Machelen Sint-Sebastiaansgilde (<1600 â&#x20AC; 1924) Volkskunde Vroeger kende Machelen enkele bloeiende schuttersgilden, o.a. de Sint-Sebastiaansgilde, waarvan nog een gildevlag uit de 16de eeuw op het gemeentehuis berust. Ze werd in 1921 ontbonden met als laatste voorzitter G. Panneels. De laatste wip stond aan de Kerklaan, ongeveer op de plaats waar thans het Viruscentrum is gebouwd. Machelen kent hedendaags nog een uitgebreid muziekleven. In 1865 werd het "Genootschap Fanfaren van Machelen" opgericht, dat in 1900 tot harmonie werd omgevormd en dat we nu kennen als Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia. Zeer actieve onderafdelingen kwamen in haar schoot tot stand o.m. de toneelafdeling "Broedermin " (1872), later betiteld als "Vondelkring" (1896), verder nog de "Dansende Meisjes" en de vrouwenafdeling "Euterpe". Een tweede muziekmaatschappij is de Koninklijke Fanfare Gevaertkring, die gegroeid was uit de voormalige vereniging "Nut en Vermaak" in het lokaal Rampelberg, begin van vorige eeuw. Enkele leden beslisten een nieuwe fanfare te stichten, die op 4 april 1909 tot stand kwam als "Gevaertkring" en in 1951 de titel van "Koninklijke" verwierf. Een tweede toneelkring is "Comoedia", opgericht in 1945 en die nog elk jaar voor cultureel volksvermaak instaat. Tenslotte bezit Machelen ook nog sinds 1968 een "Uilenspiegelkoor", dat zich op gebied van zanguitvoeringen verdienstelijk maakt. De paasdagen in Diegem staan tot op vandaag in het teken van de verering van Sint-Kornelius, "patroon tegen de kinderstuipen, jicht, vallende ziekte, sijskens, lammenadigheid en kinkhoest". Misschien is het dankzij deze "broodwinner" dat de bouw van een rijzige torenspits mogelijk gemaakt werd. De afhankelijkheid van de abdij van Cornelimunster had sinds de 12de eeuw de H. Kornelius als kerkpatroon te Diegem ingevoerd. In 1462 was er sprake van een broederschap van Sint-Kornelius, die honderden inschrijvingen kende in de loop der volgende eeuwen. Er had destijds een feestelijke Ommeganc plaats, waaraan deelgenomen werd door speellieden en trompetters uit Brussel en vele Brabantse gilden (1543). Onder pastoor Willem van Pede (1614-39) werd H. Katarina als kerkpatrones ingevoerd, zodat we vandaag nog altijd spreken van de Sint-Katarinakerk. De bedevaarten verwijzen naar Sint-Kornelius, de tweede kerkpatroon. De volledige begankenis was volgens de volksmening niet zo simpel. Men moest al biddend eerst driemaal buiten, dan driemaal binnen de kerk rondgaan, de plechtige mis bijwonen, de relikwie vereren, zijn offergeld storten in de schaal of offerblok en de zieke of de ganse familie laten inschrijven in het register van de broederschap. Bovendien moest men de belofte doen een novene te houden en gedurende die 9 dagen van het gewijd water te drinken, dat men meegenomen had uit Sint-Korneliusborre. Het eerste gedeelte van deze gewoonten is tot op heden blijven voortbestaan. Eeuwenlang was de toevloed van bedevaarders zo groot, dat men voor overnachting diende te zorgen. Daartoe werd de bovenverdieping van het zuiderportaal van de kerk tot "pelgrimskamer" aangewend. Binnenin de kerk ziet men nog een deur, vijf meter boven de begane grond, waarlangs men met een ladder de kamer kon bereiken. De gewoonte om levende dieren te offeren, verplichtte de pastoor er ook iets op te vinden. Naast de doopkapel werd daarom een kippenhok gebouwd, aan de binnenkant afgesloten met een schuifdeurtje. Daar werden de geofferde duiven, kippen en konijnen doorheen geschoven om na de mis bij opbod te worden verkocht. Dat gebeurde voor het laatst in 1960. De Sint-Korneliusprocessie, die sinds enkele jaren in onbruik was geraakt, ging vanaf 1984 met Pasen toch weer opnieuw uit. De aloude Sint-Korneliusbedevaart houdt nog stand onder de benaming "Pasen-Diegem" en
trekt nog elk jaar honderden bezoekers op paasmaandag. De Diegemnaars zelf gaan traditiegetrouw hun patroonheilige vereren op de navolgende dinsdag. In hun geheel genomen, vormen deze kerkelijke hoogdagen van weleer in de huidige tijd een reusachtige kermis .
http://www.machelen.be/nl/content/44/volkskunde.html