SCHUTTERSBRIEF Onregelmatig maar frequent verschijnend e-magazine als ideeënbus, discussieforum, actieprogram en informatieblad voor het schutterijwezen in het Nederlandstalige gebied van de EGS Nummer 9 – Maastricht, woensdag 9 februari 2005 REDACTIE Bezoekadres: SB-redactie, p/a Franciscus Romanusweg 6-B, 6221 AE Maastricht Telefoon (met voicemail): 043 - 325 76 62; vanuit het buitenland: 00.31.43.325 76 62 Mobiel: 06.42 58 70 04 Fax : (00.31) (0)43.310 04 06 E-mail: redactie@schuttersbrief.nl Voorlopige bankrekening binnenland: 85 88 27 298 t.n.v. Alfred Disch te Maastricht Voorlopige bankrekening buitenland IBAN-code: NL86SNSBO - 85 88 27 298; BIC-code: SNSBNL2A ten name van / auf den Namen von / au nom de / in the name of: Alfred Disch, NL - 6221 AE Maastricht
Redacteurs: 1) Alfred Disch; 2) vacature(s).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------INHOUD Was het Luikse Mandement (1577) van belang voor het schutterijwezen? Zie blz. 320-324 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------COLOFON De Schuttersbrief (SB) verschijnt sinds 19 juni 2004 en is een uitgave van de SB-stichting i.o. De SB wordt gratis verstrekt: zie de verzendlijst op de voorlaatste pagina van SB-nummer 8. Met de SB worden bij tijd en wijle de zogeheten ‘SB-Bijlagen. Werkdocumenten voor het schutterswezen’ meegezonden. De SB-Bijlagen verschijnen ten minste tweemaal per jaar. Wilt U ook GRATIS en RECHTSTREEKS de SB en de SB-Bijlagen ontvangen? Laat dit dan m.v.v. Uw volledige naam, Uw woonadres en Uw telefoonnummer weten aan: redactie@schuttersbrief.nl. Daar de aan de uitgave van de SB-nummers en SB-Bijlagen verbonden kosten vooralsnog gehéél worden betaald uit particuliere middelen, verzoekt de redactie U om een vrijwillige bijdrage o.v.v. ‘Donatie’ te storten op de hierboven vermelde (voorlopige) bankrekening van de SB-redactie. Voor Uw zéér gewaardeerde gift, hoe gering ook, zegt de redactie U bij voorbaat hartelijk dank! De Schuttersbrief heeft een doorlopende paginering. Veelgebruikte afkortingen worden verklaard op de laatste pagina van SB-nummer 8. U mag - om o.a. auteursrechtelijke redenen - uitsluitend voor eigen persoonlijk gebruik de SB uitprinten, echter niet (!) ten behoeve van derden. Oude nummers van de digitale Schuttersbrief kunnen te allen tijde bij de redacrtie worden opgevraagd. Geprinte maandedities (incl. eventuele SB-Bijlagen), uitgebreid met o.a. inhoudsopgave en trefwoordenlijst alsmede voorzien van een speciale omslag en rugband, zijn te verkrijgen door overmaking vooraf van 5 euro per exemplaar (incl. porto) naar de bankrekening van de SB-redactie. Jaarabonnement: 30 euro. Digitale en schriftelijke post ter publicatie in de Schuttersbrief wordt naar onderwerp gerubriceerd en vervolgens in logische volgorde opgenomen in de betreffende SB-rubriek. Wilt U óók Uw eigen berichten opgenomen zien in de SB, gelieve dan per brief of per e-mail steeds slechts één onderwerp te behandelen. Dat vergemakkelijkt aanzienlijk de rubricering van de correspondentie in de SB. In principe worden alle ingekomen brieven en e-mails geplaatst, ook indien ze van dezelfde persoon en van dezelfde datum zijn. Bovendien wordt voor elk nieuw aangedragen onderwerp een nieuwe rubriek in de SB geopend. © Copyright: SB-stichting (i.o.), Maastricht MMIV -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 9
9 februari 2005
1
319
CORRESPONDENTIE inzake ‘Het Luikse Mandement van 27 november 1577’ (1) VAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen, internetedacteur van de Broederschap Sint-Sebastianus te Klimmen Klimmen (Lb.), 4 januari 2004 Geachte Heer Disch, In 1577 heeft Gerard van Groesbeek, bisschop van Luik, een herderlijk schrijven (verordening) uitgevaardigd waarin hij opriep om in ieder dorp en stad een gewapende eenheid te vormen om de gemeenschap te beschermen. (Schuttersboek Buchten, Louis Houben, pagina 22-23). Het komt op mij over, alsof Louis Houben deze verordening als basis voor het ontstaan van schutterijen gebruikt. En dat hij dus min of meer zegt, dat deze verordening er de reden voor is dat er (zoveel) schutterijen opgericht werden. Mijn vraag aan U is, waar kan ik meer informatie vinden over deze verordening en was deze verordening werkelijk zo belangrijk voor het ontstaan van schutterijen? Voor op het platteland wil ik dat wel geloven, maar ik neem aan dat de (meeste) steden in 1577 al (lang) een schutterij / weerbaarheidsvereniging hadden. Met vriendelijke groet, Mathy Leunissen.
AAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen Maastricht, 6 januari 2004 Beste Mathy, Je haalt in jouw mailing een aantal zaken aan die ongetwijfeld de interesse hebben van heel wat schutterijonderzoekers, met name van die in de Belgische provincies Limburg en Luik alsmede in de Nederlandse provincie Limburg. Laat ik - voor alle duidelijkheid - vooropstellen, dat anno 1577 alle (!) toenmalige steden in Belgisch én Nederlands Limburg (tezamen om en nabij 28 steden, d.w.z. qua aantal ongeveer gelijkelijk verdeeld over de beide provincies) alsmede in het Luikerland zonder uitzondering (!) één en meestal méér dan één schutterij (schuttersgilde) hadden. Dat zelfde - één of méér dan één - gold eveneens voor de vele tientallen ‘halfsteden’ (doorgaans ‘vrijheden’ genoemd) en grotere dorpen. En óók de kleinere dorpen - zeker als het om kerkdorpjes ging - konden doorgaans prat gaan op een eigen schutterij. Een en ander kun je - althans wat betreft Nederlands Limburg nagaan in de onlangs door mij opgestelde en uitgegeven topografische overzichtslijst, verschenen als deel 1 in de reeks SB-Bijlagen. [Een soortgelijke overzichtslijst betreffende Belgisch Limburg zal binnenkort tevens het licht zien. En wat later zullen van diverse andere provincies in Nederland en Vlaams België eveneens topografische overzichtslijsten van mijn hand verschijnen.]. Kortom, ten tijde van Gerard van Groesbeek, prins-bisschop van Luik (15651580), was de Maasstreek - zowel in de steden als op het platteland - vergeven van schutterijen (schuttersgilden). -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
320
9 februari 2005
2
Schuttersbrief - nummer 9
Maar, zo kun je je afvragen: als er ten tijde van Gerard van Groesbeek reeds zoveel schutterijen waren, waarom heeft de Luikse prins-bisschop dan op 27 november van het jaar 1577 nog eens een zogeheten ‘mandement’ (= inderdaad, zoals je meldt: een ‘verordening’) uitgevaardigd waarin hij de totstandkoming beveelt van gewapende eenheden van overheidswege ter bescherming van de gemeenschap in zijn vorstendom? En vervolgvragen als de navolgende die je daarbij kunt stellen (en jij doet dat, overigens zéér terecht), luiden dan: zijn er als gevolg van het Luikse Mandement van 27.11.1577 werkelijk veel schutterijen (schuttersgilden) opgericht en waar zoal is er - naast hetgeen de amateur-historicus Louis Houben* reeds zelf meldt - nog méér informatie te vinden over het onderhavige mandement? Mede in verband met het gestelde in de vorige alinea maak je bovendien de opmerking, dat het bij jou overkomt ‘alsof Louis Houben’ het Luikse Mandement van 27.11.1577 ‘als basis voor het ontstaan van schutterijen gebruikt. En dat hij dus min of meer zegt, dat deze verordening er de reden voor is dat er (zoveel) schutterijen opgericht werden.’ Maar - zo vraag ik me af - is die opmerking van jou wel helemaal juist? Louis Houben schrijft op pagina 22 van zijn boek: er ‘ontstonden - tijdens de latere middeleeuwen [lees: tijdens de periode ca. 1400 - ca. 1500] - in navolging der steden ook her en der ten plattelande de eerste geregelde schuttersgilden.’ En op pagina 23: ‘Omdat deze brief [lees: het Mandement] op vele dorpen vrijwel zeker de directe aanleiding zal zijn geweest tot het nemen van een positieve beslissing inzake het oprichten van een patrouilledienst of weerstandsgroep - waaruit nadien stellig vele schutterijen zijn voortgekomen - is het alleszins zinvol om bedoeld mandement onderstaand in zijn geheel en in zijn originele middeleeuwse [lees: ‘Middelnederlandse’] taalzetting weer te geven.’ Houben geeft dan vervolgens de letterlijke weergave van het Mandement (blz. 23-26). En direct daarna vervolgt hij zijn eigen tekst met de woorden: ‘Door dit schrijven verkregen de schutterijen die reeds uit noodweer her en der ontstaan zijn, nu een officiële erkenning. Thans werden ingevolge dit mandement, dat de bevolking niet alleen machtigde doch daarenboven uitdrukkelijk aanspoorde c.q. opdroeg zelf hun [lees: haar] verweer te organiseren, nagenoeg op alle kerspels [= hier: parochies, kerkdorpen, al kan in een ander verband het woord ‘kerspel’ ook stadswijk betekenen!] verdedigingsgroepen opgericht. Deze burgerwachten - ook wel “rotgesellen” genoemd - stonden onder plaatselijke afdeling van een kapitein (…). Met zekerheid zijn deze civiel-militaire groeperingen op veel dorpen de directe voorlopers geweest van de plaatselijke schutterijen en stammen diverse verenigingen rechtstreeks af van deze formaties van “Huyslieden(s)”, zoals zij destijds genoemd werden. Vooral in het land van Loon [lees: het huidige Belgisch Limburg, waarvan de Luikse prins-bisschop tot 1794 landsheer was] hebben deze afweerorganisaties een voorname rol gespeeld bij de bestrijding van zwervende benden en de afweer van vreemde troepen’. Wat beweert Louis Houben hier nu precies? Ten eerste: dat er op het Limburgse platteland aan het eind der Middeleeuwen - in navolging van de steden - schutterijen (schuttersgilden) zijn ontstaan. Die bewering van Houben is mijns inziens helemaal correct. Niet helemaal eens ben ik het met Houben, waar hij tot tweemaal toe met ‘her en der’ lijkt te bedoelen: ‘slechts hier en daar’. Mijns inziens zijn namelijk niet alleen in de 15de eeuw, dus na 1400 en vóór 1501, nogal wat (!) dorpsschutterijen opgericht (en misschien een paar zelfs al aan het eind van de 14de eeuw, d.w.z. vlak vóór 1401), maar ook tijdens de eerste helft en het derde kwart van de 16de eeuw, m.a.w. ná 1500 en vóór 1576! Onduidelijk vind ik de passage, waar Houben het heeft over ‘de schutterijen die reeds uit noodweer her en der ontstaan zijn’. Bedoelt hij daarmee alle lang en kort vóór 27.11.1577 gestichte dorpsschutterijen? Hoe het ook zij, de bewering dat die schutterijen pas met het Luikse Mandement van 1577 een officiële erkenning hebben gekregen, is pertinent onjuist! Immers, elke schuttersgilde kon uitsluitend met uitdrukkelijke en nadrukkelijke toestemming van de -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 9
9 februari 2005
3
321
landsheer (= bijv. de Luikse prins-bisschop, de Brabantse hertog), van de plaatselijk gebiedende heer (= bijv. de kasteelheer) dan wel van de namens dat hoge gezag opererende schout (eventueel tezamen met het plaatselijke dorpsbestuur) worden opgericht. Die uitdrukkelijke en nadrukkelijke toestemming uitte zich dan in de vorm van een caerte (= kaart, reglement), waaraan ook andere namen konden worden gegeven, zoals: octrooi, vrijbrief, keur, charter, privilegebrief, ordonnantie. Wat dát betreft, veranderde óók ná de verschijning van het Mandement totaal niks: de van geval tot geval door de overheid te verstrekken caerte bleef tot aan de komst van de Fransen in 1794 een conditio sine qua non, dus een noodzakelijke voorwaarde voor het (voort)bestaan van elke schuttersgilde! Een volgende interessante bewering is, dat het Mandement - aldus Louis Houben - op ‘alle dorpen’ zou hebben geleid tot de vorming van ‘civiel-militaire groepen’ in de zin van patrouilles, weerstandsgroepen, verdedigingsgroepen, burgerwachten, rotgezellen oftewel formaties van huislieden. Of Houben met die bewering het bij het rechte eind heeft? Ik vermoed, dat hij daarin slechts deels gelijk heeft: de door Houben genoemde vormen van bescherming qua mankracht en qua infrastructuur waren er ten plattelande reeds vóór 1577. Doch die voorzieningen waren gelet op de toenmalige bijzonder ongunstige tijd - zeker niet overal op het platteland in voldoende mate aanwezig. De Luikse prins-bisschop heeft met zijn Mandement (over de precieze inhoud kom ik zo meteen nog nader te spreken) hoe dan ook de bestaande regels met name ten behoeve van de plattelandsbevolking maar eens op een rijtje gezet en, waar nodig, behoorlijk aangescherpt. In zekere zin is het curieus, dat Houben nergens beweert dat het Mandement onmiddellijk heeft geleid tot oprichting van schutterijen. Mij is trouwens welgeteld één geval bekend waarbij Gerard van Groesbeek na de verschijning van zijn Mandement rechtstreeks betrokken geweest is bij de totstandkoming van een schutterij en dan ook nog ‘alleen maar’ van een stedelijke, t.w. een kolveniersgilde in het Waalse stadje Visé (Wezet), vlak bij de hoofdstad Luik. Uit iets latere tijd, met name ten tijde van Van Groesbeeks directe opvolger Ernest van Beieren (1580-1612), zijn meer gevallen bekend van prins-bisschoppelijke bemoeienissen bij het wel en wee van het schutterijwezen. Des te merkwaardiger is het, dat Louis Houben wél beweert dat het Mandement indirect heeft geleid tot het stichten van dorpsschutterijen en zelfs van ‘stellig vele’ (blz. 23). Die zouden dan allemaal - althans volgens Houben - zijn voortgekomen uit de eerder hierboven door hem bedoelde ‘civiel-militaire groeperingen’ (blz. 26). Maar een bewijs daarvan levert Houben in het geheel niet! Bovendien wekt Houben sterk de indruk, als zou in staatsrechtelijke zin de Luikse prins-bisschop het voor het zeggen hebben gehad in het ganse gebied van wat nu Belgisch en Nederlands Limburg en de provincie Luik heet. Men vergete echter niet, dat de beide Limburgen (en vooral het tegenwoordig Nederlandse deel daarvan) alsmede de provincie Luik destijds een staatkundige lappendeken vormden: het toenmalige, sterk verbrokkelde gebied bestond uit vele tientallen staten en staatjes! En één daarvan was het prinsbisdom Luik, dat in omvang ook nog aanzienlijk kleiner was dan het bisdom Luik, zijnde het kerkrechtelijke territorium waarvan kort tevoren (1559/1561) betrekkelijk grote delen waren afgesplitst ten behoeve van de nieuwe bisdommen Namen (helemaal in het zuiden van Wallonië) en Roermond (helemaal in het noorden van de Maasstreek). Het Luikse Mandement van 27.11.1577 heeft, naar mijn mening, zeker niet - zoals Louis Houben beweert of suggereert - een enorme (indirecte) invloed gehad op de toenmalige ontwikkeling van het Limburgse schutterijwezen en van dat in de landstreek Ardennen. Trouwens, nergens in het Mandement wordt ook maar met één woord gerept over het schuttersgildenwezen. Want waar ging het in het Mandement eigenlijk om? In de aanhef van het Mandement maakt de Luikse prins-bisschop Gerard van Groesbeek melding van de ernstige overlast die oorlogsvolk, landlopers en anderen veroorzaakten aan de plaatselijke bevolking in alle oorden en hoeken van het vorstendom [lees: op het platteland in het prins-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
322
9 februari 2005
4
Schuttersbrief - nummer 9
bisdom] en wel in zulke mate dat de bewoners op de vlucht werden gedreven of op het punt stonden om de vlucht te nemen. En dat alles niettegenstaande eerder door de prins-bisschop getroffen veiligheidsmaategelen en terzake aan lokale en regionale overheden verstrekte instructies. Daarom én in het verlengde van waartoe op grotere schaal - nl. in het kader van overleg binnen ‘den heyligen rycx’, d.i. het ‘Heilige Romeinse Rijk van Duitse Natie’, waarvan het prinsbisdom Luik tot 1794 deel heeft uitgemaakt - bereids besloten was, zag de Luikse prinsbisschop zich genoodzaakt tot het nemen van de navolgende besluiten. Te weten: 01) alle hoge ambtenaren, edellieden, vazallen en overige aan de prins-bisschop onderhorige magistraten dienen binnen 8 (acht) dagen na verschijning van het Mandement een wapenschouw te houden onder de weerbare bevolking in hun rechtsgebied; nalatige onderdanen worden beboet en armlastige inwoners krijgen wapenuitrusting en wapens voor rekening van de plaatselijke gemeenschap; 02) de voormelde gezagsdragers dienen ervoor te zorgen dat bekwame personen worden aangesteld in de functie van kapitein, hopman, vaandeldrager, enz., en daarover te rapporteren aan de prins-bisschop; 03) elk dorp, elke heerlijkheid dient te beschikken over een wapenarsenaal, onder te brengen in de kerk, het gerechtsgebouw of een ander geschikt pand, alwaar de inwoners hun wapentuig kunnen opslaan; 04) alle weerbare mannen dienen bij het eerste alarm (door klokkengelui aangegeven) zich te verzamelen en de bevelhebber gehoorzaam te volgen; ingeval van uittrekken bij duisternis en voor langer verblijf buiten het dorp hebben de manschappen recht op een redelijke vergoeding; 05) op elk dorp dient een dag- en nachtwacht post te vatten in de kerktoren ter voorkoming van plotse aanvallen door oorlogsvolk, landlopers en wat dies meer zij; 06) om dezelfde reden dienen alle parochies, gasthuizen e.d. hun kostbare bezittingen en waardevolle documenten in veiligheid te brengen binnen de omwalling van de meest nabije stad; 07) inwoners wordt dringend aangeraden om in tijden van gevaar het graan meteen te dorsen en hun huisraad tezamen met het gedorste graan naar de dichtstbijgelegen stad te brengen; 08) de voormelde gezagsdragers moeten het Mandement onmiddellijk in hun rechtsgebied bekendmaken en ten uitvoer leggen, op straffe van schadeloosstelling en van een boete van [tekstdeel is weggevallen; vermoedelijk heeft hier het cijfer 1 gestaan] goudgulden; 09) elke weerbare man dient gevolg te geven aan het gestelde in het Mandement, op straffe van een boete van 10 goudgulden; 10) van de betekening van het Mandement moeten de voormelde gezagsdragers binnen 10 dagen de prins-bisschop in kennis stellen, op straffe van eerdergenoemde geldboete. ‘Gegeven in onse stadt Luyck, onder onsen naem ende zegel secreet, den 27ten dach van november 1577.’ Uit het vorenstaande blijkt overduidelijk, dat op het punt van openbare veiligheid de zorg van de prins-bisschop vóór alles uitging naar het platteland. Dáár waren anno 1577 de veiligheidsvoorzieningen in organisatorische zin (denk hierbij o.a. aan de plaatselijke schout en zijn rakkers, aan reeds bestaande schutterijen, enz.) en in infrastructurele zin (denk hierbij aan o.m. al aanwezige schuilschansen, valderens e.d.) kennelijk nog verre van optimaal. De (ommuurde!) steden achtte de prins-bisschop daarentegen redelijk veilig. Immers, hij raadde de rurale bevolking niet voor niets aan om in voorkomende gevallen van hoogste gevaar de wijk naar de meest nabije stad te nemen! Het Mandement zal dan ook niet zozeer bedoeld zijn geweest voor de urbane bevolking, al sluit ik niet op voorhand uit dat het Mandement tevens aan alle steden binnen het vorstendom ter kennis zal zijn gebracht. En wellicht óók aan de dorpen die niet in het Luikse prinsbisdom lagen maar wél binnen de grenzen van het gelijknamige bisdom. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 9
9 februari 2005
5
323
Overigens luidt de letterlijke titel van het Mandement: Mandement organisant un service de patrouilles pour la poursuite des vagabonds [= Verordening inzake de organisatie van een patrouilledienst ter achtervolging van de vagabonden.]. Houben vertaalt ‘Mandement’ met ‘Herderlijk schrijven’, m.i. een ietwat ongelukkige vertaling, daar Gerard van Groesbeek hier niet zozeer optreedt in zijn hoedanigheid van bisschop maar als prins-bisschop van Luik. Beste Mathy, resteert nog de beantwoording van jouw vraag waar in de archieven en/of publicaties nadere gegevens te vinden zijn over het hierboven besproken Luikse Mandement van 27 november 1577. Ik kan dienaangaande tamelijk kort van stof zijn. Houben zelf (blz. 26) vermeldt, dat hij de tekst van het Mandement ontleend heeft aan de navolgende bron, t.w.: Archives du conseil privé, dépêches, K 28, fol. 163 vº. En hij geeft daarbij als vertaling in het Nederlands: Archieven van de geheime raad, ambtelijke mededeling, K 28, fol. 163 vº. In de eindnoot 14 op blz. 156 van zijn boek laat hij weten, dat hij de tekst van die ‘Archives du conseil privé’ heeft overgenomen uit: Recueil des ordonnances de la principauté de Liège. Deuxième série 1507-1684. Premier volume, contenamt les ordonnances du 18 février 1507 à décembre 1580 [= Verzameling van de verordeningen van het vorstendom Luik. Tweede reeks: 1507-1684. Deel 1: de verordeningen vanaf 18 februari 1507 tot december 1580]. Op blz. 181 van Houbens boek blijkt dan, dat het bewuste Deel 1 is uitgegeven te Brussel in 1869. Vele jaren geleden heb ik de complete (?) - in elk geval ettelijke boekdelen omvattende ‘Recueil’ in de Stadsbibliotheek Maastricht geraadpleegd. Maar zelfs met de hulp van bibliothecaris Piet Wetzels kon ik de tekst van het Mandement niet vinden! Als ik het mij nog goed herinner, heeft een zekere L. Polain de ‘Recueil’ samengesteld. Overigens denk ik, dat de originele archiefbescheiden waaraan dus auteur Polain op zijn beurt de gegevens heeft ontleend, zich zullen bevinden in het kerkelijk archief te Luik. In Nederlandstalige boeken en tijdschriften zul je - naar ik vermoed - vrij weinig tot niets vermeld vinden over het Luikse Mandement van 1577. Zelf kan ik mij niet herinneren, dat ik ooit ergens zelfs maar een korte bespreking van het onderhavige Mandement ben tegengekomen. Héél misschien - maar nu gis ik even - dat de veelschrijver Joseph Habets en dan met name in zijn bekende meerdelige naslagwerk betreffende de geschiedenis van het bisdom Roermond en van de bisdommen die daaraan voorafgingen (Luik, Maastricht, Tongeren), het nodige over het onderhavige Mandement weet te vertellen. Hoe dan ook, in de bestaande Limburgse vakliteratuur over het schutterijwezen ben ik niks over het Mandement tegengekomen. [Eigenlijk mag je dit laatste tevens beschouwen als een verkapt compliment van mij aan het adres van de amateur-historicus Louis Houben, die toch maar eventjes als eerste of als een van de eerste onderzoekers gewezen heeft op het bestaan van het zeker niet geheel zonder enig belang voor het voormalige schutterijwezen in onze contreien zijnde Mandement van 1577! En óók als een verkapt compliment aan jouzelf als aankomend schutterijhistoricus: héél goed van je om nog eens te wijzen op de betreffende passages bij Houben!]. Het spijt me zéér, dat ik je niets kan vertellen over eventuele archiefbescheiden en/of publicaties die verdere gegevens verstrekken over het Luikse Mandement van 27 november 1577. Misschien, dat iemand onder de SB-lezers ons in deze aangelegenheid nader kan informeren? *) L Houben: Schuttersboek Buchten. [Titelpagina: Schuttersboek Buchten. Gedenkboek honderd jaar Schutterij St.Joseph Buchten 1882-1982, waarin tevens opgenomen een summiere retrospectieve beschouwing betreffende het schutterswezen in het algemeen]. Buchten 1983. Zie meer speciaal blz. 23-26, 156 en 181.
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
324
9 februari 2005
6
Schuttersbrief - nummer 9