De blauw en de rooi schuts Van acht Vughtse broederschappen naar twee schuttersgilden Kees van der Bruggen De huidige twee schuttersgilden Sint Barbara - Sint Sebastiaan en Sint Catharina, in de volksmond genoemd de blauw en de rooi schuts, behoren tot het oudste culturele erfgoed van Vught. Ooit telde de gemeente maar liefst acht van dit soort gilden of broederschappen binnen haar grenzen. In de loop der tijden zijn Sint Joris, Sint Antonis, Sint Anna, Sint Constantinus, het Lieve Vrouwe Broersgild van Sint Lambert, en Sint Joris uit Cromvoirt in een ander gilde opgegaan of van de plaatselijke historische kaart verdwenen. De oudste gilden werden in het begin van de middeleeuwen opgericht als gewapende bewaking van de Kerk en haar eigendommen. Later kwam daar de burgerlijke bewaking bij. De broederschappen of schuttersgilden die later in de middeleeuwen werden ingesteld, hadden de burgerlijke bewaking tot doel. Maar ze namen wel de kerkelijke plichten en gewoonten over die reeds bij de oudere gilden in gebruik waren. De gilden kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdgroepen: de gildebroeder-schappen ten dienste van de kerk, daarnaast de schuttersgilden of weerbaarheids-gilden en tenslotte de ambachtsgilden. De gildeb roederschappen ten dienste van de kerk beoefenden met name op godsdienstig en sociaal-charitatief terrein hun heilzame werken. Het Lieve Vrouwe Broersgild van Sint Lambert in Vught is daarvan een voorbeeld. Deze broederschappen besteedden aandacht aan het verzorgen van behoeftigen en ouderen, het begraven van overleden gildebroeders (en soms ook van arme plaatsgenoten) en het bijwonen en opluisteren van kerkelijke bijeenkomsten en processies. Deze gilden droegen geen wapens, kenden dus geen schietoefeningen en geen koning (beste schutter), maar hadden wel één of meerdere ”teerdagen” per jaar. Op deze jaarlijkse feestdag(en) van een gilde worden de bijeen gebrachte gelden en de door leden betaalde boetes verteerd. De naam schuttersgilden is niet afgeleid van schieten, wel van het Oudnederlands begrip schutten: het beschermen tegen of afwenden van onheil. De gilden beschermden vooral wat wordt genoemd ”outer en heerd” (altaar en haard). Een schuts- of schuttersgilde kan het best omschreven worden als een vereniging op vrijwillige basis, die zich ten doel stelt om ter ere van God en de patroonheilige(n), gezamenlijk de godsdienstige plichten te vervullen, elkaar onderling hulp en bijstand te verlenen, de maaltijd te vieren en wapens te hanteren, soms ter vermaak, soms ook ter verdediging en bescherming van de eigen woonplaats. In Vught kwam deze functie in de jaren na 1400 naar voren in hun taak tot bescherming van het dorp tegen kwaad van buitenaf, zoals rondtrekkende roversbendes. Het schieten met wapens tijdens oefeningen en wedstrijden stond dan ook geheel in het teken van het ’beschutten’. Ook bij publieke feestelijkheden gaven de schuttersgilden vaak acte de présence. Op de kermis of een herdenkingsdag zorgden zij voor ontspanning en vertier. Deze verbondenheid met de samenleving duurde eeuwen voort. Sinds hun ontstaan hebben de schuttersgilden midden in het Vughtse leven gestaan. De amb achtsgilden kwamen vooral voor in de steden. Zij ontwikkelden zich tot belangrijke, machtige, sterk economische en vooral monopolistische eenheden. Niet alleen gelijkgerichte beroepen zoals korenkopers, mulders, bakkers en smeden verenigden zich in gilden. Zeer uiteenlopende beroepen die slechts door enkelingen werden beoefend, verenigden zich in zogenaamde vaandels. Meerdere vaandels vormden weer één gilde. Ook deze groeperingen hadden een sterke binding met kerk en godsdienst en waren in veel kerken bevoorrecht met eigen altaren en privileges. Ook zij waren verplicht aanwezig te zijn op verschillende kerkelijke feestdagen en bij het begraven van hun gildebroeders. Veel gilden beschikken over een zogenaamde caert, gildekaart of reglement. Hierin staan alle rechten en plichten van de gildebroeders omschreven. Aan de hand van deze caert/kaart is te achterhalen wanneer het gilde is ontstaan. Zo’n kaart werd vaak opgesteld door de pastoor met enkele wijze mannen uit het dorp en moest worden goedgekeurd door de hoge overheid zoals landsheer of vorst. Veel van die documenten zijn in de loop der honderden jaren verloren gegaan, bijvoorbeeld door brand of onachtzaam beheer. Ook kwam het voor, dat een geschreven, vaak fraai gecalligrafeerd, perkamenten stuk eerst werd opgemaakt en uitgevoerd als het gilde al jaren bestond. Bovendien waren slechts een beperkt aantal personen in de veertiende en vijftiende eeuw de schrijfkunst machtig. Toch wordt eerst aan de echtheid van een gilde getwijfeld als zo’n oud reglement niet daadwerkelijk voorhanden is, zoals in het Rijksarchief of in een parochieel archief. In de loop van de zestiende en vooral de zeventiende eeuw werd in de katholieke kerk een aantal hervormingen doorgevoerd (de Contra-Reformatie). Daarbij werd ook in de verenigingen een steeds duidelijker scheiding aangebracht tussen wereldse en heilige elementen. De broederschappen kregen toen een strikt kerkelijk karakter, terwijl de schuttersgilden zich veel meer profileerden als de wereldse vertegenwoordigers en hoeders van de
dorpsgemeenschap. Zo wordt in een beschrijving van de Generaliteitslanden uit 1740 gesteld dat de schutters de enigen zijn die tijdens openbare vreugdefeesten gewapend mochten optrekken. Zy worden dan op kosten van ’t Land of van den Heer, die hen b y een komen doet, onthaald. ’t Land trekt deeze nuttigheeden van de Schutterijen, dat zy de Struikroveryen b eletten, en in tijden van Oorlog op de Partygangers passen. Werd bij de religieuze confrerieën de verbroedering voornamelijk in de kerk gevierd onder leiding of toezicht van de geestelijkheid, de semi-militaire schuttersgilden liepen in processie op straat, teerden in de herberg en oefenden met hun wapens onder de schutsboom. Bij de broederschappen konden zowel mannen als vrouwen ingeschreven worden. Bij de meeste schuttersgilden slechts enkel mannen. Het strijdbare element van de gilden ging in de loop van de achttiende en negentiende eeuw verloren met de opkomst van de huurlegers en de latere, door Napoleon ingevoerde, dienstplicht. Ze handhaafden zich echter nog lange tijd als een vorm van burgerbescherming. Maar ook moderne leefwijzen, alsmede de ontkerke-lijking, zijn er de oorzaak van dat veel oude gebruiken en tradities verloren zijn gegaan. De ambachtsgilden verdwenen in de tijd van de Franse Revolutie, eind achttiende eeuw.1 De nu nog bestaande gilden dragen vooral kenmerken van de oude schuttersgilden. Zij zijn de bewaarders van een erfgoed dat niet verloren mag gaan. Niet pijl en boog, het geweer en het geheel of gedeeltelijk gekostumeerd optreden, zijn essentieel voor een gilde. Ook het zwaaien met vlaggen (vendelen) is dat niet. Het zijn slechts middelen om het doel van de gilden te vervolmaken. Dat doel is te omschrijven als: met het volle respect voor de huidige tijd een eervol voortbestaan van het gilde te garanderen met het handhaven van de aloude tradities en gebruiken van de voorvaderen. Daarnaast door gezamenlijk de onderlinge vriendschappelijke verstandhoudingen van en in de gemeenschap te bevorderen en te behouden door medewerking aan de christelijke godsdienst en de maatschappij. Bovenal door de oude gildische sportiviteit aan te kweken met het oefenen van het in het gilde gebruikelijke wapen (geweer of kruisboog), het vendelen en het roeren van de trommen, al dan niet tijdens wedstrijden. Terug naar de middeleeuwen en het ontstaan van de Vughtse broederschappen en schuttersgilden vanaf de vijftiende eeuw. In de middeleeuwen (900 - 1300) was Vught een plaats van importantie. De markante ligging op de kaart, het grondgebied verdeeld over twee machtige bisdommen (Keulen en Luik), het huisvesten van twee kerken (de SintPieterskerk op het Maurickplein en de Sint-Lambertuskerk aan de Helvoirtseweg), dichtbij het stroomgebied van de rivier de Dommel en de belangrijke doorgaande verbindingswegen gaven alle aanleiding om huis en haard te beschermen. Het ’vreemdelingenverkeer’ over water en wegen moet intensief geweest zijn. In volgorde van ontstaanstijd van de kaarten ontstaan achtereenvolgens de volgende broederschappen en schuttersgilden: St. Barbara (1453, e.v.), St. Joris (1453), St. Catharina (1474), St. Sebastiaan - St. Antonis (1489, e.v.), St. Joris in Cromvoirt (1516), St. Anna (1528) en veel, veel later St. Constantinus (1925). Daarnaast was reeds in 1440 (eerste vermelding) sprake van de Lieve Vrouwe Broersgild van Sint Lambert; een zuiver kerkelijke broederschap, die op instignatie van pastoor A. de Bekker van de Sint-Petrusparochie op 5 februari 1968 is opgeheven.2
Het gilde Sint Barbara Aantoonbaar het oudste gilde binnen de gemeente Vught is Sint Barbara. Van ”de broederschap van de H. Barbara, Maagd” en een altaar in de Sint-Pieterskerk (aan het huidige Maurickplein) is al sprake in een testament van 9 februari 1453. Het moet dus nog ouder zijn. In een toelichting op dit testament wordt ook ingegaan op de staatkundige toestand van het toenmalige hertogdom Brabant. Dit hertogdom, waartoe Vught behoorde, was toen een deel van de Bourgondische staat. Philips de Goede, oorspronkelijk leenman van de Franse koning en de Duitse keizer, wist zich onafhankelijk te maken en stichtte het Bourgondische Rijk. Brabant sloot zich in 1430 hierbij aan. In deze jaren beleefde Brabant een periode van rijkdom en grote bloei. Het toenmalige hertogdom Brabant omvatte, behalve de huidige provincie, ook een groot gedeelte van België. Brussel was de residentie van Philips de Goede, Mechelen de raadsstad en Antwerpen de eerste handelsstad.3 In de zomer van 1954 is genoemd testament tevoorschijn gekomen. Tot die tijd werd ervan uitgegaan dat het voetbooggilde Sint Barbara pas was ingesteld in het jaar 1525/1526. Oud-gemeentearchivaris F. de Bekker is er in 1929 achter gekomen dat het gilde in het jaar 1526 is voorzien van een nieuwe kaart door en ten dienste van Hendrick Dachverlies, hoogschout van ’s-Hertogenb osch, in de hoedanigheid van Heer van Vucht 4 en van schepenen van Vucht.5 De caert van 15 april 1525 of 1526 is in 1613 herschreven en in 1721 werd een toevoeging aangebracht. In 1786 werd de caert opnieuw overgeschreven. Het originele exemplaar en oudst bekende stuk van de caert uit 1525/1526 is in het bezit van het archief van de Sint-Petruskerk. Notaris Jan van Doeven uit ’s-Hertogenbosch heeft de caert in 1789 nog eens overgeschreven en deze caert tevens van een officieel zegel voorzien. Het originele exemplaar hiervan is in het bezit van het gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan te Vught en bevindt zich in het gildearchief.6 Op 22 mei 1849 is een nieuwe kaart vastgesteld, getiteld: Reglement voor de Leden van het Gilde van St. Barb ara te
Vught.7 Op 20 januari 1967 is door het gilde, dat inmiddels de dubbele naam Sint Barbara – Sint Sebastiaan voerde, een nieuwe kaart opgesteld. In 1998 is, na ruim twintig jaar corrigeren en herformuleren, hiervan een vernieuwde versie aangenomen, waarbij de kaart uit 1525/1526 zoveel mogelijk als basis is gehanteerd.8 In de negentiende eeuw was het Sint-Barbaragilde behoorlijk kapitaalkrachtig. Het bezat grond en huizen, waaruit geld kwam. Tot in de eerste decennia twintigste eeuw komen cijnzen en renten in de boekhouding voor.9
Het gilde Sint Joris Vught Tot zeker aan het begin van de negentiende eeuw was er in Vught ook een Sint-Jorisgilde.10 Dit voetbooggilde was in het bezit van een kaart, ingesteld ten dienste van de hertog van Brabant, uit 1548. Waarschijnlijk is in dat jaar de kaart hernieuwd, want uit de geschiedenis van het Sint-Barbaragilde blijkt dat het Sint-Jorisgilde reeds in 1453 bestond.11 In 1798, bij de feestelijkheden rondom de afkondiging van de Staatsregeling van de Bataafse Republiek op 19 mei om half twaalf ’s-morgens op het Marktveld, had dit gilde een eigen kamer in de herberg De Roode Leeuw (op de hoek van de Dorpsstraat en de Kerkstraat). Op kosten van de staat kreeg elke schutterij een ton bier. Dat waren er toen vier: Sint Joris, Sint Barbara, Sint Sebastiaan en Sint Catharina. Daarnaast kregen de vier schutterijen gezamenlijk acht pond kruit op kosten van de gemeente.12 Hieruit blijkt dat er al niet meer met de voetboog werd geschoten. Over het Sint-Jorisgilde is weinig opgetekend. De naam van het gilde duikt voor het eerst op in gemeentepapieren bij verkoop op 19 november 1759 van akker- en weiland in het gehucht Bergenshuizen.13 Op 24 april 1808 komt de schuts Sint Joris opnieuw tevoorschijn. Toen kwamen Adriaan Laurens Vugts, hoofdman, zijn zoon Jan Vugts, koning, Willem Schuurmans, standaardrijder, zijn zoon Arnoldus Schuurmans, vaandrig, Anthonie Hendrik van der Heijden, Jan van de Ven, Peter van Rooij, Leonardus van Erp, dekenen en Jan de Bresser, tamboer, een boete van drie gulden eisen van Dora Paulus van den Hurk, de vrouw van Piet Hendrik van de Ven, wonende aan de Heikant, omdat deze niet bij de schutterij was komen opdagen. Toen de vrouw zei dat ze niet kon betalen, namen zij een koeketel, een grote ketel waarin voeder voor de koeien gekookt werd, als pand mee.14 In 1894 was het gilde aanwezig bij het inhalen van burgemeester G. van Heeswijk. In de stoet werd de zilverschat door een gildebroeder meegedragen. Waar kaart, vaandel en zilver zijn gebleven is niet bekend. Wat van Sint Joris resteert is één zilveren schild in het Vughts Historisch Museum.15 Daarnaast bezit het Sint-Catharinagilde de hoofdmans-piek van dit gilde. Die werd van timmerman Jan Aarts gekocht door Ernest Grips. Deze Jan Aarts zou ook hoofdman van een gilde zijn geweest. Het valt niet te achterhalen van welk gilde. Ernest Grips schonk deze piek op 27 juli 1968 aan Jan van de Mortel, de staande deken van het Sint-Catharinagilde. Op zijn beurt droeg Van de Mortel de hoofdmanspiek over aan dit gilde.
Het gilde Sint Catharina Uit de eerste jaren van het bestaan van het Sint-Catharinagilde zijn geen geschreven documenten gevonden. Een groot deel van de bevolking was in die tijd nog ongeletterd en veel gebeurde nog door mondelinge afspraken te maken en mondelinge overdracht van kennis. Eén van de oudste documenten is een financieel verslag over de jaren 1617 tot 1625. De oudste caert van het Sint-Catharinagilde dateert van 25 november 1609. Deze kaart is in 1798 en op 14 augustus 1807 gekopieerd en op 25 november 1884 nogmaals herschreven.16 Anders dan bij enkele andere Vughtse gilden valt niet te herleiden welk wapen het Sint-Catharinagilde hanteerde. Dit duidt erop dat het vanuit een zuivere kerkbroederschap is ontstaan. Dit is niet ongebruikelijk in Noord-Brabant. De meeste schuttersgilden in de provincie zijn ontstaan door de omvorming van broederschappen tot schuttersgilden. Het precieze tijdstip daarvan is over het algemeen onbekend. Meestal blijkt achteraf dat men op zeker moment wapens is gaan hanteren. In 1807 is sprake van het nakomen van artikelen en goede manieren zoals onze voorouders al over de driehonderd jaren heb b en gedaan; de geschiedenis van het gilde gaat dus zeker tot circa 1500 terug. De koningsvogel dateert uit 1503. Ook is er een gothisch raatjen (het gebroken rad is het symbool van Sint Catharina). Deskundigen menen, dat het raatjen uit het midden van de vijftiende eeuw dateert. Dit raatjen speelt een belangrijke rol binnen het gilde. In reglementen wordt steeds aandacht besteed aan het dragen ervan. In de caerte van 1798: Het is vanouds geb ruik, dat al die schutsb roeder of zuster is, of wordt, dat die moeten heb b en een zilver Sint-Catharinaraatjen, b oven de prijs van twee stuivers in oudt zilver, voorders zo groot als ’t ijder b elieven zal. ’t Raatjen zal altijd b ij ’t zilverwerk in de schutskast moeten b lijven, maar als men van de schuts afgaat, mag ijder zijn raatjen medenemen en als een b roeder of zuster sterft, mogen de vrinden of b loedverwanten dit raatjen lossen, mits zij b etalen twee stuivers. Ook in de kaart van 25 november 1884 wordt de verplichting om dit raatjen te dragen herhaald. In de oudste kaart staat dat het gilde behoorde aan de parochiale kerk van Sint Lambertus daar zij eenen outaar (altaar) van S. Catharina in onderhouden heb b en en het b eeldt van S. Catharina daar nog is rustende.17 Het Vughtse Sint-Annagilde had eveneens een nauwe verbondenheid met de toen katholieke Sint-Lambertuskerk. Sint Anna is in 1618 samengegaan met het Sint-Catharinagilde.18
Het gilde Sint Sebastiaan en Sint Antonis Het schuttersgilde van Sint Sebastiaan en Sint Antonis behoorde tot de oudste gilden van Vught. Dit handbooggilde bestond al in 1489.19 Sint Sebastiaan is na 1843 officieel samengegaan met het gilde Sint Barbara.20 In augustus 1953 is het gildezilver van Sint Sebastiaan, waaronder de papegaai, in bezit gekomen van het huidige Sint-Barbara – Sint-Sebastiaangilde. Dit gebeurde middels een schenking van mevrouw M. van Lanschot – Lagasse de Locht, de weduwe van burgemeester August van Lanschot. Op dat moment is ook de dubbele naam van het gilde aangenomen. Het is echter zeer interessant het oorspronkelijke schuttersgilde van Sint Sebastiaan en Sint Antonis voor het voetlicht te plaatsen. Het was eertijds zelfstandig. Een deel van de statuten uit 1489 is bewaard gebleven: het bleek als schutblad te zitten om een archiefstuk van de Duitse Orde te Vught.21 Vught was in de middeleeuwen een plaats van importantie. Verdeeld over twee machtige bisdommen, gelegen aan een rivier (de Dommel), twee kerken en doorgaande, belangrijke verbindingswegen werd huis en haard beschermd en verdedigd.22 Ervan uitgaande dat waterwegen in die tijd belangrijke toevoerwegen waren, zullen de toenmalige leden van het gilde Sint Sebastiaan en Sint Antonis gewoond hebben rond de Dommel, aan de kant waar zich de twee kerken bevonden. De vruchtbare oevers van de rivier en het vreemdelingenverkeer over water en wegen gaven misschien respectievelijk de boeren en dorpelingen aanleiding zich te verenigen. Mogelijk was vanuit de Kerk de martelaar Sint Sebastiaan en door de boeren de meer aardse Sint Antoni(u)s met het varken als patroonheiligen gekozen, en gingen ze samen voor ’outer en heerd’. Uit het in archieven gevonden deel van de caert blijkt dat het een voor die tijd zeer nobel en bijzonder gezelschap was. In deze caert valt bijvoorbeeld te lezen dat deze schutterij streng gelimiteerd was op het aantal van achtentwintig leden, dat zij met een handboog met zes pijlen schoten en aan een reeks van voorschriften moesten voldoen.23 Zo staat onder meer het volgende geschreven: In 1489 is op advies van heer Adriaan van der Ryt, priester, en andere verstandige, aanzienlijke mannen te Vucht een reglement of verordening gemaakt ter ere van God en van sunte Seb astianus en sunte Antonius, om aan te geven hoe de schutten en de b roederschap zich moeten gedragen volgens de nieuwe regels.24 Wie zich niet volgens deze regels gedraagt, krijgt een boete. Bijvoorbeeld een half pond was voor kaarsen voor Sint Seb astiaan en Sint Antonis in de Lamb ertuskerk. Ze moeten de(pape-)gaai schieten om zo een koning te krijgen. Deze koning moet de muzikanten (de speellieden) betalen. Wie de papegaai afschiet en koning wordt, moet de kroon en de breuk of broets (halssierraad) geven in handen van de dekens, of deze breuk zelf goed bewaren. Koning en dekens hebben tot opdracht twistende partijen te verzoenen. Wie weigert hieraan gevolg te geven wordt uit het gilde gezet met een boete van een pond was. Als men een gildebroeder aanneemt, moet hij ontvangen worden door de koning, de dekens en de gildebroeders en moet hij een half pond was en een halve Vleemsche (een muntje) geven aan het altaar van de twee heiligen. Men mag alleen personen van goede faam aannemen. Op Sint-Sebastiaansdag (20 januari) kan men uit het gilde treden in tegenwoordigheid van koning, dekens en gildebroeders. Ook dan moet men een pond was geven voor de kerk. Wie zijn kovel (schoudermantel met kap) niet in orde heeft bij het schieten naar de papegaai, verbeurt eveneens een pond was. Nieuwe gildebroeders moeten hun kovel in orde hebben op Sacramentsdag (de tweede donderdag na Pinksteren); anders verbeuren ook zij een pond was. Als men door een andere gildebroeder vriendelijk verzocht wordt om naar het gerecht te komen, bijvoorbeeld als getuige, binnen een mijl afstand, en daaraan geen gevolg geeft, dan verbeurt men een half pond was, behalve als men kan aantonen dat men onmogelijk kan komen. Men moet gaan eten en drinken op de bruiloft van een medebroeder en dan minstens twee Vleemschen geven. Zo niet, dan verbeurt men een half pond was. De bruidegom moet aan ieder van de gildebroeders een paar handschoenen geven. Als een gildebroeder sterft, dan moet men aan de gildeknecht een Vleemsche geven. Deze moet vervolgens alle gildebroeders oproepen om te komen bidden en offeren in de kerk. Wie dan niet komt, verbeurt een half pond was voor kaarsen voor Sint Sebastiaan en Sint Antonis in de Lambertuskerk. Bij overlijden geeft een gildebroeder (of het sterfhuis) een pond was voor de kerk. Dekens en wasmeesters moet men aanstellen op Sint-Sebastiaansdag. Hoeveel dekens er aangesteld worden, staat niet in het reglement. Wie tot deken of wasmeester gekozen wordt, moet in dat jaar zijn ambt behoorlijk uitoefenen op de boete van een pond was.25 In die tijd was het produkt was zeer belangrijk omdat het de enige mogelijkheid bleek om de kerk (veilig) te verlichten. De zilverschat van Sint Sebastiaan is ooit door een oneerlijke gildebroeder verkocht aan de bankier Herman van Rijckevorsel, die woonde op huize Leeuwenstein aan de Boxtelseweg (later verbouwd tot het huidige raadhuis). Bij het faillissement van deze bankier in 1915 is het gildezilver (een Gildeketting met schilden en vogel van het gilde van Sint Seb astiaan te Vught anno 1644 – 520 gram) en gildetin (een bord van St. Barb ara schuts Vugt 1825) op een veiling voor de dag gekomen. Het werd gekocht door burgemeester August W. J. van Lanschot. Later heeft diens weduwe, Marie G.J.Ch.M.H.G. van Lanschot - Lagasse de Locht (1886 - 1963), in haar hoedanigheid van beschermvrouwe het zilver geschonken aan het Sint-Barbaragilde. Mevrouw Van Lanschot - Lagasse de Locht was een Belgische uit een familie, die tijdens de Franse Revolutie naar het Noorden was uitgeweken.26
In de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw was het Sint-Sebastiaangilde niet onbemiddeld.27 Het gilde heeft de naam van Sint Antonis later - in ieder geval vóór 1809 - laten vallen.28 Wanneer de gildebroeders zich hebben aangesloten bij Sint Barbara is niet exact bekend. Het moet in ieder geval na 1843 zijn gebeurd.29
Het gilde Sint Joris Cromvoirt Het moet de Cromvoirtenaren deugd doen dat het huidige kerkdorp van de gemeente Vught ooit één schuttersgilde rijk was: Sint-Joris (voetboog).30 Op zich is dat niet vreemd want Cromvoirt was met het toenmalige Deuteren (sinds 1933 bij ’s-Hertogenbosch) reeds in de middeleeuwen van strategisch belang in dit deel van Brabant. Zelfs de invloed van de Duitse Orde reikte tot in Cromvoirt.31 Dit Cromvoirtse voetbooggilde is in 1516 ingesteld ten dienste van jonker Jan van Bragt, ridder en hoogschout van de stadt ’s-Hertogenb osch en van de dorpe Vught en Cromvoirt. Wanneer het is opgeheven, valt niet te achterhalen. Dat moet in ieder geval na 1844 hebben plaats gevonden, want in dat jaar is nog een vaandel in baniervorm gemaakt.32 Ook staat vast dat het Sint-Jorisgilde bij een grootscheepse inventarisatie van het Noordbrabantse schuttersleven, begin jaren dertig, niet meer bestond.33 In de periode 1614 tot en met 1772 werd nog min of meer regelmatig om de koningstitel geschoten. Dit blijkt uit een zevental zilveren schilden die in het bezit zijn van het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch.34 Het museum heeft deze aangekocht op de zogenaamde Van den Bogaerde-veiling in het jaar 1900 in kasteel Heeswijk. Op die veiling is veel zilver ingebracht afkomstig van Brabantse gilden.35 In Vught, noch Cromvoirt herinnert anno 1999 iets aan de voetboogschutters van eertijds.
Het gilde Sint Anna Van het Sint-Annagilde is weinig bekend. Dit gilde had echter een nauwe verbondenheid met de Sint-Lambertuskerk, zo blijkt uit een archiefstuk uit 1528.36 Sint Anna is in 1618 samengegaan met het Sint-Catharinagilde. In oude rekeningen van laatstgenoemd gilde staat onder het jaar 1618: Item b etaalt den custer van de misse op St. Annen te singen ende dienen: IX stuivers, 1 ort. Onder het jaar 1619 wordt vermeld: Item b etaalt van den dienst te doen op St. Annendagh opt voirs (genoemd)Catherinenautaer den pastoor, den custer ende van onraet (voor de gemaakte kosten) saemen gegeven XXXII stuivers.37 In 1621 wordt Sint Anna nog eenmaal genoemd in een schepenacte van Vught38 waarbij een aan het Sint-Annagilde toekomende cijns aan Sint Catharina wordt overgedragen.
Het gilde Sint Constantinus Terwijl de oorspronkelijk Vughtse en Cromvoirtse gilden in de historie terug te leiden zijn tot de vijftiende eeuw, is er ook een (handboog-)gilde geweest dat pas in de twintigste eeuw is gesticht: Sint Constantinus. Het was een privé-initiatief van mr. C. (Constant) M.J. Dony uit ’s-Hertogenbosch, die gebruik maakte van – voor die tijd moderne – marketingtechnieken. Constant (vandaar de naam Sint Constantinus) Dony was de zoon van de architect Dony. Het gilde is rond 1925 opgericht.39 Ultimo 1936 is het met de toetreding van twee gilde-broeders (Hubertus Vugts en zijn broer Bernardus Vugts) van Sint Constanti-nus tot het Sint-Catharinagilde en de tamboer Hanneske Meijs tot het SintBarbaragilde opgehouden te bestaan.40 Opmerkelijk is, dat het Sint-Catharina-gilde in die dagen niet bepaald bruiste van leven.41 Het gilde Sint Constaninus was vooruitstrevender. Zij hadden zich als eersten aangemeld voor het eerste gildefeest van kring Maasland op 18 augustus 1935 in Vught, waarvan August van Lanschot voorzitter was en de Vughtse bakker – tevens raadslid - Willem van de Laarschot secretaris.42 Van de Laarschot was ook lid van de ‘blauwe schuts’ (Sint Barbara). Het Sint-Catharinagilde ontbrak op die eerste vergaderingen.43 In dit verband klinkt het ietwat vreemd, doch het Sint-Constantinusgilde, speciaal mr. Dony, heeft Vught als ‘gildehart van Brabant’ op de kaart gezet. Later heeft Jan van de Mortel, staande deken van het Sint-Catharinagilde, daar dankbaar gebruik van gemaakt.44In historisch perspectief bezien, heeft Van de Mortel de aanzet gegeven tot wat wordt genoemd: inventing tradition.45
De Vughtse schuttersgilden in de twintigste eeuw In de inleiding van dit hoofdstuk is geschetst, dat het voor de gilden moeilijk bleek om in de loop der tijd te overleven. De Contra-Reformatie, de Tachtigjarige Oorlog en de Franse Revolutie hebben het gildeleven negatief beïnvloed. Voor echte gildebroeders en -zusters uit Vught moet dat indertijd een zware en zwarte periode zijn geweest met emotionele taferelen. Door de grote invloed van de katholieke kerk op de publieke opinie kwamen de schuttersgilden in de negentiende eeuw bij de bevolking al snel in een kwaad daglicht te staan. Pastoors vonden dat er teveel werd gedronken en te vaak werd ’geteerd’. Hoe sterk en lang dit negatieve imago heeft doorgewerkt, blijkt wel uit de uitdrukkingen die men nu nog wel eens kan horen: ’gildebroeder - drinkebroeder’, of ’zuipschutjes’.46
Eind negentiende, begin twintigste eeuw verloren de schuttersgilden hun exclusieve karakter. Een nieuwe oorzaak van verval. Daarnaast werden andere vormen van vrijetijdsbesteding steeds populairder. Vooral voetbal- en wielrenclubs boden alternatieve vormen van ontspanning en telden al spoedig veel leden. Ook schietsportverenigingen of schutterijen die zich alleen op het prestatieschieten toelegden, vormden grote concurrenten van de oude schuttersgilden. De geringe aanwas van gildebroeders die hiervan het gevolg was, werd vaak nog versterkt door allerlei statutaire bepalingen in de reglementen. Ook vertroebelden bij sommige gilden de functie en het maatschappelijk doel. Van oudsher waren de zorg voor het welzijn van de medemens en de onderlinge broederschap de belangrijkste pijlers van de schuttersgilden geweest. Kwam een gildebroeder te overlijden, dan kon hij rekenen op een volledig verzorgde begrafenis met bijbehorende gilde-eer.47 Met de komst van de begrafenisonderneming in de twintigste eeuw beperkt de gilde-inbreng zich tot ceremoniële taken; het zgn. begraven met gilde-eer. Omdat steeds meer mensen de keuze maken voor crematie is het traditioneel in het graf laten zakken van de kist met de overledene door de gildebroeders niet meer mogelijk. Aan de andere kant werden er ook nieuwe schuttersgilden opgericht. Deze kwamen voort uit de burgerwachten die na de Eerste Wereldoorlog in het leven waren geroepen. Het negatieve beeld dat de schuttersgilden tot 1933 omhulde, werd nog versterkt doordat zij over het algemeen slecht met hun bezittingen omsprongen.48 Aan de vaak kostbare en unieke gildeattributen besteedden de gildebroeders weinig aandacht en hun archieven verkeerden doorgaans in grote wanorde, waren vervuild of gewoonweg verdwenen. Vele zilveren koningsschilden van vóór 1900 gingen verloren doordat ze werden geschuurd met zilverzand: de schilden gingen er wel mooi van glimmen, maar op den duur vervaagden de vaak bijzondere afbeeldingen en teksten. Soms ook werd het gildezilver omgesmolten tot zilveren kerkattributen als monstransen, schalen en kelken. Dat gebeurde vooral wanneer een schuttersgilde was opgeheven, al dan niet door toedoen van de kerkelijke overheid. Omstreeks de jaren dertig steeg in Noord-Brabant de belangstelling voor de eigen cultuur. De bevolking raakte geïnteresseerd in de folklore, het eigen heem en de historie van Brabant. Mede hierdoor kwamen de oude gilden in een ander daglicht te staan. Deze ontwikkelingen zouden vooral na 1933 leiden tot herstel van de schut-tersgilden. De herstelbeweging van de Noordbrabantse schuttersgilden was op de eerste plaats een bewustwordingsproces. Na 1933 raakten de betrokkenen zich steeds meer bewust van de unieke positie die schuttersgilden innamen met betrekking tot het culturele erfgoed van Noord-Brabant. In dit verband is een drietal personen van belang: J.A. Jolles (1888-1946), mgr. dr. P.C. de Brouwer (1874-1961) en jhr. mr. R. A. (René) van Rijckevorsel (1896-1967), burgemeester van Berlicum.49 De Vughtse gilden, Sint Barbara en Sint Catharina, functioneerden eind jaren twintig niet of matig, concludeert Jolles, na zijn inventarisatie in die jaren.50 Over het Sint-Barbaragilde weet hij te melden dat er ongeveer dertig leden zijn. Na b ijna twintig jaar stilliggen is men in 1922 weer b egonnen met koningschieten. Vooral dank zij de b elangstelling en steun van de toenmalige b urgemeester August W.J. van Lanschot. Hij stimuleerde het gilde onder meer het vendel zwaaien ter hand te nemen. Na zijn overlijden in 1923 heeft zijn weduwe zich als beschermvrouwe over het gilde ontfermd. Zij was zeer gastvrij, godsdienstig en warm sociaal voelend. Verder was ze kunstzinnig en had veel belangstelling voor de gilden. In haar huis, kasteel Maurick, werden de stukken en het gildezilver bewaard. Door vaste inkomsten van uitgezet geld, wist het gilde financieel rond te komen. Voor het overige waren ijver en belangstelling van de gildebroeders niet veelbelovend. Concoursen (gildedagen) werden zelden bezocht. Bij het Sint-Catharinagilde hangt de vlag er in die dagen zo mogelijk nog slechter bij. Jolles noteert twintig leden. Ook het zilver van dit gilde werd sinds 7 september 1919 op kasteel Maurick bewaard en ook dit gilde was door Van Lanschot van een wisse dood gered. Financieel was de toestand bij Sint Catharina slecht. Terwijl Sint Barb ara vrij goed rond kan komen, leidt het Sint-Catharinagilde door geb rek aan middelen een moeilijk leven. Gildedagen worden eveneens niet b ezocht en het koningschieten vindt ongeregeld plaats. De teerdag (en dan soms slechts een halve dag) wordt alleen gehouden als er geld is. Later, na het overlijden van burgemeester Van Lanschot, heeft zijn vrouw het beschermvrouwschap over dit gilde op zich genomen. In die jaren is de basis gelegd voor een tot nu toe nauwe verbondenheid van de familie Van Lanschot met beide gilden. De Van Lanschots behoorden sinds eeuwen tot de sociale toplaag van Zuid-Nederland en waren bepaald niet onbemiddeld.51Achtereenvolgende generaties en/of aangetrouwden hebben de protectie op zich genomen. Tot die tijd was zo’n ’functie’ (beschermheer of -vrouwe) binnen een Vughts schuttersgilde niet gebruikelijk. Door de goede zorg van mevrouw Van Lanschot - Lagasse de Locht is het gildezilver tijdens de Tweede Wereldoorlog uit handen van de Duitse bezetters gebleven. Kasteel Maurick bleek een ideale plek om de eeuwenoude gildeschatten te herbergen en verbergen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de gildeactiviteiten stil gelegen. Direct na de oorlog zijn, indachtig de wederopbouw van Nederland, de tradities fier ter hand genomen. In de periode 1949 - 1955 zijn ook de aanzetten gegeven tot de vorm van de twee Vughtse gilden zoals we die nu kennen. Zo is gewerkt aan de kostumering en de interne organisatie. Ook werd onderling steeds meer samenwerking gezocht. Onderling spreken de gildebroeders dan ook met respect over ’het zustergilde’.
Teerdag
De activiteiten van de schuttersgilden verlopen volgens een eigen gildekalender. Jaarlijks hoogtepunt is de teerdag. Bij Sint Barbara – Sint Sebastiaan valt die in de meimaand en bij het Sint-Catharinagilde in november. De koning wordt dan ’s ochtends in alle vroegte thuis door het bestuur (in gildetermen: de overheid of de hoogheid) ’uitgehaald’. Meestal zijn hierbij de hoofdtamboer (met specifieke gildetrom) en de vaandrig aanwezig. De vaandrig is de gildebroeder die het rijk versierde, kleurrijke vaandel met daarop de afbeelding van de patroonheilige draagt. Thuis bij de koning wordt het gezelschap gefêteerd op roggebrood met zult, koffie, uitgebakken spek, kaantjes en brandewijn. Na deze stevige maaltijd vertrekt men naar het gildehuis (café ’Van Berkel’ in de Vlasmeersestraat voor het Sint-Catharinagilde en café ’De Gereghthof’ op het Marktveld voor het gilde Sint Barbara – Sint Sebastiaan) waar de overige gildebroeders en zusters zich verzameld hebben. Met slaande trom en vliegend vaan trekt - of ’gaat’, want het gilde gaat - het feestvierend gilde dan in optocht ter kerke, de Sint-Petruskerk aan de Heuvel, waar de koster bij het horen van de eerste zware tonen van de gildetrommen, de grote deuren van de hoofdingang wijd openzwaait. Het gilde dat de teerdag viert, wordt steevast naar de kerk begeleid door het zustergilde. Op weg naar de kerk loopt het zustergilde voorop. Bij de ingang van de kerk vormt het zustergilde een soort erehaag. Daarna betreedt de groep vendelend de kerk; de Allerhoogste op deze manier vendelend groetend. Het gildevaandel wordt naast het altaar geplaatst. Bij de offerande en de consecratie wijkt de gildemis af van de gangbare rooms-katholieke ritus. De gildebroeders offeren geld op twee aan weerszijden van het altaar geplaatste gildetrommen. Bij de consecratie roert de hoofdtamboer zacht zijn trom en zwaait één vendelier het vaandel tijdens de beide opheffingen (lichaam en bloed) driemaal boven het hoofd, de zogenaamde koningsgroet. Na de eucharistieviering stellen tamboers en vendeliers zich op één rij op voor het hoofdaltaar en neigen hun vendels. Vervolgens worden bij het Mariabeeld achter in de kerk enkele Weesgegroetjes gebeden en kaarsjes ontstoken. Na afloop van de mis vendelt het gilde voor de eigen koning en voor de pastoor. Bij deze plechtigheid treedt de vaandrig naar voren en zwaait het vaandel driemaal over het hoofd van de priester en de koning. Dit zwaaien heet: de hernieuwing van de eed van trouw aan het kerkelijk gezag. Is hierbij ook de burgemeester aanwezig, dan is het tevens de hernieuwing van de eed van trouw aan het wereldlijk gezag. Op deze wijze wordt de trouw van het gilde aan kerk en staat gesymboliseerd. Daarna brengen alle aanwezige vendeliers gezamenlijk de vendelgroet. Dit ritueel met de vendels (het vendelzwaaien) bestaat uit verschillende figuren, symboliserende het gevecht van Sint Joris met de draak (goed versus kwaad).52 Vanoudsher heeft de pastoor van de Sint-Petruskerk een privilege bij het gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan. Hij heeft de erefunctie van gildeheer. Op de teerdag van 29 mei 1999 is Martien Mesch, de in 1998 benoemde pastoor van de Sint-Petrusparochie, tot gildeheer geïnstalleerd. Na de vendelgroet voor de kerk volgt de afmars naar het gildehuis waar de koffietafel wacht. Aansluitend worden (maximaal twee) nieuwe gildebroeders geïnstalleerd. Bij Sint Barbara - Sint Sebastiaan worden nieuwe leden aangenomen door middel van het pachten (het zich inkopen) van de trom en het vaandel voor één jaar. Het hoogste bod wordt geaccepteerd. Naast de nieuwkomers kunnen ook de overige gildebroeders een bod uitbrengen en daarmee de pachtprijs opschroeven. Bij Sint Catharina wordt daags vóór de teerdag tijdens een algemene vergadering over de kandidaat-gildebroeders gestemd met witte en bruine bonen. Afhankelijk van de kleur en het aantal bonen, wordt een kandidaat-lid geaccepteerd. Bij hoge uitzondering kan bij Sint Catharina op de avond van de teerdag zelf ook de trom en/of het vaan verpacht worden. Bij beide gilden geldt als minimum leeftijd van de gildebroeder achttien jaar. Vanaf 12 jaar worden ook jongens toegelaten als aspirant-lid. Dit betreft meestal jeugdtamboers en -vendeliers. In de meeste gevallen vindt vooraf ballotage plaats. Bij de installatie wordt plechtig de belofte afgelegd met de hand aan het vaandel. Hierna ontvangt men de bijbehorende attributen, zoals sjerp, zgn. brandstok en hoedband, zilveren draagschildje of compleet costuum. Het middagprogramma voor de gilden loopt uiteen. Sint-Barbara - Sint Sebastiaan vervolgt met het jaarlijkse geweerschieten om de titel schutterskampioen bij de schutsboom aan de Reigerbosweg. Het moment van de teerdag (mei) leent zich voor een openluchtactiviteit. De schutterskampioen is de beste (scherp-)schutter, hetgeen in het algemeen slechts bereikt wordt door regelmatige oefening met het flobertgeweer. Aansluitend hebben de gildebroeders en -zusters met eventuele partners een diner-dansant. Er wordt geteerd; de kas ’moet’ leeg. Sint Catharina (teerdag in november) heeft een spellenmiddag in het gildehuis en, na een onderbreking, zodat ieder zich thuis kan opfrissen - ’s avonds het gildebal. Op de teerdag worden ook jubilarissen gehuldigd.
Koningschieten Wie ooit zijn naam voor eeuwig met het gilde verbonden wil zien, moet zorgen zich tot gildekoning te schieten (zie bijlage 2). Grotendeels berust dit koningschap op toeval en geluk. Het koningschieten vindt bij beide gilden één keer per vier jaar plaats. Bij Sint Catharina in oneven jaren en bij Sint Barbara - Sint Sebastiaan in even jaren. Voorafgaande aan het koningschieten gaan enkele gildebroeders op zoek naar een knoestig stuk hout. Hiervan wordt de ’vogel’ gemaakt. Voor de versiering worden er vaak veren opgeplakt. Het hout van de vogel moet in ieder geval van goede kwaliteit zijn en moeilijk versplinterbaar. Deze houten vogel wordt bovenop een mast van circa vijftien meter geplaatst. De dag begint met een gildemis. Op een afgesproken tijdstip kort na de middag wordt vanaf het gildehuis vertrokken naar de schutsboom
aan de Reigerbosweg. Het uitgenodigde zustergilde begeleidt het gilde naar de schutsboom door voorop te lopen. Bij de schutsboom aangekomen lopen de gildebroeders achter elkaar drie maal rond de schutsboom en bidden daarna geknield een Onze Vader en Weesgegroet om een waardige koning te verkrijgen. Daarna wordt de zittende koning van zijn koningsvest ontdaan, dat onder de schutsboom wordt opgehangen. Dan begint het koningschieten. De boom wordt ’gevrijt’ (vrij gemaakt) door het lossen van het eerste schot door de burgemeester of diens plaatsvervanger. Daarna schieten de aftredende koning en vervolgens de andere gildebroeders in volgorde, zoals vooraf bij loting is vastgesteld. Degene die het laatste stuk van de vogel afschiet, mag zich dan koning noemen, echter niet eerder dan nadat het bestuur van het gilde, in korte vergadering staande onder de boom, over het al dan niet acceptabel zijn van de nieuwe koning heeft beslist. Wordt de nieuwe koning acceptabel geacht, dan wordt hem dit door de hoofdman mede-gedeeld en wordt hij als koning geïnstalleerd door hem het koningsvest om te hangen. Geholpen door de hoofdman wast hij vervolgens zijn handen door er water op te gieten uit een tinnen karaf, dat opgevangen wordt in een tinnen bord. De betekenis hiervan is dat de koning rein moet zijn. Dan wordt zijn hoed versierd met een bloemenkrans gemaakt van veldbloemen. Vervolgens wordt het gildevaandel op de grond uitgespreid en schrijdt de koning over het vaandel. Dit is een voorrecht dat alleen aan de eigen koning bij het koningschieten en de landvorst(in) of de paus bij bepaalde gelegenheden is voorbehouden. Hierna wordt de erewijn geschonken. Aansluitend wordt aan de nieuwe koning voor het eerst de vendelgroet gebracht. Nadat de feestelijkheden rond het koningschieten zijn afgelopen, vertrekt het gilde weer naar het gildehuis. Het organiserende gilde loopt dan voorop en het zustergilde achteraan. De nieuwe koning is verplicht het gilde een zilveren schild te schenken voor het koningsvest. Dit koningsvest of -kazuifel draagt de koning bij gildeactivitei-ten. Aan de voorzijde van dit vest hangt de eeuwenoude koningsvogel of papegaai. De koning mag naar eigen inzicht het schild laten graveren. Vaak wordt zijn naam, jaartal en de naam van het gilde, zijn beroep, woonstede, of een gedichtje afgebeeld. Mocht het gebeuren dat de houten vogel bij het intreden van de duisternis nog niet in zijn geheel is afgeschoten dan wordt met het schieten gestopt. Vervolgens wordt uit beide gilden een uit tenminste vier personen bestaande wacht geformeerd die de schutsboom met daarop de vogel gedurende de nacht bewaakt. (dit om onregelmatigheden te voorkomen). De volgende dag wordt het koningschieten voortgezet. Komt een regerende koning te overlijden, of wordt hij uit zijn functie ontheven, treedt de vorige koning gedurende de rest van de nog niet verstreken periode van vier jaar als zodanig in functie.
Koninginnedag Het seizoen waarbij de gilden naar buiten uittreden loopt van eind april tot medio oktober. Elk jaar op 30 april, de viering van koninginnedag, wordt gezamenlijk een vendelgroet gebracht aan de burgemeester, koninklijk gedecoreerden en overige autoriteiten op het Leeuwensteinplein vóór het gemeentehuis. Hierbij wordt tevens de eed van trouw hernieuwd aan het wereldlijk gezag.
Bedevaart naar Onze Lieve Vrouw Op de eerste zondag van de maand mei wordt de bedevaart naar de Onze Lieve Vrouw van ’s-Hertogenbosch gehouden. Te voet gaat het gilde dan naar de Sint-Janskathedraal. Sint Catharina heeft de eerste H. Mis (07.00 uur) van die dag. Sint Barbara - Sint Sebastiaan de mis van 08.30 uur. De gildebroeders komen tijdig bijeen in het gildehuis van waaruit lopend en met slaande trom de (boete-)tocht naar Den Bosch volgt. Na de mis volgt een kort gebed bij het beeld van de Zoete Lieve Moeder en neigen de vendels, haar ter ere. Vervolgens wordt buiten de kathedraal aan de gildekoning de vendelgroet gebracht, mogelijk in aanwezigheid van vertegenwoor-digers van het kerkelijk gezag. Na koffie met Bossche bol of worstebroodje wordt weer lopend naar het gildehuis getrokken. De laatste jaren is het niet ongebruikelijk dat Vughtse pelgrims zich bij de gilden aansluiten om naar Maria te gaan. Begin jaren vijftig vertrok men steeds vanaf kasteel Maurick, waar beschermvrouwe Van Lanschot – Lagasse de Locht werd afgehaald en heen en terug begeleid voor de bedevaart. Eenmaal terug op het kasteel kregen de gildebroeders een versnapering en werd de beschermvrouwe de vendelgroet gebracht.
Stille tocht op 4 mei Al direct na de Tweede Wereldoorlog gaven de gilden hun medewerking aan de stille tocht die jaarlijks op 4 mei voert vanaf de Loonsebaan naar de Fusilladeplaats op de Vughtse heide. Toen de Vughtse gilden het in de jaren zestig bij gebrek aan belangstelling lieten afweten, nam het Sint-Willebrordusgilde uit Heeswijk hun taak over. Begin jaren zeventig is die breuk hersteld en sindsdien zijn de drie gilden gezamenlijk bij de dodenherdenking op de Fusilladeplaats aanwezig. De gildetrom-men zijn voorzien van een rouwhoes, de vaandels en vendels van rouwstrikken en de leden van het Sint-Catharinagilde dragen ook rouwbanden om de linkerarm. De tamboers slaan de dodenmars en de drie gilden begeleiden autoriteiten, nabestaan-den en vele belangstellenden vanaf restaurant ’De Vughtse Heide’ (het
vroegere ’Elderade’) naar het monument. Na de ’Last post’ wordt door de vendelgroet eerbetoon gebracht aan de gevallenen. Voor hun inzet zijn de drie gilden in 1994 bij de herdenking van vijftig jaar bevrijding door het gemeentebestuur van Vught geëerd met de gemeentelijke erepenning in zilver en een vaandelkoord in blauw, geel en goud dat vanaf dat jaar de hoofdvanen siert.
Wisselschild In sportieve strijd ontmoeten de gilden elkaar jaarlijks bij het schieten om het wisselschild, beschikbaar gesteld door het gemeentebestuur van Vught. Deze onderlinge kamp is gestart in 1949. In die jaren was er nog een tweede krachtmeting: de strijd in het vendel zwaaien. Hiermee viel de titel ’Kampioen van Vught’ te verdienen. Door een terugval in het aantal actieve vendeliers aan beide zijden, is deze ontmoeting een zachte dood gestorven. Bij de schietwedstrijd treden de beste schutters aan. Om beurten wordt er geschoten. Naarmate de wedstrijd vordert, wordt de moeilijkheidsgraad zwaarder. Er wordt geschoten met het flobertgeweer op de zogenaamde wip of job bovenin de schutsboom van circa vijftien meter. De job is een hardmetalen rond schijfje bovenop een metalen ronde buis. Aan deze job zit een leren koordje dat door een ronde buis loopt. Aan het ondereind van dit koordje zit een touw dat geheel naar de onderkant van de schutsboom leidt in de richting van de schutter. Raakt het schot van de schutter de job, dan springt het schijfje naar boven en van de ronde buis. Het punt telt. Door een ruk aan het touw komt het metalen schijfje weer op de oorspronkelijke plaats terecht en kan de volgende schutter aanleggen. Bij het kampen om het wisselschild telt welk van de twee gilden de meeste voltreffers heeft. Dit gilde is voor één jaar winnaar van het wisselschild van de gemeente. Wordt het zilveren schild drie maal achtereen gewonnen of vijf keer in totaal dan wordt het blijvend bezit van het gilde en krijgt het een plaats op een van de vesten (kazuifels) met prijzen- of herinneringsschilden. Het geweerschieten vraagt enige oefening. Die kans tot training wordt in het zomerseizoen dan ook volop geboden. Elke zondagmorgen treffen gildebroeders elkaar genoeglijk ’onder den boom’. Voor oefening, maar ook voor gezelligheid en een praatje. Aan deze oefening is ook een competitie-element toegevoegd. Zo wordt door elk gilde afzonderlijk bepaald wie de beste schutter van het seizoen is en worden wedstrijdteams van vier personen voor gildedagen samen-gesteld. Op gildedagen ontmoeten gilden uit de wijde omtrek elkaar en leveren onderling strijd in vendelen, trommen, schieten met het geweer, de kruisboog of de handboog, of jeu de boules. Ook worden er dan prijzen toegekend aan het gilde dat het mooiste ’gaat’ in de optocht, voor het fraaist onderhouden koningszilver, of het oudste of prachtigste (indien van recentere datum) hoofdvaandel.
Samenwerkingen De Vughtse schuttersgilden zijn op verschillende manieren breed georganiseerd. Het gilde Sint Barbara – Sint Sebastiaan maakt deel uit van de kleine gildekring ’Dommelgroep’. Hierbij zijn aangesloten de gilden die liggen in de delta van het stroomgebied van de rivier de Dommel. Naast het ene gilde uit Vught zijn dat de gilden uit: Boxtel, Den Dungen, Gemonde, Liempde, Sint Oedenrode, Schijndel en Sint Michielsgestel. Beide gilden maken deel uit van de regionale gildekring ’Maasland’ (drieënveertig aangesloten gilden). Dit is één van de zes gildekringen binnen de provincie Noord-Brabant. Deze kringen vormen gezamenlijk de koepelorganisatie ’Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden’ (NBFS). Via de NBFS zijn de twee schuttersgilden automatisch aangesloten bij de internationale organisatie ’Europese Gemeenschap van Schuttersgilden’ (EGS). Deze overkoepelende instelling omvat de schuttersgilden uit Limburg, Gelderland en Noord-Brabant, alsmede uit België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Polen en Zweden.
Eretaken Uit het overzicht van aktiviteiten blijkt, dat de leden van de schuttersgilden het cultureel erfgoed van Vught levend en levendig houden. Bij bijzondere gebeurtenissen in de gemeente treden ze zij aan zij op, bijvoorbeeld tijdens het opluisteren van de plechtigheden rond wijding en eerste H. Mis van priesters. In Vught waren dat de laatste tijd Geertjan van Rossem (1988) en zijn broer Marc van Rossem (1996), beiden in hun parochiekerk van Onze Lieve Vrouw Middelares Aller Genaden aan de Taalstraat. Ook het begeleiden en inhalen van een nieuwe priester behoort tot hun eretaak. Op 8 november 1998 (in de stromende regen) was dat Martien Mesch van de Sint-Petrusparochie. Onlangs nog heeft ook de nieuwe burgemeester van Vught onder gildebegeleiding zijn officiële opwachting in de gemeente gemaakt. Bijlage 1
De Vughtse schuttersgilden en hun patroonheiligen Vóórchristelijke gemeenschappen stelden zich onder goden en helden, waarvoor vooral in het Oosten tempels, altaren en beelden werden opgericht. Dat ook christenen zich stelden onder hemelse personen is bevorderd door de kruistochten. Ten tijde van het ontstaan van de schuttersgilden werd het alledaagse leven volledig bepaald door de kerk, door christelijk denken, dat de gewone mensen duidelijk afhankelijk en ondergeschikt maakte aan het goddelijke, het heilige, het uitverkorene. Het doen van alle dag (en nacht), het moeten en mogen, werden erdoor bepaald. Overal waren tal van voorbeeldige heiligen en heilige voorbeelden aanwezig, voor alle noden, kwalen, gevaren en bekoringen. Het lag voor de hand dat ook de gilden zich opstelden onder een passende heilige schutspatroon. Opvallend is dat er veel martelaren en martelaressen uit de jonge kerk patroonheiligen van de gilden zijn. De soldaatheiligen, tevens martelaren, hebben de voorkeur: Joris en Sebastiaan. Daarnaast zijn er de vroege standvastige en dappere heiligen: Barbara en Catharina. Gildegroeperingen waarvoor eredienst, kerk en hulpbetoon belangrijker waren dan schieten en beschutting, kozen heiligen tot patroon: Onze Lieve Vrouw, Anna en Antonius abt. Uit de karakteristiek van de patroonheilige is onder meer af te leiden waarom de gilden eeuwenlang bepaalde gebruiken koesteren en waarom specifieke kleuren in hun kostumering tot uiting komen. De twee Vughtse schuttersgilden kennen drie patroonheiligen: Barbara, Catharina van Alexandrië en Sebastiaan. Een signalement van de schutspatronen.
Barbara, geboren in 306, kleur donkerblauw, feest 4 december. Het Griekse woord barbaros betekent vreemd, uit het buitenland. Maagd, martelares, noodhelpster en kruistochtheilige. Barbara was de mooie dochter van de rijke heiden Dioscorus, in Nicomedië, Klein-Azië, die zo beducht was om haar schoonheid, dat hij een toren liet bouwen om haar daarin te bewaren. Toen de bouwers in deze toren twee ramen wilden maken, beval zij één raam meer aan te brengen. Van de Heilige Drieëenheid immers moest haar ziel het licht ontvangen. Zo bemerkte haar vader dat de schoonheid christin was geworden; hij wilde haar doden. Maar Barbara vluchtte tot boven op de toren, waarvan ze door de engelen werd weggedragen. Dioscorus kreeg haar later toch weer te pakken. Toen zij na martelingen standvastig bleef in haar geloof, sloeg hij haar het hoofd af. God strafte meteen: Dioscorus werd ter plekke door de bliksem gedood. Barbara wordt voorgesteld als een gekroonde jonge vrouw met heel wat attributen: de palm der martelaren, zwaard, pauweveer (omdat de gesels in zachte pauwenveren veranderden), kanon, ciborie. Vrijwel nooit ontbreekt de toren met de drie ramen. Vooral voetbooggilden kozen haar tot beschermheilige.53 Tot vóór het officiële samengaan met Sebastiaan (1953) droegen enkele gildebroeders van Barbara naast een donkerblauwe sjerp om hun middel , eveneens een donkerblauwe geplooide band om hun hoge hoed. Dit komt onder meer tot uiting in het portret dat de Vughtse kunstschilder Reinier Pijnenburg (1884 - 1968) in 1949 maakte van Willem van der Steen als koning van het Sint-Barbaragilde.54 Na het officiële samengaan met Sebastiaan heeft het gilde de kleurstellingen aangepast. De donkerblauwe sjerp (van patroonheilige Barbara) is gebleven. Voor de hoedband is de (rode) kleur van Sebastiaan gekomen. Anno 1999 heeft Barbara nog steeds een bijzondere plaats binnen het gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan. Omstreeks haar naamdag (december) wordt de zgn. Barbara-avond gehouden, met oudhollandse spelletjes en een simpele loterij, waarbij de erkende jagers onder de gildeleden veel wild (fazanten, konijnen en hazen) als te vergeven prijzen inbrengen. In de Sint-Petruskerk bevinden zich voorwerpen die naar de patroonheilige Barbara verwijzen. In het noordertransept staat een 1.70 m hoog neogothisch gepolychromeerd houten Barbarabeeld uit de negentiende eeuw en hangt een schilderij in een vergulde lijst voorstellende de H. Barbara.55 Voorts beschikt het gilde over een Barbara-ikoon en heeft het in bruikleen een vijfenveertig centimeter hoog geboetseerd en door naaldsierkunst verrijkt altaarbeeldje van de patrones, met toren en palmtak. Dit beeldje is geplaatst onder een glazen stolp.56 Op de jaarlijkse teerdag van het gilde (in de maand mei) krijgt dit kleinood een prominente plaats op het gildealtaar in het noordertransept van de kerk. Dit altaar is door de voorzitter van het kerkbestuur, pastoor Martien Mesch, op de teerdag van 29 mei 1999 aan het gilde Sint Barabara – Sint Sebastiaan geschonken.57 In een folioboek van het gilde uit 1883 is het volgende lofdicht op Sint Barbara geschreven: Broeders en zusters van deez gilde / En wilt niet leven gelijk de wilden / Volgt dan het voorb eeld en het leven / Dat God aan Barb ara heeft gegeven.
Catharina van Alexandrië, geboren 307, kleur wijnrood, feest 25 november. Het Griekse woord katharos betekent rein, zuiver. Het Syrische woord kethar betekent kroon. Maagd, martelares, noodhelpster, kruistochtheilige. Omtrent Catharina ontbreken alle betrouwbare, historische bronnen. Zij zou een voorname, begaafde Egyptische (Alexandrijnse) prinses ( koningin ?) zijn geweest, op jonge leeftijd al erg geleerd en zeer schoon. Na bezoeken aan een kluizenaar liet zij zich dopen. In een droom verscheen haar Jezus, die haar een ring aan de vinger stak: haar volmaakte bruidegom. Zij ging niet in op dringende verzoeken van raadslieden toch vooral te huwen, keerde zich af van het aardse en liet zich verder
onderwijzen door kluizenaars. De 18-jarige Catharina beschuldigde keizer Maxentius van wreedheid en in de tempel gooide zij een afgodsbeeld omver. Zij werd voorlopig opgesloten in een donkere kelder, waar engelen haar kwamen voeden. Argumenten en strikvragen van vijftig keizerlijke wijsgeren wist ze alle te weerleggen door kennis, welbespraaktheid en logisch redeneren. De wijsgeren bekeerden zich, waarna de keizerin haar in de gevangenis kwam bezoeken. Zij én tweehonderd van haar dienaressen werden christin; allen stierven de marteldood. Toen Catharina weigerde toe te geven aan des keizers verleidingen, werd zij tussen vier scherpgepunte raderen vastgebonden om aldus te worden vermorzeld. Vuur uit de hemel vernielde het marteltuig. Vreselijke geselingen gingen vooraf aan haar onthoofding door het zwaard. Het dode lichaam werd door engelen weggevoerd en op de heilige berg Sinaï begraven. Catharina wordt sinds de negende eeuw vereerd, nadat op de Sinaï het gaaf bewaarde lijk van een jonge vrouw was gevonden. Afgebeeld als mooi, goedgekleed, jong meisje. Gekroond, met zwaard, (kapot) spakenrad, boek, de palmtak van overwinning, maagdelijkheid en martelaarschap.58 In de kaart of het reglement van het Sint-Catharinagilde uit Vught wordt met het oude Sluijt-Gebedt naar de patroonheilige verwezen: O Godt, die op de hoogte van den Berg Sina de wet aan Moyses hebt gegeven / en op dezelfde plaatse door Uwe heijlige Engelen het lichaam van de / H. Catharina Maget en Martelaresse zoo wonderlijk hebt gesteld. / Wij bidden Heere, dat wij door de voorspraak, verdiensten en bijstand / van deze H. Maget Catharina wiens jaarlijkse feestdag wij vieren moogen / geraken en koomen tot den berg die Jesus Christus is. / Die daar leeft en regneert in alle eeuwighijd der eeuwigheeden. / Amen.59 Het Vughtse Sint-Catharinagilde houdt de verbondenheid met de patroonheilige in stand door de viering van de jaarlijkse teerdag rond de naamdag van de beschermheilige (op 25 november of de zaterdag daarna). In de SintPetruskerk staat sinds 6 september 1998 in het zuidertransept een sober marmeren Catharina-altaar.60 Verder beschikt de Sint-Petruskerk over een eenenveertig centimeter hoog uit hout gesneden altaarbeeldje (ca. 1900), dat tijdens de viering van de eucharistie aan het begin van de teerdag een plaats op het gildealtaar krijgt.61 Het gilde bezit ook een 1.50 m hoog eikenhouten beeld dat in de jaren tachtig van een witte verflaag is voorzien. De palmtak en de kroon zijn met bladgoud verguld. Dit beeld uit circa 1780 is op 14 februari 1984 voor ƒ 3500,00 gekocht uit particulier bezit in België.62Jarenlang heeft het in de Sint-Petruskerk gestaan. Spanningen tussen het gilde en de toenmalige pastoor H. v.d. Ven leidden in september 1992 tot een verhuizing naar de protestantse Lambertuskerk. Het heeft daar een plaatsje gekregen in een nis.63 Op deze wijze heeft het gilde weer binding gekregen met de kerk waar haar oorsprong ligt. De Lambertuskerk is tot 1629 een katholieke kerk geweest waar het Sint-Catharinagilde een eigen altaar en beeld had staan.
Sebastiaan, geboren in 284, kleur rood, feest 20 januari. In het Grieks betekent Sebastos verheven, eerbiedwaardig. Romeins heilige, soldaat, martelaar, kruistochtheilige, pestheilige. De in de vijfde eeuw ontstane legenden bevatten weinig historisch betrouwbare feiten. Sebastiaan stierf begin vierde eeuw onder Diocletianus, de keizer die door zijn vervolgingen de jonge kerk aan een prachtige lijst heiligen heeft geholpen. Hij was hoofdman in het eerste cohort in het leger van deze keizer, kwam als christen voor zijn geloof uit en kon als keizerlijk officier niet gehandhaafd blijven. Door Mauretaanse boogschutters werd hij daarom met vele pijlen beschoten. Voor dood in de touwen hangend, achtergelaten voor raven en gieren, vond hem de goede weduwe Irene, een christin. Sebastiaan bleek nog te leven en door haar goede zorgen herstelde de zwaargewonde. Maar hij werd opnieuw gevangen genomen en gedood, nu niet met pijlen, maar met knuppels. Het in het stadsriool gegooide lijk wordt gevonden door de christin Lucina, die het reinigt en begraaft in de Via Appia-catacomben. Boven het graf wordt al in de vierde eeuw de basiliek gebouwd, een der zeven hoofdkerken van Rome. Sebastiaan is een populaire volksheilige. Hij wordt al vroeg aangeroepen tegen de pest, die als een pijl de mens onverwachts treft. Van Sebastiaan zijn talrijke afbeeldingen bekend. Meestal wordt hij voorgesteld met een arm omhoog en de andere achterwaarts aan een boom of zuil vastgebonden, met vreselijk veel pijlen in het mooie blote lijf (met lendendoek), de officiershelm aan de voeten. Het vinden van de dode Sebastiaan door de vrouwen is ook dikwijls uitgebeeld; een ander onderwerp is Sebastiaan als officier te paard. Tijdens de Renaissance bleek Sebastiaan dankbaar te worden gebruikt om jongemannenschoonheid zo bloot mogelijk te kunnen afbeelden. Hoe moeilijker en gewrongen zijn lichaamshouding, des te mooier; het gezicht kijkt dan tóch merkwaardig zalig en verheerlijkt. De oudste afbeelding is een fresco in de catacombe van Calixtus: Sebastiaan in tuniek en met een pallium, een soort eresjerp. In Rome en Echternach bevinden zich pijlen waarmee Sebastiaan zou zijn beschoten; kleine modellen van deze pijlen werden in de middeleeuwen gedragen als pestamulet. Hoewel Sebastiaan dikwijls met een kruisboog is afgebeeld, is hij de kenmerkende heilige van de handbooggilden.64 In Vught stond eertijds (1520) een altaar voor deze patroonheilige én voor Sint Antonius in de Sint-Lambertuskerk. Toentertijd had het schuttersgilde nog de dubbele naam St. Sebastiaan en St. Antonis. Ook in 1553 en 1558 was dat altaar voor deze twee schutsheiligen nog in deze kerk te vinden.65 Na het officiële samengaan na 1843 van Sint Barbara met Sint Sebastiaan in Vught wordt ter zijner ere jaarlijks rondom zijn naamdag (eind januari) voor de leden en hun partners in het gildehuis een kaartavond met loterij gehouden. De prijsjes voor deze loterij moeten de gildeleden zelf inbrengen. De bijeenkomst is vooral bedoeld om in de wintermaanden de onderlinge contacten te versterken.66 Om de verbintenis tussen Barbara en Sebastiaan zichtbaar naar voren te brengen, worden sedert het samengaan de kleuren van beide patroonheiligen gebruikt in de vendels en in
de uniformen van de vendeliers en tamboers. Ook de bordeauxrood gekleurde hoedband en de donkerblauwe sjerp met zilveren franje van de overige gildebroeders verwijzen naar de samensmelting.
Bijlage 2
Lijst van hoofdlieden, keizer en koningen67
Gilde Sint Barbara Hoofdlieden: 1848-1853 Cornelus W. van Hal, 1867-1881 Evert van Mensvoort, 1881-1899 Willem den Otter, 1899-1949 Hendrikus H. Maas, 1949-1953 Jo de Laat. Keizer: 1860 Godefridus H Kluytmans. Koningen: 1609 Arjaen Hanrick Aertsen, 1614 Arien Wyllems, 1619 Jan Coernelis van de Scoet, 1628 Cornelis Lavreys van de Scoot, 1634 Jan Jansen van Giersbergen, 1639 Jan Handricks Peters, 1642 Dierick Arjeans van den Vien, 1646 Jan Jansen van Giersbergen, 1648 Willem Willems van Ghiersberghen, 1658 Handrick Harmans, 1670 Jan Jansen van Giersbergen, 1682 Jan Jansen Key, 1700 Willem Sebers, 1711 Jacobus Schuermans, 1716 Hendrick van den Brandt, 1721 Jan Gile van Esch, 1726 Clas van Ovebeck, 1741 Cornelis van Piensten, 1752 Arjan Janse van Giesberghe, 1762 Nicolaus van der Meyden, 1768 Nicolaus van der Meyden, 1788 Hendrikus Henderik Jansen, 1818 Petrus van der Ven, 1825 Peterus van der Ven, 1840 Lambertus Kluitmans, 1848 Godefridus H. Kluytmans, 1854 Godefridus H. Kluytmans, 1860 Godefridus H. Kluytmans, 1867 Hendrik F. van der Ven, 1871 Cornelus Winkens, 1883 Hendrikus van Haaren, 1896 Johannes van Gemert, 1897 Johannes A. van Gemert, 1903 Henr. van der Bruggen, 1922 Willem Jansen, 1926 Hendrikus v. d. Steen, 1930 Marinus Beks Pzn., 1934 Wilhelmus J. van der Steen, 1938 Henrikus Meys, 1946 Cornelius van Weert, 1948 Piet Beks, 1950 A.A. Spoor, 1954 Joh. C. van Weert, 1957 Nico Verleun.
Gilde Sint Sebastiaan Koningen: 1705 Jan Peters van Hesewyck, 1712 Fransis Brouhese, 1723 Hendrick Dalemans, 1736 Fransis Brouhese, 1773 Arjean Witlokx, 1791 Gerardus Geret van Es, 1807 Gerardus van der Bruge, 1839 W. Hoese, 1843 J.P. van Miert
Gilde Sint Barbara – Sint Sebastiaan Hoofdlieden: 1953-1960 Jo de Laat, 1960-1968 A.J.J.A. (Ad) van der Staak, 1968-1980 J.H.M. (Joep) Chappin, 1980heden J.H.L. (Joep) Chappin. Koningen: 1961 Piet Beks, 1965 J.H.L. (Joep) Chappin, 1970 Adrianus (Janus) Verdonk, 1973 Hans van Dielen, 1977 Theo Vullinghs, 1981 Piet Beks, 1985 Jan Hulsbosch, 1989 J.A.C. (Jacques) van Genuchten, 1993 Rob van Esch, 1997 J.A.C. (Jacques) van Genuchten. Jacques van Genuchten liet in 1989, toen hij zich voor de eerste keer tot koning schoot, in zijn koningsschild graveren: ”Uit het boerengeslacht / door mijn ouders grootgebracht. / Werd ik nog bij hun leven / in koninklijke stand verheven”.
Gilde Sint Catharina Hoofdlieden: 1621-? Jan Franck Jacobs, 1660-? Hendrick Thomassen Houbraken, 1807-? A. Vughts, 1845-1849 P. Schuurmans, 1849-1854 P. Danklof, 1854-1855 P. Schuurmans, 1856-1862 J.F. Wijtmans, 1862-1868 M. van Gulp, 1869-1874 Jan van Roosmalen, 1876-1878 J. van de Ven, 1879-1884 J. de Man, 1884-? Leonardus van der Wacht, 1887-? B. van Zon, ?-1929 W. Bosch, 1929-1946 G. Adriaanse, 1946-1956 C.P. de Laat, 1956-1956 (½ jaar) J. van de Mortel, 1956-1989 H. Schuurmans, 1989-heden H. Kluytmans. Koningen: Willem Wan Verth, Heyman Daennels Son, Jan Dircs van de Vloet, Dierck Jans Soen Moller, 1608 Gerit Peters-D Crom, 1609 Servaes Cornelissen, 1610 Jan Simens. (Voornoemde namen staan gegraveerd in de ringen van de keten van het Koningsvest. Vermoedelijk zijn het de namen van de Koningen.) 1614 Willem Willemsen Fagen, 1621 Willem Willemsen Fagen, 1631 Adriaen Jordens, 1633 Servaes Cornelis, 1639 Servaes Cornelis, 1642 Marten Sijmons, 1643 Jan Albert Segers, 1660 Marten Simonssen van Maesbommel, 1711 Willem Verhover, 1718 Willem Verhoeven, 1729 Tomas Maes, 1743 Willem van Brunschot, 1747 Petrus Leermakers, 1753 Giliam Vissers, 1772 Joos Jonkers,
1782 Nicolaas Kouwenbergh, 1790 Geerardus Habraken, 1805 Cornelis Schuurmans, 1819 Jacobus van Vlijmen, 1819 Jozefus van der Laar, 1878 Leonardus van der Wacht, 1893 Jan Erkeland, 1901 P. Witlox, 1921 P. van Uden, 1932 August van Lanschot, 1936 Jan van de Mortel, 1946 mevrouw C. van de Mortel-van Rijckevorsel, 1947 Wim Adriaanse, 1949 Cees de Laat, 1953 Reinier Geurts, 1956 Harrij van Loon, 1960 Jan van de Mortel, 1964 Charles Baijens, 1968 Thijn van de Sande, 1972 Jan van de Mortel, 1976 Jos van Rooij, 1980 Miel Blomjous, 1984 Frank van Wetten, 1988 Rinie van Kuyk, 1992 Thijn van de Sande, 1996 Toon van Hoogwaarden. Jan van de Mortel liet, toen hij zich na 1936 en 1960, in 1972 voor de derde keer tot koning schoot, zijn gevoelens vastleggen op zijn koningsschild:”Ten derde maal koning / b en ik geen cent wijzer. / Het was niet achter elkaar, / b en dus geen keizer”.
Geraadpleegde Literatuur en Documentatie, voorzover niet in de noten genoemd
Bijvelds, C., dr., De herstelb eweging van de Noord-Brab antse schuttersgilden tijdens het Interb ellum. Onuitgegeven doctoraalscriptie Katholieke Universiteit Brabant, Faculteit Sociale Wetenschappen, Tilburg 1997. Carasso-Kok, M. en Levy-van Halm, J., Schutters in Holland, kracht en zenuwen van de stad, Zwolle 1988. Ising, A., Brab antse schuttersgilden, Vroeger en nu, Maasbree 1983. Ising, A., Onder de schutse van het gilde, Hapert 1984. Knippenberg, W.H.Th., ”Brabants gildezilver III” in: De Gildetrom, nr. 15 - 1968 en ”Brabants gildezilver IV” in: De Gildetrom, nr.16 - 1969. Koldeweij, A.M. drs., e.a., Zilver uit ’s-Hertogenb osch, ’s-Hertogenbosch 1985. Lintum, C. te, dr., Onze schuttervendels en schutterijen van vroeger en later tijd. Van 1550 tot 1908. Een historisch alb um, ’s-Gravenhage 1910. Lijten, J., ”Het ontstaan der schuttersgilden op het platteland van Noord-Brabant” in:Campinia, jrg. 22, nr. 87 - 1992. Melssen, J.Th., De ridderlijke gilde van Sint Seb astiaan, Eindhoven 1982. Oomen, J.M. e.a., Vijfhonderd jaar Noordb rab antse schuttersgilden, Eindhoven 1977. Rooijakkers, G.W.J. dr., Rituele repertoires, volkscultuur in oostelijk Noord-Brab ant 1559 - 1853, Nijmegen 1994. Rooijakkers, G.W.J. dr., Eer en schande - Volksgeb ruiken van het oude Brab ant, Nijmegen 1995. Toorians, J.Th.M. e.a., Gilden Kring Maasland 1935 - 1985, Loon op Zand 1985. Gedenkb oek, uitgegeven b ij gelegenheid der officieele opening van het nieuwe gemeentehuis te Vught, 8 juni 1937, Drukkerij Jos M. Krijnen, Vught 1937. * Collectie Kees van der Bruggen, Vught (gilden). * Collectie Hanneke Das - Horsmeier, Vught (gilden). * Familie-archief jhr. Thom C.H.M.G. van Rijckevorsel, Luxemburg.
Zonder de medewerking en inbreng van Han Janssen, Bert Lamboo, vanaf 1991 gildebroeder van Sint Catharina en Jan Wijtmans, vanaf 1979 gildebroeder van Sint Barbara - Sint Sebastiaan kon nooit dit eindresultaat worden bereikt. Door veel navraag, onderzoek, contacten, veelvuldig én zorgvuldig overleg, is deze bijdrage in de Vughtse Historische Reeks (ISBN 9080156477) tot stand gebracht. Ook voor de medewerking van velen binnen en buiten de Vughtse gilden is de auteur dankbaar.
De afgelopen twee jaar is er veel geïnventariseerd. Meer nog dan in dit hoofdstuk (uit ruimtegebrek) voorkomt. Deze informatie is echter niet verloren. Het oorspronkelijke concept bevindt zich allereerst in het archief van de beide huidige Vughtse gilden. Daarnaast zijn van dit concept kopieën afgeleverd bij: het gemeentebestuur van Vught, het Vughts
Historisch Museum, de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden (NBFS), Noordbrabants Museum ’sHertogenbosch, SAAD (Streekarchief Langs Aa en Dommel te ’s-Hertogenbosch) en RANB (Rijksarchief in NoordBrabant in ’s-Hertogenbosch).
Gebruikte afkortingen
DOV
Duitse Orde Vught
GAV
Gemeentearchief Vught
RANB Rijksarchief in Noord-Brabant SAAD Streekarchief ”Langs Aa en Dommel” a.w.
aangehaald werk
e.v.
eerste vermelding
Noten 1 Bijvelds, C., dr., ”Van ’zuipschutjes’ tot cultuurdragers” in: Brab ants Heem, jrg. 50, nr. 2, ’s-Hertogenbosch 1998, pag. 62, 63. Iven, W., Schuttersgilden in Noord-Brab ant, ’s-Hertogenbosch 1983, pag. 4, 75. Kappelhof, A.C.M., ”Vught in de middeleeuwen (900 – 1300). Het raadsel van de twee kerken”, in: Vughtse Historische Reeks. Vught vanouds, deel 3, Vught 1995, pag. 26, e.v. Rooijakkers, G.W.J., dr., ”800 jaar de Meierij, de Meierijenaars en hun schuttersgilden”, in: Ach lieve tijd, nr. 15 – 1995, Waanders Zwolle, pag. 345, 346, 347, 348. Rooijakkers, G.W.J., dr., ”Van ontaard broederschap naar katholieke voorhoede”, in: De Gildetrom, jrg. 43 – 1996, Gemert, pag. 37. 2 Het Lieve Vrouwe Broersgild (of: Broeders Gilde) dateert van vóór 1440. In het Vughtse Schepenregister R 84, fol. 1 wordt vermeld dat een nieuwe caert is ingesteld in 1717. Voorts is een stuk voorhanden uit 1608, waarin sprake is dat het gilde al zeventien of achttien jaar geen rente van de Karthuizers heeft ontvangen. Hieruit blijkt, dat het gilde al in 1590 bestond. Nog ouder is een document uit 1440. Dit is in het bezit van het Rechterlijk archief ’s-Hertogenbosch R 1210, fol. 191. Hierin worden twee proosten van de O.L.V. Broederschap genoemd. Dit gegeven staat in de documentatiecollectie van J.J. de Kort, L 2. Mevr. Vera Delleman - de Kort te Vught heeft de originele aantekeningen van haar oom. Een kopie is in bezit van Streekarchief ’Langs Aa en Dommel’ (SAAD). Voorts is in de inventaris van de Archieven van de Duitse Orde Vught (RANB. DOV 282 en 283) sprake van een akte uit 1409 betreffende wekelijkse missen op het Onze Lieve Vrouwe-altaar in de Sint-Lamb ertuskerk. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat daar ook een O.L.V.-broederschap of -gilde bijhoorde. Donkers, H., ”Van de Vughtse gilden...”, Vught 1967 (niet uitgegeven), pag. 43, 44, 45, 46. Collectie SAAD, Doc.Coll. Vught. 3 RANB, oorkonden en handschriften van het Provinciaal Genootschap Noord-Brabant, no 78. Testament d.d. 7 februari 1453 van Henricus van der Haseldonck, parochiaan van de Sint-Petrusparochie (eerste vermelding; het gilde moet dus nog ouder zijn). In dit testament worden de broederschap en het altaar van de H. Barbara in de Sint-Pieterskerk genoemd. Het testament is opgemaakt door de toenmalige pastoor Otto, genaamd van Hedel. Het is opgesteld in middeleeuws Latijn, klein geschreven en met gebruik van veel Latijnse afkortingen. Mgr. dr. G. Bannenberg en prof. drs. J. van Dijk hebben zich in 1954 over dit belangrijke archiefstuk gebogen en het vertaald. In dit testament wordt niet alleen het gilde Sint Barbara genoemd, maar ook dat van Sint Joris. Prov. Noord-Brab antse Courant (Het Huisgezin), ”Een testament uit het jaar 1453”, ’s-Hertogenbosch, 8 november 1954. 4 Donkers, ”Van de Vughtse gilden...”, pag. 23. Volgens deze auteur is Hendrick Dachverlies nooit Heer van Vucht geweest. Dachverlies zou in de jaren 1523 - 1527 Schout van Vucht geweest zijn. Voorts is het onwaarschijnlijk dat het gilde is ingesteld door schout en schepenen. De instelling van een gilde, zo b lijkt uit de teksten van vele Brab antse gilden, geschiedde in de meeste gevallen door de pastoor en enkele verstandige, wijze mannen. Deze stelden een caert vast dat in de schepenprotocollen werd geregistreerd. 5 Bekker, F. de, in: Aankondiger, d.d. 15 en 29 juni, Vught 1929. Hij geeft in deze publicaties een notariële copie d.d. 25 juli 1789 van de caert uit 1526 volledig weer. Auteur F. de Bekker kan zich dan alleen beroepen op een copie die van de vernieuwde caert van Sint Barbara is gemaakt op 25 juli 1789 door notaris J. van Doeven uit ’s-Hertogenbosch op 25 juli 1789 en woordelijk gelijkluidend verklaard is met die van 15 april 1525/1526. De vermelding van twee jaartallen is in die tijd niet ongebruikelijk, omdat de jaartelling toen anders liep. Dat in genoemde copie sprake is van herschreven en vernieuwt duidt erop dat er nog een caert heeft bestaan van vóór 1525/1526. 6 Aanhef uit de caert van 1526: Met meerder Glorie Gods, en ter Eeren van de heijlige Maget Sancta Barb ara heb b en Koninck, Hoofdman, Deeckenen metten gemeijnen Schutten der Gilde van den ouden Voetb oge van Sancta Barb ara tot
Vucht, herschreven ende vernieuwt de Caerte daarvan zijnde, ende gemaekt b ij Hendrik Dachverlies in sijn leven Hooghschouteth der Stadt ende Meijerije van den Bossche, ende Schepenen van Vucht op den Vijftienden April inden jaare ons Heeren Duysent Vijfhondert en Sessentwintich op d’onderhouwe, ende regeringe vanden ouden Voetb oge en Sta. Barb ara Gilde op des te mogen b eter onderhouden de pointen, conditien, ende Articulen derzelver, waar van de Caerte door outheijt van tijden versleeten was, ende zijnde conditien als volcht, die zij ter Eeren Gods, ende heilige Barb ara gelooft heb b en nu ende altoos naertecomen, ente onderhouden. Archief parochie Sint Petrus, Vught. 7 Archief gilde Sint Barbara, Vught. Het originele exemplaar is in het bezit van het gilde. Uit de titel van dit reglement blijkt dat het gilde Sint Sebastiaan nog niet officieel in het gilde van Sint Barbara was opgenomen. In het archief van het gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan bevindt zich eveneens een origineel, doch, ongedateerd stuk, met de titel: De Hoogheid der Gilde van St. Barb ara te Vught, Tot handhaving der Orde en Voorkoming van Ongelukken en Kwesties. 8 Archief gilde Sint Barbara, Vught. De kaart uit 1967 is ontworpen en opgesteld door staande deken H. Donkers. De aanzet voor de gewijzigde kaart uit 1998 is reeds in 1977 geleverd door de gildebroeders Piet Beks (1910 - 1990), Toon Beks (1915 - 1995), Jozef van Geijn (1909 - 1983), Ton Raaymakers (1944) en Willem van der Steen (1909 - 1985). Originele exemplaren zijn in het bezit van het gilde. 9 Het gilde bezat eertijds onder meer geldelijke aanspraken, zoals Rente op een huis in de Taalstraat ƒ 1,50; voldaan tot 1860; afgekocht in 1861. Dit huis werd, volgens een in het gildearchief aanwezige schepenakte, op 6 mei 1809 verkocht door Johannus Schellekens aan Carel Storm van ’s-Gravezande, notaris in ’s-Hertogenbosch. Hij moest ƒ 700,00 betalen. Op dit huis rustten onder meer de volgende lasten: a. Drie vaten rogge aan den Arme van Vught; b . Item met de helft in een ”malder” rogge aan de Sint-Barb aragilde alhier; b etaald wordende met eene gulden en tien stuivers (ƒ 1,50); c. Item met de helft in zes stuivers aan het Sint-Seb astiaansschuts alhier. Hetgeen het gilde bezat aan grond is verkocht en het geld is uitgezet. De verkoop vond plaats in 1919. De opbrengst zou ƒ 3500,00 hebben bedragen. Voor het uitkopen van de landhuur is daaruit betaald ƒ 100,00. Voorts werd ƒ 400,00 afgedaan voor de schuld op het land. De resterende ƒ 3000,00 zijn volgens een aanwezig kasboekje belegd in obligaties (ƒ 1000,00 obligatie gemeente Eindhoven en ƒ 2000,00 obligaties provincie Noord-Holland). Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught. 10 GAV, Inv.nr. 12, blz. 135 en 138. In 1809 vroeg de landdrost van Brabant aan de gemeentebesturen inlichtingen over de schuttersgilden en van welke diploma’s of kaarten zij waren voorzien. 11 RANB, Oorkonden en handschriften van het Prov. Genootschap Noord-Brabant, no. 78. Een testament van 7 februari 1453 van Henricus van der Haseldonck, parochiaan van de Sint- Petrusparochie. De dekens of bestuurders van de broederschappen van St. Joris-martelaar en van St. Barbara-maagd moesten een jaarlijkse en eeuwige cijns beheren. Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught. 12 Stekelenburg, H.A.V.M., van, dr. ”Vught in de Bataafs – Franse tijd (1794 – 1814)”, Vughtse Historische Reeks. Vught zicht op vroeger, deel 5, Vught 1997, pag. 72. 13 GAV, Inv.nr. 8. RANB, R 54, fol. 282 verso. Op dit land drukte een jaarlijkse cijns van 1 gulden aan het Sint-Jorisgilde alhier tot Vugt. 14 RANB, R 151. 15 Dit schild is afkomstig van een veiling en aangekocht door mr. Bernard (Ben) M.J. de Jongh (1923 - 1988), oudbestuurslid van het Vughts Historisch Museum, indertijd Oudheidkamer genoemd. De Jongh, gildebroeder vanaf 1978 bij het Sint-Catharinagilde, heeft dit schild aan het museum geschonken. Op dit schild staat als illustratie een boot met twee personen erin die een net ophalen. Voorts is de volgende tekst gegraveerd: Peter Visser oudt Scheeppen en Koning van St. Joris Schuttery tot Vught ann 1759. De afmetingen bedragen: 15,5 cm breed en 19 cm hoog. 16 Fragment uit een perkamenten document over de jaren 1617 - 1625: Ontfangen van Jan Vrancken hoofdman tot de nieuwe tromme te laeten maecken XX st., Vranck Peters deecken XX st., van Peter Geraerdt X st., samen 11 gl. X. st. Ontfangen van de offer op H. Sacramentsdach aº 1620 ende St. Catharinadach aº 1619 XV st. 111 ort.Ontfangen van Jan Francken tot het nieuw vendelen te maecken XX st.. Somma b eloopt den b ovengeschreven ontfanck b innen desen jaer in toto XII gl. IIII st. III ort.Archief gilde Sint Catharina, Vught. Bij het interpreteren van oude caerten en reglementen zijn in de loop der jaren denk- en onderzoekfouten gemaakt. Zodoende heeft het Sint-Catharinagilde in 1949 het 475-jarig bestaansfeest en in 1974 het 500-jarig bestaan gevierd, terwijl in 1998 op 6 september het 700-jarig bestaan gevierd werd. Bij die gelegenheid is door H.M. Koningin Beatrix de koninklijke erepenning verleend. In het gedenkboek ”Gilden kring Maasland 1935 - 1985”, pag. 184 plaatst het gilde zelf kanttekeningen omtrent het oprichtingsjaar. Daarvoor verwijst het gilde naar een in 1798 nieuw gemaakt reglement waarvoor een caerte uit 1609 als richtlijn diende en daarin is vermeld: Voorders zal die schutterij de kaardt of reglemendt ten alle tijde wel onderhouden en alle artiekels en goede manieren wel en neerstig naarkomen, zoals onze voorouders al over de driehonderd jaaren heb b en gedaan. Speurwerk in het RANB leert, dat in overgeschreven akten sprake is van foutieve data. Zo valt - via de eeuwigdurende kalender - te ontcijferen dat de voluit geschreven ’maandag
26 november 1598’ nooit de oprichtingsdatum van het gilde kan zijn. In 1598 viel 26 november op een woensdag. In 1798 is 26 november inderdaad een maandag. Bij het herhaaldelijk overschrijven van de kaart is steeds consequent maandag 26 november voluit geschreven, alleen is een schrijf- of leesfout gemaakt met de 5 en de 7. Eerst kort na de viering van het vijfhonderdjarig bestaan in 1974, verklaarde de toenmalige staande deken J.B.C.M. van de Mortel een document gevonden te hebben waaruit bleek dat het gilde nog veel ouder was dan de juist gevierde 500 jaar. Dit document Reglement of de Carde van St. Catharina Schuts is toen vertaald. Zowel het mogelijk originele exemplaar als de vertaling zijn vervolgens weer uit de aandacht verdwenen. Na overlijden van Jan van de Mortel is de vertaling in zijn archief teruggevonden. In de tekst staan enkele zinsneden waaruit valt op te maken dat het Sint-Catharinagilde al in 1298 bestond en zelfs al een altaar had in de toen nog katholieke Sint-Lambertuskerk. Deze vertaling heeft ertoe geleid dat het Sint-Catharinagilde in 1998 op grootse wijze haar 700-jarig bestaan heeft gevierd. Het is jammer dat het niet gelukt is het origineel te vinden. Alle bekende archieven zijn geraadpleegd maar tot aan het verschijnen van dit boek zonder resultaat. Door een verkeerde interpretatie van een in de vergetelheid geraakt document, zonder historische waarde (een getypt exemplaar zonder datering en bronvermelding; in een populaire vertaling), is het Sint-Catharinagilde op het verkeerde been gezet om het zevenhonderdjarig bestaan te vieren. Jolles, J.A., De schuttersgilden en schutterijen van Noord-Brab ant, deel I en II, ’s-Hertogenbosch 1933 en 1934, Arnhem 1974, deel II, pag. 211 tot en met 214. J.A. Jolles (1888 - 1946) was in zijn jeugd geïnfecteerd geraakt met tuberculose. Hierdoor was een universitaire opleiding voor hem niet weggelegd geweest. Om toch een groot wetenschappelijk levenswerk achter te laten besloot deze Arnhemse bibliothecaris alles op het gebied van de bestaande schuttersgilden te verzamelen en in een serie boeken uit te geven. Hij schreef tezamen zes delen over de Gelderse, Limburgse, Zeeuwse en Brabantse schuttersgilden. De boeken worden wel ’De bijbels van het gildewezen’ genoemd. In 1933 en 1934 schreef Jolles twee boeken over de schuttersgilden en schutterijen van Noord-Brabant. Hij gaf ze een veelzeggende ondertitel mee: ’Overzicht van hetgeen nog bestaat’. De ongeveer 190 Brabantse gilden die er nog waren, verkeerden op dat moment in een miserabele toestand. Doordat hij op het juiste moment de noodklok luidde en de schuttersgilden wist wakker te schudden, kan Jolles gezien worden als een van de grote animators van de herstelbeweging van de schuttersgilden. Ising, A., Met vliegend vaandel en slaande trom. Ontstaan en ontwikkeling van schuttersgilden en schutterijen in Brab ant en Limb urg, Hapert 1986, pag. 40. Jolles, De schuttersgilden en schutterijen van Noord-Brab ant, pag. 8-21. Oomen, J.M., Bib liografie der Noord-Brab antse Schutsgilden, Eindhoven 1972, pag. 4 – 13. 17 RANB Vught R 47 (februari 1609), RANB DOV 329 (1459) en DOV 253 (1470). 18 RANB DOV nrs. 284, 368. Zie verder dit artikel onder Het gilde Sint Anna. 19 Autenboer, E. van, dr., De kaarten van de schuttersgilden van het hertogdom Brab ant 1300 – 1800, deel I en II, Tilburg 1993/1994. 20 Zie verder dit artikel onder Het gilde Sint Barbara. 21 RANB, DOV, Statuten van het gilde St. Seb astianus en St. Antonis uit 1489, inv.nr. 428. Smulders, Ferd., ”Reglement van 1489 van het Sebastiaan- en Anthonisgilde te Vucht” in: De kleine Meierij, ’s-Hertogenbosch 1958. De St. Sebastiaenbroederschap bestond ook al 20 augustus 1466; RANB R 1235, fol. 81 v (ontleend aan aantekeningen van J.J. de Kort). 22 Kappelhof, Vughtse Historische Reeks. Vught vanouds, deel 3, pag. 26 e.v. 23 Autenboer, E. van, dr.,a.w., pag. LI, 17, 65, 109, 134, 176, 185, 234, 304, 313, 349, 593. 24 Uit het woord nieuwe kan worden opgemaakt dat er ook oude regels zijn geweest en dat dit gilde dus reeds vóór 1489 bestond. 25 Dit reglement is geschreven met het schrift van de vijftiende eeuw, evenals het boekje over de Tiend-percelen van de Duitse Orde. Das - Horsmeier, Begraven in Vught, pag. 101 en 102. 26 De veiling vond plaats van 27 tot en met 30 juli 1915 in het Casino te ’s-Hertogenbosch. In de catalogus onder nr. 149 staat vermeld: een gildeketting met schilden en vogel van het gilde Sint Seb astiaan te Vught - anno 1644 en onder nr. 83: tinnen b ord St. Barb ara schuts Vugt 1825. Op 30 januari 1996 stuurt gildebroeder jhr. T.C.H.M.G. (Thom) van Rijckevorsel (Vught, 1936), wonende te Luxemburg, een brief naar het gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan met o.m. de volgende inhoud: Als kleinzoon van mevrouw Aug. Van Lanschot-Lagasse de Locht heb ik onder de oorlog een tijd op kasteel Maurick gewoond. Zo kende ik in haar b ezit een b ruin kartonnen doosje met daarin o.a. de papegaai met ketting. Toen ik in de jaren vijftig secretaris was van het gilde is dit zilver ter sprake gekomen doordat een gildeb roeder b eweerde dat hij dat persoonlijk van ’mevrouwkes’ ten geschenke had ontvangen. Ik heb dat toen vrij gauw duidelijk kunnen rechtzetten en in overleg met mevrouw Van Lanschot is toen b esloten het zilver in 1953 aan het gilde aan te b ieden en met de toevoeging van de naam Sint Seb astiaan de traditie van dat gilde weer te doen herleven. Ik heb een aantekening gevonden waaruit b lijkt dat dit zilver is gekocht door mijn grootvader, August van Lanschot, b urgemeester van Vught en wonend op kasteel Maurick, op een grote veiling van de inb oedel van Herman van Rijckevorsel. Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught en Prov. Noord-Brab antse Courant (Het Huisgezin), 7 juli 1953. Rijckevorsel,
L.van, ”De buitenplaats Leeuwenstein”, in: Vughtse Historische Reeks. Vught vanouds, deel 3, Vught 1995, pag. 114, 115. 27 Geldelijke aanspraken, zoals Op 15 septemb er 1682, b ij de b oedelscheiding van Hendrik Cornelis van Helmont, kreeg diens schoonzoon, Jan Hendrik Haub raecken, een huis met aangelag, gelegen aan de Heikant, waarop een last drukte van twee gulden en negen stuivers, jaarlijks te b etalen aan ’t Bastiaangilde te Vught.. RANB R 49, fol. 447, RANB R 54, RANB R 61. 28 GAV 12, fol. 138 en 138v: opgave d.d. 2 juni 1809 van het gemeentebestuur aan de landdrost van Brabant. Genoemd worden de schutterijen van 1. St. Joris, 2. St. Sebastiaan (zonder St. Antonis), 3. St. Barbara, 4. St. Catharina. 29 Dat het gilde in 1843 nog zelfstandig was, blijkt uit een schild waarop gegraveerd staat: Vereerd aan de gilde van St. Seb astiaan te Vught, den 16 oktob er 1843 door den heer J.P. van Miert. Jacobus Petrus van Miert was de vierde burgemeester van Vught (1852 tot 1867). Toen Van Miert het schild schonk was hij nog geen burgemeester. 30 Autenboer, E. van, dr., a.w., deel I, pag. 65. GAV, Inv.nr. 12, blz.159. Notulenboeken 31 aug. 1807 en 25 aug. 1809. Het gilde van Sint Joris-voetboog te Cromvoirt,voorzien van een kaart, ingesteld ten dienste van jonker Jan van Bragt, ridder en hoogschout van de stadt ’s-Hertogenb osch en van de dorpe Vught en Cromvoirt in het jaar 1516. 31 Oirschot, A., van, Drie heerlijkheden aan de Lei; Helvoirt, Haaren, Cromvoirt, Haaren 1967, pag. 102. Kappelhof, Vughtse Historische Reeks. Vught vanouds, deel 3, pag.26. 32 Het Noordbrabants Museum te ’s-Hertogenbosch is jarenlang in het bezit geweest van een vaandel in b aniervorm uit b ontgekleurde stukken samengesteld, voorstellende het (nauwelijks te herkennen) Bourgondische kruis met aan de voorzijde een geschilderd medaillon, voorstellende Sint Lamb ertus en aan de achterzijde Sint Joris, met het opschrift: Cromvoirt 1844. Met stok en piek en koperen, met lood b ezwaarde b al (voor het zwaaien). Inv. nr. B1559 PG. In 1979 is, bij inventarisatie, dit vaandel niet meer in de collectie aangetroffen. Bij navraag in 1998 bij dr. Charles C.M. de Mooij, conservator historische afdeling van het Noordbrabants Museum, is volgens hem afstand van dit voorwerp gedaan vanwege de erbarmelijke staat waarin het verkeerde. Het is gewoon weggegooid. Dit Cromvoirtse vaandel is in 1900 op een veiling in kasteel Heeswijk (veiling Van den Bogaerde, Heeswijk/Amsterdam 1900) gekocht. De aankoopsom is niet bekend. 33 Jolles, a.w., deel II, pag. 12. 34 Noordbrabants Museum ’s-Hertogenbosch, inv. nrs. B1569aPG (anno 1738), B1569bPG (1766), B1569cPG (1772), B1569dPG (1614), B1569ePG (1615), B1569fPG (1620), B1569gPG (1641) en 11.521 (1696). Het Cromvoirtse gildezilver is uitvoerig beschreven in: cat.tent. ’s-Hertogenbosch 1964, Centraal Noordbrabants Museum, De gilde viert, pag. 27, nr. Z 109 en cat.tent. ’s-Hertogenbosch 1983, Noordbrabants Museum, Schuttersgilden in NoordBrab ant, pag. 11, cat.nr. 3.1.9. Knippenberg, W.H.Th. ”Brabants gildezilver III”, in: De Gildetrom, jrg. 15 (1968), pag. 5 en ”Brabants gildezilver IV”, in: De Gildetrom, jrg. 16 (1969), pag. 8. Smit, Museumgids 1926, pag. 55. Catalogus veiling Van den Bogaerde, Heeswijk/Amsterdam 1900, nr. 944 y. 35 Catalogus veiling Van den Bogaerde, Heeswijk/Amsterdam 1900. Jolles, a.w., deel II, pag. 12. 36 RANB, Archieven Duitse Orde Vught 1334 - 1795, inv.nrs. 284, 368. 37 Archief gilde Sint Catharina, Vught. 38 GAV, R. 49 fol. 137. Volgens het Schepenregister van Vught wordt op 10 februari 1660 het gilde genoemd: Gilde van St. Catharina ende Anna tot Vucht. Archief gilde Sint Catharina, Vught. Boek 1. 39 Ven, D.J., van der, De gilde viert, Groningen 1931, pag.6. 40 Hubertus Vugts en zijn broer Bernardus Vugts, twee zgn. Constantijnen, zijn in 1936 aangenomen als gildebroeder bij het Vughtse Sint-Catharinagilde. De tamboer van het gilde, Hanneske Meijs, is overgestapt naar het SintBarbaragilde. Archief Sint Catharina, Vught. Het Vughts Historisch Museum beschikt over enkele foto’s van het SintConstantinusgilde, alsmede over het vaandel. 41 Jolles, a.w., deel II, pag. 214. 42 Willem van de Laarschot is 24 jaar raadslid geweest. Iedereen had indertijd een vaste plaats in de raadszaal. De vaste stek voor hem was die nabij een monumentale roodkoperen asbak waarin een rat was gegraveerd. Vandaar dat hij de bijnaam ’Rat van de Laarschot’ kreeg toebedeeld. 43 Notulenb oekje 1e Gildefeest Kring ”Maasland”, 18 augustus 1935, op en rondom kasteel Maurick te Vught. Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught. Secretaris Willem van de Laarschot, ‘voorzitter der reclamecommissie’ Frans de Bekker en kroegbaas P.P. van Helmond (van café De Valk) slaagden erin een voor die tijd (en naar Vughtse begrippen) eminente organisatie op touw te zetten en te realiseren. 44 Voor die tijd was de heer mr. C.J.M. Dony een goede strateeg. Ter ere van zichzelf zocht hij volkse Vughtse mensen aan om een zogenaamd gilde te stichten. Daarnaast bezat hij, wellicht via zijn vader – de architect, invloedrijke proposities. Zo is hij via connecties in contact gekomen met de NV Stoom- en Tabaksfabriek Th. Niemeijer in Groningen. Dit resulteerde in een voor die tijd (1931) gangbaar album: een plaatjesalbum met als titel ”De gilde viert” van auteur en
volkskundige D.J. van der Ven (1891 - 1973). De plaatjes moest men sparen door produkten te kopen. Niemeijer deed deze actie in navolging van de bekende Verkade-albums, die er echter veel luxueuzer uitzien. Veel foto’s in dit plaatjesalbum zijn gemaakt rondom kasteel Maurick en Huize Muiserick. Opvallend is, dat de gevelsteen (met de rode ster van het geslacht Heym) in de voorgevel van het kasteel direct overeenkomt met het beeldmerk van de tabaksfabrikant. Niemeijer heeft daar handig op ingespeeld. Inmiddels is dit album tot ’collectors-item’ verworden, zeker onder de schuttersgilden. Het is jammer dat ondanks de bloemrijke taal en mooie volzinnen dit document geen essentiële informatie over de historische betekenis van de Brabantse-, Limburgse- en Gelderse gilden bevat. 45 Hobsbawm, E. ”Introduction: Inventing Tradition”, in: Eric Hobsbawn en Terence Ranger (eds.), The Invention of Tradition, Cambridge 1983. Bijvelds, ”Van ’zuipschutjes’ tot cultuurdragers” in: Brab ants Heem, jrg. 50, nr.2, pag. 69. In de sociale wetenschap heeft het begrip Invention of Tradition vooral bekendheid gekregen door de gelijknamige publicatie die in 1983 onder redactie van Eric Hobsbawm en Terence Ranger verscheen, In de inleiding van deze bundel geeft Hobsbawm aan dat sommige ‘tradities’, waarvan wordt beweerd dat ze oud zijn, vaak van vrij recente origine zijn of zelfs compleet zijn uitgevonden of opnieuw uitgevonden. Tradities blijken dus soms niet zo oud te zijn als wel wordt aangenomen. De schuttersgilden uit Noord-Brabant zien zichzelf vaak als bewaarders van oude tradities. Tradities zoals het vendelen en het kleedgedrag van beide huidige Vughtse gilden, zijn zaken waarmee de gilden zich in de openbaarheid manifesteren. Deze worden vaak gezien als archetypen van schuttersgilden, als zaken die van oudsher bij de gilden horen. Als naar de geschiedenis van de schuttersgilden wordt gekeken, dan zijn deze gebruiken eigenlijk pas vrij recent bij de gilden ingevoerd. Gildekleding vormt bij uitstek een voorbeeld van Invention of Tradition. In de jaren vijftig en zestig van deze eeuw werden sommige ‘kledingtradities’ uit het niets geconstrueerd. De over het algemeen bonte uitdossingen hebben weinig te maken met de oorspronkelijke kleding van schuttersgilden uit vervlogen tijden. Die kleding was juist overwegend donker en sober. Tot in de jaren vijftig gingen de gildebroeders van de Vughtse rooi en de blauw schuts gewoon in hun zondagse costuum met een sjerp om het middel geknoopt naar bijeenkomsten. Het vendelzwaaien wordt ook gerekend tot Invented Tradition. Vendeliers, die van oudsher bij de gilden lijken te horen, zijn pas begin jaren twintig binnen de Noord-Brabantse gilden geïntroduceerd. Jan van de Mortel (1902 - 1992), de staande deken van het Sint-Catharinagilde en invloedrijk persoon binnen de Noordbrabantse schutterswereld, heeft op geheel eigen wijze een belangrijke bijdrage geleverd tot de ‘uitgevonden’ tradities. Vanuit deze optiek valt ook het zogenaamde vierwindstrekentrommen te verklaren. Dit gebeurt altijd op de avond vóór de jaarlijkse teerdag van het SintCatharinagilde. Op vier plaatsen binnen de gemeente Vught doen de gildebroeders, de koning en vaandrig, na hun vergadering, met hun tamboers kond van de aanstaande teerdag. Tevoren meldt men zich bij de politie om aan te geven dat men daags daarna niet beschikbaar is om de orde te handhaven. Dit verwijst naar een van de kerntaken van het gilde in vroeger eeuwen. Jan (Joannes, Benedictus, Cornelius, Maria) van de Mortel (19 december 1902 te ’s-Hertogenbosch - 23 februari 1990 te Vught) heeft een indrukwekkende staat van dienst binnen het Noordbrabantse gildewezen achter de rug. In 1935 trad hij aan bij het Sint-Catharinagilde. Als telg uit een gegoede familie kwam hij in contact met de Vughtse burgemeester August W. J. van Lanschot, die zich op dat moment inzette voor het in stand houden van de schuttersgilden in NoordBrabant. Op zijn manier was Van de Mortel slim. Het gilde van Sint Catharina (op een haar na tot sterven dood) wist hij nieuw leven in te blazen en tevens als springplank te gebruiken voor zijn opmars naar de gehele provincie NoordBrabant. Niet voor niets wordt - ook nu nog - binnen de Brabantse gildewereld gesproken over ”het gilde van Jan van de Mortel”, terwijl het Vughtse Sint-Catharinagilde wordt bedoeld. Jan van de Mortel, in het dagelijkse leven assuradeur, bezat een voor die tijd enorm ontwikkeld organisatietalent. Hij maakte in zijn gloriejaren deel uit van 58 besturen en organisaties. Jan stond bekend als zeer gezagsgetrouw en beschermer van geloof en traditie. Daarnaast was hij spontaan en hartelijk en bezat een groot gevoel voor humor. Gaandeweg ontpopte hij zich als dé autoriteit op gildegebied. Met gevoel voor fantasie, wist hij velen voor zijn gedachten en ideeën te winnen. Door zijn kordaat optreden heeft hij indertijd ruimschoots kans gekregen en gezien de Noordbrabantse gilden op de kaart te zetten. Jan van de Mortel was van 1946 tot 1980 staande deken van het Sint-Catharinagilde. Bij zijn aftreden werd hij in 1980 tot ere staande deken benoemd. Hij is tamboer geweest van 1936 tot 1968. In 1956 werd hij voor een halfjaar hoofdman. Archief gilde Sint Catharina, Vught. Haase, R., Vademecum Noordb rab antse Federatie van Schuttersgilden, jrg. 11, Eindhoven 1999. 46 Bijvelds, a.w., pag. 63. 47 Das-Horsmeier, a.w., pag. 101-105. 48 Zie ook dit artikel onder: Het gilde St. Barbara en Het gilde Sint Sebastiaan en Sint Antonis. 49 J.A. Jolles (1888-1946) voor korte karakteristiek zie dit artikel onder: Het gilde Sint Catharina. Mgr. dr. P.C. de Brouwer (1874-1961), algemeen bekend als ’den doctor’ of ’de emancipator van Brabant’, kan beschouwd worden als de ideoloog en stimulator van het streven de provincie Noord-Brabant cultureel te verheffen. De gilden waren dragers van een belangrijk deel van het Brabantse culturele erfgoed. P.C. de Brouwer hield vele spreekbeurten voor gildebroeders en belangstellenden. In deze lezingen deed hij een hartstochtelijk beroep op de gildebroeders het oeroude Brabantse gildewezen voor de totale ondergang te behoeden.
Jhr. mr. R.A. (René) van Rijckevorsel (1896-1967) werd als lid van een adellijke familie in ’s-Hertogenbosch geboren. Gedurende zijn leven was deze burgemeester van Berlicum zeer begaan met de Noord-Brabantse schuttersgilden. Vooral op organisatorisch vlak heeft hij het herstel van de Noord-Brabantse gilden in de jaren dertig weten te bevorderen. Door toedoen van Van Rijckevorsel is de ’Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden’ (NBFS) ontstaan. Bijvelds, a.w. Brab ants Heem, pag. 66/67; Haase, Vademecum Noordb rab antse Federatie van Schuttersgilden 1999; Iven, a.w., pag. 33, 122; Rijckevorsel, R.A., van jhr. mr., Enkele gedachten over onze Federatie, Berlicum 1956, pag. 2; Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught, Notulenb oekje 1e Gildefeest Kring ”Maasland”, 18 augustus 1935 te Vught. 50 Jolles, a.w., pag. 211, 212, 213, 214. 51 Berge, D., ten, Bib van Lanschot, ’s-Gravenhage 1994, pag. 23. 52 Toorians, J.Th.M., Het vendel, Bergen (NH) 1969, pag. 149, 150, 151. 53 Iven, a.w., pag. 107, 108. Timmers, a.w., pag. 875, 876. 54 Wilhelmus J. (Willem) van der Steen (1909 - 1985) was koning van het Sint-Barbaragilde in de periode 1934 - 1938 (4 jaar). Het schilderij (olieverf op doek) is in privé-bezit van mevrouw Annie Oremans - van der Steen, ’s-Hertogenbosch. Het laat echter duidelijk zien hoe de Vughtse gildebroeders er in die tijd uitzagen. De gildekleding op de hoogtijdagen bestond uit een net, zwart zondags pak, met overhemd en stropdas. Het hoofddeksel was een pet, gleufhoed of hoge hoed. Met dit laatste zag men er al heel sjiek uit. Verder was er de sjerp, het klassiek geworden onderscheidingsteken van de gildebroeders. De gildebroeders van Sint Barbara droegen die om hun middel. Bovendien waren de sjerpen schaars. In eerste instantie bedoeld voor de hopman en de dekens (bestuursleden). Dat het uitzonderlijke kentekenen waren voor de leden van Sint Barbara beschrijft Jolles in zijn boek dat begin jaren dertig verschijnt: ”Zes blauwe sjerpen met zilveren franje”. Tot ver vóór de Tweede Wereldoorlog droegen niet alle gildebroeders een hoofddeksel, sjerp of costuum. Een trendbreuk is gezet door het Sint-Catharinagilde, toen enkele leden besloten hun trouwpak aan te trekken, de hoge zij op te zetten en om die hoge zij (hoed) een gerimpelde band in de (Catharina-)kleur rood aan te brengen. Dit moet in ieder geval na 1943 zijn gebeurd. Wanneer precies, is onbekend,. Vast staat, dat het nieuwe ”kostuum” van Sint Catharina indruk maakt op de gildebroeders van Sint Barbara. In 1949 wordt besloten blauwe stof te bestellen om hoge hoeden te bekleden en begin jaren vijftig wenst iedereen een blauwe sjerp. Ising, a.w., pag. 45; Jolles, a.w., pag. 211. Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught, Notulen Gilden Sint Barb ara 3 januari 1948 tot en met 4 juli 1953. 55 Dit schilderij (olieverf op doek; 86 cm x 66 cm) is door de Kanunnikessen van Regina Coeli in 1972 aan het SintBarbara - Sint-Sebastiaangilde geschonken met de bepaling dat het een markante plaats in de Sint-Petruskerk zou krijgen. Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught. 56 De maakster van het altaarbeeldje is de Vughtse kunstenares H.M.J.M. (Mien) Grips (1916 - 1998). Het beeldje werd in opdracht van gildebroeder Wim van Hooff gemaakt en is nog steeds zijn eigendom. Zie ook artikel elders in deze bundel over de familie Grips. 57 Uit de kopiekaart van 1789 blijkt dat het Sint-Barbaragilde in 1525/1526 een altaar met beeld had in de Sint-Pietersof Strooienkerk, die gesitueerd was aan het tegenwoordige Maurickplein. Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught. 58 Iven, a.w., pag. 108; Timmers, a.w., pag. 950, 951. 59 Archief gilde Sint Catharina, Vught. Boek 1 Oud geb ed van het Gilde St. Catherine te Vught het welk vermeld is in het: Reglement of de Carde van St. Catherine Schuts anno 1793. 60 Aangeboden door het kerkbestuur van de Petrusparochie ter gelegenheid van de viering van het ”700-jarig bestaan” van het gilde in 1998. Door pastoor Martien Mesch op de teerdag van het gilde (28 november 1998) plechtig ingewijd. 61 Archief gilde Sint-Catharina, Vught. 62 Archief gilde Sint Catharina, Vught. Op de teerdag van 1987 is tijdens de H. Mis dit beeld en het nieuwe vaandel gezegend door celebrant pastor F.M.J. Tilman, rector vanHuize De Braacken. 63 De Gildetrom, jrg. 45, nr. 2 (1998), pag. 55, 56. 64 Iven, a.w., pag. 108, 109; Timmers, a.w., pag. 987, 988. 65 RANB, R 1235, fol. 81 v en Schutjes, L.H.C., Geschiedenis van het b isdom ’s-Hertogenb osch, ’s-Hertogenbosch 1948, deel V, blz. 848. 66 Archief gilde Sint Barbara - Sint Sebastiaan, Vught. 67 Archief gilde Sint Barbara – Sint Sebastiaan, Vught en Archief gilde Sint Catharina, Vught.
Fotobijschriften
1. Beeldmerk Sint Barb ara - Sint Seb astiaan; gekroonde Sint Barb ara draagt in linkerhand palmtak en in rechterhand toren met drie vensters. In gegraveerde rand vier pijlen, duidend op Sint Seb astiaan. In 1973 ontworpen door Wim van Hooff. Een alpaca-uitvoering van dit logo b ezitten de gildeb roeders als draaginsigne
Beeldmerk Sint Catharina; gekroonde Sint Catharina draagt in rechterhand palmtak en houdt middenvoor met b eide handen staand zwaard vast. Rechtsonder geb roken rad. In 1949 ontworpen door Jan Sonneb orn 2. Koningsschild Sint Joris Cromvoirt; 1772, hoog 158 mm, b reed 127 mm. In afb eelding man met zweep in rechterhand gevolgd door paard dat tweewielige huifkar trekt. Daaronder inschrift: ”HENDRIK. IAN. WITLOKS. CONING TOT CROMVOORT IN. T. JAAR 1772”. Onregelmatige contouren. Boven en onder langs de rand gegraveerde decoratie met lofwerk. (Foto: Collectie Noordb rab ants Museum, inv.nr. B 1659 c PG) 3. Koningsschild Sint Joris Vught, 1759; hoog 190 mm, b reed 150 mm. Op afb eelding vissers in opgetuigde voor anker liggende vissersb oot. Vangst wordt b innengehaald. Daaronder inschrift: ”PETER ViSSER OUDT SCHEEPPEN EN: KONiNG: VAN: ST JORiS SCHUTTERÿ: TOT VUGHT: ANN; 1759”. Boven en onder langs de rand een gegraveerde decoratie met lofwerk. (Foto: Han Janssen) 4. De NV Stoom- en Tab aksfab riek Th. Niemeyer uit Groningen is in 1931 uitgever van het plaatjesalb um ”De gilde viert”. Op de voorzijde ervan pronken o.a. vendelier Bernardus Vugts, tamb oer Hanneske Meijs (r) en hoofdman Harry Donhuyzen (l) van het Sint-Constantinusgilde. (Foto: J. Moussault) 5. Na de Tweede Wereldoorlog komt het gildeleven weer op gang. In 1946 scharen de leden van Sint Barb ara en Sint Catharina zich in vol ornaat (!) op de b innenplaats van kasteel Maurick rond hun b eschermvrouwe, M. van LanschotLagasse de Locht. Links en rechts naast haar, b eiden met hoofdmanstaf, de hoofdlieden G. Adriaanse en H. Maas. (Foto: Foto Van Dijk) 6. In 1937 op b edevaart naar de Zoete Moeder van Den Bosch. Koning W. van der Steen van Sint Barb ara (l) en koning J. van de Mortel van Sint Catharina (r) klaar voor de tocht terug naar Vught. H. Vugts (m) draagt het vaandel. (Foto: Fotob ureau Het Zuiden) 7.
(laten vervallen?)
Koningen en zilverdragers nemen het er even van tijdens het grote Landjuweel in Vught in 1949. Op de achtergrond trekt de optocht langs de toeschouwers. Voorgrond midden (met sigaret) koning Wim Adriaanse van Sint Cathrien. Piet Beks, koning van Sint Barb ara, komt aanlopen. (Foto: Press-Art Studio) 8. ”Leve de koning!”. Piet Beks van Sint Barb ara - Sint Seb astiaan valt in 1981 deze eer te b eurt. De nieuwe koning neemt via hoofdman Harrie Schuurmans (uiterst rechts) de felicitaties van het zustergilde SintCatharina in ontvangst. (Foto: Ivo Sekhuis) 9. Op 4 juni 1980 flankeren de koningen Theo Vullinghs (l) en Jos van Rooy neomist L. Receveur bij het verlaten van de Petruskerk om aan hem de eed van trouw te hernieuwen en de vendelgroet te brengen. (Foto: Ivo Sekhuis) 10. Bij de opening van het Nationaal Monument Kamp Vught in 1990 b egeleiden de koningen J. van Genuchten (r) van Sint Barb ara - Sint Seb astiaan, R. van Kuyk (l) van Sint Catharina en A. Heesakkers (uiterst links) van gilde Sint Willeb rordus
uit Heeswijk Hare Majesteit koningin Beatrix. (Foto: Archief gilde Sint Catharina) 11. August van Lanschot, van 1899 tot 1923 b urgemeester van Vught, de onmisb are steunpilaar voor de Vughtse gilden in die jaren. (Foto: P. Weynen) 12. Kunstschilder Reinier Pijnenb urg portretteert in 1945 koning Willem van der Steen van ”De b lauw schuts” (Sint Barb ara). (Foto: Foto Remb randt) 13. De eredame van Sint Catharina, C. van de Mortel-van Rijckevorsel, wordt in 1957 met gilde-eer b egraven. Leden van Sint Catharina draperen het koningskazuifel over de kist. (Foto: Fotob ureau Het Zuiden) 14. Joep H. M. Chappin. (1907-1998), van 1968 tot 1980 hoofdman van Sint Barb ara - Sint Seb astiaan. Een markant gildeb roeder die b ehoud van tradities overtuigend wist te comb ineren met de geest van de nieuwe tijd. (Foto: Archief gilde Sint Catharina) 15. Tamb oer Hanneske Meijs van Sint Barb ara - Sint Seb astiaan roert de trom tijdens de Kringdag Maasland in Vught in 1971. (Foto: Han Janssen) 16. Ontwerp van Wim van Hooff voor het nieuwe vaandel van Sint Barb ara - Sint Seb astiaan. Centraal een medaillon met Sint Barb ara. Draagt martelpalm en (Vughtse) toren met drie vensters op elke zijde. In Bourgondisch kruis vier pijlen, duidend op martelaar Sint Seb astiaan. Blauw, de kleur van de oprechtheid, overheerst. In 1989 vervaardigd door mevrouw Roelofs uit Geldrop. (Collectie: Archief gilde Sint Barb ara – Sint Seb astiaan) 17. Toon Beks (uiterst rechts), jarenlang geroemd vendelier en instructeur, presenteert in mei 1955 de nieuwe vendelgroep van Sint Barb ara. Trots tonen zij de nieuwe uniformen en de door b eschermheer mr. F.A.J. Deelen (1895-1971) geschonken vendels. V.l.n.r.: Tonnie van Ooyen, Bertus van Berkel, Jantje van Wijk, Piet van Rooy, tamb oer Rinie Beks, Harrie van Vreede, Johan van Weert en Toon Beks. (Foto: W. van Veldhoven) 18. Jan van de Mortel (derde van links) wordt op 30 april 1983 geëerd voor zijn inzet voor het Brab antse gildewezen. Hij ontvangt het zilveren medaillon van de Noordb rab antse Federatie van Schuttersgilden (NBFS). V.l.n.r.: mr. Dirk Reitsma (1923-1999) b urgemeester van Vught, koning Miel Blomjous van Sint Catharina, de geëerde zelf, koning Piet Beks van Sint Barb ara - Sint Seb astiaan en ook van dit gilde de illustere leden Toon Beks en Janus Verdonk. (Foto: Jan Zandee) 19. ”Zwaaien zwierig zwenkend rond; raken hemel, nooit de grond”. Een frase uit Louis Schröders ”Landjuweel”. Vloeiende b eweging, verdeelde inspanning, gedeelde kracht. In 1989 tijdens de viering van 40 jaar parochie Sint Paulus en Sint Antonius op het Moleneindplein letterlijk uitgeb eeld door vendelier Jos van Gogh van Sint Catharina. (Foto: Judith Baas) 20. Op 17 septemb er 1995 komen de gilden van ”de Dommelgroep” op het Vughtse raadhuis b ijeen voor het drinken van de erewijn. Daarna gaat het in optocht naar het feestterrein voor de kamp en de kout. (Foto: Jan van den Wittenb oer) 21. Koningsvogel Sint Barb ara; eind vijftiende of b egin zestiende eeuw, vóór 1503, hoog 114 mm, b reed 147 mm. Stadskeur: Bossche Boom, meesterteken: zevenpuntige, naar links draaiende ster. Halfplat, naar links gewend, b eide poten op knoestig en getorst takje. Lange staart van vogel krult naar b oven, vleugelpunten steken b oven ruglijn uit. Vogel draagt forse kroon met scherp getekende kruisb loemen en is met fijn vederdek gegraveerd m.u.v. van oog, halsb and en snavel. Kroontje, halsb and en poten zijn verguld. In realistisch weergegeven snavel draagt vogel een kruisb oog. Aan takje hangt aan ringetje een medaillon in vorm van uit knoestige twijgen gevlochten kroon waarin Barb arab eeldje is gesoldeerd. Twee merktekens zijn afgeslagen in vlakke rugplaat van vogel. (Foto: Fotostudio
Schipper)
Koningssikkel Sint Barb ara die koningsvogel draagt; 1818, twee torentjes uit b egin zestiende eeuw. Sikkel met opstaande rand. Inschrift: ”Opgedragen door I. Iannette Vice Burgemeester van Vught aan de Schutters-Gilde van St. Barb ara Daar denzelve Ex Officio ter b evrijding van den Boom den Konings-vogel schoot den 12 Octb ob er 1818” en wapen met leeuw in schild onder opstaande sleutel (gemeentewapen Vught). Links en rechts twee kantige torentjes met spits dak. Tegen één ervan (46 mm) halfplat reliëfb eeldje van Barb ara. (Foto: Fotostudio Schipper) 21/A. (alternatief) Koningsvogel Sint Barb ara; eind vijftiende of b egin zestiende eeuw, vóór 1503, hoog 114 mm, b reed 147 mm. Halfplatte vogel staat op getorst takje. Vogel draagt forse kroon met scherp getekende kruisb loemen. Fijn gegraveerd vederdek. Kroontje, halsb and en poten zijn verguld. Kruisb oog aan snavel. In ringetje aan takje een medaillon in vorm van gevlochten kroon waarin Barb arab eeldje is gesoldeerd. Twee merktekens in vlakke rugplaat van vogel. (Foto: Fotostudio Schipper)
Koningssikkel Sint Barb ara, 1818. Draagt koningsvogel. Sikkel met opstaande rand. Inschrift: ”Opgedragen door I. Iannette Vice Burgemeester van Vught aan de Schutters-Gilde van St. Barb ara Daar denzelve Ex Officio ter b evrijding van den Boom den Konings-vogel schoot den 12 Octb ob er 1818”. Links en rechts twee kantige torentjes uit b egin zestiende eeuw met spits dak. Tegen één ervan (46 mm) halfplat reliëfb eeldje van Barb ara. (Foto: Fotostudio Schipper) 22. Koningsvogel Sint Seb astiaan; eind vijftiende eeuw, hoog 125 mm, b reed 165 mm. Op voorzijde van ring in hals (deel) tekenafslag. Halfplat, naar links gewende vogel met b eide poten op knoestig takje. Lange staart. Vleugelpunten steken b oven ruglijn uit. Draagt eenvoudige kroon en is met fijn vederdek gegraveerd, m.u.v. oog, halsb and en snavel. Aan ketting door realistisch weergegeven snavel hangt handb oog. Halsb and is op achterzijde in gegraveerde vorm doorgezet. Aan takje hangen twee medaillons. Op b eide vrijwel gelijke afb eeldingen van gehelmde ruiter te paard met pijl in rechterhand, rijdend over gekroonde liggende persoon die scepter in hand heeft. Op rechtermedaillon rond afb eelding inschrift: ”Adij 26 Jinij Willem . Willemsen:piereijs.op.Dueteren . Etatis . sue . Anno . 1644*”. Sierlijk opengewerkte rand met lofwerk. Inschrift achterzijde rechtermedaillon: ”Coninck Van Den Edelen Hantb oogh JN\VVcht”. Inschrift achterzijde linkermedaillon: ”Willem Jansen b oer TechenWoordig Vendrager van den Edelen Hantb oogh In VVcht Etatis Sue Den 6 Junius Anno 1647”. (Foto: Fotostudio Schipper) 22/A. (alternatief) Koningsvogel Sint Seb astiaan; eind vijftiende eeuw, hoog 125 mm, b reed 165 mm. Halfplatte vogel staat op takje. Lange staart. Vleugelpunten steken b oven ruglijn uit. Eenvoudige kroon. Vederdek fijn gegraveerd. Ketting met handb oog aan snavel. Halsb and op achterzijde in gegraveerde vorm doorgezet. Twee medaillons aan takje. Op b eide afb eeldingen van ruiter te paard en liggende figuur. Op rechtermedaillon inschrift: ”Adij 26 Jinij Willem . Willemsen:piereijs.op.Dueteren . Etatis . sue . Anno . 1644*”. Sierlijk opengewerkte rand met lofwerk. Inschrift achterzijde rechtermedaillon: ”Coninck Van Den Edelen Hantb oogh JN\VVcht”. Inschrift achterzijde linkermedaillon: ”Willem Jansen b oer TechenWoordig Vendrager van den Edelen Hantb oogh In VVcht Etatis Sue Den 6 Junius Anno 1647”. (Foto: Fotostudio Schipper) 23. Koningsvogel Sint Barb ara - Sint Seb astiaan; 1984, hoog 75 mm, b reed 90 mm. Halfholle vogel, naar links gewend, grof ongegraveerd gevederd. Beide pootjes staan op knoestig takje. Lange rechte staart. Hoge kroon, halsb and en pootjes zijn verguld. Draagketting b evestigd aan halsb and en vleugeleind. Aan takje twee kettinkjes b evestigd die dub b ele medaillon dragen. Op linkermedaillon afb eelding Sint Barb ara met daaronder inschrift: ”Sint Barb ara”. Onder aan linkermedaillon hangt handb oog. Op rechtermedaillon afb eelding Sint Seb astiaan met daaronder inschrift: ”Sint Seb astiaan”. De samengevoegde medaillons heb b en opengewerkte gegraveerde randen met b loem- en decoratiemotieven. Onder op rechtermedaillon vier afslagen: in rechthoek meesterteken Martien van Amelsfoort, in cirkel hoofd Minerva waarop letter K als kantoormerk 's-Hertogenb osch, in zeshoek naar rechts stappende leeuw met Romeinse II onder de b uik als aanduiding 2e gehalte zilver en jaarletter Z voor 1984. (Foto: Han Janssen)
Koningssikkel Sint Barb ara - Sint Seb astiaan, eenheid met vogel; 1984. Onder op rand sikkel vier identieke afslagen als op dub b ele medaillon aan vogel. Op sikkel afb eeldingen van Huize Muiserick en van wapen van familie Fentener van Vlissingen. Boven afb eeldingen inschrift: ”Aangeb oden door de Beschermheer”. Onder tussen afb eeldingen inschrift:
”1964 – 1984”. Onder afb eeldingen inschrift: ”F.H. Fentener van Vlissingen”. (Foto: Han Janssen) 23/A. (alternatief) Koningsvogel Sint Barb ara - Sint Seb astiaan; 1984, hoog 75 mm, b reed 90 mm. Halfholle, naar links gewende, grof ongegraveerd gevederde vogel staat op takje. Lange rechte staart. Hoge kroon, halsb and en pootjes zijn verguld. Aan linkermedaillon hangt handb oog. Op linkermedaillon afb eelding Sint Barb ara met daaronder inschrift: ”Sint Barb ara”. Op rechtermedaillon afb eelding Sint Seb astiaan met daaronder inschrift: ”Sint Seb astiaan”. De samengevoegde medaillons heb b en opengewerkte gegraveerde randen met b loem- en decoratiemotieven. (Foto: Han Janssen)
Koningssikkel Sint Barb ara - Sint Seb astiaan, eenheid met vogel; 1984. Op sikkel afb eeldingen van Huize Muiserick en wapen van familie Fentener van Vlissingen. Op sikkel inschriften: ”Aangeb oden door de Beschermheer”, ”1964 – 1984” en ”F.H. Fentener van Vlissingen”. (Foto: Han Janssen) 24. Koningsvogel Sint Catharina; 1503 / 1504 , hoog 115 mm, b reed 155 mm. Stadskeur: gekroonde Bossche Boom, keurmeesterletter: A (= 1503/1504) in schild, meesterteken: twee gekruiste sleutels achter een zwaard op een tienvoudig geschulpt veld. Vogel halfplat, naar links gewend, b oven het lijf een uitgedreven vleugel, aan voorzijde overdekt met gegraveerde veren, m.u.v. oog, snavel, halsb and, kroon en poten. Lage kroon b estaat uit Franse lelies op holle ring. Vogel staat op getorst takje met afgezaagde zijtakjes. Kroon, snavel, halsb and en poten zijn verguld. Op achterzijde op b anderol in gotische letters: ”Fraternitas ste Katherine / in Vicht me fieri fecit anno / 1503” (de b roederschap Sint Catharina / in Vught liet mij maken in het jaar / 1503.). (Foto: K.U. Leuven) 24/A. (alternatief) Koningsvogel Sint Catharina; 1503 / 1504 , hoog 115 mm, b reed 155 mm. Halfplatte, naar links gewende, vogel staat op takje. Voorzijde overdekt met gegraveerde veren. Lage kroon b estaat uit Franse lelies. Kroon, snavel, halsb and en poten zijn verguld. Op achterzijde op b anderol in gotische letters: ”Fraternitas ste Katherine / in Vicht me fieri fecit anno / 1503” (de b roederschap Sint Catharina / in Vught liet mij maken in het jaar / 1503.). (Foto: K.U. Leuven) 25. Koningsschild Sint Barb ara; 1658, hoog 130 mm, b reed 95 mm. Inschrift: ”HANDRICK HARMANS BOGERSCONINC VAN SINTE BARBERA CVLDE ANNO 1658”. Daaronder kruisb oog en wapen van Brab ant. (Foto: Fotostudio Schipper) 26. Koningsschild Sint Catharina; 1819, hoog 163 mm, b reed 128 mm. In afb eelding gegraveerde lijst met stucadoorgereedschappen, centraal daarin ruitvorm met b loemmotief. Onder afb eelding inschrift: ”JACOBUS VAN VLIJMEN Koning van de Gilde St. Catharina Vught, Anno MDCCCXIX”. (Foto: Han Janssen) 27. Raatjen van Sint Catharina. Schatting midden vijftiende eeuw, doorsnee 50 mm. Op voorzijde afb eelding van patrones, linksachter geb roken rad. Op achterzijde twee merktekens en twee namen ”ALBERT IAN” (N gespiegeld) en ”JAN GHISb ERT”. (Foto: Han Janssen) 28. (laten vervallen?) Kunstschilder Ton Frenken schildert in 1984 Jan van de Mortel. Collectie: Vughts Historisch Museum. (Foto: Han Janssen) 29. (laten vervallen?) Op voorstel van b eschermvrouwe M. van Lanschot-Lagasse de Locht krijgen de gildezusters van Sint Catharina in 1920 een draagteken. Sindsdien dragen zij dit veelkleurig geëmailleerd insigne. (Foto: Han Janssen) 30. Keten Sint Catharina; zeventiende eeuw. Keten met platte ringen, op sommige namen en jaartallen (”1608 GERIT PETERS D CROM; 1609 SERVAES CORNELISSEN; 1610 JAN SIMENS”). En verder: ”WILLEM WAN WERTH, HEYMAN DAENNELS SON, JAN DIRCS VAN DE VLOET, DIERCK JANS SOEN MOLLER”. (Foto: Han Janssen) 31 Koningsschild Sint Barb ara - Sint Seb astiaan; 1999, hoog 136 mm, b reed 125 mm. Voorstelling van kampende
gildeb roeders onder schutsb oom met versieringen is door de Vughtse kunstenaar Jan van Amelsfoort ontworpen en door de Bossche edelsmid Wim van den Berg geheel uit zilveren plaatwerk gedreven. Inschrift: ”Vught 29 juni 1997 / Opgedragen ter herinnering aan mijn leermeester Aart Bosveld † maart 1998 / Jacob us A.C. van Genuchten / Gilde St. Barb ara - St. Seb astiaan”. (Foto: Van Passel)
C.V.
C.M.A.M. (Kees) van der Bruggen (Vught 1951 - 2003) was journalist. Na commerciële opleidingen in ’s-Hertogenbosch, belandde hij in 1970 op de inkoopafdeling van het hoofdkantoor van een multinationale onderneming in Amsterdam. In 1978 volgde de overstap naar een vakbladuitgeverij in Doetinchem. In 1983 is hij onderscheiden met de persprijs midden- en kleinbedrijf over ’Etnisch ondernemerschap’. Sinds 1974 was hij gildebroeder van het Vughtse Gilde van Sint Barbara en Sint Sebastiaan. Ook was hij redacteur van het driemaandelijks tijdschrift voor de Noordbrabantse schuttersgilden De Gildetrom en was hij actief binnen de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden (NBFS) en de Europese Gemeenschap van Schuttersgilden (EGS).
Vanaf juli 1998 werkte Kees van der Bruggen met ondersteuning van gildebroeder Bert Lamboo (Gilde Sint Catharina), vormgever Han Janssen en gilderbroeder Jan Wijtmans (Gilde van Sint Barbara en Sint Sebastiaan) aan de samenstelling van ‘De blauw en de rooi schuts’.
Het artikel ‘De blauw en de rooi schuts’ verscheen in 1999 in deel VI van de Vughtse Historische Reeks. © De auteursrechten berusten bij de auteurs.