Windnieuws jrg 34 nr 2 hein prinsen 09mei17

Page 1

4

Verminderen van

effecten van wind op vogels DOOR HEIN PRINSEN

Windturbines worden sedert hun komst in het Nederlandse landschap met schade aan vogels in verband gebracht. Hoewel de metafoor van de ‘gehaktmolen’ terecht nog maar zelden wordt genoemd en de kennis van effecten van wind­turbines op vogels inmiddels zeer omvangrijk is, is het risico van schade aan vogels nog steeds aanwezig. In dit artikel een overzicht van de ‘state of the art’ bij het voor­spellen en verminderen van deze effecten. WINDNIEUWS - NR.2 2017

D

e doelstelling voor wind op land vraagt de komende decennia een verdere uit­ breiding van het totaal op­gestelde vermogen op land. In Nederland zijn hierbij con­flic­ ten met vogels bijna niet te vermijden. Vrijwel alle nu bestaande en reeds ge­plande windparken staan in de na­bij­heid van beschermde natuur­ge­ bieden of in gebieden die voor vogels anderszins van belang zijn: als broed­ gebied voor weidevogels, water­rijk rust- en voedsel­gebied voor water­­­ vogels of doortrekgebied. Vooral tijdens de seizoenstrek in de kustzone en langs het IJsselmeer. Vanwege deze ruimte­lijke nabijheid vinden in de meeste wind­parken in Nederland dagelijks vlieg­bewegingen van vogels plaats.

Zowel bij aanleg als bij het in bedrijf hebben van windturbines kunnen leef­ gebieden voor vogels aangetast of ver­ stoord worden. Wanneer de locatiekeuze goed is afgestemd op de aanwezigheid van vogels, is de bouw vervolgens niet zo’n belangrijke activiteit en gaat vrijwel alle aandacht uit naar de bedrijfsfase van het windpark.

“Windturbines zijn nog zelden een barrière voor trekvogels” Dit artikel beschrijft welke effecten van windparken op vogels optreden, waarom kennis hierover van belang is en hoe negatieve effecten op vogels verminderd (gemitigeerd) kunnen worden.


5

parken

Foto: Bureau Waardenburg

Welke effecten op welke soorten spelen een rol? Verstoring van broed-, rust- en voedselgebieden Door beweging, geluid en/of fysieke aanwezigheid kunnen windturbines een verstorende werking hebben op vogels. Er bestaat een groot verschil in versto­ ringsgevoeligheid van vogelsoorten. Als vuistregel geldt dat hoe groter de soort, hoe verstoringsgevoeliger. Ganzen mijden dus windparken duidelijk tot op grotere afstand dan zangvogels. Soorten van half besloten landschap zijn minder verstoringsgevoelig dan soorten van open landschap. Daarnaast zijn vogels in groepen meestal ook gevoeliger voor verstoring dan individuele exemplaren

van dezelfde soort. Dit alles betekent dat in het broedseizoen, wanneer vogels meer verspreid voorkomen en ook sterker gebonden zijn aan een bepaald gebied, zij in de regel minder verstoringsgevoelig zijn dan buiten het broedseizoen. Voor de meeste zangvogelsoorten zijn in de broedtijd tot nu toe geen of hooguit kleine verstoringsafstanden bij windpar­ ken vastgesteld: minder dan 50 meter. Een wat grotere soort, zoals bijvoorbeeld de kievit, is tijdens de broedtijd ook minder verstoringsgevoelig. De broed­ paren bewaren een afstand tot wind­ turbines van circa 100 meter of minder. Buiten het broedseizoen rusten kieviten in groepen en zoeken ze naar voedsel. In die periode mijden ze windturbines tot een afstand van gemiddeld 200 meter of

meer. Dit gaat ook op voor andere gro­ tere vogels, zoals ganzen en eenden. In de Wieringermeer is vastgesteld dat in ieder geval ganzen en zwanen gewen­ ning vertonen. Deze vogels zochten in de loop van een winterseizoen hun voedsel: oogstresten, steeds dichter bij de wind­ turbines, mede omdat dit hier eerder in het seizoen nog niet was opgegeten. Verstoring van vliegroutes; barrièrewerking Sommige vogelsoorten, zoals zeeeenden en kraanvogels, vermijden lange lijnopstellingen of grotere clusters van windturbines en vliegen liever om. Dit speelt vooral een rol in windparken in grote open gebieden. Bijvoorbeeld op de Noordzee en in het IJsselmeer en bij windparken met relatief kleine turbi­ WINDNIEUWS - NR.2 2017


6 nes dicht bij elkaar. Voor veel andere vogelsoorten, onder andere aalscholvers, ganzen, meeuwen, sterns, kraaiachtigen en zangvogels, is daarentegen aange­ toond dat ze zich weinig aantrekken van windturbines. Zij vliegen zonder zichtbare hinder door windparken heen. Moderne grote windturbines staan veel verder van elkaar dan oudere. Echte barrièrewerking, waarbij vogels niet van A naar B durven vliegen, speelt daarom nog zelden een rol van betekenis.

groot aantal soorten, maar toont voor kleine vogels minder dan de werkelijkheid.

Hoe komt de kennis van deze effecten tot stand en waarom is zij relevant? De beschikbare informatie over effec­ ten is vooral verkregen door veld­onder­ zoeken over vogelgedrag in bestaande

van een aanvraag voor vergunningen en/ of ontheffingen onder de nieuwe Wet natuurbescherming. In het kader van gebiedenbescherming moet worden getoetst of de effecten van het windpark op natuur het behalen van instand­houdings­doel­stellingen van Natura 2000-gebieden in gevaar kan brengen. In het kader van soorten­bescher­ming

Aanvaringsslachtoffers In Europa is sinds het begin van de oprichting van windparken veel onder­ zoek gedaan naar aanvaringsslachtof­ fers. Gestandaardiseerde onderzoeken in Nederland en België laten zien dat in de Lage Landen per turbine jaarlijks gemiddeld circa twintig vogels slachtof­ fer worden van een aanvaring met een windturbine. In windparken in de kustzone, waar de vogeltrek zich concentreert en in de regel ook veel lokale dagelijkse vliegbewegin­ gen van vogels plaatsvinden, bedraagt dit vaak meer. In het binnenland meestal minder. Figuur 1 geeft een samenvatting van vogelslachtoffers, gevonden in wind­ parken in Europa en in Nederland.

Figuur 1. BLAUW Het totaal aantal gevonden aanvaringsslachtoffers tot en met 31 december 2015 onder vogels in Europa en in Nederland voor een selectie van soortgroepen (gegevens Europa, gebaseerd op Langgemach & Dürr 2015). ROOD aangevuld met gegevens Nederland uit database van Bureau Waardenburg.

Figuur 1 laat zien dat buiten Nederland roofvogels regelmatig als slachtoffer worden gevonden. Daarnaast zijn er ook veel zangvogels die tijdens de jaarlijkse seizoenstrek slachtoffer worden, bijvoor­ beeld lijsters en spreeuwen. In Nederland worden vooral watervogels zoals eenden en meeuwen, als slachtoffer gevonden. Veel slachtofferonderzoeken zijn toege­ spitst op een bepaalde soortgroep, zoals roofvogelsoorten in Duitsland versus ganzen en eenden in Nederland. De Euro­pese database bevat overigens ook veel toevallige vondsten door onder­ houdsmedewerkers en landeigenaren.

windparken en door monitoring van aan­varings­slachtoffers, zowel in Neder­land als in het buitenland. Naast visuele waarnemingen volgens gestandaardiseerde protocollen wordt al enkele decennia gebruik gemaakt van zogenoemde vogel­radars. Daarmee kan men zelfs in het donker vlieggedrag en -hoogtes van vogels tot op grote afstand in detail volgen en vastleggen. Sedert enkele jaren wordt vlieggedrag dichtbij individuele turbines ook waargenomen met (infrarood) camera’s die op of nabij windturbines zijn geïnstalleerd.

Grote opvallende vogelsoorten zijn over­ vertegenwoordigd in de (inter)nationale databases. De informatie is echter niet representatief voor slachtofferaantallen onder kleine zangvogels. Zij worden min­ der makkelijk gevonden en ook sneller door aaseters verwijderd. Het aantal slacht­offers in figuur 1 bestaat uit een

Actuele gegevens zijn van groot belang voor een goede ecologische afweging van inrichtingsalternatieven in de m.e.rprocedure, zoals ook telkens weer blijkt uit de adviezen van de Commissie m.e.r. over dit onderwerp. Naast input in het MER is bovenstaande informatie ook van belang voor een gedegen onderbouwing

WINDNIEUWS - NR.2 2017

verbiedt de wet het moed­willig verstoren of doden van alle inheemse vogel­soorten. Onder voorwaarden kan een ont­heffing van dit verbod worden ver­kregen. Het nemen van effect-vermin­­derende maat­ regelen is hier vaak onderdeel van.

Wat is er mogelijk om effecten te verminderen? Locatiekeuze Negatieve effecten op vogels kunnen worden voorkomen door windparken niet nabij kwetsbare natuurgebieden te plaatsen, zoals waterrijke Natura 2000-gebieden of bekende ‘hotspots’ voor seizoenstrek van vogels. De wind­ rijke gebieden in Nederland zijn echter vaak ook gebieden die voor vogels aan­ trekkelijk zijn. Bijvoorbeeld de kustzone, de Delta en het IJsselmeergebied. Het is daarom niet verwonderlijk dat de meeste windparken in Nederland dichtbij vogel­


7 rijke gebieden liggen. In enkele gevallen ook binnen Natura 2000-gebieden, zoals het IJsselmeer. Dit is niet noodzakelijkerwijs een show­ stopper voor een windpark, mits natuur­ aspecten goed worden betrokken bij het uiteindelijke ontwerp van het windpark. Natuurversterkende maatregelen kun­ nen bijvoorbeeld onderdeel zijn van het windpark. Daarnaast kunnen individuele turbines met grote risico’s voor vogels anders worden gepositioneerd, of voor­ zien van aanpassingen om effecten te verminderen. Lay-out van het windpark Bij het toetsen van een windpark zien we vaak dat het effect op vogels wordt veroorzaakt door slechts enkele tur­ bines binnen de totale opstelling. Het schuiven met één of enkele turbines in de uiteindelijke lay-out kan een

Foto: Bureau Waardenburg Aanvaringsslachtoffer gierzwaluw in een windpark, gevonden tijdens intensieve monitoring. Kleine zangvogels worden regelmatig slachtoffer, maar zijn onder­ vertegen­woordigd in slachtoffer­studies.

belangrijk verschil maken, als daar­ door kwetsbare rustgebieden worden ontzien. Compacte clusters zijn te verkiezen boven lange lijnopstellingen. Lijnen parallel aan de vliegroutes leiden echter tot minder effec­ten dan lijnen dwars daarop. Onderzoek in Windpark Wieringermeer toonde aan dat zwanen en ganzen lange lijnopstellingen vooral passeerden bij stil­ staande turbines. Door het weglaten van

één of enkele turbines in het ontwerp, of door het stilzetten van turbines in een beperkte periode van het jaar, kun­ nen gaten in zo’n lijnopstelling worden gecreëerd. Deze kunnen dan als corridor dienen voor een veilige doortocht. Habitatmanagement en natuur-inclusief ontwerpen Er kan soms worden gestuurd op de om­ geving van het windpark waar vogels hun voedsel zoeken, rusten en broeden, door het inrichten en beheren van het landge­ bruik binnen en rondom het plangebied. Het windpark kan op zo’n manier ook een plus voor natuur genereren. In Duits­ land wordt bijvoorbeeld habitatmanage­ ment toegepast om de zeldzame grauwe kiekendief, een op de grond broedende roofvogel, te stimuleren om buiten de windparken te broeden en te jagen. Door te investeren in betere nestbescherming en voor de soort aantrekkelijk habitat ruim buiten het windpark, worden ver­ storing en slachtoffers voorkomen. Dichter bij huis is nabij Windpark Noord­ oostpolder, achter een dam in het IJssel­ meer, een ondiepte met waterplanten gebouwd. Daar rusten watervogels in grote aantallen in de luwte van de dam en zoeken er voedsel. Voor de sterns zijn op pontons in het Markermeer kunst­ matige broedeilanden aangelegd. Deze kunnen verlies van broedgebied compen­ seren en ervoor zorgen dat vliegbewegin­ gen niet richting windpark gaan. Er is een wereld te winnen door een deel van de inkomsten uit windparken bij voorbaat te investeren in het versterken van lokale natuurgebieden, zoals weide­ vogelgebieden. Een robuuste natuur kan negatieve effecten van windparken ook beter opvangen. Aanpassingen om windturbines voor vogels beter zichtbaar te maken waren tot nu toe nog onvoldoende succesvol. Het verven van rotorbladen met contra­ strijke patronen heeft nog niet geleid tot een duidelijke afname in aantal aan­ varingsslachtoffers onder vogels. Het aan- of verlichten van turbines leidt zelfs tot sterke aantrekking en een toename van het aantal slachtoffers, vooral onder ’s nachts trekkende zangvogels. Experi­

menten met alarmkreten van vogels vanuit geluidsboxen op turbines hebben een wisselend succes en zijn zeker niet voor alle soorten effectief. Stilstand of ‘shutdown-ondemand’ Een beproefde methode om vogelslacht­ offers door windturbines te voorkomen, is turbines stilzetten op momenten dat er veel vogels langs vliegen en het risico op aanvaringsslachtoffers dus groot is. Stilstand kan proactief worden ingesteld op basis van voorspellingen met model­ len, of reactief op basis van waarnemin­ gen. Een combinatie van beide is ook mogelijk. Bij proactieve stilstand worden turbines stilgezet tijdens omstandighe­ den waarbij veel vogelslachtoffers worden verwacht. Voorbeelden zijn perioden met veel vogeltrek, in combinatie met weersomstandigheden die ervoor zorgen dat vogels op rotorhoogte vliegen, zoals bij windparken in de Eemshaven. Een ander voorbeeld is de aanwezigheid van broedvogels die in het begin van het broedseizoen veel baltsvluchten op rotorhoogte vertonen, zoals bij Wind­ park Den Tol. De turbines worden in die perioden gericht stilgezet. Bij reactieve stilstand worden turbines pas stilgezet indien er daadwerkelijk vogels van een doelsoort dichtbij de turbines vliegen. Dit wordt visueel vastgesteld door veldwaar­ nemers ter plaatse of 24/7 gemonitord met auto­matische camera’s of vogel­ radars met remote control. Op deze manier kunnen individuele turbines binnen het windpark worden uitge­ schakeld. Bij proactieve stilstand worden meestal alle turbines binnen een windpark uitge­ schakeld en staan deze vaak langer stil dan bij reactieve stilstand. De meeste stilstandsvoorzieningen voor vogels zijn daarom gebaseerd op reactieve metho­ den met waarnemingen in het wind­ park. Detectie door veldwaarnemers en camera’s is tot nu toe echter beperkt tot de daglichtperiode en vaak zijn meerdere waarnemers of camera’s nodig om het hele windpark te overzien. Met radar kan daarentegen ook in het donker en een groter gebied worden gemonitord, maar is soortenherkenning beperkt. WINDNIEUWS - NR.2 2017


8 Welke methode ook wordt gekozen, het is cruciaal om weloverwogen de criteria te formuleren wanneer stilstand wordt geactiveerd. Te denken valt aan: voor welke soorten is de stilstand nodig en bij welke aantallen, op welke afstand en hoogte tot het windpark en bij welk gedrag worden de turbines stilgezet? Ook specifieke weersomstandigheden, de periode van het jaar en de dag kunnen in de afweging worden betrokken. Het is raadzaam om het effect van de stilstand op het aantal slachtoffers te monitoren, zodat de criteria voor stilstand kunnen worden aangescherpt. Op die manier wordt onnodige stilstand of vogelsterfte voorkomen.

windturbines op vogels te verminderen. Welke methode nuttig en nodig is, wordt per locatie of zelfs per turbine binnen een windpark afgewogen. Hiertoe is wel gedegen en actuele kennis nodig van het gebiedsgebruik en van het gedrag van de aanwezige vogelsoorten.

verlies aan productietijd per jaar. Uiteraard spelen tal van factoren een rol bij het overheidsbesluit of een wind­ park mag worden gebouwd. Met de hier geschetste kennis over maatregelen om effecten op vogels te

hunting fishing by-catch oil waste pits oil spills pesticides electrocution cars wind turbines high tension wires communications towers

Conclusie De noodzaak voor het nemen van maat­ regelen zal groter zijn als het gaat om effecten op soorten waarvoor Neder­land een belangrijk deel van de populatie her­ bergt. Bijvoorbeeld kleine zwaan, lepelaar en grutto. Dit geldt zeker als de instand­­ houding van populaties in het geding is. Het wordt dan namelijk lastig om zonder maatregelen een toe­stemming van de Wet natuur­bescher­ming te ver­krijgen. Ook vanuit ethisch oogpunt kun­nen maat­ regelen gewenst zijn, als anders sprake kan zijn van grote aantallen aanvarings­ slachtoffers. Een verplichte stilstands­ voorziening wordt bijvoorbeeld op dit moment door de provincie Groningen onderzocht voor nieuwe windparken in de Eemshaven. Daar komen jaarlijks veel vogels op seizoenstrek om in windparken. Er zijn vele methoden om effecten van

feral cats windows 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 x 1 miljoen

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat windturbines relatief gezien weinig vogel­ slachtoffers maken. Bovenstaande figuur laat een schatting zien van het jaarlijkse aantal vogelslachtoffers in Amerika per oorzaak. Bron: Sibley Guides (red. WindNieuws) Het monitoren van de effectiviteit van de maatregel geeft vervolgens inzicht hoe deze ver­fijnd kan worden. Mogelijk kan dan de duur of intensiteit van de maat­ regel worden beperkt en de noodzaak op termijn opnieuw worden afgewogen. De kosten van de maatregelen zelf, en eventueel productieverlies van het windpark als gevolg van de maatregelen vallen mee. Stilstandsvoorzieningen in windparken in Zuid-Europa leidden tot gemiddeld minder dan een procent

verkleinen, zijn veel windparken moge­ lijk. Ook in belang­rijke vogel­gebieden.

Verder lezen Op de website www.buwa.nl staat meer informatie over uitkomsten van onder­ zoek naar effecten van windparken op vogels en mogelijkheden voor mitigatie.

Hein Prinsen is teammanager ornithologie bij Bureau Waardenburg BV

Meer informatie over: - Stilstandsvoorzieningen www.buwa.nl/stilstandvoorziening-windturbine.html www.buwa.nl/vlieggedrag-grutto-windturbines.html migratorysoaringbirds.undp.birdlife.org/sites/default/files/msb_guidance_shutdown_on_demand.pdf - Effecten van windparken in Nederland op vogels www.buwa.nl/effect_windturbine_kleine_zwanen.html www.buwa.nl/aanvaringsslachtoffers.html - Presentaties over ons onderzoek in windparken www.buwa.nl/conference-on-wind-energy-and-wildlife-impacts-cww-10-t-m-12-maart-2015.html www.buwa.nl/seminar-congres-vogelecologie.html

WINDNIEUWS - NR.2 2017


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.