11 minute read

“Ik dronk een fles wodka per dag”

“Ik dronk een fles wodka per dag”

“‘IK BEN ERIK, IK BEN GROOT, IK DOE HET ALLEMAAL ZELF WEL.’ EN WEET JE WAT GOD DAN ZEGT? ‘OKÉ, ERIK. JIJ WEET HET ZELF ZO GOED? DOE HET DAN OOK MAAR ZELF!’”

Advertisement

“Ik zoek Erik…” “Dat ben ik!” Een man van ruim twee meter veert op uit zijn stoel bij de receptie. Erik is beveiliger op Het Dorp van De Hoop in Dordrecht. Werk dat hij met hart en ziel doet: ooit woonde hij zelf op Het Dorp en ontving hij, samen met zijn vrouw, hulp bij De Hoop.

“Soms moesten we de dealers hier wegsturen. Gelukkig zijn ze nu al maanden weggebleven. Doordat wij hier rondlopen als beveiligers, hè.” Erik schetst een beeld van Dorp De Hoop in de nacht. Een wereld waar mensen proberen af te kicken van hun verslaving, maar waarbij de verleiding soms letterlijk op de straathoek staat. Of waar het 06-nummer in de contactenlijst staat en de cliënt één belletje verwijderd is van een terugval. De harde realiteit.

NACHTELIJKE GESPREKKEN

Erik werkte al jaren als beveiliger, ‘uitsmijter’, in de horeca. Bij De Hoop werkt Erik als zorgbeveiliger. “Dat is wel even wat anders, hoor. In de kroeg stomp je klanten letterlijk naar buiten als ze vervelend worden. Dat kan hier niet. Hier zit ook nog een sociale kant aan het werk. Je gaat op een andere manier met de mensen om, je probeert het pratend. Zo zijn er bijvoorbeeld cliënten die ’s nachts wakker liggen en even een praatje komen maken. Ook voor hen sta je klaar. Als ze horen dat je zelf op Het Dorp hebt gezeten en weet waar ze doorheen gaan, breken ze gelijk open. Ze delen dan graag hun verhaal. Je hebt iets gemeenschappelijk.”

VAN DE GROND GESLEURD

Erik is een grote man. Maar ooit voelde hij zich klein. “Ik heb met mijn neus op de grond gelegen. God heeft me er vanaf moeten sleuren. Dat is de grootste les die ik geleerd heb. Ik kan behoorlijk eigenwijs zijn en denken dat ik het alleen wel kan.” Erik trekt zijn schouders naar achteren en maakt zich nog groter. “‘Ik ben Erik, ik ben groot, ik doe het allemaal zelf wel.’ En weet je wat God dan zegt? ‘Oké, Erik. Jij weet het zelf zo goed? Doe het dan ook maar zelf!’ Ergens heb ik altijd wel geweten dat God er was. In het zwartste gat riep ik ook tot Hem: ‘Help me dan!’ Maar Hij hielp niet. Weet je waarom niet? Omdat ik met mijn houding als het ware mijn middelvinger opstak naar de hemel. God liet me dwars door al mijn ellende gaan om me die les te leren.” Erik kijkt me nadrukkelijk aan. “Want je kan het niet alleen. Je hebt mensen nodig, je hebt God nodig, je hebt soms hulp nodig. Niemand kan het alleen.”

VASTHOUDEN AAN HET GOEDE

Tijdens zijn werk als beveiliger probeert Erik daarom zijn levenslessen te delen. “Ik ben al blij als ikéén persoon kan helpen. En als ik er twee kan helpen, nog mooier. Met één jongen op Het Dorp praatte ik veel. Hij was zó bang dat hij terug zou vallen als hij op zichzelf mocht wonen. Ik zei dan tegen hem: ‘Je kent mijn verhaal, je hebt gezien hoeveel er kapot is gegaan bij mij. Geen contact meer met mijn ouders, jaren mijn kinderen niet gezien, een kapotte lever, een beschadigd hart, angst- en paniekaanvallen. Dat wil je toch niet? Kijk naar wat jij nu wel hebt. Je bent bij De Hoop, daarom bezoekt je moeder jou weer. Daarom is er weer contact met je vader en kwam je zus een ijsje met je eten. Ze zien dat jij je best doet. Prent jezelf dat in en houd daaraan vast.’ ”

BEVLOGENHEID

De bevlogenheid straalt van Erik af. Hij vertelt met grote gebaren. Als hij verontwaardigd is, wordt zijn stem harder en slaat hij op tafel. Als zijn verleden hem raakt, wordt zijn stem zachter. “Zie je wel?”, zegt hij glimlachend, als hij een traan weg moet vegen. “Dit was er vroeger niet. Ik moest breken. Ik kon nooit huilen. Na vijf maanden in de woongemeenschap van De Hoop brak ik pas. Maar vanaf toen ging het de goede kant op.”

FLES WODKA PER DAG

Erik kent zelf een heftig levensverhaal. Hij presenteert zich al die jaren sterk aan de wereld. “Ik kon iedereen vertellen wat ze moesten doen en ze luisterden allemaal.” Pas in zijn werk als hovenier loopt hij vast, na een conflict met zijn leidinggevende.

“Met mijn houding stak ik mijn middelvinger op naar de hemel.”

“Mijn vrouw moest de kindjes op school vertellen dat papa ging sterven.”

Hij raakt overspannen en heeft veel angstaanvallen. “De medicijnen hielpen niet. Omdat ik een tijd werkte zonder inkomsten op te geven, kreeg ik ook geen uitkering. Uiteindelijk dronk ik een fles wodka per dag. Mijn rekeningen maakte ik niet meer open. Ik trok de stekker van de deurbel eruit, deed alle gordijnen dicht en ging op bed liggen. Zo kwam de deurwaarder ook niet binnen.” Vanwege zijn woedeaanvallen brengt Eriks vrouw hun kinderen onder bij opa en oma.

PAPA GAAT STERVEN

Uiteindelijk gaat het niet langer. Eriks vrouw doet aangifte bij de politie. “Ze was veilig bij mij, maar het was een noodkreet.” Erik belandt een paar dagen in de cel. In die tijd komt ook de Evangelische Gemeente van HardinxveldGiessendam op hun pad. Zij helpen Erik en zijn vrouw aan onderdak en melden hen aan bij De Hoop. Als Erik in die tijd bijna sterft aan hartproblemen, keert het tij. “Mijn vrouw moest de kindjes op school vertellen dat papa ging sterven. Zo erg was het. Mijn herstel is echt een Godswonder geweest. De hartchirurg zei tegen mij: ‘Erik, je hebt me wel laten zweten.’ En ik wist: ‘God heeft zijn handen geleid.’”

JE MOET ZELF WILLEN

Erik beseft maar al te goed dat hij een tweede kans heeft gekregen. “Na al deze ellende ging de knop bij mij om. Je kunt wel hulp krijgen van De Hoop, maar je moet het ook zelf willen. En ik besefte maar al te goed dat ik een nieuw leven kon hebben. Ik heb sinds mijn aanmelding bij De Hoop geen druppel alcohol meer gedronken. Toch zie je het ook weleens anders. Mensen die wel een nieuw leven willen, maar toch blijven hangen aan hun oude leven. Die toch het nummer van hun dealer bewaren. Dan wil je niet. En zo iemand kan je ook niet motiveren. Het moet vanuit jezelf komen.” Het doet Erik pijn om dat te zien. “Het is zo’n schril contrast. Ik ken een cliënt die mij ooit inspireerde met zijn verhaal en nu alsnog peukjes van de straat bij elkaar sprokkelt. Als je ziet waar zo iemand kon zijn en waar diegene nu is... Dat maakt mij verdrietig.”

GELOOF EN ZORG GAAN SAMEN

Erik is ervan overtuigd dat goede zorg niet zonder geloof kan en geloof niet zonder goede zorg. Hij tekent met zijn handen een ronde vorm, met daaromheen nog een laag. “Dit is de ggz, je behandeling. En daar zit de schil van het geloof omheen. Sámen geeft het de kracht om vooruit te gaan. Soms zie je dat mensen ’s avonds bidden en God loven en denken: daar red ik het mee. Maar de volgende ochtend zitten ze alweer aan de basepijp. Met alleen geloof red je het niet. Je hebt ook nog je eigen verantwoordelijkheid en zal je problemen moeten aanpakken. Vanuit geloof geeft God jou vervolgens de kracht om door te gaan.”

“De hartchirurg zei tegen mij: ‘Erik, je hebt me wel laten zweten.’”

“Goede zorg kan niet zonder geloof en geloof niet zonder goede zorg.”

iedereen heeft z’n sores. Jij hebt zo je problemen, ik ook. Niemand ontkomt eraan. Maar het gaat erom hoe je ermee omgaat. En ik kan er nu beter mee omgaan. Ik weet dat ik hulp moet vragen. Ik doe het niet meer alleen. Maar het heeft lang geduurd, voordat ik dat kon.” Erik staart even voor zich uit. “En weet je wat het is? Als je verslaafd bent, word je veroordeeld. En terecht, want ik liep dronken over straat. En ze hebben me ook weleens bewusteloos van een bankje moeten plukken en naar het ziekenhuis gebracht. Dus ik gedroeg me ook niet normaal. Maar je komt daardoor wel alleen te staan. Niemand gelooft nog in je.”

SAMEN MET ZIJN VROUW

Dat is een bekend gevoel voor Erik. Al in zijn jeugd is er onbegrip tussen hem en zijn ouders. “Het komt ergens vandaan, hè. Je wordt gevormd in je leven. Voor mijn ouders was het geloof heel belangrijk. Ik ging mee naar de kerk, maar liep na afloop rechtstreeks naar het plein bij de supermarkt om drugs te gebruiken.” In Eriks beleving werd het geloof niet uitgelegd: de regels voerden de boventoon. Zijn ouders stonden niet achter zijn keuze voor een ongelovig vriendinnetje, nu zijn vrouw. Zij is degene geweest die alle jaren doormaakt met Erik: “zij kan mij aan.” Al in het begin van hun relatie zet ze Erik voor het blok. Het is een relatie met haar, of een relatie met de drugs. Erik kiest voor haar. En in al de jaren die volgen, blijft zij Erik trouw. Ook de tijd bij De Hoop doen ze samen, als eerste stel ooit.

WERKEN MET JE HELE HART

Erik glimlacht. “Zodra ik hier het terrein op kom lopen, word ik al rustig. Ik heb hier zoveel gevonden. Hier zien ze je als mens, niet als nummer. Je merkt dat de mensen bij De Hoop hun werk vanuit het geloof en met liefde doen. Tijdens de feestdagen ging een groep cliënten bijvoorbeeld met elkaar gourmetten. Van een moeilijke tijd werd een gezellige tijd gemaakt. Die extra stap, dat is nou de liefde.” Werken in de verslavingszorg betekent ook dat je een lange adem nodig hebt. De weg naar herstel is nooit een rechte lijn, maar gaat gepaard met tegenslagen. Erik: “Dat proef ik ook in de gesprekken met

“Je hebt mensen behandelaren. De voortgang van de cliënten raakt hen. Ze vinden nodig, je hebt God het ook moeilijk als het herstel niet goed verloopt. Ze maken zich nodig, je hebt soms hulp nodig. Niemand zorgen over de lange wachtlijsten, maar je merkt het ook als ze trots zijn op stappen die cliënten zetten. kan het alleen.” Ze doen dit werk met hun hele hart.” Erik begint te grijnzen. “Hier wil ik wel oud worden!” roept hij uit. “Als het me gegeven wordt, blijf ik hier werken, tot aan mijn pensioen.” Met een boks als afscheid en een joviale lach stapt hij de deur weer uit.

“Als het me gegeven wordt, blijf ik hier werken, tot aan mijn pensioen.”

COLUMN

SLOFFEN FIXEN

Hilda Zomerhuis – Zijlstra

Ambulant Thuisbegeleider

Ambulante thuisbegeleiding werkt vanuit de presentietheorie. Wij willen hiermee zorg zien als relationeel: door te zijn met degene die zorg behoeft, kun je gaan zien en begrijpen wat je voor deze persoon kunt doen en wie je daarbij voor hem of haar kunt zijn. Ik zit op een ingezakt zitkussen in zijn woonkamer, mijn benen rusten op de betonnen vloer. Hij zit tegenover me op een plastic tuinstoel. De muren zijn geel, er hangen stukken behang los. Aan het plafond hangt een lamp die aan- en uitgaat door aan de pit te draaien. Het lichtknopje is kapot, maar de woonstichting komt het niet meer maken. We zitten tussen de dozen. Nee, hij is niet net verhuisd. Hij heeft nooit een thuis kunnen maken van het uitgewoonde slooppand dat hem door de gemeente werd toegewezen. Een dak boven zijn hoofd, meer is het niet.

Hij probeert er het beste van te maken. En ondertussen zoekt hij naar een woning die hij zelf kan uitkiezen. De tijd waarin anderen voor hem bepalen is wat hem betreft voorbij. Hij verlangt naar een thuis. We ruimen dozen op waarin heden en verleden door elkaar liggen. Zich irriterend aan zijn eigen dwangmatige handelen werkt hij door. Ik volg hem, en neem hem weer mee naar het hier en nu wanneer hij even niet meer weet hoe hij verder moet. Ik kan en mag het nu niet overnemen, dan is hij het overzicht kwijt. Daarmee heb ik niet hem, maar alleen mezelf geholpen.

Wat mij betreft kan alles uit de doos weg. Maar het is niet mijn doos, niet mijn verleden, niet mijn huis, niet mijn proces en niet mijn tempo. Dit gedeelte moet hij alleen doen, maar ik moet er wel bij blijven, hem helpen door er te zijn. We zwijgen een tijdje.

Dan zie ik de scheur in zijn slof. Naast me in een doos zie ik een naaisetje liggen.

“Geef mij je slof maar even, dan fix ik die terwijl jij verdergaat”, zeg ik. Met opgetrokken wenkbrauwen kijkt hij me aan. Dan breekt er een brede lach door en geeft hij mij zijn slof. Hij ruimt op, ik repareer de scheur in zijn slof. Ondertussen help ik hem zijn gedachten te structureren zodat hij zelf tot keuzes komt. Langzamerhand komt de bodem van de doos tevoorschijn.

Hij is klaar... zijn slof ook.

This article is from: