze zakken en dan werd ze over het 244


hoofd van den primus geschoven. Vandaar werd er verder gereden tot aan het huis van den Deken, die reeds den primus stond af te wachten. Een gedicht werd afgelezen ter eere van den held van den dag, een glas wijn gedronken en dan werden de geschenken overhandigd, waarbij de hoop werd uitgedrukt dat de jongen "verder zijn best zou doen". Daarna werd er nog wat verder rond gereden bij vrienden en kennissen. Het spreekt van zelf, dat de meeste huizen met de nationale kleuren bevlagd waren. Aan de poortjes waren er versieringen aangebracht met bloemen van papier, lisch, aspergegroen of iets dergelijks, alsook opschriften. 's Avonds was er niet één huis dat niet verlicht was, de eene met gekleurde olielampjes, "lantjes", de andere met Japanneesche lampions. Dan kwamen muzikanten eerst een serenade geven aan het huis van den gevierde en trokken daarna, al spelende, van herberg tot herberg, een gansche sliert volk meetrekkend; tot laat in den nacht bleef men zingen en dansen." Dhr. De Vochtliet ons weten dat ook de alombekende VlaamsecomponistEmiel Hullebroeck primus geweest is. Hij werd geboren te Gentbrugge op 20 februari 1878 en overleed te Liedekerke op 26 maart 1965. Hij studeerde o.a. aan het St.Gregoriuscollege te Ledeberg en was leraar aan de Rijksnormaalschool in de K.L. Ledeganckstraat van 1902 tot 1938. Daarnaast was hij nog Rijksinspecteur van de conservatoria en muziekscholen (1930-1944) en stichter-voorzitter van de auteursmaatschappij Navea-Sabam (1922-1944). We kennen hem het bestvia composities als "Tineke van Heule, Hemelhuis, De Gilde Viert, Moederke alleen" en vele andere liederen die een vast gegeven waren op de scholen van de vorige generatie. Voorwaar ook een primus die het ver gebracht heeft. Dhr. François Semay deelde ons mee dat de prijsuitdelingen in het begin van onze eeuw schril afstaken met de sobere alfabetische naamafroeping die we tot enkele jaren geleden in vele scholen kenden. Nog tot voorde eerste wereldoorlog waren de primusvieringen luisterrijke gebeurtenissen die plaats hadden in het "Broodmagazijn" op de Lindelei of in de aula van de Rijksuniversiteit in de Volderstraat Later werd de zaal van het circus in de Lammerstraat gebruikt (!) en ook het Casino op de Coupure. Juist bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog werd de prijsuitreiking gehouden in het Feestpaleis in het Citadelpark. Terwijl de Duitsers reeds over de grenzen waren, pompte de schepen van onderwijs de schoolkinderen de nodige dosis patriotisme in, kwestie van iets vlotter te sneuvelen voor het vaderland. De "dichter" die de lof stak van de primus was niet altijdeven sterk door de muze geïnspireerd en soms eindigde het al eens minder hoogdravend zoals : "Lang leve en hijmag er zijn de primus van de school van hetBegijnhofplein" ... 's Avonds durfde men ook al eens vuurwerk afsteken. Dit was natuurlijk niet te vergelijken met wat we tijdens de Gentse feesten te zien krijgen. Het ging eerder om "kinderleute" met "zevenslagen, boerentenen en vuurslagen". 245


ENKELESLOTBESCHO~GEN

Wanneer we alle verslagen doornemen, komen we tot het besluit, dat het verloop van zowat alle plechtigheden min of meer analoog was en uit nagenoeg de volgende ingrediĂŤnten bestond : het mededelen van het heuglijk feit aan de ouders, het schoolfeest met prominenten, boeken, linten, medailles, lauwerkransen en speeches, de koets, de rondrit, aflezen van een lofrede of lofdicht, het versieren van straten en huizen, een huldetekst boven de deur, het overhandigen van bloemen, geschenken, het zenden van telegrammen en kaartjes, de fanfare aan de deur, het trakteren van milde schenkers, een gezellig samenzijn, al dan niet met drank en/of eten, de omhaling door de dekenij of de buurt, het tentoonstellen van de prijzen en geschenken, het vereeuwigen van de gebeurtenis door een studio- of amateurfoto. Veel facetten hierbovengenoemd werden al of niet weggelaten of werden een extra dimensie gegeven door omstandigheden, de fmanciĂŤle draagkracht van de ouders, de verbondenheid met de buurt of historische omstandigheden zoals crisisperiodes of oorlogssituaties. Tot ver in de vorige eeuw was schoollopen en logischerwijze het primus zijn een prerogatief van de bezittende klasse, aangezien alleen welstellende ouders hun kinderen onderwijs konden laten volgen. Ook bestond de leerplicht nog niet. Daardoor werden de lessen zelfs door die weinigen die de armenschooltjes bezochten dan nog onregelmatig bijgewoond en verlieten veel kinderen vroegtijdig de school. (Fig. 25) Het was nagenoeg een traditie geworden dat volkskinderen na hun plechtige communie, op 12 jaar, uit school wegbleven. Deze kinderen waren dikwijls voor hun ouders een steun, want in behoeftige gezinnen was elk extra inkomen welkom. Volgens de hoofdonderwijzers was de onverschilligheid van de ouders uit de arbeidersklasse een moeilijke, bijna hopeloze zaak. De mensen gaven veel te gemakkelijk toe aan het gezeurvan hun kinderen en hielden deze dikwijls voor de minste reden thuis. Ze waren zelf weinig ontwikkeld, zodat ze rap tevreden waren over de resultaten van hun kinderen. Als moeder een job had, moest het oudste meisje vaak thuis blijven om het huishouden te beredderen. Het absenteĂŻsme was om evidente redenen, veel minder een probleem in de betaalscholen, omdat dit publiek zijn kinderen bewust langer wou laten studeren dan hun plechtige communie, opdat ze meteen witte boord door hetleven zouden kunnen gaan. In de Onderstraat b.v. was bijna 30 % van de leerlingen ouder dan 14 jaar. Deze leerlingen verdwenen wel van zodra ze een betrekking hadden gevonden als ambtenaar of kleine bediende. Slechts een kleine minderheid volgde daarna voortgezet onderwijs. De betaalscholen voor meisjes hadden het iets moeilijker dan deze voorde jongens. Voorvrouwen waren er immers minder professionele mogelijkheden. Zo maakte ik het in 1970 nog mee dat de beste leerlinge uit mijn klas van haar ouders niet verder mocht studeren. "Veur meiskes es dat niet vandoen." luidde

246


Fig. 25. Kinderen uit de Gentse vlasspinnerij "La Linière Gantoise" in 1913. De foto werd genomen aan de Hoogpoort te Gent. De jongens en meisjes moesten 's morgens om 4 uur opstaan, want zij woonden anderhalf tot 2 uur gaans van de fabriek. Lang naar school gaan was voor volkskinderen verloren tijd en voor de ouders verloren geld. Zo snel mogelijk naar de fabriek was de boodschap. Foto uit het boek: "In Memoriam Jan Samijn 1869-1933" Sam. Mij. "Volksdrukkerij" 1933. "Reproductie: Fotoburo Bodenghien. Verzameling E. Levis.

toen nog het vooroordeel. Een van de verschillen tussen het vrij en het officieel net was de competitiegeest en het toekennen van medailles. Daar waar in 1930 het geven van medailles in het Gentse stadsonderwijs afgeschaft werd, ging dit fenomeen in het vrij onderwijs gewoon door. De grote colleges met enige faam, die mikten op de "betere" klasse, moesten het hebben van competitie en natuurlijke selectie. Men kweekte er naar eigen zeggen een elite en zij hielden dan ook aan hun leerlingen voor dat zij de besten waren en eens de leidende belangrijkste posities in ons economisch en bestuurlijk apparaat dienden over te nemen. Dit gold uiteraard niet voor de volkse wijkschooltjes. In het officieel onderwijs en in het Stedelijk onderwijs in het bijzonder, streefde men er naar, naar aloude liberale en sociale opvattingen, het onderwijs te democratiseren en het zodoende open te stellen en toegankelijker te maken voor de gewone man. Dit belette niet dat ook de Liberale Franstalige Bourgeoisie zijn eigene elitescholen had. De vierde graad, t.t.z. het 7de, 8ste en in sommige scholen ook het 9de leerjaar, werd door de stedelijke directies lange tijd zelf in stand gehouden om de goede leerlingen op hun eigen school te houden. Uit247


eindelijk verdwenen ook daar de primusvieringen samen met de 4de graad, toen deze in 1956 en de technische 4de graad in 1964 definitief afgeschaft en door het nieuw Lager Middelbaar Onderwijs vervangen werd.

EddyLEVIS

BffiUOGRAFIE - "Pages d'Histoire locale Gantoise" - Prosper Claeys, 1e deel hoofdstuk IV : "Hellebaut (primus). Entrée solenelle à Gand en 1793." -1894. - "Gent sedert 1831- Voornaamste gebeurtenissen. Eerste reeks 1831-1840" D. Destanberg1903. - Gand sous la Domination Française 1792-1814" - Joseph E. Nève- 1927. - Flitsen uit de geschiedenis van hetKoninklijkAtheneum voor Jongens te Gent in het raam van de evolutie van het Rijksmiddelbaar Onderwijs in België" - Hubert Dernoor- 1951. - "Gentse penningen 1780-1980." - Museum voor Volkskunde Gent - 1989. - "De Lagere School in België van de Middeleeuwen tot nu" - Tentoonstellingscatalogus A.SL.K. - 1986. - "Bevrijding" Orgaan A.C.O.D.-OnderwijsAntwerpen 1968 nr. 1-2. - "Geschiedenis van het Stedelijk Onderwijs te Gent 1828-1914." Michel Steels- 1978. - "Fieke Tofus, verhaal uit het alledaagse leven." - Alexis Callant - 1935. - "De erfenis van de Franse Revolutie 1794-1814" Tentoonstellingscatalogus A.SL.K. 1989, hoofdstuk onderwijs : schoolfeesten en prijsboeken. - "Het volksonderwijs gedurende de periode 1900-1930", Jan Van Poucke, Seminaries voor Historische en Vergelijkende Pedagogiek Rijksuniversiteit Gent- 1982. - "Volledige werken. Kindergedichten, liederen, toneeltjes, socialistische zangen en cantaten, toneelwerken en zangspelen" Aimé Bogaerts- 1925. - Vrijmetselaars te Gent tijdens het Empire en de Hollandse periode (1804-1824); Hugo De Schampheleire, Els Witte en Fernand V. Borné; Overdruk uit: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent; Gent, 1971. - "De Gentse "primus" Jan-Baptist Hellebant (1774-1819); Eerste decaan van de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Gentse Universiteit"; Prof. Dr. Guy Schrans. Overdruk uit "Recht in beweging". Opstellen aangeboden aan Prof Mr. Ridder R. Victor; uitg. Kluwer-Deurne/ Antwerpen. 1974. - "Verfransing, myte of werkelijkheid?", reeks over het stedelijk onderwijs te Gent. "De Gentenaar", sept. 1990.

248


VRAAG EN ANTWOORD De Heer Jos WieĂŤrs (Evergem) doet een beroep op onze lezers voor het volgend probleem "H. Revis uit Den Haag (Nld.) is al geruime tijd op zoek naar de ligging van de Gasthuislaan in Gent. Hij is in deze straat geĂŻnteresseerd omdat zijn betovergrootvader daar rond 1880 woonachtig was. Hij was agent van politie. Noch bij een bezoek aan Gent, noch bij raadpleging van enkele gidsen van de stad heeft H. Revis deze straat kunnen lokaliseren. Wellicht is dit te wijten aan stadsvernieuwing of -sanering. Kan iemand aangeven waar H. Revis deze straat moet zoeken. Als men hem tevens een schets, plattegrond of foto zou kunnen verschaffen, zou hij U zeer erkentelijk zijn". De Heer Richard Verbanek (Bredene) stelt de volgende vraag: Graag zou ik wat meer willen vernemen over de betekenis en de oorsprong van de benaming KLEIN TURKIJE, kwartier bij de Sint-Nikolaaskerk te Gent. Wij hebben te Bredene vanouds een Turkijeenwijk, benaming naar een hof "Cleen Turquie" (1780). Even buiten de grens, in Zeeuws-Vlaanderen was er in de zeventiende eeuw een schans die dezelfde naam droeg. Nog zijn er bij ons mensen die het ver gaan zoeken en ieder verband met Turken of Turkije afwijzen. Daarom mijn vraag. De Heer Jef Vandeveire (De Pinte) zit met de volgende vraag Voor enige jaren bezocht ik het Zuiderzeemuseum, dat gevestigd is in hetkerkje op het voormalige eiland Schokland in de Noordoostpolder (Nederland). Tegen de buitenmuur van de kerk vond ik een grafsteen uit Gent met het volgende opschrift: "Sepulture van Mr Steven de Valckeneare fs jansin synen Leven Mr Causyder der stede van Ghendt die overleet den XIII july 1594 ende van Guillame de Valckeneare fs Mr Stevens oock causymeester deser stede van int jaer 1594 ende vier jaer deken van et ghulden van onser Liever vrauwe deser kercke van St Pieters oock vier jaer helich gheest mr der zelver prochie die overleet den XIIIen meye 1632 ende van margriete van zwalleme fa Mr Joos zijn gheselnede die overleet den XXVJen Jannewary 1624 metgaders van Iannekin de V alckeneare huerlieder beede dochter overleet den eersten augustus XVJc XI bidt voor de zielen". Van de conservator vernam ik dat destijds veel grafstenen, o.a. uit Vlaanderen, naar Nederland zijn verscheept om er als dijkversterking of kade te worden gebruikt. Vraag: wat was een "causymeester" of "causyder". Een functie bij de rechtbank? STALLAERT vermeldt het niet in zijn "Glossarium van verouderde rechtstermen... " Ook in het "Middelnederlands Woordenboek" van VERWIJS en VERDAM komt het niet voor. Wie weet raad? 249


Vraag van de Heer Arthur De Decker : In het kader van een biografische studie over het leven en werk van de Gentse bouwmeester Jacobus Gustavus Semey eGent 30-3-1864- t Brugge 23-6-1935) zoek ik alle mogelijke informatie. Wie kan mij nadere gegevens bezorgen over deze architect-aannemer van "huizen met spreuken" op de Vlaamse Kaai, de Heimis, de Belfortstraat, de Baudeloostraat, Steurstraat, Wolfstraat, St-Lievenspoortstraat, Citadellaan, enz. Heeft hij ook buiten Gent huizen ontworpen? In de periode 1918-1929 verbleefhij in Nederland (Den Haag en Voorburg) doch over zijn eventuele activiteiten als bouwmeester aldaar is mij niets bekend. Op de vraag van de Heer G. Walraedt (Gh. T. 1991 - N째 2- p. 116) ontvingen wij 3 antwoorden. Van de Heer M. Daem: De reden waarom St-Arnoldus prijkt bij de heiligen Amandus, Lieven en Andreas is naarmijn oordeel als volgt te verklaren: het blazoen van de metselaars prijkt niet in de gevel van de gerestaureerde "de lnghele"; het is het schild van het brouwersambacht met de kenspreuk "Et moet wel". St-Arnoldus is de patroonheilige van deze nering; bijgevolg past de patroonheilige wel bij het blazoen. Mevrouw Denise Baete stuurde ons het volgend antwoord : In antwoord op Vraag n째 2 van de heer G. W ALRAEDTin verbandmet de heilige figuren aan de gevel van het Metselaarshuis op de Graslei en welbepaald zijn vraag naar de legende van Sint Arnoldus citeer ik uit : "Oude en nieuwe Iconographie" - 1937 door Drs Br. Leopold, Leraar aan de SintLucasschool te Gent; ARNOLDUS (of ARNOLFUS, ARNULFUS), Bisschop van Soissons, Benedictijn, geboren te Tiegem bij Oudenaarde, stierf te Oudenburg in 1087, 18 Oogst HARNAS (was eerst ridder), BENEDICTIJNERKLEDIJ (toen monnik, BISSCHOPSGEWAAD (later bisschop). Attributen - HOPRANK en BROOD : met enkele broden en enkele vaten bier voedde hij honderden boeren; daarom patroon der brouwers en bakkers in Vlaanderen. - BROUWSPAAN : idem. - WOLF: monnik zijnde in de St-Medardusabdij te Soissons, ontvluchtte bij 's nachts klooster en stad omdat men hem 's anderendaags bisschop ging benoemen; in de duisternis volgde hij het spoor van een wolf om zeker te zijn van in het bosch te dringen; hetdier leidde hem echter weder naar de stadspoort. In het aangehaalde artikel uit G.T. 6/1990 blz. 352lezen we : "het blazoen van de metselaars werd vervangen door hetwapen van de brouwers met de kenspreuk "Et moet wel". De Heer David Maes antwoordt als volgt op het eerste deel van zijn vraag Vroeg of laat krijgt iedereen die zich met het verleden inlaat wel eens te maken 250


met het probleem 路~aarbegin". En laten we meteen eerlijk zijn dat "diegene die hiertegen nog niet gezondigd heeft de eerste steen werpe". We hebben voor alle duidelijkheid de verschillende "stijlen" even op een rijtje gezet 1. Kerststijl. Het jaarcijfer verandert op 25 december. In Vlaanderen toegepast zonder concurrentie tot omstreeks 1195. Vanaf 1195 tot het einde van de 13de eeuw samen met de "paasstijl", doch vanaf 1202 overwegend de "paasstijl". 2. Paasstijl. Het jaarcijfer verandert op Pasen. Hier zijn nochtans enkele varianten mogelijk nl. : a) het jaarcijfer wordt gewijzigd op het einde van het nachtofficie van Pasen. Hetnachtofficie eindigde op de morgen van Pasen; b) het jaarcijfer wordt gewijzigd op Paaszaterdag meer bepaald bij de wijding van de paaskaars of de wijding van de doopvont; c) in de Zuidelijke Nederlanden en Holland kwam het zelfs voor dat het jaarcijfer wijzigde op Goede Vrijdag. Werd in Vlaanderen toegepast vanaf 1195 tot op het einde van de 13de eeuw in eonenrentie met de "kerststijl", overwegend na 1202, afgeschaft en vervangen vanaf 1576 door de "nieuwjaarstijl". Het voornaamste probleem hierbij is dat Pasen een veranderlijke feestdag is, het jaarbegin was dus variabel. 3. Boodschapstijl. Het jaarcijfer verandert op 25 maart (O.L.V. Boodschap). Ook hier zijn twee systemen mogelijk : a) het Florentijns systeem. Het jaarcijfer wijzigt op 25 maart van het lopend jaar, dus 3 maand later dan ons huidig systeem; b) het Pisaans systeem. Het jaarcijfer wijzigt op 25 maart van het vorig jaar, dus 9 maand vroeger dan ons huidig systeem. In de Nederlanden (Henegouwen -Vlaanderen) werd deze stijl vastgesteld in de 12de-13de eeuw echter zonder duidelijke bewijzen. In de Nederlanden komt hij wel voor als een typische stijl van een aantal kloosterorden zoals de minderbroeders en de cisterci毛nsers. 4. NieuwjaarstijI. Hetjaarcijfer verandert op 1 januari, ons huidig systeem dus. Door Requessens werd op 16 juni 1575 een ordonnantie uitgevaardigd waarbij bevolen werd dat vanaf 1 januari 1576 overal in de Nederlanden de "nieuwjaarstijl" moest ingevoerd worden. Dit bevel werd echter niet onmiddellijk overal toegepast maar was op het einde van de 16de eeuw in de Nederlanden algemeen geworden. 5. Andere stijlen. Naast de vier meest bekende stijlen waren er ook nog: de 1 maart-stijl of Venetiaanse stijl, de 1 september-stijl of Byzantijnse stijl, de 24 september-stijl (Engeland), de 1 aprilstijl (Toulouse, Montauban en Quercy), de 21 september-stijl (z.g. Franse Republikeinse kalender). Met uitzondering van de laatste werden deze stijlen niet in de Nederlanden gebruikt Uit hetgene wat hier vooraf gaat zouden we dus moeten besluiten dat in 1180 (bouwjaar van het Gravensteen) de "kerststijl" Gaarbegin op 25 december) van toepassing was. Maar geef toe, eenvoudig is het niet net zoals al het andere trouwens dat met onze tijdrekening en kalender te maken heeft Voor diegenen die zich verder willen verdiepen in dit onderwerp raden we de volgende beknopte - en toch volledige - samenvatting aan : Vandecandelaere 251


Donald :De Tijdrekening. De kalender Juliaans, Gregoriaans, Republikeins. (Uitgeverij Familia et Patria, Roeselare). Op de vraag van de Heer Michel Vigneron (Oh. T. 1990- N째 6- p. 370) ontvingen wij het volgend bijkomend antwoord van de Heer Arthor De Decker : Een bibliografie i.v.m. "het plan van Gent tijdens de belegering van 1708, door JacobHarrewyn" is te vinden in hettijdschrift "GentWerkt",juni 1979, nrs. 4142, pp. 115-121, van de hand van de Stadsarchivaris Johan Decavele (aanwezig in het Documentatiecentrum). De Heer Arthor De Decker reageert eveneens op de vraag van de Heer Eddy Levis i.v.m. Gebuurtefeesten. Hij citeerteen 10-tal werken waarin dit onderwerp o.m. behandeld wordt. Wij hebben deze inlichtingen rechtstreeks doorgespeeld aan de Heer Levis.

LEZERS SCHRIJVEN ONS De Heer W. Van Coyck komt nog eens terug op onze puzzel. Op vraag 4 had hij als antwoord gegeven CRISTUS PIETER, daar waar wij bij de oplossing CHRISTUS PETRUS vermeld hadden. Hij dacht dat we hem dit fout aangerekend hadden. Ten onrechte trouwens, want is onze Quizmaster een streng personage, hij is niet altijd volledig onredelijk. De HeerVan Cuyck was te rade gegaan bij A.J. Wauters, namelijk in zijn boek "De Vlaamsche Schilders der X.Ve eeuw" (1886). Daarin had hij deze schrijfwijze gevonden en hij stelt de pertinente vraag : "Welke schrijfwijze was officieel korrekt in die tijd? In verschillende akten kon telkens een andere schrijfwijze genoteerd staan, genealogen weten dit" Inderdaad, MijnheerVan Cuyck, en zelfs in dezelfde akte durfde men soms verschillende schrijfwijzen gebruiken voor dezelfde naam. De Heer Erik De Keyser heeftvleiende woorden voor de auteurs die publiceren in "Ghendtsche Tydinghen", maar hij merkt op: "Soms kan men- ter goeder trouw - uit onachtzaamheid of verkeerd en onnauwkeurig ingelicht, zaken neerpennen die in de grond niet zo erg zijn, maartoch moeten rechtgezet worden. In Oh. T. 1991- N째 2- p. 65 staat als onderschrift bij de bovenste foto: Brand 1 juli 1640- Aquarel Wynants. SAG- Atlas Goedgeboer W 62bis. Wellicht werd dit verkeerd geiilventariseerd. St-Baafs brandde wel op 1-7-1640, maar op 11-9-1822 brandde het terug in St-Baafs en daarvan maakte de Hollandse schilder J.J. Wynants een akwarel en deze illustratie staat in G.T. afgedrukt." We hebben zo de indruk dat de Heer De Keyser gelijk heeft 252


Van de Heer David Maes komt de volgende opmerking : Inzake het "laatste woord van de Quizmaster" "G.T. 1991/2,p. 111 e.v.) heb ik toch een bedenking bij de bespreking van het probleem "Petrus Christus van Baerle". Ik citeer letterlijk de bewuste zin: "In dit verband zou misschien nog de vraag kunnen gesteld worden of het hier gaat om Baarle-Drongen, gefusioneerd met Gent, of Baarle-Frankrijk, gefusioneerd met St.-Martens-Latem." Met alle respekt voorde geachte Heer Quizmaster, maar moet hieruit verstaan worden dat er twee Baarles waren? Ik kan nochtans voor 100 %verzekeren dat er in de buurt van Gent slechts één Baarle was. Bij Keizerlijk Dekreet van 2 Pluviose Jaar XIll (22 januari 1805) werd het ene en enige Baarle als gemeente afgeschaft. Het deel gelegen op de rechteroever van deLeie-het zogenaamde Baarle-Frankrijkwerd bij St.-Martens-Latem gevoegd, het andere deel bij Drongen. Wel ontstond er enige discussie omtrent de vraag wie het archief van Baarle zou krijgen. Uiteindelijk verhuisde het archief naar St.-Martens-Latem ingevolge een besluit van 20 Germinal Jaar Xill. Onder de titel"HOU ENDE TROU" ontvingen wij van Prof. Dr. A. Evrard de volgende nota : "De HeerBurgemeester heeft zich akkoord verklaard, door VTB een verklarend opschrift te laten aanbrengen ter hoogte van het Gentse Beverhoutsplein. Vele bezoekers van onze stad- en zelfs ook Gentenaars- blijken immers de betekenis van die benaming niet te verstaan. De herinnering aan Filips Van Artevelde's overwinning (Oedelem, 1382; hetzelfde jaar nog waarin hij te Westrozebeke samen met zijn gemeenteleger sneuvelde) wordt dus binnenkort in het blinde-venster op de hoek der Oude Stadsbibliotheek aangebracht Filips, zoon van de Wijze Man, bleek een typische vertegenwoordiger van het vrijheidslievende, eigenzinnige, opstandige en koppige Gent; "de rebelse stede" zoals onze Stadsarchivaris ze in zijn fraaie historische studie noemt. Historicus H. Van Werveke noemde ruwaert Filips "een krachtdadig en stoutmoedig bevelhebber." Van de Heer Eddy Levis het volgend schrijven : De heer Eddy Levis dankt Dhr. Paul Huys voor de interesse waarmee hij het artikel uit de primussenreeks over Hellebaut las en heel speciaal voor het "Uittreksel uit de "Wegwijzer der Stad Gent" van 1820. Dhr. Huys beweert met reden dat het hier gaat over Georgius de Becker en niet.over Gregorius zoals verkeerd vermeld stond. Hier was weer het zetduiveltje van de partij. Voor wat echter de datum voor primus Raelen (of Baelen?) betreft zegt Prosper Claeys in zijn "Pages d'histoire locale" deel I hoofdstuk IV onder "L'entrée solenene à Gand du primus Hellebaut en 1793 QP p. 24 het volgende : "... Les autres lauréats gantois avaient été : Georgius de Becker en 1511, Hubertus Baelen, en 1567, et enfin, en 1681, Judocos Goethals, archidiacre de l'évêque 253


de Gand". Waaruit nogmaals blijkt hoe moeilijk het is tegenstrijdige bronnen te interpreteren. Hetverschil in B ofR zal wel aan het handschrift op hetmanuscript gelegen hebben dat door de toenmalige auteurs geraadpleegd is. Beide letters lijken in hun met de hand geschreven vorm zeer op elkaar. Auteurs schreven (en schrijven nog steeds) van mekaar over, met het risico dat bij dit overnemen van gegevens vergissingen kunnen binnensluipen. Vraag is te weten wie deze vergissingen waar maakte. De enige zekerheid die we tot hiertoe beiden hebben is, dat er twee tegenstrijdige bronnen zijn waarvan de gegevens verschillen. Wie fout is en wie juist, is niet steeds op een eenvoudige manier te achterhalen. Het enige dat een auteur hic et nunc kan publiceren is : "volgens bron X is het zus; volgens bron Y is het zo". In de bibliografie op het einde van de reeks vindt U alle geraadpleegde werken.

BffiLIOGRAFIE Onlangs verscheen Nr. 33 in de reeks "Kultureel Jaarboek-Bijdragen", onder de titel "FOCUS OP KUNSTENAARS. Bijdragen over beeldende kunst in de twintigste eeuw." Dit is een uitstekend initiatief van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen waar wij zeer gelukkig mee zijn. Het gaat namelijk over bijdragen van de betreurde Pierre Kluyskens. Velen van onze lezers zullen ongetwijfeld weten datPierre Kluyskens gedurende 30 jaarwekelijks artikelen schreefvoor de kroniek "Kunst- en Geestesleven" van het dagblad "De Gentenaar". De meeste van deze grondige en goed gedocumenteerde artikelen gingen over de Gentse geschiedenis, monumenten, figuren. Het waren er meer dan 1.500! Maar Pierre Kluyskens was niet alleen een gedegen historicus, hij was ook een gewaardeerde kunstcriticus, "kunstcriticus" in de goede zin van het woord dan. Hij schreef talrijke bijdragen over beeldende kunst in Vlaanderen, met het accent op de Gentse regio. In "Focus op Kunst" werden een 50-tal van zijn bijdragen integraal gepubliceerd. Het gaat over figuren zoals Emiel Oaus, Gustave V anaise, Jean Delvin, Albert Baertsoen, Maurice Dupuis, Cécile Cauterman, Geo Verbanck, Herman Verbaere, Anna Cogen-De Weerdt, de gebroeders De Cock, Jules De Bruycker, Leon De Smet, Jan Anteunis, Jenny Montigny, etc. etc. Het is een verzorgd gedrukt boek van meer dan 180 bladzijden, geïllustreerd. De (niet commerciële) prijs : 200 fr. zal waarschijnlijk wel overeenstemmen met de kostprijs. Men kan zich het boek aanschaffen op de Kulturele Dienst van de Provincie Vogelmarkt 17 (enkel in de voormiddag). Het kan ook bekomen worden door overschrijving op de Rekening 091-0059890-70 van de Provincie Oost-Vlaan-

254


deren, Kulturele Publicaties. In dat geval moet er 25 fr. meer overgeschreven worden voor verzendingskosten. Wie het boek gaat afhalen en zijn lidkaart voorlegt van de "Heemkundige Kring" krijgt dan nog een korting van 25 %. Wie een dergelijk boek aan 150 fr.laat liggen is niet goed wijs. Dit gezegd zijnde, vragen wij ons af of er geen mecenas zou kunnen gevonden worden die de gemeenschap een grote dienst zou bewijzen door de geschiedkundige bijdragen van Pierre Kluyskens te publiceren. In die 30 jaren "De Gentenaar" ligt een vergeten schat. Alles ineens publiceren is natuurlijk ondenkbaar, want dan zou men iets krijgen met de afmetingen van een Winkier Prins. Het zou wel te doen zijn door een selectie te maken van bvb. Gentse monumenten, of Gentse historische figuren, of Gentse gebeurtenissen, enz. Welke kaptiaalkrachtige rmanciĂŤle instelling voelt zich geroepen om op een intelligente manier aan "public relations" te doen? In verband met de artikelen over de Gentse Bruggen (die nog geruime tijd zullen verschijnen in "Ghendtsche Tydinghen"), herinneren wij er aan dat de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie, in samenwerking met de Technische Diensten van de Stad, het Ministerie van Openbare Werken en de Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie, in 1987 een boek uitgaf getiteld "7 Bruggen". Het gaat om de historiek en de restauratie van 7 Leiebruggen, nl. de Recollettenbrug, de Predikherenbrug, de St-Michielsbrug, de Grasbrug, de Vleeshuisbrug, de Zuivelbrug en de KrommeWalbrug. Het is de meestvolledige en meest recente wetenschappelijke studie over dit onderwerp. Ditrijkelijk geillustreerd boek (27 x 20,5 cm) van 134 bladzijden kan nog steeds bekomen worden op de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie, Onderstraat 20, aan de prijs van 450 fr. Het kan ook bekomen worden door overschrijving van 470 fr. (450 fr. + 20 fr. portkosten) op de Rekening 068-0643520-49 van de "Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie" - Gent.

H.C.

255


GENSCHE PRAOT Tsippe de Kriol èn es veur niets goed. De paster hee hem uit de kirke geschupt omdat hij altijd de wijn sturtege. Nu hêet hij e pläotseke gekrege in 't hotel van Boewar. Op de bruilof van Lobe in Seuze moest hij meehelpede taofel diene; maor den bäos häod hem in d'ûuge. - Oppasse Tsippe, zeid hij, dat ge niets en stort op de meinschen hulder schûun dijnge. - Nîen ek, menhîere, zei Tsippe ezûu; mäor zijn woorden en waore nog nie kêwd, of hij goot bijkanst g'hîel de pla frikasee op 't zwart, zije lijveke van de bruid. - Ezel, riep Seuze, zijde blend? Ge giet g'hîel de pla mee sijse op al mij schûun dijngel Bezie da, g'hîel de schotel es leeg. - 't En es niets, madam, zei Tsippe, 'k zal der nog wa gaon haole...

OPROEP AAN ONZE LEZERS

Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), allezondagen van 10 tot 12 uur. Het O.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

256


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 15 september 1991 20e jaargang nr. 5

Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235 , 9000 Gente Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland : 100 fr. extra voor portkosten INHOUD

- Toen de wegenwerken op de Poel en Sint-Miebielsplein een stuk ver verleden blootlegden - Inventaire Archéologique : Portret van Maria-Theresia, gezegd "met het kanten kleed". - Buurtbewoners uit het "Blindeken" en omliggende in 1920-1930. - Leon De Smet - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) St-Antoniusbrug - Rabatbrug - Een beeitse Gêns - Gebuurtefeest op de Muide rond 1930 - Bibliografie - De Gentsche Koetsier - Vraag en Antwoord - Gênsche Pràot

258 276 278 288 293 297 308 315 317 319 319

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.


TOEN WEGENWERKEN OP DE POEL EN SINTMICHIELSPLEIN EEN STUK VER VERLEDEN BLOOTLEGDEN Op 31 augustus 1987 schreef een Gentse krant dat, met de geplande werken in het vooruitzicht, de bewoners en middenstanders van Brugsepoortstraat, Hoogstraat, Poel en Sint-Michielsstraat, "barre tijden" te wachten stonden. Weinig prettige vooruitzichten; maar zo viel het toch uit. De wegen- en rioleringswerken waarvan gezegd werd dat ze de belangrijke invalsweg naar het Gents stadscentrum zouden herscheppen in een "zegen" voor auto's, fietsen, trolleys en al wat gaat en rolt en die al sedert september 1987 de Brugsepoortstraat hadden omgewoeld om daarna, vanaf januari, ook de Hoogstraat te beroeren, bereikten begin maart 1988 de Poel. Vroeger dan voorzien in het door de stadsdiensten rondgedeeld tijdsschema, werden op deze plaats de werken aangevat. Het liep er allemaal nogal hard van stapel. Benevens het lawaai van de mechanische tuigen, die eerst de oude en overbodig geworden tramsporen aanpakten en verwijderden en daarna een aanvang maakten met het opbreken van de kasseien, stelden de bewoners van de Poel, de morgen van 10 maart bij nader toezicht vast, dat het plein, aan de kant van de Oude Houtlei, Ramen, Drabstraat en Sint-Miebielsplein voor alle verkeer, ook het lokale, was afgesloten. Zonder enige voorafgaande verwittiging en mede door een absurde verkeersregellog werd de Poel ineens ontoegankelijk gemaakt, alhoewel dit aan geen absolute noodzaak beantwoordde. Van de geruststelling, die ook in de loop van een op 27 augustus 1987 ten stadhuize voorafgaandelijk gehouden en druk bijgewoonde voorlichtingsvergadering werd verstrekt, nopens een zo groot mogelijk behoud van de bereikbaarheid en de toeganglijkbeid van de panden, kwam niet veel in huis. De Poel was plots volledig ge誰soleerd, met alle nadelige gevolgen vandien voor de bewoners en de aldaar gevestigde zaken en diensten. Er rees bij de betrokkenen heel wat misnoegdheid. Er kwam protest, ook schriftelijk, niet alleen omwille van de manier waarop de zaken door de verantwoordelijke instanties aangepakt werden maar evenzeer terwille van het onbegrip voor de moeilijkheden en de problemen waarmee de mensen op de Poel te kampen hadden. Het had ook anders gekund, zelfs metinachtneming van wat de gangvan de werken noodzakelijk maakte. Maar neen, men had duidelijk voor de moeilijkste oplossing gekozen. En wat de mensen nog het meest dwars zat was, dat sommigen van diegenen, die ter plaatse voor de verkeersregeling moesten instaan, het de omwonenden nog lastiger maakten dan wel nodig was. Het leidde zelfs soms tot echt potsierlijke situaties, die destijds in een revue in deMinardop hun plaats zouden geweest zijn. Toch waren er gelukkiglijk nog enkele "verkeersregelaars", die het gezond verstand lieten spreken maar talrijk waren ze niet. 258


De Poel zat deerlijk in nesten. Wie er woonde, werkte of er om een of andere reden moest zijn, weet hoe moeilijk het in die dagen was om het plein te bereiken of er iets te verrichten, om er iets te brengen of iets te komen halen. De kasseibestrating werd volledig uitgebroken en weggehaald en na verloop van dagen bleef er alleen nog een breed stuk omgewoelde aardeweg over, met putten, kuilen, grachten en, bij slecht weer, plassen water en poelen. Het woord kon niet beter passen. De Poel was weer tot zijn oorspronkelijke staat teruggekeerd. "Barre tijden", de krant had overschot van gelijk. Men kon maar met veel moeite de overkant van de straat bereiken. Er waren er, vooral onder de ouderen, die bij die poging in moeilijkheden geraakten en halverwege bleven steken. Kinderen daarentegen ploeterden met veel plezier in de aarde en huppelden "over berg en dal". Er speelden zich ooktypische tafereeltjes af enerzouden wel een paar bladzijden psychologie te schrijven zijn over de manier waarop men zich in een dergelijke situatie soms gedraagt. In ietwat primitieve omstandigheden en wanneer de mens in zijn dagelijkse gewoonten gestoord wordt, loopt hij nogal gauw verloren, geraakt hij ook gemakkelijk gefrustreerd en vervalt hij in een ander gedragspatroon. Zelfs bij zo'n kleine voorvallen leert men de mensen maar ook zich zelf wat beter kennen. Het werd nog moeilijker toen de al smalle voetpaden nog werden uitgebroken ook. Zij, die liever de kans niet liepen om hun benen te breken, bleven zoveel mogelijk uit de buurt weg. Voor de zaken, die op de Poel en in de Sint-Miebielsstraat gevestigd waren, was het allesbehalve een voorspoedige tijd. Een deel van de kliënteel bleef achterwege. Er was gebrek aan doelmatige organisatie en aan begeleidende maatregelen vanwege de overheid Dat deed de irritatie en de frustratie nog toenemen. "Barre tijden voor de middenstand" had de krant voorspeld en zo viel het ook uit. Ondertussen werd er altijd maar onverdroten verder en dieper gegraven en werden de ingewanden van de Poel voor een groot deel blootgelegd. Leidingen, afgedankte naast andere nog in dienst, buizen, kabels, oude rioleringen, gebrekkige aflopen en verouderde aansluitingen kwamen te voorschijn. "Zo oud als de straat" zegt men soms en men kon zich nu van de juistheid van het spreekwoord rekenschap geven. Maar niet alleen dàt. Wanneer op een van de oudste plaatsen van Gent, waar de geschiedenis zich gedurende eeuwen stevig vestigde, graafwerken worden uitgevoerd, leidt dit natuurlijk ook wel eens tot verrassende vondsten, ook al hadden de bouwvakkers alleen maar oog voor het bouwvakkundige en niet voor het archeologische. Maar uit het een volgt soms het andere. En zo gebeurde het ook. Op dinsdag 22 maart 1988, in de namiddag, stuitten de arbeiders, die op de Poel een brede en diepe gracht aan het graven waren voor de riolering (richting Poel naar Ramen toe), ter hoogte van het huidig nr. 14, daar waar zich thans de ingang bevindt van de Administratie der Directe Belastingen, op een 5 à 6 meter van de huidige straatwand, in de ondergrond op een soliede 259


Fig. 1. De Poel: Torrepoort en Schokkelbroersvestje. Een aquarel van A. Van den Eynde (1852) naar het Stadspanorama van 1534. Atlas Goetghebuer SAG.

rotsachtige massa, bestaande uit grote stukken blauwe Doornikse leisteen, aan elkaar gemetst met kalkmortel. Consternatie bij de bouwvakkers, die zo'n omvangrijke hindernis, waar hun graafmachine tevergeefs haar tanden poogde in te zetten, niet hadden verwacht. Ze wisten echt niet goed voor wat ze stonden en moesten werkelijk machteloos toekijken. Neen, beton was het niet, maar even hard wĂŠl. Geen doen aan met het gewoon graafmateriaal, geen stuk afte krijgen. Krachtwoorden hielpen niet. Er zouden duidelijk andere middelen moeten aan te pas komen maar eerst zouden ze toch overleg plegen met de werkleider en deze laatste op zijn beurt met de verantwoordelijke diensten. Toch eigenlijk geen verrassing voor wie de geschiedenis van de Poel kent en weet wat er daar ooit gestaan heeft. De plaats waar de steenmassa zich bevond, de aard en het massief karakter ervan lieten er niet veel twijfel over bestaan dat de niets vermoedende gravers waren terecht gekomen op een deel van de nog aanwezige grondvesten van een van de torens van de destijds aldaar gelegen Torrepoort. De Torrepoort, Torenpoort (Porta Turris), Turrepoort, ook Torhoutpoort en Drongenpoort genoemd, was ooit een van de oudste, grootste en stevigste poorten van Gent. Het was een dubbele poort, gebouwd op het einde van de twaalfde eeuw, waarschijnlijk rond 1190, waarvan het ene gedeelte, dat bestond

260


uit twee zware ronde torens, versierd met mooie beelden, aan de overkant van de Houtlei stond, dus over de gracht, terwijl het ander gedeelte gelegen was aan de kant van de Poel. Torrepoort, Posteernepoort, Zandpoort en Wijkhuis beheersten de hoge omwallings- en vestingmuur ter versterking van de Houtleigracht. Over het juiste tijdstip waarop deze Gracht zou zijn gegraven, lopen de meningen uiteen. Johan Decavele schrijft dat de gracht ongeveer terzelfder tijd als de Ketelvest, de Leertouwersgracht en de Ottogracht, zeker v贸贸r 1190 en waarschijnlijk al omstreeks 1100 werd gegraven. Volgens J.J. Steyaert was de gracht er reeds in 964. Bij Fr. Blockmans lezen we dat het een traditie is, het graven van de Ketelvest, begrenzing tussen het domein der St. Pietersabdij en het portus, en mogelijk ook het trekken van de Houtlei, die de St. Miebielswijk op grond van St. Baafs omsloot, in de tweede helft der Xle eeuw te situeren. Het gehele systeem omgordde de Sint-Miebielswijk (eerste uitbreiding van de middeleeuwse stadskern over de Leie- Overleie-inde lOde eeuw) en vormde de westelijke verdedigingsgordel (watergordel) van de stad. Wat men nu op de Poel te zien kreeg, een stuk massieve fundering, die tot ongeveer vier meter diep in de grond stak, liet toe zich een idee te vormen over de stevigheid van de Torrepoort, zoals die op verschillende plaatsen beschreven wordt en op oude tekeningen, gravures en aquarellen afgebeeld staat, onder andere op de aquarel van A. Van den Eynde (1852), naar het stadspanorama van 1534, Atlas Goetghebuer, SAG, eenindrukwekkend en bijzonder geheel, op zich zelf al een vesting, Fig. 1. Ik vertelde aan een van de werklieden en aan een paar omstaanders om wat het waarschijnlijk ging en toen latereen werkleiderterplaatse kwam kijken, vertelde de bouwvakker hem simpelweg, naar mij verwijzend, : "Kijk, die daar heeft gezegd dat het iets is van de oude Belgen" (sic). Het was slechts met veel moeite en geduld en met speciaal materiaal dat men er in de daarop volgende dagen in slaagde om doorheen de rotsachtige blokken blauwe steen te boren en zo de stukken te verwijderen. Fig. 2. Dat het in de loop der eeuwen reeds ontzaglijk veel inspanningen en werk gekost had om de Torrepoort klein te krijgen, hadden anderen, lang v贸贸r de huidige slopers, al ondervonden. De afbraak van de Torrepoort en haar torens gebeurde op verschillende tijdstippen. De data, die door de diverse auteurs worden aangegeven, stemmen niet altijd overeen maar allen zijn het er wel over eens dat, telkenmale men er de hand aan sloeg, het een bijzonder zware karwei was. Soms moest men de poging zelfs opgeven. Inderdaad, toen Keizer Karel in 1540 het bevel gaf om samen met de Zandpoort en de Posteernepooft ook de Torrepoort te ontmantelen, moest men ervaren dat dit veel gemakkelijker gezegd was dan gedaan en zag men zich genoopt om na enige tijd die poging te staken. De Torrepooft had toen ongetwijfeld aan haar buitengewone stevigheid te danken dat ze gespaard bleef. Er dient evenwel opgemerkt dat reeds sinds de 14de eeuw de poort haar nut en 261


Fig. 2. Men moest speciaal materiaal aanwenden om de massieve fundering van de Torrepoort klein te krijgen - 1988.

haar funktie in het verdedigingsstelsel verloren had. De heer M. Labyn (in "Ghendtsche Tydinghen", 1987, 16de jaargang nr. 2, blz. 100) verwijst naar een tekst, door de heer Goetghebuer overgenomen uit de "Messager des sciences historiques de Belgique" anno 1843, waarin gezegd wordt" datéén der torens moest afgebroken worden in 1561 om het materiaal te bezigen voor de bouw van een sluis aan de Sassevaart". In "Gent van den oudsten tijd tot heden" (zevende deel, blz. 268) maakt Fr. De Potter melding van een afbraak in 1563 waarbij de beelden, die op twee der torens voorkwamen "sathieren ende dergelijcke poëterie", op het huis de Keurkamer van den haring werden geplaatst. Hij voegt eraan toe dat de andere poort, die dichter bij de Poel stond, zo kloek was dat, wanneer men ze in 1599 wilde afbreken, dit werk een geheel jaar arbeid kostte. 262


Het duurde tot de helft van de vorige eeuw vooraleer de Torrepooft of tenminste de delen, die er nog van overbleven, volledig werden afgebroken. Tot dan was in ieder geval één der torens behouden gebleven. In de 19de eeuw belemmerde het nog resterend deel van de Torrepooft echter meer en meer het verkeer op de Poel en maakte het de doorgang te nauw. Zo werd een ingreep onvermijdelijk. Bij sommige auteurs zoals J.J. Steyaert, De Potter en Fris lezen we dat de poort of de nog overblijvende toren gesloopt werd in 1840-1841. Meer achterwaarts werd dan een rij woningen gebouwd. Anderen, zoals Decavele en Labyn, schrijven dat de poort gesloopt werd in 1852 en eerstgenoemde voegt eraan toe dat dit geschiedde met het oog op een bredere verbinding tussen de Poel en de Hoogstraat Na het dempen van de Houtlei in 1899 werden op de Poel de huizen aan weerszijden gesloopt. De Poel werd in 1904 verbreed en derooilijn van de huizen werd gelijk gebracht met die van de Hoogstraat Later kwamen bij wegenwerken of bij bouwwerken op de Poel nog delen van de overgebleven funderingen van de Torrepooft te voorschijn. De bouwvakkers, die in 1965 op de Poel een nieuw burelencomplex optrokken op de plaats waar voorheen een aantal mooie herenhuizen stonden, die bij die harde ingreep jammer genoeg sneuvelden, ondervonden op hun beurt hoe stevig de torens van de vroegere Torrepooft wel in de grond staken. Reeds op dat ogenblik had ik een deel van de oude grondvesten zien blootleggen zodat het mij in maart 1988 niet verwonderde wanneer ik op ongeveer dezelfde plaats nogmaals overblijfselen van een eeuwenoud verleden zag opduiken. Ook nu had men dus weer met de resten van de oude stadspoort te maken en het was geen klein ding om ook die stukken op te ruimen. Als toegewijde verzamelaar heb ik enkele grote brokken van die Doornikse steen, voortkomend van de grondvesten, gerecupereerd en bewaard. In maart 1988 heb ik ook kunnen vaststellen, dat onder de nieuwsgierigen die op de Poel een kijkje kwamen nemen en hun verwondering uitten over de buitengewone stevigheid van de blootgelegde constructie, er eigenlijk maar weinigen waren die iets afwisten van het bestaan van de vroegere Turrepoort. Toch wensten de meesten onder hen om er iets meer over te vernemen en waren enkelen geïnteresseerd in lektuur over het onderwerp. Ik heb hen die dan ook aangewezen. Behalve de naam van een mooi en schilderachtig steegje, dat uitmondt in de Hoogstraat, de "Turrepoortsteeg", herinnertniets in de omgeving nog aan hetfeit dat zich op de Poel ooit een der oudste en grootste stadspoorten van Gent bevond. Het steegje heette voorheen "Pensstraatje" maar om dubbel gebruik en verwarring te voorkomen met de "Pensmarkt" en met de "Penssteeg", die eertijds in de Drabstraat uitmondde, werd de naam gewijzigd in "Turrepoortsteeg", zodat op die manier dan toch in de onmiddellijke omgeving herinnerd werd aan die indrukwekkende poort. Een gelukkig initiatief. In de loop der eeuwen werd het steegje in kwestie, met de uitlopers die het toen 263


Fig. 3. Poel, naast de overblijfselen van de funderingen van de Torrepoort : een deel van een muurconstructie in rode baksteen met een opgaand stuk in blauwe hardsteen.

had naar de Houtlei en naar de Holstraat, in de Stadsrekening en in andere bescheiden aangeduid onder verschillende benamingen. Het is Fr. De Potter, die er aan enkele herinnert: "Coyers steghe" 1339-1340; "Koysteghe" 1414-1415; "Coeyestrate" 1456- 1457; "Koestege" 1524; "Mirakelstrate" 1502-1503; "Ra-

kestraetkin" 1530; "Cruepelsteghe of Cruepelsteexken" 1600-1601 ; "Vuulsteghe" tot zelfs "den Zeerdtsac" en nogal plastisch uitgedrukt... "den Contentast" 1484-1485; en ook nog "Couversteghe". Het was daar een echte doolhofvan steegjes en eindjes van stegen. In het begin van de 15de eeuw werd het Pensstraatje aan ĂŠĂŠn kant afgesloten. Naast het resterend stuk van de grondvesten van de vroegere Turrepoort en eveneens ter hoogte van het huidig nr. 14 maar iets dichter naar de straatwand 264


toe en ermee evenwijdig lopend, zagen we een deel van een oude muurconstructie in rode baksteen met aan de uitkant een opgaande afwerking in blauwe steen. Fig. 3. Ging het om overblijfselen van de voormalige Torrepooft zelf of om stukken van de funderingen van huizen, die tegen de Torrepooft aanleunden of er later gebouwd werden? Het zou niet helemaal in tegenstelling zijn met wat men ziet op afbeeldingen van de Torrepooft maar het is toch moeilijk om er met zekerheid op te antwoorden. Het is wel twijfelachtig dat het afkomstig zou zijn van de oude Torenpooftbrug, die even oud was als de Torens en die, volgens De Potter en Fris, in 1862, en volgens Labyn in 1865 werd verbreed en steeds volgens laatstgenoemd auteur in 1882 werd hersteld en in 1903 gesloopt. Nog steeds aan de noorderkant van de Poel, ter hoogte van het hierboven vermeld burelencomplex maar dichter naar de hoek van de Drabstraat toe, viel de aanwezigheid te noteren van overblijfselen van een vrij grote muurconstructie in baksteen, schuinlopend en de doorgang van de straat vernauwend naar de Torrepooft toe. Aan de hoek Ramen/Hoogstraat, kant van de Hoogstraat, kwamen eveneens stukkenfundering in Doornikse steen vooren iets voorbij hetkruispuntzaten nog vrij grote overblijfselen van een constructie in baksteen. Ter hoogte van de hoek Ramen/Poel heeft men gedurende dagen water weggepompt uit de ondergrond Op de Poel kan zulks uiteraard geen verwondering wekken. Reeds toen in 1965 het hoger gemeld burelencomplex gebouwd werd, heeft men filters gestoken en gedurende lange tijd enorme hoeveelheden water uit de grond getrokken, wat trouwens voor een aantal gebouwen in de omgeving schadelijke gevolgen gehad heeft. De benaming Poelliegt er natuurlijk niet om. Vele eeuwen geleden bevond er zich op die plaats een moerassig gebied dat een poel (stagnum) vormde; vandaar de benaming "Poel". Verder lag er een drabbige, drassige, slijkachtige massa, een "drab"; vandaar de benaming "Drabstraat". "Poel" en "Drabstraat" worden als benaming van plaats en straat reeds vermeld in teksten in het begin van de 13de eeuw; maar de Poel, als topografisch gegeven, was natuurlijk veel ouder. Hij werd gedempt bij het graven van de stadswal op het einde van de 12de eeuw. Aan de zuidelijke kant van de Poel, ter hoogte van waar zich thans de panden nr. 9 en 10 bevinden, op ongeveervieren een halve metervan de huidige straatwand, waren delen zichtbaar van constructies in baksteen, muren, die in twee gevallen haaks tegenover elkander stonden (funderingen, kelders) waarschijnlijk daterend uit de 15de eeuw. Steeds aan de zuidelijke zijde van de Poel maarmeer naar de hoek toe met de Oude Houtlei, waren overblijfselen van kelderconstructies zichtbaar en in de nabijheid trof men ook resten aan van funderingen in Doornikse leisteen maar minder omvangrijk dan aan de hoek Poel/Ramen. We vonden op de Poel gebakken vierkante rode tegels van het formaat 21 x 21 cm evenals enkele platte rode dakpannen. Verder troffen we bakstenen aan van diverse formaten: 27/26 x 13,5 x 6n; 25/26 x 11,5 x 5/6 cm en van 24 x 11 x 5 265


cm. Vennits deze bakstenen o.m. ook voorkwamen in hopen aarde, die bij het graven door de machines werden opgehaald, was het niet altijd mogelijk nauwkeurig te bepalen vanwaar ze kwamen. In andere gevallen was het wel mogelijk. Uit de ligging van de ter plaatse aangetroffen resten van constructies aan weerszijden van de Poel (noordelijke en zuidelijke kant) kan worden afgeleid dat deze laatste plaats toentertijd inderdaad veel smaller was. Een toch niet onbelangrijke vaststelling, die de bevestiging inhoudt van wat er over geschreven werd. Herinneren we er nog aan dat in 1840 de Torrepooft gesloopt werd omdat de doorgang voor het verkeer te nauw geworden was en dat in 1904 de Poel verbreed werd. De Poel is een van de oudste en merkwaardigste plaatsen van Gent en blikt terug op een lange geschiedenis. Ook nu nog bevinden er zich aldaar een aantal zeer mooie en architecturaal waardevolle gebouwen uit de 17de, 18de en 19de eeuw, met heel fraaie gevels in verschillende bouwstijlen. Denken we o.a. maar aan het grote en zeer mime 18de-eeuwse "Hotel de Nockere", voorheen "Hof van Wakken", gelegen aan de Oostzijde van het plein, waar in de loop der tijden zoveel illustere personen verbleven: Filips 11; Keizer Karel in 1556; Willem van Oranje in 1576-77 en '78; jonker van Hembyze in 1583; in 1678 graaf de Montbron; in 1681, de Prins van Parma, Spaans legeraanvoerder, om er maar enkele te noemen. Daar zijn verder ook : het mooi herenhuis in Lorlewijk XIVstijl, waar vroeger de school Sint-Louis van de "Dames van het Christelijk Onderwijs" gevestigd was; de elegante en sierlijke Vlaamse-Renaissance-gevel; het "Hotel van Saceghem" met zijn zeer schone gevel in Lorlewijk XVI-stijl, op de scheiding van Poel en Drabstraat Al die gebouwen hebben hun eigen, rijke geschiedenis. Er staan ook een paar herenhuizen met neoklassicistische gevel, naast panden van meer recente datum waarvan sommige dateren uit het begin van deze eeuw. Ook die dragen bij tot de architecturaal fraaie omgeving. Het was ook op de Poel dat zich destijds het schilderachtig Schokkebroersvestje bevond langswaar men toegang had tot de kapel van het oudklooster der Alexianen, ook Cellebroeders geheten, "de grauwe broederkiDs up de Veste", aldaar reeds gevestigd sinds het begin van de 14de eeuw; de kapel met het sierlijk spits torentje, een typisch stukje 18de-eeuwse bouwkunst. Op de plaats waar zich destijds het klooster der Alexianen bevond, staat nu het St. Amandus-lnstituut. Het Schokkebroersvestje verdween in 1904. Wat leverde de ondergrond op de Poel nog op aan vondsten benevens hetgeen we reeds vermeldden? Moet er worden aan herinnerd dat het, wegens de aard van de werken en het tijdsschema, gesteld voor de uitvoering ervan, niet gegeven was veel tijd te besteden aan het speurwerk. De grachten en putten bleven niet lang openliggen en men moest zich tevreden stellen met een vluchtig bezoekje aan de gegraven kuilen - daar waar dat mogelijk was - en met het zoeken en tasten in de door de graafmachien opgehaalde aarde. 266


We troffen schetven van ceramisch materiaal aan, diverse stukken van rood en bruin gebruiksaardewerk, afkomstig van kruiken en potten; een stukje fijnere faience, wit met blauwe tekeningen en motieven en een vrij groot stuk van een mooie, kleine witte kom. Verder vonden we enkele stukken witte marmer waatvan twee een afgeronde zijde vertoonden; ook een stuk bewerkte en uitgekapte blauwe hardsteen, waarschijnlijk afkomstig van het bovenste deel van een kolom; ook een stuk leisteen, rond van vorm, met een diameter van 10 à 12 cm en een dikte van 1,5 cm, net een kleine schijf; verder nog een soort bol in zandsteen, ietwat afgeplat aan twee kanten, met een diameter van 7 ,5 cm en een dikte van 5/5,5 cm. We vonden ook enkele stukken schalie en een aantal oesterschelpen in een kuil aan de hoek van Poel en van de Ramen, daar waar zich de muurconstructie in baksteen bevond waarover we het reeds eerder hadden, Fig. 3. Naarmate de graafwerken vorderden en er ook een en ander bekend raakte over kleine vondsten, kwamen steeds meer liefhebbers opdagen om eventuele scherven te rapen. We hebben ook gezien dat de Dienst Stadsarcheologie ter plaatse is geweest en vaststellingen heeft gedaan zodat van die kant uit misschien wel een aantal interessante gegevens te verwachten zijn. Inmiddels vorderden de werken op de Poel. De rioleringen waren gelegd, de putten en kuilen werden gedicht en het wegdek geasfalteerd. Op 18 april reden de bussen van het openbaar vetvoer weer over de Poel en bereikten langs een omlegging (de Drabstraat) de Korenmarkt. Er was op de Poel een boomaanplanting voorzien, geen slecht idee, maar die is er niet gekomen. In de Sint-Michielsstraat, waar het voor de bewoners ook geen lacheding was, allesbehalve zelfs, zat men ongeduldig te wachten op betere dagen. Het was er voor de voetgangers een klauter- en sukkelpartij over de opengebroken voetpaden. Vanaf de Poel, voorbij de Watergraafstraat, tot aan Sint-Michielsplein was het één moeilijk te begane stuk weg, over putten en hoopjes aarde, waar alleen enkele jonge crossers per moto of per fiets hun kunsten kwamen tonen maar ook geregeld struikelden. Voor de rest lieten de mensen, die er niet absoluut moesten zijn, die straat zoveel mogelijk links liggen. Ook daar waren er vanwege de omwonenden ernstige en gegronde klachten maar het leverde allemaal niet veel op. Er werd met hun situatie weinig of geen rekening gehouden. Een stap verder lag Sint-Michielsplein. Wie in de loop van de maand april1988 dat plein heeft betreden, op het ogenblik dat aldaar de wegen- en rioleringswerken aan de gang waren, zal wel een bijzondere herinnering bewaard hebben aan het uitzicht dat het op dat ogenblik bood. Meer dan ongewoon, een beetje bevreemdend en ontredderend. Alleen nog maar omgewoelde aarde, putten, hopen kasseien, die werden vetvoerddoor zware over en weerrijdende camions, die diepe voren trokken; mechanische tuigen, die hun lange grijparmen in de

n

267


grond lieten neerploffen en tonnen aarde ophaalden en verplaatsten. En aan de rand van dat alles, de rustige, eeuwenoude, imposante Sint-Michielskerk. Het pleinlag ereebt "verdesteleweerd" bij zoals men dat in het Gents soms zegt. Toch bood Sint-Miebielsplein een spektakel, dat verschillend was van dat van de andere plaatsen waar de wegen- en rioleringswerken huis hielden. Ik kan niet meer op Sint-Miebielsplein komen zonder dat telkens voor mijn ogen weer het beeld opdoemt van die opengereten grond met grachten en kuilen en daartussenin, zowat overal verspreid, beenderresten, hier en daar een schedel of stukken van een schedel en zelfs delen van menselijke geraamten. Een toch wat schokkend tafereel en ik kan zeggen dat ik niet de enige was, die bij het zien van dat alles, onder de indruk kwam. Over de gehele uitgestrektheid van het plein lagen beenderresten van allerlei grootte en slag. De laatste overblijfselen van hen, die er reeds eeuwen "in vrede rustten", werden er nu bovengehaald, op hoopjes uitgegoten en afgevoerd. Het beeld van een diep verstoorde dodenakker. Van waar dat alles kwam? De uitleg is vrij eenvoudig. In vroegere eeuwen en tot vóór 1785 bevond er zich op dit plein vóór Sint-Miebielskerk een begraafplaats. Verschillende auteurs maken er melding van. Er zijn de historische bronnen en er is het cartografisch materiaal. Behalve wat door de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie een paar jaar voordien, in 1986, werd blootgelegd, had ik zelf echter nog geen overblijfselen of tastbare sporen van het kerkhof gezien. In het tijdschrift "Stadsarcheologie, Bodem en Monument in Gent" van 1986, jaargang 10 nr. 2, blz. 76 en volgende, wordt er melding gemaakt dat een onderzoeksteam onder leiding van de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie, met medewerking van de Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie op SintMiebielsplein een beperkt archeologisch onderzoek gestart had. Vóór het westportaal van de Sint-Miebielskerk werd een vlak uitgezet en reeds na de tweede verdieping stootte het onderzoek op een laag kistgraven. Verder lezen we, dat elke nieuwe verdieping een nieuwe kistenlaag ter studie opleverde en dat in totaal duidelijk zeven verschillende begravingsniveaus konden worden opgetekend. Ik was toen in 1986 uit persoonlijke historische interesse ter plaatse een kijkje gaan nemen en had, zij het als buitenstaander en vanop afstand, het werk een beetje gevolgd. Het loonde wel de moeite. Dat er in 1988, met de uitgebreide wegen- en rioleringswerken en met de heraanleg van het Sint-Miebielsplein wel een en ander aan de oppervlakte zou komen, was dus te verwachten en die verwachting werd niet bedrogen. We wisten ook, dat de Sint-Miebielswijk in de ontwikkeling van onze stad een belangrijke plaats had ingenomen en dat zijn ontstaan zeerver in de geschiedenis terugging. De wijk was de eerste uitbreiding van de middeleeuwse stadskern over de Leieen werd dan ook "Overleie" genoemd. Vanuit historisch standpunt wordt aangenomen dat deze ontwikkeling zich zou gesitueerd hebben in de 10de eeuw en dat de wijk reeds rond het midden van die eeuw zou bewoond geweest zijn. In het reeds eerder geciteerd artikel in het tijdschrift "Stadsarcheologie" 268


wordt er echter op gewezen dat archeologisch gezien, de huidige SintMiebielskerk geen getuigenissen ouder dan de 12de eeuw vertoont. Blijft de vraag : van wanneer dateert de aanleg van het kerkhof op dit plein v贸贸r Sint-Michielskerk? Het antwoord kan, zo meen ik, slechts moeilijk met zekerheid verstrekt worden. Bestond het reeds in de 13de eeuw? Gelet op de snelle ontwikkeling van dit gebied, de opgang van Sint-Miebielskapel tot SintMichielskerk, de aangroei van de bevolking en de groei van de Sint-Miebielsparochie zelf, is dat niet onmogelijk. Volgens de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie, in de hierboven vermelde bijdrage, zou echter op grond van stratigrafische bevindingen blijken, dat het kerkhof van jongere datum is dan het eind van de 13de en het begin van de 14de eeuw. Anderzijds weet men, dat er in 1420 rond het kerkhof een nieuwe muur zou gebouwd zijn. Ook De Potter maakt er melding van dat de afsluiting van de begraafplaats in de eerste jaren van de 15de eeuw vernieuwd werd. Het kerkhof moet vrij groot geweest zijn. Volgens De Potter zou het zich tot aan de omliggende huizen uitgestrekt hebben en nauwelijks plaats gelaten hebben voor een voertuig. Hij verwijst daarbij naar volgende teksten : "dnieuwe kerckhof van Ste Michiels, bij de Ste Michielsstrate" (1460); "eerven, daer een huus up plach te stane (in de Ste Michielsstrate), dat nu tkerkchof es" (Renteboek der armen van St-Nicolaas 1516); "van eerven, daer een huus up stont naest den huuse hier voren ter Torrepoorten waert, ende es ooc nu kerchof' (idem). In de 16de eeuw zou hetkerkhof vergroot zijn. Om deze stelling te staven, steunt De Potter zich op een tekst van de "armenrekening" van de Sint-Miebielsparochie over het jaar 1586-1587 die zegt: "de eerfve van Ste Miebiels strate, daer wijlent een huus up stont, nu het kerckhoff, bij den "nieuwen turre" en verder nog: "daernaest, ende waeren voortijts twee groote looven, nu tnieuwekerchof... de eerve daernaest, wesende den houck van den kerchove, daer de traelge plagt te ligghene, jeghens over sente Miebiels straete" ... "De eerfve, daer de poorte staet van wijlent thuus van neeringhe vande Brauwers, ende es nu den uytganc tusschen baillen in de Huerendochterstraete". Ook zou de plaats waar later de pastorij gebouwd werd, vroeger tot de begraafplaats behoord hebben. In dit verband haalt De Potter een notari毛le akte aan van 9 november 1684 van Antoon Stuperaert en J.B. van den Broucke waarin gezegd wordt : "een huys ... beneden de St. Miebiels brugghe baudende den houck van de selve brugghe ende ter andere baudende den houck van het kerckhoff'. Tijdens het Calvinistisch bewind over de stad (1577-1584) werd het kerkhof geschonden, wat trouwens met de Sint-Miebielskerk zelf ook gebeurde. Reeds tijdens de beeldenstorm van 1566 waren in de St. Miebielskerk vernielingen aangericht. In 1578 haalden ze delen van de kerkhofmuur neer maar deze werd herbouwd in 1597. De muur werd nogmaals vernieuwd in 1675. In de notari毛le protocollen van Jean de Jonghe van 1672 (Rijksarchief te Gent) 269


komt o.m. hetklad voorvan het lastenboek betreffende "het verhooghen vanden Dieuwen torre" van Sint-Michielskerk; het kerkhof komt daarin ter sprake : "Sijnde de aennemers ghehauden alle het coreelsteen wesende op het besloten kerchof te haelen tot onder den turre... " en verder : "De annemers moeten oock het orduijn steen wesende op het kerchof doen brenghen tot onder den torreen doen boven winden alsvooren ... "en nog: "Raekende den steenput op hetkerchof zijn d'annemers ghehauden den selven te rnaeken ende daertoe te doen den aerbeijt. .. ". De noodzaak van een betere doorgang naar de Poel en de Hoogstraat liet zich meer en meer voelen. In 1585legde men over de begraafplaats een straat aan. De Potter wijst erop dat men in de eerste jaren van de 17de eeuw de straten voor en bezijden de kerk begon te verbreden en dit ten nadele van de begraafplaats. Het begraven van de inwoners van de parochie in en rond de kerken stelde natuurlijk ernstige problemen, ook op het stuk van de openbare gezondheid. Voor de Sint-Niklaasparochie werd het begraven rond de kerk reeds in de 16de eeuw verboden. De portuskerken van Sint-Niklaas en Sint-Miebiels waren volledig ingebouwd. Daarom werd bevolen de doden van de parochie in een speciaal daartoe afgesloten ruimte te begraven tussen het Hof van Waarschoot en de Bijloke. Na den geuzentijd evenwel zou het begraven binnen de kerk nog zijn voortgezet. Het verdween pas definitief in 1784 op bevel van Jozef II. Deze laatste datum is zeer belangrijk. Weten we immers niet met zekerheid wanneer het kerkhof er juist kwam, dan kunnen we toch met zekerheid zeggen dat 1784 er het einde van betekende. Inderdaad, Keizer Jozef II, door Frederik van Pruisen "mijn broeder de koster" bijgenaamd omdat eerstgenoemde zich voortdurend met kerkelijke aangelegenheden en met de zaken van de eredienst bemoeide, verbood bij edict van juni 1784 nog langer mensen te begraven binnen en rond de kerken en kapellen. In november 1784 kwam ook het verbod om het nog te doen binnen de steden. De resten, die uit de ondergrond van het oude kerkhof op SintMiebielsplein werden bovengehaald, dateerden dus zeker van v贸贸r 1784, maar natuurlijk voor een deel van veel vroeger. In juni 1784 had het gemeentebestuur al voor twee kerkhoven gezorgd. Een ervan lag buiten de Dampoort. Het was bestemd voor de bewoners van de parochies van St. Baafs, St. Jacobs en H. Kerst. De gronden van dit kerkhof, met een oppervlakte van ongeveer 600 roeden, werden door de bisschop van Genttoentertijd was dat Ferdinand-Marie de Lobkowitz- verkocht aan de stad. Buiten de Brugsepoort kocht de stad 599 roeden grond, voor de prijs van 2265 gulden, voor de aanleg van een kerkhof voor de parochies St. Niklaas, St. Miebiels en Akkergem. In "Den Vlaemschen Indicateur" wordt er op 1 december 1784 melding van gemaakt, dat de lijken na de godsdienstige plechtigheden in het "lijkhuis" der parochiekerken werden ondergebracht en 's avonds met "lijkwagens" naar de nieuwe kerkhoven buiten de stad werden vervoerd. Men maakte dus in de 270


parochiekerken bijzondere "bidplaetsen" of "lyckkaemers". Zo was er in SintMiebielskerk naast de grote kerkdeur langs beide kanten een lijkkamer. Ook het geldelijk aspekt behield in die zaken al zijn rechten. In verband met het lijkenvervoer stond in de "Gazette van Gend" van april 1792 het volgende te lezen: "Eene Lyk Voiture vercierd met zwarte Bekleedsels en Vercieringen" naer een der kerkhoven kost bij het gilde van St. Joris, onderhouden bij de "Vrije Kavelotters en Huurkoetsiers", twee gulden twee stuivers, in mededinging met de "propritarissen der officieĂŤn van de Lykbidders" welke 3 tot 4 gulden doen betalen. Deze laatsten hadden verscheidene processen ingespannen om het monopool der begrafenissen te hebben, doch hunne vraag werd telkens niet "ontfangelyk" verklaard en op 20 maart 1792 bij keizerlijk decreet bepaald verworpen. In "Gedenkboeken der Stad Gent- Gent onder Jozefll-" verwijst D. Destanberg naar een uittreksel uit het Resolutieboek (18 november 1785) waarin wordt gezegd, dat sedert het sluiten der kerkhoven voetgangers en voerlieden van de St. Miebielsbrug naar de Torenbrug door hetkerkhofvan Sint-Miebiels een weg hebben gemaakt. De kerkfabriek, eigenaar van het kerkhof, heeft daarop de aandachtvan de schepenen van der Keure gevestigd welke beslissen datdoor het "effectueren van de betaelingen van twee hondert ponden grooten de stad de volle proprieteyt van het kerckhof zal hebben zoo ende gelyck het actuelyck is op conditie nogtans dat het gemelde kerckhof soo tot ciraet van de kercke als tot den publiquen dienst ten eeuwighen daege zal on bebouwt blyven." In 1785 werd de muur rond het kerkhof gesloopt en verdwenen ook de laatste bovengrondse overblijfselen ervan. Op die plaats werd een openbaar plein aangelegd. Ook het doodbeenderhuisje aan de kant van de kleine kerkingang werd alsdan bij de straat ingelijfd. Sint-Miebielsplein had de plaats ingenomen van het kerkhof van Sint-Michiels. In april 1988 ging er van dat plein, dat nu de resten van een opengereten dodenakker van weleer liet zien, een heel aparte en macabere indruk uit. Wanneer men al die verhakkelde menselijke beenderresten, samen met hopen aarde en afval gewoon zag afvoeren naar andere oorden waar ze weer als opvulling zouden gebruikt worden maakte men bij zichzelf toch wel enkele bedenkingen over de "rust" die de tijd en de wereld gunnen aan hen, die eeuwen geleden aan moeder aarde toevertrouwd werden. Maar zo gaat het nu eenmaal. Hoe stond het dan met andere geschiedkundige bevindingen ter plaatse? Eerst en vooral in verband met de grootte van het kerkhof. De vaststelling dat op de verschillende plaatsen, waar op het plein gegraven werd, beenderresten, schedels of stukken van schedels evenals delen van geraamten boven gehaald werden, schijnt wel in overeenstemming met de stelling dat het kerkhof op SintMiebielsplein vrij groot moet geweest zijn. Wat de uitgestrektheid van dat plein vroeger en nu betreft, dient er te worden op gewezen dat het plein in 1904 verbreed werd. Op enkele plaatsen in het midden van het plein maar ook naar de 271


Fig. 4. Overblijfselen van een constructie in baksteen in de ondergrond op Sint-Michielsplein.

uitkanten ervan en dan iets dichter naar de Sint-Miebielsstraat toe, waar diepere grachten waren gegraven, zagen we in de zijwand van diekuilen op verschillende niveaus, soms dichter bij de oppervlakte, soms dieper, enkele geraamten liggen - toevallig door de graafmachine niet vernietigd - evenwel zonder spoor of overblijfselen van kisten. In enkele van de voor de rioleringen gegraven grachten werden ook overblijfselen van constructies in baksteen zichtbaar. Het langste en grootste stuk was oost-west gericht en situeerde zich in dat deel van het plein dat ongeveer in de verlenging ligt van de huidige Sint-Michielshelling. Fig. 4. Aan de noord-west kant van het plein, naar de hoek toe met de Sint-Michielsstraat, werden enkele afgeronde houten paaltjes aangetroffen evenals een blok blauwe hardsteen van ongeveer 45 cm lengte, waarin aan ĂŠĂŠn zijde, op enkele centimeter van het uiteinde, een kleine ronde holte was uitgekapt. Aan de zuidelijke rand van het plein, ter hoogte van de plaats waar er thans een open plek is in de gevelwand, werden heel wat bakstenen aangetroffen van het formaat 27 x 13 x 6 cm en van 24/25 x 11 x 5/6 cm evenals platte rode dakpannen en enkele stukken schalie. Aan de hoek van Sint-Miebielsplein en Ingelandsgat lag een een opvallend grote hoeveelheid oesterschelpen. Is het ter verduidelijking nodig er nogmaals aan te herinneren dat, wat gevonden werd, hoofdzakelijk opgeleverd werd door het zoeken en rapen in hetgeen toevallig door de graafmachine naar boven werd gehaald, met alles wat dat 272


impliceert inzake onmogelijkheid tot nauwkeurig situeren en localiseren ervan, enerzijds, en beschadiging en vernieling bij de mechanische behandeling, anderzijds. In de door de graafmachine opgehaalde bergjes aarde, die her en der over het plein verspreid lagen, kwamen een groot aantal scherven voor : ceramisch materiaal en aardewerk van allerlei slag, herkomst en kleur : rood, donkerbruin, lichtbruin, groen, grijs, wit, naast enkele die meerkleurig waren; sommige waren bedekt met glazuur. Van twee grijze kruiken vond ik de voet, één ervan was getand; van een grote bruinekom was er een fragmentvan de bodem en van de zijwand; verder een vrij groot stuk van de bovenste rand van een bruine pot; ook een bruinkleurige dekselknop in gebakken aarde; voorts een stuk van de bodem van een kom of pot waarvan de binnenkant bruinkleurig en de buitenzijde groenkleurig was; ook stukken van de steel van twee pannen waarvan de ene donkerbruin en de andere groenkleurig was evenals een fragmentvan de rand van een grote kom en van het handvat. Een paar scherven waren waarschijnlijk afkomstig van mooie polychrome siertegels. Verder nog een aantal kleinere scherven van diverse kleur en met glazuur bedekt. Ik vond ook de kop met het hieltje van een fijn stenen pijpje. Onder de vondsten verder ook een aantal dakleifragmenten waarvan één nog twee nagels met platte kop bevatte terwijl andere stukken de sporen droegen van hechting. In totaal toch enkele interessante stukken, waarvan sommige blijkbaar dateerden uit de 14de en 15de eeuw, terwijl andere, misschien wel ouder, in aanmerking kwamen voor verder onderzoek en datering. Er liepen in die dagen ook op Sint-Miebielsplein nogal watnieuwsgierigen rond, die dapper zochten en gretig raapten. Een globale kijk op wat er allemaal gevonden werd, kon men dan ook niet hebben. Een van de mensen, die ik daar enkele malen ontmoette, vertelde mij dat hij, benevens enkele scherven van rood gebruiksaardewerk, een geelkleurige scherf had aangetroffen waarop fragmenten van letters en cijfers in zwarte kleur voorkwamen. De ondergrond op Sint-Miebielsplein bevatte duidelijk heel wat arcbeologica en zou zeker een systematisch onderzoek waard geweest zijn. In de gegeven omstandigheden was dit echter schier onmogelijk. Misschien is de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie van de Stad Gentin die dagen terplaatse geweest en komen van die kantuit nog interessante mededelingen. Maar hoe stond het nu inmiddels met de uitvoering van de wegen- en rioleringswerken zelf? De mensen zaten met de vraag: wanneer zijn we nu van al datvuil en al die hinder verlost en wanneerkrijgt het allemaal weer zijn normaal verloop? Ze hadden er bepaald hun goesting van. In het "Gents Advertentieblad" van 21 juni 1988 verscheen een stukje waarin een "Poelenaar" zwaar zijn beklag maakte over de gang van zaken. Hij was niet de enige die er zo over dacht. Tegen de Gentse feesten zou het in orde zijn en zou de bus van het openbaar vervoer weer kunnen rijden en het verkeer normaal doorgang krijgen, zo werd van overheidswege beloofd.

273


Boven de rioleringen gingen de putten en kuilen weer dicht. Er werd gekasseid en geplaveid, de voetpaden kwamen er ook en op Sint-Miebielsplein zouden langs de kant van de Ravensteinstraat enkele boompjes aangeplant worden. De doorgang tussen Ravensteinstraat en Sint-Miebielsplein werd afgesloten voor het verkeer. Het heraangelegd Sint-Miebielsplein kreeg vorm en het zag er inderdaad anders uit dan voorheen. Op 7 juli 1988 vond er een voorlopige oplevering plaats van het deel van de werken tot aan de Poel en op 8 juli, in de voormiddag, reden de bussen van de MIVG en de auto's opnieuw langs de Poel, door de Sint-Michielsstraat, over Sint-Michielsplein, naar de Korenmarkt. De trolleybussen zouden later komen. De episode van de wegen- en rioleringswerken op de as Hoogstraat, Poel, SintMichielsstraat, Sint-Michielsplein, anno 1988, was achter de rug. Ze had geduurd van januari tot juli en had in de kroniek van dat stadsdeel haar plaats opgeĂŤist. Voor de bewoners aldaar was het, zoals de krant voorspeld had, inderdaad een "barre tijd" geweest. De werken hadden wel geleid tot een verbetering van de wegenis en van de bestrating maar ze hadden ook nieuwe problemen geschapen waarvan men zich vlug rekenschap zou geven. Maar er was ook het ander aspekt van de zaak, het historische. Voor wie geĂŻnteresseerd was in het verleden en in de geschiedenis van de Poel en van SintMichielsplein, een deel van "Overleie", hadden de werken een stukje van dat verleden blootgelegd en tot enkele nuttige bevindingen en vaststellingen geleid die onze kennis op dat vlak verruimden. Op de Poel hadden we de overblijfselen van de massieve fundering van de 12deeeuwse Torrepoort en van een aantal andere oude constructies uithaar omgeving zien blootleggen. En dan het Sint-Michielsplein, waar we getuigen geweest waren van het openrijten van het vergeten kerkhof, dat eeuwen geleden aan de voet van die mooie kerk lag. Sint-Michielsplein, waar lang geleden het Hof van Ravenstein aan paalde waarvan de meeste gebouwen in de loop van de vorig eeuw gesloopt werden maar waarvan in de, door romaanse kolommen geschraagde, overwelfde kelder van het spekkewinkeltje van "Katrien" en ook in het daarnaast gelegen goed, delen zijn overgebleven. Ook met de bepleisterde gevels van de herenwoningen, die er later kwamen, bleef het plein zijn eigen sfeer behouden. De zuidelijke gevelwand werd nadien echter zwaar toegetakeld en verstoord en er gaapte daarna een brede open plek. Of de heraanleg en de herinrichting van Sint-Miebielsplein ten jare 1988, stedebouwkundig, architectonisch en verkeerstechnisch werkelijk geslaagd mogen worden genoemd, is een vraag waarop ook vandaag nog in zeer diverse zin wordt geantwoord. Het plein ligt er, ook na de renovatie, nogal kaal en killig bij. Het is niet af. Een aangepaste groenarchitectuur- en daar hebben we in Gent toch de mensen voor - zou hier zeker verbetering kunnen brengen en het historisch stadsplein ongetwijfeld ten goede komen.' Blijft tenslotte nog de beklemmende vraag : wat er uiteindelijk en de:fmitief bouwkundig zal gerealiseerd worden op de plaats waar de door de afbraak ge274


stoorde gevelwand een brede open plek vertoont. In verband met de verdere heraanleg van het historisch stadsplein en de vrijwaring ervan als geheel, is het antwoord op die vraag zeker niet onbelangrijk. Er zal veel van afhangen. Er zijn wel redenen om met argwaan uit te kijken naar wat er zal gebeuren in de mooie historische omgeving, waarin de monumentale laat-gotische SintMiebielskerk en het indrukwekkend Pand dominante elementen zijn, maar die daarnaast ook nog andere fraaie en beschermde bestanddelen omvat. Of het plein, na de verwezenlijking van een nieuw projekt, nog wel een sieraad zal zijn voor de kerk, zoals vermeld in het Resolutieboek van 1785, moet worden afgewacht. Een paar voorbeelden o.m. in verband met wat destijds gebeurde op de Poel en in de Sint-Michielsstraat, waar het stadslandschap door een smakeloze en soms ergerlijke nieuwbouw op deerlijke en onduldbare wijze geschaad werd, tonen in ieder geval zeerduidelijk aan hoe hetNIET moet. Hopelijk blijft Sint-Miebielsplein van een gelijkaardige esthetische catastrofe gespaard en zal het stadsbeeld aldaar niet op betreurenswaardige wijze geschonden worden. Het zou anders de zoveelste doorn in het oog zijn. Georges BROGET

BmLIOGRAF1E - Blockmans Dr. Fr. : Het Gentsche Stadspatriciaat tot omstreeks 1302 - Antwerpen 1938. - Celis Gab. : Beschrijving van Gent - Gent 1920. - Decavele J.: De Oude Houtlei: Vest en Vestingmuur in Tijdschrift "Toerisme in OostVlaanderen" 20e jaargang nr. 5, 1971. - De Keyzer B.: De St. Miebielskerk te Gent- 1979. - DePotter Fr. : Gent van den oudsten tijd tot heden. Zevende en Achtste deel1882-1901- Gent 1933. - Deseyn G. :Gids voor Oud Gent- Gent 1984. - Destanberg D.: Gedenkboeken der Stad Gent: Gent onder Jozef TI 1780-1792- Gent 1910. - Fris V.: Les accroissements et les transformations de la superficie b채tie de Gand. - Haerens K. : Oude straatnamen van Gent - Gent 1982. - Labyn M. :Uit de geschiedenis van de Gentse bruggen- De Torrepooft en -Brug, in Tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen" 16de jaargang 1987 nr. 2. - SteyaertJ.J.: Volledige beschrijving van Gent- Gent 1857. - Stadsarcheologie-Bodem en Monument in Gent- Tijdschriftjaargang nr.10,1986, nr. 2. - Stadsarchief Gent : Atlas Goetghebuer. - De "Gazette vanGend": april1792. SAG. - "Den Vlaemschen Indicateur": december 1784. SAG.

275


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE Nr. 268 Op 25 october 1902 stelde V. De Muynck in de rubriek "Schilderijen - Stadhuis, Commissiezaal van de Gemeenteraad- XVIDe eeuw (1743)" in het Frans een fiche op over het

Portret van Maria-Theresia, gezegd "met het kanten kleed" Toen Keizerin Maria-Theresia op staatsiefeesten aan haar Hof dames van de Oostenrijkse Nederlanden zag die luisterrijke toiletten droegen versierd met prachtige kant, drukte zij aan Graaf de Lalaing de wens uit een kleed te bezitten dat volledig zou gemaakt zijn van fijne Vlaamse kant De Graaf maakte deze wens over aan de Staten van Vlaanderen die een bedrag van 25.000 gulden stemden voor de vervaardiging van dit kleed De Gravin van Arenberg die belast werd met deze opdracht, wendde zich tot de Gentse weesmeisjes, gezegd de Rode Lijvekens, voor het maken van deze kant. Dit kleed dat zeer kunstzinnig uitgevoerd werd, werd naar Wenen gestuurd in 1743. De Keizerin moet zeer ingenomen geweest zijn met dit geschenk, want in de bedankingsbrief die zij de Voorzitter van de Opperste Raad der Nederlanden liet sturen naar de Staten van Vlaanderen, wordt er gezegd : "Zijne Majesteit geeft mij de toelating een levensgroot portret te laten maken door de knapste schilder van het Hof om het u op te sturen. Zij heeft mij tevens bevolen dat de aankleding de exacte copie moet zijn van het kanten kleed dat u Hare Majesteit aangeboden hebt." Maar de invasie van ons land door het Frans leger in 1745liet de Oostenrijkse regering niet toe het schilderij op te sturen. De Stad Gent ontving het pas in 1749 bij de terugkeer van de Oostenrijkse troepen. Het portret reproduceert de tekening van de kant met een uiterste nauwkeurigheid en het verrukkelijk oplegsel steekt af op een kleed van roze zijde. Het is niet gesigneerd, maarmen schrijfthet gewoonlijk toe aan Martin von Meytens (16961770), een schilder van Zweedse origine die later Directeur werd van de Academie van Wenen. Een schilder, genaamd Matbias De Visch en geboren in het begin van de XVIlle eeuw in de Kasseirij van Veurne, werd door de Stad Brugge uitgenodigd er een copie van te maken, een opdracht die hij, naar het schijnt, uitvoerde met een opmerkelijk talent. Cf. Steyaert, Beschrijving van Gent.- Pr. Claeys, MĂŠ/anges historiques et anecdotiques sur la vil/ede Gand.- H. Hymans, Gand et Tournai (Parijs, 1902), p. 27. Over M. von Meytens, zie C. von Wurzbach, Biographisches Lexikon des Kaiserthums Oesterreich, tXVIll (Wenen, 1868), pp. 193-196.

276


Maria-Theresia met het kanten kleed." Foto Dienst Toerisme Stad Gent.

277


BUURTBEWONERS UIT HET "BLINDEKEN" EN OMLIGGENDE 1920-1930 In ons Maart-nummer verscheen een artikel over het kwartier van het "Blindeken". Het waren jeugdherinneringen van een oude Gentenaar. Hij had dit opgesteld voor zijn eigen plezier en het was toevallig dat wij dit vernamen en konden vaststellen dat dit interessante copie was voor "Ghendtsche Tydinghen". De man die over een uitstekend geheugen schijnt te beschikken had nog meer gedaan. Hij had ook een beschrijving neergepend van de buurtbewoners, hun karakter, hun particulariteiten, de taferelen die zich daar afspeelden, in één woord : een stukje Gents buurtleven meer dan 60 jaar geleden. Wij zijn blij hier zijn verdere jeugdherinneringen te kunnèn publiceren. Bij onze oudere lezers zullen ongetwijfeld eigenjeugdherinneringen opgerakeld worden, want het gaat over voor hen vertrouwde zaken.De anderen zullenkennis kunnen maken met een typische sfeer die ze zelf niet gekend hebben. De inwoners van de kleine buurt waren van zeer verschillende sociale standen : werklieden, ambachtslieden, bedienden, ambtenaars, winkeliers en zelfs renteniers. Links van mijn ouderlijk huis, op de hoek van de Brouwerstraat, woonde Oscar met zijn vrouw Mietje, zoon Louis en een klein dochtertje Germaine. Oscar was een zeer bekwame kleermaker en werkte voor bekende kledennagazijnen in de stad, o.a. voor Nagel & Esders. Zodra het 's morgens klaar genoeg was, zat Oscar met gekruiste benen, zoals een Boeddha, op zijn werktafel voor het venster. 's Zomers, achter een muskietenscherm kon hij gezellig praten met vrienden en geburen die voorbij kwamen, zonder daarom zijn werk te onderbreken. Ik zie hem nog zitten met zijn ijzeren bril op zijn redelijk dikke neus, naarstig aan het naaien. Soms, als een pak haastig moest afgewerkt worden, werkte hij op zondag. Mietje, zijn vrouw, was te bewonderen daar zij niet alleen haar normaal huishoudwerk verrichtte, maar ook ijverig meehielp aan haar rnan's werk : driegdraden uitrafelen, persen en strijken, en werken met de naaimachine die toen nog aangedreven werd met een voettrapper. In de grote keuken-werkplaats hing er altijd een bijzonder onaangename geur, mengsel van kookpot en geperste wollen stof. Soms mocht ik als kleine jongen met Oscar mee naar Nagel & Esders. Dan was hij netjes gekleed en op zijn arm droeg hij voorzichtig het afgewerkt kostuum, zorgvuldig in een zwart laken doek gewikkeld. Louis, zijn oudste zoon, toen in de 20 was een sterk gebouwde jongeman. Hij was drager van een diploma van gezworen landmeter en was ergens bediende. Louis was een leerzame man, hij bezateen kleine maarmooie bibliotheek. Boeken over geschiedenis, aardrijkskunde, schilderkunst, enz. Soms mocht ik, in zijn aan278


wezigheid, deze mooie boeken doorbladeren en hij gaf mij uitleg en antwoord op mijn talrijke vragen. Louis was bevriend met een kunstschilder, Van Cauwenberghe, die een Prijs van Rome behaalde. Ik heb nog met Louis het atelier van deze schilder bezocht. Met Louis ging ik ookregelmatig 's zaterdags naar het stortbad aan het Raamhof, in de stadsschool waar ik als kleuter in 14/18 naar toeging. Louis was ook lid van een Maatschappij voor Lichamelijke Opvoeding en oefende thuis met halters van verschillende gewichten, enkelen zeer zwaar. Germaine, Oscar's dochtertje was een paar jaar jonger dan ik. Een mooi meisje dat nog naar school ging toen ik verhuisde in 1931. Zij was toen leerlinge aan de Handelsschool voor Juffers in de NieuwebosstraaL In nr. 6, rechts van ons huis, woonde een stille, zwijgzame man, een weduwnaar met een zoon Albert van rond de 20 en een dochter, ook een Germaine. Ik ben de naam van de man vergeten en ook welke stiel hij had. Maar wat hij 's avonds deed wist iedereen, hij was namelijk de lantaarnopsteker van onze wijk. In die jaren waren enkel de grote aanliggende straten reeds electrisch verlicht. In al onze kleine straatjes stond op elke hoek een gaslantaarn die bij valavond moest omstoken worden, en bij zonsopgang uitgedoofd. Elke avond, bij mooi weer of bij regen, sneeuwval of storm, trok onze zwijgzame gebuur op met een lange stok op de schouder. Bij elke lantaarn ging de stok de hoogte in om het hefboompje te verdraaien en zo het altijd brandende waakvlarnmeltje aan te wakkeren. Elke morgen, zelfde tournee om alle lantaarns te doven. Regelmatig moest hij ook gedurende de dag een ronde doen voor het onderhouden en reinigen van de lantaarns. Dan ging de man op weg met ladder, emmer en spons. Elke lantaarn kreeg zijn beurt. Binnen en buiten de 4 ruitjes wassen en als het nodig was een nieuwe "manchon" of gloeikousje steken. Een zeer nuttig werk in die tijd. Albert zijn zoon was ergens werkzaam als bediende, maar hij was ook fluitist en studeerde aan het Conservatorium waar hij een prijs behaalde. Toen werd hij aangeworven bij het Gents politiekorps en werd hij fluitist in de toenmalige gewaardeerde Harmonie en Fanfare van de Politie. Jammer dat hij 's middags, na het noenmaal, aan het repeteren was en zo mijn oude grootmoeder stoorde bij het "vangen van haar uiltje". Maar ja, men moet al iets over hebben voor de kunst! De jonge juffer Germaine, ook in de 20 jaren, was zeer ziekelijk. Dikwijls nam zij mij, bij mooi weder, mee op wandeling. Zij stierf helaas, toen ik nog eenkleine jongen was, aan longtering, een toen nog zeer verspreide ziekte!

Verder woonde een voorspoedige familie; een schrijnwerkersbaas die werkte met zijn 2 zonen. De naam van de man en de vrouw ben ik vergeten. Zij hadden ook een dochter Mariette, enkele jaren ouder dan ik. Maar Theodoor en Adolf

279


(Theo en Dolfke) beiden in de 20 jaren, zie ik nog in mijn geheugen. Zij werkten dus samen met hun vader in een atelier ergens in de buurt van het Gewad, denk ik. De vader was een kalme, stilzwijgende man, zeer bekwaam in zijn vak. Hij kreeg veel werk bij de heropbouw van de door de oorlog "Verwoeste Gewesten" in West-Vlaanderen en de Uzerstreek. Heel dikwijls ging hij op het einde van de week naar ginder en kwam terug, waarschijnlijk met contracten, maar ook met mooie zeevis en koperen hulzen van oorlogsgranaten welke met duizenden te vinden waren in de streek. Mijn ouders kregen er 2 die, behoorlijk opgepoetst, op de schouw dienden als pot voor enkele mooie pauweveren. Dolf en Theo waren twee sterke mannen tussen 20 en 30 jaren oud. Beiden hadden zij eenrijwiel met een "koersguidon". Theo was, zoals zijn vader, ernstig en werkzaam. Dolfke daarentegen was een welgezinde, vrolijke maar toch zeer bekwame jonge man. Enkele keren mocht ik mee naar de schrijnwerkerij en was verbaasd door al wat ik er te zien kreeg. Het talrijk gereedschap : hamers, tangen, schaven, zagen, bankschroeven en nagels van alle grootte. Tal van balken en planken waren verticaal tegen de muur gerangschikt. Er heerste in het atelier een bijzonder aangename geur van hout. Door de dikke laag gekrulde houten schavelingen lopen vond ik bijzonder plezierig. Dolfk:e was voor mij een grote vriend. Bij mooi weer, als hij vrij van werk was, kwam hij soms bij mij ouders toelating vragen om met mij "verre te gaon rije". Dat betekende met mij een ritje per fiets te maken. Met een kussentje onder mijn achterwerk werd ik op de "buize" van de "koersvelo" geplaatst en moest ik mij goed vastklemmen op de "koersguidon". Dolfkesprong op zijn fiets en weg waren wij. Het ging meestallangs de Begijnhoflaan onder de toen nog bestaande prachtige rijen reuze kastanjebomen, de Nieuwe Wandeling en Ekkergem om, langs de Martelaarslaan en de Bijlokeen de Coupure zo terug naar huis te rijden. Soms ging het langs de Frère Orbanlaan, langs de toen nog bestaande sporen van hetZuidstation, naar de Citadellaan, door hetPark en langs de Coupure terug. Als kind was ik dan overgelukkig dat te mogen meemaken. Met Mariette, de jonge zustervan Theo en Dolfke, heb ik veel gespeeld. Het was een lief en mooi meisje die veel speelgoed had, en alle kinderen, jongens en meisjes mochten met haar meespelen. Buiten een reeks van grote en kleine poppen, bezat zij nog een miniatuur winkeltje en een miniatuur keukentje. Wij speelden ook met een diabolo en, natuurlijk, ook dansen met een danskoord. Nooit heb ik de moeder kwaad gezien, alhoewel soms een 6-tal kinderen in de lange gang van het huis aan het spelen waren en niet altijd als brave, gehoorzame "engelkens". De familie verhuisde, helaas!, toen ik nog geen 10 jaar oud was. In haar plaats kwam een familie van tegenovergestelde aard. Niemand in de buurt was er waarlijk mee bevriend. Naast de Schrijnwerkersfamilie woonde Miele met zijn moeder, een weduwe. Moeder werkte bij een familielid in de Brouwerstraat, ook een kleermaker. 280


Miele was treinwachter, controleur op de internationale treinen bij de Belgische Spoorwegen. Het was een stille, ernstige jonge man die men enkel ontmoette als hij van of naar zijn werk ging met zijn klein valiesje aan de hand. Op zijn zolder had "Emile" een klein duivenhokje waar hij enkele mooie witte "pauwkes" kweekte. Dat was zijn enig plezier. Het huis stond een paar meter uit de rij huizen, naar achter toe, maar de ingangsdeur stond gelijk met de rij. Boven die paar meters was een platform aangebrachtwaarop hetvenstervan de eerste verdieping uitgaf. Vooraan was het platform afgezet door een laag muurtje en heeft ons, kinderen, veel gehinderd. Als wij op straat, zoals dikwijls gebeurde, met de bal aan het spelen waren, "Balle chasseur" of ja, toen reeds voetbal, gebeurde het nog al eens dat onze bal terechtkwam op het platform. Aan Miele's moeder vragen onze bal terug te geven, hetgeen zij gemakkelijk kon met door het venster met een stok of met een "vaogbustel" over het muurtje te jagen, werd altijd beantwoord met een reeks ruwe scheldwoorden en bedreigingen. Dus bleef er maar ĂŠĂŠn oplossing mogelijk om de soms 5 of 6 ballen terug te winnen. Als wij zeker waren dat Miele of zijn moeder niet in huis waren, nam een der vaders van onze jongensbende een ladder, klom op het platform en wierp de gevonden ballen op straat. Dan was het twisten onder ons: '"t es de mijne", nie waor, 't es de mijne, ge zie toch dat hij ruud geweest es." Verder woonde Georges, een paardesmid, met vrouw en een zoontje, ook een Georges, iets jonger dan ik, maar wel een van mijn speelvriendjes. Vader Georges was de broervan Triphon, ookpaardesmid, die in onze straatzijn smidse had. Georges had een smidse aan de Lievekaai, waarschijnlijk nu het restaurant "The Horse Shoe" geworden. Naast Georges, tussen het volgende en laatste huis van onze rij, was een kleine plaats voorzien voor de pomp welke drinkwater verschafte aan al de bewoners van onze rij huizen met pare nummers. Gedurende de zomermaanden hadden wij, jongens en meisjes, veel plezier met vliegen vangen en deze te offeren aan de grote zwarte spin welke tussen de muur en de pomp verscholen zaten waarvan een groot deel van het net te zien was. Wij trokken zo maar een vleugel af van de vlieg om haar het vluchten te beletten en lieten haar in het net vallen. Telkens schrikten wij op toen de spin bliksemsnel op haar prooi sprong, het net deed trillen en weer bliksemsnel met de vlieg achter de pomp verdween. Even snel verscheen dan ook door het achterpoortje naast de pomp de vrouw die het huis bewoonde op de hoek van de Komijnstraat Zij had het bewaken van de pomp als plicht Dit gebeurde ieder maal met grote, kwade gebaren... en een reeks pure Gentse scheldwoorden om ons te verjagen. Dat ging natuurlijk voor onze bende kwajongens ook gepaard met gelach, tong uitsteken en "neuskes zetten". De mensen die in het huis woonden heb ik nooit anders gekend dan met die "spinhistorie". Ik geloof wel dat daar ook werd genaaid.

281


De rij huizen met onpare nummers, rechtover de onze, begon in de rechte hoek gevormd met de Brouwerstraat En daar was de smidse van Triphon, de paardesmid, die met zijn vrouw er boven woonde in een appartement. De smidse was breed en diep. Alle licht kwam van de grote, steeds open poort en van het vuur achteraan in de hoek. Van heel kleins af had ik de grootste bewondering voor de sterke Tripbon met zware, zwarte snor. Ik aanzag hem als een held als ik hem zag, zonder vrees, grote sterke paarden tot bedaren brengen en hun nieuwe hoefijzers plaatsen. Telkens kon ik verwonderd staan kijken naar Tripbon aan het werk, met zijn dikke lederen voorschoot aan en bijna altijd met blote, gespierde armen. Reeds rond 7 uur 's morgens hoorde men in de straat het "zingen" van de hamer op het aambeeld en de doffe hamerslagen op het gloeiend ijzer. Het was echt rythmische muziek. De smid had een knecht, Marcel, de zoon van Jan die verder in de straat woonde. De smidshaard stondhelemaal achteraan in een hoekvan het lokaal, meter boven de grote blaasbalg. Het zware aambeeld met een kegelvormig puntig deel stond op een grote afgeplatte boomstronk en ernaast stonden een grote waterbak en een slijpsteen. Verder was er nog een kooi gemaakt uit sterke houten balken waar de smid soms zenuwachtige paarden moest in brengen om hen te beletten te stampen of gevaarlijke slagen met de achterpoten te geven terwijl het dier moest "beslaan" worden. Nieuwsgierig zoals ik was, en nog gebleven ben, kende ik op zicht alle werkzaamheden van de smid en zijn knecht.' Als er geen paarden te behandelen waren was de smid nieuwe hoefijzers aan het smeden. Soms dierfik toen naderbij komen om metverwondering te zien hoe een rechte staaf witgloeiend ijzer, onder gepaste hamerslagen omgezet werd in een rond hoefijzer. Zodoende had Tripbon altijd een grote reeks hoefijzers in voorraad, en die hingen, per afmetingen, op ijzeren horizontale staven langs de muur. Er waren er van elk soort, ook kleine voor ezels! Alleen moest ik bij het kijken soms achteruitspringen, als wegspringende gloeiende vonken te dicht bij mij vielen. Het "beslaan" van een paard was ook altijd de moeite om gade te slaan. De sterke Tripbon met zijn dikke lederen voorschoot werlcte snel en goed. Het oude ijzer werd losgemaakt en de zool van de hoef werd zorgvuldig rein gemaakt, met mes en hamer de overbodige stukken verwijderd. Een nieuw koud ijzer werd aangebonden en op zicht de nodige aanpassing berekend. Het nieuwe ijzer werd dan opnieuw roodgloeiend gemaakt en met een tang op de hoef geplaatst. Marcel hield dan de paardevoet tussen zijn knieĂŤn. Dit ging gepaard met een echt stinkende witte rookwolk van brandend hoornmateriaal, en Tripbon moest die wegblazen om zijn werk te zien. Enkele hamerslagen op het aambeeld en het hoefijzer werd sissend in de waterbak gedompeld om af te koelen en te harden. Het hoefijzer werd dan op de hoef genageld met grote, lange nagels met dikke vierkante kop. De helper kwam daarbij te pas om de voet stevig vast te houden. Soms waren de mannen onder de buik van het paard aan het werk. Uitstekende

282


punten van nagels werden afgeknipt of met de hamer omgebogen. Het geheel werd dan bewerkt met een vijl zodat de hoef en ijzer een enkel vlak vormden zonder uitstekende delen. Dan werd de beslagen hoef met een dik olieachtig zwart vocht overborsteld en het werk was teneinde. Maar een paardensmid had nog andere werken te volbrengen. Hij kon een paard scheren, ditwas de manen afsnijdenmeteen grote schaar en dan de overblijvende stippels met een grote tondeuse op gelijke hoogte kappen. Maar het meest spectaculaire werk van onze smid was het afkappen van paardestaarten. Daar keek ik naar van verre, op veilige afstand met nieuwsgierige ogen en medelijdend hart voor het dier dat moest behandeld worden. Het paard werd zo goed mogelijk door twee mannen in bedwang gehouden. Poten werden juist boven de hoeven met sterke koorden vastgesnoerd, de bovenlip in een nijpend strop onbeweeglijk gemaakt. Tripbon plaatste dan een grote schaar met lange hefbomen tussen 2 staartwervels van het dier, en met een enkele machtige druk op de twee hefbomen werd de staart afgeknipt. De bloedende wonde werd onmiddellijk met een gloeiend ijzer dichtgebrand en ontsmet Het arme paard werd enkele stonden gerust gelaten en dan voorzichtig van de koorden bevrijd. Van de lange, mooie staart bleef nog een nietig, klein stompje over. Als de smid weinig werk had en een kalm paard na het beslaan terug moest brengen naar de eigenaar en ik stond te kijken, tilde hij mij op en zette mij op de rug van het paard, en met een "hĂŞwd eu goe vaste zulle" waren wij weg. Tripbon hield het dier bij de teugel. Ik was dan de koning te rijk, fier van zo hoog op een paard gezeten, de voorbijgangers te beschouwen. Nog veel gelukkiger toen een van onze buren mij zag! Heel ver ging het niet Tripbon was voorzichtig. Aan de Peperstraat of de Hoogstraat gekomen, nam de smid mij van het paard en ik mocht te voet terugkeren met een vrolijk kloppend hart! Een enkele keer heb ik de vriendelijke Tripbon gloeiend kwaad gemaakt, of was hetommijeensdeschrikophetlijftejagen?Hetwaskalmindesmidse.Ikmocht binnen, en terwijl de smid buiten een praatje sloeg met een gebuur, had ik niets beter gevonden dan op de harde grond te gaan zitten, naast zijn gereedschapsbak waar ik hameren nagels vond. Ik begon de lange nagels in de harde aarde te slaan. Nauwelijks waren er op die maniereen half dozijn nagels verdwenen, of de smid had het gezien. -Oh... gij potverdomse kleine smirlap ... haost eu dage wig zijt .. in d'ak eu nuut ne mier e zie in mijn smesse! Gedurende enkele dagen bleef ik voorzichtig buiten bereik van de smidse, maar alles kwam weer in orde, want Tripbon was een doorbrave man. Ik was zeer aangedaan toen hij zijn smidse door een ongeluk moest verlaten. Hij kreeg een klein splintertje hoorn uit een vuile hoef in het oog, er kwam een ongeneesbare besmetting en Tripbon verloor het oog. Hij kreeg een glazen oog in de plaats, kon als smid niet meer werken en werd magazijnier in het metaal283


bedrijf Pante & Masquelier, naast zijn smidse. Hij woonde niet meer in het "Blindeken" en als ik hem tegenkwam zegden wij elkaar vriendelijk goeden dag. Nevens de smidse bestond de redelijk grote fabriek Pante & Masquelier, bekend voor het maken van centrale verwarmingsinstallaties, gasverlichting en badkamerinstallaties. Er werkten enkele tientallen arbeiders, waarvan enkelen in de straat zelf woonden. Van de bedrijvigheid in de fabriek zelf was niets te zien. Maarwat voor ons, jongens, een echt spektakel was, kwam van buiten. Namelijk het aankomen voor het bedrijf van grote wagens, zwaar geladen met ijzeren of stalen buizen van alle grootte, en getrokken door twee sterke machtige trekpaarden. De buizen kwamen aan in het goederenstation van het Rabot en werden daar overgeladen op de wagen. De buizen waren bijna altijd langer dan de wagen zelf, zodat zij achteraan uitstaken en door hun gewicht bijna op de grond sleepten. Die lengte zorgde voor moeilijkheden in het transport, namelijk in de bochten van kleine nauwe straten. Zo kwam het dat eens aan de Peperstraat gekomen, de wagen in de Komijnstraat moest draaien en onmogelijk de bocht kon nemen in het Blindeken. Het moest dan verder tot het kruispunt met de Ramen waar wel plaats genoeg was; en op de hoek van de Ramen en de Brouwerstraat was het ook juist gepast. Eens aangekomen in de Brouwerstraat was de weg bijna rechtlijnig, er moest juist een beetje afgeweken worden naarrechts omdat de poort van Pante & Masquelier niet rechtover de Brouwerstraat stond. De smidse van Tripbon stond in de weg. De rechte hoek gevormd door de huizen van de Brouwerstraat en het Blindeken was beschermd door een grote blauwstenen paal. Wanneer de wagen aankwam in de Komijnstraat wist iedereen het zonder hem te zien. Alle muren beefden en een dof gerommel rilde door de straatstenen. Voor ons, jongens, was dit het signaal. Wij renden naar de hoek van de Ramen en de Brouwerstraat, want daar begon het spektakel. Ook mannen van Pante & Masquelier kwamen daar aan, daardie laatsterechte lijn gevaarlijk was. De straat was zeer slecht geplaveid, en wat meer was, vertoonde een lichte helling, berg op! De werklieden van de fabriek moesten hulp bieden. Twee hadden een zware, lange balk met een puntig uiteinde versterkt door een ijzeren plaat bij, anderen droegen een viertal grote driehoekige blokken. Eens in de Brouwerstraat gekomen begon de lastige laatste rechte lijn. De voerman stapte naast de wagen, gereed om de kruk van de remmen dicht te draaien. Hij moedigde de forse paarden aan door geroep en zijn zweep boven de kop van de dieren te laten knallen. De werklieden hielpen de wagen achteraan stoten. Als kleine jongens volgden wij het gebeuren op veilige afstand. Het was echt spectaculair de paarden hun uiterste krachten te zien inspannen. De dieren waren nat van het zweet en hun spieren waren zichtbaar door de grote inspanning. Het is meer dan eens gebeurd dat, onder de inspanning, een der dieren uitgleed op de kasseien en viel. Onmiddellijk draaide de voerman de remmen dicht en

284


de driehoekige blokken werden terzelfdertijd achter de vierwielen van de wagen geschoven om te beletten dat hij achterwaarts de kleine helling zou afdalen. Het gevallen anne dier lag onbeweeglijk, de poten uitgestrekt en door het ingewikkeld gareel, riemen en kettingen niet in staat zelf op te staan. De voerman, dikwijls geholpen door Triphon de smid die snel kwam aangelopen, maakte de nodige delen van het gareel los en men kon dan het paard helpen opstaan. V oerman en smidnamen de teugels vast, zo dicht mogelijk bij het gebit, en tilden met kracht de kop omhoog, zo kwamen de halsspieren van het paard ook in werking en het opstaan ging gemakkelijker. Eens terugrecht stond het anne dier te trillen van de pijn. De voerman en Triphon onderzochten het dier om te zien of het geen gevaarlijke kwesturen opgelopen had Gelukkig viel dat naar mijn weten goed mee, juist enkele oppervlakkige huidwonden. In die tijd betekende een gebroken poot het afmaken van het paard. Dat hebben wij nooit gezien, gelukkig maar! Het tuig werd terug aangepast, riemen en kettingen vastgehaakt. En nu moest de stilstaande zware wagen terug in beweging gebracht worden op de helling. De voerman moedigde zijn gespan tot het uiterste aan, remmen opengedraaid. De mannen van Pante & Masquelier plaatsten de zware hefbomen onder de achterwielen en iedereen hielp op volle kracht mee optillen. In een laatste krachtinspanning werd de last tot binnen de fabriek getrokken. De paarden werden uitgespannen en keerden terug naar het station. De wagen werd in de fabriek gelost en daarna door de werklieden in de straat gesleept en langs de trottoir geplaatst tussen de fabriek en het huis van de concierge Dees. Voor ons, jongens, begon dan het plezier. Op de wagen klauteren tot op de zitplaats van de voerman, de bok. De kruk van de remmen hanteren en voerman spelen met een zelfgemaakte primitieve zweep! Er was vreugde en plezier, maar helaas, het duurde nooit zeer lang. Dees had het in de gaten! Met geweldige gebaren, een donderende stem en een reeks scheldwoorden werden wij uitgenodigd zo vlug mogelijk van de wagen te verdwijnen. Dees had daar natuurlijk gelijk in, want op en af de wagen klimmen, van de bok vallen kon erge kwetsuren teweegbrengen, wie weet, gebroken annen of benen, of wonden aan het hoofd! Na twee of drie "sorties" van Dees waren wij het zelf beu en speelden wij eenvoudig "paardje" met een touw als teugels aan de annen van het "paard" gehouden en met een voerman met krachtige stem en knallende, zelfgemaakte zweep. Het bedrijf Pante & Masquelier had ook zand nodig. Waarschijnlijk moest dit dienen tot het gieten van sommige stukken in brons of koper. Dit zand werd nu en dan aangebracht met een wagen. Het was een grote stootkar die, denk ik, 5 Ă 6 m 3 zand kon vervoeren. Dit zand werd doodeenvoudig gestort op de trottoir tussen het bedrijf en het huis van Dees de concierge, en door de werklieden van Pan te & Masquelier opgeschept in kruiwagens en binnengevoerd. Maardie grote hoop zand bleef soms liggen tot 's anderendaags en dat was naar de zin van onze jonge bende. Schopjes en emmertjes kwamen te voorschijn en weldra was de 285


zandhoop omgezet in een aantal zandkastelen ... tot dat Dees er zich natuurlijk ging mee moeien! Maar wij waren niet zo gemakkelijk weg te jagen of van die wagens! Als nadien de werklieden de zandhoop kwamen opruimen, was die over een grote oppervlakte verspreid. En zo komen wij te spreken over "Dees", eigenlijk Désiré, portier en concierge bij Pante & Masquelier. Zijn huis was het eerste van de rij naast de fabriek. Al de woonsten van die rij waren identiek, allen met witgeverfde voorgevel. Dees woonde daar met zijn vrouw Judith en hun dochter Adrienne die rond de 19-20 jaar moest zijn. Het was een vrolijk meisje met een mooi gezichtje en roodharig. Altijd was ze welgezind. Iedereen in de buurt wist wanneer zij thuis was, daar zij geen moment kon doorbrengen zonder haar geliefdkoosd liedje "C'est mon Homme" te zingen. Het was het juist verschenen liedje, gezongen door "Mistinguette" in Parijs. Adrienne was ergens "winkeldochter" in een modewinkel in de Veldstraat, "Samdam" geloof ik. Zij sprak ten andere zeer goed Frans. Naast Dees, in het huis rechtover het onze, woonde "Papa Gust" met vrouw Bertha en dochter Anaïs, ook een mooi meisje van dezelfde ouderdom als Adrienne, denk ik. Papa Gust, eigenlijk Gustaaf, was een echte figuur in de straat Een slanke, sterke man. Hij was letterzetter in het dagblad "De Gentenaar", maar was ook al in die tijd een echte knutselaar, zoals er nu zo velen zijn. Sloten, sleutels, uurwerken, horloges hadden geen geheimen voor hem. Hij was een grote amateur van fietsen, bezat een "koersvelo" om van en naar zijn werk te rijden en om er meer sportief uit te zien zette hij zijn pet omgekeerd met de klep in de hals. Bertha zijn vrouw werkte ook in de confectie, zij maakte namelijk gilets voor kledermagazijnen. Anaïs was ook "winkeldochter" en huwde een jonge meesterkleermaker van stiel, Henri. Op een zekere dag kwam in de voorplaats van Papa Gust een prachtige opgezette kerkuil met open vleugels als pronkstuk op een klein tafeltje. Hoe die mooie vogel er kwam is de moeite waard om te vertellen. Op een warme zomeravond, het was reeds donker, steeg Anaïs met een kaars naar haar slaapkamer waar het venster openstond. Bij het binnenkomen werd zij omvergeworpen door "iets" dat haar getroffen had op het hoofd. Haar vader, Papa Gust, was niet thuis. Dood van angst en gillend van het verschieten riep zij om hulp, en mijn vader die nog op straat op een stoel tegen de muur zat, luisterde naar het verhaal met angstige stem verteld door Anaïs. Vader nam de "carbure-lamp" van zijn fiets, ontstak het licht en ging kijken. Ik moest natuurlijk mee, nieuwsgierig als ik was. Vader opende voorzichtig de deur van de slaapkamer, draaide de lichtstraal rond de kamer, en ja!, op de kleerkast zat de grote, prachtige kerkuil, de ogen toegeknepen, verblind door het licht Vader nam hem bij de poten en er kwam geen reactie vanwege 286


Vóór mijn huis, Blindeken nr. 4. Van links naar rechts: Edward, schoonbroer van Papa Gust, ikzelf Uuist uit bed na een "schele hoofdpijn" , ongeveer 7 jaar oud) , Guustje, zoon van Fonske, Anaïs, dochter van Papa Guust, Maurice, zoon van Jan den Agent, Papa Guust, Oscar, zoon van de tram bediende.

Plechtige Communie 1925. Vóór mijn huis. Staande: Vader, een nicht van moeder, Anaïs, Henri(?), echtgenoot van Anaïs, moeder. Gezeten : Grootmoeder langs moeder's kant, grootmoeder langs vader's kant. Daar tussen staande : ik zelf.

287


de vogel. Er werd beslist het dier op te sluiten in een leeg konijnenkot op de koer en hem vanaf de volgende dag trachten te voeden met gevangen muizen. Die waren er genoeg bij alle konijnenhouders I Maar 's anderendaags was de mooie vogel dood. Waarschijnlijk had hij een vergiftigde muis opgegeten. Zo kwam de vogel eerst bij een specialist die hem opzette, waarna hij terechtkwam in de "Schone Kamer" van Papa Gust. "Fonske" woonde met zijn gezin naast Papa Gust. Alfons, een kleine altijd vrolijke man, werkte bij Pante & Masquelier, met zijn jonge zoon "Guustse". Met Guustse heb ik nog gespeeld toen hij nog naar school ging, maar toen hij 14 was moest hij mee met vader aan het werk. Guustse had ook een "koersvelo" en zette zijn pet gelijk Papa Gust. Op een zondag was hij per fiets naar Gentbrugge gereden om naar een velokoers te kijken. Toen de koers gedaan was en hij terug wilde, nam hij de verkeerde richting op de Brusselse steenweg en kwam na uren rijden ... in de voorsteden van Brussel! De Rijkswacht verwittigde de Gentse Politie en die kwam de ongeruste Alfons zeggen dat Guustse, nabij Brussel geland, te moe was om nog dezelfde dag terug te komen, en pas 's anderendaags per trein zou aankomen in het StPietersstation. Zeer brave, eenvoudige mensen! Jaime JURDAN Ct vervolgt)

LEONDESMET Op 9 september was het precies 25 jaar geleden dat de knappe kunstschilder LeonDe Smet overleed. Vijfjaar na zijn dood, 1971, wijdde Pierre Kluyskens een artikeltje aan hem ter gelegenheid van een overzichtstentoonstelling van zijn werken. Het is met de gebruikelijke vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens dat wij het hier herpubliceren. Zij vormden in het vooroorlogseLatemeen vrolijke bent artiesten, Gustaaf en Leon De Smet, Albert Servaes, Constant Permeke, Maurits Sijs, Frits Van den Berghe, en zij schilderden impressionistisch in het spoor en in het vaarwater van de Prins van het Licht, de alom geprezen en gevierde Emile Claus. En van deze vrolijke kunstenaars was de jonge Leon De Smet de vrolijkste, de guitigste, het enfant terrible, maar ook degene die op technisch vlak de knapste was, die goochelde met de kleur, die schilderde zoals hij ademde en die het allemaal al lachend, al spelend deed. En toen brak plots het orkaan van W.O. I los. Als een zwerm mussen bij de 288


eerste geweerknal, stoof de vrolijke bent Latemse artiesten uiteen : de enen belandden in Nederland, anderen w.o. Leon De Smet in Engeland, waar de jovialebohemeronmiddellijk met z'n dandy-allures, zijn verbluffende techniek en zijn vurig palet in de kringen van de plaatselijke artiesten en van de Society wordt opgenomen. Terwijl Claus aan de oevers van de Theems staat te rillen wanneer hij de zon doorheen de ochtendmist tracht op te vangen, schildertLeon De Smet een reeks portretten die hem én door hun kwaliteit én door de bekendheid van zijn modellen, herhaaldelijk in pers, salons en galerijen in de kijker brengen : portretten van schrijvers als Bernard Shaw, Joseph Conrad, John Galsworthy, portretten van beroemdheden uit de Londense high life, als baron French, Norman Douglas, Eden Philipottes. Het is met zijn portretten dat De Smet zijn eerste triomfen kent, het is vandaag, vijf jaar na zijn overlijden, andermaal met hetzelfde genre dat hij in deze overzichtstentoonstelling "Het portret in het oeuvre van Leon De Smet" door mevrouw Baeckelandt in het Museum dat zijn naam draagt, met zoveel zorg en feeling ingericht, triomfeert. Een halve eeuw scheidt zijn "Engelse" portretten van de hier geëxposeerde portretten van Baron Henri de Giey en van Baron Emile-Jean Braun, werken die hij in 1965, op 84-jarige ouderdom schilderde en die nog steeds getuigen van hetzelfde entoeziasme en van de zelfde vitaliteit en kleurliefde. Omdat hij een schilder uit de Leiestreek was, amoureus als geen andere van het licht, van zon en van felle kolorieten, is men te dikwijls geneigd geweest in hem enkel rnaarde bezingervan de natuur te zoeken en te appreciëren, en men verliest aldus uit het oog dat de ietwat sensuele landschapsschilder, ook een schilder van stillevens, van bloemen, van interieurs en ook en vooral van portretten is geweest. Wie er nog enigszins mocht aan twijfelen, krijgt in het huidig ensemble (dat tot 27 september e.k. toegankelijk blijft) de veropenbaring van het oeuvre van een van de meest delikate,.aristokratische en gevoelige portrettisten die wij sedert lang in de Vlaamse school mochten begroeten. Toen in november 1918 de vrede in het land en in de wereld terugkeerde, kwamen ook een na een de schilders van de zgn. tweede Latemse groep huiswaarts, doch van vrolijke bent kon en zou er nooit meer sprake zijn : het raderwerk van het God-schept-de-dag-leven zat vast, knarste, en eenieder kwam terug met zijn problemen, met de herinnering aan de bange jaren die dood en vernieling hadden gezaaid, met zijn kwellingen om de dag van morgen, met zijn overtuiging dat men een tijdperk ten grave had gedragen en dat het voortaan allemaal grijs en grauw aan de horizont zou zijn. Hoe zouden zij, met dergelijke mentaliteit, nog zonnig kunnen schilderen, hoe zouden zij de Leie nog kunnen afvaren in het plezant schuitje van een impressionisme dat hen plots artificieel, lichtzinnig leek en dat zij in hun loopbaan als niet meer dan een jeugdzonde aanvaardden. 289


Leon De Smet: Zelfportret. Foto : verzameling John van Hulle.

Zij maakten geen rechtsomkeer, de evolutie had zich vier jaren lang inwendig voorgedaan, zij gleden zonder brutale breuk, met hun nieuwe problematiek, in een Expressionisme. Leon De Smet alleen kwam vrolijk kommerloos, ongekomplexeerd terug, zoals hij te Latem was geweest : waarom dan gewoonten, zijn temperament geweld aandoen, waarom alles zwart zien wanneer er weer kleur en licht over het landschap straalden, waarom aan nieuwe picturale experimenten begonnen

290


wanneer hij elke morgen dolgelukkig was bij het opnemen van het penseel en het schilderen van een doek vol zingende en dartelende kleuren? Ja, waarom? Had hij niet v66r de oorlog, in 1909, een van de mooiste impressionistische doeken geschilderd, die "witte harmonie", thans nog een parel in de tentoonstelling? De oorlog was voor hem een donkere wolk geweest maar nu scheen de zon opnieuw, waarom zou hij dan ook dit levens- en picturaal ritme vaarwel zeggen, enkel maar omdat anderen problemen gingen zoeken die hij niet kende? Hij was nochtans te onafhankelijk van temperament, te persoonlijk van natuur en gevoel, om het te houden bij een strikte discipline van een Impressionisme à la Claus, Buysse of Van Rijsselberghe, dat steeds meer de stempel droeg van Franse makelij, van dogmatisme, dat bij sommige kunstenaars zelfs tot een artistiek fanatisme werd gedreven. Leon De Smet heeft uit dit impressionisme het teoretische, het schoolse, het strakke, het extravagante geweerd. Voor hem is het geen uitkomst, geen procédé dat men in elk werk onvermijdelijk moet toepassen, geen artistieke codex aan dewelke men moet gehoorzamen, maareen kijk op hetleven, de zaken, de natuur, een middel om zijn eigen gemoed vrij uit te drukken. De Smetheeft zijn temperament niet aangepast aan het impressionisme, hij heeft dit laatste integendeel aan zijn temperament aangepast en hierdoor is een nieuw facet ervan ontstaan, een gemilderd, getemperd impressionisme vol charme, fijnzinnigheid, aristokratie. Het is aan ditpicturaal esthetisch en menselijkideaal dat Leon De Smet zijn leven lang trouw is gebleven, hetgeen zeker niet mag verward worden met het onveranderlijk blijven beoefenen van een kunstprocédé. In zijn oeuvre is trouwens, en men wordt het zeer goed gewaar in een ensemble portretten, een evolutie of liever een soort slingerbeweging merkbaar. De schilder die bevriend bleef met zijn kunstbroeders uit de Latemse groep en die best hun problematiek begreep, zoals hij ook steeds hun zienswijze eerbiedigde, kon niet geheel onverschillig blijven ten overstaan van de vloedgolf van het Expressionisme en een tijdlang heeft hij er, zij het in geringe mate, de invloed van ondergaan. Nog gedurende enkele maanden, na W.O. I in de roes van de terugkeer, schildert hij werken van zon overgoten. Uit die periode dagtekent o.a. het "Kind aan tafel" verrukkelijk mooi dat op gebied van kompositie en kleur sterk aanleunt bij "de rode tafel" uit hetAmme-museum te Eindhoven; maar onmiddellijk hierop volgt een reeks portretten die sterk lineair zijn, met scherpe tegenstellingen, donkere tonaliteiten op heldere, naakte achtergronden, de Zigeunerinnen, het Egyptisch meisje, de Egyptische vrouw. In deze richting had De Smet bepaald kunnen doorbreken, doch het was voor hem slechts een soort gewetenskrisis geweest, zijn joviaallevenslustig temperament nam, na 1926, wanneer hij Brussel verliet om zich definitief in de Leiestreek, in zijn chalet te Deurle te vestigen. de bovenhand: de kleur. het licht. het malse groen, de bloemen kwamen hem opnieuw betoveren. 291


Het portret is in het oeuvre van Leon De Smet niet te scheiden van zijn interieurs en landschappen. Op enkele statieportretten na, officiĂŤle bestellingen als het portret van senator Henri Rolin bv ., voor dewelke rekening moest gehouden worden met de bestemming, zijn alle portretten van Leon De Smet geĂŻntegreerd in zijn eigen picturale wereld. Zijn Witte Harmonie (1909), een magistraal familieportret, is een symfonie van wit in de natuur; zijn "In 't prieel" dat in de kataloog de naam "twee dames in een tuin" (1913) draagt, is opnieuw een hymne aan de vrouw bloeiend in de natuur, in de paradijsachtige weelde van een tuin; het "Kind aan tafel" (1920), is een fantastische drie-eenheid "portret, bloemstuk, interieur" en hetzelfde mag gezegd worden van "de twee nichten", het portret van mevr. Heughebaert, het portret van baron de Giey en nog vele andere. Leon De Smet zag zijn model, hij zocht zijn persoonlijkheid, zijn intimiteit, maar hetgeen hij er van zichzelf aan toevoegde, drukte hij uit met zijn wereld van bloemen, van geluksvoorwerpen, van natuur. Indien de kunstenaar het in het genre van het portret zo ver bracht, is het vooral omdat hij er niets van zijn eigen vizioenen, van zijn eigen gemoed uitnemen moest, zoals dit zo vaak gebeurt voor de portrettisten. Wie een werk als "Isabelle" dat moet dagtekenen van 1910 of 1912, heeft geschilderd, heeft voldoende bewezen over welke sensibiliteit, vakkennis en kleurzin hij beschikt; het is zonder meer, en in alle opzichten, een pareltje, misschien wel het mooiste, in elk geval het meest gevoelige, het meest delikate doek uit de tentoonstelling. De Smet kon het ook zonder de kleur wanneer het moest; zijn virtuositeit, zijn kennis van het model, komen in zijn getekende werken zuiver, vol tot uiting. In de tentoonstelling prijkt een prachtige reeks portretten van Vlaamse letterkundigen en vooraanstaanden, uitgeleend door het Museum voor het Vlaamse Kultuurleven te Antwerpen. Potloodtekeningen van een bijzondere artistieke actualiteit, gemaakt door iemand die deze mensen door en door kende, als vriend en als bewonderaar, de portretten van Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, August Vermeylen, Lode Baekelmans, Maurice Sabbe, Kamiel Huysmans en Cyriel Buysse; zij prijken op het werk zoals zij waren, maar gezien door iemand die tussen model en kunstenaar een direkt, warm en menselijk kontakt heeft kunnen scheppen. Leon De Smet is vijf jaar geleden op hoge ouderdom overleden, zelden nochtans hebben wij een retrospektieve van een afgestorven kunstenaar bezocht, waar alles zo veel en zo intens van leven spreekt en getuigt. Pierre KLUYSKENS

292


UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg)

ST.-ANTONIUSBRUG Deze brug, gelegen aan de St-Antoniuskaai, kreeg haar naam van de kaai. Deze laatste, in de middeleeuwen aangeduid als "up de Lieve", kreeg haar naam door de gildevan St-Antonius, een schuttersvereniging, welke in 1488 werdopgericht en zich in 1592 vestigde op de Vogelenzang. In 1942 werd het ijzeren voetbrugje, daterend van 1888, vervangen door een voorlopige voetbrug, gebouwd met de materialen voortkomend van de afbraak van het noodvoetbrugje aan de Bijloke. Op 15 october 1953 begon men aan de bouw van een vaste, boogvormige brug, welke in tegenstelling met haar voorgangers, ook voor het rijverkeer toegankelijk werd, ze kreeg immers een nuttige breedte van vijf meter (drie meter rijweg). De brug werd deels uitgevoerd in baksteen metselwerk en deels bekleed met Doornikse steen, zodat ze het uitzicht kreeg van een middeleeuws brugje, wat ook de bedoeling was wilde ze in haar omgeving (met het Rabot), volkomen passen. Ze werd opengesteld voor het verkeer op 8 april 1954, waarna men de oude voetbrug sloopte. De kostprijs beliep 1.205.000 fr.

St. Antoniuskaai gezien van op de St. Antoniusbrug.

293


Quai 5alnt•Antoine. -

St. Antoniusbrug. Dzeren voetbrug gezien vanafRabot.

St. Antoniusbrug. Bouwjaar 1953.

294

r;_,:.;n.


JAAR

1888 1953

SOORT

Voetbrug in met. Vaste in steen

Lengte

Breedte van : voetdoorrijweg pad vaar

34,2 3

3 2x1

27 7

Vrije hoogte 3,75 1,89

Stadsbrug

RABOTBRUG De brug beschrijven zonder een woordje uitleg over de torens is onmogelijk aangezien beide onafscheidelijk aan elkaar verbonden zijn. RABOT betekent zoveel als sluis, en tot het einde van de 15de eeuw bevond zich op die plaats inderdaad een sluis (ĂŠĂŠn der vele) om het peil van de Lieve te regelen. Daar verenigde de Lieve zich met de Waldam alzo de vestingmuur doorsnijdend. De rivier en de sluis waren daardoor een zwakke plek in de stedelijke verdedigingsgordel. Na een belegering van 40 dagen, door keizer Frederik III en Maximiliaan van Oostenrijk, in juni 1488, waarbij hun leger tot de terugtocht werd gedwongen, besloten de Gentenaars de sluis aan de "Brugse poort" beter te beschermen. De eerste steen van de Rabattorens werd gelegd op zaterdag 13 juni 1489. De werken waren twee jaar later ten einde. In de arduinen gevel vinden we een in gebeitelde tekst terug die dit alles beschrijft. De brug over de Lieve, voor de torens en langs stadszij de, verbond de uiteinden van de vesting. Van 1491 tot 1798 was het Rabot dienstig als woonst van de sluismeester. Van 1820 tot 1825 werd een deel als kruitmagazijn gebruikt. In 1825 verhuisde het magazijn (op vraag van omwonenden) naar het SpanjaardkasteeL Ten slotte gebruikte men in 1830 het Rabot gedeeltelijk als ijskelder. Sinds 1870 is het Rabot niet meer bewoond. Tot 1860 behield het Rabot zijn oorspronkelijk uitzicht van 1489. De aanleg en de verbreding van de Begijnhoflaan waren oorzaak dat tot de verminking van dit militaire kunstwerk werd besloten. Om de brug, langs de stadszijde, te verbreden brak men het mooie gebouw af dat voor de torens stond en men bouwde een trapgevel tussen de torens, eenzelfde als aan de achterzijde. Bij de aanleg van het Rabotstation, in 1872, dempte men de Lieve van aan het Rabot tot aan het Verbindingskanaal (zie plan van 1645). Daarbij moest de straatweg opgehoogd worden zodat een deel van het gebouw in de grond verdween. De brug aan de andere zijde bleef echter tot op onze dagen bestaan en onderging practisch geen wijzigingen meer. Bij de aanleg van collectoren voor riolering, in 1982, had men heel wat moeilijkheden te overwinnen toen men op de overwelfde Lieve stootte ter hoogte van het Rabot. 295


Het Rabot vóór 1860.

aNI-'

/vt.rn.

l't /L(~ Ó't.IO.S'Hewv<-; d....f· (~,.to~O#& Gand

lt'

1{

o~............

Robol.

Zicht van het Rabot voor de demping van de Lieve in 1872.

M.LABYN ('t vervolgt)

296


EEN BEEITSE GENS Deel I Eddy Levis is weer een jaar lang in zijn pen gekropen en brengt als primeur voor "Ghendtsche Tydinghen" eenreeks over Gentse woorden en uitdrukkingen, verlucht met tekeningen van Gill. Van Geert, de illustrator van het Gents woordenboek onder de titel "Kaak, Kaak, nen twiedekker". We geven hierbij het startschot.

Gefltse <;( UitdroRRinqen flnis]J ~0()0

8)0~~~-

Edcf;' f evis d.. 6"111. /lan 6eert TENGELEIDE Als schoolmiester geve'k al27 joar lesse in 't Schuun Vloms, wat dat mij niet belet om als geboren en getoge Gentenirre van tussche de Muieen 't Rabot, mee hert en ziele als amateur in ons Gensche geschiedenesse en volkskunde te zitte rondsnuistereen doar tons uuk regelmoareg 'teen en 't ander over nere te penne. Als lid van o.a. de "Gentsche Sosseteit" klappe'k en schrijve'k girre mijn Gents, want 't es nie veur niet da mijn moeder mij op ne vrijdag den dertienste in den Bond Moyson ging goan kuupe op een boogscheute van 't Gravekastiel, 't Patershol en Tsoak op de Vrijdagsmort. Mijne vriend Gill. Van Geert lierdege'k kenne in '84 en allewel dat hij mijn voader kost zijn, wierdeme sebiet dikke moate. Ons ieste wirk danune tuupe 297


moak:tege was: "De kip heeft Tsiepkens gekalverd", een verzoamelinge kinderkolder, woar dat Gilbert dekafte en drij illustroases bij moaktege. In '87 volgdeg' ons tweede boekske : "Piet is een knapzak, want hij weet veel", kinderlijke definities, wo ar dat hij nu zes tiekeninkskes en were den omslag veur moaktege. Gelijkdamme alle twieë van die onnuuzelirs woare dien veur de goeje zoak:e vele veur niet en deeje, ging d'opbrengste van de twie boekskes naar 't Vermeylenfonds Gent, woar damroe tuupes tegoares van in 't bestuur zate. Me woaren al blije damroe zuu wa eens in ons kasse krege. Aan Gilbertkoste niet misvroage.Moest'k een tiekeninkske hèn veur bij iene van mijn artikols, hij beldege mij tsanderdoags al op: "Mijne Lieve vriend" of "Mijne Kameroad," gelijk dat hij zijn moaten altijd ietege, "'t es gried." Sindsdien zijroe nen twiedekker geworde. Oazeroe Gilbert in januare 1990 verlore, hemroe der nen tijd stille van geweest... Zijn Rolande boa nog verschillende pakke wirk van hem ligge, "en of dat k'ik daar niets zoe keune bij schrijve?" A, da zal wel! Ik hê der mij op gesmetegelijk de Gentsche lieuw en achter moaode zoek-, schrijf- en tijpwirk es ter uit ons postuume soamenwirkijnge toch were een poche Gentsche leutige uitdrukkinge tuupegeschart. 't Es de vuurtzettinge van zijn tiekenijnge bij het "Gents Woordenboek" van Lodewijk Lievevrouw-Coopman, da'k ondertussche uuk al van veurne naar achter en van onder naar bove kenne. 'k Wete mee permisse wat dat er op de zijkant van de bloare geschreeve stoat. W'hen geprobeerd zuu veel meugelijk synoniemen te zoeken veur de gezegdes, en doar woar da't meugelijk was, hêm u uk trachten t'expliekere en uiteen te legge wo ar dan die uitdrukkijnge nu eigentlijk van kome. "Gelijk altijd zulle mer were ons broek an scheure, moar memroe toch leute g'had" hedde bij 't loaste zantse geschreve. Wel Gilbert, 't es t'hope dat 'tieste nie woar es en 't wiede des te mier, want veur U hè'k dubbel mijn devuure gedoan!

BERICHT AAN DE PENNELEKKERS, D'AZUNPISSERS D'HOARKLIEVERS

EN

Mensche, laat U gene poater schildere deur de dieë dien zuuveel noten op huidere zang hên, om te zegge dat er moar ien goeie maniere es om 't Gents te schrijve en 't es d'huldere; die were zitte te muggezifte of dat't nu "strate, straate, straote, stroate of stroate" moe zijn. Schrijft hulder goestijnge in 't Gents, gaste, 't es d'ienigste toale diede spreekt, diede nog meugt schrijve gelijk dadde wilt. 't Zoe d'abord in 't Vloams uuk veel gemakkelijker zijn! "Choh!, 't Trekt er op gelijk (gelaak:?) een vliege op nen olifant" zegt den iene. '"t Hee ter nog gien apparense van!" zegt den andere. Guul de diskuusse es eigentlijk een schete in een flasche. Dialekt es aleenlijk en uitsluitelijk een spreektoale. Ze dien nie om te schrijve en hee doarbij giene spraakkunst. Woar 298


hoale die gaste de kuuloo of op wiens autoriteit steune z'hulder dan alliene en uitsluitelijk op d' huldere. Waar zievere zij eigentlijk over? Veur mijn poart keune ze mee de moarbols goan spele. "'t Es zuust! ", zie Pierlala sa, sa, '"t Es zuust! ", zei Pierlala. Wij vonden prof. Taeldeman van deR. U.G. (dialectologie) bereid enige toelichting bij dit werk te geven. Hij schrijft het volgende : Ik ken geen enkel Vlaams stadsdialect dat een zo uitgesproken eilandkarakter heeft als het Gents. In welke richting je de Gentse agglomeratie ook verlaat, wordt je geconfronteerd met plattelandsdialecten die zowel qua uitspraak als qua woordkeuze enorm van het Gents verschillen. Het is dan ook logisch dat we in deze korte voorstelling van het Gents eerst een kleine opsomming geven van typisch Gentse dialectkenmerken, die we niet aantroffen in de omringende plattelandsdialecten.

Typisch Gentse uitspraakkenmerken - De klinkers worden heellang gerekt: b.v. kaate =kat, zoot= zot, zèèse =zes, enz. Vooral bij 'plat' sprekende Gentenaars is die rekking heel sterk. - De tweeklanken ij en ui worden resp. als aa (b.v. aas= ijs, vaave =vijf) en als oai (b.v. oais =huis, kroaipe =kruipen) uitgesproken, terwijl de omringende plattelandsdialecten veeleer èè (b.v. èès =ijs) en oè (b.v. oès =huis) zeggen. - Sommige klinkers hebben in de buitendialecten een naslag -ë, maar niet in het Gents: Buiten Stad vgl.blieëk (bleek) bliek (wit) wit wiët puuët (poot) puut puët (put) put - Tegenover één o(o) op het platteland staan in het Gents twee o(o)'s : een lange eenklank oo vóór t/d/s/z/n/1/ (b.v. noote = noot, oose = os, zoone = zon) en een tweewklank vóór p/f/v/k/g/m (b.v. koup =kop, rouk =rok, doum =dom). - In het platte Gents wordt een doffee vóór 1 als een o uitgesproken: b.v. ne zee(i)tol = zetel, nen aapol = appel. - Typisch voor het Gents is verder het veralgemeende gebruik van de Franse keel-R (zie ook verder). - In de meest archaïsche vormen van Gents worden -ng- en -sch- tussen twee klinkers "met alle letters" uitgesproken : b.v. zijnge = zingen, vange= vangen en vische =vissen, koaische = kuisen. - Tussen twee klinkers vallen in de omringende buitendialecten sommige medeklinkers weg (metrekking van de voorafgaande klinker), maar het Gents behoudt ze:

299


w: vrouw(e) j :dooien g :zeggen

Gents vrèèwe deuje zèège

buiten vrèè deliën zèèën

- Na een doffee valt de eind-n wel in het Gents weg, maar niet in de omringende plattelandsdialecten : b.v. paake =pakken, ee(i)te =eten. - In de buitendialecten worden p/t/k tussen twee klinkers vervangen door b/d/g, maar niet in het Gents : Gents buiten luupe luuëbm vgl.lopen: kaate kadde kat Moeiteloos hebben we hierboven al een tiental opvallende uitspraakbijzonderheden van het Gents opgesomd en in contrast gebracht met de omringende plattelandsdialecten. Deze opsomming is verre van volledig, maar ze hangt toch al een behoorlijk beeld op van de "apartheid" van het Gents wat de uitspraak betreft

Aspecten van de Gentse woordenschat In minstens twee opzichten verschilt het Gents ook qua woordkeuze van de omringende buitendialecten. Allereerst moet ik erop wijzen dat er in het Gents nog heel wat meer Franse woorden gebruikt worden dan in de Vlaamse plattelandsdialecten. Uithet "Gents Woordenboek" van L. Lievevrouw-Coopman maak ik (alleen al onder de letter a) een kleine selectie van Franse woorden die in Gent (nog) heel courant gebruikt worden, terwijl ze op het platteland amper of niet voorkomen : abat-jour, abattoir, abondant, d'abord, (ver)abusatie, accepteren, accomodabel, accompagneren, accordatie, accouchement, accuseren, enz. De oorzaak van die sterkere Franse inslag in de woordenschat is natuurlijk niet ver te zoeken : al van in de late middeleeuwen tot nu heeft Gent zo'n 5 à 10 % Franssprekende inwoners geteld. Aangezien ze gemiddeld tot de "betere kringen" behoorden, genoten ze - ook talig- heel wat aanzien en werden elementen uit hun taalgedrag door de gewone Gentenaars overgenomen. Op de eerste plaats waren dat (Franse) woorden, maar soms ook nam men klanken over. Het interessantste voorbeeld hiervan is de al genoemde Gentse/Franse keel-R. Nu gebruikt iedere echte Gentenaar die R maar in het begin van deze eeuw was de toestand nog helemaal anders. Dat blijkt uit het nooit gepubliceerde doctorale proefschrift van Oscar De Gruyter "Het Gents Dialect" (1905), waarin hij o.a. beschrijft dat nog maar een kleine minderheid (nl. 9 %) van zijn 256 Gentse informanten de FranseR opgaf, meestaljongeren (vooral meisjes) uit de betere kringen. Precies dat laatste is een sterke aanwijzing dat we hier aan Franse invloed moeten denken. 300


Een tweede opvallendkenmerkvan de Gentse woordenschat is z'n rauwe felheid, die vooral tot uiting komt in het enorme aantal scheldwoorden (cf. het Gents woordenboek) en ook in de vele "platte" uitdrukkingen die in dit boek voorkomen. Z6 talrijk en zó fel vinden we die niet in een gemiddeld plattelandsdialect. Hierbij mogen we niet uit het oog verliezen dat Gent op de eerste plaats een vurige arbeidersstad is en in zo'n milieu worden de dingen weliswaar niet kwaadwilliger maar toch heel wat directer, ongezoutener en plastischer gezegd. Op het platteland zullen de mensen 'meer op hun woorden letten'. Het is natuurlijk altijd gevaarlijk op dit vlak te gaan veralgemenen, maar het Gents heeft een ongeëvenaarde rauwe kleur, die het minder aan z'n klanken dan aan z'n woordkeuze ontleent Sommigen zullen het Gents daarom geen elegant dialect noemen, maar die ietwatruwe directheid heeft toch ook haar (m.i. grote) charme. In wat voorafgaat hebben we voortdurend over "het" Gents gesproken, maar eigenlijk was dat ten onrechte, want vooral op het vlak van de klanken en de woordkeuze bestaat er heel wat variatie binnen het Gents. Het is eigenlijk een bonte waaier van variëteiten, gaande van Platgents tot beschaafd Burgergents. Het platste Gents hoor je nog bij de oudere autochtone bewoners van de noordelijke en westelijke arbeiderswijken: de Muide, het Rabot en de Brugse Poort. Ik wil dit voorwoord afsluiten met een blik in de toekomst. Voor het Gents en voor alle Vlaamse dialecten ziet de toekomst er niet erg rooskleurig uit Door de schaalvergroting van het maatschappelijk leven, de toegenomen mobiliteit van de mensen, het steeds intensere contact met het AN (vooral via het onderwijs en de media) en ook door het steeds groeiend sociaal prestige van het AN zien we dat de volgende tendenzen zich steeds verder doorzetten : - Steeds minder mensen (ook Gentenaars) gebruiken in steeds mindere situaties nog hun dialect, dat dus steeds meer vervangen wordt door het AN of- helaas - door een mossel-noch-vis-tussentaaltje. - Erinfiltreren steeds meer AN-elementen in de Vlaamse dialecten, die daardoor beetje bij beetje hun authenticiteit verliezen. Het is dan ook niet uitgesloten dat het Gents en de andere Vlaamse dialecten het slachtoffer worden van die maatschappelijke schaalvergroting. Vlamingen hebben nog wel veel sympathie voor hun dialecten als dragers van hun sociale en culturele identiteit, maar ze kunnen of durven ze haast niet meer gebruiken. Nochtans kan een taal maar overleven als ze GEBRUIKT wordt Bijgevolg zullen de Gentse "dialectliethebbers" zich op de eerste plaats moeten afvragen of ze nog bereid zijn hun dialect reële gebruikskansen te geven in de sfeer waar dat nogwel kan, nl. die van de informele contacten methuisgenoten en vrienden. Dialectverenigingen als de "Gentse Sosseteit" kunnen daar een stimulerende rol in spelen en ook mensen die beroepshalve met taal bezig zijn, kunnen een bijdrage leveren tot een positieve beeldvorming over het dialect als eerbare thuistaal. Maar toch moeten we onder ogen durven zien dat er intussen heel snel heel veel

301


waardevol dialectgoed aan het verdwijnen is. Daarom is het erg belangrijk dat mensen zich inspannen om dat verdwijnend taalgoed te inventariseren voor het te laat is. Het is een dwingende taak voor professionele taalkundigen om het goede voorbeeld te geven en het doet dan ook bijzonder veel deugd te ervaren dat" gewone" Gentse dialectliefhebbers als Eddy Lev is en de betreurde Gill. Van Geert zo enthoesiast en kundig in de bres gesprongen zijn voor hetzelfde goede doel. Daarom vanuit de academische wereld een warm eresaluut aan deze en andere onversaagde veldwerkers." Tot zover prof. Taeldeman. Vooraleer de reeks te openen laten we nog even onze burgemeester Gilbert Temmerman - eveneens ere-voorzitter van de stichting "Gill. van Geert" - aan het woord: "( ... ) Eddy Levis, een bezige bij op het vlak van het Gentse volksleven, heeft als tweespan met zijn vriend, Gilbert Van Geert, de begaafde en sterk door het volksleven ge誰nspireerde kunstenaar, die ons helaas veel te vroeg is ontvallen, reeds zijn sporen verdiend op het vlak van de Gentse volkstaal. Deze "twiedekker" is er in geslaagd om in onderhavige publikatie honderden Gentse uitdrukkingen samen te brengen, te verklaren en op een ludieke manier te illustreren. De lectuur van deze bloemlezing toont nog maar eens aan hoe uitbundig en hoe kleurig de Gentse woordenschat eigenlijk wel is. De tandem Levis-Van Geert heeft er beslist veel plezier aan beleefddit als "bijien te scharten" en te "tiekenen" . Nu reeds staat het vast dat hun werk een plaats zal krijgen in de galerij van de studies over de Gentse folklore. Op een uitzonderlijke en humoristische wijze brengen zij hulde aan het fiere, rasechte Gent. Met "Kaak, kaak, nen twiedekker" bewijzen Eddy Lev is en Gilbert Van Geert nog maar eens dat onze stad een eigen gelaat en een typisch eigen taal heeft en in Vlaanderen een heel aparte plaats inneemt. Ik twijfel er niet aan, dat het werk een grote verspreiding en een meer dan verdiend succes zal kennen." Op zaterdag 21 september wordt het boek aan de pers voorgesteld tijdens een tentoonstelling van enkele originele illustraties van Gill. Van Geert om 10.30u. in het Vleeshuis op de Groentenmarkt te Gent. De inleiding wordt gegeven door Mr. Piet Van Beekhout en prof. Dr. Taeldeman (R.U.G.), waarna U door het August Vermeylenfonds Gent een "Gensche resepse" aangeboden wordt, waarop wij U hartelijk uitnodigen. "Kaak, kaak, nen twiedekker!" werd gedrukt op 100 genummderde luxeexemplaren, welke door voorintekening te verkrijgen zijn en 500 standaard exemplaren. Vanaf 23 september zijn zij te koop op het Nationaal Secretariaat van het A. Vermeylenfonds, Tolhuislaan 88 te Gent (tegenover N.T.G.). Voor alle inlichtingen tijdens de kantooruren belt U naar 091/230288. Bij het ter perse gaan was de juiste prijs nog niet bekend. 302


Oproep Lezers die over de gepubliceerde woorden en uitdrukkingen nog meer toelichtingen kunnen geven betreffende oorsprong, betekenis of synoniemen kunnen steeds terecht bij de auteur: Eddy Levis, Knotwilgenlaan, 26, 9032 GentWondelgem, tel. 091/539470. Met deze aanvullingen zal bij een eventuele tweede druk rekening worden gehouden. 'k Ben weere an den hoak Syn. : "z' hee beur eenjonklaten maken; Klaas moe were komen; heuren hutsepot es aangebrand; heure rok wordt te kort; z' hee palink geeten; z' hee ne palink ingezwolge; den buik volleven en de schuut vol tranen; nen dikken buik hen; z' hee een zwirroage in beuren buik; z' hee heur een buile geluupe; z' hee een buile op beuren buik; z' hee een bolleke ingezwolge; z' hee een beentje ingezwolge; ze zit mee een pakske; z' hee den blok aan 't been; z' hee nen harink binnegespeeld zonder stîrt; z' hee tegen nen balk geluupe; z' hee poreisoepe geete; ter es wat (iets) bij; z' hee biljoart gespeeld; der es een bloarke uit beuren boek gescheurd; z' hee tegen den hoek van tafel geluupen. Gemeen : "Z' hee in beur gat laten zitte": ze gaat zwanger. Uwe Pier es ne konijnerijer, wijveke Rijer : een mannetjeskonijn. Zo kennen we ook nog de uitdrukking : "Ne goeie rijer wordt nie vet", toegepast op een gezond en mager manspersoon. Syn. : "Hij moakt een konijnemoere van zijn vrêwe" : Hij maakt haar vaak zwanger. De speelman zit op 't dak Speelman : Rondtrekkende muzikant die in herbergen, op kermissen, enz... speelt. 1. Ze zijn nog in de wittebroodsweken, ze kennen nog geen zorgen, ze zijn nog speels. In "Tiperie" schrijft Alexis Callant: "... 't Is zoo late met de twee, lachten de geburen. De speelman zit haast op 't dak. Hij steekt bijkans zijne kletskop deur de pannen. (p. 80) 2. Het gaat er vrolijk aan toe. 11

Appeltsoeze Een appel op een stokje om aan te "tsoezen (likken of zuigen). Omheen de appel zit gecaramelliseerde suiker. Wordt nog op markten en kermissen verkocht. Werd vroeger op straat gevent met de uitroep: "Appeltsoeze, aééééééé! Vivan bomrnalil (1950). Ik herinner mij nog een klein, dik vrouwtje, sjaal om de schouders met een rieten mand en een schelle stem. Hier is het woord weer toepasselijk op iemand met een dikke ronde buik die in verwachting is. 11

303


Ik ben mee mijn gat in de boter gevalle Syn. : "Vier zesse smijte (kloppe); wrieë chance hên". Bijzonder door het lot begunstigd worden. "Hij hee een hoerechance; 't geluk es veur d'hoeren en de boere (zie ook aldaar); hij es veur 't geluk gebore; hij heemeer geluk dan een hoerekind; 't geluk es veur de zotte; 't geluk en staat niet stille; 't valt van den ene in zijn hand en van den andere in zijne mond; hij hee een chance van alle duuvels; hij hee meer chance dan een hoerejonk; daarveure moede ne chansard zijn (<Fr. : "chançard" : geluksvogel); hij es mij nog geen klein beetse mee zijn gat in de boter gevallen." 304


Ge zij zuu plat... Wien hee ter u gesleege? Syn. : "Een platbustse, twee irweeten op een planke, twie muggebete, z' hee gienen balkon" : wordt gezegd van een vrouw met een zwak ontwikkelde borst.

Pirre veur appels Syn. :"lood om èw ijzer" : het.komt op hetzelfde neer, er is weinig of geen verschil tussen.

Ge zijt were zemelachtig Syn. : "Ge zij ne zemelirre; - een zemelbrokke, - een zemelkonte; - ne nerveuzegoard; gij zij mij nogal ne nerveuze mens" : Je bent weer nerveus. Afl. : "nerveusachtig; nerveuzetijt" : zenuwachtig, zenuwachtigheid.

Uw neuze zal jongslees /egge Syn. : "zijne neuze stoatin blomme" : gezegd wanneer er zweren of puisten op komen.

'k Ben een beetse deur de neuze Syn. : "deur de neuze gebuurd zijn; een schreefken deur zijn neuze hen" : lichtjes aangeschoten, dronken zijn.

Diene mostoard schiet in mijn neuze Prikkelend gevoel in de neus bij het eten van veel "stravve" mosterd. "'t schiet in mijne neuze" wordt gezegd van iets dat prikkelt of een sterke, scherpe geur afgeeft.

Hang ne kier zuu veele nie an heure neuze Syn. : "Iets aan iedereen zijne neuze knuupen" : het aan iedereen vertellen. Hier : Vertel haar zo veel niet, ze kan het voor zich niet houden. In een andere betekenis : "de winst (den overschot) aan zijne neuze meugeknuupe" : als er geen winst of profijt is. "Hy zal 't profijt wel an zijnen neuze cnoopen (1566 Beroerlicke Tyden).

Eindelijnge, 'k ben mijn pakslee kwijt Syn. : Z' hee beur pakske uitgeschud; z' hee (ne kleine) gekocht; z' es uit 't kinderbedde" : ze heeft een kind gekregen.

Ge meugt die wurte nie open scharte Syn. : Loat da potse gedekt, moak gien sloapend'honde wakker" :praat daar niet over, je haalt oude wonden open. Lett. : Je mag die wrat niet open krabben. Wurte < "wurtel" : wortel. Hier : een diep gewortelde huidwoekering. 305


306


Da es ne firme pak op mijn schêwers Zich iets aantrekken dat last en moeite berokkent. "f'rrme < Fr. "ferme" < Lat. "f'mnus" : stevig. "schêwers": schouders Scheele Mance "Mance" : vrouwennaam< Clémence. Toepasselijk op een scheel vrouwspersoon (ook: "schele wiet"). Een tweede betekenis slaat op een meisje datnog geen vrijer heeft. "Der es gene ene schele die op heur wil rechte zien". (Ontleend aan een oud volkslied) Syn.: "Hij es zuu scheel of een krabbe(- een katte, -nen otter of een vijnke)". Commeere Syn. : "nen babbelirre, een langetonge, een kwoatonge". Meestal gebruikt als: "vuile commeere": lastertong, kwaadspreekster.< Fr. "commère": 1. petemoei, vrouwtje, moedertje; 2. babbelkous, kletskous, theetante. Ik worde nen echte sehiefzieker Syn.: "ne zieker, nen azijnzieker, nen azijnpisser, nen hoarkliever, een martikoosmulle, een citroenmuile, hij ziet er uit gelijk nen hond die mostaord geeten hee; zijn mulle trekt bloaskes; hij es mee zijn gat eerst opgestoan (hij ziet er vies uit); hij en hee gienen tand in zijn mulle die van ze leve lacht." Een stuurs uitziend persoon, zonder zin voor humor. De katte zit in d'arloge Syn. : "Der zit een bie in d'arloze; 't zit schief, ze moake ruuze, 't ès kirmesse". In het blijspel "Afblijven of trouwen" laat Romaio Decooinek Yvonne Delcour zeggen: "Der ziteen motte in de soarze" (deken). Op kermissen werd nietalleen feest gevierd, maar ook een duchtig robbertje gevochten of heibel gemaakt door zatlappen. Vandaar: "'t es kirmesse". Oas de katte wig es danse de muize Syn. : "Kat buiten huis, dan boert de muis; daer de catte slaept spelen de muysen (1568) : Als de kat van huis is dansen de muizen in het voorhuis : Als er geen toezicht is halen de kinderen, de ondergeschikten, enz... hun hart op. EddyLEVIS (wordt vervolgd)

307


GEBUURTEFEEST OP DE MUIDE ROND 1930 Een herinnering die mij levendig is bijgebleven was de "Tseeleskestkinnesse". Daar wij van de Genste feesten op de Muide niets bemerkten hadden wij onze eigen kermis. Waarom men dat "Tseeleskestkinnesse" noemde, wasdoor hetfeit dat de Muide vóór 1909 tot de parochie H. Kerst behoorde, en toen in ditjaaronze wijk een zelfstandige parochie werd, is die naam bijgebleven. Voorafgaandelijk werd er eerst "'n vergoaderijnge" belegd door het bestuur, waarvan een paar handelaars en cafébazen deel uitmaakten "oom wa leve in de brakke be bloazen" maarvooral ook om de zaken wat te doen draaien. Kamiel den Boer (1), een bonk van een vent, had voorgesteld dat er in de stoet die gepland was een reuzenpaar zou moeten opstappen. "Joamoar, wa goat da koste?" opperde Pol De Bie die vreesde "dat z' uuk oop zane portemonnee zoen zitte", maar meniere Jeroom (Chaves) een welstellende handelaar in wijnen en likeuren (2), zou het geld voorschieten. "Oaze we tons ons reuzen hèn, zullen w'er foto's van moake, en z'an de meinse verkuupe oom de kosten te dekken," wat ook gebeurde. De reuzen kwamen er, maar toen werd heftig geredetwist over de naam die ze zouden krijgen, want er zou een doopplechtigheid gehouden worden en de pastoor had beloofd de reuzen te zegenen. "Willen we ze de noam geve van de paster en van zaan maase" stelde Fien de Neuze (3) voor, maar Guust "uit de Tramstatie" (4) weerde dit voorstel verontwaardigd af : "Zaade gaa zot, de paster zoe noog nie wanig gafronteerd zijn, hedde gaa al ne kier goe gekeke wa veur 'n luuleke totte die reuzen hèn". Inderdaad "de muilen" van het reuzenpaar leken meer op "oerang-oetans" dan op mensengezich ten. Er werd dus van die namen afgezien, want "de paster hiet Tsjeef (5) en zaan maasse Leonie" da zijn gien noamen veur reuzen", verzekerde Kamiel de mandemaker, "die goe oop d'huugte was". Na een heftige discussie werd dan besloten het reuzenpaar "Kobe en Katrien" te dopen. Of de pastoor ze "gedoopt" heeft weet ik niet Ook werden Kamiel den Boer en Pol de Bie aangeduid om de reuzen te laten "marsseren", Kamiel de reus en Pol de reuzin. "Pol, u vrêwe zal noog nie wanig kwoad zijn, dadde gaa onder Katrien heur rooken goat luupe," giechelde Noard den Tromelirre, wat op bulderend gelach werd onthaald Op die bewuste kermisdag was er ook een stoet gevormd waarin een koets aanwezig was waarin de beruchte moordenaar "Landru" zat De vermomde · Landru was Fons de Klooke, die er met zijn zwarte aangeplakte baard vervaarlijk uitzag. Zijn handen waren gebonden met een dikke koord, vastgehouden door "nen azent" die 'ter nie kon mee lachen. Stanseen Bomma (6), die toen nog leefden, zaten aan de deur van ons huis de stoet in ogenschouw te nemen. Stanse vertelde in geuren en kleuren, de gruwelijke misdaden die Landru had bedreven "en deed er noog 'n schepke baa... " "Mier dan honderd vrêwe heet haa duud gedoan, en in zijn stoove verbrand", verzekerde ze, en ze keek verontwaardigd naar de vermeende Landru, alsof ze te maken had met de echte misdadiger. Ik 308


Zo vierde men feest op de Mui de.

Het verdwenen huizenblok aan de Muidepoort tussen Roer- en Maststraat (nu Zaamslagstraat). Het huis uiterst rechts was "Het Meuleken". Het linker hoekhuis heeft nog een tijdje een bibliotheek van het Willemsfonds geherbergd.

309


Gebuurtel<ring Muidebrug en R1ngspoorweg - Gent 1929 Onze Reuzen KOBE & KATRIEN

zelf was in de mening dat de man in de koets de bewuste "killer" was en "'k was gien beetse oop mijn gemak". Mijn moeder verzekerde me echter "dat 't moar nen verkliede Landru was," maar ik was er van overtuigd dat ik ooit de echte Landru had gezien. In "'t Meuleken" (7) waser's avonds bal en alhoewel mijn moeder mij uitdrukkelijk had verboden er naartoe te gaan, was ik er stiekem toch naartoe getrokken want ik wist dat ook mijn kameraden er zouden aanwezig zijn. Ik hoopte stilletjes dat Delfieneke of Marjetse er ook zouden zijn, alhoewel ik een dure eed had gezworen "nemier noar de maaskes te kaaken". Ik was bitter ontgoocheld toen ik Misseel (8) zag rondzwieren met Marjetse in zijn armen. Plots zag ik mijn broer Rie die "mee zaan koeketiene ne Java" stond te dansen. Rie had me opgemerkt en riep me toe "da schele Clarisse mee maa nen fox -trot 310


\

, ,r

Café "Het Boerke".

311


zoe wille danse". Schele Clarisse was op mij verkikkerd, maar ik wilde van haar liefde niet weten "oomda ze te luulaak was oom t' helpe donderen". Daar ik moeders verbod had overtreden, vreesde ik dat Rie er wel zou voor zorgen dat er "'n pandoereinge oop de bui ze zoe stoan". Ik smeekte hem dan ook "het niet te goan overbrieve". Rie was goedgemutst en beloofde te zwijgen, maar hij voegde er toch wijsneuzig aan toe : "Da d'es hier gien ploatse veur zuu 'n klane pruts". Ik vond het inderdaad welletjes want mijn danskunst was beneden nul. Ik ging naar buiten waar het wemelde van feestvierende buren. De reuzen Kobe en Katrien stonden verlaten "in den haatbassein" terwijl Karniel den Boer en Pol de Bie die de Florence De Schepper, de vrouw uit reuzen door de straten hadden gesleurd, nat van de spekkenwinkel "In Sint-Nildaas" het zweten zich volgoten met het heerlijke of bij "Klaaske". gerstenat "'k Zoe wel guul den haatbassein keune leegdreinke van den gruuten dust en Kobe en Katrien keune maa gestolle woorden zulle", bralde Karniel die al meer dan zijn bekornste had. 's Anderendaags morgens werd hij wakker in "de pirdestal van Pol Van Huffel" (9) waar hij in het stro zijn roes had uitgeslapen. Hoe hij daar versukkeld was, wist hij zelf niet meer. Intussen wandelde ik in de straten waar herbergen en winkels gouden zaken deden. Ook ontmoette ik er Bultje (10) die "krokkemandels en hard eiers verkocht". Bij "Zanneke Stienkiste" waren het "de zakken brookelingen" die met succes verkocht werden. "Zanneke" (11) beweerde "dan d'er noog guule koeken inzaten" wat niet altijd met de waarheid strookte. Pierke de Snottekisse die een zak "brookelinge" had gekocht verweet Zanneke "daze 'n leugemiete" was "want 'k en hè gien ien stuk guule koeke in maane zak gevonden." Bij "Mele de Frietkerre" (12) kon men "veur ne fran" ne guule zak friete krage mee ne kosteluuze lek piekels". In cafÊ "'t Boerke" (13) tapte men Lambiek van 't vat en kreeg men er gratis "'n stuk waateink" bij, wat de dorst natuurlijk bevorderde. In de werkmanskring was er "Vloamse fuure" en stond er "ne pirdemeule". Het gamele ding had betere dagen gekend en viel voortdurend "in panne". Franske Casteels (14) en Assiel Blancke (15) zongen van "de twie blenden en van 't manneke" met veel succes en zo kreeg ieder naar zijn gading. 's Avonds laat wandelden we nog door de straten die verlicht waren "mee luintses", glazen potten waarin een kaarsje brandde. De schoonste verlichting kreeg "ne praas" en het was de "spekkewinkel 't Klaaske" (16) die de prijs wegkaapte, want op de vensterbanken prijkten gekleurde "luintjes". Stilaan werd het nacht, de straten liepen leeg en alleen de rookslierten van de 312


De klakken- en hoedenwinkel van huisvrouw Nowé aan de Muidepoort. De man was een bediende. Links : echtgenote Nowé met dochter Lily.

uitdovende kaarsjes herinnerden nog aan die heerlijke kermisdag van "Tseeleskestkirmesse". Albert BRYSSE 0 ( 1915)

NOTEN 1. Kamiel den Boer, alias Kamiel Van de Moe re, was een groentenhandelaar die woonde op de hoek van de Makelaar- en Loodsen straat, tweede gedeelte. De mensen ter plaatse heetten dat tweede gedeelte de Kleine Loodsenstraat Rechtover Kamiel was er een houten woonst geheten "de brakke". De zoon van Kamiel was Germain, een politieagent, nu op rust, en een gekende kanovaarder. 2. Jér6me Chaves d'Aguilar was de vader van de bekende voetballers Freddy en Etienne. Zijn handel was gevestigd aan de Muidepoort waar nu een fietsenhandel is. Later baatten zij een was- en zelfwasserij uit aan de overkant van de straat die er nog is, zij het dat het nu andere uitbaters zijn. (Zie ook "Het Gent van toen" door André Verbeke, p. 138, nr. 238). 3. Fien de Neuze, alias Lievin Rodriguez. Zijn vrouw was concierge in de Katholieke Werkmanskring aan de Loodsen straat. Hij was werkzaam bij de "Linière Saint-Sauveur" in de Oude Sassepoortstraat. Dit bedrijf heette bij de gewone mensen "bij Casier" en is nu volledig verdwenen voor de aanleg van de Ring. 4. Guust uit de Tramstatie heette in feite August Goossens en werd later, samen met zijn broer Emiel , handelaar in wijnen en likeuren. Hun zaak was gevestigd aan de Meulesteedsesteenweg waar nu Dr. De Canck woont. Zijn voorganger was Dr. Knudde die het huis gekocht

313


had van de familie Goossens. Later breidde Dr. Knudde het huis uit met het ernaast gelegen citeetje "de Konijnepijpe". Een zoon van August Goossens was Hector. Deze werd advocaat en schepen van de Stad Gent en eindigde als vrederechter. Hij woonde bij zijn overlijden in de Posteernestraat, rechtover de Jezuïetenkerk. 5. Met Paster Tjeef wordt bedoeld Joseph Ghys. Deze was pastoor van de parochie van 1923 tot zijn overlijden in 1935. Een onderpastoor van hem was de zeer gekende Joris Vandenbroucke, oprichter van het poppenspel "Het Spelleke van de Muide". 6. StanseenBommawarendeklappeienvandeLoodsenstraat.Zijwistenalleswatergebeurde als eersten en vertelden dit, door hen zelf aangedikt, verder. Tegen een "potse kaffee" bij moeder Brysse kwam laatstgenoemde alles te weet wat er gebeurde op de Muide, eveneens als schrijver dezes. Stanse heette in feite Hortensia Stroobants en Bomma was een De Cock. 7. Estaminet "t Menleken" was gevestigd op de hoek van de Roerstraat en de Muidepoort en is nu afgebroken, samen met het ganse blok om plaats te maken voor een chalet voor ouden van dagen en een parkje. 8. Misseel is Michel Casteels, alias Piet Korrel, alias... enz. 9. De pildestal van Pol Van Huffel was gelegen aan de Kajuitstraat en is volledig verdwenen. Pol was voennansbaas en woonde in de Patrijsstraat aan de andere zijde van de spoorlijn. 10. Bultje was geen Muidenaar en woonde ergens aan of rond de Tolhuislaan. Hij was wel goed bekend op de Muide aangezien hij zijn waar verkocht aan de ingang van cinema" Alcazar", later den "Albertum" aan de Muidepoort. Tussen haakjes : de moeder van Lily De Munter (balletdanseres) begeleidde de stomme films met de piano in genoemde cinema. Bultje eindigde zijn leven op een stomme manier. Hij wedde dat hij dierf afspringen van de voetgangersbrug naast de Tolhuisbrug over de Nieuwe Vaart. En dat dierfhij inderdaad maar verdronk daarbij. 11. Jeanne Van Steenkiste (de jeugd maakte er wreedaardig "doodkiste" van) haar spekkenwinkel was gelegen aan de Muidepoort waar nu een gekende winkel is van visgerief. 12. Mele de Frietkerre woonde in een beluik van de Terneuzenlaan en stond met een frietkraam in het midden van de Makelaarstraat 13. Café "'t Boerke" stond op de hoek van de Koffiesteeg en de Muidepoort en werd gesloopt op 4 mei 1960 om plaats te maken voor een appartementsgebouw en kruidenierswinkel. 14. Frans Casteels, vader van hoger vernoemde Michel. Kruidenier en groentenhandelaar. Speelde o.m. met Gustje De Puydt in het "Spelleke van de Muide" van paster Vandenbroucke. 15. Achiel Blancke woonde in de cité Beauval aan de Terneuzenlaan en, bij zijn overlijden, in de Koggestraat Hij was jarenlang een getalenteerde en gevierde amateur-toneelspeler op de Muide in de Kring en speelde ontelbare keren "'t Weeuwke van de Muide". Zijn echtgenote Margriet woonde op de Meniesteedsesteenweg aan de Galgenberg in ... een spekkenwinkeL 16. De snoepwinkel "In Sint-Niklaas" was gevestigdaan deMuidepoort waar nu een verfwinkel is, rechtover restaurant "Reinaard". Florence De Schepper zwaaide er de scepter. Haar man heette Henri Vynckier. Later volgde zoon Finoio haar in de zaak op en vervolgens werd het overgenomen door Eduard Vanderhaeghen.

314


BffiLIOGRAFIE Onlangs verscheert er bij LANNOO het boek "Het Pand. Acht eeuwen geschiedenis van het oud Domicanenklooster te Gent". Wanneer men dit boek van groot formaat (29 x 25 cm.) doorbladert en de meer dan 150 foto's (waarvan ongeveer de helft in kleur) bekijkt, zou men de neiging kunnen hebben het een "kijkboek" te noemen, maar dat zou alleszins onrechtvaardig zijn, want het is in feite een uniek document dat prachtig geillustreem werd. In Hoofdstuk 1 wordt de geschiedenis van de Dominicanen, een Orde van Predikers, behandeld. In Hoofdstuk 2 gaat het meer bepaald over de Dominicanen en hun klooster in Gent. Het bestrijkt de periode van 1228 tot 1796. In Hoofdstuk 3 kunnen wij de bouwgeschiedenis volgen van het klooster aan de Leie. Hoofdstuk 4 behandelt de evolutie na de Franse Revolutie. In Hoofdstuk 5 gaat het tenslotte over de recente restauratie. Aan het boek werken verschillende auteurs mee. De eindredactie berustte bij Guido Bral, wat alleszins een garantie is voor degelijkheid. Het boek kost 1.850 fr. Dat is niet weinig natuurlijk, maar een dergelijk boek kan niet goedkoop zijn. Het is alleszins een uniek document dat de meeste heem- en geschiedkundigen graag in hun bibliotheek zullen zien. Het is te bekomen in alle goede boekhandels. Mocht men moeilijkheden ondervinden, dan komt men nog altijd terecht bij de Uitgeverij Lannoo, Kasteelstraat 97 te 8700 Tielt.

Onlangs verscheen het kunstboek "Marcel De Backer. Beeld van een Leven." Wie was Marcel De Backer? Een bijzonder veelzijdige en boeiende persoonlijkheid die, ten onrechte, veel te weinig bekend was bij het groot publiek. Deze in 1921 geboren Gentenaaroverleed verleden jaar op 69-jarige leeftijd na eenrijk gevuld leven. Hij studeerde af aan onze Normaalschool en was 30 jaar werkzaam in het stedelijk onderwijs. Hier in detail beschrijven welke al zijn andere activiteiten waren zou verschillende bladzijden in beslag nemen; u kunt het beter lezen in het boek dat liefdevol opgesteld werd door zijn vrouw Lisette. Om u toch een klein idee te geven vermelden wij dat hij ook nog gekend was als schilder, poĂŤet, goochelaar, buikspreker, monitor in jeugdkampen, fotograaf, kineast, auteur van toneelwerken en poppenspelen, enz. enz. Met zijn vrouw stichtte hij het Kunstcentrum "Spectraal" dat een tijdschrift en kunstmonografieĂŤn uitgeeft. Alle details vindt u in het rijkelijk geillustreerd boek met 48 zwartwit en 29 315


kleurenfoto's. Iedere Gentenaar zal met plezier zijn Gentse stadsgezichten bekijken. Het boek kost 750 fr. en kan bekomen worden door overschrijving of storting op de Rekening 001-0069223-41 van "Spectraal-De Backer"- Gent.

Verschijning gemeld In de loop van volgende maand zal het boek "De Geschiedenis van het Bisdom Gent" verschijnen. Dat zal zeer welkom zijn, want over dit onderwerp werd nog niet zo veel gepubliceerd, alleszins geen globale studie. Hetresultaat van het jarenlang werk van een ploeg specialisten-historici zal dus zeker beantwoorden aan een behoefte. Het boek zal4 grote delen tellen : 1. Het Oude Bisdom (1559-1801) 2. Het Concordataire Bisdom (1801-1829) 3. Het Nieuwe Bisdom (1829-1947) 4. Het Eigentijdse Bisdom (1948-1991)

In ieder deel worden niet alleen de bisschoppen en hun beleid behandeld, maar ook andere aspecten van het religieuze leven in het Bisdom Gent. Dit boek van 600 bladzijden met meer dan 100 illustraties (zowelin kleur als zwart-wit), bevat ook een selectieve bibliografie en indices op eigennamen. Stevig ingebonden in een linnen band met stofwikkeL V贸贸rintekenprijs tot 1 october : 980 fr. Wie doet beter? Een wetenschappelijk werk van 600 bladzijden kunnen kopen voor minder dan 1.000 fr.behoort de dag van vandaag tot een der grote zeldzaamheden. Welke heem- of geschiedkundige zou een dergelijke gelegenheid graag laten voorbijgaan? Wanneer u onmiddellijk een beslissing neemt en v贸贸r 1 october a.s. 980 fr.stort of overschrijft op de Rekening 440-0340161-54 van het Bisdom Gent met de vermelding "Geschiedenis van hetBisdom Gent", hebt u een goede zaak gedaan. Treuzelen of uitstellen kan u 300 fr. kosten, want na 1 october wordt de prijs 1.280 fr. H.C.

316


DE GENTSCHE KOETSIER In onze rubriek "Gentse Liedjes" laten wij er hier een volgen van Karelke Waeri.

Refrein Ik ben eenen gentsehen koetsier Mijnheer geef uw pakje maar hier, Ik zal u voeren waar gij wilt, Naar 't Leersken of naar 't Engelsch schild, Naar 't Hertje of 't Hotel Royal, Of naar de Palais de Cristal. Kom in mijn vigilant mijneere, 't W eere die es al veel te slecht; Komt uit respect voor uwe kleeren, Zoowel van u als uwen knecht. Ik zal u voeren naar uw woning, Of uw hotel, 't is eender wat, Of naar 't paleis van prins of koning, 'k Ken alle wijken van de stad. Stel ik mij aan de groote statie, 'k Krijge daar soms ne generaal; Van d'een of d'andere vreemde natie, Met eene rare krabeltaal! Eindelijk, doet hij mij begrijpen, Dat hij wil zien ons dulle griet, Ja die afgrijselijke pijpe, Die er nog nooit geen scheut en liet. Lest kwam ik een vrijage tegen, Zij sprongen in mijn vigilant; De jongen stak mij half verlegen, Een klein papierken in mijn hand. 'k Dacht dat het zijn adres moest wezen, 'k Bezag het in de maneschijn, Maar als ik 't briefken had gelezen, Zij moesten in de jager zijn. (1) Komt er een vrouw een kind te koopen, Zij zenden spoedig maar om mij, Voor dezen nieuweling te doopen,

317


Ben ik er bij met mij gerij. Dan hoor ik soms de peter zeggen : Maar wat een kind ziet dat eens maar, Kijk als g'het goed wil overleggen, 't Is heel de muile van zijn vaar. Als er een paarken komt te trouwen, 't Zij van de Muide of 't Rabot; Dan zit ik als in duivelsklauwen, Dan wordt ik somtijds steke zot. Mijn char à bancs is veel te nauwe, Of 'k hoore roepen, halt! blijft staan, Och, vigileur, de bruid moet spiwwen, G'moet om een beetje water gaan. Wordt er een suikertant begraven, Mijne voiteur is weer op rêe, Achter het lijk van deze brave, Gaan de kozijntjes krijschend mee. Maar de familie staat te gapen, Als men de boeken openslaat, Tante gaf alles aan de papen, En de kozijntjes zijn op straat. 'k Stonde lest aan d'Antwerpsche statie, 'k Krege daar eenen père Latrappe : Heel zijn gezicht was met Gods gratie, Diepe verdoken in zijn kap. Eerwaarde vaar, sprak ik verlegen, Ik ben uw dienaar en koetsier, Rijd mij, zei hij, langs binnenwegen, Recht naar de meiskens van plezier. 'k Denke nog aan die maagdelijntjes, Wanneer het water hooge was, Als ik in 't hof van die begijntjes Moest circuleren door de plas. Wij moesten die maseurkens dragen Op onze rug tot in de koets, Maar eenen van mijn kameraden, Die is er mee de plaat gepoetst. (2) 1. Het "Jagerken" was een gekend R.D.V. huis. 2. Dit is een duidelijke allusie op de grote overstromingen van 1872 waarbij een groot deel van de stad, waaronder het St-Elisabethbegijnhor, onder water liep.

318


VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de Heer Willy van Mossevelde (Vyle et Tharoul) : "Ik ben in het bezit gekomen, via mijn ouders, van een klein schilderij (50 x 35 cm), toebehorende aan een overleden grootoom. Dit schilderij draagt in de rechteronderhoek de naam "J. CASPEELE" en stelt een zittende visser voor op een platte schuit die, naar ik vermoed, midden de Leie ligt. Kan één van uw lezers mij misschien meer inlichten over deze schilder, die hoogstwaarschijnlijk uit de Gentse omgeving stamt".

GENSCHE PRAOT Jan Dekneut gieng mee zijn vrêwe naor de fûure om naor de menazerieë van Pier Laforce te gaon kijke. 't Was wrîed om te zien hoe dat diene Laforce al die wilde bîeste getemd hao. Op 't einde van 't spel gieng Laforce in de muite van de lîeuw; hij stak e kloentse suiker in zijne mond, in de lîeuw moest da däor mee zijn muilen uithaole. 't Volk zat te beve van benijteheid. - Twinteg fran, riep Laforce, veur den diene die da durft doen, in hij stak e gêwstuk naor omhûuge. - Durft er îene? - Ik! riep Dekneut - Kom mäor af! zei Laforce. Dekneut sprong veuruit; mäor zijn vrêwe snapteg'hem bij zijn veste. - Laot mij g'rust, kalle, zei Dekneut, ge zul ne kîer wa gaon zien, in sebiet stond hij bij Laforce. - Gij zij ne kirrel, zei den deze; 'k zie girre mane die nie benijd en zijn. - Al die complimente nie, zei Dekneut, legt u twinteg fran maor af. Laforce smeet e gêwstuk op en zelvere talûure. - Allee, zei Dekneut, zet u maor neere in steekt e kloentse suiker in u smoel; we zulle ne kîer zien of da'k het er niet en zal uithaole! - Jao, maor, riep Laforce, ezûu nie geboerd, dat en es niet zuust. - Wade, riep Dekneut, in hij stak al gêwe 't gêwstuk in zijne zak, aost nie zuust en es keuode mij betrekke, we zulle ne kîer zien op 't triebenaol wie dat er gelijk hêe. Al de meinsche schoten in ne lach, Laforce stond te vloeke in Dekneut was wig...

319


VORIGE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN"

Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1972 Nrs. 10-11 1973 Nrs. 9-11-12 1974 Nrs. 4 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 1977 Nrs. 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 Nrs. 1-2-3-4 + volledigejaargangen 1979 Nrs. 1-3-4-5 +volledige jaargangen 1980 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1989 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1990 Nrs. 1-2-4-6 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer 70 fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het "Documentatiecentrum" (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening : Tot 2 nrs. : 25 fr. Tot 4 nrs. : 35 fr. Tot 6 nrs. : 45 fr. Verder per jaargang : 45 fr. De Bibliothecaresse, MevrouwVAN GELUWE-EGGERMONT A.

320


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 november 1991 20e jaargang nr. 6 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland : 100 fr. extra voor portkosten INHOUD - Gentse Praalstoeten te water - Inventaire Archéologique : Grafplaat in gedreven messing van Margareta sBrunen, weduwe van Willem Wenemaer - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen CV ervolg) Verbindingsvaartbrug- Wandelgembrug - Buurtbewoners uit het "Blindeken" en omliggende in 1920-1930 (Vervolg en slot) - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge (Vervolg) - Puzzel1991 - Oudheidkundig Nieuws : Het klooster van Deinze, sedert 1793 Krijgsgasthuis - Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Bibliografie - Gênsche Präot - Aanvullende ledenlijst - Inhoud 1991

323 335 337 346 357 361 365 368 371 377 380 382 384 385

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.


AAN ONZE LEDEN Kunt gij het geloven? WIJ hebben er moeite mee! Dat is nu alweer het laatste nummer, deze keer van onze 20e jaargang. Verleden jaar schreven wij: "Onze redactiemap zit volgepropt met uiterst interessante Gentse artikels. Wie onze 20e jaargang zou missen is te beklagen." Hadden wij geen gelijk? Zie maar eens na, in 1991 brachten wij u 386 bladzijden Gentse wetenswaardigheden, weer talrijke foto's waarvan gij er heel wat nog nooit gezien had. Waar ofniet? En we zijn niet tegen te houden, we doen gewoon voort. Denk niet dat 1992 u minder zal brengen dan de voorgaande jaren. Voor de rest, niets dan goed nieuws. Van de index trekken wij ons niets aan, inflatie of geen inflatie, het lidgeld blijft ongewijzigd. Dat wil zeggen : 400 fr. per jaar. Buitenland: 500 jr. Steunende leden : 600 jr. Beschermleden : 1.000 jr. Wij zetten nu wel een grote mond open over dat ongewijzigd lidgeld, maar we moeten eerlijk toegeven dat er geen "apprense" zou van zijn het lidgeld niet te verhogen, ware het niet dat wij ook nu weer konden rekenen op de zeer talrijke mecenassen die wij het privelege hebben onder onze leden te mogen tellen. Waren er verleden jaar 239leden die meer betaalden dan ze moesten, dan is het cijfer van deze weldoeners in 1991 opgelopen tot 280! Dat is bijzonder hartverwarmend, het geeft ons steeds een gevoel van grote dankbaarheid en het is een beloning waar onze medewerkers bijzonder gevoelig voor zijn. Zij maken het mogelijk dat wij u aan een volledig onrealistische prijs kunnen geven wat wij u geven. Wij zouden hen graag persoonlijk per brief willen bedanken, maar aan postzegels alleen zou ons dit 3.920 fr. kosten. Wij zijn er van overtuigd dat zij ook van mening zullen zijn dat wij dit bedrag beter kunnen gebruiken om u een paar bladzijden meer Gentse lectuur te verschaffen. De erelijst van deze weldoeners vindt u verder in dit blad. Nu 5 minuten serieus blijven. In uw boekje zit een betaalformulier. Dat is geen toeval, dat zit er met een zeer duidelijke bedoeling, nl. dat gij onmiddellijk op uw pen springt (ander schrijfgeriefis voor ons ook goed), het zorgvuldig invult en direct naar de post doet. Is het u al opgevallen? Het is het enige wat wij u vragen, en dan nog maar ĂŠĂŠnmaal per jaar. Welke zin heeft uitstellen? Dit maakt voor ons de zaak ingewikkelder en brengt bergen werk mee. Denk ook eens aan de idealist die jaarlijks, volledig onbezoldigd, honderden uren van zijn vrije tijd besteedt aan de niet eenvoudige administratie van ons ledenbestand. Maak het die man niet onnodig lastig. Hij vraagt ons ook nog eens een oproep te willen doen aan de dames; het is niet te geloven, maar er zijn er nog altijd die de ene keer betalen onder hun meisjesnaam en de volgende keer onder de naam van hun echtgenoot. Een eens aangenomen systeem handhaven zou door hem gewaardeerd worden. Voor allen : wanneer u op het betalingsformulier uw lidnummer vermeldt (het staat op uw lidkaart en op het adresetiket), dan wordt voor ons alles veel eenvoudiger. Onze penningmeester dankt u bij voorbaat met een diepe buiging.

322


GENTSE PRAALSTOETEN TE WATER De bloemenstad Gent werd, tijdens de 19de eeuw en bij het begin van de twintigste, nog door een een aantal bevaarbare rivieren en kanaaltjes doorsneden die er de romantiek en de charme van uitmaakten. We waren dan ook niet verwonderd toen we op een Antwerpse veiling een grote figuratieve affiche ontdekten waarop, ter gelegenheid van de 7 5e verjaring van de Belgische Onafhankelijkheid, een waterstoet op 18 juni 1905 werd aangekondigd. Gent kon op geen betere manier haar medewerking tot de festiviteiten verlenen. De schepper van deze prachtige, lithografische poster was de bekende Gentse artiest Maurice Sys en de drukker-uitgever was F. Buyck, een andere Gentenaar. De afbeelding was duidelijk in art nouveau, de sierstijl die toen furore maakte, ontworpen : een gekroonde Maagd van Gent met een zegepalm in de linkerhand. Op de achtergrond, een boot met het Gentse schild in de zeilen. De aangekondigde praalstoet te water was niet de eerste en de enige die o.m. in de kuip, maar ook elders in de stad, door haar originaliteit de talloze toeschouwers in vervoering bracht. Naar het blijkt uitkranteartikels voerreeds tijdens de Gentse Feesten van 1853, op zondag 3 juli, een stoet over onze wateren. Aan boord van bevlagde en verlichte boten en vergezeld van fanfares en koormaatschappijen startte men om tien uur 's avonds aan de Verlorenkostbrug om aan het Dok te eindigen. Gedurende de doortocht brandde men Bengaals vuur... Een soortgelijk feest ging door op 10 juli 1869 en ter gelegenheid van de inhuldiging van de Voorhaven kon men aldaar in 1880 nogmaals een waterstoet bewonderen. De 19de juli 1903, toen de eerste zondag van de Gentse Feesten, voer een bloemencorso over onze kanaaltjes en rivieren. Meer dan zeventig deelnemers meldden zich en brachten vrijwillig dit buitengewoon nummer op het feestprogramma. Vanaf tien uur 's morgens tot zes uur 's avonds werd die dag het verder verkeer op de Gentse wateren onderbroken. Het bloemencorso vertrok aan de Brugsepoort en werd door een stoomboot vari de brandweer voorafgegaan. Tussen de vele rijkversierde vaartuigen werden drie muziekkorpsen, op met zomerbloemen getooide vlotten, afzonderlijk meegesleept. Eenjury die de stoet moest beoordelen en prijzen toekennen, was onder meer samengesteld uit een voorzitter : de schepen van Schone Kunsten, K. Bodaert, een secretaris : de toezichter der schouwburgen, Destanberg, een drietal gemeenteraadsleden : Baeyens, Bruggeman en Siffer, de Meulenaere, voorzitter van de Avenir Horticole, Delvin, directeur van de Academie voor Schone Kunsten en Fierens, secretaris van de Koninklijke Hof- en Tuin路 bouwmaatschappij. 323


Kunstaffiche ontworpen door Prosper Hoste en Franz Poel voorde.

In 1905 werden overal, ter gelegenheid van de Jubelfeesten van de Belgische Onafhankelijkheid, verschillende feestelijkheden voorzien . Voor Gent werd daartoe een grote kunstaffiche door de artiesten Prosper Hoste en Franz Poelvoorde geconcipieerd. Vanaf 27 mei tot 1 oktober werd, in de bovenzaal van de Hogeschoolbibliotheek bij het Baudelopark een tentoonstelling georganiseerd die in het teken stond van 1830 en de Belgische Omwenteling zoals deze zich te Gent en in Oost-Vlaanderen had gemanifesteerd. Aan deze expositie werkten F. Van der Haeghen, hoofdbibliothecaris, P. Bergmans, E. Lacquet en A. Heins mee. De tentoonstelling bestond uit een verzameling voorwerpen, schilderijen, tekeningen, handschriften, drukwerken, platen, portretten, kledij, wapens en dergelijke, relieken dus uit de ont324


staansjaren van de Belgische zelfstandigheid. De verder aangekondigde festiviteiten waren verscheiden en verliepen tussen 18 juni en 27 augustus. Twee waterstoeten stonden op het programma : ĂŠĂŠn op 18 juni en een tweede op 9 juli. Maanden tevoren werd alles georganiseerd en in gereedheid gebracht. Kunstenaars werden aangezocht om de thema's op papier te ontwerpen. De verschillende groepen en hun onderverdeling werden bepaald en de maatschappijen, scholen, gebuurtedekenijen, bonden, firma's evenals de stadsdiensten werden aangeschreven om de uitvoering op zich te nemen, de boten in bruikleen te voorzien, en voor de bloemversieringen te zorgen. De voornoemde ontwerpen waren reeds op 22 mei in de Lakenhalle te bekijken. Het stadsbestuur van zijn kant besteedde veel zorg aan de verlichting van de stedelijke monumenten. Zo werd de gevel van het stadhuis op de verschillende verdiepingen door een aantal gasbekken verlicht. Hetzelfde gebeurde met de grote schouwburg. De Vlaamse schouwburg evenals het Belfort en de gevel van de Club des Nobles op de Kouter werden elektrisch verlicht, terwijl de verschillende politiecommissariaten en de schoolgevels vetlampjes toebedeeld kregen. Ook een speciale verlichting van talrijke andere gebouwen : o.m. het Gravensteen, het Toreken, de Vlaamse Academie, verschillende colleges en banken werd voorzien. Op 18 juni zou de koning Leopold II op het Gerechtshofplechtig ontvangen worden door alle magistraten in gala-toga. Daarna zou hij het waterfeest op de Leie aanschouwen. Daarom werd de gevel van het gebouw speciaal met grote schilden versierd. Aan de Nederkouter kwamen veelkleurige ballonnetjes en grote verlichte triomfbogen werden opgetimmerd o.m. aan de Kortrijksepoort, de Nederkouter, de Veld-, Volders- en Hoornstraat De gevels van tientallen straten in het centrum van de stad werden met brandende vetlampjes in een kleurrijke lichtfeeĂŤrie omgetoverd. Aan het Gerechtshof zelf werd, langs de Leiekant een balkon tijdelijk in koninklijke loggia veranderd. De lang verbeide dag brak eindelijk aan. Volgens het verslag in de "Illustration beige" van 25 juni 1905 arriveerde de koninklijke trein om 1u30 in het Zuidstation. De vorst, begeleid door de gouverneur van de provincie, baron de Kerchove d'Exaerde, de burgemeester Braun en talrijke andere personaliteiten, begaf zich dan naar het Sint-Pietersplein. Hij bezocht de universitaire gebouwen en kwam tenslotte aan het Gerechtshof dat hij langs het bordes aan het Koophandelsplein betrad. Daar werd hij ontvangen door de eerste voorzitter Van Maele, de procureurgeneraal De Pauw en de talrijke magistraten en advokaten. Aangezien de kleurrijke waterstoet in aantocht was, ging de vorst zich in de 325


Praalboot : "De 75e verjaring van de onafhankelijkheid" .

Praalboot: "De Beeldhouwkunst".

Praalboot : "De Schilderkunst" .

326


voorziene loggia installeren om het luisterrijke feest bij te wonen. De grote sliert boten was in de middag aan de Brugsepoort gevormd en zette zich omstreeks halfvijf in beweging: 22 thematisch versierde en 10 bevlagde en ook met bloemen getooide boten en daarenboven 6 grote, met planten opgesmukte vlotten waarop verschillende muziekkorpsen hadden plaatsgenomen. De bewimpelde vaartuigen voeren eerst langs het rijke kwartier van de Coupure. Dan kwam de optocht de Lindelei opvaren. Het enthousiasme van de duizenden toeschouwers was onbeschrijflijk. Eigen aan die periode werden de uitgebeelde thema's allegorisch-symbolisch voorgesteld. Het vaartuig van de "75e verjaring van de Belgische Onafhankelijkheid" voer vooraan. Het was de stoomboot van de brandweer. Geconcipieerd door De Wette en A. De Vos spoten de pompen, in bloemen verscholen als fonteinen, massa's water uit de voorsteven. Militairen, in kledij van 1830 omringden het borstbeeld van Leopold I. Achteraan, bij een trofee van Belgische en Kongolese vlaggen, stond het beeld van Leopold 11. Bloemenguirlandes en sierplanten stoffeerden de verdere opsmuk. Daarop volgde de boot van de "Beeldhouwkunst" ontworpen door kunstschilder Edmond De Martelaere en uitgevoerd door de Gymnastische Volksmaatschappij. Aan de voorsteven stak Pegasus, een groot gevleugeld paard. Middenin omringden enkele artiesten een "Discuswerper". Aan de achterzijde was een Grieks tempeltje te zien waarin een persoon de kunsten uitbeeldde. Het vaartuig der" Schilderkunst" was uitgevoerd door de Fonteinisten naar een tekening van J. De Witte en A. De Vos. Vooraan symboliseerde een vrouw de schilderkunst terwijl een monumentale portiek toegang gaf tot een kunstenaarsatelier. Een groot linnen doek achteraan opgespannen, was voorzien van draperieĂŤn. Aan de buitenwanden van het vaartuig hingen plaatjes waarop de nĂ men van overleden 18de-eeuwse schilders. Toen kwam de boot, aan de "Toonkunst" gewijd. Uitgedacht door tekenaar Jotthier was de uitvoering van het project aan de "Maatschappij De Liederkrans" opgedragen. Het schip werd symbolisch door een grote dolfijn getrokken. De "Toonkunst" stond op een hoog voetstuk, door meisjes omringd die verschillende instrumenten bespeelden. Middenin herkende men het gedenkteken van Miry; een meisje bespeelde een klavecimbel. Het daarop volgend vaartuig was dit van de "Bouwkunst". Ook door Jotthier ontworpen, werd het schip door de "Vereniging der Bouwkunst" versierd. Vooraan zag men het beeld van een sfinks. Op het achterdek verrees een Egyptische tempel. Middenin stonden beelden die de verscheidene kunstperiodes voorstelden. Het "Lager Onderwijs" verbeeldde een met bloemen versierd prieel als Froebeltuin waar kinderen speelden, onder toezicht van hun onderwijzeres. Voor327


Praalboot: "De Muziek" . t>Jr..t.rnrh·<">c u.1t:l!;,tm· fmt-.t••.:atloa J\: lf rt".ri~ n.;m :'!.\<•>

11.

Praalboot: "Middelbaar Onderwijs".

Praalboot: "Vlaamse - Franse letteren" .

328


aan bevond zich een "moeder met eigen kinderen". J. De Wette en A. De Vos stonden in voor deze en ook voor de volgende idee. De afdelingen lager en middelbaar onderwijs zorgden voor de uitvoering. Op de zevende boot werd het "Middelbaar Onderwijs" voorgesteld. Het schip was in twee delen verdeeld. Aan de ene helft zaten meisjes met hun lerares, aan de andere hadden jongens met hun leraar plaatsgenomen. Middenin stond een grote wereldbol omringd door allerlei onderwijsbenodigdheden. Het geheel was alweer door een hoog prieel met toren overkoepeld. Naar de ontwerpen van J. De Wette en door het Van Crombrugge-genootschap gerealiseerd, voer de volgende boot, deze van het "Hoger Onderwijs" aan. Een groep studenten stonden bij vlaggen van verscheidene maatschappijen op het voordek. Achteraan, op een hoog voetstuk en omgeven door een aantal dames die het recht, de geneeskunde en andere studierichtingen uitbeeldden, stond het gesymboliseerde "Licht". Op het voetstuk las men de namen Callier, Laurent, Plateau en anderen. De negende boot was die der "Vlaamse en Franse Letteren". Het thema was geconcipieerd door J. De Wette en A. De Vos. De gebuurtebond van de Lange Violettenstraat voerde het ontwerp uit. Twee vrouwen die onder een baldakijn zaten, verpersoonlijkten beide literaire richtingen. Andere dames hielden opschriften in de hoogte waarop de namen van dichters en romanciers te lezen waren. Het voordek was voorzien van sierplanten. Verwezenlijkt door de verschillende Sport- en Roeiverenigingen, naar een ontwerp van De Vos en De Wette, volgde dan de boot voorzien voor de "Sport". Een groep gymnasten zaten op de verschillende treden van een trap. Op de achterste helft van het vaartuig stond een U-vormige zuilengang waarin verschillende takken van de sport gesymboliseerd werden : schermers, gymnasten, wielrenners, schutters, enz. In de nabijheid stonden geweerrotten, wapenrekken e.d. opgesteld. Rondom het schip voeren drie speciale roeiboten van de "Sport Nautique", drie van de "Club Nautique", twee van de "Sailing Club" en twee motorbootjes. Het schip van de "Katoennijverheid voer als elfde aan en was gedeeltelijk aan de kolonie gewijd. Op een monumentaal verhoog achteraan stond een sculptuur, zinnebeeld van de KongostaaL Spinsters zaten rondom het voetstuk. Middenin het vaartuig lagen katoenbalen opgestapeld. Vooraan rees uit een massa sierplanten, een kolom, met ;Mercurius bekroond. Jotthier dacht het ontwerp uit terwijl de Antisocialistische Katoenbewer路 kersbond voor de uitvoering zorgde. Daarop volgde de "Vlasindustrie". Voor de versiering van dit schip was De Wette voor het plan verantwoordelijk, terwijl de Antisocialistische Vlaswerkersbond de tekening realiseerde. Boven een soort waterval, op het achterdek uitgebeeld door gestapelde garenpakken van verschillende kleur, stond een weefgetouw. Op het voordek zat een spinster. Achter haar voerden verschillende werklieden katoenbewerkingen uit. 329


De over gans Vlaanderen beroemde beroepsschool Carels verwezenlijkte de bootversiering der "Metallurgie", door Jotthier op papier gezet. Middenin verrees een groot vliegwiel, versierd met vaandels en veel bloemen. Een vrouw, zittend op een sfinks en aanleunend tegen het wiel, symboliseerde de werktuigkunde. Enkele werklieden waren aan de arbeid. De veertiende boot was deze der "KoloniĂŤn". Boven een hoog voetstuk op de achterplecht stond een wereldbol door vijf beelden, de werelddelen, omringd. Vooraan het schip lag een stapel balen waarboven een neger stond met een Kongolese vlag. Op de voorsteven was de vrede gesymboliseerd en aan de buitenwanden las men de namen der landgenoten die in Kongo tijdens de kolonisatie de dood vonden. Deze creatie die door De Wette op tekening was gezet, werd door de "MutualitĂŠ Congolaise" gerealiseerd. Voor de uitbeelding van de "Binnenlandse Scheepvaart" werd een bevlagde binnenschuit, de "Ville de Gand" door zijn eigenaar Cassauwers toegestuurd. Die zorgde ook voor de vier Zeelandse barken die haar omringden. De boot van de "Buitenlandse Handel" was een stoomschip dat, vooraf versierd, in bruikleen was gegeven door de firma De Baerdemaecker. Het zeventiende vaartuig had als thema de "Landbouwkunde". Het werd ontworpen door De Vos en versierd door de "Landbouwersbond". Aan de voorsteven was een grote haan met uitslaande vleugels bevestigd. Enkele vrouwen werkten op het veld of kwamen uit een Vlaamse hoeve, opgetrokken achteraan het schip. Een paar stukken vee en een paard stonden daarbij vastgebonden. Op het achterdek van de volgende boot, die van de "Tuinbouwhandel" draaide een wereldbol waarboven Mercurius prijkte, als bewijs dat onze handel zich

Praalboot : "De Landbouw".

330


over de wereld uitstrekte. Verschillende schilden verwezen naar de landen waarmee België handelsbetrekkingen onderhield. De tekening was van L. De Lantsheere terwijl de afwerking door de Koninklijke Hof- en Tuinbouwmaatschappij gebeurde. De Vos en De Wette dachten het ontwerp uit voor een negentiende boot, deze van de "Avenir Horticole". Dit thema werd door A.H. zelf uitgevoerd. Het schip was opgevat als een prachtige tuin met een overvloed aan bloemen, rondom een vijver opgesteld. Deze .kreeg haar water van een met planten overwoekerde cascade die op het achterdek was opgebouwd. Het op een hoge sokkel staande borstbeeld van Van Houtte, verheerlijktdoor een godin, stond opgesteld op de achterplecht van de twintigste boot, deze van de "Van Houtte's Kring". De buste was omringd door sculpturen, zinnebeelden van die landen waaruitVan Houtte de meest zeldzame planten en bloemen naar Gent had meegebracht. Bij een wierookbrander kondigden muzen de zegetocht aan van de tuinbouw alhier. Het schip was verder rijkelijk van prachtige planten voorzien. Vindevogel was de ontwerper en de Van Houtte's Kring voerde de versiering uit. De voorlaatste boot .kreeg als thema de "Koninklijke Maatschappij van Tuinbouw en Plantkunde" mee. Midden een toverachtig mooie tuin stond het beeld van "Flora". Jonge meisjes die bloemen en planten symboliseerden, omringden de godin van de lente. De "Maatschappij L'Union Horticole" van Sint-Amandsberg zorgde voor de bonte opsmuk, uitgedacht door Michiels. Tenslotte voer de boot der "Stad Gent" aan als een bekronend slot van de lange, kleurrijke optocht. De bevoegde diensten van de stad stonden in voor de versiering van het schip, door De Wette geconcipieerd. Op het achterdek, onder een vorstelijk baldakijn, zat de Maagd van Gent, omringd door drie vrouwen die de steden Aalst, Oudenaarde en Sint-Niklaas uitbeeldden. Jonge meisjes vormden een kring rondom deze groep die door wapenherauten werd beschermd. Een fiere Leeuw van Vlaanderen lag op het voordek waar bazuinblazers rondom een reuzewierookbrander hadden plaatsgenomen. Een schat van de meest gevarieerde bloemen smukten het geheel op. Tussen deze tweeëntwintig thematisch versierde schepen voeren zes grote, met draperieën beklede vlotten waarop verschillende muziekkorpsen bekende liedjes en marsen ten beste gaven. Het succes was bijzonder groot, de pers schreef lovende artikels en men keek reeds uit naar het aangekondigde Venetiaanse Waterfeest dat drie weken later was gepland. Deze festiviteiten werden op voorstel van Gustaaf Carels, toen voorzitter van de Kamer van Koophandel te Gent, ingericht. Het vrij uitvoerige thema luidde : "Gezanten van Venetië brengen een bezoek aan de Stad Gent, omringd van andere Vlaamse steden." De inrichting werd aan de twee belangrijkste Gentse roeiverenigingen, de 331


Praalboot : "De Sport".

'

'•!!

i

Praalboot: "De Vlasnijverheid".

• .. •;()

... .

/

Praalboot : "De Stad Gent".

332


Club en de SportNautique toevertrouwd. De Club Nautique moest twaalf grote boten versieren tot de uitbeelding van het Gentse gedeelte. De Sport deed hetzelfde maar met veertien boten tot de vertolking van het tweede of Venetiaanse deel. De kunstenaars Jotthier, Claessens enE. De Maertelaere werden voor de voorontwerpen aangezocht. De feestelijkheden begonnen reeds op 2 juli maar de waterstoet ging op 9 juli door. Dagen vooraf waren verschillende wijken schitterend opgesmukt. Het scheelde nochtans geen haar of het zo verbeide feest vielletterlijk in 't water. Tijdens de middag, omstreeks vier uur, terwijl men nog koortsachtig de laatste hand aan de versieringen legde, brak de hellos : een onweer waarbij de regen met kuipen over de stad stroelde, begeleid door donder en bliksem. De organisatoren vreesden het ergste doch gelukkig trok de ellende na een uur voorbij en de hemel werd voor de verdere dag sereen. Om negen uur 's avonds dan voer, opnieuw vanaf de Brugsepoort bij de Coupure, de Venetiaanse lichtstoet af, richting Lindelei, Ajuinlei, Predikherenlei, Kraanlei, Minnemeers, Baudelokaai, door de sluis van de Visserij tot aan de Scheldelaan. Om brandgevaar te vermijden, patrouilleerde de brandweer met twee boten langsheen de stoet terwijl vier reddingsboten van het Rode Kruis tussen beide delen van de stoet voeren. Duizenden veelkleurige vetlampjes verlichtten de zesentwintig versierde boten die als drijvende lichtpaleizen in het water weerkaatsten. Feestelijke illuminatie en toverachtig mooi Bengaals vuurwerk verhoogden het feeĂŤrieke uitzicht op kaaien en bruggen. Aan de sluizen van de Visserij werd haltgehouden. Daar werd Venetiaanse muziek en talrijke bekende wijsjes door de meevarende muziekkorpsen, de gemengde zangkoren, de solozangers en -instrumentisten (mandoline- en gitaarspelers) uitgevoerd. Naar een persbericht zag de stoet eruit als volgt. Vooraan het deel, gewijd aan Gent, voer een groot bevlagd en verlicht vaartuig, gevolgd door een versierd schip waarop muziek werd gespeeld. De derde boot beeldde de "Maagd van Gent" uit, zittend op haar troon onder een renaissance-staatsiehemel, omringd door de verzinnebeelde grote Vlaamse steden. Daarna kwamen dan vier kleinere versierde schepen. De achtste in de reeks was een groot vaartuig waarop een versierde Gentse draak, verlicht was voorgesteld. Als nummer negen volgde "Het Keizerrijk", een weelderig opgesmukt schip waarop de Koninklijke en Keizerlijke Staten van Karel V in wapenschilden, spreuken e.d. symbolisch werden uitgebeeld. Voer daarna een boot aan waarop een enorme dolfijn te zien was, gevolgd door een vaartuig waarop de Schelde en de Leie als stroom en rivier zinnebeeldig

333


voorgesteld werden. Doorschijnende schilderijen, feeëriek verlicht, smukten de boot aan weerszijden op terwijl een waternimf op de· achterplecht de aandacht trok. Vier Venetiaanse gondels openden het tweede gedeelte : de schitterende optocht van de doge van Venetië en de beroemde "Bucentaur". De zeventiende boot was vooraan versierd met de Leeuw van Sint-Marcus en achteraan met Sint-Joris die de draak doodt, beide zinnebeelden van de Venetiaanse Republiek. Een muzikaal gedeelte kwam daarop volgend. Op een groot vaartuig was middenin een sterk verlicht zomerhuisje opgetimmerd waarin een muziekkorps oude aria's vertolkte. Een groep zangers, op het negentiende schip opgesteld onder een schitterend geïllumineerd baldakijn, zong Italiaanse liederen uit de 16de eeuw. De vaartuigen 20 en 21 beeldden Venetiaanse barken met gehesen zeilen uit terwijl de achtema komende drie als typische scheepjes uit diezelfde streek versierd waren. Tenslotte voer de "Bucentaur", door een sleepboot getrokken, voorbij de enthousiast toejuichende menigte. Het vaartuig was een getrouwe kopie van de beroemde galei van de doge van Venetië, de meestervan de Adriatische Zee. Deze voer jaarlijks, op Hemelvaartdag uit om de stad aan de zee uit te huwelijken. Tot op het eind van de XVIIIde eeuw ging deze traditionele plechtigheid door, die daaruit bestond, dat de doge een gouden ring wierp in de Adriatische Zee. Het eindpunt van deze Venetiaanse waterstoet lag aan de Scheldelaan. Kanongeschut en vuurwerk kondigde de aankomst van de botensliert aan en daarenboven stak men af en toe Bengaals vuur aan. Een muziekkorps begroette het binnenvaren van elk schip afzonderlijk. Toen het laatst versierde vaartuig eindelijk arriveerde, ontbrandde onmiddellijk een grandioos vuurwerk op het water. De festiviteiten gingen door tot in de vroege ochtenduurtjes...

Besluit Dergelijke stoeten werden doorgaans door middel van kunstaffiches aangekondigd. De voorontwerpen werden aan plaatselijke kunstenaars toevertrouwd. De Gentse bevolking bood spontaan haar medewerking aan : de gevels werden met talrijke vetlampjes of met lampionnetjes verlicht en de verschillende maatschappijen hielpen ook een handje. De vooropgestelde thema's werden meestal symbolisch-allegorisch uitgebeeld. Typisch voor de waterstoeten was de bevlagging en de feeërieke verlichting van de verschillende vaartuigen. Daarenboven kon men steeds rekenen op de muziekkorpsen en de koormaatschappijen die of in enkele boten of op vlotten meevoeren. Het stadsbestuur blijkt steeds een bijzondere zorg te betonen voor de veilig334


heid tijdens dergelijke waterfeesten. Brandweer en afgevaardigden van het Rode Kruis waren present. Dergelijke festiviteiten zijn, om allerlei redenen, hinderlijke parkeerplaatsen, intens vervoer, bruggen e.d. niet meer in te denken in het centrum van de stad. Op onze Ringvaart misschien wel?

BEKNOPTE BIOGRAFIEËN Bergmans P., professor en hoofdbibliothecaris aan de Gentse universiteit. De Maertelaere E., kunstschilder, Gent. De Vos A., kunstschilder, Gent. De Wette J., kunstschilder, tekenleraar aan de Kon. Acad. voor Schone Kunsten te Gent. Heins A., kunstschilder, etser, archeoloog, Gent. Lacquet, archeoloog, Gent. Van der Haeghen F., doctor in de wijsbegeerte en letteren, hoofdbibliothecaris aan de Gentse universiteit. Claessens, De Lantsheere, L., J otthier, Michiels, Vindevogel : biografie onbekend. De laatste vijf waren waarschijnlijk ook Gentse kunstschilders.

BRONNEN L'illustration Beige, La Fête patriotique à Gand, 25 juni 1905. De Gazet van Gent: 1853, 1869, 1880, 1903, 1905.

LodeHOSTE

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE NR. 23 Op 2 augustus 1897 stelde Hermann Van Duyse in de rubriek "DrijfwerkOudheidkundig Museum Nr. 1901 - XIVe eeuw (rond 1325)" in het Frans een fiche op over de

Grafplaat in gedreven messing van Margareta sBrunen, weduwe van Willem Wenemaer. (H : 1,95. B : 0,50) Het grafwaarin het stoffelijk overschot van de te Deinze gesneuvelde Gentse kapitein verenigd werd met dat van zijn vrouw, kende een jammerlijk lot, zoals wij het doen uitkomen hebben in de nota gewijd aan de grafplaat van Willem Wenemaer. De inscriptie die de afbeelding van Margareta sBrunen vergezelde is verdwenen en, buiten de beeltenis van deze twee Gentse patriciërs, werden slechts

335


"Grafplaat van Willem Wenemaer en zijn vrouw Margareta sBrunen. Foto: Dienst Toerisme Stad Gent."

336


twee platen van ongelijke afmetingen bewaard die voor de helft de wapenschilden van de Wenernaers en de De Brunen voorstellen. Op de achterzijde van de grootste van de twee stukken staat een vrouwenhoofd, redelijk onhandig uitgevoerd in drijfwerk, dat een grote gelijkenis vertoont met de figuur van Margareta sBrunen. De weduwe is staande afgebeeld, in een houding die de beeldhouwers van de Xille en XIVe eeuw dikwijls aan hun modellen gaven. Een lang, wijd kleed valt in brede plooien tot op de voeten van de patriciërsvrouw~ Een deel van de sleep is opgelicht en wordt weerhouden onder de linkerarm. Wijde, halflange mouwen laten een nauwsluitende jurk zien die gesloten wordt door middel van dicht naast elkaar geplaatste knopen. Een sluier die neervalt op een bef omkadert het gelaat. Niettegenstaande zijn nauwkeurigheid geeft ons cliché slechts het ensemble weervan deze artistieke afbeelding; hij kan de perfectie niet weergeven van het reliëf dat bereikt werd door de graveernaald van de ciseleur. De gedurfdheid van de tekening van de kleding, de noblesse van de houding, de delicatesse van de gelaatstrekken maken van deze plaat immers een van de meest waardevolle kunstdocumenten die ons nagelaten werd door de XIVe eeuw. De meest vermaarde meesters van de XVe eeuw hebben deze anonymus niet overtroffen die met behulp van zulke eenvoudige middelen de hoogste graad van perfectie bereikt had. Cf. Messager des sciences historiques de Belgique, 1853, pp. 64-89 (art. van J. de SaintGenois);- H. Van Duyse, Catalogue du musée archéologique de Gand, nr. 1901.

UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg)

VERBENDlNGSVAARTBRUG Deze brug werd in het verleden nu eens de Palinghuizenbrug genoemd, dan weer de "De Smetstraatbrug", ze verbindt immers beide straten met elkaar. Gazette van Gent, 14 januari 1863: "Gisteren is men met de werken begonnen aan het kanaal, dat het kanaal van Brugge met de haven moet verbinden. Naast het graven van het kanaal moeten nog een aantal bijkomende werken worden uitgevoerd: leggen van een draaibrug aan het begin van het kanaal, maken van twee brugjes over grachten door het kanaal doorsneden, bouwen van brughuisjes, bouwen van een draaibrug aan het Tolhuis. Hetkanaal wordt 2.158 m 337


Gent •

Bloemeken~wijk

Geni. -

\?e1 bindingskanaai

.5md bruu

Gcl\(1. -

338

Pon! de Smef


lang, 38mbreed (op bodem 12 m) en 5 m diep. Naast beide zijden van het kanaal komt een weg van 12 m breed". Op 18-2-1863 vernemen we dat meer dan 600 werklieden delven aan het verbindingskanaal. De eerste draaibrug, deze aan de kant van de Brugse Vaart, werd gebouwd in 1863-1864. Het was een kleine houten draaibrug amper 4 breed. Ze werd in 1911 vervangen door een grotere, metalen draaibrug door de firma Neyt en Vossaert voor een aanbestedingprijs van 1.457.989 fr. De werken vingen aan in december 1909, met het metselen van de nieuwe hoofden naast de bestaande brug, zodat het verkeer slechts onderbroken zou worden bij het plaatsen van het metalen gedeelte. Dinsdag 18 april1911, Gazette van Gent: "De brug der Palinghuizen: deze draaiende brug, aan het uiteinde van het verbindingskanaal, zal eindelijk begonnen worden. Het grote ijzerwerk is nu ter plaatse gebracht." Op 23 juni 1911 : "De inwoners der De Smetstraat en Palinghuizen lijden door dit zo langdurig onderbroken verkeer grote schade en het wordt hoog tijd dat het bestuur van Bruggen en Wegen maatregels neemt om de werken aldaar te bespoedigen." Drie maanden later was men nog steeds bezig aan de brug : 30 october 1911 "Het beheer van Bruggen en Wegen laat weten dat de voetgangers toegang zullen hebben over de nieuwe brug aan het begin van het verbindingskanaal, op 1 november." Enkele jaren later, in november 1918, werd de brug vernield bij de terugtocht van de Duitse legers. In mei 1940 werd ze voor de tweede maal, ditmaal grondig, vernield : ze werd opgeblazen terwijl ze open stond. Nog tijdens de oorlog werd ze vervangen door een noodvoetbrug in hout. Op 24 october 1947 werd er een nieuwe brug aanbesteed voor een bedrag van 11.500.000 fr., aan de firma Cobeton. Deze bouwde de vaste verhoogde brug in spanbeton, in een tijdspanne van minder dan 20 maanden (dit was de voorziene uitvoeringstermijn). Op zaterdag, 2 april1949, werd de brug ingehuldigd. In 197 6 werd de brug nagezien in verband met een zwaar transport dat er moest overrijden en toen stelde men vast dat de stalen draden van het voorgespannen beton aan het roesten waren, waardoor (volgens het jaarverslag der stad Gent) de stabiliteit van de brug in het gedrang kwam. Het Ministerie van Openbare Werken besloot daarom de brug af te breken en te herbouwen. Het verkeer werd onderbroken vanaf 1 februari 1977, toen de voorbereidingen voor de afbraak een aanvang namen. De eigenlijke sloping begon op 14 februari. De nieuwe brug werd op 25 november 1976 openbaar aanbesteed voor een bedrag van 22.633.934 fr ... De huidige brug kreeg een totale breedte van 22,10 m verdeeld als volgt : twee voetpaden van elk 1,5 m, vijfrijstroken van elk 3,5 m. De vijfderijstrook werd voorzien om het verkeer komende van de Palinghuizen en gaande in de richting Elyzeese Velden, vlotter te laten verlopen. 339


... Gent -

Herstellingswerken IJerbindingskanaal 191

Het bouwen der kaaimuren, in 1900, langs het verbindingskanaal kostte 210.000 fr. waarvan 110.000 fr. door de staat betaald.

De uitvoeringstermijn was bepaald op 270 werkdagen. Op 3 februari 1977 verscheen in de Gentenaar het volgend artikel : Het stadsbestuur heeft er bij het Ministerie van Openbare Werken op aangedrongen dat ten allen tijde voor de voetgangers een verbinding zou blijven bestaan, wat uiteindelijk resulteerde in de bouw van een Baileybrug (metalen noodbrug van het leger) naast de af te breken brug ter hoogte van de Guislainstraat. De montage van deze brug gebeurde in de bovenvermelde straat tussen 31 januari en 7 februari en werd over het kanaal gebracht op 7 februari. Tijdens deze werken die 's nachts aanvingen en ongeveer 24 uren duurde werd het verkeer op de nieuwe vaart onderbroken. Op 31 december 1977 waren de werken voltooid, met uitzondering van de slijtlaag. De brug werd in dienst genomen op 23 maart 1978 (Het Volk). JAAR

SOORT

Lengte rijweg

1863 1912 1948 1977

Draaibrug met. Draaibrug met. V as te, span beton

21,3 36,2

Breedte van : Vrije voetpad doorvaar hoogte

2 2x1 2 x 1,2 6 12 2x3 17,5 2 x 1,5 (Tot. 22,1)

Staatsbrug

I 340

11,75 13 28 28

5,25 5,25


WONDELGEMBRUG

Er was voor de eerste maal spraak een brug te leggen in het verlengde van de Wondelgemstraat, in 1876. De kosten werden toen geraamd op 125 duizend frank. In de kranten van die tijd is niets terug te vinden over de bouw van deze brug. Het weinige dat overgebleven is van het dossier doet veronderstellen dat de brug gebouwd werd tussen juni 1878 en maart 1879. De heer A. Heins neemt in zijn "Beschrijving van Gent" ook het bouwjaar 1878 aan. Het zal waarschijnlijk een smal draaibrugje geweest zijn zoals het eerste brugje aan de Palinghuizen. De eerste brug werd gelegd bij de verlenging van de Wondelgemstraat en deed dienst tot 1930. Uit Gazette van Gent, januari 1930 : "De brug over het Verbindingskanaal op het einde van de Wondelgemstraat, zal eerlang vernieuwd worden. De aanbiedingen voor de aanbesteding werden ingediend (31 december 1929). De brug zal door middel van electriciteit opengedraaid worden en een dubbel spoor hebben voor de treinen van de buurtspoorweg." En op 17 april 1930 : "Vanaf heden zal het verkeer over de Wondelgembrug onderbroken worden. Men is thans druk bezig aan een nieuwe brug, waarover twee spoorlijnen, één voor de tram en één voor de buurtspoorweg, zullen lopen. Het vervoer zal gedurende die tijd over de De Smetbrug moeten geschieden. Men denkt dat de werken ruim anderhalf jaar zullen duren. De voorziene werktijd was 450 dagen." Vrijdag 3 april1931 :"De werken aan de Wondelgembrug gaan goed vooruit. Het ijzeren gedeelte van de brug is bij middel van spoorwegwagens ter plaatse gebracht. Zoo'n ijzeren gedeelte weegt maar... 160 ton. De brug, zelfde model als de Verbindingsbrug, zal35 meter lang zijn en 8,5 meter breed en bij middel van electrische motoren werken. Het voetpad zal 1,1 meter zijn en het middengedeelte (de rijweg dus) 6 meter. De spoorlijnen voor de buurtspoorwegen zullen er ook aangebracht worden en samen met het mechanische gedeelte zal de brug 165 ton wegen. De aannemers, Cornelis-Fougnies, uit Gent, hopen, ondanks de vele moeilijkheden, einde 1931 gedaan te krijgen. " Het metalen gedeelte werd gemaakt door de firma Bauval (Wiedauwkaai Gent). Hun hoop werd niet verhoord, want dat bewijst het volgend artikel : Op 8-1-1932lezen we: "Woensdag heeft men de laatste hand gelegd op het middenstuk der Wondelgembrug. Veel moeilijkheden zijn te overwinnen geweest. Het graven van een put, voor het middengedeelte, heeft veel werk gevraagd. Op sommige plaatsen kwam men op modder en slechts wanneer men 11 meter diepte had bereikt, had men vaste zavelgrond. Niet minder dan 50 houten pilaren van 7 meter lengte werden ingeslagen, zodat men ten slotte erin gelukte volop te bouwen. Alles is nu klaar om het ijzeren gedeelte te plaatsen, en naar men mededeelde zal de brug in de maand mei helemaal afgewerkt zijn." 341


De eerste Wondelgem brug (bouwjaar 1878) omstreeks 1930, net voor ze werd afgebroken om vervangen te worden door een bredere.

Gand.- Pont de Wondelgem Gent~ WonĂ elgembrug Gh&nl. - Wondelgem-Bridge

De tweede Wondelgembrug.

342


Tweemaal de nieuwe Wondelgembrug, bouwjaar 1980, gekiekt in 1982.

343


In dagblad "Vooruit" van 24-8-1932 verscheen het volgende: "Slakkengang. Heel zeker bekommeren de bewoners van de wijken Wondelgemstraat en Rijhavelaan zich niet meer om het tijdstip waarop de nieuwe brug over het Verbindingskanaal eens zal voltooid zijn. Wil men hier het rekord slaan van den langsten duur? Maar zulk rekord is hoogst nadelig voor het verkeer, vooral van voertuigen, eveneens van de voetgangers alhoewel een overgangsbrug bestaat" Het artikel gaat zo nog een tijdje door met het hekelen van de trage werkwijze. Eindelijk, op 2 october 1932, wordt de brug ingewijd(?) door burgemeester Van der Stegen en zijn Schepenen, doch ze mocht nog niet in gebruik genomen worden want ze was nog niet volledig afgewerkt! Dit gebeurde ĂŠĂŠn week voor de Gemeenteverkiezingent De bediening van deze brug (metelectrische drijfkracht) was in het midden van de brug zelf voorzien. Telkenmale dat de brug diende gedraaid te worden, moest de brugwachter uit zijn (in de winter) verwarmde huisje komen en weer en wind trotseren om de brug te bedienen. Resultaat : de meeste brugwachters hadden de ene verkoudheid na de andere! De brug, gebouwd door de rrrma Bauval (Gent) voor de prijs van 3 .922. 784 fr. werd tweemaal vernietigd : in mei 1940 en in september 1944. De verwoesting was echter van die aard dat ze telkenmale kon hersteld worden. Van 6-11-1944 tot 21-12-1945 gebeurde de herstelling door de firma's A. Hillaert en de werkhuizen Mahy, prijs: 600.000 fr. De laatste vernieuwing had plaats in 1980 : de aanbesteding van 1-3-1979 werd toegewezen aan de rrrma Durnon en Van der Vin (Willebroek) voor de prijs van 16.358.243 fr. (de brug zonder electrische uitrusting). Op 25 februari 1980 werden de werken aangevangen. Het verkeer werd onderbroken vanaf 19 mei 1980. Door allerlei moeilijkheden met de oude fundatie's duurde het nog tot 24 december 1980 vooraleer het verkeer terug over de nieuwe brug kon. Het draaimechanisme en de bediening ervan werd later uitgevoerd zodat de scheepvaart slechts einde 1981 deze brug voorbij kon varen. De nieuwe brug werd ter plaatse gebracht op pontons. Het is een metalen constructie waarvan het wegdek, in asfaltplaten, rust op een metalen plaat. Ze is iets breder geworden dan de vorig brug. Het totale gewichtvan de brug bedraagtÂą 120 ton en haardraagvermogen werd getest met het erop plaatsen van vrachtwagens met een totaal gewicht van ongeveer 300 ton. Het openen en sluiten gebeurt in een minimum van tijd: 3 minuten. Het aantal keren dat ze gedraaid wordt per dag is zeer wisselvallig : van 2, 3 maal tot 20 maal. De bewaking en bediening van de brug gebeurt door aangestelde brugwachters of draaiers, welke in ploegverband werken gedurende de normale scheepvaarturen. De bijbehorende voetbrug dateert van 19... 344


De gedeeltelijk, vernielde Wandelgembrug in mei 1940. Foto Dienst Monumentenzorg.

Ze werd net als de wegbrug tweemaal vernield: op 31 mei 1940 was ze in zover hersteld dat de voetgangers er over konden. Ze werd vernieuwd van 25-1-1951 tot 15-9-1951 voor de prijs van 693.600 fr. JAAR 1878 1930 1980 ?

SOORT

Lengte

Draaibrug, hout Draaibrug, metaal 37,74 Draaibrug, metaal 36,6 40,75 Voetbrug

PROEF Breedte van : rijweg voetpad doorvaar 6 6,6

2 x 1,1 2 x 1,2 2,3

12,6 12,6

300 ton

Staatsbrug

M. LABYN ('t vervolgt)

345


BUURTBEWONERS UIT HET "BLINDEKEN" EN OMLIGGENDE IN 1920-1930 (Vervolg en slot) "Jan den Agent" woonde naast Fonske met zijn familie, vrouw en 4 kinderen. Jan was ook werkzaam bij Pante & Masquelier, maar zijn bijnaam "den Agent" herinnerde aan zijn vorige werkzaamheid. Jan was politie-agent geweest. Hij was immers een grote, stevige man. Helaas, werd hij verslaafd aan alcohol en aan "dreupels" en hij moest het politiekorps verlaten. Als werkman bij Pante & Masquelier herviel hij nog dikwijls in zijn droeve gewoonte en zijn vrouw en kinderen hadden er veel onder te lijden. Zijn oudste zoon Marcel werkte als helper bij de smid Triphon. Het was een wat achterlijke jonge man (waarschijnlijk door de te vele druppels van zijn vader). De oudste dochter Esther was bijna nooit te zien, ze werkte waarschijnlijk thuis. De tweede dochter Julienne, een viertaljaren ouderdan ik, was ook een weinig achterlijk. Julienne was een braaf, eenvoudig meisje en mijn ouders lieten mij met haar als bewaakster, kleine wandelingen maken in de buurt. Spelen in het StElisabeth's hoveke, of eens tot aan het Gravensteen en de Koornmarkt. In die tijd was ik reeds dol op boten en schepen en met Julienne bleef ik soms lang, vanop de St-Michielsbrug kijken naar het laden en lossen van de toen talrijke binnenvaartschepen die aan de kaai lagen langs de Koornlei en de GrasleL Alles interesseerde mij, laden en lossen, schepen zien aanleggen of door een sleepboot op touw genomen worden. Maar als een sleepboot zijn stoomfluit liet gaan, was ik telkens zo bang en verschrikt dat ik het op een loopje zette zonder om te kijken, tot in het Blindeken waar Julienne, die redelijk zwaarlijvig was, buiten adem, vijf minuten later ook aankwam! Julienne werkte later in een papierenzakkenfabriek in de Ieperstraat, geloof ik. Maurice, de jongste zoon, was ook een speelmakker, alhoewel een drietaljaren ouder dan ik. Toen hij 14 was studeerde hij aan de beroepsschool Carels en Nicaise voor ajusteur. Hij was een zeer goede leerling, behaalde het gewenste diploma en bracht het verder tot chef ajusteur en mecanicien in een grote Gentse garage. Ik wilde toen ook ajusteur worden! Het huis naast Jan heeft door meerdere mensen bezet geweest. Juist na de oorlog van 14-18 woonde er een behanger-matrasmaker. Dit herinner ik mij zeer wel. Juist na het verdwijnen van de Duitsers haalde moeder al de weggestopte goederen te voorschijn uit een valse schoorsteen waar de bezetters nooit aan gedacht hadden : koperen voorwerpen en al de wol van de vooroorlogse matrassen. Die was natuurlijk zeer ineengekoekt en moest "getrokken" worden wilde men er terug matrassen mee vullen. Onze behanger gaf ons een eenvoudig toestel om dit werkje op te knappen. Samen met grootmoeder heb ik dan meegeholpen deze grote massa wol en paardshaar terug open te trekken. Ik aanzag dit werk als een spel. Ik was dan maar 5 jaar 346


oud! Enkele dagen nadien was het gedaan met de strozakken, "kaf' en "zeegras" en sliep iedereen weer op goed gevulde elastische matrassen. Wat een vreugde! De man verhuisde en in zijn plaats kwam een bediende van de Universiteitsbibliotheek, toen nog aan de Ottogracht. Het was een kleine, ziekelijke man en zijn vrouw zag er ook niet gezond uit. Hun 2 zoontjes, jonger dan ik, werden 2 speelkameraadjes voor mij. Hun naam ben ik vergeten. Ze bleven maar een 4-tal jaren in de straat wonen. In hun plaats kwamen twee redelijk oude juffers wonen welke in mijn kinderjaren een grote rol hebben gespeeld, voornamelijk de blinde juffer, zuster van de andere. Die blinde juffer was mijn pianolerares! V ader verplichtte mij, toen ik 6 jaar was, piano te leren. Hij zelf kende muziek en was vroeger lid geweest als baszanger in een koorgroep. Hij was dol op zang en opera en met moeder ging hij 3 maal per week naar de Franse Theater! De juffer was blind geboren. Twee uren per week leerde ik solfège en piano bij haar en dit ... gedurende 10 jaren. Eerst woonden de 2 juffers in de Komijnstraat. Nu ze in het Blindeken woonden werd dit gevaarlijk voor mij, want mijn lerares kon horen wat ik daar aan het spelen was! Wel te verstaan dat ik op die leeftijd soms meer lust had met mijn makkers op straat te spelen dan Czerny's of Kuhlau's noten op het klavier terug te vinden! Maar ja, ik moest. Het is pas later dat ik er werkelijk genot van gehad heb, want na Kuhlau, enz. kwamen de sonaten van Mozart, Haydn, Beethoven die ik toen niet verstond, alhoewel ik ze tamelijk behoorlijk kon spelen. Ik herinner mij wel dat ik in het 2e studiejaar van de Lagere School reeds een klein stukje pianomuziek mocht spelen gedurende de proclamatie! Wat mij nog verwondert is het feit dat een blinde juffer muziek kon leren en goed kon spelen. Ik zie mijn arme lerares nog (ik had er medelijden mee) de les volgen met de vingertoppen van de rechterhand op een Braillegestippeld boek, terwijl ze met de linkerhand boven mijn hand naging of ik het gewenste "doigtÊ" observeerde en mij op de vingers tikte als ik mis was. Mijn moeder die minder muzikaal was dan mijn vader wou op een gegeven moment dat ik enkele moderne "veusjes" zou leren. Daarom had ze niets beters gevonden- helaas voor mij- dan mij enige lessen te laten volgen bij een andere lerares op de Poel waar ik valsjes, charlestons en zo zou leren spelen. Het duurde niet lang of mijn blinde lerares had het gehoord. Het bleefbij een enkele moderne deuntjes van toen: Valencia, Dolorosa, Sous Ie Soleil Marocain en Arthemise (waarvan moeder de woorden onder de noten zorgvuldig onleesbaar had gemaakt. .. wat er mij natuurlijk toe aanspoorde ze trachten te lezen, wat mij gelukte). Voor mijn blinde lerares die ook een kwezelke was, waren al deze muziekjes ontuchtige liedjes en was het doodzonde ze te spelen. Het was maar toen ik volwassen was dat ik de klassieke muziek en de Beethoven- en Mozart-sonates eindelijk begreep en er het sublieme van waardeerde. 347


De 2 juffers hadden een gehuwde broer die ook blind was van geboorte. Die was ook pianist maar ging, begeleid door zijn vrouw, piano's stemmen. Waarschijnlijk waren deze mensen van een vroegerwelgestelde familie. Mijn lerares gaf ten andere ook lessen aan kinderen van rijke en zelfs nobele families, en ook in meisjeskostscholen. Wat plezant was en mijn vader zeer waardeerde, was het feit dat ik hem op de piano kon begeleiden als hij operaaria's zong. Zo kende ik veel aria's uit Faust, Le Barbier de SÊville, enz. van buiten. Nu nog luister ik graag naar mooie muziek en oefen ik nog mijn arthrose-vingers op de toetsten van een kleine electtonische piano. Een met 77 toetsen, 1 per jaar van mijn leven! Toen ik nog een kleine jongen was woonde naast mijn pianolerares een gezin van 4. Vader en moeder, een zoon Oscar en een dochter die Honorine heette, geloof ik. Vader was oud-strijder en was gedurende de oorlog brankardier en ziekenverpleger geweest bij het Belgisch Leger. Als iemand uit de straat een kleine kwetsuur of kneuzing opliep, was hij de man om te verzorgen en de genezing te bevorderen. Hij was trambediende, ontvanger, biljetgever op de Gentse electrische trams. Hij ontving dus in het tramrijtuig en met een dik blauw potlood markeerde hij op een lang briefje (hij had er van verschillende kleuren op een plank geschikt), vatte het briefje met een gummi rondeeltje dat bevestigd was aan het ander uiteinde van zijn potlood, scheurde het biljet af om het te overhandigen aan de reiziger. De "souches" van al die biljetten bleven geklemd op een zijde van de plank. Soms gaf hij ons enkele pakjes souches en dan speelden wij "tramcontroleur". Oscar en Honorine bezaten een wonderspeelgoed, namelijk een toverlantaarn, waarmee Oscar gekleurde glazen platen, vergroot op een scherm kon projecteren. Hij was een 3-tal jaren ouder dan ik. Samen met Guustse en Maurice deden deze drie, de kleinere zoals ik tegen elkaar boksen. Er werd in de straat een "Ring" gemaakt met stokken tussen de kasseistenen, verbonden door koordjes. Onnodig te zeggen dat dit spel gewoonlijk eindigde met een bloedneus of een blauw oog! Met lawaai en soms echte vechtpartijen. Maar ook de familie van Oscar verhuisde. In de plaats van Oscar kwamen 2 juffers wonen. Zusters waarvan men de ouderdom nooit heeft kunnen raden. Jarenlang heeft men deze twee "kwezelkes" niet zien verouderen of veranderen. Ze waren zeer beleefd en vriendelijk tegen iedereen. Altijd met dezelfde zwarte kleren hadden zij geen andere bezigheid dan de religieuze diensten te volgen in de St-Elisabethkerk en onder weg hun dagelijkse boodschappen te doen. Deze deftige juffers hebben dikwijls geweldige scènes moeten horen, want naast hun huis woonden twee gezinnen waarvan men niet kon zeggen dat ze aan te bevelen waren.

348


Ja, twee gezinnen, Vader en Moeder en een getrouwde zoon met zijn vrouw. V ader en zoon waren werkzaam als facteur bij de Post en ... geweldige amateurs van jenever. Als zij dronken thuiskwamen ontstonden er dan ook geweldige ruzies tussen man en vrouw, en deze eindigden met slagen en hulpkreten. Ze waren niet onbekend bij de politie! En op de hoek van de Komijnstraat woonde Colette. Een rond de 60-jarige weduwe die daar een "stamineetje" uitbaatte "In het Gouden Zulleke". Het was een lange, magere, taaie vrouw. In haar klein stamineetje stonden maar een 4tal tafeltjes en enige stoelen. Op de vloer was een dun laagje wit zand gestrooid en aan elke tafel stond er op de grond een "speekelbakske" gevuld met zand. In die tijd werd er nogveel tabak gepruimd en deze bakjes waren dus wel nodig. Alles gezegd, was het een kalm stamineetje. Men hoorde er zelden twisten of kijven, alleen maar soms Gentse liedjes zingen. Van tijd tot tijd kwam er wel eens een waggelende man buiten die moeilijk zijn weg kon vinden, maar ja, dat is nog het minste! Boven op het verdiep en op een zolderkamertje woonde als huurster een vrouw "Mietse" en haar zoon Florimond. Florimond was iets jonger dan ikzelf en een van mijn speelmakkers. Maar het was een echte wildeman. Altijd moest hij gelijk hebben en hij kon liegen "dat de stukken er afvlogen" en dathij zijn eigen leugens geloofde! Het liep dikwijls uit op twisten, scheldwoorden en ... vechtpartijen. Meermaals heeft hij mij met een bloedende neus naar huis laten gaan. Niet alleen mijn vader, maar ook niemand anders zouden het gewaagd hebben bij Mietse te gaan klagen. Het arme mens (zij was arbeidster in de vlasspinnerij "La Lys") kon zo gemeen de mensen uitschelden en haar braaf zoontje, metvloeken en schreeuwen, laten doorgaan als het slachtoffer van de vagebond met de bloedneus. Toen wij, nog geen 8 jaar oud, eens aan het spelen waren werd Florimond zwaar gekwetst bij een auto-ongeval; hij liep namelijk een dijbreuk op. De Heer Claeys-Fiévé was de ongelukkige dader. Hij was waarschijnlijk de eerste bezitter van een personenwagen in de buurt. De Heer Claeys zorgde voor alles, Florimond bracht enkele weken door in het hospitaal. Dezelfde heer heeft waarschijnlijk ook gezorgd voor de verdere opvoeding van Florimond. Hij studeerde voor ajusteur-mecanicien en toen ik nog in Canada woonde vernam ik dat hij eigenaar geworden was van een grote Gentse garage. Hij stierf echter vóór mijn terugkomst uit Montreal. De bewoners van de omliggende straten zijn mij minder bekend, uitgenomen mijn vriendjes en hun oudérs natuurlijk. Een van mijn beste vrienden, Marcel, heeft met mij in dezelfde klas de 6 jaren Lagere School doorgebracht. Wij waren leerling aan de Decrolyschool aan de Begijnhofdries. Marcel was een betere leerling dan ik. Hij bleef steeds de 2e of de 3e, waar ik de 4e of de 5e bleef. Beiden gingen wij ook naar het Athe349


neum, hij in de Nederlandse afdeling, ik in de Franse. Dat mocht omdat mijn vader afkomstig was van Verviers en ik in Parijs geboren werd. Marcel, noch ikzelf eindigden het Atheneum. Marcel werd bediende in een Bank en ik presenteerde mij voor het examen aan de Hogere Zeevaartschool in Antwerpen. Ik werd, helaas, gebuisd in ... Geschiedenis. Ik mocht mij het jaar nadien weer presenteren omdat ik geslaagd was in Mathesis, maar mijn ouders die er niet van hielden mij op zee te zien varen, gavenmij geen toelating. Ik werd dan maar leerling aan de Hogere Nijverheidsschool, Afdeling Textiel. Marcel verliep het slechter, hij werd aangetast door Polio en stierf in de jaren 60. Zijn ouders waren goed bevriend met de mijne. Marcel's vader was Stationschef van het goederenstation Gent Rabot. Dank zij hem kregen een viertal jongens uit de buurt een paar afgedankte stalen wieltjes welke dienden om de kabels van de signalen te dragen. Dit liet ons toe elk zijn trotinette op te timmeren. Dat duurde niet lang. Twee sterke planken, enkele nagels en oogvijzen en plaatijzer en onze trotinette was klaar. En of wij er mee speelden. De stalen wieltjes lieten ons niet toe op de ongelijke straatstenen te rijden, maar de lange blauwe vlakke stenen welke dienden als trottoirbordure konden uitstekend gebruikt worden. De voegen tussen twee zulke boordstenen werden door de passages van onze tweewielers meer en meer uitgesleten en verbreden merkelijk. Het duurde niet lang of de "klak-klak" bij het overrijden van die voegen werd in onze verbeelding het geluid van de wielen van sneltreinen op het spoor. Wij konden lange stroken berijden langs de trottoirs in het Blindeken, de Komijn straat, de Peperstraat, de Hoogstraat en de afdaling langs de Ramen waar een doorlopend trottoir bestond. In de Hoogstraat reden wij zo snel als de Trams Nr. 3. Van de Hoogstraat naar de Brouwerstraat was er een redelijk steile helling waar wij zonder bewegen, staande op onze trotinette, in volle snelheid naar beneden konden rollen. Het is op die strook dat ik op een zondagmorgen een geweldige val maakte. Ik viel met mijn voorhoofd op de kant van de borduur en bloedde overvloedig. Mijn speeltuig was gebroken en werd niet vernieuwd! De vader van Oscar, de oude brankardier, had werk om mijn wonde te verzorgen. Twee van mijn beste vrienden, een meisje Micheline ongeveer even oud als ik en haar iets jongere broer Marcel, woonden bij hun grootmoeder, bij iedereen bekend onder de naam van "Marraine". De ouders van Micheline en Marcel kwamen maar van tijd tot tijd. Vader was, denk ik, een hogere technieker in elektriciteit en werkzaam in een dectrische centrale, waarschijnlijk in Zwevegem want later verhuisden mijn 2 vriendjes naar die plaats waar ik eens uitgenodigd werd voor een week-end, toen ik reeds studeerde aan de Indus. Micheline studeerde toen aan de Handelsschool voor Juffrouwen aan de Nieuwenbosstraat, en Marcel begon zijn studies aan de UniversitÊ du Travail van Charleroi. Beiden maakten mooie carrières. Het zijn de enige vrienden van mijn kinderjaren die ik nog ken en waarschijnlijk lezen zij deze regels. Alle twee, alsook de andere Marcel uit de Komijnstraat, waren zoals ik lid 350


van een jeugdgroepering met Franse naam "Les Semailles au Soleil". Deze maatschappij organiseerde gedurende de wintermaanden elke zondagmorgen bioscoopvertoningen in de toen bekende "CinĂŠma Majestic" in de Veldstraat. Wij zagen daar een half dozijn documentaires en een komiek om te eindigen. Ik heb er veel geleerd. Zo kenden wij ook alle films die er gedurende de week werden voorgesteld. En het was juist de eindperiode van de stomme film en het begin van de sprekende films. Zo gingen wij ook kijken naar films met geluidsdecor "Ben Hur", "La Grande Parade" en de eerste zangfilm "Broadway Melody". De groepering had ook een lokaal waar de jongens en de meisjes de donderdagnamiddag konden samenkomen. Er was mogelijkheid voor de filatelisten om postzegels uit te wisselen, gezelschapsspelen, enz. Men kon ook leren tenten opbouwen in het park. Dit lokaal was in een der mooie herenhuizen gelegen op de Coupure. Ik ging er dikwijls. Op de dag van de "bootjesvaring" in Terdonck organiseerde de groepering ook de trip daarheen op een sleepboot of een toeristenboot. Dat was ook zeer plezierig. Sommigen keken naar de wedstrijden, anderen speelden den gansen dag in de weiden op de oevers van het Kanaal van Terneuzen. Maar" Semailles au Soleil" duurde maar enkele jaren en verdween op een mysterieuze manier. In de Komijnstraat leefden ook nog 3 broers, wilde kerels die minder speelden met de anderen. Hun vader was ook ajusteur-mekanieker en had een kleine garage in een der afgedankte werkplaatsen van de Stokerij in de Brouwerstraat. Langs dezelfde kant woonde ook een gezin, man en vrouw. Zij heette Godelieve en was, als ik mij niet vergis, hemdenmaakster voor een confectiemagazijn. Ondanks haar lieve naam, kon Godelieve geweldig te keer gaan als een bal bij ongeluk de ruiten van het venster van de voorkamer aan stukken sloeg. Hoe het kwam is moeilijk te zeggen, maar bij mijn weten is dat drie maal gebeurd toen wij "Balie-Chasseur" speelden. De bal werd dan meestal met kracht geworpen om het doel niet te missen! De ouders van de spelers moesten dan samen de nieuwe ruit en de plaatsing ervan betalen. Enkele huizen verder danMichelineen Marcel woonde nog een meisje, CĂŠcile, ook ongeveer onze ouderdom, maar zij speelde bijna nooit op straat... en werd "Primus" op haar school. Zoals die gebeurtenissen onlangs werden beschreven in "Ghendtsche Tydinghen" gaf dit in de Komijnstraat aanleiding tot een groot gebuurtefeest : huis met bloemen versierd, bloemenslingers boven de straat, vlaggetjes, enz. 's Avonds was het voor ons het grote feest. Wij marcheerden, dansten en maakten plezier metpapieren Chinese lantaarns die snel vuurvatten door de brandende kaars. Wij schoten ook "Boerenslagen" af en liepen rond met fonkelende vuurstaafjes. 351


Verder woonde in de Komijnstraat de Heer Claeys, eigenaar van de stokerij en waarschijnlijk van al de huizen die errond gebouwd waren. Hij woonde in een mooi herenhuis, nu zijn er burelen in ondergebracht. Naast het huis ClaeysFiévé was er nog een herenhuis bewoond door de familie De Jaegher waarvan nog steeds de koperen naamplaat bestaat. De Jaegher had een atelier rechtover zijn huis waar men kunstmeubelen maakte en misschien nog wel maakt. Op de hoek van de Komijnstraat en de Ramen bestond een Estaminet dat nu afgebroken is. De naam ervan ben ik vergeten. De baas ervan was een ambachtsman, hij was Meester-Boekbinder en gaf les in zijn vak aan een avondschool. Hij bond mijn nog bestaande "Dictionnaire Larousse" in 2 delen in. Mijn ouders kochten dat in afleveringen die ik nieuwsgierig doorbladerde bij iedere levering. De Ramen was toen meer een winkelstraat en er waren ook 2 of 3 stamineetjes. In een der winkels kon men van alles kopen : van kloefen tot gedroogde vis. Juist naast de enige grote poort van de Stokerij was de groentenwinkel van Benoni die gehouden werd door zijn vrouw Mietje, een klein vrolijk vrouwtje waarvan men den ouderdom niet kon raden. Altijd slordig gekleed en met uitstekende haren in haar blozend gezicht. Benoni zelf maakte alle dagen 's morgens zijn "tournée" met een stootkar om groenten en fruit te verkopen. Op de hoek met de Brouwerstraat was een verfwinkel waar men alle benodigdheden verkocht. "Witsel" voor de ruwe koermuren, wit- en verfborstels. Men maakte er olieverf door verfpoeder te mengen metlijnolie en verkocht er ook "esprit de sel", ammoniak, enz. Het was in die winkel dat ik kennis heb gemaakt met de ammoniakgeur. Nieuwsgierig als ik was, ontstopte ik de fles en stak mijn neus boven de hals... Ik wist onmiddellijk hoe ammoniak rook, toch heb ik de fles niet laten vallen! Ongeveer in het midden van de straat, rechtover de winkel van Benoni, was de winkel van Evelyne waar men linten en passementene kon kopen. Het huis bestaat nog, ik heb er een gekleurde pentekening van gemaakt. Evelyne was goed bevriend met mijn moeder, ik ging er dikwijls spelen toen ik nog een kleine kleuter was. Ik mocht er alles doen, schuiven openen en met verwonderde ogen al die linten en knopen gadeslaan. De echtgenoot van Evelyne was machinist op die reuze-stoomlocomotieven van de sneltreinen. Hij werd zelfs instructeur op die monsterachtige stoommachines met wielen van meer dan 2 m. diameter. De dochter, Lieske, iets jonger dan mijn moeder kwam bijna iedere dag, na het middagmaal, thuis bij ons goeden dag zeggen. Het was een mooie, vrolijke jonge vrouw. Later is zij getrouwd met een onderofficier. De Brouwerstraat was een kalm straatje. Daar woonde een vriendje, Jozef, wiens vader Inspecteur was bij de Geheime Politie. Dikwijls ging ik thuis bij 352


Jozefke spelen, er was meer plaats in huis en op de grote koer konden wij heerlijk spelen met een driewielvelo. Toen wij beiden 6 jaar waren, gingen wij samen naar school op de Begijnhofdries. Nauwelijks was het schooljaar begonnen of er brak een epidemie uit van de toen zo gevreesde ziekte, de Diphterie. Jozefke was de eerste die werd besmet en stierf aan de ziekte. Ook een meisje uit de Brouwerstraat liet het leven. Op een nacht vertoonde ik ook de kenmerken van de ziekte. Moeder verwittigde de dokter aan de Hoogstraat die op dit moment in het bezit was van het anti-diphterieserum. Ik kreeg het serum ingespoten en genas. Maar door de ziekte verzwakt, kreeg ik alle andere bestaande kinderziekten op een rijtje en ik was een goede 3 maanden thuis. Ik herinner mij nog een erge oogkwaal die mij veel heeft doen lijden. Mijn oogleden waren 's morgens samengeplakt en grootmoeder moest met het zachte uiteinde van een duivenpen, in olijfolie gedompeld, zacht over mijn ogen strijken om ze open te krijgen. Ik bleeflange dagen in huis; niemand mocht in huis buiten vader, moeder en grootmoeder. Met weemoed zag ik mijn vriendjes in de straat spelen. Soms kwamen zij aan het venster een goeden dag zeggen. Al was ik nog zeer klein, toch heb ik er mij rekenschap van gegeven dat ik erg ziek was en ik was overtuigd dat ik heel mijn leven lang ziek zou blijven. Om de epidemie de:fmitief te weren moesten school en huis ontsmet worden. In de Brouwerstraat woonde nog een echte ambachtsman, Theophiel, specialist in het pianomaken. Hij was meestergast in de pianofabriek van Van Hyfte op de Nederkouter. In dezelfde straat woonden nog enkele confectiethuiswerkers. Op de hoek van de Ramen, rechtover de verfwinkel, was er een klein winkeltje van een bandagist Het waren anne mensen. Op een morgen gebeurde er in de winkel een afschuwelijke moord die een grote indruk op mij gemaakt heeft. De zoon van het gezin, een ruwe kerel, heeft er de ontvanger van een bank met messteken gedood. Daarna vluchtte hij met de fiets van het slachtoffer, maar werd dezelfde dag nog aangehouden. Hij werd terdoodveroordeeld. Op de Koornmarkt kon men het uitgehangen vonnis lezen, op een bord geplakt en geflankeerd door twee rijkswachter met de sabel op de schouder. De bekende Gentse schilder Jacques Bergmans heeft het winkeltje nog op doek gebracht. Op de hoek van ons Blindeke, woonde in de Brouwerstraat een gezin waar de zoon George primus werd in de Lagere School aan de Begijnhofdries. George, een jaar of vier ouder dan ik, kwam ook nooit op straat spelen. Hij was een vlijtige leerling en heeft verder voor onderwijzer gestudeerd, denk ik. Deze primus werd natuurlijk ook in onze buurt gevierd en alle kinderen uit de buurt namen uitbundig deel aan de feestelijkheden. De vader van George was facteur, een kleine zwijgzame man. De moeder, Elvire, was zeer fier over haar zoon, met reden! 353


De Luxemburgstraat was meer bewoond langs één zijde. De andere zijde vormde de achterkant van de huizen in de Burgstraat die evenwijdig loopt. Meerdere van die huizen waren winkels en hadden een kar of een wagen met paard en er kwamen enkele paardestallen uit in de Luxemburgstraat. Er hing dan ook altijd in dit smalle straatje een aangename geur van hooi, stro ... en paarden. In een van de huizen woonde Gustaaf met zijn vrouw Rachel en 2 kinderen : Lisette, een meisje en een jongere zoon Etienne, 2 goede vriendjes uit mijn kinderjaren. In hun straatje waren zij de enige kinderen en zij kwamen spelen bij hun tante Bertha, de zuster van Rachel, die rechtover ons huis woonde in het Blindeken. Gustaaf was boekhouder in een Gentse textielfabriek, een weverij. Het was een grote, elegante man. Hij had een mooie bibliotheek en las zowel tijdschriften over kunst en geschiedenis als over techniek en physica. Toen hij later verhuisde en ik zelf het tijdschrift "Science et Vie" las, gaf hij mij een 10-tal jaargangen van dit tijdschrift uit de jaren '20. Dit heeft mij toegelaten een historisch overzicht te krijgen van de nieuwe uitvindingen zoals auto's, radio's, etc. Gustaafhad ook een moto met side-car die hij gebruikte om met heel zijn gezin naar het "Heilig Huizeke" aan de Leieterijden waar hij een kleine bungalow huurde. Ik heb meerdere keren mogen meerijden om in het toen reeds vuile water van de Leie te zwemmen ... en uit het water te komen met een zwarte, vuile streep rond de kin! Naast Gustaaf woonde een arme sukkel, een schoenmaker, die ook op een avond door zijn jonge helper met een hamer werd doodgeslagen om enige centen te roven. Die moord maakte weer veel ophef in de buurt. Jammer dat dit moest gebeuren in een anders zo kalm milieu. De kleine winkeltjes in de buurt voldeden natuurlijk niet aan al de behoeften van de inwoners. Maar reeds toen was de Begijnengracht een zeer drukke commerciële straat met tal van winkels. Melk, kaas, eieren waren te krijgen in de zuivelhandel gehouden door De Tremerie, de zoon zat met mij in de klas. Wilfried Serck was ook een klasgenoot, zijn vader woonde verder in de straat en verkocht allerhande messen, scharen, enz. Het huis bestaat nog, althans in 1982. Nevens De Tremerie was er een spekslagerij gehouden door De Rudder. Hoeveel keren zou ik als kleine jongen niet bij "Rudder" geweest zijn om voor het avondmaal een vierendeelleverpaté, geperste kop of een lookworstje te gaan halen? Ook smout kochten wij daar, smout dat toen nog veel gebruikt werd in plaats van boter. Grootmoeder had een recept met verschillende kruiden om dit varkensvet zeer smakelijk te maken. Wat ik altijd met bewondering aanschouwde was de handige manier waarop de slager met een groot 354


mes, fijne sneden kon snijden uit een grote gekookte hesp met het been er nog in. Dat zag er veellekkerder uit (en het was fijnere kost ook) dan de nu in plastiek voorverpakte hesp uit de grootwarenhuizen. De Rudder verkocht alle soorten vers varkensvlees en worsten en "bloenden".

In de Begijnengracht vond men ook een fotograaf. Er was ook nog de bekende winkel Soudan waar men een grote keuze van behangpapier kon vinden. Een grote verfwinkel '"t Scheepke" was er ook, die had een mooi uithangbord. Dichtbij waren dan ook nog fijne kruidenierswaren te koop in "De Zwarte Kat". In een papierhandel ging ik dikwijls mijn kwartje "zondagsgeld" verteren aan mooie prentkaartjes over "De Geschiedenis van Rome" of andere "pozekes". Op de hoek met het St-Elisabethplein, daar waar Tram N째l een grote bocht maakte om de Burgstraat binnen te rijden en dichtbij de trottoir kwam, was de winkel "Brabo" waar ik mijn eerste "Trenchcoat" kreeg. De Burgstraat was iets minder commercieel. Op de hoek met de Peperstraat was er De Paepe, een grote winkel "Behanger en Decoratie" met uitstalramen in de Peperstraat en in de Burgstraat Rechtover De Paepe was er een groot- en kleinhandel in ijzerwaren en allerhande gereedschappen. De Keyser was de naam, geloof ik. Er was ook een bakker-patissier, een beenhouwer en een electricien. De Hoogstraat was ook kalmer. Daar kwam ik gewoonlijk in 2 winkels : op de hoek met de Ramen kocht ik soms "sneukelderije" bij Schaubroeck, en op de hoek van de Houtlei, schuins daarover, was er een Delhaize. Daar kochten wij koffie, de winkel was daarin gespecialiseerd en er hing altijd een rijke geur van gebrande koffie. Verschillende soorten koffie waren gerangschikt in grote, rood geverfde metalen potten met deksel. De dame die bestelde was een goedhartig, zeer beleefd mens. Haar naam was Fecheyr als ik het goed heb onthouden. Iedere keer dat ik er ging kreeg ik enkele "spekken" in een driehoekig papieren zakje. Op de Poel was er toen de boekhandel Bayens waar ik, samen met moeder, een of ander boek mocht kopen ... als ik braaf geweest was. Telkens ik daar langs kwam kon ik niet nalaten enkele minuten voor het uitstalraam te staan om de titels te lezen van de aantrekkelijke boeken die er lagen. Een manie die ik nog altijd niet verloren heb! Waar ik graag ging, alhoewel het een apotheek was, was bij de Heer Van Wynendaele in de St-Michielsstraat. Een reeds bejaarde, zeer beleefde man met indrukwekkende baard. Ik ging er regelmatig de kleine poedertjes tegen de hoofdpijn halen voor mijn grootmoeder. Ik zie nog altijd de apotheker het goedje klaarmaken in een mortier, het witte poeder uitgieten op een groot papier en gelijkmatig verdelen in 12 kleine hoopjes en die dan afzonderlijk verpakken in kleine op een speciale manier gevouwen papiertjes. En iedere keer dat ik er ging kreeg ik een "cornetje" met enkele jujube-bonbons! Een andere winkel waar ik nog een goede herinnering aan over hou, is een papier355


handel gehouden door2 juffers, 2 zusters waarschijnlijk. Ze waren altijd deftig in het zwart gekleed, waren zeer beleefd, en de winkel was krakend proper. Er heerste de voor mij aangename reuk van papierwaren, schrijfboeken, potloden en zo meer. Van een heel andere aard waren de twee snoepwinkels dicht bij de school aan de Begijnhofdries. De ene op de hoek van het St-Elisabethpleintje was proper en net gehouden, een klein winkeltje. De tweede in een der eerste huizen dicht bij het Proveniersterstraatje, aan de nu genoemde Rodenbachstraat was veel groter, maar alles was er slordig en de vrouw die er heerste was ook niet zo netjes! Ze had het ten andere zeer druk en moest's middags, v贸贸r het hernemen der lessen een massa jongens in het oog houden die langs alle kanten snoeperijen aan het kiezen waren. Wat het meest werd gekocht in die tijd waren kleine reepjes melkchocolade "Senez Strubelle" in rood papier met gulden letters verpakt. Dat kostte een kwartje en binnenin zat er een gekleurd prentje met de afbeelding van een of ander groot of historisch man uit de Belgische Geschiedenis. Er waren er 100 verschillende en iedereen wilde de hele serie in zijn bezit krijgen. Wij allen hadden onze prentjes met een elastiekje samengehouden en onder ons was het een dagelijks uitwisselen. "Geef mij ne Van Artevelde veur nen Ambiorix." Zelfs gedurende de lessen werden z贸 historische personages onder de banken uitgewisseld. Wat kochten wij daar nog? Zure, groene "muiletrekkers", zwarte rollekens "kousebanden" en "rekkers". Ook knikkers. Knikkers werden ook uitgewisseld : '"k Geve twoalf moarbels veur euwe schuune gruute gloaze bolleket." Dat was voor de vaste winkels. Maar vele handelaars kwamen ook "op tourn茅e" hun waren aanbieden met stootkar of met paardekar of -wagen, zelfs met een ezelskar. Elke dag bracht dit in de buurt een zekerebedrijvigheid die ik wel eens zal vertellen. Jaime JURDAN

ERRATUM In het artikel "Toen de wegenwerken op de Poel en Sint-Miebielsplein een stuk ver verleden blootlegden" in Gh. T. 1991- Nr. 5 zijn er 2 fouten geslopen. Bij de illustratie op p. 260 wordt er gesproken over het "Schokkelbroersvestje". Vele lezers zullen wellicht die overbodige I over het hoofd gezien hebben. Vervelender is het foutje op de 1e en 2e regel van p. 269 waar Sint-Miebielskerk staat i.p.v. Sint-Michielswijk. Misschien best onmiddellijk verbeteren?

356


GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKUNGE Deel 11

Kaak. kaak. nen twiedekker I

Gij keun toch oardege dijngen uit u mèwe schudde... woar lierde gij daa? Hier maakt de tekenaar toespeling op zichzelf. Vaak spraken kijkers hun bewondering uit over het gemak waarmee hij "peetses" tekende en gekke situaties uit zijn mouw schudde : "Jij kunt toch rare zaken uit je mouw schudden ... Waar leer je dat?

Lange Rietstraate Is on bestaande te Gent, alhoewel de Rietstraat in de Rabotwijk van de Wondelgemstraat naar de Elsstraat loopt. Het is de buurt waar Gill. van Geert en schrijver dezes - toen nog onbekenden voor mekaar- hunjeugd doorbrachten. Verder telt(de) Gent nog verscheidene "Lange" straten zoals de Lange Krevelsteghe, de Lange Kalverstraat, Lange Crevelstraat, Lange Meire, Lange Munt, Lange Schipgracht, Lange Steenstraat, Lange Kruisstraat, Lange Boomgaardstraat en Lange Violettenstraat 't Wijf zit bluut Syn. : "Een koarte bluut hên" : maar één kaart van dezelfde kleur hebben, hier het "wijf', de vrouw of "dame". "Bluut stoan" is alleen staan. "Ende meta/der haesten hem in tijds voor de andere te plaetsen vinden, vreesende te late te commen oft bloot te staen." (1607-Kerck Boecxken) Ge zijt oe vuile plankierkoarter (... ) Hier wordt gealludeerd op de kinderen die op het "plankier" of het trottoir tegen de gevels zaten te kaarten. Wordt gezegd van iemand die weinig of niets van kaarten afweet. Wordt ook schertsend, spottend of verwijtend gezegd van een speler die bij toeval slecht speelt. Syn. hiervoor zijn : "strontkoarter, snuifkoarter, snuifspeelder, blokspeelder". Blok slaat hier op een kort, dik en zwaar stuk hout, een dikke balk, een boomstam of een tronk. Zo zei men : "Ge meugt op den Dok op de blokke goan spelen". Daar lagen vroeger nl. veel blokken, 357


358


zowel op de grond, als in het water. De kinderen van de Muideen Menlestede kwamen er vaak op spelen. De betekenis is dus dat diegene die slecht kaart speelt, beter met de kinderen kon gaan spelen dan met de grote mensen te kaarten. "Snuif hên" of "snuif betiekenen" is niets hebben, niets betekenen. (.•• ) enne zeurzak doarbij Syn. : "zeurkonte, zeurgat, zeurbrokke, zeurkluut, zeurderigge, zeurster". Afl. : "Zeurderije, zeurzakkerije". Zeuren betekent hier niet: veel en lang over iets zaniken, doch bedriegen in het spel. "Zeuren komt van leuren", zei men. "Leuren" betekent te loor gaan of: wat men door vals of bedrieglijk spel gewonnen heeft, gaat te loor. Technische gegevens over "Kaak, Kaak, nen twiedekker. Bijien geschart en getiekend deur Gill Van Geert. Uitiengelijd en gexpliekeerd deur Eddy Levis. Technische gegevens Samenstelling: kaft+ 160 blz. druk : kaft recto zwart met witte tekst binnenwerk recto/verso zwart lettertype : Memphis Medium illustraties : 44 getekende platen en 3 foto's papier: kaft : wit Kromekote 250 gram eenzijdig glanzend binnenwerk : Maco mat 135 gram 21 x 29,7 cm formaat: 800 exemplaren gebrocheerd met geplastificeerde kaft afwerking: 200 luxe exemplaren gekartonneerd met zwarte balachron bedrukt in goud en zilver met papierwikkel waarvan 100 ex. genummerd van 1 t.e.m. 100 en gesigneerd Bestuursdrukkerij Schaubroeck n.v. drukkerij: Steenweg Deinze 154, 9810 Nazareth uitgever: A. Vermeylenfonds- Gent in eigen beheer. verkoopprijs : gewoon exemplaar 700 fr. luxe exemplaar 1200 fr. bestelling : door overschrijving op rekening G-bank 290-0237864-41 van het A. Vermeylenfonds Gent, Spellewerkstraat 20, 9030 Mariakerke-Gent met vermelding : "Kaak, kaak, ... " afhalen: Op het Nationaal Secretariaat van het A. Vermeylenfonds, Tolhuislaan 88 (recht over N.T.G.-Tolhuis) tijdens de kantooruren. tel. (091)23 02 88 fax. (091)23 72 08 359


Inhoud -Woord vooraf door G. Temmennan, burgemeester der stad Gent - "Kaak, kaak, nen twiedekker" inleiding door E. Levis - "Kijk, kijk, een tweedekker" (vertaling voor buitenlanders) E. Levis - "Een bee(i)tse Gens" door prof. dr. J. Taeldeman (R.U.G.) Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte Seminarie voor Nederlandse Taalkunde en Vlaamse Dialectologie - "Bericht an de pennelekkers, d'azijnpissers en d'hoarklievers" - "Gent van maa" liederentekst van Preek Neirynck - Afkortingen - 44 getekende platen met bijhorende uitleg, synoniemen, eventueel oorsprong, gedocumenteerd met uittreksels uit oude spreuken, Gentse literatuur, toneelwerken, liederen, fonoplaten, enz ... - Alfabetische trefwoordenregister op hoofdwoord - Bibliografie/discografie - Biografische gegevens - Inhoudsopgave -Colofon Vraag van de auteur Wie een "tonge mee lijntses" heeft en nog meer synoniemen kent of waardevolle informatie bezit gelieve ons die door te geven : Eddy Levis, Knotwilgenlaan 2, 9032 Wondelgem-Gent tel. 091/539470 Bij een eventuele tweede druk zal daar rekening mee worden gehouden.

('t vervolgt)

360


PUZZEL 1991 Ziehier, we zijn er terug met onze traditionele "kwies". Als een hymne is hij dit jaar opgedragen aan een groot man, die ons veel te vroeg verlaten heeft. Voor ons- en dit is misschien persoonlijk- is hij ergens verbonden met het 19de eeuwse-begin 20ste eeuwse Gent, alhoewel hij zeer veel over vroegere perioden wist. Om die redenen benaderen we deze maal de grote figuren die geboren of geleefd hebben in dit industrieël tijdperk. We gaan dan ook direkt van start: 1) Zelf lang een kolonie geweest zijnde was de 19de eeuw voor België het koloniale tijdperk. In deze optiek trachtte deze Gentse diplomaat (18091872) van Leopold I in 1837 Kreta voor België te winnen. Na onderzoek naar een mogelijk winst uit de zgn. Opiumoorlog tussen Engeland en China ging hij naar Ethiopië om er territoriale concessies te verwerven (maar in werkelijkheid om de bronnen van de Nijl te vinden). In 1845 regelde hij de problemen in Guatemala, die gekomen waren door de vestiging van Belgische kolonisten, die er een koloniaal imperium wilden opbouwen. Het was tevens hij, wiens voornaam we vragen, die in 1856 onderhandelde om Filips van Vlaanderen, zoon van Leopold I, op de Roemeense troon te helpen; doch hij werd hiervoor bedankt. In 1865 werd hij tijdens de regeerperiode van Maximiliaan van Oostenrijk, keizer van Mexico, en Charlotte, dochter van onze Leopold 11, minister van Mexico. Tijdens de onderhandelingen van de aankoop van de Filippijnen stierf hij op 18 september 1872 in Madrid. 2) Deze overbekende Franse schrijver (1821-1867), vriend van Balzac, Nerval, Gautier en Banville was de eerste die de nieuwe esthetische conceptie zag in de schilderkunst van Delacroix. Onbegrepen en genegeerd droeg hij in 1857 aan Gautier hetlater gecensureerde "Les fleurs du mal" op, een zwanezang van smart, ellende, ondeugd en waarbij gezocht wordt naar het verlangen van een door de dood gekweld geweten, een plezierige mens dus. De minachting dreeg hem als een banneling naar België, waar hij schreef dat hij in Gent veel mooie dingen zag in de kathedraal, o.m. de mausolea. De Gentenaars zelf beschouwde hij als een barbaars volkje, dat leeft in een sober, oud stadje als opstandige boerenkinkels, die zich nogal afzonderen en spelen alsofhun stadje een hoofdplaats was. Een vriendelijk "iemand", maar zo hoor je ook eens van "iemand" anders wiens achternaam we willen weten. 3) Deze Franse schilder, die beschouwd wordt als de belangrijkste neoclassicist (1748-1825) en die (als hofschilder van Napoleon) als banneling in Brussel verbleef, droeg onze stad toch een warmer hart toe, want enkele 361


weken voor zijn dood schonk hij als aandenken en als blijk van erkentelijkheid vier tekeningen aan de Société royale des Beaux-Arts et Littérature de Gand. We vragen de achtemaam van deze gever. 4) Deze Gentse prof. in de fysiologie (1851-1935) aan de unief te Luik hield zich bezig met bloedstollingen, bloeddruk, hartwerking, bloedplasma, de koolzuurverhoudingen, de warmteregulatie bij de borneothermen (zoals de mens), alsook met flora en fauna, mineralen (pyrolusiet) en archeologie (prehistorische bijl). Hij schreef : "Ik ontleed inktvissen, bewaak inktvissen, straf inktvissen, kweek inktvissen, droom van inktvissen en praat alleen nog over inktvissen. Door al deze verschillende onderwerpen leek deze heer, wiens achtemaam we vragen, wel iets weg te hebben van een inktvis. 5) Deze Gentse prof (1846-1893), alweer, wiens familienaam we graag zouden geschreven zien, vond de meteorograaf uit, waardoor men nauwkeuriger de atmosferische toestanden kon waarnemen. Hij bracht als eerste de weersvoorspellingen op isobaarkaarten. Om het telemeteorologisch systeem goed te laten functioneren moest de trage telegrafische verbinding verbeteren. Daarom vond hij eventjes het vernuftig anti-inductiesysteem uit waarbij dezelfde draad tegelijkertijd kan gebruikt worden voor telefoongesprekken en voor telegrafische boodschappen. Verder werkend op deze uitvinding vond hij de fonische multiplex telegraaf uit. 6) Deze Oostenrijkse-Tsjechische schrijver wiens naam we vragen (18751926) wordt beschouwd als één der belangrijkste vertegenwoordigers van de neo-romantiek. Na een breuk tussen hem en Rodin, wiens secretaris hij was, vertoefde hij hoogstwaarschijnlijk op aanraden van Verbaeren in ons landeken. Op 15 en 16 augustus verbleef hij te Gent, dat hij uitbundig, prachtig en praalrijk vindt en tevens het gedicht "De Marien-Prozession" aan wijdde (De Q.L.Vrouwprocessie in het Klein Begijnhof). 7) Deze Gentse ingenieur (1879-1944) van Luikse afkomst werd al spoedig direkteur van de Nationale Fabriek te Herstal. Tijdens de eerste wereldoorlog fabriceerde hij draagbare wapens voor het Franse leger in een enorm hoog produktietempo, door de onderdelen te laten vervaardigen in verschillende fabrieken en te assembleren in één fabriek. Dit revolutionaire systeem draagt dan ook zijn naam. Al vlug produceerde hij ook mitrailleurs en vliegtuigmotoren. Tijdens het interbellum was hij eerst direkteur en daarna gouverneur van de Generale Maatschappij. Tijdens de tweede wereldoorlog wist hij de economische en sociale koopkracht in België in stand te houden, waardoor voor de omstandigheden de levensstandaard aanzienlijk goed mag beschouwd worden. Voordeze vaderlandse liefdadigheden werd hij op 18 februari 1944 vermoord. We vragen de volledige naam. 362


8) Deze kanunnik (1863-1924) geboren te St.-Niklaas, wiens volledige naam we willen zien staan, studeerde te Leuven, waar hij in 1890 doctor in de natuurwetenschappen was en tevens belast werd met de oprichting van een hogere technische brouwerijschooL Als prof aan de Gentse unief ontdekte hij de chiasmatypen. Hij bestudeerde in 1909 de verbindende erfelijkheidsprocessen en meer bepaald de manier waarop chromosomen van de ouders zich verbinden tijdens de meiose. Deze theorie ligt dan ook aan de basis van de erfelijkheidsleer. 9) Kunstzak(k)en : Deze Genste Douanier Rousseau was niet alleen kunstschilder (1815-1897), maar ook mecanicien, huisschilder, bankier, fotograaf en uitvinder van een vliegtuig. Toen hij exposeerde in winkeletalages en herbergen sprak heel Gent over hem. Zijn werk werd bestudeerd door Frits Van den Berghe. 0, ja, we vragen zijn volledige naam. 10) Deze was een Gentse componist (1874-1923) en we vragen zijn familienaam. Na zijn opleiding als violist aan het Gentse conservatorium werd hij organist in de St.-Jacobskerk, de Jezuïetenkerk en het stadhuis te Gent. Bekend zijn zijn improvisaties bij het afrollen van stomme films. Deze Vlaamse melodist van "Moederken alleen", "De Dulle Griet", "Over de golven" en "De torenwachter" was samen met Paul Boudri de stichter van de Winterconcerten te Gent. Zijn bekendste werk is de opera "Marike van Nijmege". Opgepast, ga niet voort op de afwijkende spelling van zijn grafschrift. Wat nu gezongen! Hierna ziet men een soort van totempaal opgebouwd met rechthoeken, deze heeft echter niets te maken met de zgn. Vrede van Gent tussen de Amerikanen en de Engelsen. In alle rechthoeken, zowel de horizontalen als de gemeenschappelijke vertikaal past maar één juist antwoord. In elk vakje plaatst men telkens één letter en de ij telt tevens voor één letter. Indien de volledige naam gevraagd wordt, geef dan eerst de voornaam en daarna de familienaam. Alle woorden schrijft men aan elkaar en (koppel)tekens zijn weggelaten, vb. Thijs de Marche de Saint-Claire zou in een rechthoek (indien deze gevraagd was) geschreven worden als THYSDEMARCHEDESAINTCLAIRE. Nadat alle antwoorden ingevuld zijn neemt U de letters die in een 0 staan. Met deze letters vormt men de naam van een voor ons tijdschrift belangrijk persoon, een naam die trouwens altijd zal verbonden blijven aan Ghendtsche Tydinghen. Als antwoord geeft U in de eerste plaats de namen op in de volgorde van de vragen en uiteraard geeft U ook de naam van de hoofdvraag, die U voor 31 december 1991 stuurt naar ons redactieadres : Lijnmolenstraat 149, 9040 Gent. 363


364


Ook deze maal kunnen we inkomen op reacties zoals : "ze moesten de puzzelaars een medaille geven van moed en zelfopoffering". Zelf zouden we graag degene die de eindstreep halen de orde geven van de "lochte" Genteneers, maar dat ligt niet in onze bevoegdheid. Diene kwiesmaster ès zot zeker?", fout, hij maakt de anderen gek. Gelukkig zullen ook wij binnen 100 jaar vermeld worden onder de grote personages, die - in het spoor van Keizer Karel- zijn stadsgenoten het moeilijk maakte. Gaat dat zo verder zal men zich afvragen? Wel het wordt nog erger, want alle Vlaamse quizmasters hebben besloten om een gemeenschap te stichten onder de waarschijnlijke benaming "de broeders van de pennetentie" of mogelijks onder een ander merk. Met zekerheid volgt hieronder een naschrift van de Redaktie, maar daar kunnen wij nu niet op reageren, daar we dit maar eerst onder ogen krijgen bij de publicatie. Wie zei ook weer, het venijn zit in de staart? No comment. De Redactie Uw quizmaster

OUDHEIDKUNDIG NIEUWS Alfons Van Werveke (1860-1932 ), onderwijzer, later Adjunct-Stadsarchivaris en Conservator van het Museum voor Oudheidkunde, was vanjongsa/sterk geĂŻnteresseerd in het Gents verleden. Gedurende 27 jaar zou hij in het blad "Het Volksbelang" artikels schrijven over Gentse historische onderwerpen. Een schat van informatie die ook, nu nog, zeer het lezen waard is. Hoeveel van onze lezers hebben ooit die bijdragen gelezen? Wij vermoeden bitter weinig. Als het past, zullen we zo nu en dan eens een van deze artikeltjes herpubliceren, zonder iets aan de spelling te veranderen. Het volgend artikeltje werd gepubliceerd in "Het Volksbelang" van 9 januari 1909 en gaat over Het Klooster van Deinze, sedert 1793 Krijgsgasthuis Den 15 December 1908 werden aan de heeren ondernemers Van HeiTeweghe en De Wilde aanbesteed, voor de som van 136,577 frank, de veranderingen en vergrooting van het krijgsgasthuis, sedert 1793 gevestigd in de gebouwen van het klooster van Deinze. Het zal niet ongepast zijn, op het oogenblik dat de oude kerk en andere gebouwen langs de Ekkergemlaan gaan verdwijnen, een 365


beknopt overzicht te geven van de geschiedenis van de gemeenschap en haar gebouwen. Het klooster van Deinze dankte zijn naam aan de omstandigheid, dat het tot 1578 gevestigd was te Deinze. Het heette eigenlijk het klooster van Sinte Margareta te Bethlehem, welken naam het overgeĂŤrfd had van het oud Begijnhof van Deinze, dat nog in 1404 bestond, doch kort daarna werd ontbonden. In 1423 verkregen Jacob van den Haste eneenige andere poorters van Gent wat nog overgebleven was van het oud Begijnhof en bouwden aldaar een kapel en verschillende huizen ten behoeve van een klooster van Augustinessen, dat de Schepenen van Gent ten jare 1427 onder de bescherming der stad namen. Jan de Scuweleere, een priester, dien de nonnen in zijn ouden dag verzorgd hadden, schonk hun zijn woning op de Recolletteleie, welke sedertdien als "herberg" of toevluchtsoord gebruikt werd, als de nonnen te Gent het linnen garen en het lijnwaad kwamen verkoopen, dat ze in hun klooster vervaardigden. In 1458 hadden ze hierdoor moeilijkheden met de pachters van de "queilloete", die beweerden, dat ze, evenals de poorters, daavoor de belasting moesten betalen, wat echter door de Schepenen niet werd toegestaan. Het klooster verkreeg in 1468 de officieele bescherming van hertog Karel den Stoute, die hun toeliet, ten teeken van dien, zijn wapen op hun huizen en eigendommen te plaatsen. De door Van den Haste gestichte kapel werd in het midden van de XVde eeuw door een kerk vervangen op kosten van Sirnon van Lalaing, ridder, heer van Montigny en Hantes, overleden in 1476. Zooals het dikwijls gebeurt, werd in het midden der X.Vllde eeuw, toen de monniken van St-Pietersabdij het kort begrip van de geschiedenis des kloosters te boek stelden, alleen dezen laatsten weldoener, een edelman, vermeld; maar den naam van den waren stichter, die bovendien nog al zijn goederen te Deinze aan het klooster had bezet, een gewoon burger, was vergeten! In 1477 kochten de nonnen hier te Gent een huis aan Sint-Martens te Ekkergem, dat voortaan tot "refuge" zou dienen. Ten jare 1503 werd het door den aankoop van een tweede huis vermeerderd en in 1520 door dien van een daarachter liggende stuk grond. In 1530 woonden in het klooster te Deinze 44 nonnen, 102 zusters, 2 novicen, 1 prior, 3 priesters, 2 leekebroeders en 12 knechten. Toen nu de heer van Fiennes, gouverneur van Vlaanderen, geruchten had vernomen nopens het ongeregeld leven van de godsdienstige gemeenschap, deed hij, op last van de landvoogdes, Margareta van Oostenrijk, een onderzoek instellen door de priors van de Predikheeren en het klooster van Galilea en den pater van de Jeronimieten, die echter alles in regel bevonden. Van den beeldenstorm van 1566 had het klooster van Deinze, evenals zooveel andere erg te lijden : de versieringen van de kerk werden gebroken, de vensters stuk geslagen, evenals eenige schilderijen. Een man van Komen, die de aan366


voerder was geweest, werd 11 December 1567 op de Korenmarkt gehangen. Ook gedurende de volgende jaren had het klooster veellast van de Spaansche soldaten, en bij den opstand van 1578 werden de nog overgebleven nonnen van hun bezittingen beroofd. Wel werden ze bij "intercessie vanmijnheereden prince van Orangien, graven van Nassau," den 17 December opnieuw in het bezit van hun klooster gesteld, maar ze moesten weldra weer uiteen, en de gebouwen werden gedurende het Calvinistisch bewind verwoest. Na de overgave van Gent aan de Spanjaards (September 1584), vestigden de nonnen zich voor goed te Gent in hun refuge van Ekkergem. In 1611 werd het Gothisch kerkje gebouwd, dat een vijftal jaren geleden van meestal zijn ogiefvensters en zijn torentrapje werd beroofd, en weldra gaat afgebroken worden. Den 6 September 1642 werd de eerste steen van de nog heden bestaande Renaissance gebouwen gelegd. Toen de nonnen goed gehuisvest waren, wijdden zij zich aan het onderwijs. Ze hielden een kostschool, die in 1715 34 inwonende leerlingen telde. Daardoor werd het klooster zeer welstellend, zoodat het in staat was de toen bij geestelijke vereenigingen algemeen heerschende zucht naar het bezit van kunstvoorwerpen naar hartelust te voldoen. Evenals de abdijen en kloosters van Sint-Pieters, Boeudeloo, Nonnenbossche, Rijke Klaren, enz. was, op bevel van Jozef 11, het klooster van Deinze een echt museum. Toen het in 1783 werd ontbonden werden openbaar verkocht 185 schilderijen op doek, 81 op paneel, 1 op koper; op doek waren 5 portretten van oversten, 1 van een non; op hout een Verzoeking van den H. Antonius en twee stukken met luiken; daarenboven kregen de zusters nog 68 schilderijen mee naar huis, buiten de 220 gulden schadevergoeding. Gedurende de Brabantsche omwenteling (1790) werd het klooster heringericht. In 1793 stonden de nonnen een gedeelte van hun gebouwen af aan de Oostenrijksche regeerlog om tot krijgshospitaal te worden ingericht. Het volgende jaar werd de godsdienstige vereeniging door de Fransehen ontbonden en al de gebouwen zijn sedertdien als gasthuis voor de soldaten onzer bezetting gebruikt geworden. A. VAN WERVEKE

367


BESCHERMLEDEN 1991 Guy Versmessen (2500) Edmond Cocquyt (2000) Georges Delori (2000) Marcel Van den Kerchove (2000) Solange De Stoop (2000) Mw Van de Putte Charles (1500) Willy Van Mossevelde (1500) Dr. Eric Salminen (1400) André De Somville (1200) Dr. Charles Vuylsteke Dr. André Maenhout Christian Scheiris Dr. Roland Marlier Georges W alraedt Paul Hebbelynck Prof. Dr. Eric Van de Velde Luc Bauwens Philippe Proost Jacques Vermeulen Arie Parlevliet Freddy Hoste Leon Martens Charles Van Hecke

John Leten Diana Van der Haeghen André Rasson Roger Dekeyser Jacques Redel Louis Peeters Kredietbank N.V. Piet Van Eeckhaut Louis De Vloo Lucien Detemmerman Philippe Verjans Jozef De Maertelaere Charles Dael Dr. Roland Heughebaert Walter Abbenbroek Alexis Janssens Albert Preys J.P. Peckstadt Dr. Eric Veys Marcel Verspeeten Pierre Hebbelynck Philippe Hebbelynck Jacques Monsaert

STEUNENDE LEDEN 1991 Jean Tytgat (900) Ernest Pynaet (800) Bernard Cruyt (800) Frank Meert (800) Robert De Kezel (800) Dr. Gontran Steyaert (800) Ir. Gustave Veeckman (750) Prof. Dr. A. Comhaire (700) Ir. A.J. lmpens (700) Felix Waldack (700) Michel Noppe (700 Ferdinand Handovsky (700) Jean-Pierre Quintyn

Armand Blondeel Mw Mortier-Haesaert Roger Moreau Fernand De Coninck Mw Van Assche-De Man Gerald Me Hugh Suzanne Vander Gracht Jan De Vleeschouwer Jules Waeri Erik Vandenbroele Gustave Vanderlinden Marc Stepman Paul Van de Voorde 368


John Van Hulle Jean Steenbrugge Diane Sarteel Lucien De Reu Mw De Reuse-Claeys Yvan Piqué Ateliers Charles Passin en Zn Willem Van de Velde Herwig De Munnynck FemandBeke Albert Ylen Rafvan den Abeele Pieter Spanoghe Dr. Willy Lamhein B. van der Schelden Arthur Steenbrugge Mw Piton-Van Geluwe Maurice Himschoot Amedee Veileman Gustaaf Van Audenhove Pierre Tytgat Jean-Pierre Van der Stock Prof. Em. Dr. Pieter Braeekman Mw Steels-De Visschere Adolf Bucqué René Rodrigues Femand De Rockere Luc Devriese Serge Pauwels Jean Libbrecht Lucien Casteels Guy Herckenrath Karel Ossieur Robert De Rudder Herman Hollanders Leon Elderweirt Robert De Brauwer Denny Baete Mw Clement-Van de Wynckel Gilbert Gassée Prof. Dr. Alexander Evrard Adolf Delantsheere Raoul Buysse

Frank Ödberg Mark Rummens Suzanne Hiemaux Norhert Verhasselt André De Cuyper Roger Verbeken Dr. Thierry Goetghebuer Mw Bastin-Van Sevenant Leopold Eliat Jacques Thissen Monique De Jonghe Z.E.H. Peter Schmidt Jacques Cambier Robert Lybaert Marcel De Preter Pierre Geemaert Firmin Andries Roger Huygens Gilbert Lodrigo Marie-Louise Geeroms Serge Tollenaere Gerard Thienpont Bert Destoop Frans Dietens Albert Braekman Guy Kint René Geeroms Antoine Carebon Jean Dhaene Freddy Van Vlaenderen Joseph Roosen Raoul Hofman Luc Matthijs Prof. Dr. André Kint Richard Caese Marc Claeys Mw Minnebo-De Munck Pierre Vanderhaeghen Yvonne Hutsebaut Marie-Louise Bleyn Etienne De Clercq Chrisliane Van der Meulen Guy Beyaert

369


Marie-Antoinette Vervaeke Lucien Huyghe Joannes Ruytinx Eddy Colpaert Dr. Carlos Meldepenninghen Robert Devreese Mw De Roubaix-De Leye Jr. Johan Comelis Henri Claeys Georges Rogge Roger De Buyst Alfred Roose Willy Steyaert Etienne Verschraegen Jacques De Vriendt Robert Simons Richard Coppieters Femand Goethals Christian Willemot Dr. Charles Annez Jr. Jules Berlo Marcel Coucke Cecile Nevejans Georges Neslany Georges Thysbaert Guy Baert Henri Bracke Dr. Adhémar De Wulf Prof. Dr. Eric Lacroix Jacques De Backer André De Proost André Michiels Gilbert Delaruelle

Mw Namurois-Vandamme Marcel Cambier PaulMauquoy Jacques Huys Gilbert Pauwels Daniël U yttendaele Leopold Geerinckx Laurent Balcaen Lt. Gen. b.d. Maurice Deneve RaoulPutman Z.E.B. René Stockman Anne Cocriamoot Dr. Daniël Sabbe Jean Jacques Jean Delaruelle Roger Vandenhaute Georges Lammens Madeleine Criel Marc Coucke Marc Vandegehuchte Jacques Brun Laurent Claeys Jacques Mahy Paul De Groote André Mortier Roger De Vocht Jan Koninckx Allee Dynoodt Leo Broers Marcel Van Poucke Henri Vanderheyden Robert De Winter

STEUNFONDS 1991 500- Collumbien H. 330- Jurdan J. 150- Peeters D. 100- Van Doome G. (1990)- Mw Berglund-De Feyter A.- Mw De Bouck J. - Mertens A. - Sint-Lukasklooster-De Smet Th. - Mw Wauters-D'haen E. - Kreps Ph. - Eeckhout J.- Schellinck E. -Portie G. - Dobbelaere B. - Mw Van den Abeele J.- Drubbel R. - Eeckhout P. - Vandeleene A. - Mw 370


Kluyskens-De Potter N. - Mw De Lombaert-Duslier M.-L. -. Mw De Koninck Y.- Mw Vermeersch N.- Mw Schoorens Y.- Mej. Van Durme E. - Ongena L. - Van Bossele L. - Van der Maelen F. - Mw. Keppens-Dentandt M.-J.- Fonteyn Y.- MwFoketA. -Lataer J. -MwOpdorpA.- Uytterhaeghe E. -De Geyter R. - Block C. - Rowan L. -Van Brusselen E. - Van Bocxstaele R.- Van de WegeJ.- Rosseel- Waeri R.- Labout A.- RooseJ.-P.- Leclercq M.- De Bruyne G.- Mortier P.- Mw Callebaut-De Broe- Dr. Duquesne H. -Dr. Depoorter H. - Mw Godu V. - De Rammelaere L. - Hebbelynck B. Uytterhaegen P.- Brasseur H. 50- De Vlieger M.- Van der Linden R. (1990) 30- Mw Van Ryssel E. Toelage Stad Gent 1990- 28.060 Toelage Provincie 1989- 16.522

VRAAG EN ANTWOORD De heer Jos Tavernier vraagt : "In de overlijdensregisters van Gent staan 2 namen genoteerd waarik wat meer over wou weten, temeer omdat de doodsoorzaken erbij vermeld zijn. Twee Tavemiers, beide uit Waregem, stierven te Gent rond dezelfde tijd en beide door verdrinking. Op 20 nivose an 11 (10 jan. 1803) verdronk in de Reep Petrus Gillis Detavernier uit Waregem- 25 jaar. Op 2 pluviose an 11 (5 febr. 1803) verdronk eveneens in de Reep Pieter De Tavemier - 43 jaar oud. Waar kan men hierover meer vememen?Kan iemand van de vele lezers van G.T. hier een handje helpen? Een 2e vraag waarop de Heer Tavernier allang, zonder succes, een antwoord zoekt: De Zeugsteeg en Zeugbrug (Patershol) kan men soms terugvinden onder de naam Tavemiersteeg/brug. Zou er echt niemand te vinden zijn die hierover wat meer kan vertellen? Ingevolge de vraag van de Heer Jos WieĂŤrs (Gh. T. 1991- Nr. 4- p. 249) schrijft de Heer Hans Van Gelder ons het volgende: "In "Dubbele Wegwijzer der Stad Gent en der Provincie Oost-Vlaanderen voor hetjaar 1882", 20ejaar, Gent, Snelpersdrukkerij van Eug. Vanderhaegehen, Veldstraat 62, Bureel der Gazette van Gent, vond ik in de lijst der straatnamen 371


geen Gasthuislaan, maar wel een Gasthuisstraat. Gasthuisstraat (rue de l'HĂśpital), Ledeberg, van Doorgangstraat tot Moriaanstraat; sinds 1 oktober 1981 samen met de Beekstraat, Hagepreekstraat." Een uitgebreid antwoord ontvingen wij van de Heer Arthor De Decker, een antwoord dat misschien wel eens de juiste verklaring zou kunnen bevatten. "Een Gasthuis/aan heeft er in Gent niet bestaan. Volgens V. Fris "De oude straatnamen van Gent" (1925), p. 10, is er in de Stadsrekeningen in de periode 1314-1336 wel sprake van "Bij den Gasthuze", waarmee dan het "Rijke Gasthuis" bedoeld werd in de Hoogstraat (een leprozerij). In de directe omgeving van Gent waren of zijn er wel Gasthuisstraten, nl. te Oostakker (van Pijphoekstraat tot Wittewalle) (onveranderd), te Ledeberg (van Doorgangstraat tot Moriaanstraat), heden noemt die straat Hagepreekstraat. In Drongen is nu ook nog een straat met de naam "Rijke Gasthuisbos", doch daar zal de betovergrootvader van de H. Revis in 1880 zeker niet gewoond hebben. De oplossing van het raadsel is vermoedelijk het volgende : Tussen 1864 en 1880 bouwde architect A. Pauli het nieuw burgerlijk hospitaal van de Byloke. Dat hospitaal werd ook een burgerlijk gasthuis genoemd (zo nog aangeduid op een stadsplan van 1950). Als onderdeel van de huidige Ringlaan rond Gent legde men in 1864 een laan aan van aan de B ylokekaai, langs het hospitaal tot aan de Bylokevest, gedeeltelijk op de toen pas gesloopte 16e eeuwse stadsomwalling. Die laan werd in 1877 Godshuizen/aan genoemd, in het Frans Boulevard des Hospices, later gedeeltelijk omgedoopt in Martelaarslaan. Vermoedelijk heeft men vertrekkend van de Franse benaming "hospice" in sommige documenten daar "gasthuis" van gemaakt i.p.v. "godshuis" en zo ontstaat er dus een niet bestaande Gasthuislaan in Gent. Die agent van politie zal dus rond 1880 woonachtig zijn geweest in de huidige Martelaarslaan of Godshuizenlaan. De registers van de Burgerlijke Stand of de bevolkingsregisters zullen daaromtrent zeker uitsluitsel kunnen geven. Een gelijkluidend antwoord ontvingen wij van de Heer Guido Cornelis die ons het volgende schrijft : Op de vraag, in Ghendtsche Tydinghen, van de Heer Jos WieĂŤrs naar de ligging van de "Gasthuislaan" in Gent (1880) meen ik een suggestie te mogen vooruitschuiven dat het gaat om de "Godshuizenlaan", wat volgens de "Baedeker" van 1904 vertaald werd door "Boulevard des Hospices", dus "Gasthuizen" (in 't meervoud). De "Boulevard des Hospices" begon, naar plan van "Baedeker", aan het "Burgerlijk Hospitaal", waarbij het "Bejaardengasthuis" hoorde (zie "Bijlokekaai") en eindigde aan het "Krijgsgasthuis" (Sint-Martinuskerk, Ekkergemstraat). Twee ... gasthuizen (hospices). 372


Om terug te keren tot 1880, zoals gewenst door dhr. Revis, citeer ik uit "La Belgique illustrée", uitgave 1880, van Eugène Van Bemmel. A partirdes moutins de la Nouvelle Promenade, de nombreuses blanchisseries étalent sur l'herbe leurs grandes nappes de linge étincelant. Là aussi commence une ligne de boulevards extérieurs de création récente. On la suit très bien des yeux, et l'on distingue successivement l'église Saint-Martin d'Ackerghem, le nouvel orphelinat des garçons et le nouvel höpital eivil, ainsi que les viellies constructions de l'ancienne abbaye de la Biloque. In 1933/34 was het wezengesticht voor jongens nog gevestigd Martelaarslaan, 9, Gent. Om het kort te maken zou de Heer Revis zijn betovergrootvader moeten opzoeken in de lanen thans genaamd (vanaf de Bijlokekaai) : Godshuizenlaan, Martelaarslaan en Bisschop Triestlaan (aan Ekkergemstraat). Andersgezegd : de "Ringlaan" ofte "Kleine Ring" rond Gent. Op de vraag van de Heer Richard Verbanek (Gh. T. 1991 - Nr. 4 - p. 249) antwoordt de Heer Arthor De Decker : "Volgens Victor Fris in "De oude straatnamen van Gent" (1925), p. 105, heette Klein Turkije reeds zo in 1796, waarschijnlijk naar een huis dat aldaar zo genoemd werd. Het maakte vroeger deel uit van het St-Nicolaaskerkhof." Op de vraag van de Heer Jef Vandeveire (Gh. T. 1991 -Nr. 4- p. 249) ontvingen wij het volgende antwoord van de Heer Marc Ryckaert: "Over de Gentse grafsteen in het "Museum voor de drooggelegde Zuiderzeepolders" te Schokland verscheen in 1977 een bijdrage van de Nederlandse historischgeograaf J.T. Bremer, waaruit de vraagsteller ongetwijfeld nuttige informatie zal kunnen putten : "Een grafsteen uit Gent op de bodem van de Zuiderzee ... ", in Brugs Ommeland XVII, 1977, blz. 305-310. In dat artikel wordt de term "causymeester"- o.i. terecht- geïnterpreteerd als "kasseimeester", d.w.z. een ambtenaar verantwoordelijk voor de goede staat van onderhoud van de bestrating (zie bij Verwijs & Verdam onder "cautsie" en bij Stallaert onder "cassijde" en "cassijdemeesters".) De Heer Ryckaert was zo vriendelijk een fotocopie van het artikel in kwestie bij te sluiten. Wij laten ze geworden aan de Heer Vandeveire. Vraag van de Heer Hugo Collumbien. "Op de gevel van het huis "De Gekroonde Hoofden" op de hoek van de Burgstraat en het Gewad, staan 14 koppen van Graven van Vlaanderen afgebeeld. De eerste twee, in de geveltop, stellen respectievelijk Boudewijn van Constantinopel (B.C.) en Willem van Dampierre (W.O.) voor. Wie is die Willem van Dampierre? Men zou kunnen redeneren : Willem = Guillaume = Gui = Gwijde, maar dat klopt niet, want de 3e afgebeelde is precies Gwijde van Dampierre. Bestaat er 373


ergens een complete lijst van al de Graven van Vlaanderen, met geboorte- en sterfdatum en periode van regeren? We denken dat die Willem van Dampierre moet vereenzelvigd worden met een oudere broer van Gwijde die gedood werd in een steekspel op 5 mei 1251. Wij hebben altijd gedacht dat in de periode 1243-1280 Margareta van Constantinopel regeerde als Gravin van Vlaanderen. Onze vraag : heeft die Willem van Dampierre werkelijk geregeerd als Graaf van Vlaanderen, zo ja, in welke periode? De volgende vraag komt van de Heer Paul Huys die ons meldt dat beide schilderijen uit zijn vorige oproep (Gh. T. 1991 -Nr. 3- p. 186) inmiddels terecht zijn, dank zij de publicatie. Voor een kunsthistorische studie wordt informatie gevraagd over de huidige verblijfplaats van de volgende schilderijen van de Deinse kunstschilder Charles-Louis ("Carlo") Picqué (1799-1869): 1° Portret van de heer Emmanuei-Frédéric van Pottelsberghe de la Potterie (Gent 1799-1868), geschilderd in 1867). Dit schilderij was omstreeks 1964 in het bezit van Mevrouw Robert SerdobbelChervet, Yperstraat 64, Gent. 2° Portret van de heer (Bernard?) Dobbelaere-Hulin (Sint-Maria-Leeme 1805-Gent(?) 1888), geschilderd eveneens in 1867. Op het schilderij staat geschilderd: "Maatschappij der gedecoreerde werkers te Gent, hunnen eere-voorzitter, den heer Dobbelaere-Hulin, opgedragen". (Bemard?) Dobbelaere-Hulin was bestuurder van het Leerwerkhuis te Gent (1858) en voorzitter van de Kon. Maatschappij voor Nijverheid, Land en Hovingbouw. Omstreeks 1965-1970 was dit schilderij bewaard in het Café "Het Damberd" opdeKoommarkt (lokaal van de bovenvermelde maatschappij). Wie weet iets over deze maatschappij, haar voortbestaan (?) en archief? 3° Portret van Ludovicus Gregorius van de Poele (Gent 1783-1856), geschilderd vermoedelijk in de vroege jaren '30. De geportretteerde was kommandant van de pompiers te Gent (in 1831 beteugelde hij de orangistische putsch van Albert de Bast en Emest Grégoire), later ook plaatskommandant van Gent en "honoraire generaal". Het schilderij was in 1905 tentoongesteld in een Tentoonstelling (in Gent?) n.a.v. de viering van 75 jaar België (Bezit iemand deze tentoonstellingskataloog?) en eveneens in 1930 in de Tentoonstelling "Gent en Vlaanderen 1830-31", ingericht door het Bestuur der Boekerij der Stad Gent en Hoogeschool Gent (Bestaat daar een kataloog van en waar is die nog te vinden?). 4° Portret van de heer Joannes-Emmanuel Duchène sr. (Deinze 17891859), geschilderd vermoedelijk in de jaren '40. Zie afbeelding hierbij. 374


Dit schilderij was in 1964 in het bezit van zijn achterkleinkinderen Fernand, Jeanne en André Duchène, p/a. Nieuwpoort 11, te Gent. Een van de toenmalige bezitters, Fernand Duchène (0 1897), was toen als advokaat op het bovenvermelde adres woonachtig. Dit familieportret is waarschijnlijk nog in het bezit van een van de nakomelingen van de genoemde achterkleinkinderen van de geportretteerde. Ook andere informatie over schilderijen van Picqué in privé-bezit is uiteraard welkom. Diskretie vanzelfsprePortret van J.E. Duchène Sr. door Charles kend verzekerd. Gegevens graag Picqué rechtstreeks aan de vraagsteller (Drongenstationsstraat 90, 9031 GentDrongen. Tel. 091/26.54.53) of desgewenst op het redaktieadres van ons tijdschrift. De Heer Jaime Jurdan, een Gentenaar die een groot deel van zijn leven in Canada gesleten heeft, heeft pas enkele jaren geleden "Ghendtsche Tydinghen" ontdekt. Hij was zo enthousiast dat hij zich onmiddellijk de nog alle verkrijgbare nummers heeft aangeschaft. Vandaar dat enkele van zijn vragen ook betrekking hebben op oude nummers. Vraag 1 i.v.m. het artikel van Pierre Kluyskens over Constant Montald in Gh. T. 1986- Nr. 4- pp. 195-200. Toen ik leerling was aan de Lagere School aan de Begijnhofdries herinner ik mij in de turnzaal (oude kapel?) een groot geschilderd paneel te hebben bewonderd dat gemaakt was door deze kunstschilder. Toen ik in 1979 uit Canada terug, de school bezocht, was het doek uit de turnzaal verdwenen . De bestuurder van de school wist niet eens dat er eens een schilderij had gehangen. Weet een van onze lezers iets over deze verdwijning? Vraag 2 i.v.m. de artikelenreeks van Lode Hoste over Rooigem en de Brugse Poort in Gh. T. 1990- Nrs. 3-4-5-6 en 1991- Nr. 1. De heer L. HOSTE spreekt over de "DIKKE BOOM". Als leerling aan de Lagere Hoofdschool in de jaren '20 was die mooie boom meermaals het doel van wandelingen met de meester. Wij mochten met open armen, hand aan hand, trachten de boomstam te omringen. 375


Waarschijnlijk is die prachtige reuzelinde verdwenen. In welke omstandigheden is hij verdwenen? De laatste maal dat ik de boom heb gezien was in September 1939, toen ik als wachtmeester, gemobiliseerd bij het 1ste Artillerie Regiment, middaghalte nam, op weg van Destelbergen naar Baarle Velde. Vraag 3. Als kleine jongen was ik reeds zeer in Aardrijkskunde geïnteresseerd. Ieder jaar kreeg ik van Moeder, onder vele andere boekjes, een jaarlijkse brochure welke als titel had "BILAN GEOGRAPHIQUE". De uitgever was er een uit Gent, zijn naam ben ik vergeten maar de drukkerij was in de Pollepelstraat gelegen. Graag zou ik willen weten of deze "Bilan" nog bestaat, of hij nog in een of andere openbare bibliotheek kan gelezen worden, en welke de medewerkers waren? Vraag 4 i.v.m. het artikel"Hoe Stijn Streuvels aan een broertje van de Gentse Draak geraakte" in Gh. T. 1983- Nr. 1- pp. 2-14. Op de foto blz. 8 herken ik in de groep leerlingen aan de Normaalschool de Heer N. Reyns, welke ik als onderwijzer had in de 2de, 4de en 6de studiejaren aan de Lagere Hoofdschool voor Jongelingen "aan de Begijnhofdries in de jaren '20. Ik aanzie de heer Reyns als de meester die mij het onderwijs aantrekkelijk en interessant heeft gemaakt. Hij leerde ons de liefde voor de natuur, liefde voor alles wat schoon was en, juist na de vreselijke Oorlog, de haat voor alle geweld en voornamelijk voor de oorlog. De hierbij gepubliceerde foto stelt het 2e studiejaar voor, schooljaar 1922-23. Bestuurder van de school was toen de heer SCHRANS. Van enkele klasgenoten weet ik dat zij helaas overleden zijn. René THIELEMANS :Zoon van een rijwielhandelaar in de Holstraat en Jazz pianist. René DESTANBERG : Zoon van inspecteur van het Onderwijs. Wielfried SERCK : Die zijn vader opvolgde in een Schaar- en Messenzaak op de Begijnengracht. Leon DEOEKEN : Dierenarts geworden, woonde in de Burgstraat en volgde zijn vader op als bestuurder van het Slachthuis. Marcel VERMEULEN : Woonde in de Komijnstraat en was zoon van de Stationchef van GENT RABOT. Joris VANDEPUTTE: Zoon van het Suikergoedbedrijf "LUX" en geneesheer geworden. Andere namen herinner ik mij nog wel : SCHELSTRAETE, H. DHONDT (Bloemist), MEDO (bloemen en Grafzerken), VERPOEST, W. DE GROOTE, A. PREYS, VAN BRUESEGEM, DE CLERCK, DE TREMERIE, DE MULDER, DE MEY, COESSENS, F. QUENTIN. 376


2e Studiejaar 1922-23. Bovenste rij, van links naar rechts : 2e René Thielemans, 4e René Destanberg, 7e Wilfried Serck, 9e Leon Dedeken. 2e rij Links : Norbert Reyns, onderwijzer. Rechts : Heer Schrans, Bestuurder. Onderste rij, zittend: Se De Mey, 9e Frans Quentin, !Oe ik zelf.

Op de foto zit ik op de eerste rang, de tweede van rechts, met een "Lavallière". De vraag is natuurlijk : Zijn er onder onze lezers personen die zich herkennen op deze foto.

LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer William Baelen ontvingen wij een brief die bestemd was voor de Heer Lode Hoste. De tekst luidde als volgt : In uw artikel "Rooigem en de Brugse Poort" verschenen in Ghendtsche Tydinghen 19de jaargang 1990 nr. 3 van 15 mei, situeert U het Rooigems kartuizerklooster tussen de huidige Kaarderijstraat, de Rooigemlaan en de Drongensesteenweg. Graag had ik van U vernomen op wat deze relatief vage situering is gebaseerd. Onlangs heb ik het museum "Meerhem" bezocht en mij het leerrijk boek met titel"Meerhem toen en nu" aangeschaft. 377


Hierin bevindt zich op blz. 15 een schets anno 1572 met het toenmalig kartuizerklooster op Rooigem. Ook het "Motje" zijnde het vroegere gastenkwartier dicht bij de Leie gelegen, staat op een schets van 1696. Deze situeringen lijken mij op het eerste zich niet overeen te stemmen met wat U in uw artikel hebt geschreven, maar het blijft gissen natuurlijk. Op basis van de tekeningen zou ik het genoemd klooster eerder situeren tussen de Nekkerputstraat, de Nimfenstraat en de Appelstraat Maar dit is, zoals gezegd, slechts een gissing op basis van oude Leiekaarten en de schetsen van het boek over kartuizers in kwestie. Graag zou ik van U of van een andere deskundige meer uitleg horen over de vermeende situering van dit klooster en het "Motje". Ook zou ik graag te weten komen waar het Drongenseveer en de oude heirweg naar Brugge gelegen hebben. Wij hebben deze brief doorgestuurd aan de Heer Lode Hoste die ons het volgend antwoord liet geworden : 1. Inmijnartikel "RooigemendeBrugsepoortteGent" (G.T. 1990, nr. 3) meen ik het Rooigems kartuizerklooster te kunnen situeren tussen de huidige Rooigemlaan, de Drongensesteenweg en de Kaarderijstraat. De heer W. Baelen vindt dit relatief vaag en denkt trouwens dat voornoemd klooster tussen de Nekkersputstraat, de Nimfenstraat en de Appelstraat stond. Hij schrijft dat dit een louter gissen is, doch hij steunt zich op oude Leiekaarten (die hij helaas niet vermeldt) en het boek "Meerhem toen en nu". Aangezien men tot op heden de grondvesten van het gebouw niet heeft teruggevonden, blijft alles inderdaad op een veronderstelling steunen. Waarop echter steunde ik mijn mening? a) F. Van den Bernden schrijft in zijn "Recherches sur !'emplacement du Couvent des Chartreux à Royghem" (Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1901, IV) : "... Le vieux fonds des chartreux, qui appartenait à ces religieux jusqu'à la révolution française ... appartient actuellement (t.t.z. in 1901) à la société anonyme "Filature de Royghem" qui a établi son usine et figure au plan cadastral, entre la rue de la Carderie et Ie boulevard de Royghem ... (p. 166). b) In 1578 sloopten de calvinisten het klooster omdat het te dicht bij de nieuwe Gentse fortificaties (aangelegd tussen de Brugse Poort en Einde Were) lag en het zicht van de verdedigers belemmerde. De Nekkersputstraat, de Nimfen- en Appelstraat lagen heel wat verder verwijderd. Wel zullen de bijhorende weiden, meersen en singels zich tot daar hebben uitgestrekt. c) Op het "Panoramisch gezicht op Gent in 1534" staat het klooster dicht bij de Leiearm afgebeeld die parallelliep met de vernieuwde foritificaties van het eind van de 16de eeuw. 378


2. De huidige Appelstraat heette tot 1866 "Veerstraat". Men mag veronderstellen dat het veer te situeren is aan de Leie, rechtover de huidige Appelstraat. 3. De "Oude Heerweg naar Brugge" begon bijna zeker aan de Abdij van SintBaafs, verliep in de richting van Rooigem en volgde daar een ingebeelde lijn, te trekken langs de huidige Lierman straat, de Geitstraat, het Biezenstuk en de Boomstraat waar hij tenslotte aansloot bij de "Nieuwe Heerweg naar Brugge" die vertrok aan de Waal- of Brugse Poort naar het noordwesten toe. Naar aanleiding van de brief van de Heer Erik De Keyser (Gh. T. 1991 - Nr. 4 - p. 252) noteerden wij de volgende reactie van de Heer David Maes : "Uiteraard heeft de Heer Erik De Keyser gelijk wanneer hij zegt dat het onderschrift bij de foto van de aquarel van J.J. Wynants fout was. Als Hollands soldaat kon deze onmogelijk een gebeurtenis uit 1640 meegemaakt hebben. We hebben ons laten misleiden door een foutief onderschrift van een gelijkaardige foto in de publicatie "17 5 jaar Gentse Brandweer". Anderzijds doet het ons genoegen dat de bijdragen in Gh. T. blijkbaar nauwgezet en met veel belangstelling gelezen worden." Wij ontvingen een uitgebreide brief van de Heer Arthor De Decker als reactie op de "Lijst van de straatnamen met persoonsnaam" die verscheen in ons Julinummer (pp. 208-223). Als wij de Heer De Deckermogen geloven (en wij hebben geen enkele reden om dit niet te doen), dan is die lijst niet alleen onvolledig, maar is ze ook doorspekt met foutieve vermeldingen. De officiĂŤle lijst is alpbahetisch geklasseerd volgens de voornamen (wat een idee!). Voor het gemak van onze leze!s heeft onze medewerker de Heer David Maes deze lijst alpbahetisch herschikt volgens de familienamen. Wij hebben hem de opmerkingen van de Heer De Decker voorgelegd met de vraag de zaak eens grondig te willen onderzoeken en controleren. De vacantieperiode heeft er voor gezorgd dat wij zijn bevindingen nietkunnen opnemen in dit nummer, maar we zullen er uitgebreid op terugkomen in ons Januarinummer. Wat ons wel verwondert is dat, gezien de talrijke fouten, de Heer De Decker de enige schijnt te zijn die ze ontdekt heeft. Maar daar zal die vacantieperiode waarschijnlijk wel voor iets tussenzitten. De Heer Eddy Levis schreef ons het volgende : "In het slotartikel over primussen staat : "... eindelijk verdwenen ook daar de primusvieringen samen met de 4e graad, toen deze in 1956 en de technische 4e graad in 1964 afgeschaft en door het nieuw Lager Middelbaar Onderwijs vervangen werd." Deze inlichtingen won ik in bij de Kantonale Inspectie. Van Mevrouw Steels-De Visschere mocht ik daarover de volgende verduidelijking ontvangen: 379


"Niet alle 4e Gr. van de Lagere Hoofdscholen werden gesloten in 1956 (ik ben niet zeker v.d. datum). Er waren toen 2 scholen Lager Middelbaar Onderwijs gesticht: 1) Oefenschool Casinostraat Oir. Mw. J.M. Picqué. 2) School St-Kristoffelstraat. Oir. Mw. Goossens-De Blauwe. De andere 4e Gr. Lag. Hoofdssch. bleven nog enkele jaren op. Na het sluiten van de 4e Gr. van de zogezegde onbetalende scholen 1962 werden er 4 gedecentraliseerde scholen gesticht (1 Sept.) (gehecht aan de Kledingsvakschool Twee Bruggenstraat). Deze scholen waren C3 en waren een afdeling "Snit en Naad". 1) Sofie Van Akenstraat. Achterbouw school H. Lammensstraat. Titularesse: Mw. Claeys. 2) Ryhovelaan: Titularesse: Mw. Hespel S. 3) Acaciastraat. Titularesse: Mw. François A. 4) Zwijnaardsesteenweg. Tirolaresse : Mw. Spitsaert Cl. Er waren toen ook nog bijzondere leraressen voor lich. opv., snit en naad, tekenen, godsdienst en zedenleer. De titularessen gaven de algemene vakken + koken. Ikzelf gaf tot 1967 wassen - strijken - onderhoud en ging op 1 september 1967 op rust (ik bleef dus 5 jaar).

BIBLIOGRAFIE Onlangs verscheen van de hand van ons lid de Heer André Despretzeen nieuwe numismatische studie, getiteld : "Moderne Gentse Penningen". Het gaat hier niet alleen om de beter bekende broodjetons van de coöperatieven, maar ook over de penningen die gebruikt werden in cafés, restaurants, cinemas, theaters, banken, scholen, verenigingen, industriële ondernemingen, etc. In dit werk dat verschillende jaren studie gevergd heeft, worden 125 handelszaken, bedrijven en diensten uit het Gentse, waar in de vorige eeuw jetons en penningen werden gebruikt, behandeld. Het boek is een beredeneerde catalogus met meer dan 400 afbeeldingen van stukken en hun exacte beschrijving. Bovendien wordtelke onderneming historisch gesitueerd op basis van origineel bronnenonderzoek. Meer dan 200 bladzijden uiterst interessante gegevens, verzorgd gedrukt, formaat 16,5 x 24 cm. Wanneer men 545 fr. stort of overschrijft op de Rekening 000-0901164-34 van de auteur André Despretz, Baarleboslaan 44 te 9031 Drongen, wordt het boek gratis thuis bezorgd. Een aanrader voor alle Gentse heemkundigen. H.C. 380


Goed nieuws voor diegenen - en ze zijn talrijk - die iedere dinsdag bij het ontvangen van de "Streekkrant" onmiddellijk de titelpagina omslaan om te kijken wat Piet Korrel, alias Michel Casteels, op bladzijde 2 nu weer te vertellen zal hebben. Er is een nieuw cursiefboekje klaar gekomen (als we de tel niet kwijt zijn moet dit nu reeds het 3e zijn). Het is een terugblik op 5 jaar cursiefjes uit de "Streekkrant" van 1985 tot 1990. Het bevat bovendien 26 foto's. Niet te verkrijgen in de boekhandel, wel bij de "Streekkrant"- Vlaanderenstraat 42 te Gent. Prijs : 325 fr. H.C. Het zou onvergeeflijk zijn geen melding te maken van het laatste boek met pentekeningen van Antoine Meiresonne "De Gentse Vrijdagmarkt". Het schijnt een gelukkige traditie te worden dat wij ieder jaar verrijkt worden met een boek van deze artiest die wij aan onze lezers niet hoeven voor te stellen. Iedereen kent voldoende zijn vorige uitgaven : "Kijk op 't Patershol", Gent aan de Waterkant", "De Torentjes van Gent", "Gentse Pleinen en Markten" etc. Deze keer krijgen wij prachtige tekeningen van al de huizen van de Vrijdagmarkt met een korte beschrijving erbij. Welke Gentse heemkundige zou zo iets willen missen? Het boek kost 600 fr. en is zijn prijs ten volle waard. Te bekomen in alle goede boekhandels. Moest men moeilijkheden ondervinden, dan komt men nog altijd terecht bij de auteur : Schouwbroekstraat 65 te 9921 Vinderhoute. H.C. Wanneer dit nummer verschijnt zal waarschijnlijk ook het Jubileumboek "Over Sint-Lievens gesproken" juist verschenen zijn. Het boek vertelt over de evolutie van het 125-jaar oude College, dat aanvankelijk begon in de Koningstraat als het "Institut Saint-LiĂŠvin". Een boek vol herinneringen dat zeker een "must" is voor alle oud-leerlingen van dit college. Denk maar eens : 260 bladzijden, formaat 210 mm. x 297 mm. 300 foto's! Prijs: 1.100 fr. + 100 fr. verzendingskosten. Bedrag over te schrijven op de Rekening 890-0142660-04 van "Sint-Lievenscollege 125 jaar"- Gent. Wie verzendingskosten wil uitsparen kan het boek afhalen elke schooldag tussen 9 en 12 uur. Zilverenberg 1- Gent. H.C. Tijdens de Gentse Feesten 1991 verscheen het boek "Meerhem, toen en nu" van de auteurs Broeder Edesius BoeiTigter en Jan De Grauwe. Ergens zijn wij allen nog een weinig kind gebleven. Het is aldus een aangenaam verpozen, om de zeer talrijke illustraties eens rustig te bekijken. 381


De teksten zelf zijn een grondige voorbereiding voor een bezoek aan het rijkgevulde "Museum Meerhem" aan het Fratersplein nr. 9 te Gent, dat gratis toegankelijk is op zondag van 14u. tot 17u. en op aanvraag tijdens de weekdagen. Het boek brengt ons de uitgebreide geschiedenis van de achtereenvolgende bewoning en bedrijvigheid op deze plaats: 1) 1456-1584, de Fraters van de Derde Orde; 2) 1584-1783, de Kartuizers; 3) 1783-1797, kazerne, Chartreuse en militair hospitaal; 4) 1798-1814 fabriek en woonst van Lieven Bauwens; 5) 1814, onderhandelingen voor het tot standkomen van de Vrede van Gent (tussen Amerika en Engeland); 6) 1844-1946, de Broeders van SintJan de Deo; 7) van 1946 tot heden, de Broeders Hiëronymieten. Per onderwerp volgt er een museumcatalogus en in bijlagen wordt er telkens nog uitgeweid over nevenonderwerpen. Het boek telt 126 blz., meet 29,5 cm x 21 cm, bevat meer dan 200 afbeeldingen, en is te koop aan de prijs van 650 fr. in het Psychiatrisch Ziekenhuis en Revalidatiecentrum Sint-Jan de Deo, Fratersplein 9 te 9000 Gent, tel. 091/ 25.82.96, alwaar het "Museum Meerhem" gevestigd is. Het boek is aanwezig in ons Documentatiecentrum en kan ook daar aangekocht worden. Suzanne Janssens 12.8.1991

GENSCHE PRAOT Mandus Kalfijt was sedert e jäor koetsier bij de baronesse WaoterveugeL Hij hao vroeger altijd in 't zothuis gediend in mee en goeie rekomandaose van den dierecteur was 't hij bij de baronesse aanvird. De deze en häod er precies nie van te klaoge. Hij en hêe wel 't poer nie uitgevonde, zei ze ezûu; mäor veur pirdeknecht te spelen en moede ne zuust van de slimste nie zijn. Tege 't nieuwjäor was de baronesse ziek geworde, in ze dee Mandus roepe. - Jon gene, zei ze ezûu, 'k ben nie g'hîel wel, in 'k zal van dees jäor mijn visiete nie keuoen aflegge. Mee da ge koetsier zijt, kende ezûu en beetze al mijn vrienden in kennesse, newäor? - Van eige, Mevrêwe, zei Mandus. - Ahwêl, zei ze ezûu, zie da ge morge zonder fljte in al die meiosehen hulder brievebuzze en käorte gao steken; ge zul ze vinde bij 't meisse. Gäod het nie vergete? - Nîen ek, zulde Mevrêwe. 382


's Anderendaags dee ze Mandus roepe. - Ahwêl, Mandus, zei ze ezûu, hedde gedaon wa da 'k u gezeid hên? - Jao ek, zulde, mevrêwe. - In hêd er gîene vergete? vroeg ze. - Nîen, nîen ek, riept hij. - Tsin, zei ze, ge zij daor zûu zekers van. Hoevele waoren der? - Dertig, zei Mandus, zonder te pijnke. - G'hêt gij da zûu rap geteld, zei de baronesse. - Dat en es zûu moeilijk nie, mevrêwe, zei Mandus. Ter zijn toch twie-endertig kaorten in 't spel. Kijk, zeid hij, 'k hê nog pijken aos in koeke tiene over, dat en kan nie misse. De baronesse vloog haost van heur zelve. - Haost u dage wig zijt, riep ze. Hêet ne meinsch van ze leve g'hûurd of gezien? Da'k u hier binne tien menute nie mîer en vinde, riep ze; gij lîeleke grûute loken bijt! Mandus schoot al mee ne kîer in e katekolirre. - Wade, riept hij, binne tien menute wig? 'kEn blijve gîenen halve menuut in u kot nie mîer, baronesse van mijn kloefe; in Mandus was wig. 't Meisse zag d'hem lûupe. - Ahwêl, Mandus, riep ze; wa schilt er? - Laot mij verdomme g'rust, gij stomme kale, riept hij, 't es al u schuld. G'hêt zekers verkîerde kaorte gerîed geleid? Mee wie komde g'hulder lache? 'k Was nog beter in 't zothuis, daor vinde'k te minste meinsche die mij verstäon!

OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het O.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

383


AANVULLENDE LEDENLIJST 2693. Ramlot A., Renpaardlaan 18,9031 DRONGEN 2694. Ruppel D., Ganzendries 9, 9000 GENT 2695. Lybaert, Tervenen 98,9940 BRTVELDE 2696. Van De Wynkele R., Herdenkingswijk 6, 9820 MERELBEKE 2697. Delaruelle J., Vuurkruisenplein 9, 2020 ANTWERPEN 2698. Mw. De Braekeleer C., Dobbelslot 11,9000 GENT 2699. Uytterhaegen K., Karel Antheunisstraat 47, 9000 GENT 2700. Uyttersprot 0., Sint-Lievenslaan 238, 9000 GENT 2701. Mw. Dynoodt A., Bosdreef 52, 9080 LOCHRISTI 2702. Peeters J.-Fr., Gildestraat 6, 9000 GENT 2703. Desmet M., Hogeweg 190,9000 GENT 2704. Roelandts A., Spitaalpoortstraat 61, 9000 GENT 2705. Mw. Vanacker M., Galgenberg 29, 9000 GENT 2706. Schollaert A., Dikkelindestraat 160, 9032 WONDELGEM 2707. De Bruyker G., Nekkersputstraat 64, 9000 GENT 2708. Lemaitre L., Vriendschapsstraat 23, 9040 SINT-AMANDSBERG 2709. Acoe J., Sint-Theresiastraat 14, 9000 GENT 2710. Joos J., Land van Waaslaan 167,9040 SINT-AMANDSBERG 2711. Verhoene, Reep 41,9000 GENT 2712. Mw. Bruggeman M., Rechtstraat 63,9080 LOCHRISTI 2713. Van Ooteghem H., Europalaan 189, 9000 GENT 2714. De Graeve M., Snepkaai 8, 9000 GENT 2715. Vanden Daele M., Paul de Smet de Naeyerplein 1, 9000 GENT 2716. Dhooghe, Wazenaarstraat 38,9050 LEDEBERG 2717. Mw. Van Daele M.-Th., Jan Van Aelbroecklaan 56, 9050 GENTBRUGGE 2718. Smetryns A., Bonifantenstraat 3, 9000 GENT 2719. Kluyskens G., Drabstraat 45, 9000 GENT 2720. Schauvliege G., Kapellelaan 343, 1860 MEISE 2721. Vigneron M., rue de Bonne Portune 44, 7801 ATH 2722. Timmerman G., Hortensiastraat 115, 9000 GENT 2723. Van Bockstaele R., Drongenhof 6, 9000 GENT 2724. Leteliier M., Gezondheidstraat 55, 9000 GENT 2725. BekaertP., Voordelaan 13,9831 DEURLE 2726. Mw. De Ridder-Vaes Y., Uzerweglaan 74,9050 LEDEBERG 2727. Vanmelkebeke, Roskamstraat 79, 9820 MERELBEKE 2728. Baetens J., Sint-Jansvest 42, 9000 GENT 2729. Mw. Modaf Y., Proveniersterstraat 27, 9000 GENT 2730. Vandegehuchte M., Boeretang 204 bus 17,2400 MOL

384


INHOUD 1991 1. - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen : Grasbrug-Vleeshuisbrug - Aanvullende Iconografie der Gentse Bruggen - Inventaire Archéologique : Reuze Open Schoen van de Nering der Schoenmakers - Oaze k'ik hên den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs! (Vervolg) - Rooigem en de Brugse Poort te Gent (Vervolg en Slot) - Bibliografie - Gênsche Praot

2 9 11 12 42 53 56

2. -

Toen de Rode Haan ook te Gent kraaide Inventaire Archéologique: De Zoon die zijn Vader onthoofdt Het Kwartier van het "Blindeken" Oaze k'ik hên den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs! (Vervolg) Albert Baertsoen Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen: Zuivelbrug-Kromme Walbrug-Minnemeersbrug Oplossing Puzzel1990 Documentatiecentrum. Aanwinsten. Selectie Gentse onderwerpen Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot Aanvullende ledenlijst

58 77 79 86 94 99 108 113 116 117 119 120

3. - De Stadsuurwerken die vroeger in de Gentse straten stonden - Inventaire Archéologique : Lodewijk XVI-trapeinde, met medaillon van Broeder Come - "Onze Wijk" in 1900 - Jan Eebins (±1345-1412), metselaar, beeldhouwer, architect en landmeter - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen : De St-Jorisbrug - Oaze k'ik hên den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs! (Vervolg) Nog meer persoonlijke getuigenissen van primussen - Documentatiecentrum: Werking 1990 - Bibliografie - Vraag en Antwoord - Gênsche Präot 385

122 129 132 142 160 166 183 185 186 187


4. - "Onze Wijk" rond 1900 (Vervolg en slot) - Inventaire Archéologique : De Put van de St-Baafsabdij - Lijst van de straten met een persoonsnaam. Stad Gent. -Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen: Hoofdbrug-LievebrugAcademiebrug - Oaze k'ik hên den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs! (Vervolg en slot) - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Bibliografie - Gênsche Praot

190 205 208 224 231 249 252 254 256

5. - Toen de wegenwerken op de Poel en Sint-Miebielsplein een stuk verleden blootlegden - Inventaire Archéologique : Portret van Maria-Theresia, gezegd "met het kanten kleed" - Buurtbewoners uit het "Blindeken" en omliggende in 1920-1930 - Leon De Smet - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen: St-AntoniusbrugRabotbrug - Een beeitse Gêns - Gebuurtefeesten op de Muide rond 1930 - Bibliografie - De Gentsche Koetsier - Vraag en Antwoord - Gênsche Praot

258 276 278 288 293 297 308 315 317 319 319

6. - Gentse praalstoeten te Water - Inventaire Archéologique : Grafplaat in gedreven messing van Margareta sBrunen, weduwe van Willem Wenemaer - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Verbindingsvaartbrug-Won delgembrug - Buurtbewoners uit het "Blindeken" in 1920-1930 (Vervolg en slot) - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge - Puzzel1991 - Oudheidkundig Nieuws : Het Klooster van Deinze, sedert 1793 Krijgsgasthuis - Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Bibliografie - Gênsche Praot - Aanvullende ledenlijst - Inhoud 1991 386

323 335 337 346 357 361 365 368 371 377 380 382 384 385


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.