Wn jrg 33 nr 6 11dec17 jdtvl

Page 1

2

Windturbines bekeken door de ogen van Rijksadviseurs voor het Landschap © Studio Marco Vermeulen, H+N+S landschaps­architecten, Fabrications, POOSAD (2017)

WINDNIEUWS - NR.5 2017


Onder de titel ‘Windturbines versus Landschap’ publiceerden wij in WindNieuws nummer vijf van 2016 een briefwisseling tussen de hoofd­ redacteuren van WindNieuws en van het blad Landschap over hoe windturbines en landschap al dan niet met elkaar kunnen samengaan. In WindNieuws 1 van 2017 verzorgde Daniël Dubbelhuis een mooie bijdrage aan deze discussie. Wij waren benieuwd of de Rijksadviseurs van het Landschap die Nederland de afgelopen 13 jaar heeft gehad, het een beetje met elkaar eens zijn over het onderwerp. Daarom arrangeerden wij samen met het tijdschrift Landschap een discussie tussen vier Rijksadviseurs voor het Landschap. Onderstaand het eerste deel van het gesprek tussen Dirk Sijmons (Rijksadviseur van 2004 tot 2008), Eric Luiten (2012-2016) en Berno Strootman (2016-heden). In de volgende WindNieuws leest u het tweede deel van deze discussie, waarbij dan ook Yttje Feddes (2008-2012) is aangeschoven. DOOR TITIA VAN LEEUWEN EN JOS DEKKER

3

A

lle vier de Rijksadviseurs hebben de nodige ervaring met de combinatie windturbines en Landschap. Dirk Sijmons houdt zich al heel lang bezig met energielandschappen en dat begon met zijn advies Windturbines in het Nederlandse Landschap in 2006 waarin werd gepleit voor een Nationaal plan. Hij stelde 2050: An Energetic Odyssey voor de Noordzee op en is op dit moment met een soortgelijke aanpak voor wind op land bezig. Yttje Feddes componeerde in 2011 onder andere een ‘Choreografie voor 1000 molens’. Eric Luiten produceerde een drietal adviezen over windenergie en landschap. Hij pleitte met name voor een Nationaal Atelier Wind en voor een integrale aanpak voor het samengaan van plannen voor windenergie en andere landschappelijke ontwik­ kelingen. De net aangetreden Berno Strootman reist heel Nederland door van advies naar debat. Het valt hem op dat gemeenten het bij de transitie naar duurzame energie vaak snel over windenergie hebben. “Bijna alle gemeenten en ook de waterschappen pro­ be­ren energieneutraal te worden. Zij vertalen dat vaak direct in windmolens en zonnepanelen en zoeken daar dan een plaats voor in het landschap.” Met die opmerking start gelijk de discussie. Luiten: “Gemeenten denken bij de energietransitie inderdaad te snel aan windturbines in het landschap. Ze kunnen beter eerst een mengpaneel maken van de verschillende energietactieken: energiebesparing plus de mogelijke duurzame energiebron­ nen, en daarnaast van de schaal, wiens eigendom het wordt, enzovoort. Als je dit mengpaneel in een mooie compositie hebt gekregen, die goed aansluit bij de maatschappelijke kenmerken van het gebied in kwestie, dan volgt pas de vraag welk deel van deze opgave een ruimtelijke dimensie heeft en een plaats in het landschap moet krijgen.”

Foto: Windpark Noordoostpolder WINDNIEUWS - NR.5 2017


4 Sijmons: “Ik herken dit beeld helemaal niet. Dit is het beeld van de allereerste generatie gemeenteplannen. We zijn nu veel verder. Er spelen op dit moment twaalf regionale pilots, waarbij juist sprake is van dat hele mengpaneel. Ook de ruimtelijke vraag is daarbij aan de orde. Men heeft bij de pilots de beper­ king dat men de eigen broek moet ophouden in de vorm van besparingen, elektriciteit en warmte. Op het moment dat men zich realiseert hoeveel energiebesparing en hoeveel duur­zame elektriciteit en warmte er nodig is, dan zien ze opeens de enorme omvang van de opgave. Daarom wordt nu bijvoor­beeld op de Landschapstriënnale (zie kader, red.) een confrontatie georganiseerd tussen de Nationale beelden uit ‘Energie en Ruimte’ en de plannen op lokaal niveau. Het wordt daardoor duidelijk wat op welk niveau uitgewerkt moet worden.” Zijn er wel zoveel keuzemogelijkheden? De ambitie is zo groot dat alles nodig is: besparing, wind, zon, waterkracht, enzovoort. Sijmons: “Als gevolg van onze geografische positie is onze regionale specialiteit windenergie. Maar wie wind zegt moet ook zon zeggen. Je hebt in een bepaalde mengverhouding steeds zowel zon als wind nodig vanwege het dag- en nachtritme en de seizoenfluctuaties. Volgens ECN is de evenwichtigste verhouding ongeveer één PJ opgewekte zonne-energie op drie á vier PJ windenergie.” Luiten: ”De nadruk op windenergie (en de grote maatschap­ pelijke terughoudendheid die ik daar nog steeds bij zie) kwam volgens mij doordat tussen 2012 en 2016 het debat volledig werd overheerst door de effecten van het nationale Windak­ koord tussen Rijk en provincies. Daar werd ik recent in een debat in de Achterhoek ook weer mee geconfronteerd. Een gemeenteraadslid vroeg direct waar ze de windturbines kwijt moesten. Die maakte dus zes stappen tegelijk. Begin nu eerst eens met stap één: het besluit dat een raad heeft genomen om als gemeente energieneutraal te worden en wat dat impliceert. Vervolgens bekijk je wat er nodig en mogelijk is aan besparing en het opwekken van duurzame energie.”

Mooie en lelijke windprojecten Daarover zijn de Rijksadviseurs het behoorlijk met elkaar eens. Als mooie projecten worden genoemd: de turbines langs de A6, ook langs de zuidwestkust van de Noordoostpolder. Daar voegt het karakter toe aan het landschap. Ze verwachten dat dat ook zo zal zijn bij het geplande windpark in het IJsselmeer, langs de Afsluitdijk. Luiten: “Ik vind de middelgrote turbines op de erven van de Friese boerderijen mooi en het is jammer dat die allemaal weer afgebroken worden. Ze zijn charmant, verklaarbaar en logisch.” Als lelijk worden een paar verdwaalde turbines genoemd, zoals een aantal langs de A12 die willekeurig op rest­­ stukjes zijn neergezet.

Sijmons: “Ook als je de keuze maakt voor veel biomassa of inzet op kernenergie en het importeren van duurzame heb je het nog steeds over een ontzettend grote hoeveelheid energie die duur­ zaam opgewekt moet worden. En warmte en elektriciteit zijn maar ten dele uitwisselbaar. De hoeveelheid fossiele energie die we moeten omzetten naar duurzaam is ontzettend groot. We gebruiken vier keer de hoeveelheid energie van het getijden aarde-maan systeem en 50 tot 60 procent van de diepe geo­ thermie. Dat is een onvoorstelbare hoeveelheid. Daarom moet energiebesparing met stip op één staan. Daarnaast blijft wind dus een hele logische optie voor Nederland op land en op zee. We hebben overzichten van Europa gemaakt, waarin duidelijk wordt in welke regio welke vorm van duurzame energie het meest efficiënt is om te ontwikkelen. Daarbij is gekeken naar onder andere biomassa, getijdenenergie en energie uit golfslag. Onze regio springt daar steeds uit met windenergie.” Dat beperkt dan wel het gewenste mengpaneel aan keuzemogelijkheden. Sijmons: “Dat is één van de problemen met de verkenningen die het Rijk doet. Er zitten twee grote onzekerheden in de aannamen daarbij. Er wordt namelijk nog uitgegaan van grote CCS-projecten. De andere onzekerheid is dus de import van

WINDNIEUWS - NR.5 2017


5 biomassa. Het gaat bij dat laatste om zes tot twaalf keer de op­ pervlakte van Nederland waar elders op de wereld de biomassa geteeld zou moeten worden. Dat is wat mij betreft de ergste vorm van ‘elders de lasten leggen’-planologie. We kunnen als we alle daken gebruiken, slechts tien procent van onze benodigde zonne-energie opwekken. Daarnaast moeten we zonne-akkers installeren langs infrastructuur, op braakliggend land en op agrarisch land. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar het ecologisch effect van het in de schaduw zetten van de bodem.” Hoe zien jullie dat landschap en windturbines wel goed samen kunnen gaan? Luiten: “In 2014 heb ik een advies opgesteld over de inpasbaarheid van ruim 110 MW windenergie in de Drentse Veenkoloniën. Dat is een uitgestrekt gebied. Daar zou het goed kunnen in zowel ruim­ telijke als historische zin. Na de turfwinning is dat cultuurlandschap opgebouwd, daarna bleek er gas onder de grond te zitten. Nu is er weer een nieuwe energie­ taak die vele miljoenen euro’s naar het gebied zou kunnen brengen. Dat proces liep echter vast op bestuurlijk niveau en later ook bij de samenleving. Toen ik daar in gesprek ging zag ik dat de uitgestrektheid wordt geflankeerd door lange bebouwingslin­ ten van burgers en boeren die er door elkaar heen wonen en werken. De boeren willen graag een ‘vierde teelt’ in de vorm van windenergie, maar dat heeft direct invloed op het pano­ rama van de burgers die ernaast wonen. Wij hadden het voorstel om de turbines in rechte lijnen veraf van de wonin­ genlinten te plaatsen. Niemand zou last hebben van geluid of slag­schaduw. Maar ze bleven daarmee in het zicht van iedereen die er niet om gevraagd heeft. Daardoor blijft het daar ‘not done’. ”

We hebben een situatie laten ontstaan waarbij mensen niet vanaf het begin goed betrokken waren en daardoor niet konden meedoen en meeprofiteren. Dat is in delen van Duitsland wel vanaf het begin meegenomen. In 2006 had ik in mijn advies over windturbines in het Nederlandse landschap aangegeven dat er een kader voor de lokale projecten moet worden gelegd in een nationaal plan voor windturbines. Daar is inmiddels 11 jaar overheen gegaan.” Zijn er situaties denkbaar waarbij het echt niet kan, windturbines in het landschap? Luiten: “Alleen als het herleidbaar is tot veiligheid, overlast, vogeltrekroutes en dergelijke. Volgens meetbare criteria. Ik ben niet van de school dat het om redenen van visuele ongerept­ heid niet zou mogen. Ik kan aangeven waarom ik die turbines fascinerend mooi vind in de hoop dat anderen dan ook zo gaan kijken. Ik zal de dag prijzen dat de WOZ-waarde van woningen hoger wordt als er een windturbine in de buurt staat te draaien.” Sijmons: “Voor alle bezwaren zijn regels, die kan je in een kaart neerzetten. Vanuit het perspectief van het landschap kun je ook op zoek gaan naar mogelijkheden om delen ervan te accen­ tueren en/of historisch te markeren. De turbines zijn evenwel zo groot aan het worden dat die landschappelijke aanleidingen ook grootschalig moeten zijn. Het mooiste voorbeeld ligt langs de Noordoostpolder. Die rijen turbines daar, dat is geweldig. En als het in de discussie gaat over het verlagen van de WOZ-waar­ de van de woningen, kan je stellen dat door de hoeveelheid turbines de WOZ waarde van iedereen zal dalen. Dus in feite heeft dan iedereen evenveel ‘last’. Strootman: “Waar je die grote turbines niet moet neerzetten is in de kleinschalige landschappen en in de (voormalige) nati­ onale landschappen. Je kunt met die grote turbines inderdaad iets moois krijgen, maar alleen als je ze in groot­ schalige landschappen neerzet, zoals de jonge zeekleipolders van Flevoland, de Wieringer­ meer en de Haarlemmermeer, of in bijvoor­

Sijmons: “Dat heeft te maken met de top-down benadering waarbij de lokale bevolking niet direct profiteert van de aanleg. Dan is de reactie: ‘jullie zetten die molens neer, en wij zitten met de gebakken peren’.

Foto: Raedthuys

WINDNIEUWS - NR.5 2017


6

Rijksadviseur voor het landschap De functie van Rijksadviseur voor het landschap heeft verschillende namen gehad in de loop van de tijd. Achtereenvolgens: Rijksadviseur voor het Landschap (2004 - 2012), Rijksadviseur voor Landschap en Water (2012 - 2016) en Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving (2016 - 2020).

beeld de Peel of de Veenkoloniën. Naarmate er meer grote turbines komen is een lijnopstelling lastiger. Eén lijn is prachtig, maar waar andere lijnen dichterbij komen, zie je op een bepaald moment die lijnen niet meer. In klein­ schaliger landschappen kunnen kleinere molens vaak wel, je moet de maat van de molens aanpassen aan de schaal van het landschap. Dan kan het ook in de Achterhoek. Die grote jongens zijn bijvoorbeeld wel erg mooi in de Noordoostpolder. Daar kan nog veel meer bij.” Staat dat verhaal niet haaks op de inbreng die Dirk Sijmons maakte voor de landschapstriënnale. Daar gaat het om spreiding, diversiteit, windbossen en om zo’n 15.000 MW (100 PJ) op land? Strootman: “Je hebt volgens mij in werkelijkheid niet zoveel nodig. Volgens de laatste berekeningen van het PBL kan er 40 GW (= 630 PJ) op zee. Als je daarnaast bijvoorbeeld de Wierin­ germeer helemaal vol zet, dan ben je al klaar. Het voordeel van het concentreren van windmolens in één grootschalig gebied, is dat je daar ook werkelijk een bijzondere identiteitsdrager kunt toevoegen, dat werkt veel beter dan overal een plukje. Daarnaast kun je je afvragen of we alles zelf moeten produce­ ren. We exporteren grote hoeveelheden voedsel voor de rest van de wereld, waarom zouden we dan niet een deel van onze duurzame energie kunnen importeren? Zet zo veel mogelijk windturbines op zee, zo groot en zo efficiënt mogelijk, dan heb je geen gedoe meer op land.” Alles naar de zee, dat is niet gering. Het zeelandschap verandert toch aanzienlijk met 25.000 turbines?

elektriciteit. Die 25.000 turbines van ons plan is het maximum met alle oppervlakten met voorzieningen eromheen. We hebben voor op Landschapstriënnale een polemisch verhaal gepresenteerd. ‘Ruimte en Energie’ genaamd. In opdracht van de vereniging Deltametropool hebben we uitgewerkt wat het halen van de doelen van Parijs in termen van energietransitie voor Nederland ruimtelijk zou inhouden. We gaan uit van 25 procent besparing in 2050, dat is heel am­ bitieus. We gaan ook uit van het realiseren van CCS in bodem van de Noordzee, en dat we de 370 PJ lekverliezen van fossiel mogen meenemen (lekverlies is het energieverlies in het fos­ siele systeem, dat bij een systeem van duurzame energie veel minder optreedt, red.). Zelfs dan blijft er nog 300 PJ over die je op land moet realiseren. Dat vertalen we in 200 PJ zonne-ener­ gie en 100 PJ windenergie. We hebben er op alle fronten naar toegerekend om zo min mogelijk op land nodig te hebben. Stel anderzijds dat je die 600 PJ op zee daadwerkelijk zou reali­ seren en dat er dan op land geen turbines meer nodig zouden zijn (1 PJ is circa negen turbines van 7,5 MW op zee, red.). Vergeet dan echter niet wat er dan bijkomt: het verzwaarde netwerk en het gelijkstroomnetwerk dat nodig is voor het koppelen van Europese regio’s. Al die stroom van de Noordzee moet aan land komen en vervolgens gedistribueerd worden. Mensen denken: met die 380 kV elektriciteitslijnen door het Groene Hart zijn we er wel. Het gaat dan echter om tien keer van dat soort lijnen. Mijn stelling is dat de energietransitie op het Nederlandse landschap uiteindelijk eenzelfde grote invloed zal hebben als de uitvinding van de kunstmest, en de ontbossing en heide­ ontginning die daar het gevolg van waren. Ook dat proces ging gepaard met veel gewenningstijd. In de geschiedenis van de techniek zijn er vele voorbeelden van.” Strootman: “Dat is wat sterk gesteld, hoewel ik het met je eens ben dat de energietransitie een forse ruimtelijke impact zal hebben. In de zandgebieden is door de introductie van kunst­ mest het grondgebruik van ongeveer tweederde van de totale oppervlakte compleet veranderd: van heide naar landbouw­ grond en bos. Hoewel de ruimtelijke impact van de energie­ transitie groot zal zijn, betekent het niet een totale omslag van het grondgebruik. Bovendien is een groot deel van de verande­ ring tijdelijk, en omkeerbaar.” WORDT VERVOLGD IN WINDNIEUWS 2017-6

Sijmons: “Alles op de Noordzee is niet mogelijk, je houdt altijd de noodzaak van windenergie op land voor de restvraag naar

Jos Dekker is hoofdredacteur van het vakblad Landschap http://www.landschap.nl/tijdschrift Foto: Liesje Harteveld

WINDNIEUWS - NR.5 2017



2

Windturbines bekeken door de ogen van Rijksadviseurs voor het Landschap Went wind? Alle drie (Luiten, Sijmons en Strootman): “Ja, zeker.” Sijmons: “De bezwaren tegen windenergie zijn demo­ grafisch uitstervend. Zie hoe kinderen ermee omgaan.” Strootman: “Alles went als het er maar lang genoeg staat. Je merkt nu al dat mensen, zeker jongeren, molens in hun directe omgeving na een paar jaar al bijna niet meer zien staan. Dat ligt natuurlijk wel anders voor mensen die er in hun dagelijkse leefomgeving direct mee worden geconfronteerd en last hebben van wind en geluid. Dat went niet. Zeker niet als het je financieel niets oplevert.” Luiten: “Wat hierbij interessant zou zijn is een goed waarnemingspsychologisch onderzoek dat aansluit op de actuele vraag.” Sijmons: “Bij het voormalige onderzoeksinstituut De Dorsch­kamp is Lon Schöne daar haar hele werkzame leven mee bezig geweest. Ook stedenbouwkundige Ton Matton heeft onderzoek gedaan naar vraag wat het menselijk brein in het veld nog kan terugleiden naar plaatsingspatronen.”

WINDNIEUWS - NR.6 2017

WindNieuws is benieuwd of de Rijksadviseurs van het Landschap die Nederland de afgelopen 13 jaar heeft gehad, het een beetje met elkaar eens zijn over het onderwerp ‘windturbines in het landschap’. Daarom arrangeerden wij samen met het tijdschrift Landschap een discussie tussen vier Rijksadviseurs voor het Landschap. Dit artikel is een vervolg op het artikel ‘Wind­ turbines bekeken door de ogen van Rijksadviseurs voor het landschap’ dat in WindNieuws 5 van dit jaar verscheen. Onderstaand het tweede deel van het gesprek tussen Dirk Sijmons (Rijksadviseur van 2004 tot 2008), Eric Luiten (2012-2016) en Berno Strootman (2016-heden), waarbij nu ook Yttje Feddes (2008-2012) aansloot. DOOR TITIA VAN LEEUWEN EN JOS DEKKER


W

at moet er gebeuren om een mooi landschap met windturbines in de Noordzee te realiseren?

Sijmons: “Zo’n landschap is op een sublieme manier op zee te maken. Maar aan de andere kant zijn we momenteel op zee precies dezelfde fouten aan het maken als we op het land aan het maken zijn. De projecten zijn in kavelbesluiten georganiseerd, met de goedkoopste aanbieders. We gaan bovendien een frontale botsing met de visserij en andere gebruikers van de Noordzee tegemoet. Je organiseert op die manier je eigen weerstand. Dat kan een show stopper worden en de Noordzee is zo’n belangrijke component van de energietransitie dat we ons dat niet kunnen veroorloven. Je kan de Noordzee zeker ook anders benaderen dan alleen op de kilowattuurprijzen te letten. Je kunt integraal samen met alle belangen op zoek naar een nieuwe ontwikkelingslogica. Ik ben dat aan het uitzoeken in het North Sea Energy Lab dat nu met alle stakeholders draait. We kijken bijvoorbeeld de relatie tussen doorvaarbaarheid voor de visserij en de afstanden tussen de turbinepalen, naar mogelijkheden voor aangepaste visserijmiddelen en –mechanismen, naar de natuurontwikkeling rond de turbinevoeten, et cetera” Luiten: “Je moet op de Noordzee, net als op land, met integrale gebiedsontwikkeling aan de gang.” Wat zijn dan principes die daar moeten gelden? Feddes: “Bij de kust moet je onderzoeken hoe je de dominantie van een windpark zo klein mogelijk maakt, en dat je een mooie band ontwikkelt tussen Nederland, Enge­land en Denemarken. Op die schaal moet het geen rommeltje worden op de Noordzee.”

Sijmons: “Het te realiseren landschap moet ook behagen. Over de Noordzee is het boek van Michael Pye (zie kader, red.) verschenen over hoe deze kustzee ons in de omringende landen in de loop van de geschiedenis ons vormde. Als je over de Noordzee heen vliegt, dan zie je dat offshore wind de grote troefkaart van Noordwest Europa is,

3 want andere regio’s zullen het niet zo makkelijk hebben om hun duurzame energie op zee te realiseren als wij. De grootsheid van wat je ziet, met de uitgespaarde scheepvaartroutes erbij, dat zal een buitengewoon gezicht zijn. Sijmons: “Een uitgangspunt is om zo dicht mogelijk op de kust te blijven omdat voor transport van energie over grote afstanden gelijkstroom nodig is. Door verder uit de kust te gaan wordt veel energie verloren door transport. Daarom moet er een nieuw systeem komen waarbij de lijnen elkaar kruisen en er een netwerk ontstaat. In de Energy Odyssey (zie kader, red.) wordt verondersteld dat je een werkeiland nodig hebt voor de omzetting van wisselstroom naar gelijkstroom. Dat proces speelt nu.” Luiten: “Waar we het over hebben is eigenlijk achter de coulissen kijken. Wat zijn de ontginningsprincipes van deze grote opgaven? Wat zijn de mechanismen? Hoe kunnen we huidige structuren verrijken met de energie-opgave? Dat raakt de kern van het ruimtelijk ontwerpen: het zoeken is naar hoe een technische innovatie ook een ontwerpinnovatie kan zijn en omgekeerd.” Sijmons: “Er is in de IABR (Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam) een integraal energie plan gepresenteerd voor Groningen. Daarin wordt ook getoond hoe je het ontvangende landschap kunt ontwerpen. Daarover spreekt Sylvia Crowe (zie kader. Red.) al in de jaren vijftig als zij het landschap van de kerncentrales en de nieuwe waterkrachtcentrales tekent. Ze doet dat ook voor de nieuwe stuwdammen en de hoogspanningsleidingen. Je kunt het ontvangende landschap ontwerpen, maar op de Noordzee gelden daarbij een paar andere wetten.” Feddes: “Ook op de Noordzee kun je ontwerpend bezig zijn met die kavels: degenen die nu bijvoorbeeld gekke punten hebben, haal ze weg en maak er een eigen vorm van. Maar dat gaat in tegen de productieprincipes van het ministerie van Economische Zaken. Voor mij zou je juist verschillen in hoogte moeten aanbrengen. Je kunt ook veel aan de verlichting doen. Op land is dat door de zichtbaarheid niet altijd wenselijk, maar op zee kan dat wel.”

Foto: Eneco WINDNIEUWS - NR.6 2017


4

Michael Pye: Aan de rand van de wereld, hoe de Noordzee ons vormde, De Bezig Bij, Antwerpen 2014 Sylvia Crowe (1901-1997) was een Engelse landschapsarchitect en schrijfster. Het meest opmerkelijk van haar werk was dat ze zowel heel kleine tuinontwerpen maakte als heel grootschalige landschappen. Daarin liet ze de impact van nieuwe ontwikkelingen in landschappen zien en vooral ook de wijze waarop die ontworpen en ingepast konden worden.

Kan een volgebouwde Noordzee over 50 jaar een mooi cultureel erfgoed zijn? Luiten: “Ik vind wind op zee nu al mooi: zo’n surrealistisch landschap om tussendoor te varen. Bovendien zullen die turbines over 50 jaar alweer gesloopt zijn, vermoed ik. Olieplatforms staan er ook niet voor de eeuwigheid. Zit de verwijderingsbijdrage al in de prijs opgenomen? Mijn belangrijkste kanttekening bij wind op zee is dat we de totale zorgeloosheid over onze energievoorziening niet oplossen maar gewoon verplaatsen. Het feit dat we volop gas uit Slochteren hadden heeft Nederland lui gemaakt. We hoefden niet meer bang te zijn of er wel gas uit het fornuis zou komen of dat het licht wel aanging. Daarom heeft Nederland zo weinig duurzame energie gerealiseerd. Dat is nu anders aan het worden. We moeten dit zien als een historische kans om de samenleving te activeren. De eigen verantwoordelijkheid nemen in de verduurzaming van Nederland en van de eigen omgeving. Die mentaliteit alleen kan het landschap ook versterken. Het landschap is een gebruiksruimte. Je moet zoeken naar de structuur in het landschap en daar de energiebronnen in passen, zodat de structuur afleesbaar is. Lokale en regionale energiecoöperaties kunnen hierbij heel veel doen.”

op zee. Daarvan hadden we aangegeven dat er meer naar de kustzone moet worden gekeken. Het Rijk heeft inmiddels ook de zone tot tien mijl aangewezen. Als ik nu zie wat dat oplevert ben ik er totaal niet gelukkig mee. Dat hadden we nooit moeten doen. Het is bovendien de zone met de meeste zeehonden en vogels. Ik vind nu dat je beter achter de twaalf mijl kunt blijven.” Sijmons: we hebben toen een twaalf mijl simulatie gedaan. Om in beeld te brengen wat je ziet van windparken op verschillende afstanden. Dan blijken wel veel verschillen. Bij twaalf mijl zie je een soort schuimkop aan de horizon. Dat is alles omdat de kromming van de aarde veel achter de horizon doet verdwijnen. Terwijl wat tussen bijvoorbeeld vier tot acht mijl staat wel zichtbaar is.“ Zou je met de 1000 molen choreo­ grafie ook een doelstelling van 15 GW wind op land aankunnen. In de choreo­ grafie werd gerekend met 6 GW. Feddes: “Als je ze maar op de goede plekken neerzet. We hebben destijds stipjes op de kaart gezet. Het viel eigenlijk enorm mee wat er mogelijk was. Het belangrijkste was dat we er een goed verhaal bij hadden.” Sijmons: “Dat hebben we ook met de kaarten op de landschapstriënnale gedaan, er een verhaal bij zetten. We hebben voor die 15 GW heel specifieke plaatsen opgezocht. In de bossen hebben we windbossen gecreëerd. Dat is een andere beweging dan wat nu gebeurt, veel van de locaties van wind op land hebben een zwaan-kleef-aan-effect. Staat er wat, dan wordt er wat bijgezet.” Feddes: “Bij de choreografie hoorde een verhaal over de ontstaansgeschiedenis van Nederland. Dat verhaal werkte goed met het ruimtelijk beeld bij het beleid en in de regio’s. Die verhalen beginnen door te werken. Het besef ontstaat nu dat windenergie in een bredere Europese context moet worden gezien en ook over ecologie moet gaan.”

Die choreografie van 1000 molens, hoe zou dat nu gaan? Feddes: “Ik zou die choreografie van 2011 nu niet heel anders doen. De choreografie borduurde voort op wat Dirk Sijmons toen zei, dat windenergie geconcentreerd en snel tot stand moet komen. We hebben indertijd met provinciale bouwmeesters samen geprobeerd er een beeld bij te krijgen. Op dat moment stond er 2000 MW wind op land. Ik stelde toen de vraag: wat als er 1000 grote turbines van 4 MW bij moeten. Hoe moet dat dan vormgegeven worden? Het was een ontwerpoefening Ik ben over één ding wel anders gaan denken. En dat is wind

Foto: Cees Bakker

WINDNIEUWS - NR.6 2017

Is er voor de Noordzee ook een ontginningsverhaal te bedenken? Een ontwerp met een verhaal dat mensen herkennen? Sijmons: “Voor de Noordzee zijn de kavels tot 2023 al rechtlijnig op afstanden en kosten ingetekend. In ons ontwerp van de Energy Odyssey zijn de kaarten ingetekend op de diepteverschillen. Je ziet een soort inversie van de bodemkaart ontstaan. Later zullen drijvende turbines een optie worden. Dan kunnen


5 ook de diepere delen, bijvoorbeeld voor de Noorse kust aan snee komen.” Feddes: “Een ontwerper heeft op die manier toegevoegde waarde en kennis.” Sijmons: “ in 2025 -2030 ben je het huidige verhaal voorbij en moet er weer een nieuw verhaal zijn. Het zal een divers verhaal zijn, maar ook met dorpsmolens.

worden. Ik ben blij dat grote partijen het zelf gaan doen, zonder het Rijk. Ook het Rijk kan veel zelf doen. Rijkswaterstaat is eigenaar van alle grote wateren in Nederland, Staatsbosbeheer is de grootste grond­bezitter van Nederland.” Sijmons: “Dit zijn interessante ontwikkelingen, maar die bedrijven hebben meer nodig. Het Rijk moet de rugwind organiseren voor het verder om zich heen grijpen van dit soort initiatieven En duidelijk visie in één, maar belangrijker nog: het samen

Kader ‘2050 - an Energy Odyssey’ is een grootschalig ontwerp en animatie van ‘de volgende economie’ op de Noordzee. Ontwikkeld op de internationale architectuur biënnale in Rotterdam. De installatie laat in 12 minuten zien wat gedaan moet worden, willen de afspraken van Parijs serieus genomen worden. In het hart van de installatie zit een plan om 25.000 windturbines van 10 MW elk die zullen voorzien in 90% van de energiebehoefte van de Noordzee landen in 2050. https://vimeo.com/199825983 http://offshorewind2017.com/exhibition/2050-energetic-odyssey

Feddes: “ Mijn angst met de huidige praktijk is dat al die regio’s alleen hun eigen ding doen en geen aandacht hebben voor hoe het eruit ziet. Dat komt voort uit de verdeling over provincies. Er is meer sturing nodig. Moet er een nationaal plan voor de locaties van wind­ turbines komen? Strootman: “. Voor het tot een succes maken van de energietransitie is er een combinatie nodig van een top-down en een bottom-up-benadering. Voor grootschalige windparken moet het Rijk de regie nemen, anders komen ze nooit van de grond. Daarnaast zijn initiatieven uit de regio heel belangrijk. En er moet meer samenwerking komen op de verschillende niveaus. Sijmons: “Er zit nog veel speling tussen wat er allemaal los van elkaar bedacht wordt voor de ruimte. In het Energieakkoord komen de woorden landschap en ruimte niet eens voor. In een interview dat ik hield met Ed Nijpels (borgingscommissie Energieakkoord, red.) zei hij dat ‘als we de ruimtelijke ordening niet in de komende kabinetsperiode tussen geschakeld krijgen, dan mislukt de energietransitie.’ We vergeten het ruimtelijke traject, we zijn bijna vergeten hoe er ooit op ruimtelijk niveau richtinggevende uitspraken zijn gedaan.”

met de andere Europese lidstaten een realistischer prijsafspraak maken voor CO2 of een CO2 belasting introduceren.” De energie­ transitie is onderdeel van een grote maatschappelijke beweging. Ook de energiecoöperaties realiseren zich dat ze het niet zonder de initiatieven van onderop kunnen. Daar komt een enorme drive uit voort. We hebben, zoals Maarten Hajer al constateerde, een ondernemende samenleving. Dat veronderstelt een een ondernemende overheid, met een specifieke voortrekkersrol van de overheid, ook op het gebied van het onderzoek ” Feddes: “Ik vind dat het Rijk met een omvattend plan moet komen. En dat het per onderdeel preciezer ingevuld moet worden. Het is een ontwerpopgave. We tekenden ook het windplan in het IJsselmeer als een eiland. Het gebied wat we aangaven was groter dan er zal komen. Het probleem was dat de ondernemers het gebied zo invullen dat de turbines zo ver mogelijk van elkaar vandaan kwamen te staan. In de veenkoloniën werd een heel groot gebied aangewezen, maar in plaats van dat gezocht werd naar de beste plek, werd dit helemaal opgevuld. Dat heeft een hoop ellende gegeven. Als er eerst ontwerpende verkenningen waren gedaan, was dat veel beter gegaan.”

Jos Dekker is hoofdredacteur van het vakblad Landschap http://www.landschap.nl/tijdschrift

Luiten: “Ik ben geïnteresseerd in de energietransitie als motor om de samenleving in beweging te krijgen. Mijn hart veerde op toen Schiphol aangaf een energie neutrale luchthaven te willen

Het rapport is te downloaden via: www.collegevanrijksadviseurs.nl/adviezen-publicaties

WINDNIEUWS - NR.6 2017


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.