SCHUTTERSBRIEF Aperiodiek maar frequent verschijnend e-magazine als ideeënbus, discussieforum, actieprogram en informatiebulletin voor het schutterijwezen in het Nederlandstalige gebied van de EGS Nummer 93 – Maastricht, dinsdag 31 juli 2012
REDACTIE Hoofdredacteur: Alfred Disch; telefoon (met voicemail): 00.31.(0)43 - 325 76 62; skype: Alfred.Disch; e-mail: alfred.disch@gmail.com Voor de overige redactionele gegevens zie de achterpagina van dit SB-nummer -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
INHOUDSOPGAVE Redactie, Inhoudsopgave en Internet………………………………………………………………………...blz. 1983 Van de redactie (17). Op naar de honderd! …………………………………………………………………blz. 1984 De St.-Andreasschutterijen (1). Welke waren er en welke zijn er nog in Nederland? ………………...blz. 1985-1987 Het gaaischieten (1). Het schieten ‘sur la perche à la herse’…………………………………………blz. 1988-1995 De haan en het schutterijwezen (1). Inleiding. [Vlaams kinderboek]. [Haanschieten bij de Hellenen]……...blz. 1996-1997 Keizers- en koningsuniformen (1). Een voorstel……………………………………………………….blz. 1998-1999 Koningsplaten (1). Waar, hoe en wanneer ontstonden ze? ……………………………………………blz. 2000-2001 De Koninklijke Erepenning (1) ………………………………………………………………………...blz. 2002-2003 Muziek en schutterijen (1)……………………………………………………………………………...blz. 2004-2005 Nepschutterijen (1). [De Sjoemelaere te Ransdaal (LB)]. Nog méér (soorten) nepschutterijen……….blz. 2006-2007 De Oranjes en het schutterijwezen (1). Inleiding. Koning Willem III…………………………………..blz. 2008-2009 De pijl-en-boog (1). Het traceren van een prehistorische afbeelding………………………………………..blz. 2010 De rat en het schutterijwezen (1). De folklore van het schieten op een levende rat te Zaffelare (OVL)……..blz. 2011 De schietspelen vóór 1794. Algemeen (1). Inleiding…………………………………………………...blz. 2012-2013 Verdwenen woonplaatsen in Nederland en hun schutterijen (1)……………………………………….blz. 2014-2017 Keizersuniformen (2). Hoe zagen de eerste schutterskeizersuniformen eruit?………………………………blz. 2018 Het schutterijwezen in de gemeente Gent (OVL), vroeger en nu (2). [De Ware Vrienden]Vervolg ………blz. 2019-2022 De duif en het schutterijwezen (3). [Ging duif(schieten) wel vooraf aan papegaai(schieten)?]Vervolg 2………..blz. 2023 Het duifschieten in de Grijze Oudheid en Klassieke Oudheid (3). [Vergilius]Vervolg 2………………….blz. 2024-2025 Het schutterijwezen in de gemeente Roerdalen (LB), vroeger en nu (3). Vlodrop-StationVervolg 2……...blz. 2026-2027 Het duifschieten in de Grijze Oudheid en Klassieke Oudheid (4). De Griekse dichter Homerus……...blz. 2028-2029 Het predicaat ‘Koninklijk’ (15). De oudst bestaande koninklijke schutterij Vervolg 3…………………………blz. 2030 Vraag en antwoord; vraag en aanbod (27). Inzake een fotokaart met vermelding ‘St.Joris MCDXV’………..blz. 2031 Colofon en Redactieadres…………………………………………………………………………………….blz. 2032 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
INTERNET Websites: www.sb-stichting.nl (bestuur); www.schuttersbrief.nl (SB)
De SB is ook te lezen op de website van de Europese Gemeenschap van historische Schutters (EGS): www.e-g-s.eu of www.egs-schuetzen.com => Schuttersbrief [= Schützenbrief = Gazety Strzelcow]. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
© Copyright: SB-stichting (i.o.), Maastricht MMIV ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
1
Blz. 1983
VAN DE REDACTIE (17) Vervolg op SB 90, blz. 1933
Op naar de honderd! Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 31 juli 2012
Neen, de honderd (in levensjaren) zal ik waarschijnlijk niet halen. Daarvoor liet mijn gezondheid de laatste tijd zéér te wensen over. De nasleep van een opgelopen herseninfarct en ook nog het oplopen van een suikerziekte (diabetes mellitus type II) waren en zijn in dezen de grote boosdoeners. Het streven om het record binnen de eigen familie (94 jaar!) te breken zit - naar het thans laat aanzien - voor mijn persoontje er kennelijk niet (meer) in. Wat zich wél laat aanzien, is dat mijn verlangen om ten minste de 100ste editie van de Schuttersbrief (SB) dit of volgend jaar te halen alleszins wél tot de reële mogelijkheden behoort. Dus, in alle optimisme: Op naar de honderd (SB’s)! Hoe broos het leven van een e-magazine-redactie kan zijn, leerde mij de afgelopen tijd dat de SB helaas niet kon verschijnen. Onder normale omstandigheden had iemand anders natuurlijk mijn werkzaamheden als hoofdredacteur tijdelijk of blijvend kunnen overnemen. Echter: hoe vaak heb ik publiekelijk niet vergeefs de verzuchting geslaakt dat ik dolgraag het stokje zou willen overdragen aan iemand anders en dat ik voortaan enkel als ‘gewoon’ redacteur (d.w.z. als schrijver-onderzoeker) aan de SB verbonden wilde blijven. Vind maar eens een opvolger! Drie, in mijn ogen serieuze kandidaten voor het SB-hoofdredacteurschap dienden achtereenvolgens in de loop der jaren zich aan. Driemaal ook moest ik hun voortijdige vertrek (om zeer uiteenlopende redenen) meemaken. Voor wie weet dat ik half digibeet ben en allang blij wanneer ik ’n enkel e-mailtje met bijlage probleemloos kan verzenden, zal zich kunnen voorstellen hoe ontredderd ik mij voelde. Hoe dan ook, de uitgave van de SB in haar huidige vorm moest eveneens om die reden wel (tijdelijk) worden stopgezet. Het heeft mij heel wat hoofdbrekens gekost en vele slapeloze nachten, eer het zover was dat ik een vrijwilliger vond met de capaciteiten van een volwaardig informatie- en communicatietechnoloog, een ICT’er dus. Het is ing. Hans van de Worp die zich bereid verklaarde de SB-redactie ten minste op computertechnisch gebied de helpende hand te bieden. Hans van de Worp is voor mij (en U) géén onbekende: vijf jaar geleden, in SB 62 (blz. 1140-1141), liet hij al van zich horen als professionele ICT’er van de Open Universiteit (OU) te Heerlen. En wat U als SB-lezer misschien nog niet wist: meer recentelijk wilde het toeval, dat zijn pad en het mijne elkaar kruisten i.v.m. een onderwerp dat beider belangstelling had en heeft, t.w. het voormalige en huidige schutterijwezen te Meerssen, een dorp vlak nabij Maastricht. Tja, en zo kwam van het een het ander. Grootste punt van zorg is momenteel derhalve het vinden van een adjunct-hoofdredacteur die genegen is op termijn het stokje van mij als SB-hoofdredacteur over te nemen. Zo iemand moet er toch zijn! Bij dezen doe ik dan ook een dringend beroep op U allen om mee te zoeken. Slechts aan twee (nogal voor de hand liggende) voorwaarden dient de kandidaat te voldoen: 1) affectie met het schutterswezen; 2) kennis van de Nederlandse taal. Ik geef de hoop om zo iemand te vinden zeker niet op. En met Uw hulp moet e.e.a. kunnen lukken. Aan de ‘orderportefeuille’ van de SB zal het beslist niet liggen. En dát brengt mij bij het laatste punt waarvoor ik hier Uw aandacht vraag. Gedurende de tijd dat de uitgifte van de SB noodgedwongen kwam stil te liggen, hoopte de kopij zich alsmaar op! Hoe daarmee om te gaan? Ik heb ervoor gekozen om al die conceptartikelen te spreiden over de eerstkomende vijf à tien SB-nummers. In elk van die nummers komen allereerst in alfabetische volgorde de artikelen aan bod die het begin vormen van een nieuwe rubriek - ongeacht het tijdstip waarop ze als kopij bij de SB-redactie werden ingediend. Zo telt alleen al het hier voorliggende nummer een dertiental nieuwe rubrieken, naar ik meen het hoogste aantal ooit in een SB-nummer verschenen. In elk van de vijf à tien geplande reguliere nummers is tevens plaats ingeruimd voor ook al inmiddels ingediende vervolgartikelen; in dit nummer zijn dat een negental. Merk op, dat we met dit nummer de 2.000ste bladzijde in de Schuttersbrief passeren. En met een paar SB-themanummers in het verschiet rukken we al aardig de richting op van maar liefst 3.000 pagina’s. Ik wens U veel lees- en kijkgenot toe.
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch -----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 1984
31 juli 2012
2
Schuttersbrief - nummer 93
DE ST.-ANDREASSCHUTTERIJEN (1) Welke waren er en welke zijn er nog in Nederland? VAN: Alfred Disch Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 23 april 2011
Vandaag viel bij mij in de mailbox weer een editie van ’t Melicker Quarteerke.1) Dit is de internetbrief van Schutterij-Broederschap St.-Andreas te Melick, gemeente Roerdalen (LB). Bij lezing van het zojuist verschenen nummer (8 blz.) viel mij een kadertekst op, die ik hieronder integraal weergeef en waarop ik nader wil ingaan.2) St. -Andreasschutterijen in Nederland: Melick, opgericht in 1632; Maasbracht, opgericht in 1634; ’t GriethZevenaar, opgericht in 1906 Ook was er een schutterij in Schandelo-Velden actief onder de naam St. Andreas. Hiervan is een beschrijving terug te vinden in het boek ‘Arcen, Lomm en Velden in grootmoeders tijd’ (ISBN 978-90-288-52655). Ook het Limburgs Schutterstijdschrift heeft al eens een artikel gewijd aan de jonggezellen van St.-Andreas. Vermoedelijk gaat het hier om dezelfde schutterij. Het bewuste kadertekstje in ’t Melicker Quarteerke, jaargang 6 - nr. 2, Melick (LB), april 2011, blz. 4
Kende / kent Nederland inderdaad maar 4 (vier) St.-Andreasschutterijen? Zo uit het blote hoofd wist ik voor mezelf nog een vijfde en een zesde te noemen. En die constatering bewoog mij ertoe om in mijn eigen papieren en digitale collectie schutterijgegevens eens een en ander na te gaan. Ook met niet alle in het kadertekstje genoemde stichtingsjaren ben ik het helemaal eens. Vandaar onderstaand een (volledig?) chronologisch overzicht van voormalige en nog bestaande St.-Andreasschutterijen in ons land.
De St.-Andreasschutterijen in Nederland, vroeger en nu 1) Meerssen-dorp, gemeente Meerssen (LB): de St.-Andreas (I), alias de Oude Schutterij, opgericht in de periode 1415-1427, opgeheven in 1794. Schutterijtype: weerbaarheidsschutterij (weerbare schuttersgilde). Wapen: aanvankelijk kruis- en/of handboog; later: ook geweer.3) 2) Meerssen-dorp, gemeente Meerssen (LB): de St.-Andreas (II), alias de Jonge Schutterij, opgericht mogelijk reeds tijdens de periode 1415-1427 doch in elk geval zeer lang 4) vóór 1648, opgeheven in 1794. Schutterijtype: weerbaarheidsschutterij (weerbare schuttersgilde). Wapen (aanvankelijk): kruis- en/of handboog; later: ook geweer.3) 3) Melick, gemeente Roerdalen (LB): de St.-Andreas, opgericht zeer lang 4) 5) vóór 1632, nog bestaand. Schutterijtype: eertijds weerbaarheidsschutterij (weerbare schuttersgilde)?; sinds begin 19de (?) eeuw folkloreschutterij (historische schuttersgilde). Wapen: (ook aanvankelijk?) geweer; ten laatste: de zware buks. Te Melick: van oudsher (1190) de parochiekerk St.-Andreas!
Schutterij-Broederschap St.-Andreas te Melick, bij de presentatie van haar nieuwe uniformen in 1983 Op de achtergrond de St.-Andreaskerk met luidklok uit 1332 [Fotograaf: Pim Ermers]
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93 31 juli 2012 Blz. 1985
3
4) Meerssen-dorp, gemeente Meerssen (LB): de St.-Andreas (III), opgericht (zéér kort vóór?) 1801 (door ‘fusie’ van nrs. 1 en 2 hierboven), opgeheven ná 1854 doch vermoedelijk vóór 20.8.1863. Schutterijtype: folkloreschutterij (historische schuttersgilde). Wapen: geweer.6) 5) Maasbracht, gemeente Maasgouw (LB): de St.-Andreas (I), genaamd De Schuttersvereeniging van Maasbracht, gegrondvest in december 1884 en opgeheven vermoedelijk kort vóór dan wel in 1913. Schutterijtype: folkloreschutterij (historische schuttersgilde). Wapen: de zware buks. Deze voormalige schutterij ontstond door ‘fusie’ van - althans wat nog restte van - de Oude Schutten (zeer lang 4) vóór 1634 opgericht en kort vóór dan wel in 1884 doodgebloed) en de Jonge Schutten (waarschijnlijk zeer lang vóór 1794 opgericht en eveneens kort vóór dan wel in 1884 ter ziele gegaan). Uit niets blijkt, welke patroonheilige de beide laatst vermelde schutterijen hebben gehad. Daarentegen zijn er twee aanwijzingen, dat de in 1884 tot stand gekomen ‘Schuttersvereeniging van Maasbracht’ ook wel St.-Andreas genoemd werd: a) het nog bestaan - in Jolles’ tijd - van een eind 19de-eeuws vaandel met opschrift ‘Schutterij St. Andreas Maasbracht’ 7); b) de mondelinge overlevering, dat deze schutterij gewoontegetrouw in de laatste dagen van november een varken slachtte, waarmee op de 30ste van die maand (naam- en feestdag van St.-Andreas!) een heerlijk maal voor de leden bereid werd 7). 6) Velden, gemeente Venlo (LB): de St.-Andreas, opgericht lang (?) vóór 1908, opgeheven als schutterij kort na 1908, thans nog bestaand als rechtspersoon (eigenaar onroerend goed; jaarlijkse viering patroonsdag). Schutterijtype: folkloreschutterij (historische schuttersgilde). Wapen: vermoedelijk het geweer en/of de zware buks.8) Te Velden: van oudsher (vóór 1492) de parochiekerk St.-Andreas (!), voorganger van het huidige gelijknamige kerkgebouw uit 1933. 7) ’t Grieth, gemeente Zevenaar (Gld.): de St.-Andreas, opgericht in 1906, nog bestaand. Schutterijtype: folkloreschutterij (historische schuttersgilde). Wapen: kruisboog en handboog.9) Te Grieth: de parochiekerk St.-Andreas!
Bestuursleden rondom de drapeau (het vaandel) van Schutterij St.-Andreas te Grieth [Bron foto: www.st-andreas-grieth nl]
8) Schandelo (onder Velden), gemeente Venlo (LB): de St.-Andreas, ook genoemd: ‘de jonggezellen van St. Andreas’, opgericht in 1906, opgeheven in 1929. Schutterijtype: folkloreschutterij (historische schuttersgilde). Wapen: de zware buks (kaliber 12); tevens geweerdragend.10) Schandelo viel en valt kerkrechtelijk onder de parochie St.-Andreas (!) van het dorp Velden. Ook de buurtschap Schandelo had dus een eigen schutterij. 9) Maasbracht, gemeente Maasgouw (LB): de St.-Andreas (II), opgericht dd. 22.3.1956 (= datum oprichtingsvergadering), opgeheven ca. 1964 en heropgericht in 1995, nog bestaand. Schutterijtype: folkloreschutterij (historische schuttersgilde). Wapen: de zware (= Limburgse of Rijnlandse) buks.11)
Schutterij St.-Andreas (II) te Maasbracht [Bron foto: www.schutterijandreas.nl]
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 1986 31 juli 2012 Schuttersbrief - nummer 93
4
St.-Andreas als medepatroon Mij is slechts het navolgende bekend. In de stad Weert (LB) schijnt de schuttersgilde St.-Hubertus, kort vóór 1509 opgericht en ±1914 opgeheven, aanvankelijk St.-Andries (!) en St.-Christoffel als medepatroon te hebben gehad.12)
Geografische verspreiding Het is opvallend, dat - uitgezonderd de schutterij van ’t Grieth in Gelderland - alle Nederlandse schutterijen (schuttersgilden) met St.-Andreas als patroon en naamgever uitsluitend voorkwamen / voorkomen in de provincie Limburg. Verklaringen daarvoor zijn wellicht: a) het Nederlandse onderzoek naar voormalige schutterijen (schuttersgilden) is bij lange na nog niet voltooid 13); b) het verbreidingsgebied inzake St.-Andreas als patroonheilige van schutterijen (schuttersgilden) lijkt vooral meer zuidwaarts zich geconcentreerd te hebben, d.w.z.: in België en Frankrijk. Overigens moet men het hier bedoelde verbreidingsgebied niet verwarren met het verspreidingsgebied van de St.Andreasverering in het algemeen: zowel in Limburg en Gelderland als elders in ons land bestonden en bestaan nogal wat aan St.-Andreas gewijde kapellen en kerken (benevens voormalige kloosters van die naam). M. vr. gr., Alfred Disch
Eindnoten [Wegens plaatsgebrek staan sommige eindnoten direct achter elkaar.] 1) Voor het krijgen van een gratis (!) abonnement op ’t Melicker Quarteerke (MQ) is een verzoek per e-mail aan het digitale adres dirk melick@home nl voldoende. 2) MQ 2011, blz. 4. 3) Zie HCL-Archief L.v.O., Meerssen. Zie ook Disch 2012. 4) ‘Zéér lang’ wil hier zeggen: méér dan 50 jaar. Stelling 1: schutterijen waarvan de oudst bekende gegevens niet verder terugreiken dan tot ergens in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) of - wat Duitsland aangaat - tot ergens in de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), zullen in de regel (!) lang of kort vóór die oorlogen zijn ontstaan; zie o m. Disch 2004 b, blz. 297, alsmede Disch 2007. Stelling 2: oude kerkdorpen hadden vóór het uitbreken van de 80-jarige Oorlog, dus vóór 1568, doorgaans (!) ten minste één schutterij / schuttersgilde. 5) Vergelijk Pijpers 2007, blz. 8 en 15, waar - gemotiveerd - het ontstaan van de Melicker St.-Andreasschutterij uit een puur kerkelijke broederschap (parochiegilde) tijdens de periode 1501-1550 voor mogelijk gehouden wordt. 6) Zie o.m. het nog voorhanden zilver, archief gemeente Meerssen en Hodenpijl 1855, blz. 137. 7) J.A.Jolles trof tijdens zijn onderzoekingen te Maasbracht een helaas ongedateerd, blauwzijden vaandel aan, met opschrift ‘Schutterij St. Andreas Maasbracht’; volgens hem behoorde dat vaandel toe aan ‘Schuttersvereeniging van Maasbracht’; zie Jolles 1936-1937, deel 1, blz. 120. Zie ook de site van de andere en latere (!) schutterij St.-Andreas (II) te Maasbracht. 8) Zie o.a.: Arts en Van Lierop 2008, blz. 26. 9) Jolles 1931, blz. 126-127. 10) Men raadplege o m.: LS: 47, blz. 37, en H.W. Arcen-Lomm-Velden 1989. 11) Zie de site van deze schutterij, die wel abusievelijk de stichtingstijd van de Oude Schutten beschouwt als die van haarzelf. 12) Zie o.a. Nouwen en Wassink 2005, blz. 20. 13) Voor overzichtslijsten Noord-Brabant en Limburg: Janssen-Beij 2009, blz. 311-326 (géén St.-Andreas) resp. Disch 2004 a; Jolles voor Gelderland, Noord-Brabant (géén), Zeeland (géén) en Limburg.
Geraadpleegde bronnen (een kleine selectie) * Arts en Van Lierop 2008 = G. Arts en B. van Lierop: 1908-2008. Noord- en Midden[-L]imburgse Schuttersbond Juliana 100 jaar. Z.pl. (Baarlo), 2008. * Disch 2004 a = Alfr. Disch: Schutterijen in Nederlands Limburg, 1350-heden. Een overzichtslijst. Maastricht 2004 a. * Disch 2004 b = Alfr. Disch: Over het ontstaan van schutterijen in Europa. Een geschiedtheoretische beschouwing (1), in SB 7 [= themanummer], Maastricht, 31 december 2004 b, blz. 259-308. * Disch 2007 = Alfr. Disch: Ontstonden in [Belgisch en Nederlands] Limburg wel schutterijen tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)?, in: SB 64, Maastricht, 15 februari 2007, blz. 1156. * Disch 2012 = Alfr. Disch: Het schutterijwezen in de gemeente Meerssen (LB), vroeger en nu, nog te verschijnen in SB 95 e.v. * Gemeentearchief Meerssen: inventarisnummer 3292 [= correspondentie inzake schutterijwezen]. * Gemeentehuis Meerssen: het aldaar berustende zilver van vier voormalige schutterijen en van het dorps- of burgerschieten. * HCL-Archief L.v.O., Meerssen = (Regionaal) Historisch Centrum Limburg te Maastricht: Archief Landen van Overmaas, Meerssen, oude inv nrs. 18.063-18.081 = nieuw inventarisnummer 3.949 [= ‘verenigingsarchief’ van de Oude en de Jonge Schutterij]. * Hodenpijl 1855 = F.M.T.Gijsberti Hodenpijl (red.): Jaarboekje voor Nederlandsche Scherpschutters. 1855. Delft 1855. * H.W .Arcen-Lomm-Velden 1989 = Historische Werkgroep Arcen-Lomm-Velden: Schutterij St.Andreas te Schandelo. [Ongepagineerde concepttekst; 24 blz. met ills.]. Velden 1989. * Internet: de websites www.schutterijandreas.nl [Maasbracht!], www.sintandreasmelick nl en www.st-andreas-grieth nl.. * Janssen-Beij 2009 = Jette Janssen[-Beij]: De deugd van broederschap. Sociaal kapitaal van gildebroeders in de NoordBrabantse schuttersgilden, 1600-2000. [Proefschrift]. Tilburg 2007. * Jolles 1931 = J.A. Jolles: De Schuttersgilden en Schutterijen van Gelderland. Overzicht van hetgeen nog bestaat, in: Gelre. Bijdragen en Mededeelingen, deel 34, Arnhem 1931, blz. 1-128. * Jolles 1936-1937 = J.A. Jolles: De Schuttersgilden en Schutterijen van Limburg. Overzicht van hetgeen nog bestaat, in Publications L.G.O.G., delen 36 en 37, Maastricht 1936-1937, respectievelijk blz. 1-139 en blz. 1-135. * Litjens z.j. = Ger Litjens: Arcen, Lomm en Velden in grootmoeders tijd. Series: Europese Bibliotheek. Someren-Eind, z.j. * LS: 47 = [Redactie]: Nieuwe schutterij [te Schandelo]?, in: Limburgs Schutterstijdschrift, nr 47, [Sittard], juni 2000, blz. 37. * MQ 2011 = [Redactie]: Schutterij St.-Andreas eregast op Zevenaars schuttersfeest, in: ’t Melicker Quarteerke, jaargang 6 nummer 2, Melick, april 2011, blz. 4-6. * Nouwen en Wassink 2005 = Wiel Nouwen en Jos Wassink: Onder één banier. Een geschiedenis van de stadsschutten van Weert. Weert 2005. * Pijpers 2007 = Wim Pijpers: Schutterij-Broederschap St.-Andreas. [1632-2007]. ‘Op voet van gelijkheid’. Melick 2007. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
5
Blz. 1987
HET GAAISCHIETEN (1) Schieten ‘sur la perche à la herse’ VAN: De Heer J.E.M. (Sjaak) Eijsbouts, eigenaar van de ‘Archief-, boeken- en voorwerpenverzameling Handboog’ te Vlierden [AAN: De Heren Jo Pluymakers, Ton Bijkerk en Alfred Disch] Aan Allen, Vlierden, gemeente Deurne (NB), 22 april 2012 Op 12 april jl wilde ik een bezoek brengen aan het stedelijk museum van Ieper in Belgie. In dit museum is een grote tentoonstelling van de wipschutterij Société Royale de Saint-Sébastien 1302 d’Ypres [= ‘Koninklijke Sociëteit Sint-Sebastiaan 1302 van Ieper’]. Ik vroeg de weg aan een onbekende. Hij bleek Tonny Dumortier te heten, geboren 7-6-1934 te Ieper en wonende Veemarkt 31 te 8900 Ieper; telefoon 00.32.57 - 20 05 05. Hij was zeer goed bekend ter plaatse en wist veel te vertellen over de vier wipschutterijen die er ooit in Ieper waren. Nu zijn er nog twee: bovengenoemde en Willem Tell. Zijn vader en grootvader waren hun leven lang lid geweest van de wipschutterij Ypers Hoekje, gelegen op de weg naar Veurne, op de grens met het aanpalende dorp Brielen (vandaar waarschijnlijk Ypers Hoekje). Ik vertelde hem van de Olympische Spelen in 1900 te Parijs en dat er in de stukken geschreven staat dat er geschoten werd ‘sur la perche à la herse’. Ik vroeg hem, of hij wist wat dit betekende. Het antwoord was duidelijk. ‘Ja, dat weet ik wel, d.w.z. dat men op de staande wip schoot en dat er dan werd geschoten op levende vogels.’ Hoe kwam dit? In België zijn ook heel veel duivenmelkers en (zang)vogelkwekers. De vogels die niet goed waren om verder mee te kweken, werd gewoon de nek omgedraaid of ze werden, zoals hier gebeurde, gebruikt om op te schieten. (De Partij voor de Dieren bestond toen nog niet!). Hij had dit dikwijls genoeg door zijn vader en opa horen vertellen. Dit verhaal heb ik ook al een keer gehoord van de Handboogliga in België. Toen kon ik dat niet zo goed geloven, maar ik neem nu aan dat het toch waar is. Met vriendelijke groeten, Sjaak Eijsbouts
AAN: De Heer Sjaak Eijsbouts Beste Sjaak, Maastricht, 22 april 2012 Hartelijk dank voor je informatie. Je informatie lijkt me interessant genoeg om te worden vermeld in de SB. Kun je me tevens vertellen wanneer en wat de Handboogliga in België je m.b.t. hetzelfde onderwerp meldde? Met vriendelijke groeten, Alfred
VAN: De Heer Sjaak Eijsbouts Hallo, Alfred. Vlierden (NB), 23 april 2012 Ja. Ik heb ongeveer vijf à zes jaar geleden telefonisch contact gehad met - ik dacht - de heer Aarts in Antwerpen, waar de Handboogliga (HBL) gevestigd is. Adresgegevens van de HBL: Handboogliga, Boomgaardstraat 22 Bus 24, B - 2600 Berchem; telef.: 00.32.3 - 286 07 79; e-mailadres: info@handboogliga.be; website: www.handboogliga.be. Dhr. Aarts zei toen dat hij geïnformeerd had bij diverse oude leden en dat een van die mensen hem dit antwoord had gegeven. Ik heb toen geen verdere navraag gedaan. Dat was meteen een goede leerschool. Daarom heb ik dat nu wel gedaan en heb ik de volledige gegevens van Tonny Dumortier genoteerd. Met vriendelijke groeten, Sjaak
AAN: De Heer Sjaak Eijsbouts Beste Sjaak, Maastricht, 23 april 2012 Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat ‘tirer sur la perche à la herse’ niets anders is dan gewoon gaaischieten. Daarbij wordt geschoten op een aantal pluimen (‘gaaien’ of ‘vogels’ voorstellende), die alle middels een klosje bevestigd zijn aan wat in het vakjargon een ‘vogelrek’, ‘prang’ of ‘schietvork’ (in het Frans: herse = letterlijk: eg) heet, boven op een schietboom (kortweg: ‘boom’), schietstam (kortweg: ‘stam’), schietmast (kortweg: ‘mast’), schietroede (kortweg: ‘roede’) of schietstang (kortweg: ‘stang’), in het Frans genaamd: perche (= ‘staak’, ‘paal’ of ‘lange stok’) en vandaar weer de Nederlandse verbastering pers voor schietboom. De eerdergenoemde schietvork bevindt zich doorgaans op meer dan 25 meter hoogte en heeft inderdaad veel weg van het uiterlijk van een eg, het driehoekige landbouwwerktuig waarvan de boer zich bedient om de grove kluiten op de akkers fijn te maken. Zie de navolgende afbeeldingen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 1988 31 juli 2012 Schuttersbrief - nummer 93
6
Een eg, gegraveerd op koningsplaat uit 1718 [Bron: SB 69, blz. 1287]
Schietvork: let op de gelijkenis met een eg (bovenste foto) [Bron: SB 62, blz. 1124]
Gaaipers met schietvork (gaffel en dwarslatten) [Bron: ‘St.-Sebastiaan 1408’, Maastricht]
Kortom: volgens mij heeft vandaag de dag (!) het ‘tirer sur la perche à la herse’, dus het gaaischieten, op zich niets te maken met het schieten op levende duiven (vogels, gaaien). Neemt niet weg, dat het vroeger (!) ook anders geweest kán (!) zijn. Het verhaal dat de heer Tonny Dumortier te Ieper jou deze maand vertelde, vind ik (deels) geloofwaardig. Ik voor mij ben ervan overtuigd, dat hij (gedeeltelijk) de waarheid sprak. Alléén: ik wist niet, dat het duifschieten in de zin van ‘op levende duiven schieten’ als sportbedrijf bij ook schutterijen nog tot in de 20ste eeuw voorkwam. Ik herinner je eraan, dat ik ooit in de SB geschreven heb, dat het kleiduivenschieten (kleiduifschieten) in Engeland tijdens de 19de eeuw ontstaan is uit het schieten op… inderdaad levende duiven: zie SB 71, blz. 1343. Inmiddels ook alweer drie jaar geleden liet ik weten, dat volgens Jolles 1940 *) het niet bekend is, wanneer de folklore van het schieten (in wedstrijdverband) op levende vogels gestaakt is; wél dat die folklore ‘hier vroeger, daar later’ is beëindigd; zie SB 92, blz. 1969. We weten nu dankzij de mededeling van Tonny Dumortier uit Ieper, dat die folklore in de provincie West-Vlaanderen ten minste tot in de vorige eeuw heeft voortgeduurd. Of eertijds hier en daar bij het gaaischieten een hele trits levende duiven tegelijk bevestigd werd aan een schietvork? Ik zal Tonny Dumortier een dezer dagen vragen, of dát bij de vereniging van zijn vader en grootvader (dus bij de voormalige wipschutterij ‘Ypers Hoekje’ alias ’t Hoekje te Ieper) het geval was.
Met vriendelijke groeten, Alfred *) Jolles 1940 = J.A. Jolles: Hoe oud is het vogelschieten?, in Ons Eigen Volk. Maandblad voor de Volkskunde van den Nederlandschen Stam. Orgaan van het Nederlandsch Volkskundig Genootschap, jaargang 1, Utrecht 1940, blz. 249-251. [Voormeld artikel is integraal weergegeven in SB 92, Maastricht, 18 juni 2009, blz. 1969].
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93 31 juli 2012 Blz. 1989
7
VAN: De Heer A. Th. (Ton) Bijkerk, Secretary-General of the International Society of Olympic Historians (ISOH) 1), 2) Geachte Heer Disch, Fochteloo, gemeente Ooststellingwerf (Fr.), 27 april 2012 Naar aanleiding van Uw correspondentie met Sjaak Eijsbouts leek het mij verstandig om U te vertellen dat er in Parijs 1900 ook een evenement voorkwam waarbij men op levende duiven schoot (trapshooting 3)). Dr. Karl Lennartz, de bekende Duitse olympische historicus, en ook Bill Mallon, oprichter en oud-voorzitter van de International Society of Olympic Historians, beschrijven beiden dit onderdeel. Lennartz beschrijft dit evenement als: Schießen auf lebende Tauben [= ‘Schieten op levende duiven’] (Grand Prix du Centenaire) en een tweede evenement (Grand Prix de l’Exposition Universelle) 4). Het eerste evenement werd gewonnen door een Australische schutter, Donald MacIntosh, en het tweede door de Belgische schutter Léon de Lunden. Er bestond in die tijd klaarblijkelijk nog geen Partij voor de Dieren, zoals Sjaak schrijft! Vriendelijke groet, Ton Bijkerk Anthony Th. Bijkerk,
Secretary-General of the International Society of Olympic Historians, Vogelrijd 16, 8428 HJ Fochteloo, The Netherlands. Tel.: +31-516-588520. Fax: +31-516-588260. E-mail: tony.bijkerk@planet.nl
Noten van de SB-redactie 1) In vertaling: Algemeen Secretaris van de Internationale Sociëteit van Olympische Historici (ISOH). 2) In een soortement van ‘introductie-mailing’ verstrekte dhr. Bijkerk mij nog enige achtergrondinformatie die ik wel te belangrijk vind om haar de SB-lezer te onthouden. Zowel Jo Pluymakers als Sjaak Eijsbouts zijn mensen die mij jaren geleden hebben geholpen om de gegevens van de Nederlandse boogschutters die deelnemer waren aan de Olympische Spelen, te identificeren. Zo hielpen zij mij om de zes deelnemers te vinden die in 1900 hebben deelgenomen aan de wedstrijden die in Parijs plaatsvonden in het kader van de Wereldtentoonstelling. Die wedstrijden worden vandaag de dag algemeen als Olympische Spelen beschouwd. Bovendien heb ik al vele jaren persoonlijk uitstekend contact met zowel Jos Luypaers uit Antwerpen [ISOH-lid] en Professor Roland Renson uit Leuven [zie o.m. SB 2, blz. 62], met name over de Olympische Spelen van 1920 in Antwerpen, waar - zoals U ongetwijfeld zult weten - het Nederlandse team een gouden medaille heeft gewonnen. Samen met Roland Renson publiceerde ik daarover een artikel in het Journal of Olympic History, een uitgave van de International Society of Olympic Historians, waarvan ik nog steeds Secretary-General mag zijn. Boogschieten is dus niet een specialiteit van mij maar een van de vele onderwerpen die ik in de loop van 52 jaar onderzoek heb mogen bestuderen en verwerken. Mijn boek Olympisch Oranje (uitgegeven in 2004 na de Spelen van Athene en opnieuw in 2008 na de Spelen van Beijing) is het eerste boek ter wereld waarin de namen en geboortedatum en -plaats van ALLE deelnemers van een natie zijn gepubliceerd. Ik ontdekte in 1960, dat Nederland al in 1900 in Parijs vertegenwoordigd werd door ruim 36 sporters in diverse disciplines. Dit feit was bij het Nederlands Olympisch Comité niet bekend. Inmiddels heb ik dus alle deelnemers kunnen benoemen en hun gegevens kunnen verzamelen! Het boek Olympisch Oranje wordt na de Olympische Spelen van Londen opnieuw uitgegeven met de aanvullingen van Vancouver 2010 en Londen 2012. Bovendien wordt het uitgegeven in het kader van het honderdjarig bestaan van het Nederlands Olympisch Comité, met een iets aangepaste vorm. Het artikel van Renson en mij werd dus gepubliceerd in het Journal of Olympic History. Ik moet wel even uitzoeken wanneer dat was, maar daar heb ik momenteel nog even geen tijd voor. Ik ben bezig met de opmaak van mijn nieuwe boek en bovendien lopen er momenteel verkiezingen van de ISOH die op 1 mei binnen moeten zijn. Ten slotte ben ik ook nog Associate Editor van ons Journal en is mij gevraagd twee boekbesprekingen te schrijven! Ik heb het dus nogal druk! Over het onderwerp ‘Olympische Spelen en schietsport’ zullen binnenkort in de SB ettelijke rubrieken (m.b.t. handboog-, geweer- en pistoolschieten) verschijnen. Het kruisboogschieten heeft, voor zover ik weet, nooit deel uitgemaakt van een olympiade-programma. 3) Geen trapshooting maar pigeon shooting! Trapshooting = trapschieten, evenals skeet-shooting (= skeetschieten), een wijze van kleiduivenschieten, met geweer. Trap = katapult of werpmachine waarmee kleiduiven in de lucht geslingerd worden. Skeet, afgeleid van (?): skeeter = zich haasten, daar er snel gereageerd moet worden met schieten op de van verschillende kanten en naar verschillende hoogten opgeworpen kleiduiven. Pigeon shooting = duifschieten = schieten (met geweer; vele eeuwen terug met hand- en kruisboog!) op levende duiven. 4) Grand Prix du Centenaire / de l’Exposition Universelle = Grote Prijs van het Eeuwfeest, resp. van de Wereldtentoonstelling. A.D. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Blz. 1990
31 juli 2012
8
Schuttersbrief - nummer 93
VAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser Beste Alfred en Sjaak,
Beek (LB), 28 april 2012
Graag verwijs ik naar het boek van Dr. Karl Lennartz en Walter Teutenberg met de titel: II. Olympische Spiele 1900 in Paris 1) (Kassel, 1995). Op blz. 162 staat het volgende vermeld: Bogenschieszen, Sur la perche à la herse (…) Erläuterungen: An der Spitze einer 32 Fusz hohen Stange war der "Hahn" befestigt, darunter an zwei Quermasten je zwei "Hühner", darunter an der nächsten Querstange acht "Küken" 2) Uit dit citaat zal duidelijk zijn dat we hier van doen hebben met gaaischieten, beter bekend onder de benaming wipschieten 3). Met vriendelijke groet, Jo Pluymakers
Noten van de SB-redactie 1) In vertaling: 2de Olympische Spelen, Parijs 1900. 2) In vertaling: Boogschieten, Op de stang met schietvork (…). Verklaringen: aan de top van een 32 voet hoge stang was de ‘haan’ (coq) bevestigd, daaronder aan twee zijstangen steeds twee ‘kippen’ (poules), daaronder aan de volgende dwarslat acht ‘kuikens’ (mises). Nota bene. Bij het papegaai- of koningsvogelschieten (van de gaaischutters) is de schietstang ontdaan van de dwarslatten (indien demonteerbaar) en prijkt op de gaffel uitsluitend de ‘coq’ i.c. de koningsvogel of ‘papegaai’. 3) Met dien verstande, dat wipschieten niet alleen gaaischieten (handboog) kan betekenen maar ook klepschieten (geweer en kruisboog). Zie daarover SB 60, blz. 1069, en de website www.nkbkruisboog.nl. A.D.
AAN: De Heren Bijkerk, Eijsbouts en Pluymakers Aan Allen,
Maastricht, 28 april 2012
Het zou mooi zijn, als de eerste aflevering van deze rubriek kan worden afgerond met een foto of tekening van het schieten op levende duiven. Een illustratie zegt (vaak) méér dan duizend woorden! Is zo’n afbeelding ergens voorhanden? Met vriendelijke groeten, Alfred
VAN: De Heer Ton Bijkerk Geachte Heer Alfred Disch,
Fochteloo (Fr.), 28 april 2012 1)
Zowel trap- als skeet-shooting zijn vormen van kleiduivenschieten. Helaas heb ik tot op heden nergens foto’s gezien van het schieten op levende duiven. Maar ik denk dat dit evenement ook een vorm was van kleiduivenschieten 2) en niet van schieten ‘sur la perche à la herse’ 3)! Ik heb nog eens het tijdschrift Le Sport Universelle Illustré uit 1900 erop nageslagen. Daar stond een klein artikeltje over dit evenement, met een foto van een schutter (M. de Lunden) met zijn geweer in de aanslag. De bijgaande tekst bevat de volgende zinsnede: Le Grand Prix s’est terminé par la victoire de M. Léon de Lunden, tuant 21 pigeons sur 21. Second, M. Maurice Fauré, 20 / 21; troisièmes, MM. MacIntosh et Robinson, 18 / 19 [= ‘De wedstrijd om de Grote Prijs werd beslecht door de overwinning van dhr. Léon de Lunden, die alle 21 duiven doodde. Tweede werd dhr. Maurice Fauré (20 / 21) en derde ex aequo de heren MacIntosh en Robinson (18 / 21)’ 4)]. Dit verklaart dus wel, dat de duiven werden gedood! Met vriendelijke groeten, Ton Bijkerk
Noten van de SB-redactie 1) Dan zijn we het dáárover in elk geval met elkaar eens. 2) Ik voor mij weet wel zeker van niet! Trouwens: naar mijn bescheiden mening werd tijdens de 2de Olympiade (Parijs, 1900) helemaal niet aan kleiduivenschieten gedaan: kleiduifschieting geschiedde op een volgende editie van de Olympische Spelen; ik moet nog uitzoeken, tijdens welke Olympiade dat was. 3) Hier denken we weer eender. 4) MacIntosh en Robinson, lees: Donald MacIntosh en Crittenden Robinson, resp. een Australiër en een Amerikaan. Léon de Lunden was een Belg, Maurice Fauré een Fransman. A.D. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
9
Blz. 1991
VAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Alfred,
Beek (LB), 28 april 2012
Het is maar de vraag of het schieten op levende duiven tijdens de Olympische Spelen van 1900 wel met de handboog gebeurde. Daaraan twijfelend ging ik googelen op internet en ik vond bijgaande beschrijving. Groetjes, Jo
Schieten op levende duiven
De Belg Léon de Lunden haalde de gouden medaille in één van de meest bizarre disciplines ooit op de Spelen: het schieten op levende duiven. De duiven werden één voor één gelost, soms op slechts 50 meter afstand van de schutter en bedoeling was om zoveel mogelijk neer te knallen. Eens een deelnemer twee missers had, werd hij voor verdere competitie uitgesloten. In totaal werden zo’n 300 duiven neergehaald. Verminkte duiven kronkelden op de grond, bloed en pluimen dwarrelden door de lucht. Van Lunden knalde 21 vogels neer, eentje meer dan de Fransman Maurice Fauré en goed voor 5.000 Franse francs. De overwinning werd door het publiek en de pers echter slecht onthaald, reden waarom het nummer nadien van het olympisch programma werd geschrapt. Het gebeuren ging door ‘Au Cercle du Bois de Boulogne’ een constructie die nu nog steeds bestaat in haar oorspronkelijke staat van 1900. [Deze zin is voor mij, A.D., onbegrijpelijk. Kan iemand mij verduidelijken wat er precies bedoeld wordt?]. 198 inschrijvingen uit zeven verschillende landen: België, Verenigde Staten, Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië. Vier jaar later werden de duiven vervangen door exemplaren uit klei en in 1924 werd het nummer definitief van de Spelen geschrapt.[Bron: www.olympische-anekdotes.be/parijs1900].
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo,
Maastricht, 28 april 2012
Zeker na het lezen van de laatste mailing van Ton Bijkerk en die van jou betwijfel ik nog méér de mogelijkheid, dat het schieten ‘sur la perche à la herse’ (dus het gaaischieten) op de Olympische Spelen te Parijs in 1900 tevens de aangelegenheid inhield van ‘schieten op levende duiven’ (pigeon shooting, wat toch héél wat anders is dan het gaaischieten!). Ook ik ben maar eens even gaan googelen. En kom tot de volgende samenvattende conclusie en een meerledige slotvraag. De term pigeon shooting (= letterlijk: ‘duifschieting’!) heeft hier de exclusieve betekenis van ‘schieten op levende duiven’ in wedstrijdvorm, zoals deze schietsport (met geweer en zonder schietstam!) tegenwoordig nog maar zelden door schutterijen wordt beoefend. Zo goed als overal ter wereld is het duifschieten vandaag de dag bij wet verboden. En terecht! Alleen (?) in de Amerikaanse staat Pennsylvania, ontdekte ik, is de bewuste ‘sport’ legaal, al ziet het er naar uit dat ook dáár binnen afzienbare tijd de pigeon shooting als illegaal zal worden bestempeld. Resteert de meerledige slotvraag die mij terugvoert naar ons uitgangspunt: de mededeling die Tonny Dumortier te Ieper begin deze maand deed aan Sjaak Eijsbouts. Volgens de lezing van Sjaak kwam het verhaal van Dumortier (78 jaar) hierop neer: Dumortiers vader en grootvader zijn lid geweest van de voormalige wipschutterij ’t Hoekje en schoten óók op levende duiven. Mijn deelvragen zijn nu: a) gebeurde e.e.a. in verenigingsverband?; b) schoot men met de handboog of met het geweer?; c) zaten de levende duiven wel vastgebonden aan een schietvork?; en, zo ja, ging het dan om een hele trits levende duiven of schoot men telkens op één aan de schietstam geketende levende duif? Voldoende redenen om Tonny Dumortier daarover eens te bevragen. Ik hoop dan ook, dat in een van de komende SB-nummers Tonny Dumortier ons uitsluitsel zal verschaffen. Groetjes, Alfred
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 1992
31 juli 2012
10
Schuttersbrief - nummer 93
VAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Alfred, Beek (LB), 13 mei 2012 Bijgaand twee scans van artikelen verschenen in Handboogsport van resp. februari 2012 en april 2012. Ik stuur je dit toe vanwege de melding (van Hans Veldhuis) in het aprilnummer in de rubriek Reactie op blz. 25: Op levende duiven wordt vandaag de dag niet meer geschoten. Inmiddels is een reactie onderweg naar de redactie van Handboogsport waarin wordt opgemerkt dat zowel bij de Olympische Spe1en van 1900 te Parijs als die van 1920 te Antwerpen niet met pijl en boog werd geschoten op levende duiven. Bij de Spelen in 1900 in Parijs was het wél een discipline met het geweer, maar werd het slecht onthaald bij het publiek en de pers vanwege de barbaarsheid van dit gebeuren. Dit geweeronderdeel werd dan ook definitief geschrapt voor volgende Spelen. Groetjes, Jo
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo, Maastricht, 13 mei 2012 Dank voor de toezending van de twee artikelen uit de Handboogsport. Ik heb ze beide op de onderstaande pagina’s geplaatst en nog vergezeld doen gaan van wat gegevens over Hans Veldhuis. Groetjes, Alfred
AAN: De Heer Hans Veldhuis, traditioneel handboogschutter Geachte Heer Veldhuis / Beste Hans, Maastricht, 15 juni 2012 Is Uw jongste mededeling in de Handboogsport wel juist, nl. dat vandaag de dag niet meer op levende duiven wordt geschoten? Wellicht bedoelde U te zeggen: o.a. niet meer bij de Olympische Spelen. In mijn e-mail van 28 april jl. aan Jo Pluymakers betoogde ik, dat de pigeon shooting, dus het duifschieten of de duifschieting (= het schieten op levende duiven, in wedstrijdverband) heden alleen nog in de Verenigde Staten van Amerika - en dan met name in de staat Pennsylvania - voorkomt, althans voor zover ik heb kunnen nagaan*). De bewuste, wrede schietsport werd na 1900 niet meer toegelaten tot de Olympische Spelen, zoals Pluymakers terecht in zijn mailing van 13 mei jl. opmerkte. Op de Olympische Zomerspelen van 1912 te Stockholm (Zweden) zien we dan ook voor het eerst de clay pigeon shooting, dus het kleiduivenschieten (de kleiduivenschieting) of het kleiduifschieten (de kleiduifschieting); bron: Nederlandstalige Wikipedia → [zoekwoord] kleiduivenschieten. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch *) Ik ben er niet zo zeker van, of de V.S. wel het enige land is waar de duifschietwedkamp nog steeds is toegestaan. Tijdens het googelen vond ik niets dat wees op voortzetting van ‘pigeon shooting’ elders in de wereld. Het kan natuurlijk zijn, dat ik niet goed genoeg gezocht heb. Maar wat wil je! Het zoekwoord pigeon shooting (ook piegeon shooting) leverde maar liefst meer dan 10.000.000 links op en het zoekwoord duifschieten toch nog altijd zo’n kwart miljoen! Veel gaat over duivenjacht (in het Engels: pigeon hunt), maar dát is toch echt een héél ander chapiter.
Duivenjacht (pigeon hunt) in Noordoost-Schotland, 2008 [Bron: Google → (subdomein) Afbeeldingen]
VAN: De Heer Hans Veldhuis Geachte Heer Disch / Beste Alfred, Krommenie, gemeente Zaanstad (NH), 16 juni 2012 Leuk om te zien [zie ook hieronder, blz. 1995], dat er aandacht voor mijn persoon in een artikel wordt gegeven. Echter zie ik mijzelf niet als handboogdeskundige en bogen maken is iets wat zelden voorkomt. Ook is mijn betrokkenheid gebaseerd op een kleine (op een vergissing gebaseerde: bewegende / levende doelen) opmerking in een artikeltje over Hubert van Innis in de Handboogsport. Het ging mij voornamelijk over de bogen die men toen hanteerde. In mijn ogen en die van vele andere traditionele boogschutters een ‘echte’ boog van hout. Dat is de visie van een traditionele boogschutter. Verder heb ik met de tekst zoals U die aan mij voorlegt, geen problemen. Mijn persoon wordt iets te groot (belangrijk) gemaakt. Er zijn vele mensen met veel meer deskundigheid dan die van mij. De term ‘handboogdeskundige’ zou misschien inderdaad beter ‘traditioneel handboogschutter’ kunnen zijn. Groeten, Hans Veldhuis ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93 31 juli 2012 Blz. 1993
11
Het artikel van Jo Pluymakers in de Handboogsport, jaargang 62 - nummer 1, Rosmalen (NB), februari 2012, blz. 7
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 1994
30 juli 2012
12
Schuttersbrief - nummer 93
Het artikel van Hans Veldhuis in de Handboogsport, jaargang 62 - nummer 2, Rosmalen (NB), april 2012, blz. 25
Noot van de SB-redactie
Archery Art (2012) [board: 50 cm bij 43 cm; met echte pijlen], óók al een bezigheid van Hans Veldhuis! [Bron foto: Archief H. Veldhuis]
Voor insiders is de heer Hans Veldhuis, auteur van vorenstaand artikel, beslist geen onbekende. Niet alleen is hij sinds 1997 lid van de Saense Handboog Skutters te Zaandam (NH), maar ook is hij op handboogschuttersgebied nog véél en véél meer. Zo behaalde hij in 2000 het trainer-A diploma en maakt hij sinds juli 2003 deel uit van de redactie van de Handboogsport, het tweemaandelijkse tijdschrift van de Nederlandse Handboog Bond (NHB). Het artikel hierboven, inmiddels zijn 68ste (!) bijdrage in die periodiek, is er een uit een reeks die handelt over de meest uiteenlopende aspecten van het traditioneel boogschieten. Bovendien is Hans Veldhuis pijlen- en handboogmaker. Het Engelse woord voor pijlenmaker is fletcher. En dat brengt mij - last (?) but not least - bij nog weer een andere activiteit van Veldhuis: zijn waarlijk schitterende, professionele en up-to-date gehouden website ‘Fletcher-Net. Traditioneel boogschieten’ (www fletcher-net nl). Het is zeker de moeite waard om dáár eens een kijkje te gaan nemen. U zult, evenals ik, er heel wat van kunnen opsteken. Ook wie graag zelf handbogen en pijlen wil vervaardigen, kan hier terecht. Mochten daarbij nog vragen rijzen, dan kunt U gerust Hans Veldhuis contacteren. Zijn mailadres luidt: fletcher net@upcmail nl. A.D.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
13
Blz. 1995
DE HAAN EN HET SCHUTTERIJWEZEN (1) Inleiding VAN: Alfred Disch Beste Schutters en Schuttersvrienden, Maastricht, 15 juli 2009 In het tabellarisch overzicht van ‘De dieren en het schutterijwezen’ (zie SB 78, blz. 1549) heb ik hem al genoemd: de haan, o.a. als houten mikvogel bij het koningschieten. Op de mogelijkheid van een levende haan als mikpunt bij diezelfde folklore wees de West-Vlaamse schutterijvorser Marc Lemahieu reeds in SB 70, blz. 1326. Wat minstens zo interessant is, is het haanschieten bij de oude Grieken, waarover de alom bekende schutterijvorser drs. Marc de Schrijver te Antwerpen en de Belgisch-Limburgse pater Karel de Wilde (te Hasselt) bericht hebben. En dat ook kinderen het haanschieten (met de houten [?] mikvogel) kunnen / konden beoefenen, leert ons weer een ándere zuiderbuur, de Antwerpenaar Hendrik van Tichelen. Over het haanschieten valt onder meer in de hier voorliggende SB-rubriek dus wel een en ander mee te delen! Met vriendelijke groeten, Alfred Disch ------
Uit een Vlaams kinderboek: het versje Onder de Wip VAN: Alfred Disch Beste Schutters en Schuttersvrienden, Maastricht, 15 juli 2009 Het exacte jaar is niet bekend, maar omstreeks 1925 verscheen van de hand van de Antwerpse pedagoog, literator, dichter en schoolmuseumdirecteur Hendrik van Tichelen het kinderboek Versjes en Liedjes voor ’t Jonge Volkje. Op blz. 3334 van dat boek vinden we het onderstaande versje Onder de Wip. Daarin is weliswaar sprake van een haan (in het Frans: coq). Maar ik vraag me af, hoe die haan er moet hebben uitgezien: van hout of - gelijk we die vandaag de dag kennen van het gaaischieten - als een pluim (toef veren)? Hendrik van Tichelen 6.3.1883 - Antwerpen - 18.11.1967 [Bron: www.dbnl.org]
Onder de Wip Het Kind. Zeg, boogje, 'k ga eens mikken, Maar houd U stevig, hoor! Dan schiet ik, als mijn pijl wil, Den vogel midden door! Het Boogje. He, schutter, niet te heftig, Zoo gij hem treffen wilt; Als gij me dwaas wilt buigen, Raakt al Uw kracht verspild! De Pijl. Zeg, vriendje, 'k wil U helpen, Maar 'k waggel op mijn pees; 'k Moet recht staan,.. zóó! Nu mikken En schieten, zonder vrees! Het Kind. Ik dank U voor Uw vriendschap; Pas op nu: één,... twee,... hoor! Daar snort de pijl… de haan valt, Geschoten midden door! [Bron van afbeelding en tekst: www.google nl → (subdomein) Afbeeldingen → (zoekwoord) haanschieten]
------
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 1996
31 juli 2012
14
Schuttersbrief - nummer 93
Het haanschieten bij de oude Grieken AAN: De Heer Dr. A.J. (Jos) Verhulst te Antwerpen, quantumchemicus, wis- en natuurkundeleraar, publicist Geachte Heer Verhulst, Maastricht, 15 juli 2009 In Uw e-mail van 22 mei jl. vroeg U mij niet alleen naar de bij de Griekse dichter Homerus en de Romeinse dichter Vergilius voorkomende passages over het duifschieten maar ook ‘naar andere elementen uit de Oudheid’ m.b.t. het duifschieten (zie SB 91, blz. 1942). Nog in hetzelfde SB-nummer, blz. 1944, gaf ik U de letterlijke tekst uit de Aeneïs van Vergilius. Hetgeen Homerus in zijn dichtverhaal Ilias meldt over het duifschieten, vindt U hieronder, op blz. 2029. Dát wat betreft de duifschieting in de Klassieke Oudheid. Inzake het duifschieten tijdens de Grijze Oudheid (= de Prehistorie) kunt U in SB 92, blz. 1969-1970, de mening lezen van C.J. Sickesz en J.A. Jolles. Beide schutterijvorsers - Sickesz méér nog dan Jolles, zo mogen we wel stellen waren de opvatting toegedaan, dat ook de oude Germanen de duifschieting hebben gekend. Met ‘de oude Germanen’ zijn dan met name bedoeld de bewoners van de Lage Landen en Duitsland in het begin van onze jaartelling en latere tijd. Echter, Uzelf wijst met betrekking tot het Paleolithicum (= de Oude Steentijd, d.w.z. de tijd vóór ca. 8.000 jaar v. Chr.) op het gegeven dat ‘sommige onderzoekers’ een link willen leggen tussen de paleolithische wandschildering in de ‘Puits’ of ‘Grot’ van Lascaux (F) en - ‘ondanks de enorme tijdskloof’ - latere ‘tradities als duifschieten’ (zie SB 91, blz. 1942). Ik voor mij plaats een zéér groot vraagteken bij die door sommige onderzoekers veronderstelde link. Ik heb al de grootst mogelijke moeite om mee te gaan in de stelling van de eerdergenoemde schutterijvorsers Sickesz (proefschrift 1864, blz. 41) en Jolles (artikel 1940, blz. 251), inhoudende dat het duifschieten ten grondslag zou hebben gelegen aan de oorsprong van de sinds de 13de eeuw (= 1201-1300) bestaande folklore van het koningschieten oftewel papegaaischieten. Mijn argumentatie heb ik in SB 92 (blz. 1970) genoemd, waarvan het belangrijkste element toch wel is: er gaapt een tijdskloof van zo’n twee millennia (dus zo’n 2.000 jaar) tussen het duifschieten bij Homerus (in Zuid-Europa!) en de eerste vaststaande berichten over de folklore van het koning- of papegaaischieten (in Noord-Europa!). Vergilius (70 - 19 v. Chr.) kunnen we wel ‘vergeten’, want hij heeft het thema duifschieten alleen maar ontleend aan Homerus. Daar komt nog bij, dat de verhalen van de Griekse dichter Homerus die zo’n zeven eeuwen vóór Vergilius leefde, merendeels gebeurtenissen beschrijven welke weer ettelijke eeuwen vóór Homerus zich hebben afgespeeld. Kortom: of óók de oude Romeinen daadwerkelijk de duifschieting hebben gepraktiseerd en vóór hen de oude Grieken in en na de tijd van Homerus? Mij zijn trouwens geen andere beschrijvingen van duifschieten uit de Klassieke Oudheid bekend. Ik speel hier nu even de advocaat van de duivel. Want wat is tegen de door mij aangevoerde argumentatie in te brengen? Op z’n minst (!) twee argumenten. Homerus bericht meermaals over lijkspelen en andere spelen zie daarover de rubriek De duif en het schutterijwezen in een volgend SB-nummer. En bovendien… En bovendien beoefenden de oude Grieken het vogelschieten (als sport) niet alleen in de vorm van duifschieten maar ook in de vorm van haanschieten. Een archeologisch bewijs voor dit laatste levert de voorstelling op een Helleense (= Oud-Griekse) amfora (= vaas of kruik met twee oren) uit ±400 v. Chr.: drie Griekse jongelingen houden hun pijl-en-boog gericht op een levende haan die op een marmeren kolom vastgebonden zit. De bewuste amfoor maakt deel uit van de archeologische collecties in het vermaarde Oudheidkundig Museum te Napels (Italië). Meest recentelijk berichtten daarover zowel De Wilde 2008 (blz. 25) 1) als De Schrijver 1997 (blz. 17) 2). Beide publicaties tonen elk voor zich op eigen wijze de onderhavige voorstelling op die Oud-Griekse vaas, echter zonder daarbij hun bron te vermelden: De Wilde 2008 middels een fotokopie en De Schrijver 1997 via een tamelijk amateuristisch nagetekende afbeelding, dezelfde als in Schulpen 1995 (blz. 48) 3), ontleend (?) aan Michaelis 1985 4) . Enige nasporing leerde mij, dat de genoemde vier auteurs hun gegevens met de betreffende illustratie rechtstreeks of indirect ontleend moeten hebben aan Stein 1925 5). Binnenkort zal ik daarover nadere mededelingen doen. Wordt dus vervolgd. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch 1) De Wilde 2008 = Pater Karel [de Wilde]: Vertellingen rondom de handboog. Deel II, in FVHS-Tijdschrift [= Viermaandelijks tijdschrift van de Federatie van Vlaamse Historische Schuttersgilden (FVHS)], nummer 14, jaargang 7 - [aflevering 3], Kinrooi, september 2008, blz. 22-25. 2) De Schrijver 1997 = Marc de Schrijver: De geografische spreiding van het papegayschieten, in: Logghe e.a. 1997, blz. 16-36. Logghe e.a. 1997 = K. Logghe, M. de Schrijver, R. Wuyts en Th. Reintges: Het Papegayschieten. Inleiding tot de studie van een oud Europees volksgebruik. [Uitgave van de Nobele Orde van de Papegay (NOVP) te Deurne]. Deurne (Antw.),1997. 3) Schulpen 1995 = John Schulpen: De Koning, in: Caris e.a. 1995, blz. 48-61. Caris e.a. 1995 = Fr. Caris e.a.: Sint Joris 1995. Vier Eeuwen Schutterij in Wessem. Wessem (LB), z.j. (1995). 4) Michaelis 1985 = Hans-Thorald Michaelis: Schützengilden. Ursprung - Tradition - Entwicklung [= ‘Schuttersgilden. Oorsprong - Traditie - Ontwikkeling’]. Series: Keysers kleine Kulturgeschichte. München 1985. 5) Stein 1925 = Henri Stein: Archers d’autrefois. Archers d’aujourd’hui [= ‘Handboogschutters van vroeger. Handboogschutters -----van tegenwoordig.’]. Parijs 1925. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
15
Blz. 1997
KEIZERS- EN KONINGSUNIFORMEN (1) Een voorstel VAN: De Heer E.G.H. (Fred) Hannen, keizer van Schutterij St.-Anna te Merum Hallo, Alfred.
Merum, gemeente Roermond (LB), 13 december 2011
Om het spelelement mooi te maken, voor iedereen begrijpbaar te houden en ook leuker te maken voor de toeschouwer, doe ik het volgende voorstel. Ik beveel aan om keizers (keizerinnen) en koning(inn)en in de kledij te brengen van graven (gravinnen) en koning(inn)en, enz. die ooit bij hen in stad, dorp of regio geleefd hebben. De betreffende klederdracht zouden de spelers mogelijk kunnen terugvinden in bibliotheken en musea. Men zou met een afbeelding voor een jury kunnen staan met het aantonen wat het moet voorstellen. Naar mijn inzicht is dit volkscultuur pur sang! Hier zou dan een oordeel over gevormd kunnen worden door de jury. Je bent dan van veel tegenstrijdigheden en discussies af! En het is leuker voor de jury en speler, naar mijn beleving. Hier zit dan ook vanzelfsprekend meer achter vanuit het thuisfront. Militaire schutterijen die een Hollands uniform dragen, gaan maar naar het Legermuseum te Delft. Keuze voldoende voor keizers en koningen. Deze opzet zou voor het publiek naar mijn inzicht ook goed te volgen zijn. Wellicht zeg je: ‘Fred, hier ben je aan het doordraven!’ Dat mag! Groet, Fred
AAN: De Heer Fred Hannen Beste Fred,
Maastricht, 13 december 2011
Enkele informatieve vragen vooraf. Betekent jouw voorstel, dat het enkel en alleen zich beperkt tot de uniformen van keizers en koningen, dus met uitsluiting van de klederdracht van de overige leden van een schutterij (schuttersgilde)? Zo ja, staat jouw voorstel dan niet op gespannen voet met het toch enigszins algemene gebruik dat schutterskeizers en -koningen zich tooien in de kledij van hun schuttersvereniging? Houdt jouw voorstel tevens in, dat jijzelf in dezen de daad bij het woord voegt en je gaat tooien in het uniform van de plaatselijk gebiedende heer of van de leenheer van Merum van vóór 1794? Hoezo ‘zou hier dan een oordeel over gevormd kunnen worden door de jury’? Een inhoudelijk oordeel? Bijvoorbeeld in de zin dat de jury zich ook bemoeit met de vraag of de klederdracht van de bewuste schutterskeizer (-koning) in overeenstemming is met de historische gegevens? Die competentie komt toch geen enkele jury toe? Of bedoel je slechts te zeggen, dat een jury gewoon haar werk dient te doen zoals ze dat altijd tot nog toe gedaan heeft? Wat bedoel je met: ‘Je bent dan van veel tegenstrijdigheden en discussies af?’ Item: ‘Hier zit dan vanzelfsprekend meer achter vanuit het thuisfront.’ Wat in vredesnaam bedoel je met een ‘Hollands’ uniform? Met vriendelijke groeten, Alfred
VAN: De Heer Fred Hannen Hallo, Alfred.
Merum, 16 december 2011
Wat betreft jouw eerste vraag: Ja! Het beperkt zich tot keizers en koningen en koninginnen. Als ik in Maastricht zou wonen, zou ik bijvoorbeeld kunnen zoeken naar een militair uniform uit de tijd dat de Fransen in Maastricht zijn geweest. Het zal dan wellicht niet moeilijk zijn om daarbij een passend kledij voor koning of koningin, keizer bij te zoeken van de een of ander magistraat van Maastricht uit die tijd. Zou ik als Maastrichtse schutterij het bij de Spaanse overheersing zoeken, dan zou ik op dat punt ook die lijn aanhouden. Let op! Het moet wel wat snit en kleur
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 1998 31 juli 2012 Schuttersbrief - nummer 93 16
betreft, niet te ver van elkaar gescheiden zijn, het moet te combineren zijn. Centraal moet staan het herleiden naar de vroegere figuur, passend tot het geheel (= groep schutters) waartoe de koning, koningin, keizer behoort. Natuurlijk blijft het twistpunt van smaak overeind! Daar valt niet over te twisten: ieder heeft zijn eigen smaak! Een schutterij met een fantasie-uniform heeft het op dat punt dan iets gemakkelijker. De overheidsfiguren van deze schutterij hoeven enkel en alleen maar te letten op combinatie van kleur. Verder zijn deze niet gehouden aan het tijdperk zoals je dat hebt bij militaire uniformen van Franse of Spaanse tijd. Met andere woorden: ik moet niet aankomen met een uniform van de 80-jarige Oorlog voor de schutterij en de overheidsfiguren in die schutterij van een jongere tijd aankleden. Het moet herleidbaar zijn! Wat betreft jouw tweede vraag: ik moet toegeven dat ik over schuttersgildes in eerste instantie niet heb nagedacht. Maar hierover denkend, zou het voor gildes hetzelfde kunnen gelden als keizer of koning. Met andere woorden: ik zie het niet als problematisch. Wat betreft jouw derde vraag: ja! Ik weet dat het een revolutionair voorstel is! Vandaar dat ik geen kritiek wens te geven op al de vrijwilligers die ons na zoveel jaren gebracht hebben tot wat wij nu hebben! In mijn boek doe ik overigens dit voorstel ook! Dus ik zit daar niet mee! Welke reactie ook komt! Ik vind onze schutterijen in de regel mooier dan schuttersgildes! Daar staat tegenover dat gildes meestal niet zoveel knoeien dan bij ons! Gildes hebben naar mijn informatie ook meer geschreven over bepaalde zaken. Als onze schutterij daarvoor geëigende uniformen voor had, zou ik dat geen probleem vinden. Ik neem aan dat je niet verwacht dat wij ons om die reden in andere uniformen tooien. Dat houdt mijn voorstel ook niet in. Wat ik in feite wil vragen: de vele schutterijen die militaire uniformen hebben, zouden dat kunnen overdenken? Ik wens zeker niet vooraf te gaan opleggen wat de verenigingen handen geld zou moeten gaan kosten. Maar hoeveel fantasie-uniformen zijn er niet waar je die invulling voor koningsparen / keizerparen zou kunnen doen? Wat betreft jouw vierde vraag: het jurylid is wellicht deskundig genoeg bij het inzien van de informatie, beschikbaar gesteld door de speler zodat het jurylid weet waar het om gaat! Zo niet, dan mag voor mij een jurylid twijfelen; hij weet wel waar te zoeken voor een volgende keer in de beoordeling. Wellicht begrijp de speler dat ook wel! Wat betreft jouw vijfde vraag: niet zelden is er verschil van opvatting in de uitvoering! Dat zal ook blijven bestaan, maar dat zit in het spel. Wat betreft jouw zesde vraag: natuurlijk! Het jurylid heeft ook nog de taak toe te zien hoe het is uitgevoerd. Wat betreft jouw zevende vraag: wat ik hier mee wil zeggen, is dit. Als bijvoorbeeld een koningin een jurk moet hebben, dan bemoeit zich daar een half gezin mee. In mijn voorstel gaat wellicht de hele huiselijke kring meedoen om te zoeken naar hun verleden in dorp, stad of regio. Wat betreft jouw achtste vraag: ons leger kent verschillende onderdelen al heel veel jaren. Indien men dan een NLuniform heeft, zou men in Delft kunnen gaan zoeken naar uniformen voor koning of keizer. Dat bedoel ik eigenlijk aan te geven. Groet, Fred
AAN: De Heer Fred Hannen Beste Fred,
Maastricht, 17 december 2011
Naar welk boek van jou verwijs je in jouw reactie op mijn derde vraag? Je schrijft weliswaar dat jouw voorstel revolutionair is, maar zo ‘revolutionair’ is het toch ook weer niet. Ik herinner je eraan, dat vijf jaar geleden de Noord-Brabantse schutterijvorser Johan Oomen in het Limburgs Schutterstijdschrift (nr. 72, september 2006, blz. 13) een oproep deed. Enerzijds aan iedere publicerende schutterijvorser om ‘zich te beperken tot de lokale schutters- en gildegeschiedschrijving’, want: ‘die is boeiend en moeilijk genoeg.’ Anderzijds aan elke schutterij om voor de aanschaf van historische kledij voortaan alleen inspiratie op te doen in het verleden van de eigen landstreek, stad of dorpsgemeenschap. In mijn reactie (zie SB 67, blz. 1230-1233) betitelde ik Oomens standpunt of advies als ‘ietwat rigide’ (blz. 1230) en leidend tot een ‘verschraling’ van ‘bijvoorbeeld het Limburgse schutters(gilde)wezen in heden en toekomst’ (blz. 1231). Het uniform van de schutterskeizer en -koning dient mijns inziens wel zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met dat van het gezelschap waarvan hij deel uitmaakt. De (échte) schutterskeizerin en -koningin zouden, naar mijn mening, zelf (en dus niet hun partner!) onder alle omstandigheden de insignes (i.c. de drie zilveren keizervogeltjes dan wel de zilveren koningsvogel) moeten dragen; eventueel dient dat te geschieden door een page. Dit heb ik al eens eerder in de SB betoogd. ----------Met vriendelijke groeten, Alfred
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
17
Blz. 1999
KONINGSPLATEN: WAAR, HOE EN WANNEER ONTSTONDEN ZE? (1) VAN: De Heer E.G.H. (Fred) Hannen, keizer van Schutterij St.-Anna te Merum Hallo, Alfred. Merum, gemeente Roermond (LB), vrijdag 9 december 2011 Kun je mij de onderstaande gegevens van het ontstaan van gebruik van koningsplaten ergens mee bevestigen, bijvoorbeeld aan de hand van archiefgegevens? Het is niet mijn bedoeling om hierover een boompje op te zetten of een discussie op te roepen om de discussie. Ik heb nog een volgende vraag. Het blijkt ook dat in die tijd het fenomeen schutterskeizer is ontstaan. Dit gegeven neem ik direct aan! Maar kun je me een historische bevestiging geven van het schenken van een koningsplaat door de Maastrichtse magistraat in de 14de eeuw? Bij voorbaat dank voor de aandacht en moeite. Groet, Fred [Originele (?) tekst van de door Fred Hannen geraadpleegde bron]
Dae haet de plate um Iemand in beschonken toestand, dronken of zaat. De platen verwijzen naar de koningsplaten van de schutterij. Elk jaar wordt door de schutters op de vogel geschoten. Wie hem afschiet, wordt voor een jaar koning. Hij moet een zilveren plaat laten maken waarop zijn naam en het jaar van zijn koningschap zijn gegraveerd. Daarnaast is hij verplicht de overige schutters te trakteren op enkele vaten bier. Wie de vogel drie keer achter elkaar afschiet, wordt keizer. Het mag overigens een wonder heten, dat nog zoveel koningsplaten zijn bewaard gebleven. Het gebruik van koningsplaten of onderscheiding kent een lange traditie. Hoe is deze ontstaan en wanneer? Vanaf de veertiende eeuw werd zo’n plaat of onderscheiding door de gemeenteraad van Maastricht uitgereikt. De magistraat had immers de meeste voordelen van kundige boogschutters. Toen later de boog werd verruild voor de buks, bleef het vogelschieten bestaan. Volgens een Spaanse gezant die Limburg in de zestiende eeuw bezocht, was het vogelschieten zowel in de steden als op het platteland algemeen gekend. Er wordt eveneens gesproken over het keizerschap. Wie driemaal de vogel afschoot, werd keizer. Hij kreeg dan bepaalde voorrechten. Het vogelschieten heeft geleid tot de uitdrukking: de vogel aafsjete (= geluk hebben, mazzelen). Of bijvoorbeeld: Hae haet de vogel aaf! Betekenis: Hij heeft het gemaakt! Een andere uitdrukking: Als het kouf neet drinkt, möste um beij de sjutterie doon! Als het kalf niet drinkt, moet je hem bij de schutterij doen. Of: Doe het kauf een schutteriepats op! Doe hem een schutterspet op, dan drinkt hij wel.
AAN: De Heer Fred Hannen Beste Fred, Maastricht, vrijdag 9 december 2011 Je verwijst weliswaar naar ‘een bron’, maar je vermeldt niet de herkomst ervan. Duidelijk een beginnersfout! Jammer, om ten minste drie redenen. Immers: a) hoe kunnen we controleren, of je de tekst wel correct hebt weergegeven, als we niet eens weten waar we moeten zoeken?; b) we kunnen dus evenmin de auteur bevragen hoe hij aan zijn gegevens gekomen is; c) de hierboven geciteerde tekst boet daarmee aanzienlijk aan betekenis in. Conclusie: altijd maar dan ook altijd eerst de bron noteren - d.w.z. auteursnaam, titel van boek of periodiek en tijdschriftartikel, plaats en jaar van uitgave, plus ook nog de bladzijde(n) - en pas daarna de bron geheel of gedeeltelijk kopiëren. Ik doe wat betreft de herkomst van jouw bron enigszins een slag in de lucht. Volgens mij gaat het om een krantenbericht en wel uit de artikelenreeks Waat zaes se? [= ‘Wat zeg je?’] in de rubriek Wegwijs die sinds jaar en dag verschijnt in de beide Limburgse dagbladen (Dagblad De Limburger en Limburgs Dagblad). Natuurlijk kan ik ernaast zitten. Maar ik meen meer dan eens fragmenten te hebben gelezen uit zo’n artikelenreeks of subrubriek waarin uitdrukkingen in een of meerdere Limburgse dialecten worden vertaald en toegelicht. De tweede beginnersfout is, dat je - nog wel met een uitroepteken - meldt dat je een ‘gegeven direct aanneemt!’ Een goede raad: nooit doen. Nooit zonder meer een gegeven als waar en vanzelfsprekend aannemen. En al helemaal niet, als er vragen rijzen omtrent de bron zelf. Dan nu puntsgewijs mijn commentaar op de inhoud van het al dan niet vermeende krantenbericht.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2000 31 juli 2012 Schuttersbrief - nummer 93 18
De titel luidt: Dae haet de plate um. Om welk Limburgs dialect het hier gaat, weet ik niet. Maar ik vermoed, dat er letterlijk mee bedoeld wordt: Die heeft de [schutters]platen achterstevoren, dus verkeerd om. Dát of een andere uitleg had de auteur weleens erbij mogen vermelden, want zeker niet iedere lezer is het Limburgs machtig. De volgende regels uit het artikel gaan over een schutterstraditie die de SB-lezer zo vertrouwd in de oren klinkt, dat ik mij van de noodzaak van een nadere toelichting ontslagen acht. Op één punt na, nl. waar jijzelf in jouw korte mailing van vandaag een tekstuitleg geeft waarin ik mij niet kan vinden. Hoe kom je erbij om te stellen, dat ‘in die tijd’ (dat het gebruik van koningsplaten in zwang was geraakt) ook ‘het fenomeen schutterskeizer blijkt te zijn ontstaan’? Dat beweert de auteur van het artikel helemaal niet! Bovendien is het nog maar zéér de vraag of het fenomeen schutterskeizer (nagenoeg) tegelijk met het verschijnsel schutterskoning ontstaan is. Ik mag je kortheidshalve wel verwijzen naar een eerder artikel van mijn hand: De oorsprong van het schutterskeizerschap, in SB 14, Maastricht, 18 februari 2005, blz. 342-343. Het volgende punt dat ik uit het door jou geciteerde artikel wil bespreken, slaat op de mededeling dat de Maastrichtse magistraat al in de 14de eeuw [= 1301-1400] een of meer koningsplaten zou hebben uitgereikt. Dat bericht klopt echter van geen kanten en staat trouwens haaks op de eerdere mededeling (van de auteur) dat de schutter die bij de jaarlijkse papegaai- of koningschieting de vogel neerhaalde, in principe zelf een koningsplaat diende te bekostigen. Bestaande koningsplaten van vóór 1300 zijn nergens in en buiten Nederland te vinden, althans voor zover mij bekend. Vrijwel zeker weet ik, dat het stadsbestuur van Maastricht in de 14de eeuw (en later!) nimmer een koningsplaat aan een schutter geschonken heeft. Daarover heb ik in elk geval nooit iets in de Maastrichtse archieven gevonden. Evenmin zul je ergens in de vele tientallen - zo niet honderden - publicaties over het Maastrichtse schutterswezen een bevestiging vinden van wat de door jou aangehaalde zegsman hier opdist. De voorgaande mededeling van de auteur lijkt tevens te suggereren, dat zij (deels) het antwoord is op de vraag hoe en wanneer de eerste koningsplaten zijn ontstaan. Ook die suggestie kunnen we verre van ons werpen. Zó belangrijk was Maastricht toch ook weer niet. Wat moet het antwoord dan wél zijn? Vooralsnog is niets met zekerheid bekend, zelfs met betrekking tot de (waarschijnlijk toch oudere) papegaai- of koningschieting. De oorsprong van het papegaai- of konings(vogel)schieten zou je verwachten te moeten zoeken in Italië, de bakermat van het schuttersgildewezen. Dáár schijnt men niet alleen aanvankelijk, in de 13de eeuw (= 1201-1300) en nog eerder (?), maar ook later uitsluitend (?) geschoten te hebben op muntstukken die men ophing in masten en bomen (zie o.m. de mededeling van SB 41, blz. 668). Is men zo - in Italië zelf of elders in Europa - op het gebruik van koningsplaten gekomen? Wie het weet, mag het zeggen. Interessant vind ik de mededeling over het 16de-eeuwse bezoek van een Spaanse gezant aan wat thans Limburg heet. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen, dat ik op dit moment niet zo een-twee-drie weet wie hier bedoeld kan zijn. Dat zou ik moeten opzoeken. De indruk wordt gewekt, dat de Spaanse gezant in kwestie het ook over het verschijnsel schutterskeizer had. Zeer wel mogelijk, want in de 16de eeuw (= 1501-1600) was het vogelschieten incluis het keizerschieten - inderdaad algemeen gekend, zowel in de steden als op de dorpen. Ten slotte volgen er nog vijf uitdrukkingen in het dialect. Die spreken, dunkt mij, allemaal voor zich. Aafsjete is natuurlijk afschieten. De dikke Van Dale (veertiende en herziene uitgave, Utrecht / Antwerpen, 2008, blz. 119 en 1417) vermeldt bij respectievelijk het lemma of trefwoord afschieten: ‘doen vallen’, en bij hoofdvogel: ‘(algemeen Belgisch-Nederlands) de hoofdvogel afschieten a) iets bijzonders bereiken; b) (ook ironisch) een grote flater begaan.’ Met vriendelijke groeten, Alfred
VAN: De Heer Fred Hannen Beste Alfred,
Merum, 13 december 2011
Jij hebt het erover dat de allereerste koningsplaten mogelijk uit Italië, uit Vlaanderen of van elders kunnen komen. Mogelijk moet je meer zoeken in het Rijnland voor achtergronden van onze Limburgse volkscultuur. Ik geloof echt niet, dat wij hier in Limburg op dit punt z.g het buskruit hebben uitgevonden! In elk geval ben ik voornemens om mr. Rensch van het (Regionaal) Historisch Centrum Limburg in Maastricht ernaar te vragen en ook hoe het zit met de oorsprong van het schutterskeizerschap. Groet, Fred
AAN: De Heer Fred Hannen Beste Fred, Maastricht, 13 december 2011 Ik meldde het al: de oorsprong van de koningsplaten hoeven we zeker niet in de eigen regio te zoeken, want zó belangrijk was een stad als Maastricht toch niet. Het Rijnland is een mogelijkheid. Maar zelf vermoed ik óf Italië (minder waarschijnlijk) óf Vlaanderen (waarschijnlijker). Ik ben benieuwd wat dhr. Rensch je zal antwoorden. -----------
Met vriendelijke groeten, Alfred.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
19
Blz. 2001
DE KONINKLIJKE EREPENNING (1) VAN: De Heer W.G.M.P. (Wiel) Leunissen, mede-eigenaar en mederedacteur van ‘de Website van Klimmen’ Beste Alfred,
Klimmen, gemeente Voerendaal (LB), 26 juni 2009
Bij dezen een korte reactie op het artikel Het predicaat ‘Koninklijk’ in Schuttersbrief - nummer 91, pagina 1951-1953. Zoals reeds aangekondigd in een eerdere correspondentie heb ik naar aanleiding van de toespraken van bondsvoorzitter K. van Knippenberg en burgemeester E. Sprokkel op zondag 17 mei jl., waarin ten onrechte wordt gesuggereerd dat wij door het ontvangen van de Koninklijke Erepenning gerechtigd zouden zijn het predicaat ‘Koninklijk erkend’ resp. ‘Koninklijk’ te voeren, een brief gestuurd naar Hare Majesteit Koningin Beatrix. Hierin heb ik haar verzocht via ‘de Grootmeester van het Huis van Hare Majesteit de Koningin’ een reactie te mogen ontvangen waaruit blijkt dat wij niet gerechtigd zijn het predicaat Koninklijk te voeren. Dit heeft op 18 juni jl. geresulteerd in een telefonisch onderhoud met mevrouw J. Nieuwenhuyzen-Vroegop, secretaresse van het Particulier Secretariaat van Hare Majesteit de Koningin. Op 23 juni jl. ontving ik onderstaande mail van Mw. Nieuwenhuyzen-Vroegop, waaruit blijkt dat het door mij geschreven artikel dat op 19 mei op onze website http://www.sint-sebastianus.nl werd geplaatst, juist is. Wij zijn begiftigd met de Koninklijke Erepenning: niets meer en niets minder!
Paleis Noordeinde, Den Haag, 23 juni 2009 Geachte Heer Leunissen, Veel dank voor het toezenden van het artikel naar aanleiding van de toegekende Koninklijke Erepenning aan Broederschap Sint Sebastianus in Klimmen! Zoals donderdag 18 juni jl. telefonisch met U besproken, zend ik hierbij gaarne de bevestiging over het benoemen van de Koninklijke Erepenning. In Uw schrijven van 19 mei jl., heeft U reeds aangegeven dat volgens U de Erepenning niet hetzelfde is als het predicaat ‘Koninklijk’. Dit is inderdaad correct - de benaming ‘Koninklijk erkende’ of ‘Koninklijke’ Broederschap is dan ook niet juist. Wel kan vermeld worden dat de Broederschap is begiftigd met de Koninklijke Erepenning. Het woord ‘Koninklijk’ duidt op het predicaat dat aan organisaties kan worden toegekend. De Koninklijke Erepenning is bedoeld voor verenigingen die actief zijn op bijvoorbeeld cultureel, maatschappelijk of sportief gebied. Mocht U verdere vragen hebben, dan kunt U uiteraard contact met mij opnemen. Met vriendelijke groeten, J. Nieuwenhuyzen-Vroegop, secretaresse Particulier Secretariaat van Hare Majesteit de Koningin; telefoon: 070 - 362 47 01
En op jouw vraag of deze toekenning inhoudt dat wij ‘daadwerkelijk’ en ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ erin geslaagd zijn aan te tonen dat onze vereniging 500 jaar oud is, verwijs ik je naar het begeleidende certificaat en het Koninklijk Besluit van 16 maart 2009 - beide (!) weergegeven in het artikel op onze website - waarin wordt aangegeven dat wij de penning ontvangen bij ons 500-jarig bestaan. Hiermee erkent de Kroon onze oprichtingsdatum en dát laat aan duidelijkheid niets te wensen over! Met vriendelijke schuttersgroet, Wiel Leunissen Noot van de SB-redactie We hebben de mailing van de heer Wiel Leunissen voorgelegd aan de heer Jo Pluymakers en aan laatstgenoemde gevraagd erop te willen reageren. Voor een reactie van dhr. Pluymakers zie de navolgende bladzijde. A.D.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2002
31 juli 2012
20
Schuttersbrief - nummer 93
VAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser Geachte Heer Leunissen,
Beek (LB), 27 juni 2009
U hebt van de zijde van het Koninklijk Huis een bevestiging ontvangen van wat U al wist: het predicaat Koninklijk is heel iets anders dan het als vereniging begiftigd worden met de Koninklijke Erepenning. In het Limburgs Schutterstijdschrift 1) heb ik daar al uitvoerig over geschreven, maar ook in de Schuttersbrief 2) is daar regelmatig aandacht aan besteed. Overigens ligt géén Koninklijk Besluit (KB) ten grondslag aan de verlening van het predicaat Koninklijk noch aan de verlening van de Koninklijke Erepenning. Een KB wordt namelijk niet alleen door de koningin ondertekend maar ook door de betreffende minister en dát is hier niet het geval. Men spreekt dan ook hier over een Koninklijke Beschikking. Het is immers een besluit van de koning(in) zelf, zonder raadpleging van ministers. Ook de door U gebezigde erkenning door de Kroon is niet correct, want deze term wordt gebruikt voor ‘de Koning(in) en Ministers tezamen’ (= de Regering). En ook dát is hier niet aan de orde. Dat op het begeleidende certificaat staat dat het is uitgereikt bij het 500-jarig bestaan, wil nog niet zeggen dat dit als een bewijs kan gelden dat de schutterij ook werkelijk vijf eeuwen bestaat. Het staatshoofd zal beslist geen onderzoek hebben ingesteld naar de historische feiten. De door U gevoerde correspondentie geeft nog eens duidelijk weer, dat het zich Koninklijk of Koninklijk Erkend noemen op grond van de verleende Koninklijke Erepenning absoluut onjuist is. En dat nog eens zeggen geeft hoop, dat verenigingen zelf op dit gebied voor regulatie zullen zorgen. Sint-Sebastianus uit Klimmen hoeft dat dus niet te doen en dat is een compliment waard! Met vriendelijke groet, Jo Pluymakers Noten van de SB-redactie 1) Jo Pluymakers: Koninklijk, Koninklijk Erkend en de Koninklijke Erepenning, in: Limburgs Schutterstijdschrift, nummer 76, [Thorn], september 2007, blz. 16-17. 2) Zie: SB 28 (blz. 503), SB 32 (blz. 563), SB 40 (blz. 652), SB 50 (blz. 864-867), SB 54 (blz. 949-953), SB 66 (blz. 12211222), SB 70 (blz. 1329), SB 71 (blz. 1352-1355), SB 75 (blz. 1497-1498), SB 84 (blz. 1734), SB 85 (blz. 1783-1786), SB 86 (1816-1817), SB 91 (blz. 1951-1953) en SB 92 (blz. 1976). A.D.
VAN: De Heer Wiel Leunissen Geachte Heer Pluymakers,
Klimmen, gemeente Voerendaal (LB), 7 juli 2009
Navraag bij mevrouw J. Nieuwenhuyzen-Vroegop, secretaresse Particulier Secretariaat van Hare Majesteit de Koningin, heeft vandaag geresulteerd in een aanpassing van het artikel op onze website! De toekenning houdt inderdaad niet in, dat het door ons geclaimde jaar van oprichting onomstotelijk is aangetoond. Wel zijn we er in geslaagd het héél aannemelijk te maken dat onze vereniging inderdaad 500 jaar oud is. En dat ik in mijn enthousiasme heb verondersteld, dat ‘de Kroon’ onze oprichtingsdatum heeft erkend, is inderdaad onjuist. Maar dat heeft alles te maken met het feit dat ik, zoals nu is gebleken, onterecht heb gedacht dat hiermee Hare Majesteit werd bedoeld. Neemt niet weg dat wij nog steeds de koning te rijk zijn met onze Koninklijke Erepenning! Met vriendelijke groet, Wiel Leunissen
AAN: De Heer Wiel Leunissen Beste Wiel,
Maastricht, 7 juli 2009
Dat jullie erin geslaagd zijn de hoge ouderdom van jullie schutterij héél aannemelijk te maken, zal - denk ik niemand willen betwisten: zie mijn recensie (van jullie jubileumboek) in SB 92, blz. 1979-1980, en mijn veel eerdere artikel ‘Het schutterijwezen in de gemeente Voerendaal (LB), vroeger en nu (5). De Broederschap St.Sebastianus te Klimmen: hoe oud is zij wel?’ in SB 69, blz. 1299-1301. Met vriendelijke groeten, Alfred. -----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
21
Blz. 2003
MUZIEK EN SCHUTTERIJEN (1) VAN: De Heer Reinhard Wind, dirigent, muziekleraar en SB-redacteur Muziek Beste Schutters en Schuttersvrienden, Venlo (LB), 17 maart 2009 Schutterijen en muziek zijn sinds mensenheugenis met elkaar verbonden. Vrijwel iedere schutterij in Limburg bezit een eigen muziekkorps. Dit kan zijn: een traditionele drumband, een fluitenkorps, een klaroenkorps tot zelfs een modern drumfanfarekorps of malletkorps. Hoe is deze ontwikkeling begonnen en waardoor zijn muzikanten toegevoegd aan een schutterij en met welk doel? Om deze vragen te beantwoorden moeten we allereerst teruggaan naar de basis van de schutterij. Het globaal ontstaan van de schutterij Doordat niet in alle steden garnizoenen waren gehuisvest die een stad konden beschermen, vormden de stedelingen zelf een stadswacht die de veiligheid van de stad vanaf de Middeleeuwen moesten waarborgen. Vooral in onze regio zijn veel huidige schutterijen ontstaan als stadswachten. De oprichting van zo’n stadwacht gebeurde meestal nadat een stad was overvallen of geplunderd door roversbendes of naburige steden en dorpen die zodoende mee wilden profiteren van de rijkdommen die er in de stad waren. Vandaar dat iedere stadswacht zijn eigen oprichtingsdatum heeft en tot wel honderden jaren in ‘leeftijd’ kunnen verschillen met andere stadswachten. Daarnaast verdwenen de stadswachten weer als een stad als garnizoensstad werd gebruikt, want dan waren er legertroepen gehuisvest die de stad konden verdedigen. Stadswachten of schutterijen waren meestal paramilitaire groeperingen die de tradities van het leger in de loop der jaren overnamen. Om de muzikale connectie met het leger beter te kunnen begrijpen, zal ik eerst een klein stukje geschiedenis van de militaire muziek beschrijven. Het leger Binnen een leger was de muziek al veel langer ingeburgerd. Zo is bekend dat ten tijde van de Egyptenaren en Romeinen trompetachtige instrumenten werden gebruikt . Deze instrumenten bestonden uit een metalen pijp van zo’n 50 cm, met aan de ene kant een soort trechter en aan de andere kant een primitieve vorm van een mondstuk. Met deze instrumenten konden alleen maar natuurtonen worden gespeeld. Natuurtonen Natuurtonen zijn tonen die ontstaan als je op een holle buis blaast. Zo'n holle buis kan een stuk tuinslang zijn, maar ook een instrument. De natuurtonen komen altijd in dezelfde volgorde tevoorschijn: grondtoon - rein octaaf - reine kwint - reine kwart - grote terts - kleine terts - kleine terts (iets kleineer dan voorgaande kleine terts) - grote secunde - grote secunde (de laatste tussen grote en kleine secunde in) - en zo verder. In een notenvoorbeeld: C - c - g - c1 - e1 - g1 - bes1 - c2 - d2. In theorie gaat de reeks natuurtonen eindeloos door. In de praktijk is de kundigheid van de speler de beperkende factor. Andere namen voor natuurtonen zijn: boventonen of harmonische tonen.
De Romeinen kenden drie soorten trompetten: 1) De tuba was een rechte buis met een beker aan het eind. Het instrument was iets meer dan een meter lang. 2) De lituus varieerde van zo'n 75 centimeter tot anderhalve meter. Hij ontstond uit een simpele holle stok waarop een hoorn van een dier gestoken was. Zo zag hij er ook uit: een lange rechte buis met aan het eind een soort hoorntje. 3) De cornu was een lange buis die helemaal rond gebogen was, ongeveer zoals in de hoofdletter G. Ook de cornu liep in een beker uit. Doel van muziekinstrumenten bij het leger Naast de reeds genoemde blaasinstrumenten nam de trom ook een belangrijke plaats in. Zo werd de trom vooral gebruikt voor het verplaatsen van gevechtseenheden. Op het ‘geroffel’ van de trom kon gemarcheerd worden wat ten goede kwam aan de uitstraling van het leger. Maar ook werd de muziek gebruikt als een soort afschrikking. Met name bij de janitsaren was dit het geval. Janitsaren Janitsaren (Yeniçeri = nieuwe orde, troepen of leger) is de benaming van een elite- of keurkorps, goedgetrainde soldaten (infanterie) in het Osmaanse Rijk, ingesteld rond 1330 door sultan Orhan I of Murat I. Velen werden beïnvloed door het soefisme en waren gelieerd aan de derwisjen. Het soefisme is een mystieke traditie die haar oorsprong heeft in de vroege islam. Een aanhanger van het soefisme heet een soefi, hoewel sommigen deze titel slechts wensen te gebruiken voor iemand die de doelen van het soefisme bereikt heeft. De soefi's vormen mystieke broederschappen of zusterschappen. De dansende derwisjen kwamen oorspronkelijk uit de Turkse stad Konya. Door in het rond te tollen bereiken zij een bepaalde extase en zo proberen zij tot God te komen. De orde werd gesticht door de volgelingen van de soefidichter Jalal ad-Din Rumi uit de 13de eeuw. Janitsaren verplaatsten zich met veel muzikaal geweld met behulp van schalmeien en schellenbomen. Schalmeien zijn hoboachtige blaasinstrumenten met een schelle toon. Als men hen hoorden aankomen, vluchtte iedereen uit angst voor de meedogenloze praktijken die de janitsaren gebruikten en waarom ze bekend stonden.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2004
31 juli 2012
22
Schuttersbrief - nummer 93
In latere tijden werden muziekinstrumenten ook gebruikt voor het doorgeven van commando’s. Een heel goed voorbeeld hiervan is de klaroen bij de Amerikaanse cavalerie ten tijde van het Wilde Westen. Zij beschikten over verschillende commandosignalen om aan te geven wat er ging gebeuren. Voordeel hiervan was dat de commando’s voor iedereen hoorbaar waren. De reikwijdte kwam verder dan de menselijke stem. Over de verschillende soorten commando’s zal ik later nog wat meer vertellen en wat dat betreft voorbeelden op notenschrift verstrekken. Doordat commando’s niet alleen voor klaroenachtige instrumenten werden geschreven (ook meerstemmig) maar ook voor de trom (als begeleiding), ontstond uiteindelijk de mars. De ontwikkeling van het muziekschrift alsmede de ontwikkeling van de muziekinstrumenten bood muzikaal gezien meer diversiteit aan muziekstukken. Was men vroeger beperkt tot het spelen van natuurtonen, door de uitvinding van o.a. de saxhoorn door Adolf Sax konden ook tonen die tussen de natuurtonen lagen, gespeeld worden. Echter de basis van de huidige harmonie en fanfare ligt in de 18de 19de eeuw in Frankrijk ten tijde van Napoleon Bonaparte. Tot de Franse Revolutie bestond een harmonieorkest uit acht tot twaalf muziDe middeleeuwse schalmei-familie kanten (o.a. in Engeland, Pruisen en Oostenrijk). Na de bestorming [Bron: Wikipedia] van de Bastille had men in Parijs al een beroepsorkest, bestaande uit zo’n 45 muzikanten. Deze muziekkorpsen hadden evenwel meer een ceremoniële taak dan een daadwerkelijke krijgstaak. Voor het marcheren werd nog steeds gebruikgemaakt van één à twee tamboers. Deze orkesten kwamen dankzij de veroveringen van Napoleon door heel Europa. En dit leidde ertoe dat op vele plaatsen ook zulke orkesten werden opgericht. De samenstelling van instrumenten bij deze orkesten verschilde nogal. Vele culturen voegden tevens hun eigen traditionele instrumenten toe aan de bezetting, terwijl men ook gebonden was aan het instrumentarium dat voorhanden was. Muziekwinkels zoals in deze tijd bestonden toen nog niet. Muziek Zeker in het begin werd de gespeelde muziek doorgegeven door overlevering. Een muziekschrift zoals we dat heden ten dage kennen, bestond nog niet. Om dit nader toe te lichten duiken we even terug in de geschiedenis van het muziekschrift. De eerste persoon die muziek op papier wilde zetten, was paus Gregorius de Grote (590-604). Hij bepaalde dat er een scheiding moest zijn tussen de kerkmuziek (gregoriaans) en de wereldlijke muziek. Deze laatste bestond uit liederen van troubadours, minstrelen en instrumentalisten die zelfverzonnen volksliedjes brachten. Deze werden nooit op muziek genoteerd en vele daarvan zijn in de loop der tijden verloren gegaan. De kerkelijke muziek was aan strenge regels gebonden. Daardoor werden componisten gedwongen deze stijl aan te houden; anders mochten hun werken niet in de kerk worden gespeeld. Andere gelegenheden bestonden in het begin nog niet. De strenge regels hielden o.a. in, dat niet alle samenklanken werden toegestaan. Bijvoorbeeld de huidige veel gebruikte terts-sextparallellen waren aanvankelijk verboden. Zelfs de meerstemmigheid bestond in het begin van het gregoriaans niet. Door de eeuwen heen werden de regels beetje voor beetje versoepeld. Tegenwoordig kan men deze muziek nog altijd beluisteren tijdens gregoriaanse missen. Het zal meteen opvallen dat de samenklanken toch heel anders zijn dan die van de hedendaagse muziek. Ook de militaire muziek viel onder de volksmuziek, d.w.z. dat ook deze muziek door overlevering werd doorgegeven. Dit hield dus is dat ook van deze muziek weinig is overgebleven. Echter nadat het muziekschrift zich verder ontwikkeld had naar het systeem dat wij nu hanteren, en doordat de scheiding tussen kerkelijke muziek en wereldlijke muziek vervaagde, begon men ook voor allerlei vormen van orkestsamenstellingen te schrijven. Voor de militaire muziek betekende dit, dat signalen e.d. gestandaardiseerd konden worden zodat voor elk legeronderdeel dezelfde commando’s golden. Verder kregen veel regimenten hun eigen parademars. Denk maar aan de Van Heutszmars, de Grenadiersmars, De Huzaren van Boreel, enz. Voor de tamboers was er de beroemde Buiten Modelmars. Een mars die zeker tot en met de jaren 60 van de vorige eeuw door bijna elk zichzelf respecterend korps gespeeld werd. Zelfs heden ten dage zijn er nog tamboerkorpsen van schutterijen die deze mars vol trots spelen. Maar we zullen niet te ver afdwalen en bovenstaande gegevens projecteren op de schutterijen. Wordt vervolgd -----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
23
Blz. 2005
NEPSCHUTTERIJEN (1) Schutterij De Sjoemelaere te Ransdaal (LB) VAN: De Heer M.G.W.M. (Mathy) Leunissen, schutterijvorser; auteur van het in SB 92 gerecenseerde schuttersboek over Klimmen (LB) Hallo, beste Alfred.
Kunrade, gemeente Voerendaal (LB), 7 oktober 2009
Al diverse malen werden er in de Schuttersbrief uiteenlopende schutterijtypen behandeld en een poging gedaan om te verklaren waar het woord schutterij vandaan komt. Doch sinds kort kent de gemeente Voerendaal een totaal nieuw schutterijtype, met een heel eigen verklaring van het woord schutterij die ik je niet wilde onthouden. Het gaat om de schutterij ‘De Sjoemelaere’ uit Ransdaal (gemeente Voerendaal) waarbij het drinken van Brand’s bier centraal staat. Zo valt op hun Hyvespagina (http://sjoemschutterij.hyves.nl) de volgende beschrijving te lezen: (Brand) Schutterij de Sjoemelaere anno 2009 is een formatie waarbij het nuttigen (schutten) van bier erg belangrijk is. Schutterij De Sjoemelaere telt 3 leden en 7 fans. Welnu: over de vraag hoe serieus je dit moet nemen als nieuw schutterijtype, kun je natuurlijk nog discussiëren. Alsook over de vraag hoe wetenschappelijk hun verklaring dan wel betekenis is die zij aan het woord ‘schutterij’ geven. Maar ondanks het feit dat de schutterijen toch op z’n minst in de afgelopen eeuw en ook nu nog de reputatie hebben als zuipverenging, ben ik nog nooit een vereniging / club tegengekomen die deze link zo duidelijk maakt als De Sjoemelaere. Interessant vind ik het ook omdat verenigingen of clubs die zichzelf ‘schutterij’ noemen, doorgaans in te delen zijn bij de schietsportverenigingen of bij de folkloreschutterijen (folkloristische schuttersgilden) maar niet bij de categorie zuipvereniging. Dan laat ik natuurlijk wel even buiten beschouwing dat er toch wel enkele schutterijen binnen de Oud-Limburgse Schuttersfederatie zijn die de reputatie als zuipverenging hebben. Mijn vraag is in ieder geval aan jou, Alfred, of aan een van de andere lezers van de Schuttersbrief, of er bij iemand meer van ‘dit’ soort voorbeelden bekend is. Groetjes, Mathy
Hierboven het ‘logo’ dat De Sjoemelaere gebruiken op hun Hyvessite. Alhoewel de foto als titel ‘Voorgangers’ heeft, betreft het geen oude foto van een Ransdaalse schutterij of van de schutterij van Klimmen. Het betreft hier namelijk de schutterij Wilhelmina te Nieuwenhagen (thans gemeente Landgraaf) in 1950.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2006
31 juli 2012
24
Schuttersbrief - nummer 93
Nog méér (soorten) nepschutterijen AAN: De Heer Mathy Leunissen Beste Mathy,
Maastricht, 13 oktober 2009
Er zijn inderdaad nog méér gezelschappen te noemen die we kunnen rangschikken onder de noemer nepschutterij. Sterker nog: voor Ransdaal kunnen we zelfs een eerdere nep- of fakeschutterij aanwijzen. Bovendien is - in weidser verband - ook nog onderscheid te maken tussen verschillende soorten (!) nepschutterijen.
De vroegere surrogaatschutterij van Ransdaal Een échte schutterij heeft Ransdaal nooit gehad, maar wél - aldus Pluymaekers 1982, blz. 98-99 1) - een schutterij ‘in surrogaatvorm’. Léon Pluymaekers: ‘Het feest van De Bronk (kermisprocessie) duurde vier dagen. Een “schutterij” in officierskleren werd versterkt met twee trommelslagers en een fluiter uit Voerendaal. Twee bijldragers stapten naast de koning’ (blz. 100). Kennelijk ging het hier om een jaarlijks optredende surrogaatschutterij. Helaas vermeldt de vorengenoemde auteur niet, uit welke bron of bronnen hij zijn gegevens geput heeft. Omdat de zojuist verstrekte gegevens deel uitmaken van dezelfde paragraaf waarin Pluymaekers ook - en ditmaal iets uitvoeriger - ingaat op de voormalige ‘Papieren of Houten Harmonie’ (zijnde een Ransdaler nepmuziekgezelschap van vlak vóór of omstreeks 1887), is het zeer wel mogelijk, dat uit de kring van voormelde nephamonie de personen afkomstig waren die tijdens de jaarlijkse Bronk de bewuste surrogaatschutterij formeerden. Een andere mogelijkheid zou zijn, dat de nepschutterij bestond uit Ransdaler leden van hetzij de St.-Sebastianusschutterij uit Klimmen hetzij de St.-Sebastianusschutterij uit Voerendaal (Radermacher 2003 2)) en/of - zo wil ik niet uitsluiten - de (toen al voormalige?) St.-Mauritiusschutterij uit het eveneens naburige dorp Schin op Geul. 1) Léon Pluymaekers: Ransdaal. Drie Heren. Eén Gemeenschap. [Titelpagina: Ransdaal: Drie Heren, Eén Gemeenschap. Parochie Kleine H.Theresia 1932-1982]. Ransdaal-Voerendaal 1982. [Zie aldaar het paragraafje ‘De Papieren Harmonie en de Schutterij’ op blz. 98-100; over kamerschieten zie blz. 62; en over de ‘Jonkheid van Ransdaal’ zie blz. 41 alsmede het paragraafje ‘Jonkheid’ op blz. 101]. 2) Telefonische mededelingen van de heer J.G.H.M. Radermacher te Ransdaal, dd. 9.9.2003. Nepschutterijen van het carnavaleske type Het zal nauwelijks verbazen, dat tijdens vroegere en huidige carnavalsoptochten hier en daar in (uitsluitend?) Nederlands Limburg een nepschutterij meetrok (meetrekt). Slechts twee voorbeelden. Ook dit jaar was ik gedurende ‘de Bonte Storm’ in mijn woonplaats (Maastricht) aanwezig bij het ‘Zaate Hermeniekes’-concours op het Vrijthof. Onder de deelnemende gezelschappen aan dat concours bevond zich een in heuse schutterijuniformen verklede groep, die al vele jaren achtereen op carnavalsdinsdag zich aan het publiek vertoont. En puur uit mijn herinnering puttend, meen ik ooit ergens gelezen te hebben, dat in het naoorlogse dorp Heer (thans een stadswijk van Maastricht) eveneens een vastenavondschutterij meeliep in de carnavalsoptocht. En dat gezelschap zou zelfs mede aan de wieg hebben gestaan (?) van de huidige, in 1980 opgerichte Maestrichtsche DienstDoende Stadsschutterij 1815.
Nepschutterijen in de toneelwereld Met name in de tweede helft 19de en in de eerste helft 20ste eeuw beleefde het amateurtoneel een bloeiperiode. Wederom moet ik nu - bij gebrek aan beter - een beroep doen op mijn geheugen. Een aantal jaren terug wist namelijk een schutter (tijdens een lezing van schutterijvorser Luc Wolters te Mheer) mij te vertellen, dat in zijn Zuid-Limburgse dorp Banholt vlak vóór de oorlog een nepschutterij deel uitmaakte van een toneeluitvoering. En dát doet mij weer denken aan het Noord-Limburgse dorpje Schandelo onder Velden (thans gemeente Venlo). Ook dáár, in Schandelo, werd anno 2000 - tijdens een achttal uitverkochte voorstellingen van de revue ‘Helde vân Velde’ - een schutterij ten tonele gevoerd. 3) 4) Helemaal nep was die schutterij toch ook weer niet, want Schandelo heeft ooit (1906-1929) een heuse schutterij gehad, t.w. de St.-Andreas / St.-Andries (zie hierboven, blz. 1986). 3) LS-redactie: Nieuwe schutterij? in de rubriek Onder de schietboom in Limburgs Schutterstijdschrift (LS), nummer 47, [Sittard], juni 2000, blz. 37. 4) J. Arts, J. Maaskant en P. Berden: compact disc en tekstboekje ‘De Helde vân Velde. 100 Jaor Velde in de revue’. Uitgegeven door Stichting Veldese Revue. Velden 2000 [met o.a. ‘Schutterie vân Schandele’ (nr. 1 en nr. 9)]. Nog andere soorten nepschutterijen Over o.m. ‘echte’ gelegenheidsschutterijen, zoals de Sacramentsschutterij (II) te Neer (LB), en over een nog bestaande, zeer bijzondere nepschutterij, de Geitenclub Iris II (meer een gezelligheidsvereniging) te Sint-Joost (LB), wil ik het graag een volgende keer hebben. Wordt dus vervolgd.
Groetjes, Alfred
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
25
Blz. 2007
DE ORANJES EN HET SCHUTTERIJWEZEN (1) Inleiding VAN: Alfred Disch, Beste Schutters en Schuttersvrienden, Maastricht, 21 juni 2009 Soms wordt het mij als SB-hoofdredacteur wel zéér makkelijk gemaakt om een nieuwe SB-rubriek op te starten. Ditmaal dankzij de kopij die de heer Jo Pluymakers uit Beek (LB) mij vandaag aangeleverd heeft. Moge het voorbeeld van Jo Pluymakers gevolgd worden door vele andere SB-lezers en SB-auteurs! De Schuttersbrief blijft dan beslist verzekerd van een boeiend scala van de meest uiteenlopende onderwerpen over het schutters(gilde)wezen. Het mag duidelijk zijn, dat nieuwe rubrieken / nieuwe onderwerpen niet per se het schutterijwezen van Nederland en België hoeven te betreffen. Ook themata die het schutterswezen (inclusief de schietsport) in andere Europese landen en in landen buiten ons continent aangaan, kunnen vanzelfsprekend rekenen op een eigen rubriek in de SB. Met de vandaag door Pluymakers aangereikte kopij open ik een rubriek die geheel gewijd zal zijn aan de meest bekende familie van Nederland: ‘de Oranjes’. Over dit aanvankelijk grafelijke geslacht (genaamd Nassau) met zijn sinds 1544 prinselijke en sedert 1814 zelfs koninklijke familietak (Oranje-Nassau) is in vorige SB-nummers reeds menigmaal bericht. Ik hoef slechts te verwijzen naar de rubriek ‘Het predicaat Koninklijk’, een rubriek die vanaf juni 2005 een regelmatig terugkerend bestanddeel vormt van de SB (zie SB 28, blz. 503, en volgende nummers) en waarin reeds één van de vele blijken van betrokkenheid van de Oranjes bij het schutterijwezen uitvoerig aan bod komt, t.w.: het verlenen van het predicaat Koninklijk aan o.a. schuttersorganisaties. Die verlening is een prerogatief, een aan de regerende vorst voorbehouden recht. Daarvan werd - mogen we wel stellen m.b.t. de schutterijen - ‘gretig’ gebruikgemaakt door koning Willem III, een van de overgrootvaders (via indirecte bloedlijn) van het huidige Nederlandse staatshoofd. [Sinds koningin Beatrix een sanering doorvoerde in de wildgroei van koninklijke predicaten (zie SB 85, blz. 1784), is evenwel de kans vrijwel uitgesloten dat aan een schuttersorganisatie of aan welke vereniging dan ook nog het predicaat Koninklijk zal worden verleend; in plaats daarvan is de verlening van de Koninklijke Erepenning gekomen. Dat het toch weer anders ligt in België met als staatshoofd de achtereenvolgende leden van het koninklijke geslacht Von Saksen-Coburg-Gotha (sinds 1920 geheten: Van België alias De Belgique alias Von Belgien), heeft Chris Lentz reeds verduidelijkt in SB 32, blz. 563]. Maar koning Willem III was niet alleen ‘royaal’ in het uitdelen van het eervolle predicaat, doch ook in het toestaan van allerlei vormen van zijn beschermheerschap aan schutterijen (zie SB 85, blz. 1786). Hij was bovendien zelf een enthousiast handboog- én geweerschutter.1) Op grond van de Wet van 4 april 1855 konden (en wel tot 1976) schutterijen en andere verenigingen rechtspersoonlijkheid verkrijgen door goedkeuring van hun statuten bij Koninklijk Besluit (KB). Honderden schuttersorganisaties hebben zo van de Oranjes rechtspersoonlijkheid of verlenging van de termijn ervan ontvangen, t.w.: tijdens het koningschap van Willem III, Emma (in haar hoedanigheid van koningin-regentes), Wilhelmina en Juliana. Eveneens in publiekrechtelijke sfeer lag de betrokkenheid van de Oranjes bij het schutterswezen, wanneer we denken aan Koninklijke Besluiten (1867-1933) ten behoeve van het verkrijgen van de status van Weerbaarheidsvereniging, later (1933-1940) Weerkorps. Publiekrechtelijk van aard was ook de schutterskaart die sinds de Late Middeleeuwen tot 1794 vele Oranjes in hun onderscheidenlijke rechtsgebieden (graafschappen, markizaten, baronieën, etc.) verleenden, wilden schuttersgezelschappen in die gebieden sowieso enig recht van bestaan hebben. En het was mede door het ijveren van prins Willem I van Oranje (1533-1584), dat omstreeks 1579 een begin werd gemaakt met de transformatie van schutterijen-oude-stijl naar schutterijen-nieuwe-stijl in de Republiek Nederland. En hoe talrijk zijn niet de geschenken die het schutterswezen ten deel vielen van de kant van de Oranjes? Ook daarvan hier slechts enkele exempels: geldelijke giften (bijv. voor de bouw van een schietmast), medailles bij jubilea 2), vaandels, zilveren bokalen, gouden horloges en tabaksdozen, glaswerk, serviesgoed, zijden handdoeken en dergelijke meer. Doch ook de schutterijen van hún kant betoonden door de eeuwen heen betrokkenheid bij het Oranje-Huis: ceremoniële escortes tijdens bezoeken, deelname aan Oranjefeesten, talloze schuttersorganisaties die hun verenigingsnaam ontlenen aan de Oranjes, enz. Over diverse aspecten van ‘de Oranjes en het schutterijwezen’ gaat dus in het bijzonder de hier voorliggende rubriek. Maar U weet inmiddels: voor sommige aspecten kunt U ook terecht in andere SB-rubrieken. M. vr. gr., Alfred Disch 1) Zie bijvoorbeeld Pluymakers 2006, alwaar verdere bronvermelding. Pluymakers 2006 = Jo Pluymakers: Koning Willem III en de handboogsport. Beek, december 2006. Eerder gepubliceerd in: Handboogsport. Orgaan van de Nederlandse Handboogbond, jaargangen 50 en 51, Rosmalen (NB), december 2000 - augustus 2001. 2) Zie bijvoorbeeld Jo Pluymakers: Verzoekschriften van Limburgse schutterijen aan Koningin Wilhelmina voor het verkrijgen van een medaille (prijspenning) of anderszins, 1899 - 1933. Beek, september 2006. Eerder gepubliceerd in: Schuttersbrief, nrs. 33 en 39, Maastricht, 5 augustus - 13 oktober 2005, respectievelijk blz. 570-574 en 623-628. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Blz. 2008
31 juli 2012
26
Schuttersbrief - nummer 93
Koning Willem III als opperbeschermheer van de Nederlandse handboogschutterijen VAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser Beste Alfred, Beek (LB), 21 juni 2009 Onlangs had ik de gelegenheid om bij het Koninklijk Huisarchief (KHA) in Den Haag de krijttekening uit 1852 van koning Willem III als handboogschutter te fotograferen. Hoewel het geen professionele foto is, voldoet hij wellicht toch om t.z.t. in de SB te worden geplaatst. Weliswaar is er in de SB al een foto, maar die is zonder de lijst (zie SB 70, blz. 1723). Aldaar zowel als in mijn boekje Koning Willem III en de handboogsport (Beek 2006, blz. 14) zijn nadere gegevens te vinden over de vervaardiger van dit portret, E.M. (Eduard) van Mattenburgh. De tekening is in pastelkrijt op papier; afmeting: 58 cm bij 44 cm, exclusief lijst. Groetjes, Jo
Koning Willem III als opperbeschermheer van de Nederlandse handboogschutterijen (1852) [Bron: Koninklijk Huisarchief, Den Haag; tekenaar: Eduard M. van Mattenburgh; foto: J. Pluymakers]
Noot van de SB-redactie Op 28 juni 1849 aanvaardt koning Willem III het opperbeschermheerschap van de Nederlandse handboogschutterijen. Een jaar later, op 26 juni 1850, wordt op paleis Noordeinde in Den Haag door een commissie van handboogschutterijen, namens 58 gezelschappen, de penning als teken van het opperbeschermheerschap aangeboden aan koning Willem III. Op bovenstaande krijttekening draagt koning Willem III die penning, zijnde een gouden medaille. A.D.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
27
Blz. 2009
DE PIJL-EN-BOOG (1) Het traceren van een prehistorische afbeelding AAN: De Heer A.J. (Bert) Schaap, kunsthistoricus en secretaris van het Studiecentrum voor de Prehistorische kunst te Maastricht [CC aan dr. A.J. (Jos) Verhulst te Antwerpen]
Maastricht, 5 juli 2009 Geachte Heer Schaap, Dankzij de oplettendheid van dr. Jos Verhulst te Antwerpen is komen vast te staan, dat de door mij op blz. 937 van SB 53 getoonde afbeelding (zie de nevenstaande foto) géén betrekking heeft op de in de Grot van Lascaux (F) voorkomende wandtekeningen. Hoe het gerezen misverstand heeft kunnen ontstaan, heb ik reeds in het vorige SB-nummer uiteengezet (zie SB 92, blz. 1968). De vraag rijst nu, in welke grot de bewuste wandtekening dan wél te vinden is. Weet U dat wellicht? En kunt U mij een of meer naslagwerken noemen die over hetzelfde onderwerp gaan. En misschien kunt U zelfs aanduiden tot welk type ‘rotskunst’ de onderhavige wandtekening hoort. Een heel andere categorie vragen betreft de ouderdom van de pijlen-boog. Zijn de oudste bewijzen van het bestaan van de handboog afbeeldingen zoals die waar we het thans over hebben? Of bestaat het oudste archeologische bewijsmateriaal uit overblijfselen die tijdens opgravingen tevoorschijn zijn gekomen? En tot hoever in het prehistorische verleden reikt het gebruik van de handboog terug? Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
VAN: De Heer Bert Schaap Geachte Heer Disch,
Maastricht, 8 juli 2009
Zoals ik al vermoedde, betreft het hier een rotstekening uit Oost-Spanje van het type Levante-rotskunst. Het spijt me dat ik op dit moment geen tijd heb om me te verdiepen in Uw vraagstelling. Ik ben verder ook absoluut niet op de hoogte van problematieken zoals ouderdom van pijl-en-boog; dit is voer voor archeologen. Ik ben kunsthistoricus en deskundig op het gebied van prehistorische grot- en rotstekeningen. Ik kan U een passend boek over de Levante-rotskunst adviseren in het Duits: Felskunst der Spanische Levante, Antonio Beltran, 1982, Gustav Lubbe Verlag, Bergisch Gladbach; ISBN 3-7857-0297-3. Op Internet kunt U vele verwijzingen over prehistorische rotskunst vinden, o.a. ook de zgn Rotskunstpagina. Hierin zult U ook een aantal van mijn artikelen vinden bij het Archeologie Magazine. Die kunnen in de bibliotheek worden opgevraagd en geraadpleegd. Ik hoop dat ik U hiermee toch al wat verder heb kunnen helpen. Met vriendelijke groet, Bert Schaap
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Blz. 2010
31 juli 2012
28
Schuttersbrief - nummer 93
DE RAT EN HET SCHUTTERIJWEZEN (1) De folklore van het schieten op een levende rat te Zaffelare (OVL) VAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser Beste Alfred, Beek (LB), 29 april 2012 Zoals ik je begin deze week berichtte, werd tot voor zo'n vijftig jaar terug in een Belgische plaats geschoten op een levende rat die in een kistje was geplaatst op de bovenste punt van de schietboom (staande wip). Ik herinner mij dat in het weekblad Panorama meerdere decennia terug een artikel hierover heeft gestaan. Maar in welke nummer en jaargang en in welke plaats, dat kan ik helaas niet melden. Bijgaand zend ik je een printscreen waarin een bevestiging van het schieten op levende ratten wordt gemeld, maar ook levende vogels (zoals hanen) waren doelwit van boogschutters. Gelukkig dat dergelijke wedstrijden niet meer voorkomen. Groetjes, Jo In aansluiting aan het boek van E. Vanden Berghe-Loontjens uit 1904:
‘DE GESCHIEDENIS VAN DE XXe EEUW’ 1904
De geschiedenis van de gilde wordt in boek gevat. Het is het enige werk dat totnutoe gebleven is. Hoofdman Eugène Mestdagh wordt aangesteld. 1914-18 De chalet ging in de vlammen op bij de inval van de Duitsers in oktober 1914. Alle waarden en archieven waren verloren. De wederopbouw kon niet gebeuren met behulp van oorlogsschade gezien de gilde geen rechtspersoon was. Hoofdman E. Mestdagh kocht het pand fictief en liet het herbouwen. Bij zijn overlijden moest de familie nog een tussenkomst vragen bij de notaris betreffende de erfenis van de chalet, de chalet bleef wel eigendom van de gilde. 1924 Eerste schieting na WO I. Foto ‘Souvenir de notre première sortie’. 1930 Foto van de Koningschieting op 22 mei. 1934 Foto: Viering Oscar Dewitte met beeld van staande schutter. 1935 Kiekenschieting op twee levende hanen die in een tonnetje aan de pers [= schietboom] waren bevestigd. De ton moest stuk geschoten worden tot de hanen, die boven mekaar elk in een compartiment zaten, naar beneden fladderden. Bleven zij op de armen of de sprangen zitten, dan werd er verder geschoten. Wie een haan kon vatten, was de gelukkige. (Dierenbescherming was dan nog niet ingeburgerd zoals we ze nu kennen. In Zaffelare schoot men destijds op levende ratten.) (…) 2007 Deken John Tack sprokkelt de geschiedenis van de laatste eeuw samen als aanzet tot viering 600 jaar Sint-Sebastiaansgilde te Roeselare. Bron: http://users.telenet.be/vma/index%201.htm
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo, Maastricht, 29 april 2012 Hartelijk dank voor je zoveelste interessante bijdrage aan de SB. Je weet mij vaak aangenaam te verrassen met nieuwe bevindingen, zoals nu weer inzake het schieten op levende ratten in het Oost-Vlaamse dorp Zaffelare en op levende hanen boven aan de schutsboom bij de St.-Sebastiaansgilde in de West-Vlaamse stad Roeselare. Wat betreft de laatste mededeling (het schieten op levende hanen), verwijs ik naar de rubriek ‘De haan en het schutterijwezen’ in dit SB-nummer (hierboven, blz. 1995-1996) en de komende SB-nummers. De bron waarnaar je verwijst, heb ik in nagenoeg ongewijzigde vorm hierboven weergegeven. Het betreft het menuitem (tevens de homepage) Geschiedenis van de voormelde schutterij. De aanvangs- en slotzin daarvan heb ik toegevoegd. Zo wordt het een ieder mede duidelijk, dat de voormalige deken John Tack, thans raadsman, onze zegsman is en dat hij met zijn overzicht 1904-2007 heeft willen voortbouwen op het eerder verschenen werk van mw. E. vanden Berghe-Loontjes, dat de titel draagt: Het aloude Gilde van de handboogschutters St.-Sebastiiaan te Rousselare (1904). Ik zal contact opnemen met dhr. Tack en hem vragen, of hij ons nog meer bijzonderheden kan vertellen wat betreft het schieten op én levende ratten én levende hanen. En bij dezen wil ik de SB-lezerskring alvast vragen, of iemand weet in welk nummer van het weekblad Panorama bericht werd over het schieten op een levende rat in de nok van een ‘pers’ of schietboom. -----Groetjes, Alfred ------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
30 juli 2012
29
Blz. 2011
DE SCHIETSPELEN VÓÓR 1794. ALGEMEEN (1) Inleiding VAN: Alfred Disch Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 1 mei 2012
Wanneer aanvang 1475 de Oude Handbooggilde St.-Sebastiaan van de stad Mechelen (Antw.) bezig is met de voorbereiding van een door haar te organiseren schietspel, verleent de Bourgondische hertog Karel de Stoute in zijn hoedanigheid van Vlaamse graaf niet alleen bereidwillig de vereiste toestemming voor dat schuttersfeest. De Mechelse schuttersgilde ontvangt ongeveer tezelfdertijd (26 februari 1474 oude stijl = 26 februari 1475 nieuwe stijl) in verband met het schietspel bovendien het uitzonderlijke privilege om haar uniform voortaan te mogen tooien met het heraldische wapen van de landsheer. Redenen voor de verlening van dat voorrecht zijn: 1) ‘de goede ende aenghenaeme diensten die sy [= de leden van de St.-Sebastiaansgilde te Mechelen] ons [= Karel de Stoute] ende onse voorsaeten [= de voorvaderen van Karel de Stoute] in voorgaende tyden gedaen hebben in veele reysen [= heervaarten] ende armeyen [= veldtochten],’ alsmede 2) ‘opdat sy te meer gehouden souden zyn en vlytigh van ons [= Karel de Stoute] te dienen in noodtsy [= noodsituaties] ende zynde des versocht wordende’ (aldus de letterlijke aanhaling van Karels besluit in Vichet 1720, blz. 141-142).1) Het voorgaande moge wel een voorbeeld zijn waaruit blijkt dat het schieten bij een schuttersgilde eertijds niet louter diende als een vorm van tijdverdrijf en evenmin uitsluitend als middel om in een wedkamp met andere schutterijen de eer van de stad of het dorp van herkomst hoog te houden. Een schuttersfeest (schietspel), hoe ‘ludiek’ of ‘speels’ ook, was er tevens en bovenal ter bevordering van schietvaardigheid (in de zin van verhoging van bekwaamheid / behendigheid / bedrevenheid in het schieten) en wel met het oog op oorlogstijden, wanneer van overheidswege een beroep kon worden gedaan op de leden van een schuttersgilde. Trouwens, een schutterijlid moest beslist óók in vredestijd zijn mannetje weten te staan, o.m. als medebewaker van de openbare orde. Zowel dit laatste als de zo-even besproken achterliggende gedachte van een schietspel lijken vandaag de dag nog wel eens te worden ‘vergeten’ bij een beschouwing van schuttersfeesten in lang vervlogen tijden. Met andere woorden: niet het schieten op zich (d.w.z. het houden van schietoefeningen en de deelname aan schietspelen) maar de bescherming van de gemeenschap was het wezenlijke doel van een schutterij. Op dit punt verschil ik dan ook hemelsbreed van mening met de formalistische en eigenlijk nietszeggende ‘schiettheorie’ van een toch serieuze schutterijvorser als dr. Theo Reintges.2) 3)
In zijn proefschrift over het laatmiddeleeuwse schuttersgildewezen in Europa schenkt de Duitse schutterijvorser Theo Reintges namelijk de nodige aandacht aan het schutterijwezen in vredestijd (blz. 94-134), dus ook aan de schietspelen / schuttersfeesten (blz. 117-120). En aan het slot van zijn beschouwing komt hij dan tot de conclusie: Abschliessend muss man also feststellen, dass in Friedenszeiten NUR das SCHIESSWESEN, wie es in den regelmässigen Waffenübungen, Schützenfesten und Schiessspielen zum Ausdruck kommt, einer kritischen Prüfung standhalt und daher als der ALLGEMEINE, WESENTLICHE und EIGENTLICHE ZWECK der spätmittelalterlichen Schützenvereinigungen angesehen werden muss. (Reintges 1963, Seite 133). In vertaling: Ter afronding moeten we dus vaststellen dat in vredestijden ENKEL het SCHIETEN, zoals het in de regelmatige wapenoefeningen, schuttersfeesten en schietspelen tot uitdrukking komt, de toets van de kritiek doorstaat en daarom als het ALGEMENE, WEZENLIJKE en EIGENLIJKE DOEL van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden gezien moet worden. (Reintges 1963, blz. 133). Bijgevolg ben ik het evenmin eens met de West-Vlaamse schutterijvorser Marc Lemahieu, die in zijn alleszins verdienstelijke boek over het wezen van de vroegste schuttersgilden 4) met instemming bovenstaand citaat gebruikt (Lemahieu 2008, blz. 75), zij het dan wel suggestief onvolledig (zie ook mijn commentaar in SB 85, blz. 1778)5). Suggestief onvolledig, doordat Lemahieu in het door hem gegeven citaat de door Reintges gebezigde woorden ‘in vredestijden’ achterwege laat, aldus bij de lezer de indruk wekkend als zou ook volgens Reintges de vroegere schuttersgilden evenzeer buiten vredestijd helemaal géén of nauwelijks beschermingstaken hebben gehad, terwijl Reintges in zijn dissertatie juist een uitvoerige paragraaf (blz. 134-181) wijdt aan de weerbaarheidstaken (!) van de schuttersgilden bij oorlog en in gevaarvolle tijd. Overigens rept ook Lemahieu zelf in zijn eigen boek meer dan eens over militaire en politiële taken van schuttersgilden, ofschoon hij die taken dan tegelijk wel weer bagatelliseert. Het standpunt van Reintges en Lemahieu verbaast mij te meer, omdat in de door hen besproken tijdvak i.c. de Late Middeleeuwen (1300-1500) de meeste (!) schuttersgilden nota bene gezworen (!) schutterijen waren. Gezworen wilde zeggen, dat het ging om weerbaarheidskorpsen die door een gezworen eed te allen tijde trouw en dienstbaarheid verschuldigd waren aan de plaatselijke en gewestelijke overheid i.c. aan het gemeentebestuur en aan de landsheer.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2012
31 juli 2012
30
Schuttersbrief - nummer 93
In een latere aflevering van deze rubriek zal ik meer voorbeelden aandragen dan het ene exempel waarmee ik hierboven begonnen ben. Uit die voorbeelden zal overduidelijk blijken, dat het ook in vredestijd de toenmalige overheid bij het verlenen van subsidie voor schietoefeningen dan wel voor deelname aan schietspelen het zeker niet louter en alleen te doen was om schuttersgilden een aangenaam tijdverdrijf te bezorgen en evenmin slechts om voor hen mogelijk te maken, de eer van hun stad of dorp op sportief-schutterlijk en cultureel-schutterlijk gebied hoog te houden. Echter, allereerst wil ik een zo volledig mogelijk overzicht geven van de diverse soorten schietspelen die er zoal gehouden zijn vanaf de Middeleeuwen tot 1794; zie dan ook in komende SB-nummers aflevering 2 en volgende afleveringen van deze rubriek. Het jaar 1794 heb ik vanzelfsprekend gekozen, omdat in vorengenoemd jaar de Franse revolutionairen een groot deel der Lage Landen (= België, Luxemburg en Nederland) bezetten en zij daar aanvankelijk via het militair gezag en vervolgens bij wet - elk recht van bestaan aan schutterijen (schuttersgilden) ontzegden, d.i. vrij kort nadat zulks al in Frankrijk zelf geschied was. Met de zojuist gegeven afbakening in tijd is het onderzoeksterrein dat mij in eerste instantie voor ogen staat, tevens geografisch in belangrijke mate afgepaald. Hoofdmoot van dat onderzoek vormen voorshands dus de schietspelen die vóór 1794 in België, Luxemburg en Nederland gehouden zijn. Overigens wel óók met enige aandacht voor enerzijds Noordwest-Frankrijk en anderzijds de aan de huidige Benelux aanpalende Duitse grensstreek en dit o.a. vanwege de in staatkundig opzicht nauwe banden tussen die gebieden en de Nederlanden ten tijde van de periode ±1400 - ±1566, toen de schietspelen hun hoogtepunt hadden bereikt. Wellicht dat we later in deze SB-rubriek eveneens kunnen nagaan, hoe het vóór en na 1566 met de schietspelen elders in Europa gesteld was. Aan de thans voorliggende SB-rubriek heb ik uiteraard niet zonder reden de ondertitel Algemeen meegegeven. Ik stel me namelijk voor om deze rubriek uitsluitend te bestemmen voor het verstrekken van gegevens op hoofdlijnen. Detailgegevens per land en per soort schietspelen zullen in aparte SB-rubrieken volgen. Een paar van die rubrieken zijn al nagenoeg persklaar. Geografisch beschouwend, heb ik het dan over: *) De schietspelen in België, vóór ±1794 *) De schietspelen in Luxemburg, vóór ±1794 *) De schietspelen in Nederland, vóór ±1794 *) De schietspelen in Duitsland, meer speciaal in de aan de Benelux aanpalende grensstreek, vóór ±1794 *) De schietspelen in Frankrijk, meer speciaal in Noordwest-Frankrijk, vóór ±1791 En in thematisch opzicht kan ik reeds nu de komst van onder meer de navolgende SB-rubrieken aankondigen: *) De landjuwelen tijdens de Late Middeleeuwen [1300-1500] en het Ancien Régime [1500-1789]. Algemeen *) De landjuwelen in het hertogdom Brabant, 1411-1565 *) De landjuwelen in het prinsbisdom Luik, meer speciaal in het graafschap Loon, tijdens de 15de-16de eeuw *) De haagspelen tijdens de Late Middeleeuwen en het Ancien Régime *) De speciale schietspelen vóór 1794. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
Eindnoten 1) Vichet 1720 = Reinerus Vichet: Den Edelen Ridder en H. Martelaer Sebastianus. Eerste druk: 1719. Tweede druk: Antwerpen 1720. [Het boekwerk van Vichet kan men ook raadplegen op het internet: zoekmachine Google > (in te toetsen zoekwoord) Reinerus Vichet]. 2) Alfr. Disch: Over het ontstaan van schutterijen in Europa. Een geschiedtheoretische beschouwing, in: SB 7 [= themanummer], Maastricht, 31 dec. 2005, blz. 259-308. [In dit eerste SB-themanummer naast grote waardering voor Reintges’ pionierswerk óók mijn fundamentele kritiek op Reintges’ schutterijonderzoek]. 3) Reintges 1963 = Theo Reintges: Ursprung und Wesen der spätmittelalterlichen Schützengilden. Mit 4 Karten [= ‘Oorsprong en wezen van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden. Met 4 kaarten’]. [Proefschrift Universiteit Bonn]. Series: Rheinisches Archiv. Veröffentlichungen des Instituts fúr geschichtliche Landeskunde der Rheinlande an der Universität Bonn [= ‘Rijnlands Archief. Publicaties van het Instituut voor Geschiedkundige Kennis van Land en Volk in de Rijngebieden aan de Universiteit Bonn’], deel 58. Bonn 1963. 4) Lemahieu 2008 = Marc Lemahieu: Het wezen van de eerste Vlaamse schuttersgilden. …met eenre gemeyne begeerten omme lavenisse haerer zielen… Z.pl. (Brugge), z.j. (oktober 2008). [De tekst is nog enkel verkrijgbaar in electronische vorm, in pdf-format, via aanvraag op het mailadres ml@lemahieu-desomer.be]. [Voor een boekbespreking zie mijn recensie in SB 85, blz. 1790, met verwijzing naar mijn zéér uitgebreide commentaar in hetzelfde SB-nummer: confer hierna eindnoot 5]. 5) Alfr. Disch: Het ontstaan van het schuttersgildewezen (4). Meer speciaal in het oude Vlaanderen (vervolg), in: Schuttersbrief - nummer 85, Maastricht, 31 oktober 2008, blz. 1769-1780. [Betreft mijn commentaar op Lemahieu 2008].
-----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
31
Blz. 2013
VERDWENEN WOONPLAATSEN IN NEDERLAND EN HUN SCHUTTERIJEN (1) AAN: De Heer Drs. A.W. (Bert) Stulp, sociaal-geograaf; auteur van de boekenreeks Verdwenen dorpen in Nederland Geachte Heer Stulp,
Maastricht, 31 maart 2009
Met belangstelling heb ik het eerste deel van Uw vijfdelige boekenreeks Verdwenen dorpen in Nederland gelezen. Dat eerste deel (Alkmaar 2008) heeft als ondertitel: Een overzicht. U meldt daarin, dat in ons land ‘ruim 400’ nederzettingen verdwenen of bijna verdwenen zijn (aldus de uitgebreide trefwoordenlijst op blz. 183-188). In de introductie (blz. 9-14) somt U een aantal oorzaken op die de verdwijning van de door U bedoelde steden, dorpen en gehuchten verklaren, t.w.: overstromingen (door zee of rivier), oorlogshandelingen, infrastructuur (aanleg van industrieterreinen en verkeersprojecten), stijging van het grondwater dan wel een combinatie van genoemde factoren. Voor het bespreken van een verdwenen woonplaats hanteert U in verband met de zogeheten ‘wandelende dorpen’ (m.i. ook mogelijk door zandverstuivingen!) en ‘hervestiging verderop’ terecht als criterium een tijdsbestek van ten minste ‘enkele tientallen jaren tussen het verdwijnen en opnieuw bouwen’ van een nederzetting en - nóg een oorzaak - in verband met opslokking van een woonplaats door een grotere (met name van een gehucht door een dorp of van een dorp door een naburige stad) het criterium dat uiterlijk helemaal geen spoor meer te vinden is (blz. 13). Zou - gelet op de door Uzelf gehanteerde criteria - dan ook niet voormalige woonplaatsen als het Romeinse Noviomagus (provincie Gelderland) en het vroegmiddeleeuwse Asselt (provincie Limburg) moeten worden vermeld in Uw trefwoordenlijst? De hoofdstukken over de Waddeneilanden en de twaalf provincies (blz. 15-173) doornemende, kwam ik tot de bevinding dat de meeste door U vermelde woonplaatsen verdwenen zijn sinds de Late Middeleeuwen tot in onze tijd. Ik noem de Late Middeleeuwen (1300-1500) bij name, omdat gedurende die periode overal in ons land schutterijen (schuttersgilden) ontstonden. Nu is inmiddels redelijk veel bekend over het Nederlandse schutterswezen (i.c. weerbaarheids-, folklore- en sportschutterijen), ook wat betreft de periode 1300-1500. Zelf ben ik bezig met het opstellen van een landelijk-topografisch overzicht van gehuchten, dorpen en steden die allemaal een of meer schuttersverenigingen hadden of nog hebben. Het aantal van die woonplaatsen (overigens bijna allemaal nog bestaande!) beloopt ettelijke duizenden en het aantal schuttersverenigingen weer een veelvoud daarvan. U voelt natuurlijk al waar ik naar toe wil! Inderdaad: hoe zat het met het schutterswezen in de verdwenen woonplaatsen van ons land? Uiteraard ben ik eens gaan kijken wat ik kon vinden in mijn pc-bestanden over de door U vermelde verdwenen gehuchten, dorpen en steden en hun schutterswezen. Zéér ontnuchterend voor mij als onderzoeker! Ik vond in mijn computerbestanden welgeteld één verdwenen dorp met schuttersgegevens: het Noord-Brabantse dorpje Hildernisse. Dat U dit dorpje vermeldt (Deel 1- Een overzicht, blz. 161-164, met illustraties), verbaast mij niet: U hebt als sociaal-geograaf uitstekend speurwerk verricht! Evenmin kan het mij verbazen, dat U nergens iets meldt over het schutters(gilde)wezen, althans wat betreft Uw eerste boekdeel. Terecht: U had wel wat anders uit te zoeken! Omdat ik door de jaren heen al heel wat boeken en tijdschriftartikelen geraadpleegd heb, meen ik thans te mogen stellen dat tot nu toe het onderwerp ‘verdwenen woonplaatsen en hun schutterijen’ stiefmoederlijk is behandeld door historici en heemkundigen. In Uw eerste boekdeel verstrekt U een uitvoerige bronnenlijst: Geraadpleegde literatuur (blz. 175-181). Mogelijk dat in die vele tientallen publicaties iets te vinden is van mijn gading. Dat wil ikzelf best wel eens gaan uitzoeken. Maar misschien dat U vanuit Uw expertise mij en de lezers van het door mij geredigeerde e-magazine Schuttersbrief (SB) enkele tips of zelfs enkele concrete gegevens kunt verstrekken m.b.t. de onderhavige materie? Wij, de SB-redactie en haar lezers, zullen U daarvoor erkentelijk zijn! Bij dezen wil ik U tevens vragen, of U ermee akkoord gaat als ik een of meer illustraties uit Uw boekenreeks opneem in de SB. Wat betreft de eerste aflevering van de rubriek Verdwenen woonplaatsen en hun schutterijen, gaat mijn voorkeur uit naar de afbeelding inzake Hildernisse op blz. 162 van Uw eerste boekdeel. Immers, hierboven heb ik het al over het verdwenen dorpje Hindernisse, dat minstens één schuttersgilde gekend heeft. De bron die U bij die afbeelding vermeldt (‘A.J. Pijnen: De oude Hinkelenoordpolder’), vond ik evenwel niet in Uw lijst van geraadpleegde literatuur terug, tenzij ik iets over het hoofd heb gezien. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2014
31 juli 2012
32
Schuttersbrief - nummer 93
Gedeelte van de oudst bekende Scheldekaart (1468), aanwezig in het Algemeen Rijksarchief te Brussel. Weergegeven wordt de Brabantse oever van de Schelde met het dorp Hildernisse [ in het midden, rechts]. Links van Hildernisse ligt kasteel Borgvliet. Links onderaan het dorp Broeke (Assemansbroek) en rechts onderaan de torenspits van Creke (Kreke), beide liggend in het latere verdronken land van Zuid-Beveland, provincie Zeeland. [Bron: Stulp 2008, blz. 162, en Stulp 2009, blz. 200] Noot van de SB-redactie Hoewel Stulp nergens in de boekenreeks Verdwenen dorpen in Nederland melding maakt van schutterijen, mag ervan worden uitgegaan dat vele tientallen - zo niet verreweg de meeste van de ruim 400 - verdwenen woonplaatsen minstens één schutterij hebben gehad en dát ongeacht om welke periode (vanaf de Late Middeleeuwen) en welke provincie van Nederland het gaat! Zo ook had het verdwenen Noord-Brabantse dorpje Hildernisse, gelegen bezuiden de stad Bergen op Zoom, ten minste één schutterij, nl. de kruisbooggilde St.-Joris. Die schuttersgilde moet lang of kort vóór 1496 zijn ontstaan. In 1496 telde zij maar liefst 40 leden op een totale bevolking van ongeveer 150 personen. Het dorpje ondervond veel last van overstromingen. Hildernisse ging in 1570 dan ook voorgoed in de golven ten onder, aldus de berichtgeving in het boekwerk Brabantse Schuttersgilden. Vroeger en Nu door Alfons Ising (Maasbree 1983, blz. 28, kolom 2). Zie tevens onderstaand landkaartje, ontleend aan dezelfde bron (Ising 1983, ter aangehaalder plaatse). A.D.
VAN: De Heer Bert Stulp Geachte Heer Disch,
Doesburg (Gld.), 1 april 2009
U vroeg me iets over schutterijen in verdwenen dorpen. Ik ben het in de literatuur over de verdwenen dorpen die ik heb bestudeerd, nergens tegengekomen. Nu heb ik er ook niet specifiek naar gezocht. Dus kan het zijn dat ik er ooit wel eens overheen heb gelezen. Nu weet ik vrij weinig over schutterijen of schuttersgilden. Dus ben ik er even naar aan het googelen geweest. Daaruit bleek mij wel dat ze oorspronkelijk in Nederland vrijwel alleen in Limburg en Noord-Brabant voorkwamen. Later hebben ze zich ook wel uitgebreid naar Zeeland en Gelderland. Dat betekent, dat in een groot deel van
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
33
Blz. 2015
het land het vrijwel zeker is dat er geen schuttersgilden zijn geweest in de al of niet verdwenen dorpen. Wat Zeeland betreft, zou je haast verwachten dat de ‘grote’ stad Reimerswaal een schuttersgilde moet hebben gehad. Maar daar zult U wel naar gekeken hebben. Natuurlijk mag U afbeeldingen uit mijn boek gebruiken. Ik zou het wel plezierig vinden als U de bron erbij noemt. Inmiddels is ook deel 2 van mijn boek uitgekomen. In de provinciale courant De Limburger is er op 15 maart een artikel over verschenen. De bron van die ene figuur (De oude Hinkelenoordpolder) had inderdaad ook in de literatuurlijst moeten staan. Dat is dus een misser geweest. U stelt dat het onderwerp ‘verdwenen woonplaatsen en hun schutterijen’ stiefmoederlijk bedeeld is door historici. Maar ja, U erkent zelf dat volgens Uw gegevens er slechts één verdwenen dorp een schuttersgilde heeft gehad. Indien dit inderdaad zo is, dan valt er natuurlijk ook niet veel over te schrijven. Het is dan niet anders. Het enige dat je dan nog zou kunnen doen, is om een verklaring te zoeken waarom er in de verdwenen dorpen vrijwel geen schutterijen zijn geweest. Waren de meeste van die dorpen te klein? Zijn ze te vroeg verdwenen toen er nog niet zoveel schutterijen waren? Komt het door het feit dat de meeste schutterijen in Brabant en Limburg waren / zijn en dat juist in die twee provincies relatief weinig dorpen zijn verdwenen? Het zijn allemaal hypotheses die nog uitgezocht kunnen worden. Voorlopig ga ik door met het onderzoek naar verdwenen dorpen. Deel 2: West- en Zuid-Nederland is inmiddels op de markt. Het manuscript van Deel 3: Oost-Nederland is klaar. Ook met Deel 4: Noord-Nederland ben ik al ver gevorderd. En dan komt Deel 5: Zeeland. Ook daarvan heb ik al de meeste gegevens. Er moet alleen nog een boek van worden gemaakt. Het spijt me dat ik U niet veel verder heb kunnen brengen met het onderwerp ‘verdwenen woonplaatsen en hun schutterijen’. Ik wens U veel succes met deze, ongetwijfeld zeer boeiende liefhebberij van de schuttersgilden in Nederland. Met vriendelijke groet, Bert Stulp.
AAN: De Heer Bert Stulp Geachte Heer Stulp,
Maastricht, 1 april 2009
Dank voor Uw snelle reactie en voor Uw toestemming tot plaatsing (in de SB) van illustraties uit Uw publicaties. Jammer, dat U niet aangeeft welke bron(nen) U tijdens het googelen hebt geraadpleegd. Die bron(nen) heeft (hebben) U namelijk volledig op het verkeerde been gezet wat betreft de oorsprong, verspreiding, omvang en aard van het schutterijwezen in ons land. Nog tot in het begin van de 20ste eeuw telde elke Nederlandse provincie tientallen van overheidswege opgerichte schutterijen (types: Dienstdoende Schutterijen, Rustende Schutterijen en Reserveschutterijen) om maar niet eens te spreken van de vele schutterlijke weerbaarheidsverenigingen (later ‘weerkorpsen’) van particuliere aard, verspreid over gans Nederland. En in schrille tegenstelling tot wat U beweert, is het zo goed als zeker dat juist wél óók schutterijen (schuttersgilden en schietverenigingen) geweest zijn in de meeste, door U besproken verdwenen woonplaatsen, onverschillig om welke periode (vanaf de Late Middeleeuwen) en welke provincie het gaat. Op blz. E10 - E11 in de editie van 14 (niet: 15) maart jl. van Dagblad De Limburger (let op de correcte vermelding van de naam van het courantenbedrijf!) verscheen inderdaad een uitgebreide recensie van Uw boekenreeks en wel betreffende het boek Deel 2 - West- en Zuid-Nederland (Alkmaar, maart 2009). Zie ook: www.verdwenendorpen.nl. Het punt in kwestie oftewel - om het met Goethe te zeggen - des Pudels Kern is, dat in de vakliteratuur helemaal niets over het onderwerp ‘verdwenen woonplaatsen en hun schutterijen’ vermeld wordt, met uitzondering van een kort bericht in het eerder door mij genoemde naslagwerk Ising 1983. En uitsluitend die vaststelling bracht mij tot de conclusie dat de bewuste thematiek tot nu toe stiefmoederlijk bedeeld is door historici en heemkundigen. Mede door een verkeerd verstaan van mijn vorige e-mail werpt U nu een viertal vragen op dan wel poneert U een viertal hypotheses die uitgaan van een verkeerde vooronderstelling. Vriendelijker (naar U toe) en positiever (in meer algemene zin) formulerend, zou ik willen zeggen: mede dankzij Uw sociaal-geografische navorsingen is in elk geval één ding heel duidelijk geworden. Het schutterijonderzoek in Nederland, van Zeeland tot Groningen en van Noord-Holland tot Limburg, heeft een schone taak erbij gekregen, t.w.: het beantwoorden van de vraag naar de verdwenen woonplaatsen in ons land en hun schutterijen. Een vraag die niet zozeer is komen opborrelen uit ‘liefhebberij’ maar vanuit de schutterijhistorie als een serieus te nemen geschiedwetenschappelijk specialisme. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2016
31 juli 2012
34
Schuttersbrief - nummer 93
VAN: De Heer Bert Stulp Geachte Heer Disch,
Doesburg (Gld.), 4 april 2009
U wilde nog mijn reactie over de verdwenen plaatsen Noviomagus en Asselt. Wat Noviomagus betreft: je kunt je afvragen of deze stad wel verdwenen is. Nijmegen gaat er prat op de oudste stad van Nederland te zijn. Indien dat inderdaad zo is, dan is Nijmegen dus een directe voortzetting van dat Noviomagus. Door deze stad dus te behandelen als verdwenen stad, roep je in elk geval veel discussie op. Natuurlijk kan Maastricht ook de oudste stad zijn. Ik kan moeilijk beoordelen wie gelijk heeft. Daarom laat ik Noviomagus maar zitten. Het geval van Asselt ken ik niet. Als U daar meer informatie over heeft of weet waar ik die informatie kan bemachtigen, dan houd ik me aanbevolen. In elk geval hartelijk dank voor het toezenden van de digitale SB-nummers. Als ik nog iets te weten kom omtrent schutterijen in verdwenen plaatsen, dan zal ik het U direct laten weten. Met vriendelijke groet, Bert Stulp
AAN: De Heer Bert Stulp Geachte Heer Stulp,
Maastricht, 4 april 2009
In mijn studententijd had ik ‘Archeologie en Prehistorie’ als bijvak. In dat verband heb ik toen o.m. een bronnenonderzoek verricht om antwoord te krijgen op de vraag naar de oudste stad van Nederland. Uiteindelijk bleven er twee steden over: Nijmegen en Maastricht. Mijn slotconclusies eind jaren 60 van de vorige eeuw luidden: 1) beide steden hebben niet - anders dan wat tot op de dag van vandaag nog steeds abusievelijk beweerd wordt een Romeinse oorsprong maar een laatprehistorisch verleden; 2) beide steden hadden een onafgebroken bewoning gedurende de Vroeg-Romeinse Tijd van Nederland (±57 - ±27 v. Chr.) tot in de Laat-Romeinse Tijd (±284 - ±476); 3) in schrille tegenstelling tot Maastricht is te Nijmegen (althans tot in mijn studententijd) géén enkel (!) spoor van bewoning uit de periode ±400 - ±600 gevonden, weshalve Nijmegen bezwaarlijk kan bogen op een continue nederzetting vanaf de Late Prehistorie tot heden; 4) en wederom in schrille tegenstelling tot Maastricht werd het Vroeg-Middeleeuwse Nijmegen niet (!) gebouwd ter plekke van de prehistorisch-Romeinse voorganger. Indien (!) mijn derde en/of vierde slotconclusie nog altijd gelden, dan kunt U bijgevolg met recht en reden de Gelderse stad Nijmegen i.c. Noviomagus noemen in Uw trefwoordenlijst. Wat betreft het NL-Limburgse dorp Asselt (het vroegere Ascloa, Asloa of Hasloa), gelegen in de gemeente Roermond, kan ik U verwijzen naar het artikel Venner en Verlinden 1996 en naar het tijdschrift SEMafoor, nummer van dec. 2005 (zie ook de website www.semafoor.net). SEM = Studiekring Eerste Millennium. De Studiekring SEM beoogt een hernieuwd onderzoek naar de geschiedenis van het eerste millennium van de Lage Landen globaal tussen Somme (F) en Elbe (D) in de periode 100 vóór Chr. tot 1200 na Chr. Venner en Verlinden 1996 = J.C.G. Venner en J.H.M. Verlinden: Keizer Karel de Dikke en de Noormannen te Asselt, in Publications LGOG, deel 132, Maastricht 1996, blz. 7-45 (met tamelijk uitvoerige bronvermelding in de voetnoten); LGOG = Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap te Maastricht. Ten slotte dan nog de voormalige Zeeuwse stad Reimerswaal, gelegen op het schiereiland Zuid-Beveland en door U genoemd in Uw e-mail van 1 april. Deze stad, eertijds de op twee na grootste stad in het graafschap Zeeland, moet m.i. ten minste 3 (drie) schuttersgilden (schutterijen) hebben gehad, t.w. van de Kruisboog, de Handboog en het Geweer. Ik ben daarover in contact getreden met een persoon die mij misschien meer kan vertellen. Wellicht dat ook het enige overgebleven archiefstuk uit Reimerswaal, de nog niet door mij geraadpleegde stadsrekening van 1573 (slechts in afschrift aanwezig bij het Rijksarchief Zeeland te Middelburg), nadere gegevens verstrekt over het schuttersgildewezen van de tijdens de 16de-17de eeuw door overstromingen, branden en oorlogsgeweld verdwenen stad Reimerswaal. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2010
35
Blz. 2017
KEIZERSUNIFORMEN (2) Vervolg op SB 82, blz. 1649
Hoe zagen de eerste schutterskeizersuniformen eruit? VAN: De Heer E.G.H. (Fred) Hannen, keizer van Schutterij St.-Anna te Merum Hallo, Alfred.
Merum, gemeente Roermond (LB), vrijdag 9 december 2011
Het blijkt, dat uit de tijd toen het gebruik van koningsplaten ontstond, ook het fenomeen schutterskeizer is ontstaan. Maar waar komt dan het gebruik vandaan dat schutterskeizers overwegend zwart gekleurde met goud afgezette uniformen dragen? In de begintijd gebruikten de schutterijen geen uniformen. Of toch? Een pet en sjerp en hij was klaar. Na de Tweede Wereldoorlog is het gebruik van schuttersuniformen sterk ontwikkeld. De normen in de O.L.S. [= de Oud-Limburgse Schuttersfederatie] zijn ook op dat punt tot stand gekomen in deze periode! Kijk eens alleen al naar de ontwikkeling en totstandkoming van het O L.S. [= het Oud-Limburgse Schuttersfeest]. Wie heeft deze regels ingebracht? De Normencommissie! Wie is de Normencommissie? Met andere woorden: er zal best wel een argument voor zijn geweest. Maar je mag twijfelen aan de historische herkomst. Kijk ik naar de schuttersgilden. Daar zie ik dat niet? Bij voorbaat dank voor de aandacht en moeite.
Groet, Fred
AAN: De Heer Fred Hannen Beste Fred, Maastricht, vrijdag 9 december 2011 Zoals ik je liet weten in mijn artikel Koningsplaten [zie hierboven, blz. 2000-2001], blijkt uit niets dat het fenomeen schutterskeizer reeds dateert uit de begintijd van de koningsplaten. Waar en wanneer koningsplaten in zwang geraakt zijn? In Italië? In Vlaanderen of misschien wel elders? We weten het (nog) niet met zekerheid. Enigszins voor de hand ligt het om aan te nemen dat het eerste gebruik van koningsplaten nagenoeg samenviel met of korte tijd plaatshad na het ontstaan van het papegaai- of koning(svogel)schieten. Vrijwel zeker moeten we de oorsprong van het schutterskeizerschap zien in het verlengde van het schutterskoningschap. Het ene volgde logischerwijze uit het andere. Maar ook hier rijst vooralsnog de vraag naar de geografische oorsprong. De oudste gegevens - althans voor zover mij bekend - betreffen Vlaanderen aan het begin van de 14de eeuw; laten we zeggen 1301-1325. Een complicatie daarbij is wel, dat het tot dusver oudste gegeven in verband te brengen is met de folklore van de meiviering (meigilden!). Hoe op dit punt terzelfder tijd (dus: 13011325 of misschien zelfs nog eerder) de situatie was in Italië (immers de bakermat van het schutterijwezen in Europa!), weet ik niet. Het lijkt mij echter niet al te gewaagd om te stellen, dat het ontstaan van het keizerschap terugreikt tot (ten minste) de 14de eeuw (= 1301-1400). En zo belanden we dan bij jouw vraag, hoe de allereerste keizersuniformen eruit hebben gezien. Het spijt me te moeten zeggen, dat ik óók het antwoord op jouw vraag naar de allereerste keizersuniformen schuldig moet blijven, tenzij… Tenzij ik ga speculeren. Speculatie 1: de schutterskeizer droeg hetzelfde uniform als zijn medeschutters, d.w.z. krijgskledij. Speculatie 2: mogelijk droeg hij - natuurlijk niet tijdens het krijgsgeweld maar in vredestijd (bij feestelijke optochten en bij andere bijzondere gelegenheden) - al van meet af aan de 3 (drie) zilveren vogeltjes aan een halsketting. Jouw stelling ‘dat schutterskeizers overwegend zwart gekleurde, met goud afgezette uniformen dragen’, deel ik slechts ten dele. Het gebruik van dat soort kledij heeft m.i. een 19de-eeuwse oorsprong. Toen, in de 19de eeuw, ontstond allengs ook her en der het gebruik om een keizerssteek te dragen, al dan niet op napoleontische wijze. En inderdaad, vooral na de Tweede Wereldoorlog, is het gebruik van dit soort keizersuniformen sterk ontwikkeld, vooral bij (met name Limburgse) schutterijen die in militair uniform of fantasie-uniform gaan. Of die ontwikkeling wel zo gunstig was? Zie daarover SB 73, blz. 1407-1408. Overigens zijn er ook héél wat schutterskeizers die zich tooien in gildekledij dan wel in jacquet. Vreemd vind ik wel dat de Wedstrijdnormen van de OLS de indruk wekken, andersoortige uniformen dan de genoemde vier bij voorbaat uit te sluiten. Met vriendelijke groeten, Alfred
VAN: De Heer Fred Hannen Beste Alfred,
Merum, 13 december 2011
Ik zal aan mr. Th. J. (Jacques) van Rensch, (Regionaal) Historisch Centrum Limburg te Maastricht, eens vragen wat hij van een en ander vindt. Of hij eruit komt, wacht ik dan af! -----Groet, Fred ------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2018
31 juli 2012
36
Schuttersbrief - nummer 93
HET SCHUTTERIJWEZEN IN DE GEMEENTE GENT (OVL), VROEGER EN NU (2) Vervolg op SB 92, blz. 1956-1957
Koninklijke Gilde De Ware Vrienden van St.-SebastiaanVervolg Vervolg op SB 92, blz. 1957
VAN: De Heer Marc Goedertier, hoofdman [= voorzitter] van de Koninklijke Gilde De Ware vrienden van St.-Sebastiaan Geachte Heer Disch, Gent (OVL), 7 juli 2009 Ik kom juist terug uit verlof. In verband met de geschiedenis van de Gilde stuur ik U in bijlage een stukje geschiedenis t.e.m. 1998. Bij gebrek aan tijd heb ik van de laatste tien jaar nog niet veel geschiedenis geschreven, maar dat komt wel… Bedankt om onze Gilde eens in het nieuws te brengen. Sportieve groeten, Marc Goedertier
Koninklijke Gilde De Ware Vrienden van Sint-Sebastiaan. Ontstaan en geschiedenis Het was in juni 1838 dat zich een aantal leden van de Sint-Sebastiaansgilde terugtrokken om hier in Gent een nieuwe schuttersmaatschappij te stichten onder de benaming ‘De Ware Vrienden van Sint-Sebastiaan’ met hun lokaaltje gelegen aan de Groendreef. De maatschappij bloeide en op 23 maart 1919 werden lokaal en wippen verplaatst naar de Henleykaai 7. Bij Koninklijk Besluit van 8 augustus 1919 werd de maatschappij de titel verleend van Koninklijk. Het heraldisch wapen De Ware Vrienden van St.-Sebastiaan
In 1931 had men een eerste maal pech, want het lokaal brandde volledig uit. Daarbij gingen het archief, de koningsportretten, het keizersportret van 1908 en het schuttersmateriaal van de leden voorgoed verloren. Men liet de moed niet zakken want een nieuw lokaal werd op dezelfde plaats opgericht en de schietingen konden opnieuw doorgaan. 1938 was het jaar van het eeuwfeest van de maatschappij. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan konden de leden dankzij hun vrijwillige bijdragen een nieuw vaandel aankopen. Het vaandel werd plechtig overhandigd op het stadhuis door de toenmalige burgemeester Vander Stegen. Op 25 maart van hetzelfde jaar werd dan ook ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van onze vereniging het Nationaal Congres van de Koninklijke Nationale Bond der Belgische Wipschutters (KNBBW) ingericht. In 1950 moest opnieuw verhuisd worden. Ditmaal naar de Neermeerskaai. Er werd met volle moed een nieuw lokaal opgericht dat dienstig was als clubhuis, herberg, schietstand voor de liggende wip en woonst voor de conciërge. Er werden honderdduizenden franken kosten gemaakt. De maatschappij werd een vzw (= vereniging zonder winstoogmerk) en er werden kasbons uitgegeven om de nodige fondsen te verzamelen. 1958 werd een rampjaar. Het terrein waar zoveel geld en energie was ingestoken, diende ontruimd te worden voor het graven van de Watersportbaan. Geen enkele frankvergoeding noch enige vorm van betoelaging werd uitbetaald. De slechtste periode voor de Ware Vrienden was aangebroken: geen terrein, geen clubhuis meer en honderdduizenden franken schulden. Na lange en moeilijke onderhandelingen met het stadsbestuur werd onze maatschappij een plekje toegewezen in het Maaltebrugge-Park. Daar werd in 1960 zeer bescheiden gestart met slechts één wip en zonder clubhuis. In 1960 kende men tevens het overlijden van voorzitter Kamiel De Vetter. Hij werd opgevolgd door Richard Van Accolyen, onze huidige erevoorzitter. In 1961 besloten enkele bestuursleden ‘uit eigen zak’ een clubhuis op te richten. Eens te meer werd bewezen wat solidariteit en echte ware vriendschap vermogen. Honderden uren werden door de leden belangeloos geofferd om terrein en clubhuis in orde te brengen. De schietingen floreerden en er werden regelmatig verbeteringswerken aan terrein en clubhuis aangebracht zodat na enkele jaren een tweede wip kon worden aangekocht. Overigens was 1961 ook het jaar waarin de Gentse Handboogcompetitie een eerste beschrijfschieting met borden organiseerde. De Gentse Handboogcompetitie is een samenwerkingsverband tussen ‘De Ware Vrienden’ en de maatschappijen ‘Immer Vooruit’ en ‘De Schelde’.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
37
Blz. 2019
Op zondag 16 juni 1963 werd het 125-jarig bestaan van de maatschappij werd gevierd met o.a. een namiddagschieting waarop 155 schutters aanwezig waren. Op 11 juni 1967 kenden we de inhuldiging van de muitwip met een schieting waarop 170 schutters aanwezig waren. Noot van de SB-redactie Een muitwip of kapwip is een schietboom, in de top waarvan - ter beveiliging en ruimtebesparing - een bodemloze kooi (‘muit’) zich bevindt om de afgeschoten projectielen (m.n. pijlen) op te vangen en zo hun val te breken (zie nevenstaande foto alsook de foto op blz. 1791 van SB 85); niet te verwarren met een open wip (zie rechtsboven op blz. 1989), waar binnen een omtrek van ten minste 75 m (!) schutters én toeschouwers rekening moeten houden met neervallende pijlen. Detailfoto van een muitwip (bovenste deel) bij De Ware Vrienden van St.-Sebastiaan te Gent [Fotograaf: Bart Chretien]
Op dinsdag 25 augustus 1970 werd voor de eerste maal in België een goudschieting gegeven waarbij 60 goudstukjes van 2½ pesos werden verschoten. Op zaterdag 28 augustus 1971 krijgen we een eerste verbroederingsschieting met de leden van de Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde van Sint-Sebastiaan Gent. Deze verbroedering werd ingericht naar aanleiding van het schuttersjubileum van de heer Robert Simons, lid van De Ware Vrienden en tevens deken van de Hoofdgilde. Zaterdag 29 oktober 1972 werd een treurige dag voor De Ware Vrienden. Paul Coppens die zich tot koning had geschoten, zou enkele uren later bij een zwaar verkeersongeval om het leven komen. Hij was bestuurslid bij De Ware Vrienden, bij de Nationale Bond en ook stichter van het Gents Winter Handboogverbond. Als afgevaardigde 2de Sector van de Koninklijke Nationale Bond der Belgische Wipschutters werd hij in 1973 opgevolgd door onze schatbewaarder Paul Latoir. 1974 werd een belangrijk jaar. We kenden de huldeschieting voor Luc Goedertier, kampioen van België bij de junioren, te Booischot. We beleefden eveneens de eerste Initiatieschietingen voor de jeugd, met medewerking van BLOSO die de lesgevers betaalde en de verzekeringen voor de leerlingen afsloot. Marc Goedertier volgde de cursus van hulptrainer bij BLOSO en werd aangesteld als lesgever. En ook konden we de eerste Prinsschieting meemaken voor de jeugdschutters onder de 18 jaar; Wim Van Hulle werd de eerste prins werd. In 1975 volgde opnieuw een huldeschieting. Ditmaal voor Filip Goedertier, kampioen van België bij de scholieren te Woesten. Een eerste jeugdschieting werd ingericht bij De Ware Vrienden, waarop 76 deelnemers voor de prachtige prijzen kampten. Marc Goedertier werd aangesteld als Jeugdafgevaardigde bij de KNBBW. Op 15 augustus 1978 werd een nieuwe voorzitter gekozen: de heer Maurice De Paepe. Bij de daaropvolgende huldeschieting waren 190 schutters aanwezig. In 1980 ging het eerste individueel kampioenschap van De Ware Vrienden door. Rogier Verhaeghe was er niet alleen de initiatiefnemer van, hij werd ook de kampioen. Op 24 april 1982 werd een drievoudige huldeschieting gehouden voor Willy Goedertier. Hij was namelijk de nieuwe voorzitter geworden, hij kon terugzien op 50 jaar schutterschap en hij vierde zijn zilveren lidmaatschap van De Ware Vrienden, waarvan 21 jaar als secretaris. De viering van een gouden schuttersjubileum viel in 1984 ook het oud-bestuurslid Leon De Coninck ten deel. Van die 50 jaar was hij 42 jaar lid van De Ware Vrienden. In hetzelfde jaar slaagden we eindelijk terug erin, het kampioenschap van de Gentse Handboogcompetitie te winnen. Daarbij kwam nog dat Guy Van Hulle zich ook tot koning schoot in het Verbond Gent Zuid-West. 1985 werd een opmerkelijk jaar. We kenden de huldeschieting voor 50 jaar schutter van Albert Leys en Charles Panaye. Laatstgenoemde schoot zich ook tot kampioen in de klasse boven de 70 jaar op de schieting van de 3de leeftijd hier in het Maaltebrugge-Park. Een hoogtepunt werd bovendien de Jeugdschieting met niet minder dan 236 deelnemers. En op vrijdag 31 mei werd een speciale ledenschieting gehouden voor voorzitter Willy Goedertier wegens het behalen van de Zilveren Medaille van het BLOSO en zijn 25-jarige bestuurslidmaatschap van de maatschappij. Rogier Verhaeghe legde de laatste voltallige familiefoto van de familie Goedertier op de gevoelige plaat, want amper twee maanden later was onze voorzitter er niet meer.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2020
31 juli 2009
38
Schuttersbrief - nummer 93
Het jaar 1986 leverde vijf belangrijke feiten in de geschiedenis van onze vereniging. 1) Een speciaal kunstbord werd ontworpen voor de Herdenkingsschieting van Willy Goedertier; vóór het van start gaan van de schieting werd een herinneringsspeech uitgesproken door de heer Paul Latoir; er namen niet minder dan 183 schutters aan deze schieting deel. 2) Op vrijdag 15 augustus wordt een aanstellingsschieting gegeven ter ere van de nieuwe voorzitter Marc Goedertier, die hiermede in de voetsporen treedt van zijn vader. 3) Op 21 september huldeschieting voor Emiel Geldof, met 123 deelnemers; Emile was toen 60 jaar (!) boogpezenmaker en werd te dezer gelegenheid ook op het Gentse stadhuis ontvangen door eerste schepen Wijnakker voor zijn diamanten jubileum pezenmaken. 4) De huldeschieting voor 50 jaar schutter van Gentile Willems werd in privé-kring gehouden. 5) Eddy Poissonnier schoot zich tot koning van de Verbroedering Gent Zuid & West. 6) En last but not least: met de medewerking van toenmalig schepen Joseph Ackerman wordt de gasleiding aangelegd, het plafond vernieuwd en diverse overige werkzaamheden aan het schutterslokaal uitgevoerd. En zo komen we in 1988, met de navolgende gedenkwaardige feiten. 1) Voor het eerst werd het Kampioenschap van Groot-Gent ingericht en door de ploeg van Immer Vooruit gewonnen; de Sint Sebastiaan Mariakerke werd tweede en als derde eindigde de jongste ploeg van De Ware Vrienden. 2) Het Kruisboogtoernooi van de Nationale Unie der Kruisboogschutters van België met ruim 200 deelnemers werd in het Maaltebrugge-Park ingericht. 3) Ter gelegenheid van ons 150-jarig bestaan waren drie grote manifestaties gepland; de eerste betrof het zo-even onder punt 1) genoemde Kampioenschap van Groot-Gent op zaterdag 25 juni; de tweede manifestatie was een blokschieting met beschrijf op zondag 26 juni, voorbehouden aan de leden van de maatschappijen die aangesloten waren bij de Verbroedering Gent Zuid & West; de derde manifestatie was die op maandag 15 augustus, zijnde een blokschieting in de voormiddag en een bordenschieting in de namiddag met ereprijzen, geschonken door Zijne Majesteit Koning Boudewijn, door het Provincie- en door het Stadsbestuur. In 1989 schoten onze jeugdschutters Joeri en Davy Goedertier zich beiden tot gewestelijk kampioen van de 2de Sector bij respectievelijk de junioren en de scholieren. Op het Nationaal Kampioenschap werden beiden vicekampioen in hun klasse. Davy Goedertier schoot zich tot ‘Koning van België’ bij de scholieren te Koningshooikt (hij schoot de hoofdvogels driemaal af in zes beurten). Op de laatste ledenschieting werd de wisselbeker Willy Goedertier voor de eerste maal ingericht en door Marc Goedertier gewonnen. Op 21 en 26 april 1990 werden twee bordenschietingen ingericht t.g.v. de Gentse Floraliën. Op 15 augustus volgde de huldeschieting voor Davy Goedertier als Koning van België 1989. Ons oudste lid Emiel Geldof zorgde voor een verrassing door een gastoptreden in Walters verjaardagshow . Op 9 maart 1991 wordt een speciale bordenschieting ingericht t.g.v. de Koningsfeesten : 60ste verjaardag van Z.M. Koning Boudewijn en de 40ste verjaardag van zijn koningschap. Op 29 september was er de huldeschieting voor deken Maurice De Paepe n.a.v. 60 jaar schutter en 50 jaar gehuwd; er waren 136 schutters aanwezig. Op 8 augustus 1992 werd een huldeschieting georganiseerd ter ere van voorzitter Marc Goedertier en wel vanwege zijn aanstelling als Jeugdleider van de KNBBW. In 1993 won onze maatschappij de Trofee het Goude Wiel in Menen met de ploeg bestaande uit : Erik en Wim Baele, Joeri en Davy Goedertier en Theo Claus. Davy Goedertier schoot te Merksem zich tot ‘Kampioen van België’ bij de junioren. Het jaar 1994 kende de navolgende bijzonderheden. 1) Op 22 mei een herdenkingsschieting voor Maurice De Paepe, overleden in 1993. 2) Huldeschieting voor Davy Goedertier, kampioen van België 1993 bij de junioren. 3) Albert Van Wijnsberghe schoot zich tot keizer van de Verbroedering Gent Zuid en West. 4) Jozef Brantegem werd schutterskoning van de Verbroedering Gent Zuid en West. 5) Een eerste verbroederingsschieting had plaats met de Sint-Andriesgilde van Brugge. In 1995 beloonde het BLOSO voorzitter Marc Goedertier met een gouden medaille voor 20 jaar bestuurslidmaatschap van de KNBBW. Wereldrecord ‘leegschieten van de wip per ploeg’ kwam op naam van Joeri en Davy Goedertier, Erik en Wim Baele en Theo Claus. Op 22 en 26 april waren er bordenschietingen t.g.v. de Gentse Florliën. Op de Algemene Statutaire Vergadering van 1996 kreeg Roger Ballekens de gouden medaille van het BLOSO voor 25 jaar bestuurslidmaatschap van onze maatschappij. De ploeg met Erik en Wim Baele, Jozef Brantegem, Theo Claus en Joeri Goedertier wonnen de Gentse Handboogcompetitie en werden Kampioen van Gent per ploeg. Joeri Goedertier schoot te Puurs zich tot Kampioen van België bij de Openbare Diensten; er volgde een huldeschieting op 19 augustus 1996. Wim Baele werd koning van de Verbroedering Gent Zuid en West. Op 4 juni 1997 was er het Kampioenschap van België Openbare Diensten. Op 16 juli volgde huldeschieting Joris Zenner t.g.v. 50 jaar huwelijk. Op 1 augustus kregen we bezoek van Gerty Christoffels van het VTM-programma Domino t.g.v. een reportage over ons oudste lid Emiel Geldof. Tijdens de jeugdschieting was er wederom bezoek van een televisieploeg; ditmaal van de BRTN van het Programma Afrit 9 en andermaal t.g.v. een reportagereeks over Emiel Geldof. Jozef Brantegem schoot zich tot koning van de Verbroedering Gent Zuid en West. Ook werd 1997 een nieuw embleem ontworpen. Zowel d voorbereidingen om gilde te worden als de voorbereiding voor de in-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
39
2021
richting van het Congres van de KNBBW en om de 160ste verjaardag van onze vereniging te vieren werden voortvarend ter hand genomen. Op 3 september 1997 besluit de Eed [= het Bestuur] van de Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde van Sint-Sebastiaan Gent om de schuttersmaatschappij De Ware Vrienden van Sint-Sebastiaan de titel te verlenen van ‘Koninklijke Gilde’. Op 28 februari 1998 werd in het lokaal van de Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde Sint-Sebastiaan Gent onze schuttersmaatschappij officieel erkend als Koninklijke Gilde. Op 29 maart 1998 werd het Congres van de KNBBW te Gent gehouden. Tot slot van dit deel van onze verenigingskroniek Als activiteiten kunnen we nog vermelden dat we jaarlijks op 1 mei een koningschieting organiseren. Dat iedere woensdag- en vrijdagavond een puntenschieting voor de leden doorgaat. Dat er regelmatig beschrijven worden gegeven waaraan alle vreemde schutters mogen deelnemen. Dat er jaarlijks tijdens de Gentse Feesten speciale bordenschietingen ingericht worden. Jaarlijks gaan verbroederingsschietingen door met de Zeeuws-Vlaamse gilden Sint-Sebastiaan van Westdorpe (gemeente Terneuzen) en De Westerschelde van Terneuzen-stad. Wordt t.z.t. vervolgd.
Marc Goedertier
Noot van de SB-redactie Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 7 juli 2009
In de zojuist door Marc Goedertier gegeven kroniek van de Koninklijke Gilde De Ware Vrienden van St.-Sebastiaan worden - behalve natuurlijk De Ware Vrienden zelf - ook nog de navolgende Gentse schuttersorganisaties (schuttersverbanden) genoemd: * de Gentse Handboogcompetitie * het Gents Winter Handboogverbond * Immer Vooruit * het kampioenschap van Groot-Gent * de Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde van Sint-Sebastiaan * De Schelde * de Sint-Sebastiaan te Mariakerke * het Verbond Gent Zuid-West alias de Verbroedering Gent Zuid & West. Van de middeleeuwse (!) wapengilden der stad Gent zijn - naast de zo-even vermelde hoofdgilde St.-Sebastiaan (Oude Handboog) - verder te noemen: de St.-Joris (Oude Kruisboog), de St.-Antonius (Jonge Kruisboog), de St.Andreas (Bus = Geweer) en de St.-Michaël (Zwaard). En dan nóg is de opsomming van voormalige en tegenwoordige schutterijen (schuttersgilden, schietsportverenigingen) van Gent-stad bij lange na niet uitgeput. Men bedenke bovendien dat elke woonkern die thans deel uitmaakt van een van de dertien overige deelgemeenten van Gent (zie SB 92, blz. 1956), oudtijds dan wel vandaag de dag eveneens een of meer schuttersgezelschappen heeft of gehad heeft; de hierboven genoemde St.-Sebastiaan te Mariakerke is daarvan slechts één voorbeeld. En hoe zat het precies met de Gentse Floraliën? Daarenboven vermeldt Marc Goedertier in zijn kroniek van De Ware Vrienden terloops tevens een aantal nationale en regionale (al dan niet aanverwante) verbanden en -activiteiten, t.w.: * het BLOSO * het Kampioenschap van België Openbare Diensten * de Koninklijke Nationale Bond der Belgische Wipschutters (KNBBW) * het Nationaal Kampioenschap * de Nationale Unie der Kruisboogschutters van België. Eveneens lezen we in Goedertiers kroniek iets over schuttersactiviteiten in de Vlaamse plaatsen Brugge (St.-Andriesgilde), Koningshooikt, Merksem, Puurs en Woesten. Wat weten we van het schutters(gilde)wezen in die plaatsen en over alle hierboven bedoelde schuttersverbanden en schuttersactiviteiten? Toch maar bitter weinig! Waarmee maar gezegd is, dat de SB nog héél wat informatie te verstrekken heeft. De SB-redactie ziet dan ook reikhalzend uit naar versterking van haar gelederen vanuit Vlaanderen en naar kopij van Vlaamse schutters en schuttersvrienden die ons een en ander willen en kunnen vertellen over hun eigen schutterij en over het tegenwoordige en/of vroegere schuttersleven van hun eigen woonplaats en/of landstreek. Wie gaat de uitdaging aan? A.D.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2022
31 juli 2012
40
Schuttersbrief - nummer 93
HET DUIFSCHIETEN IN DE GRIJZE OUDHEID EN KLASSIEKE OUDHEID (3) Vervolg op SB 91, blz. 1942-1944, en SB 92, blz. 1968
De Romeinse dichter Vergilius over het duifschieten Vervolg 2 AAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser en oud-secretaris van de Sebastianen te Maastricht Beste Jo,
Maastricht, 28 mei 2009
Op verzoek van een Belg [= dr. Jos Verhulst te Antwerpen] ben ik een aantal versregels uit de Aeneïs van de Romeinse dichter Vergilius aan het vertalen. Het tekstdeel gaat over het duifschieten bij de oude Romeinen. [Zie SB 91, blz. 1944]. Tijdens het lezen van de bewuste versregels moest ik gelijk denken aan een stukje Latijnse tekst die je vele jaren geleden aan drs. Charles Daniëls z.g. en mij ter vertaling had voorgelegd. Herinner je je waarover ik het heb? En zou je me dat stukje Latijnse tekst met de bijbehorende vertaling eens kunnen toesturen en me tevens laten weten waar je dat stukje Latijnse tekst aangetroffen hebt? Naar ik meen, vond je het op een medaille van de Koninklijke [Maastrichtse] Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ vermeld. Het zou mooi zijn als je me tevens een foto van die medaille digitaal zou kunnen aanleveren (ter plaatsing in de Schuttersbrief). Bij voorbaat dank.
Groetjes, Alfred
VAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Alfred,
Beek (LB), 28 mei 2009
De medaille waar jij op doelt, is een koningsteken bij de Maastrichtse Sebastianen, daterend uit 1818 van G.J. Smits. Het randschrift bevat de volgende Latijnse tekst: Decidit Ex animis Vitamque Reliquit in Astris / Aëriis Fixamque Refert de lapsa Sagittam (Bron: Jolles 1936, blz. 128) *) Wellicht wil je het ‘even’ opnieuw vertalen, want ik beschik niet (meer) over de vertaling. Uiteraard heb ik opnieuw belangstelling voor de vertaling! Groetjes, Jo *) Noot van de SB-redactie Jolles 1936 = J.A. Jolles: De Schuttersgilden en Schutterijen van Limburg. Overzicht van hetgeen nog bestaat, deel 1: A M, in de boekenreeks: Publications LGOG, deel 72, Maastricht 1936, blz. 1 - 139. [Publications LGOG = Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg à Maestricht = (letterlijk): Publicaties (lees: ‘Jaarboeken’) van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG) te Maastricht]. [In ‘deel 1: A - M’ geeft Jolles een overzicht per toenmalige gemeente, namelijk vanaf Amstenrade (A) t/m Merkelbeek (M)]. A.D.
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo,
Maastricht, 28 mei 2009
Het is dus zoals ik het al vermoedde: de inscriptie op het koningsteken van G.J. Smits uit 1818 bestaat mede uit versregel 517 en versregel 518 uit de Aeneïs - Boek 5 van de Romeinse dichter (Publius) Vergilius (Maro). De door Jolles verstrekte tekst bevat twee taalfoutjes: Ex animis > Exanimis; de lapsa > delapsa. Was dat misschien de oorzaak ervan, dat ‘Noonk Sjarel’ en ik indertijd - zonder een Latijns woordenboek bij de hand - zo zaten te pielen met de Nederlandse vertaling? 517 Decidit exanimis vitamque reliquit in astris 518 aëriis fixamque refert delapsa sagittam. 517 Hij valt ontzield neer en laat zijn leven achter, hoog 518 in de lucht, en hij brengt in zijn val de vastgepriemde pijl terug.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
41
Blz. 2023
Het onmiddellijk voorafgaande is een zo letterlijk mogelijke vertaling, ook qua woordvolgorde, zonder het Nederlands
geweld aan te doen. Helaas ben ik géén dichter. Anders had ik me óók nog gewaagd aan de exacte versmaat: de hexámeter oftewel de zesvoetige versregel: 5 x dactylus (lang-kort-kort) en, aan het eind, 1x spondeus (lang-lang) dan wel 1x trocheus (lang-kort). Alleen de groten onder de dichters (zoals Joost van den Vondel) konden / kunnen dat! Uit de context van het dichtverhaal blijkt, dat met ‘hij’ een duif (‘columba’) bedoeld is, die aanvankelijk met een touw boven aan een scheepsmast was vastgebonden ten behoeve van een schietwedstrijd. Eén pijl trof de schietmast, een tweede pijl het touw, een derde de duif tijdens zijn vlucht en een vierde pijl zorgde voor een ware sensatie. Is het mogelijk, dat je me een duidelijke foto van de betreffende medaille digitaal aanlevert? Is hulp van Fons Vlaskamp en/of Sermon Smitshuysen nodig? We zullen er een aardig artikeltje van maken voor de Schuttersbrief. Groetjes, Alfred
VAN: De Heer S.M.G. (Sermon) Smitshuysen, penningmeester Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ te Maastricht [AAN: De Heren Jo Pluymakers en Alfred Disch]
Maastricht, 10 juni 2009 Beste Alfred en Jo, Bijgaand de beloofde foto van het koningsschild uit 1818. Het was moeilijk vanwege de grote reflectie om alles er duidelijk op te krijgen. Bijgaande foto gaf na diverse pogingen het beste resultaat. Ik hoop dat deze foto bruikbaar is. Compleminte, Sermon
Noot van de SB-redactie Randschrift op het koningsschild: G.J. Smits / 6. Koning 1818 / Decidit Exanimis Vitamque Reliquit in Astris / Aëriis, Fixamque Refert delapsa Sagittam Afbeelding op het koningsschild: een vallende duif, doorboord met een pijl en aan zijn linkerpoot het restant van een touw. A.D.
AAN: De Heer Sermon Smitshuysen Beste Sermon, Maastricht, 10 juni 2009 Dank voor de toezending van de foto. Misschien is het wel zo verstandig om de hele zilverschat van de Sebastianen eens te gaan vastleggen op de gevoelige plaat. Groetjes, Alfred
VAN: De Heer Sermon Smitshuysen Beste Alfred, Maastricht, 16 juli 2009 Bedankt voor het toezenden van conceptartikel. Het plan om alle medailles en koningsplaten op de foto te zetten bestaat reeds. Mogelijk dat het deze winter gaat gebeuren. Het is de bedoeling alle foto's op een cd te branden en deze ter beschikking te stellen aan de Bastiaone. Als het zo ver is, krijg jij uiteraard ook een exemplaar. Compleminte, Sermon -----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2024
31 juli 2010
42
Schuttersbrief - nummer 93
DE DUIF EN HET SCHUTTERIJWEZEN (3) Vervolg op SB 71, blz. 1342, en SB 92, blz. 1969
Ging het duifschieten wel in oorzakelijk verband vooraf aan het papegaaischieten? Vervolg 2 VAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen, schutterijvorser Hallo, beste Alfred. Kunrade, gemeente Voerendaal (LB), 26 mei 2009 In je antwoord gericht aan dhr. Pluymakers op blz. 1970 (SB 92) miste ik eigenlijk (zowel terecht als onterecht) hetgeen dr. W. J. Hofdijk weet te melden in zijn boek De oude Schutterij in Nederland. Op pagina 47 geeft Hofdijk een opsomming weer van geestelijken die protesteerden tegen het papegaaischieten: - Pater Gillissen zorgde in 1569 ervoor dat het papegaaischieten te Zwijndrecht [in het toenmalige graafschap Holland, thans in de provincie Zuid-Holland] werd afgeschaft. - In plusminus 1589 zond eerwaarde Coetus vier gedeputeerden naar de beambten te Greetzijl [in het toenmalige vorstendom Oost-Friesland, thans in de gelijknamige landstreek van de Duitse lidstaat Nedersaksen] om het vogelschieten te laten afschaffen in het Grietemer amt, met als reden dat het vogelschieten oorspronkelijk uit het heidendom (ter verachting van de Heilige Geest) afkomstig was. - In Delft [toen graafschap Holland, nu provincie Zuid-Holland] werd vanaf 1617 op de eerste zaterdag van oktober niet meer op de papegaai geschoten, maar is men overgestapt op het gansschieten. - In Arnhem [toen hertogdom Gelre, nu provincie Gelderland] protesteerde de kerkenraad tegen het papegaaischieten in 1621. Interessant is ook de voorlaatste alinea op dezelfde pagina 47. Hofdijk schrijft daar namelijk het volgende: In den loop der tijden, by veranderde inrichting der Schutterij, ging het papegaaischieten van zelf te niet, en bleef slechts als pinkster-uitspanning op het platteland voort leven, om vervolgends nog slechts alleen in onze eeuw, by meestal nieuw opgerichte Boogschutters-societeiten weder eenigzins meer algemeen in eere te worden gebracht. En even interessant is ook wat Hofdijk vermeldt over het vogelschieten op pagina 13-15 van zijn boekwerk. Enerzijds is het inderdaad terecht dat je van Hofdijk vrijwel geen melding maakt in je reactie, daar het in jouw artikel vooral ging om Jolles en Sickesz. Doch met het oog op hetgeen waarmee je je reactie afsluit, namelijk dat het duifschieten niet in oorzakelijk verband voorafging aan het papegaaischieten, zou het weer onterecht zijn. Althans ik zou uit hetgeen Hofdijk geschreven heeft, kunnen concluderen dat het papegaai- of gansschieten wel degelijk een vervolg dan wel een ‘oplossing’ is op de protesten die deze of gene geestelijke had op het duifschieten. Groetjes, Mathy
AAN: De Heer Mathy Leunissen Beste Mathy, Maastricht, 26 mei 2009 Alle door jou nu gegeven citaten uit Hofdijk 1874 (blz. 47) kun je terugvinden in SB 54, blz. 943-944, en zelfs nog uitgebreider, inclusief de tekstdelen uit Hofdijk 1874 (blz. 13-15) waarnaar je thans slechts verwijst. En het is exact de vindplaats in SB 54 (blz. 943-944) die ik in de laatste alinea van mijn reactie aan de heer Jo Pluymakers vermeld. Overigens blijkt uit vergelijking van Hofdijk 1874 (blz. 47) met Sickesz 1864 (blz. 41), dat eerstgenoemde auteur zijn gegevens heeft ontleend aan laatstgenoemde. Met andere woorden: in feite trekt Hofdijk eenzelfde verkeerde (!) conclusie als Sickesz en Jolles. De protesten (ten tijde van de Reformatie en vlak daarna) tegen het duifschieten waren geheel onterecht om de simpele reden dat de toenmalige schuttersgilden niet het duifschieten maar het papegaaischieten beoefenden. Trouwens, als we dr. Theo Reintges mogen geloven, hebben schuttersgilden nooit aan duifschieten gedaan, o.a. om de reden die de protestanten later (ten onrechte) zouden gaan hanteren om zich tegen die ‘ketterse gewoonte’ te keren. Reintges: ‘Zo is er dan ook nergens een bewijs gevonden dat schutters een duif als doelvogel gebruikten bij het vogelschieten’ (zie Th. Reintges: Das Vogelschiessen der Schützen in Der Schützenbruder, Leverkussen 1977; een Nederlandse vertaling van dat artikel verscheen in: Logghe e.a. 1997 *), blz. 42-47). Groetjes, Alfred *) Logghe e.a. 1977 = Karel Logghe, Marc de Schrijver, Robert Wuyts en Theo Reintges: Het Papegayschieten. Inleiding tot de studie van een oud Europees volksgebruik. [Uitgave van de Nobele Orde van de Papegay (NOVP) te Deurne]. Deurne (Antw.) 1997. Op blz. 42-47 het artikel van Theo Reintges: Het vogelschieten bij de schuttersgilden. -----------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
43
Blz. 2025
HET SCHUTTERIJWEZEN IN ROERDALEN (LB), VROEGER EN NU (3) Vervolg op SB 91, blz. 1939-1941, en SB 92, blz. 1966-1967
Schutterij Eendracht te Vlodrop-Station Vervolg 2 VAN: De Heer W.J.M. (Wim) Pijpers, schutterijvorser; redacteur van het Limburgs Schutterstijdschrift Beste Alfred,
Melick, gemeente Roerdalen (LB), 12 juli 2009
Naar aanleiding van het mogelijk bestaan van een schutterij in Vlodrop-Station (zie jouw laatste Schuttersbrief, blz. 1966-1967) ben ik eens in mijn aantekeningen gedoken. Ik vond onderstaande zaken m.b.t. Vlodrop, VlodropStation en Vlodrop-Rothenbach. Wellicht dat de bijgevoegde informatie kan bijdragen tot een beter beeld van een schutterij en de activiteiten in Vlodrop-Station. Uit de informatie komt niet naar voren, of het hier een buks-, geweer- of handboogschutterij betreft. Wel wordt er één keer gesproken over de ‘Vereeniging Dalrust’. Ook is duidelijk te lezen dat er nogal wat (schiet)activiteiten plaatsvonden bij café Dalrust. Over het jaar 1891 is in de kranten (helaas) niets terug te vinden. Groetjes en een goede gezondheid toegewenst, Wim Pijpers MR = Maas- en Roerbode NK = Nieuwe Koerier + (gevolgd door datum) = herhaling van advertentie in dezelfde krant van (volgt datum) 01) MR 8-5-1880, pag. 4, advertentie + 15/5 Schutterij te Vlodrop. Pinkstermaandag om 2 uren namiddag. Groote optocht en invoeren van het nieuwe vaandel. Bijeenkomst bij Jan Storms. De Commissie. 02) MR 21-6-1884, Tweede Blad, pag. 2, advertentie + 28/6 Station Vlodrop. St. Janskermis, invallende Zondag 29 Juni a.s., 5 uren namiddags. Groote optocht door de bestaande schutterij + concert. Maandag 30 Juni, 10 uren voormiddag Afschieten van den Koningsvogel ’s namiddags optocht en afhalen van den koning naar het park, gevolgd door muziekuitvoeringen. 03) MR 25-6-1887, Tweede Blad, pag 2, advertentie St. Janskermis Station Vlodrop Maandag den 27 Juni namiddag half een afhalen van den koning op den Gitstapper Molen. Om 3 uren koningsvogelschieten, opgeluisterd door muziek. Dinsdag 28 Juni, voormiddag, 10 uren Optocht door de schutterij en afhalen van den koning. Des namiddags Boschloopen en volksvermakelijkheden. 04) MR 24-6-1899, pag. 3, Vlodrop + advertentienr. 1631 T.g.v. St. Janskermis op 2/7 en 3/7 concert, koningsvogelschieten en volksvermakelijkheden. In de tuin van de Wed. Maessen. Na afloop bal. Namens de Vereeniging Dalrust. Het Bestuur. 05) NK 22-7-1899, Tweede Blad, pag. 3, advertentienr. 1812 + 27/7 Prijsvogelschieten op Zondag 30 Juli, aanvang 4 uur, te Vlodrop-Rodenbach bij G. Beckers. 06) NK 29-7-1899, Tweede Blad, pag. 3, advertentienr. 1812 + 1/8 Prijsvogelschieten op Zondag 6 Augustus, aanvang 4 uur, te Vlodrop-Rodenbach bij G. Beckers. 07) MR 23-6-1900 + 25/6 + 26/6 + 27/6 + 28/6 + 30/6, Tweede Blad, pag. 4, advertentienr. 1519/479 Vlodrop Station. Zondag 1 Juli om 4 uur n.m. Groot Concert. Maandag 2 Juli Koningsvogelschieten. Opgeluisterd door muziek. De feestelijkheden zullen plaats hebben in den lusttuin van het Café Dalrust. (MR 47-1900: In het water gevallen). ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Blz. 2026 31 juli 2012 Schuttersbrief - nummer 93
44
08) MR 5-7-1900 Vlodrop (Station) Het koning-vogelschieten op Maandag namiddag, hoewel het grootendeels in het water viel, had andermaal veel menschen op de been gebracht en ook dezen stemden er mede in, dat men in weinig gemeenten nabij Roermond in zulk een heerlijk belommerden tuin als die van Dalrust festiviteiten kan doen plaats hebben. 09) NK 17-7-1900 advertentie nr 1637 + 21/7 Groot Prijsvogelschieten a.s. Zondag 22 Juli nam. Half 4 uur bij Leonard Deckers, Café Dalrust te VlodropStation. Heeren liefhebbers worden beleefd uitgenoodigd. 10) MR 20-4-1901, pag. 4, advertentie (Tweede Blad) + 27/4 Prijsvogelschieten Café Dalrust Vlodrop-Station op Zondag 28 April des namiddags 3 uur. Eerste prijs: Dubbeljachtgeweer (achterlaad) en verschillende geldprijzen. L. Deckers. 11) MR 28-6-1901, pag. 1 advertentienr. 517 Kirmis Vlodrop-Station Samstag 29 Juni Preisvogelschiessen und Concert, Samstag 30 Juni Concert, Montag 1 Juli Königsvogelschiessen verbunden mit Concert. Es ladet ein Deckers. 12) NK 13-7-1901, advertentienr. 1537, pag. 3 + 16/7 + 18/7 Prijsvogelschieten op Zondag 21 Juli, aanvang 4 uur bij G. Beckers te Vlodrop Rothenbach. 13) MR 29-8-1901, pag. 4, advertentie + 31/8 Preisvogel- und Sternschiessen wird abgehalten am Sonntag 1 September in Station Vlodrop, wozu ergebenst einladet Leonard Deckers. 14) MR 11-6-1902, pag. 4, advertentie + 14/6 + 16/6 + 18/6 + 21/6 A.s. Zondag 22 en Maandag 23 Juni Kermis Station Vlodrop Zondag 22 Juni ten 2.30 n.m. Prijsvogelschieten en Maandag 23 Juni ten 2.30 n.m. Koningsvogelschieten in den tuin van den heer Leo Deckers. Café Dalrust, Station Vlodrop. Opgeluisterd door de Duitsche muziek van Erkelenz en ten slotte vuurwerk. 15) NK 16-7-1904, advertentie Prijsvogelschieten voor geldprijzen. Op Zondag 24 Juli bij P. Wolters, Boschjes, Vlodrop. Tevens concert door de Harmonie Wilhelmina. Aanvang 4 uur. 23/7 advertentie uitgesteld tot 31/7. 16) MR 28-6-1906, advertentie + 30/6 Vogelschieten t.g.v. Kermis Vlodrop (station) op 1/7. Wim Pijpers
AAN: De Heer Wim Pijpers [CC aan de heren Coen Thevissen en Paul Bots] Beste Wim, Maastricht, 12 juli 2009 Hartelijk dank voor de waardevolle informatie die je gevonden hebt in een tweetal regionale kranten en die ons een stuk verder helpen bij het speurwerk naar de historie van de ‘schutterij’ Eendracht te Vlodrop-Station. Of het hier ging om een échte schutterij en niet om een gelegenheidsschutterij dan wel om een jaarlijks terugkerend ‘georganiseerd dorpsschieten’ bij gelegenheid van de (St.-Jans)kermis? Weliswaar wordt in de advertentie van 21 juni 1884 (zie krantenbericht nr. 02 ) melding gemaakt van ‘de bestaande schutterij’ en in de advertentie van 25 juni 1887 (zie bericht nr. 03) van ‘de schutterij’. Maar daarmee houdt het eigenlijk ook op. Want de mededeling over de ‘Schutterij te Vlodrop’ en haar ‘nieuwe vaandel’ in de annonce van 8 mei 1880 (zie nr. 01) slaat - zéér waarschijnlijk op de St.-Martinusschutterij van het hoofddorp Vlodrop en niet op de ‘schutterij’ Eendracht van Vlodrop-Station. Interessant is de vermelding van de ‘Vereeniging Dalrust’ waarvan ‘het Bestuur’ het koningsvogelschieten - weer ‘t.g.v. St. Janskermis’! - anno 1899 organiseert ‘in de tuin van Wed. Maessen’ te Vlodrop-Station (zie de berichtgeving onder nr. 04), m.i. wel dezelfde locatie die elf jaar later aangeduid wordt als de ‘heerlijk belommerden tuin’ van Café Dalrust (zie sub bericht nr. 08). Het lijkt erop, dat de schutterij Eendracht een nevenactiviteit geweest is van de voormelde ‘Vereeniging Dalrust’ en dat later de eigenaar van Café Dalrust, Leonard (Leo) Deckers, de georganiseerde koningsvogelschieting van de inmiddels ter ziele gegane (?) ‘Vereeniging Dalrust’ heeft overgenomen (zie en vergelijk de gegevens onder de nrs 11 en 14) en daarnaast tevens het prijsvogelschieten (‘Preissvogelschiessen’) is gaan organiseren, tegelijk met het ‘Sternschiessen’ (= letterlijk: sterschieten). Mij is overigens niet duidelijk wat onder ‘sterschieten’ moet worden verstaan. Weet jij dat misschien? Duidelijk is wel, dat prijsvogelschietingen ook te ‘Vlodrop-Rothenbach’ (= tegenwoordig kortweg: Rothenbach), met name in de zomer van 1899 en 1901, georganiseerd werden door wéér een caféhouder, t.w. ene G. Beckers.(zie de nrs. 05, 06 en 12); zo ook ‘bij P. Wolters, Boschjes, Vlodrop [= het hoofddorp?]’ anno 1904 (zie berichtgeving nr. 15). De voormalige ‘schutterij’ Eendracht van Vlodrop-Station blijft intrigeren! Met vriendelijke groeten, Alfred Disch ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
45
Blz. 2027
HET DUIFSCHIETEN IN DE GRIJZE OUDHEID EN KLASSIEKE OUDHEID (4) Vervolg op SB 91, blz. 1942-1944, SB 92, blz. 1968, en SB 93, blz. 2023-2024
De Griekse dichter Homerus over de duifschieting AAN: De Heer Dr. J.A. (Jos) Verhulst te Antwerpen, quantumchemicus, wis- en natuurkundeleraar, publicist Geachte Heer Verhulst,
Maastricht, 1 augustus 2009
Dan nu, zoals ik U beloofde, een en ander over de Griekse poëet Homerus en diens beschrijving van het duifschieten. Evenals ik dit reeds deed in mijn artikel over de duifschieting bij de Romeinse dichter Vergilius (zie SB 91, blz. 1942-1944), valt mijn verhandeling ook nu uiteen in enkele deeltjes. Allereerst meld ik U héél in het kort iets over de persoon Homerus, diens betekenis en wijze van dichten; vervolgens geef ik een summiere toelichting bij het verhaal over de duifschietwedkamp en ten slotte de letterlijke tekst met mijn vertaling in het Nederlands.
Homerus, de blinde bard De beroemde Griekse filosoof en schrijver Plato (±427 - 347 v.Chr.), hoewel zelf de dichtkunst als beroep afwijzend, erkende het al: ‘Homerus heeft Hellas [= het oude Griekenland] opgevoed.’ Ook de Westerse cultuur heeft veel aan Homerus te danken. Merkwaardig is het dan ook, hoe weinig met zekerheid we over hem weten. Leefde Homerus inderdaad van ±800 tot ±750 v.Chr. en was hij zijn leven lang blind? Men beweerde zelfs, dat hij onmogelijk in zijn eentje de vervaardiger kon zijn van die twee grootse gedichten: enerzijds de Ilias (±16.000 versregels in 24 boeken over ‘de strijd om Ilium’, d.i. de 10-jarige belegering van de stad Troje, zo’n vier eeuwen vóór Homerus’ tijd) en anderzijds de Odyssee (ook weer 24 boeken maar dan ‘slechts’ ±12.500 versregels, ditmaal over de eveneens 10-jarige ‘zwerftocht van [de Griekse held] Odysseus’ na de inname van Ilium alias Troje). Elke van de in totaal 28.500 versregels is geschreven in hexámeter (= zesvoet), zoals eeuwen later ook door Vergilius is toegepast (zie SB 91, blz. 1943, eerste alinea). Maar meer dan eens veroorlooft Homerus zich ook een heptámeter (= zevenvoet); vers 851 (zie de navolgende bladzijde!) is daarvan een voorbeeld. Een vaste combinatie van beHomerus beklemtoonde (‘lange’) en onbeklemtoonde (‘korte’) syllaben of lettergrepen noemt [Bron: www.koxkollum.nl] men meter of metrum (= letterlijk: maat), d.i. (vers)voet. Homerus bezigt als metrum de dactylus (lang-kort-kort) en spondeus (lang-lang) alsmede, steeds op het einde van elke versregel, de trocheus (langkort) of spondeus. Zo telt vers 850 vier dactyli en twee spondei, waarvan één sowieso aan het einde van de versregel en één als tweede versvoet. Ter illustratie zijn in de verzen 850 en 851 de beklemtoonde syllaben door mij vetgedrukt.
Ilias: wrok en wraak van Achilles Hoofdfiguur in het dichtwerk Ilias is de held Achilles, vorst van de Griekse stam der Myrmidonen. Hij zit in zijn tent te wrokken wegens onenigheid met Agamemnon, koning van de stadstaten Argos en Mycene in Griekenland, tevens opperbevelhebber van de Griekse strijdkrachten die de stad Ilium (= Troje) belegeren. Achilles’ wrok zit zó diep, dat hij weigert nog langer deel te nemen aan de strijd tegen de Trojanen. Daardoor geraken de Grieken aan de verliezende hand. Allerlei verwikkelingen waarbij zelfs de goden een niet geringe rol spelen, maken gaandeweg het dichtwerk duidelijk, dat voor de Grieken slechts één redmiddel rest: de wrok bij Achilles moet op een of andere manier worden weggenomen, zodat hij weer kan deelnemen aan de strijd en de Grieken weer aan de winnende hand zullen zijn. Over Troje’s ondergang worden we echter pas geïnformeerd in het dichtwerk Odyssee. Doch wél is aan het slot van de Ilias klip-en-klaar wat Achilles ertoe beweegt weer aan de strijd deel te nemen. Hij verneemt namelijk dat zijn meest geliefde vriend Patroclus is omgekomen in een gevecht met de Trojaanse koningszoon Hector. Ontstoken in een ontzaglijke wraak jegens de Trojanen bindt Achilles meteen de strijd aan met Hector, die hij doodt. Maar zo groot als zijn wraak is, zo heftig is Achilles’ smart om ’t verlies van zijn dierbaarste vriend. Bij gelegenheid van Patroclus’ uitvaart organiseert Achilles een aantal lijkspelen (23ste boek), waaronder het duifschieten. Welgeteld 34 regels wijdt Homerus aan die boogschutterswedstrijd. Het zijn vers 850 t/m 883 van het voorlaatste boek in de Ilias. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch De volgende tekst is ontleend aan: Homerus. Ilias. Odyssee. J.C. Bruijn en C. Spoelder. 9de druk. Editor: H.D. Tjeenk Willink Zoon B.V. Haarlem 1968. Voor wie de Oudgriekse lettertekens niet machtig is, geef ik de originele tekst tevens in fonetisch schrift.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2028
31 juli 2012
46
Schuttersbrief - nummer 95
Uit: Ilias - Boek 23, vers 850-883 850 αὐτὰρ ὃ τοξευτῇσι τίθει ἰόεντα σίδηρον,
855
860
865
870
875
880
865
870
875
880
autar ho toksuiteisi tithei ioënta sidijron, kad d’ etithei deka men pelekeas, deka d’ hijmipelekka. histon d’ estijsen nijos kuanoproojroio τιjloe epi psamathois, ek de trijrona peleian leptijj mijrinthooj dijsen podos, hijs ar anogei toksuiein: ‘hos men ke balijj trijrona peleian, pantas aëiramenos pelekeas oikonde pheresthoo; hos de ke mijrinthoio tuchijj, ornithos hamartoon - hijssoon gar dij keinos -, ho d’ oisetai hijmipelekka!’ hoos ephat; oorto d’ epeita bijj Tuikroio anaktos, an d’ara Mijrionijs, therapoon eüs Idomenijos. klijroes d’ en kuneijj chalkijreï pallon helontes, Tuikros de protos klijrooj lachen. autika d’ ion hijken epikrateoos, oe d’ijpeilijsen anakti arnoon protogonoon reksein kleitijn hekatombijn. ornithos men hamarte - megijre gar hoi to g’ Apolloon autar ho mijrinthon bale par poda, tijj dedet’ ornis; antikru d’ apo mijrinthon tame pikros oïstos. hij men epeit’ ijïkse pros oeranon, hij de pareithij, mijrinthos, poti gaian; atar keladijsan Achaioi. sperchomenos d’ ara Mijrionijs ekseiruse cheiros tokson - atar dij oïston echen palai, hoos ithunen -; autika d’ ijpeilijsen hekijbolooj Apolloni arnoon protogonoon reksein kleitijn hekatombijn. hupsi d’ hupai nepheoon eide trijrona peleian; tijj r’ ho ge dinuioesan hupo pterugas bale messijn, antikru de diijlthe belos. to men aps eni gaiijj prosthen Mijrionao pagij podos; autar hij, ornis, histooj ephezomenij nijos kuanoproojroio, auchen’ apekremasen, sun de ptera pukna liasthen; okus d’ ek meleoon thumos ptato, tijle d’ ap’ autoe kappese; laoi d’ au thijuinto te thambijsan te. an d’ ara Mijrionijs pelekeas deka pantas aëire, Tuikros d’ hijmipelekka pheren koilas epi nijas. 850 Vervolgens loofde hij [= Achilles] uit voor boogschutters violetkleurig ijzer: neer legde hij tien dubbele bijlen en tien eensnedige bijlen. De mast van een schip met blauwe boeg plaatste hij ver op het strand en een wilde duif bond hij met een dun touw eraan vast bij een poot, waarnaar - voegde hij toe 855 men kon schieten: ‘Wie de wilde duif treft, mag alle dubbele bijlen mee naar huis nemen; wie het touw raakt maar de vogel mist minder bedreven immers is hij dan -, die zal eensnedige bijlen krijgen!’ Zo sprak hij; en op stond toen een toonbeeld van kracht, koning Teucer, 860 en voorts Meriones, de krachtige makker van Idomeneus. Loten in een bronzen helm schudden zij; Teucer trok als eerste het lot. Terstond schoot hij een pijl met kracht af, maar niet beloofde hij zijn heer en meester [= god Apollo] een groots offer van pas geboren lammeren te brengen. De vogel weliswaar miste hij - want dat misgunde hem Apollo maar hij raakte het touw bij de poot waar de vogel vastzat; / dwars werd het touw doorsneden door de scherpe pijl. Reeds wiekte de duif naar het zwerk en hing / het touw erbij, richting aarde; en de Grieken juichten. Haastig echter rukte Meriones hem uit de hand / terstond beloofde hij de trefzekere Apollo de boog - want een pijl had hij al, toen Teucer nog mikte -; een groots offer van pas geboren lammeren te brengen. / Hoog onder de wolken zag hij de wilde duif. Dáár heeft hij hem, rondcirkelend, midden onder de vleugels geraakt; dwars ging de pijl erdoorheen. Die is terug in de grond / bij Meriones’ voet blijven steken. Maar hij, de vogel, zette zich op de mast van een schip met blauwe boeg neer, / liet zijn nek hangen en zijn sterke vleugels klapten ineen; weldra ontvlood aan zijn leden het leven en ver van Meriones / tuimelde hij neer; manschappen keken bewonderend toe en waren verbaasd. / En Meriones nam alle tien dubbele bijlen / en Teucer bracht eensnedige bijlen naar de holle schepen. κὰδ δ᾿ ἐτίθει δέκα μὲν πελέκεας, δέκα δ᾿ ἡμιπέλεκκα, ἱστὸν δ᾿ ἔστησεν νηὸς κυανοπρῴροιο τηλοῦ ἐπὶ ψαμάθοις, ἐκ δὲ τρήρωνα πέλειαν λεπτῇ μηρίνθῳ δῆσεν ποδός, ἧς ἄρ ἀνώγει τοξεύειν: „ὃς μέν κε βάλῃ τρήρωνα πέλειαν, πάντας ἀειράμενος πελέκεας οἶκονδὲ φερέσθω· ὃς δέ κε μηρίνθοιο τύχῃ, ὄρνιθος ἁμαρτών - ἥσσων γὰρ δὴ κεῖνος -, ὃ δ᾿ οἴσεται ἡμιπέλεκκα!” ὡς ἔφατ᾿, ὦρτο δ᾿ ἔπειτα βίη Τεύκροιο ἄνακτος, ἂν δ᾿ ἄρα Μηριόνης, θεράπων ἐῢς ᾿Ιδομενῆος. κλήρους δ᾿ ἐν κυνέῃ χαλκήρεϊ πάλλον ἑλόντες, Τεῦκρος δὲ πρῶτος κλήρῳ λάχεν. αὐτίκα δ᾿ ἰὸν ἧκεν ἐπικρατέως, οὐδ᾿ ἠπείλησεν ἄνακτι ἀρνῶν πρωτογόνων ῥέξειν κλειτὴν ἑκατόμβην. ὄρνιθος μὲν ἅμαρτε - μέγηρε γάρ οἱ τό γ᾿ ᾿Απόλλων αὐτὰρ ὃ μήρινθον βάλε πὰρ πόδα, τῇ δέδετ᾿ ὄρνις· ἀντικρὺ δ᾿ ἀπὸ μήρινθον τάμε πικρὸς ὀϊστός. ἣ μὲν ἔπειτ᾿ ἤϊξε πρὸς οὐρανόν, ἣ δὲ παρείθη, μήρινθος ποτὶ γαῖαν· ἀτὰρ κελάδησαν ᾿Αχαιοί. σπερχόμενος δ᾿ ἄρα Μηριόνης ἐξείρυσε χειρὸς τόξον - ἀτὰρ δὴ ὀϊστὸν ἔχεν πάλαι, ὡς ἴθυνεν -· αὐτίκα δ᾿ ἠπείλησεν ἑκηβόλῳ ᾿Απόλλωνι ἀρνῶν πρωτογόνων ῥέξειν κλειτὴν ἑκατόμβην. ὕψι δ᾿ ὑπaὶ νεφέων εἶδε τρήρωνα πέλειαν· τῇ ῥ᾿ ὅ γε δινεύουσαν ὑπὸ πτέρυγaς βάλε μέσσην, ἀντικρὺ δὲ διῆλθε βέλος. τὸ μὲν ἂψ ἐπὶ γαίῃ πρόσθεν Μηριόναο πάγη ποδός· αὐτὰρ ἣ, ὄρνις, ἱστῷ ἐφεζομένη νηὸς κυανοπρῴροιο, αὐχέν᾿ ἀπεκρέμασεν, σὺν δὲ πτερὰ πυκνὰ λίασθεν· ὠκὺς δ᾿ ἐκ μελέων θυμὸς πτάτο, τῆλε δ᾿ ἀπ᾿ αὐτοῦ κάππεσε· λαοὶ δ᾿ αὖ θηεῦντό τε θάμβησάν τε. ἂν δ᾿ ἄρα Μηριόνης πελέκεας δέκα πάντας ἄειρε, Τεῦκρος δ᾿ ἡμιπέλεκκα φέρεν κοίλας ἐπὶ νῆας.
----------A.D. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 95
31 juli 2012
47
2029
HET PREDICAAT ‘KONINKLIJK’ (15) Vervolg op SB 91, blz. 1951-1953
De oudst bestaande koninklijke schutterijVervolg 3 Vervolg op SB 85, blz. 1785
VAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser Beste Alfred, Beek (LB), 4 november 2008 Mijn bewering dat het Koninklijke Handboogschuttersgilde Sint-Sebastiaan van Koning Willem III uit Tilburg het oudste schuttersgezelschap in koninklijke jaren is, houd ik staande, ondanks dat jij meent dat in 1966 géén sprake was van een heroprichting maar van een oprichting, overigens zonder dat je deze stelling beargumenteert. Inderdaad was er sinds eind 19de eeuw sprake van een niet actief schuttersleven. Het gildezilver en andere attributen bleven sindsdien in bezit van het laatst overgebleven gildelid en na diens overlijden in 1926, bij zijn zoon en daarna bij een kleinzoon. De herinnering aan het Sint-Sebastiaansgilde bleef in stand, onder meer omdat de bezitters van het schutterszilver het bij feestelijkheden in hun woninginrichtingzaak tentoonstelden. In 1966 besloot het gemeentebestuur van Tilburg om enige nabestaanden van vroegere gildeleden op te roepen voor een heroprichtingsvergadering, wat uiteindelijk leidde tot het opnieuw actief worden van het Tilburgse handbooggilde. Ook het schutterszilver en andere goederen, aanvankelijk inzet van een juridische procedure, waren in het bezit gekomen van de ‘nieuwe’ Sebastianen. En toen Koningin Beatrix, kort na haar troonsbestijging, ordening aanbracht in de titelvoering Koninklijk, kregen de Tilburgse boogschutters het recht om hun gilde Koninklijk te blijven noemen. Samenvattend kan gesteld worden dat in 1966 wel degelijk sprake was van een heroprichting. M. vr. gr., Jo PS: zie De lotgevallen van een ‘schone slaper’, door Gerard Steijns, in: Tilburg, jaargang 22, mei 2004, nr. 1.
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo, Maastricht, 7 juli 2009 Dat in 1966 géén heroprichting plaatshad maar oprichting van het huidige Koninklijk Handboogschuttersgilde SintSebastiaan van Willem III te Tilburg, heb ik wel degelijk beargumenteerd: de gelijknamige voorganger hield m.i. ‘zéér (?) kort’ na 1891 op te bestaan, berichtte ik al in SB 85, blz. 1785, met bronvermelding. Thans voeg ik eraan toe, dat voor dit soort gevallen de veelgebruikte term ‘slapende schutterij’ (oud-archivaris Gerard Steijns bezigt in dezen zelfs de uitdrukking ‘schone slaper’) niets anders is dan een eufemisme voor ‘zo dood als een pier’. Alles wat er na het ter ziele gaan van een schutterij gebeurt met haar spullen, en het voortleven in herinnering zijn dan niet meer zo relevant. Als zelfs het laatst in leven zijnde schutterijlid maar liefst 40 jaar tevoren overleden is, kun je bezwaarlijk spreken van een heroprichting in 1966. De huidige (!) St.-Sebastiaansgilde van Tilburg heeft in 1986, twintig jaar na 1966, haar predicaat Koninklijk bijgevolg niet herkregen maar gekregen. Wellicht voerde zij het predicaat al eerder (maar dan ongevraagd?). De oudst bestaande koninklijke schutterij in Nederland is naar mijn oordeel derhalve de in 1867 opgerichte vereniging van ‘Koninklijke Scherpschutters van de Veluwe’ (KSVDV) te Apeldoorn, met koninklijk predicaat sinds 1868, d.i. bijna een eeuw vóór de tegenwoordige St.-Sebastiaansgilde van Tilburg. M. vr. gr., Alfred
VAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Alfred, Beek (LB), 11 juli 2009 Dat wat jij ‘beargumenteren’ noemt, is voor mij slechts het poneren van een stelling. Daar waar initiatiefnemers duidelijk de intentie hebben om een ‘schone slaper’ te doen ontwaken en bovendien a) de herinnering is blijven voortleven en b) koningszilver en andere attributen bewaard zijn gebleven, is - naar mijn mening - wel degelijk sprake van een heroprichting. Ook al vind jij deze argumenten niet zo relevant, voor mij blijft staan: in Tilburg is wel degelijk sprake geweest van een heroprichting. Daarnaast is er - en dat is hier toch doorslaggevend - de rechtelijke uitspraak in 1964 over dit toen nog slapende gilde: (…) dat ook al heeft het heden ten dage geen enkel lid, het nog steeds rechtsgeldig is, zij het slapend in wezen is; zie: Nederlandse Jurisprudentie 1965, no. 148, blz. 607. I.p.v. van heroprichting zouden we wellicht beter kunnen spreken over herleving. Ten slotte: de verlening van het predicaat Koninklijk staat bij de Dienst Koninklijk Huis geregistreerd als zijnde verleend bij het rescript van 3 juli 1851. En dat lijkt me maatgevend! De Tilburgse Sint-Sebastiaan is en blijft daarmee het oudste schuttersgezelschap in koninklijke jaren! Met vriendelijke groet, Jo
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo, Maastricht, 11 juli 2009 Dat de Tilburgse schuttersgilde (zéér?) kort na 1891 hield op te staan en het laatst levende lid in 1926 overleed, zijn feiten, mijn overige argumenten inderdaad stellingen. Volgens jou is de oude St.-Sebastiaan zelfs nooit ter ziele gegaan. Ik ben het daarmee oneens. De bekende rechterlijke uitspraak en de wijze van registratie bij de Dienst Koninklijk Huis overtuigen mij niet. ----------Met vriendelijke groeten, Alfred -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2030
31 juli 2012
48
Schuttersbrief - nummer 93
VRAAG EN ANTWOORD; VRAAG EN AANBOD (Afl. 27) Vervolg op SB 92, blz. 1977-1978
Gelieve Uw reactie steeds (óók) te richten aan de redactie van de SCHUTTERSBRIEF (redactie@schuttersbrief.nl), zodat niet alléén de vraagsteller maar álle SB-lezers er profijt van kunnen hebben!
ANTWOORD 78 [Inzake foto van een namaakstadspoort met vermeldingen St. Joris en MCDXV] VAN: De Heer G.P. (Gerrit) Kouwenhoven, streekarchivaris van de Noord-Veluwe (Epe, Hattem, Heerde) Geachte Heer Disch,
Noord-Veluwe (provincie Gelderland), 13 juli 2009
Tja,… Als je het weet en herkent, is het simpel. Dit is in het stadje Hattem op het noordelijkste puntje van de Veluwe, net nog Gelderland dus, in 1949 toen de stad 650 jaar stadsrechten vierde. Het is waar Koestraat en Tinneplein bij elkaar komen en verder gaan in Zuidwal. Aan de ingangen van de stad had men toen inderdaad neppoorten gebouwd. St -Joris 1415 verwijst naar de Sint-Joriskapel die in 1411 (niet 1415) in de Ridderstraat is gesticht door hertog Reinald van Gelre. De Ridderstraat (de ridder Joris zal ongetwijfeld zijn afgebeeld geweest aan de kapel) dankt er nog zijn naam aan. In 1629 is op de plek van de verdwenen kapel door de stad een groot huis gezet, dat er nog is en nog lang bekend stond als St -Joris. Het steegje ernaast heet nog St -Jorissteeg. Dit alles heeft niets te maken met de twee schuttersgilden die in Hattem al vóór 1500 bestonden, namelijk het Heilig Kruis en St -Annaschuttersgilde. In 1523 zijn ze samengegaan onder de naam van St -Annagilde. Dit gilde is in 1785 in de Patriottentijd om politieke redenen onder leiding van Herman Willem Daendels ‘in stand gehouden’. Echt opgeheven is het nooit. Tegen opheffing is ook nog in 1808 succesvol geprotesteerd, toen wel de ambachtsgilden zijn opgeheven. In 1846 overleed Albertus Johannes van Doornum, de laatste van de broeders van 1785. De spullen, waaronder het archief en de fraaie koningsketting, werden aan het stadsbestuur ter bewaring gegeven. En op 22 maart 2007 is het gilde opnieuw ‘in stand gehouden’ mede op mijn initiatief en is het nu weer een bloeiend schuttersgilde. Op welke site staat dit zoekplaatje? Met vriendelijke groeten, Gerrit Kouwenhoven, streekarchivaris Epe, Hattem, Heerde, Markt 14, Postbus 600, 8160 AP Epe; gerrit.kouwenhoven@epe.nl; www.hattem.nl → Inwoners → Streekarchief
AAN: De Heer Gerrit Kouwenhoven Geachte Heer Kouwenhoven, Maastricht, 13 juli 2009 Natuurlijk allereerst - mede namens mw. drs. Ingrid M.H. Evers - van harte dank voor de oplossing van het probleem inzake het zoekplaatje. Zoals reeds in SB 92 (blz. 1978) aangegeven staat, vindt U het zoekplaatje op de website van de heer Berry Meester te Apeldoorn (Gld.), naar ik vermoed tevens de plek waar mw. Evers het oorspronkelijk aantrof, en wel op: www.onbekendinnederland.nl → Onbekende fotokaarten → Serie 1 (nrs. 001 t/m 108) → 093 St. Joris MCDXV. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch -----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 93
31 juli 2012
49
2031
COLOFON De Schuttersbrief (SB) verschijnt sinds 19 juni 2004 en is een uitgave van de SB-stichting. U mag - om o.a. auteursrechtelijke redenen - uitsluitend voor eigen persoonlijk gebruik de SB uitprinten, dus niet (!) ten behoeve van anderen. Oude SB-nummers kunt U op www.schuttersbrief.nl raadplegen en desgewenst voor eigen gebruik downloaden. De SB wordt gratis verstrekt: zie de verzendlijst op pagina 1542 van SB-nummer 76. Wilt U ook GRATIS en RECHTSTREEKS de SB ontvangen? Laat dit dan m.v.v. Uw volledige naam, Uw woonadres en Uw telefoonnummer weten via www.schuttersbrief.nl. De Schuttersbrief heeft een doorlopende paginering. Veelgebruikte afkortingen worden verklaard op pagina 1543 van SB 76. Digitale en schriftelijke post ter publicatie in de Schuttersbrief wordt naar onderwerp gerubriceerd en vervolgens in logische volgorde opgenomen in de betreffende SB-rubriek. Wilt U óók Uw eigen berichten opgenomen zien in de SB, gelieve dan per brief of per e-mail steeds slechts één onderwerp te behandelen. Dat vergemakkelijkt aanzienlijk de rubricering van de correspondentie in de SB. In principe worden alle ingekomen brieven en e-mails geplaatst, ook indien ze van dezelfde persoon en van dezelfde datum zijn. Bovendien wordt voor elk nieuw aangedragen onderwerp een nieuwe rubriek geopend. De SB telt thans zo’n 300 rubrieken; die van U kan (kunnen) er dus ook nog bij! Voor een tussentijds overzicht van de rubrieken zie SB 76, blz. 1507-1540. Daar de door de SB-stichting te maken kosten vooralsnog voornamelijk worden betaald uit particuliere middelen, verzoeken wij U om een vrijwillige bijdrage o.v.v. ‘Donatie’ te storten op de in het onderstaande kadertje vermelde (voorlopige) bankrekening. Voor Uw zéér gewaardeerde gift, hoe gering ook, zeggen wij U bij voorbaat hartelijk dank!
REDACTIEADRES Bezoek- en postadres SB-stichting / SB-redactie: Franciscus Romanusweg 6-B, 6221 AE Maastricht Telefoon met voicemail: (00.31) (0)43 - 325 76 62 Skype-adres: Alfred.Disch E-mail: alfred.disch@gmail.com Websites: www.sb-stichting nl (bestuur) en www.schuttersbrief nl (SB) Voorlopige bankrekening binnenland: 85 88 27 298 t n.v. Alfred Disch, 6221 AE Maastricht 6-B. Voorlopige bankrekening buitenland: IBAN-code: NL86SNSBO - 85 88 27 298; BIC-code: SNSBNL2A ten name van / auf den Namen von / au nom de / in the name of: Alfred Disch, NL-6221 AE Maastricht 6-B.
Redactieleden Alfred Disch: hoofdredacteur; e-mail: alfred.disch@gmail.com Ans Moors: redactrice voor het Italiaanse taalgebied (Italië, San Marino, Vaticaan) Hans Steijns: redacteur-vertaler voor de Schützenbrief (SB) - Gekürzte Version Sjoerd Wannet: redacteur voor de provincies Gelderland en Overijssel; e-mail: sjoerd.wannet@gmail.com Reinhard Wind: redacteur Muziek; e-mail: reinhardwind@gmail.com Thimo Zegers: redacteur Documentatie, Exercities en Zware Buks; e-mail: thimo.zegers@gmail.com Willem van Uden en Ab Reuling: redacteur-webmaster resp. plaatsvervangend redacteur-webmaster Naast enkele gekwalificeerde zetels zijn er nog vacante redacteurschappen voor diverse EGS-landen en -taalgebieden plus voor de schietdisciplines Kruisboog en Geweer / Pistool. U kunt zich daarvoor aanmelden bij een van de redacteurs
ICT’er: Hans van de Worp; e-mail: sjutter@hotmail.com Zakelijk adviseur: Jelger Visser; e-mail: jelger.visser@gmail.com -----------
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2032
31 juli 2012
50
Schuttersbrief - nummer 93