Pensioen magazine nr2 2013

Page 1

Pensioen.

nummer 2, juni 2013

Jacqueline Lommen, Director European Pensions en bestuurslid bij Robeco ‘De PPI is een fantastisch vehikel’


In dit nummer: 4

18

22

3

Redactioneel Nederland is geen Utopia

4

De PPI is een fantastisch vehikel

30

10

Naar een vernieuwd, stabiel pensioenstelsel (deel 2)

17

Column Ralph ter Hoeven IAS 19 en het monster van Frankenstein

18

Btw bij beheer van pensioenfondsen

22

Sociaal akkoord, komt er eindelijk duidelijkheid over het pensioen?

25

De interim pensioen accounting tool

26

Vloed aan werknemersgegevens integreren en standaardiseren

30

Pensioenverplichtingen onder NL GAAP


Redactioneel

Nederland is geen Utopia De crisis in de financiële wereld heeft inmiddels geleid tot een algemene teruggang van de bestedingen. Deze teruggang is nu zo ernstig, dat zelfs economen die eerder pleitten voor een strak financieel beleid, nu willen dat de overheid niet al te hard bezuinigt. Het is belangrijk dat consumenten weer gaan uitgeven, maar daarvoor hebben ze vertrouwen nodig in een positieve ontwikkeling van hun financiële privésituatie. Al sinds enkele jaren is het traditionele gevoel van zekerheid rondom pensioenen volledig verdwenen. Vele pensioenfondsen hebben kortingen moeten doorvoeren op de pensioenen en de aanspraken, vanwege de toenemende levensverwachting en de langdurig laagblijvende rentestand. Dit heeft direct gevolgen voor de koopkracht en dus de bestedingen van mensen die al met pensioen zijn. Bij degenen die nog met pensioen moeten gaan, tast het het vertrouwen in de toekomst van het pensioensysteem aan. De constante melding dat het pensioensysteem niet meer houdbaar is en zal moeten worden aangepast, maakt het er niet beter op. De politiek en de sociale partners voeren al sinds jaren overleg over de pensioenen en ondanks menig bereikt akkoord, is er in wetgeving nog weinig veranderd. Wat wel duidelijk is, is dat de ingangsleeftijd voor de AOW omhoog zal gaan, net als de ingangsleeftijd voor het ouderdomspensioen. Het kan zijn dat de ingangsleeftijd voor de AOW eerder wordt verhoogd dan die voor het pensioen, waardoor er voor het individu financiële gaten zullen vallen die hij of zij zelf zal moeten zien op te lossen. Dat kan een groot probleem zijn als de betrokkene al niet meer werkt, bijvoorbeeld doordat hij of zij met vervroegd pensioen is gegaan.

Duidelijk is ook dat het opbouwpercentage naar beneden zal worden bijgesteld. De concrete uitwerking van deze plannen is in het kader van het Mondriaanakkoord weer uitgesteld en de Raad van State heeft inmiddels de vraag gesteld of met deze aanpassingen nog wel op adequate wijze een oudedagsvoorziening kan worden opgebouwd. Naast de onzekerheden in de eerste en tweede pijler worden mogelijke oplossingen geregeld gewijzigd door de wetgever. Dat wat de wetgever enkele jaren geleden als oplossing presenteerde, wordt nu weer overboord gezet of beperkt. Denk aan de levensloopregeling of de lijfrentepolissen. Met lijfrentepolissen mogen nu nog alleen pensioenvoorzieningen worden opgebouwd over een inkomen van maximaal € 100.000. Voeg al deze onzekerheden op pensioenterrein bij de onzekerheid over de zorg (wie gaat straks de kosten van het verzorgingstehuis betalen?) en het is helder dat de gemiddelde Nederlander geen vertrouwen meer heeft in het pensioensysteem. Hij heeft geen idee meer welke stappen hij nu zou moeten nemen om straks een beetje plezierig van zijn oude dag te kunnen genieten zonder geldzorgen. Het lijkt inmiddels alleen in Utopia mogelijk om rust te hebben in het pensioen- en zorgsysteem, een paradijs waar burgers weten waar ze aan toe zijn en een financiële planning kunnen maken.

Reacties: pensioen@deloitte.nl

Pensioen nummer 2 • juni 2013

3


Europa, catalyst for change in de Nederlandse pensioensector

‘De PPI is een fantastisch vehikel’ Pensioen is niet complex, maar wij hebben het in Nederland met z’n allen complex gemaakt, zegt Jacqueline Lommen, Director European Pensions en bestuurslid bij Robeco PPI. De opkomst van een Europese pensioenmarkt ziet zij in dit licht als een ontwikkeling naar meer inzichtelijkheid en transparantie. De PPI als vehikel voor ‘Smart Defined Contribution’ lost al veel problemen rond ons bediscussieerde pensioenstelsel op. ‘Ik geloof heel sterk in Europa en de subtiele drijfveer voor verandering die daarvan uitgaat.’

4


Pensioen nummer 2 • juni 2013

5


‘Europeaan in hart en nieren’ en pensioenspecialist. Deze predicaten zijn Jacqueline Lommen op het lijf geschreven. Haar loopbaan is dan ook een weerspiegeling van een saillant stuk Europese pensioenhistorie. In de aanloop naar de Europese Pensioenfondsen Richtlijn (EG 2003/41/EG) was ze, midden jaren negentig, als lobbyist actief in Brussel. Toen de Richtlijn geïmplementeerd moest worden, stapte ze over naar De Nederlandsche Bank waar ze gedetacheerd was bij de Europese toezichthouder EIOPA in Frankfurt en tegelijkertijd in Nederland mee de fundamenten legde van de PPI: de Premiepensioeninsteling, een derde alternatief naast de twee traditionele pensioenuitvoerders, het pensioenfonds en de verzekeraar. Na beleid te hebben beïnvloed respectievelijk vormgegeven, vond ze dat het tijd werd to make it happen. “Om te laten zien dat de wetten voorzien in een concrete marktbehoefte.” Lommen keerde terug naar de private sector en realiseerde voor enkele multinationals de eerste grensoverschrijdende pensioenfondsen. Nu is ze betrokken bij een van de eerste premiepensioeninstellingen – die van Robeco. “Bij sociale partners zie ik de behoefte om pensioen op veel efficiëntere manier te organiseren met behoud van een integere regeling.”

‘Bij sociale partners zie ik de behoefte om pensioen op veel efficiëntere manier te organiseren met behoud van een integere regeling’ 6

Wat maakt de premiepensioeninstelling zo aantrekkelijk? “De PPI is een fantastisch vehikel, hoewel men in Nederland vooral de beperkingen ervan benadrukt. Bijvoorbeeld dat hij geen financiële en verzekeringsrisico’s mag dragen, waardoor je een verzekeraar of andere risicodrager nodig hebt. Dat zou het ingewikkeld en duur maken. Maar in die beperking zit juist zijn kracht. Door deze risico’s eruit te halen blijf je gevrijwaard van de hoge governance- en solvabiliteiteisen waar de pensioenfondsen en verzekeraars mee te maken hebben. Daarmee wordt de PPI ‘lean’ en transparant, en heb je heel lage nalevings- en operationele kosten. Men denkt in Nederland ook dat risico’s als arbeidsongeschiktheid, overlijden en langleven bij een PPI niet gedekt zijn. Maar die zijn even goed gedekt als bij pensioenfondsen, alleen zijn ze bij een verzekeraar ondergebracht. In het buitenland is dat normaal. Buiten Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Ierland is de PPI een heel gangbaar uitvoeringsmodel. Zie bijvoorbeeld de grote Duitse en Zwitserse PensionsFonds en -Kasse.” Is het niet zo dat PPI’s alleen maar DC-regelingen mogen beheren? “PPI’s mogen allerlei regelingen beheren, mits de financiële en biometrische risico’s maar niet drukken op de balans van de PPI. Dat kan een DC-regeling zijn, maar in principe ook het reële contract of andere tussenvormen, of een buitenlandse regeling. Daarmee is de PPI een zogeheten ‘non-artikel17 IORP’. In Nederland kennen we de ‘artikel17 IORP’, een risicodragend pensioeninstelling die buffers moet aanhouden en moet voldoen aan governance vereisten om de diverse principle agent-effecten te mitigeren. Vanwege deze intrinsieke risico’s zijn onze pensioenfondsen in de loop der jaren dichtgetimmerd. In Europa daarentegen zie je vaak de ‘non-artikel17 IORP’. Deze pensioeninstellingen besteden de risico’s uit, wat een pensioenvehikel oplevert waarin werkgevers en werknemers heel flexibel kunnen opereren en bijvoorbeeld best-in-class partners kunnen uitzoeken.


In ons land circuleren nogal wat mispercepties over wat de PPI kan en mag. De reikwijdte is echter veel breder dan algemeen wordt aangenomen. Hoogste tijd dat we de PPI gaan zien als een volwaardig alternatief.” De nieuwe regelgeving op het gebied van boekhouden en solvabiliteit zou Defined Benefit om zeep helpen. Hoe denkt u daarover? “In Nederland hebben we heel mooie DB-regelingen, waarbij de werkgever of financiële instelling tot op zekere hoogte garant staat voor de bijbehorende risico’s. Internationale wetgeving was blijkbaar nodig om inzichtelijk te maken wat die garanties nu eigenlijk inhouden, wat hun omvang is en welke financiële middelen men hiervoor moet vrijspelen. Zo heeft de IFRS-wetgeving de pensioenverplichtingen voor werkgevers voelbaar gemaakt. CFO’s en risk officers zien de effecten ervan op het bedrijfsresultaat drukken en wijzen op de noodzaak van verandering. Evenzo sporen de voorgenomen Solvency II-, IORP2- en FTK-wetgeving financiële instellingen aan om voldoende solvabiliteitsbuffers aan te houden. Deze vormen van veelal internationale wetgeving, die nota bene niet meer stellen dan dat wij in onze onderbuik al voelden, zorgen ervoor dat de risico’s verschuiven naar de deelnemers. Vervelend, maar onvermijdelijk. Het is immers duidelijk geworden hoeveel het kost om de riante Nederlandse pensioentoezeggingen waar te maken. Bovendien is het risicoabsorptievermogen van de bestaande risicodragers uitgehold. Wie beweert dat DB onmogelijk wordt gemaakt door wetgeving, legt de verantwoording bij de verkeerde speler. De nieuwe regels hebben alleen maar de financiële consequenties blootgelegd van wat de sociale partners met elkaar hebben afgesproken. Vanzelfsprekend zou ook ik het liefst DB hebben, wie niet? Punt is dat we nu beseffen dat DB erg kostbaar is.”

Welke pensioenvormen zijn nog wel haalbaar? “Denk aan reële contracten, waarbij de risico’s worden neergelegd bij de deelnemers. Vooral de grote bedrijfstakpensioenfondsen zijn bezig deze vormen te omarmen. En dan heb je nog een andere vorm, waar je veel minder over leest maar waar sociale partners ondertussen ook volop mee bezig zijn, namelijk Smart DC.

‘Wie beweert dat DB onmogelijk wordt gemaakt door de nieuwe internationale wetgeving, legt de verantwoording bij de verkeerde speler’ Opf’s en grote werkgevers gaan over op deze vorm, die in vergelijking met reële contracten beter aansluit op de internationale praktijk én veel makkelijker te begrijpen is voor deelnemers. De pensioenmaterie is complex en ondoorzichtig geworden. Samen met de risicoshift richting deelnemer leidt dit tot onrust. Werkgevers betalen zich blauw aan pensioen en niemand ziet het of waardeert het nog – een lose lose situation. Smart DC is eenvoudig en begrijpelijk. De werkgever kan zijn deelnemers laten zien dat hij pensioen opbouwt en werknemers gaan dat weer waarderen. Dat is win-win.”

Pensioen nummer 2 • juni 2013

7


Wat is er verder smart aan Smart DC? “Net zoals bij het reële contract en CDC wordt bij Smart DC de werkgever IFRS-proof, want de verplichtingen verdwijnen grotendeels van de balans. Ook de premies die hij betaalt zijn stabieler en daarmee voorspelbaar. De slimheid zit echter vooral in de wijze waarop de deelnemers bij de hand worden genomen om de risico’s te beheersen die ongewild hun kant op schuiven. Want je moet niet zoals in de VS alles zelf moeten regelen en met je pensioenpot door de bodem zakken zodra het even slecht gaat met de beurs. Bij Smart DC bouwt de werknemer zijn pensioen op in een individuele

‘Naarmate de pensioendatum dichterbij komt, is het verstandiger de opgebouwde pot te beschermen en beleggingsrisico’s te mitigeren’ rekening. Dit is een eigen pensioenpot waar persoonlijk eigendomsrecht op rust; jouw pensioen is en blijft dus van jou. Niemand bij het fonds of de verzekeraar die daar zeggenschap over heeft of kan gaan herverdelen. Of, die kan besluiten om bij nader inzien af te stempelen of niet te indexeren. Er is dus hoegenaamd geen counterparty risk. Zelfs als de PPI omvalt, is dat geld nog steeds van jou. Je hoort nu ouderen weleens zeggen: handen af van mijn pensioenpot, daar heb ik voor gewerkt. Maar bij DB is geen sprake van eigendom; het zijn rechten, toezeggingen. Bij Smart DC zijn het activa, assets.”

8

Met activa alleen ben je als deelnemer toch niet geholpen als het om pensioen gaat? “Dat is waar; het gaat om de uiteindelijke maandelijkse uitkering die je met deze activa kunt krijgen. Smart DC neemt de deelnemer ook aan de hand waar het beleggen betreft. En dat is nodig, want uit onze bijna dertig jaar praktijkervaring met DC-pensioenen blijkt dat 97 procent van de deelnemers snapt dat ze dat risico niet kan en moet nemen. De PPI biedt op dit vlak een aantal default-keuzes die berusten op het beginsel van lifecycles. Dat betekent dat de risico’s die bij pensioensparen komen kijken automatisch worden beheerst. Behalve het marktrisico en inflatierisico is dit het renteconversierisico, waarbij een lage rentestand op het moment van pensionering kan leiden tot een lage uitkering. Robeco baseert dit op de Human Capital-theorie, die ervan uitgaat dat jonge deelnemers risicovoller kunnen beleggen dan oudere. Naarmate de pensioendatum dichterbij komt, is het verstandiger de pot te beschermen en beleggingsrisico’s te mitigeren omdat de restverdiencapaciteit met de leeftijd afneemt. Let wel, we nemen de risico’s niet over van de deelnemer. We mitigeren ze. Een duidelijke en daarmee eerlijke positie. Robeco heeft dit concept heel ver doorontwikkeld en loopt ermee voorop. Nederland beschikt van oudsher over veel ALM- en DB-kennis. Die kan nu volop worden ingezet om slimme, innovatieve DC-beleggingsstrategieën te ontwerpen, waardoor Nederland straks ook op DC-terrein een koppositie krijgt.” Je zou de deelnemer nog bijna geïnteresseerd krijgen in het thema pensioen… Terwijl de meesten door de bomen het bos niet meer zien. “Door elektronisch te communiceren, krijgt de deelnemer continu inzicht in de waarde van zijn opgebouwde pot. Je ziet wat er elke maand bijkomt. En met de planner kun je exact berekenen wat je later aan uitkering overhoudt als je nu stopt met werken, of nog een jaar doorwerkt, of vrijwillig extra bijstort, et cetera. Dat is precies wat deelnemers willen weten. Wat ook belangrijk is: de werkgever kan aan zijn werknemers laten zien hoeveel


hij spaart voor hun pensioen, dus boven op het salaris. Ik heb zelf zo’n regeling en krijg elke maand een e-mail met de mededeling dat er een mutatie in mijn pensioenpot is. Via een hyperlink kan ik dan direct doorklikken op mijn financieel overzicht. Dat brengt pensioen veel dichter bij de deelnemer. Helemáál nu die informatie ook mobiel, via apps toegankelijk is. Sceptici zien dat niet zitten: niemand interesseert zich toch voor de oudedagsvoorziening? Maar juist door die apps zie je de interesse groeien en gaan deelnemers bewuster en eerder met hun pensioenpot bezig. Je ziet het gebeuren. Een nieuwe generatie, een nieuwe manier van communiceren. Het duurt even voordat het omvang krijgt, maar straks wordt het een vliegwiel.” De Algemene Pensioen Instelling, is die nog wel nodig? “De API is een no-brainer, heb ook ik altijd geroepen. De API biedt meer vrijheidsgraden dan het huidige pensioenfonds en kan, gelijk aan de PPI, door eenieder worden opgericht. Zoals hij nu echter op de tekentafel ligt hebben we enkele kanttekeningen. Weliswaar kan de API een belangrijke rol spelen in de consolidatie van de Nederlandse pensioensector, als een doorontwikkelde multi-opf. De API als internationale doorsteek – waar hij ook voor bedoeld is – gaat volgens mij echter niet vliegen. Door de vele veranderingen in governance en FTK is hij te gecompliceerd geworden. Daarbij brokkelt de noodzaak van een risicodragend vehikel dat DB-regelingen beheert, zichtbaar af. De PPI is veel geschikter voor Nederlandse ondernemingen om de pensioenen voor hun buitenlandse vestigingen vanuit Nederland te beheren.”

Gaat het goed met de Robeco PPI? “Robeco zag de veranderende marktbehoeften aankomen en heeft als een van de eerste een PPI opgericht. Onze propositie heet Smart Pension. Anderhalf jaar zijn we in business en we bedienen inmiddels een dertigtal klanten. We richten ons vooral op grotere ondernemingen en maatwerkoplossingen. Vooral bij pensioenfondsen in liquidatie wordt steeds vaker de PPI meegenomen als een alternatief uitvoeringsmodel. Smart DC-regelingen zijn ondertussen een getest concept en kunnen snel worden geïmplementeerd. De PPI’s zijn een symptoom dat veranderingen in de Nederlandse pensioensector zijn ingezet, en vormen tegelijkertijd de catalyst for change.”

‘Door elektronisch te communiceren, krijgt de deelnemer continu inzicht in de waarde van zijn opgebouwde pot’

Hangt de stijgende populariteit van de PPI niet samen met de oprukkende individualisering? “Het is een misperceptie te denken dat de PPI niet collectief en solidair is, als je dat bedoelt. Het enige individuele eraan is de volledig eigen pensioenpot die deelnemers opbouwen. Beleggen gebeurt verder collectief en risico’s worden als vanouds gedeeld via de wet van de grote getallen. Wat wel ontbreekt is de intergenerationele solidariteit. Die herverdeling, waar zoveel over te doen is, is eruit gehaald. Geen punt overigens, want de eerste pijler biedt daar nog voldoende ruimte voor. De samenleving is veranderd, generaties lijken niet meer op elkaar. Mensen willen best solidair met elkaar zijn, maar in het huidige systeem is deze vorm van solidariteit intransparant en wordt hij snel onevenwichtiger. Daarom staat die nu ter discussie. Met Smart DC behoud je al die andere vormen van collectiviteit en solidariteit waar we allemaal zoveel profijt van hebben.”

Pensioen nummer 2 • juni 2013

9


Naar een vernieuwd, stabiel pensioenstelsel (deel 2)

1

10


Er gaat geen dag voorbij of de media berichten over pensioenen. Als gevolg van de financiële crisis staan de dekkingsgraden onder druk en er zijn zelfs fondsen die op hun uitkeringen moeten korten. Dit heeft de discussie rondom de inrichting en houdbaarheid van ons huidige pensioenstelsel aangewakkerd. In dit artikel, dat in twee delen wordt gepubliceerd, gaan we in op de centrale problematiek en welke factoren daar debet aan zijn. Doel van onze bijdrage is de gezamenlijke pensioenfondsen op te roepen proactief, samen met politiek en toezichthouders, stappen te zetten om het maatschappelijk vertrouwen te herwinnen en de afbrokkelende solidariteit te repareren. We geven daarvoor een model voor een houdbaar en duurzaam pensioen op de lange termijn.

Op de middellange termijn zien wij een gewenste beweging naar hoge niveaus van vertrouwen en collectiviteit. Deze beweging kent twee stappen, waarin vertrouwen herstellen (stap 1) voorafgaat aan bouwen aan solidariteit (stap 2). Vertrouwen is tenslotte een belangrijke voorwaarde voor solidariteit. Deze stappen zijn nodig om te komen tot een stabiel pensioenstelsel.

Hoog 3 Collectief Sparen

Collectief Beleggen

Herstel van Solidariteit

Innovatie voor een duurzaam pensioenstelsel Op dit moment constateren we een ontoereikend vertrouwen en een gebrek aan solidariteit. Hoe keren we deze trend?

2

Individueel Sparen

Individueel Beleggen

Nu Laag

1 Herstel van Vertrouwen

Hoog

Figuur 1: Matrix waarin de extremen van (gebrek aan) vertrouwen

Op de lange termijn is naar onze mening een radicale hervorming van het pensioenstelsel noodzakelijk: we moeten toe naar een collectief van pensioen, zorg en hypotheek (stap 3).

1

Deel 1 van dit artikel is verschenen in Pensioen nr. 1, 2013.

en (gebrek aan) solidariteit tegen elkaar zijn afgezet, met daarin de drie noodzakelijke stappen om te komen tot hervorming van ons pensioenstelsel.

Stap 1: Herstel van vertrouwen Als vertrouwen herwinnen makkelijk was, was het allang gebeurd. In de vier jaar dat men hiermee bezig is, zijn weliswaar slagen gemaakt, maar het is nog niet gelukt. Sterker nog, allerlei recente incidenten lijken het vertrouwen verder te ondermijnen. Bij elk bericht over een voorziene afstempelronde, een nieuw incident of een financieel bestuurder die wegkomt met een exorbitante remuneratie, ziet de consument zijn wantrouwen – de basis­ emotie van dit moment – bevestigd. In de publieke opinie zijn de toleranties momenteel dan ook heel erg smal.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

11


Het afgelopen decennium zag de Nederlandse consument vele voorgestelde zekerheden als schijnzekerheden ontmaskerd worden Herstel van vertrouwen is belangrijk en urgent, maar hiervoor is geen simpele route en het gaat niet snel. Wel zeker is dat het ongebreideld uitvaardigen van nieuwe wetten en regelgeving niet zal werken. Integendeel, dit ontneemt pensioenfondsen en -uitvoerders juist hun manoeuvreerruimte, omdat daarbij bijzonder veel aandacht uitgaat naar het voldoen aan steeds meer en steeds andere wet- en regelgeving. In het afgelopen decennium zag de Nederlandse consument tal van zekerheden als schijnzekerheden ontmaskerd worden. Vóór hem lijkt een landschap te liggen met enkel risico’s en zonder houvast. De eerste cruciale stap is dan ook het vertrouwen in de financiële instellingen en in de overheid nieuw leven inblazen. Hier ligt een uitdaging voor de politiek, zowel op Haags als Europees niveau. In de Europese context is een duidelijk verhaal nodig over de risico’s en vrijheden die lidstaten en financials hebben. De financiële wereld is de afgelopen decennia gemondialiseerd, terwijl het toezicht en het risicobewustzijn bij de landsgrenzen leek op te houden. Het onder ogen komen en benoemen van de bedreigingen en kansen die een groter speelveld met zich meebrengen, is de eerste stap naar een heldere communicatie over deze grotere wereld. De Europese Commissie zal hier samen met het Europees Parlement en de verschillende denktanks een hoofdrol moeten opeisen. Enerzijds vraagt dit daadkracht en facilitering van mogelijkheden, anderzijds is er behoefte aan slimme regels en richtlijnen om risico’s in te perken. Uiteindelijk

12

gaat het erom de burger inzicht te geven in de kansen die Europa als beleggingsmogelijkheid biedt, en hoe Europa kan zorgen voor stabiliteit, transparantie en (tot op zekere hoogte) zekerheid. De Nederlandse politiek, geflankeerd door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten, moet actief inspelen op de rol van Europa en waar nodig de Nederlandse context schetsen en incorporeren. Haar taak omvat het bevorderen van een flexibele arbeidsmarkt en het betrekken van eigenwoningbezit, erfrecht en zorguitgaven in de pensioendiscussie. De historisch lage rente en koersen en de maatschappelijke discussie rondom kosten vormen de basis van het wantrouwen van de consument. Duidelijke communicatie zal de consument moeten overtuigen van de noodzaak van beleggen in een betaalbaar pensioenstelsel, maar ook moeten informeren over de bijkomende risico’s. Hier zullen de pensioenfondsen, -uitvoerders en -aanbieders gezamenlijk moeten optrekken. De Pensioenfederatie doet een voorstel tot transparantie in de kosten, wat naar onze mening overgenomen dient te worden, waar mogelijk uitgebreid met transparantie in rendement en risico. Dit zou moeten worden gevolgd door sectorbrede, maar vooral eenduidige communicatie, waardoor de kennis van de consument toeneemt. Daarbij is het van belang dat de overheid op niet al te lange termijn wetgeving introduceert die versimpeling, rationalisatie en integratie van de diversiteit aan pensioenregelingen faciliteert. De consument wil immers appels met appels vergelijken. Toenemend vertrouwen leidt in de matrix tot een horizontale verschuiving vanuit de huidige startpositie naar een positie waarin vermogensopbouw door beleggen vanuit een welomschreven risicobeheersingsmandaat centraal staat. De winst van deze beweging is allereerst de gunstiger risico/rendementsverhouding die een goed gediversifieerde portefeuille op langere termijn oplevert. Hoewel er geen risicoloos rendement mogelijk is, staat vast dat deze verhouding gemiddeld beter is dan die van individuele spaarproducten. Een hoger consumentenvertrouwen vormt verder de basis voor de hervormingen en aanpassingen die moeten leiden tot een verhoging van de collectiviteit.


Essentiële voorwaarde voor het vertrouwensherstel is dat Nederland de komende jaren niet opnieuw geconfronteerd wordt met een economische crisis, het omvallen van een systeembank of een nieuwe discussie over bonussen. Dergelijke gebeurtenissen zullen door de media breed worden uitgemeten en aldus het zich herstellend vertrouwen frustreren. Stap 2: Werken aan solidariteit Zodra het vertrouwen in de financiële sector en de overheid voldoende is hersteld, kan gewerkt gaan worden aan de tweede stap: het bevorderen van de solidariteit. De maatschappij kenmerkt zich door een verdergaande individualisering en het terugtrekken van de overheid. De solidariteit, door mondige arbeiders begin vorige eeuw afgedwongen, staat hiermee zwaar onder druk. Het past echter niet om in een moderne, mondiaal georiënteerde maatschappij als de onze, solidariteit tussen heterogene groepen op te leggen. Het huidige systeem dat solidariteit vergt van alle leeftijdsgroepen in één land (Nederland) lijkt niet meer te werken. Beargumenteren werkt hier beter dan dwingen. De logische vervolgstap is dan ook deze groepen duidelijk te maken dat door samenwerking en verbondenheid bepaalde collectiviteitsvoordelen te behalen zijn. Door slimme samenwerkingsverbanden te stimuleren en waar nodig fiscale maatregelen te treffen, kan de overheid als katalysator werken en tijdelijk de regiefunctie in handen nemen. Het bevorderen van solidariteit is in zekere zin makkelijker dan het vertrouwen herstellen, omdat men gericht kan werken aan meer technisch-inhoudelijke oplossingen en dit thema minder onderhevig is aan percepties. Een van de opties om conflicten tussen de diverse deelnemersgroepen te verminderen is de deelnemers op te splitsen in leeftijdscohorten, bijvoorbeeld van 20 tot 40 jaar, van 40 tot 55 jaar en van 55 jaar en ouder. Elke levensfase laat immers een ander behoeftepatroon – met bijbehorend risicoprofiel – zien en differentiatie naar leeftijd doet meer recht aan de natuurlijke solidariteit binnen elke leeftijdsgroep, vanwege de homogeniteit van de populatie. Dit hoeft zich niet noodzakelijkerwijs te beperken tot de landsgrenzen. Tegelijk vermindert dit de spanning tussen de generaties, aangezien deze

differentiatie door alle betrokkenen als eerlijker wordt beschouwd dan een situatie van one size fits all. Flexibilisering van de arbeidsmarkt eist een flexibel pensioenstelsel. Daarvoor is een eenduidige basisregeling nodig, die het mogelijk maakt iemands werkzame leven flexibel in te richten. Aanvullend moet het mogelijk zijn om modules toe te voegen aan de basisregeling om aan de verregaande individuele wensen en eisen van de consument tegemoet te komen. Toenemende solidariteit leidt in de matrix tot een verticale verschuiving. De winst van deze beweging is dat schaalvoordelen kunnen worden benut en uitruil tussen de deelnemers mogelijk is (bijvoorbeeld na overlijden).

Het past niet om in een moderne, mondiaal georiënteerde maatschappij solidariteit tussen heterogene groepen op te leggen

Pensioen nummer 2 • juni 2013

13


Wat hiervoor geschreven is, leidt tot een herstel van vertrouwen en solidariteit. Dit lukt echter niet met ons pensioenstelsel zoals dat nu is vormgegeven. Wij geloven dat fundamentele veranderingen nodig zijn om de acht factoren die ten grondslag liggen aan het disfunctioneren van ons pensioenstelsel (genoemd in deel 1 van dit artikel) om te buigen. Stap 3: Radicale hervorming van ons pensioenstelsel Zodra de trend over de verticale as naar boven zich ontvouwt, kan de ultieme beweging naar rechtsboven in de praktijk worden ingezet: het combineren van alle facetten die een financiële en sociale oudedagsvoorziening verzorgen, te weten zorg, wonen en pensioen. Alleen op deze manier is een passend antwoord mogelijk op de centrale uitdaging van de toekomst: hoe houden we, gezien de demografische ontwikkelingen, ons pensioen- en zorgsysteem betaalbaar? Stap 3 gaat dus over het organiseren van een duurzame pensioenvoorziening en het samenbrengen van andere maatschappelijke domeinen die momenteel onder druk staan, zoals de zorg en de hypotheekmarkt. Hiermee ontstaat wat we noemen het pensioen- en zorgsysteem. Zorg is duur geworden en wordt daarom steeds moeilijker te leveren. De huizenmarkt zit vast, de hypotheekrenteaftrek is omstreden. Fiscaal gefaciliteerd uitruilen, bijvoorbeeld een deel van je pensioen sparen in stenen, biedt voordelen. Met de voorzienbare schaarste in de zorg is het ook denkbaar om pensioenuitkeringen in natura te bieden. Deelnemers zouden een vaststaand zorgpakket kunnen krijgen waarmee niet een bepaald inkomen gegarandeerd is, maar dat wel zorgt voor een bepaalde welvaart of welstand. Onderdeel van die welstand kan een afgesproken niveau van zorg zijn. Dit is uitgewerkt in figuur 2.

14

Pensioen / Zorg Systeem Doel: financiële en sociale zekerheid op oudere leeftijd Erfenis / Sparen

Beleggen

Zorg

Woning

Uniforme Basis Regeling Bijstand

Figuur 2: Opbouw van het pensioen- en zorgsysteem.

Het pensioen- en zorgsysteem is opgetrokken uit een aantal bouwstenen die tot doel hebben om financiële en sociale zekerheid te borgen voor de oude dag. De Bijstand vormt de fundering van de sociale zekerheid van de wieg tot het graf voor degenen die niet deelnemen aan het arbeidsproces. De Bijstand wordt aangevuld met een voor werknemers uniforme en collectieve pensioenregeling – een minimum voor alle werkenden – die gefinancierd wordt via een inkomensafhankelijke premie: de Uniforme Basis Regeling. Het betreft een 70%-reële middelloonregeling waarbij de uitkering is gemaximeerd. Deze basisregeling vervangt de huidige AOW én een deel van de huidige pensioenvoorzieningen. De hoogte is gekoppeld aan het modale inkomen binnen Nederland. Deze regeling kan samen met de Bijstand worden verstrekt door een non-commerciële uitkeringsinstantie, zoals een coöperatie. Bovenop de fundering worden drie steunpilaren geplaatst, die fiscaal gefaciliteerd onderling zijn uit te ruilen. Elke werkende Nederlander is verplicht deel te nemen in een pensioen- en zorgaanbieder, maar mag deze zelf kiezen.


De eerste pilaar geeft steun aan de uitvoering van de beleggingen. De heterogene groep zal ongeveer een gelijk beleggingsprofiel hebben en afhankelijk van de pensioen-zorgaanbieder kan dat profiel differentiëren. Zo’n aanbieder is niet aan een bepaalde sector, branche of werkgever gebonden, zodat de werkende (werknemer in loondienst, zzp’er of eigenaar) in principe zijn gehele leven in het fonds blijft. De aanbieders richten zich op een bepaalde inkomens- en leeftijdsgroep. De tweede pilaar geeft steun aan de uitvoering van een collectieve aanvullende zorgverzekering. Een aanbieder van het pensioen- en zorgsysteem kenmerkt zich door individuele pensioenopbouw volgens de principes van beschikbare premie (defined contribution) en de mogelijkheid om op individuele basis aanvullende verzekeringen te sluiten, zoals een overlijdensrisicoverzekering en een nabestaandenpensioen. Verder is, zoals gezegd, een uitruil met hypotheken mogelijk. De woning en bijbehorende hypotheken vormen de derde pilaar. Deelnemers die bijvoorbeeld vinden dat ze (te) weinig rendement maken, kunnen besluiten hun huis sneller af te lossen. Vijftigplussers die ziek worden, kunnen een deel van hun pensioenopbouw besteden aan medische behandelingen en maatregelen om gezond te worden. Een pensioen- en zorgaanbieder is niet noodzakelijkerwijs zelf uitvoerder van de producten. Sterker, in de nabije toekomst verwachten

Met de voorzienbare schaarste in de zorg is het ook denkbaar om pensioenuitkeringen in natura te bieden

wij een sterke specialisatie van functies, zodat een pensioenaanbieder gebruikmaakt van een administrateur, vermogensbeheerder en/of verzekeraar. Het verschilt daarmee wezenlijk en op verschillende onderdelen van de huidige pensioenuitvoerders. Het dak van het pensioen- en zorgsysteem wordt gevormd door inbreng van individuele vermogensbronnen als spaargelden, erfenissen, enzovoort. Het inbrengen van erfenissen in het systeem wordt fiscaal gefaciliteerd, aangezien dit wordt beschouwd als een herverdeling van welvaart/rendement over de generaties. Deze inbreng ligt bij de individuele consument. Voordelen van de bepleite innovatie De oplossing voor solidariteit die wij bepleiten, overstijgt de pensioenproblematiek en koppelt deze aan andere belangrijke maatschappelijke domeinen die gelieerd zijn aan schaarste. Bovendien komt een drietal dossiers in onderlinge samenhang tot een oplossing, waar dat voor elk afzonderlijk uitermate lastig blijkt. De aanbevolen bundeling of integratie levert naast verhoogd vertrouwen ook extra collectiviteit – dus relevantie – op, daar waar dat voordeel brengt: schaalgrootte, sterfterisico, inkoopkracht van diensten en pensioenaankoop bij verzekeraars. Het eindresultaat is een pensioen dat reële waarde biedt in plaats van nominale. De in het fonds deelnemende groep wordt homogener, hetgeen de beheersing (van beleggen) eenvoudiger maakt. Opgebouwd uit meerdere onderdelen lijkt dit systeem complex, maar in feite betekent het een vereenvoudiging, mede door de introductie van een Uniforme Basis Regeling en de fiscale standaardisatie over de bouwstenen heen: elk van de drie pilaren is onderworpen aan hetzelfde fiscale regime. Een ander voordeel is de modulaire opbouw en de invulling naar wens en gezinssituatie. Behalve volledige transparantie biedt dit de consument meer keuzemogelijkheden en hij betaalt voor wat hij afneemt.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

15


In de Uniforme Basis Regeling zijn alle mogelijke verschijningsvormen ondergebracht. Tevens zijn alle uitzonderingen en varianten vooraf eenmalig gecompenseerd. Dat betekent een enorme vereenvoudigingsslag, want zo reken je in één keer af met al die historisch gegroeide verschijningsvormen die pensioenregelingen zo ondoorzichtig maken. Eenvoud en overzichtelijkheid zijn het gevolg. Conclusie Het huidige pensioenstelsel is door verschillende factoren in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig. Ons voorstel is om over de assen van vertrouwen en solidariteit de werking van het huidige pensioenstelsel te herstellen en simultaan een verkenning te doen naar een nieuw systeem waarin pensioen, zorg en privébesparingen, met een basis in de Bijstand en een Uniforme Basis Regeling, het fundament vormen voor de oude dag. Voordelen van het pensioen- en zorgsysteem op een rij: • Het bevordert extra vertrouwen en solidariteit, en is daarmee de beste garantie dat het huidige collectieve pensioenstelsel overleeft. • Het biedt reële garanties en een pensioenuitkering in natura, waarmee de bezwaren van nominale toezeggingen zijn weggenomen. • Het maakt gebruik van collectiviteit daar waar dat voordeel oplevert: schaalgrootte, sterfterisico, inkoopkracht van diensten en pensioenaankoop bij verzekeraars. • Het voorziet in een eenvoudiger organisatie waarin prikkels om suboptimaal te presteren zijn verdwenen. • De in het fonds deelnemende groep wordt homogener, wat de beheersing vergemakkelijkt. • Het biedt keuzemogelijkheden aan de deelnemer, die de voorziening naar eigen wens en gezinssituatie kan invullen. • Het brengt de kosten van pensioen omlaag en creëert tegelijk meer overzicht. • Het biedt volledige transparantie door de modulaire opbouw en de individuele invulling. De deelnemer betaalt slechts voor wat hij afneemt. • Er is geen of een zeer beperkte overdracht van waarde nodig bij verandering van dienstverband.

16

De aanbevolen bundeling levert naast verhoogd vertrouwen ook extra collectiviteit op De hier gepresenteerde hervorming van ons pensioenstelsel is vanzelfsprekend geen onderwerp van overweging voor de pensioenfondsen zelf, maar valt onder een overkoepelende visie waar vooral de politiek iets van zou kunnen – of moeten – vinden. Wel kunnen pensioenfondsbesturen en hun achterbannen het debat hierover aanzwengelen.

Evert van der Steen Audit - Financial Risk Management evandersteen@deloitte.nl Remco Rijntjes FAS - Pension Advisory rrijntjes@deloitte.nl Johan Septer Audit - Financial Risk Management jsepter@deloitte.nl Bart Korteweg Audit - Risk Services Compliance bkorteweg@deloitte.nl


Column

IAS 19 en het monster van Frankenstein

H

et kan maar zo gebeuren dat een goed bedoelde suggestie aan de IASB (de opsteller van IFRS) een monster baart. Laat ik dit kort proberen uit te leggen. In de herziene IAS 19 zijn alle mechanismen tot het uitstellen van actuariële resultaten (zoals de corridorbenadering) geëlimineerd. Dit was een uitdrukkelijke wens van de IASB en het was duidelijk dat ‘Nederland’ (lees: de pensioenlobby) hier weinig meer tegen kon doen. Na diverse ontmoetingen was de IASB wel bereid een wens van Nederland te honoreren en wel door rekening te houden met shared-riskregelingen. Was immers de kritiek op IAS 19 niet dat werkgevers moesten doen alsof ze alle risico’s van de pensioentoezegging droegen (terwijl in werkelijkheid in Nederland de risico’s gedeeld worden)? Nou dan, een mooi moment om dat te veranderen. Twee bepalingen werden aan IAS 19 toegevoegd. Een ging over het financieringsplafond (IAS 19.91) en een ging over werknemersbijdragen (IAS 19.93). Het plafond houdt kort gezegd in dat geen verplichting hoeft te worden opgenomen voor het deel van de toezegging dat de werkgever niet hoeft te financieren. De werknemersbijdragen waren ook bedoeld om de pensioenverplichting te verlagen. Als de financiering wordt gedeeld tussen werknemer en werkgever, kan worden aangenomen dat niet de gehele (netto) verplichting door de werkgever zal worden betaald. Deze zou dan kunnen worden verminderd door het door de werknemers te financieren deel. De IASB schreef echter het gedeelte over de werknemersbijdragen zo op, dat alle ontvangen en nog te ontvangen werknemersbijdragen volgens het IAS 19-allocatiemodel (PUC) over de diensttijd moesten worden verdeeld. Ik zal u de technische details besparen, maar bij doorrekening van de modellen bleek

al snel dat de bruto pensioenverplichting veelal steeg in plaats van daalde. Dat kwam doordat minder van de service cost mocht worden afgetrokken dan onder het oude IAS 19-model, waarin de werknemersbijdrage simpel op cash-basis van de service cost werd afgetrokken. Kunt u het zich voorstellen? We gaan van een volledig risicomodel naar een gedeeld risicomodel voor de werkgever en zijn verplichting wordt nog hoger. Het gevolg laat zich raden: urenlange discussies tussen IAS 19-deskundigen die al snel in twee kampen uiteenvielen, namelijk de preciezen die de letter volgden (het staat er toch) en de rekkelijken die meer in de geest van de tekst handelden (zo is het niet bedoeld). In een complexe internationale omgeving kom je daar niet uit en dan rest er maar een gang: opnieuw naar Londen om uit te leggen dat er een IAS 19-versie van Frankensteins monster is gebaard die moet worden geëlimineerd. En dat verklaart de laatste Exposure Draft (ED) die de IASB heeft gepubliceerd: Defined Benefit Plans: Employee Contributions. Hierin wordt een practical expedient, een praktische toepassing, aan de bestaande tekst toegevoegd. De practical expediënt houdt in dat als de werknemersbijdrage gerelateerd is aan de rapporteringsperiode, de betaalde werknemersbijdrage weer simpel in mindering mag worden gebracht op de service cost. En laat deze expedient nu voor bijna alle Nederlandse regelingen gelden. Het monster van Frankenstein leeft nog, maar is vakkundig kaltgestellt.

Prof. Dr. Ralph ter Hoeven Deloitte Audit rterhoeven@deloitte.nl

Pensioen nummer 2 • juni 2013

17


Hof van Justitie ‘Wheels Common’; impact in de praktijk

Btw bij beheer van pensioenfondsen Het Hof van Justitie heeft recent uitspraak gedaan in een uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige zaak ‘Wheels Common’. In deze zaak oordeelde zij dat het beheer van het betreffende pensioenfonds een btw belaste prestatie is.

18


D

e btw-behandeling van het beheer van pensioenfondsen is al lange tijd onderwerp van discussie. Met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) in de zaak Wheels Common Investment Trust Fund Trustees Ltd (‘Wheels Common’) is hierover meer duidelijkheid gekomen. Toch is de discussie over dit punt nog niet afgerond. Hierna zullen wij nader ingaan op de uitspraak van het HvJ EU en de gevolgen van deze uitspraak voor de Nederlandse praktijk. Daarnaast zullen we een aantal vervolgstappen bespreken die ondernemers die te maken hebben met deze problematiek (pensioenfondsen, beheerders en werkgevers) kunnen nemen.

Feiten Wheels Common, een collectief beleggingsfonds waarin de activa van verschillende bedrijfspensioenregelingen van één werkgever voor beleggingsdoeleinden worden samengebracht, koopt diensten in van een Engelse vermogensbeheerder voor het beheer van het vermogen van het fonds. In het geval van Wheels Common is sprake van een ‘defined benefit’-regeling waarbij de uiteindelijke pensioenuitkering vooraf is vastgesteld. De vraag die bij het Hof van Justitie voor lag was of Wheels Common kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds en de diensten van deze vermogensbeheerder daarom voor de btw zijn vrijgesteld. Oordeel Hof van Justitie Het HvJ EU heeft geoordeeld dat de btw-vrijstelling voor beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen niet kan worden toegepast op het beheer van een beleggingsfonds waarin de activa van pensioenregelingen als de onderhavige zijn samengebracht. Om te kwalificeren als gemeenschappelijk beleggingsfonds moeten de deelnemers van het fonds namelijk risico dragen over hun inbreng in het fonds. In het geval van Wheels Common, waar sprake is van een ‘defined benefit’-regeling is dat niet het geval omdat de uiteindelijke pensioenuitkering vooraf is vastgesteld. Het pensioen dat een deelnemer van het fonds ontvangt is niet afhankelijk van de waarde van de activa en de resultaten van de beleggingen, maar is vooraf vastgesteld en afhankelijk van het verdiende loon en het aantal dienstjaren bij de werkgever. Daarnaast wijst het Hof er nog op dat ook de positie van de werkgever als storter in het fonds niet kan worden gelijkgesteld met die van een belegger, aangezien de bijdragen van de werkgever aan de pensioenregeling een middel zijn om zijn wettelijke verplichtingen jegens de werknemers te voldoen.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

19


Wat betekent dit voor de praktijk? In de huidige Nederlandse praktijk wordt de btw-vrijstelling voor beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen niet toegepast op het beheer van pensioenfondsen. De zaak Wheels Common bevestigt daarmee op zich de huidige Nederlandse praktijk. Met de uitspraak in Wheels Common is de discussie naar onze mening echter nog niet beslecht.

Aftrek bij werkgever Tot slot staat nog de vraag open of de werkgever de btw op kosten die in het kader van de uitvoering van een pensioenregeling worden gemaakt in aftrek kan brengen (in plaats van het pensioenfonds). Omdat de werkgever doorgaans een hoger aftrekrecht heeft dan een pensioenfonds leidt dit tot een voordeel. Deze vraag wordt onder meer behandeld in de zaak PPG Holdings.

Zo heeft het HvJ EU in eerste instantie alleen uitspraak gedaan over het beheer van een pensioenfonds dat een defined benefit regeling uitvoert. Vraag die dan opkomt, is of de uitkomst van het arrest van het HvJ EU ook geldt voor de (in Nederland steeds vaker toegepaste) defined contribution regelingen, waarbij slechts de inbreng van de deelnemers vast staat maar de uiteindelijke uitkering afhankelijk is van de resultaten van de beleggingen. Dit kan daarom naar onze mening nog ruimte bieden om in bepaalde situaties toch tot een btw-vrijstelling voor het vermogensbeheer van dergelijke pensioenfondsen te komen.

Hoewel aftrek van btw op kosten door de werkgever in Nederland niet algemeen geaccepteerd is, bestaat deze mogelijkheid in de ons omringende landen wel. In de UK is bijvoorbeeld goedgekeurd dat werkgevers de btw op bepaalde kosten die betrekking hebben op de instandhouding van de pensioenregeling in vooraftrek brengen.

Ook voor pensioenfondsen die een defined-benefit regeling uitvoeren staat nog niet vast dat toepassing van een btw-vrijstelling niet mogelijk is te komen. Zo leunt de uitspraak in Wheels Common naar onze mening sterk op de daarin gestelde feiten (bijv. het Engelse pensioenrecht) en kan daarmee niet gezegd worden dat de uitkomst van deze uitspraak breed moet worden toegepast. Het HvJ EU zal in een andere zaak, PPG Holdings, waarschijnlijk nader uitleg geven over de toepassing van de btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer op het beheer van een Nederlands pensioenfonds. Daarnaast zal het HvJ EU in de zaak ATP Pension Services nader ingaan op de mogelijke toepassing van andere btw-vrijstellingen op het beheer van een pensioenfonds. Wanneer deze vrijstellingen inderdaad van toepassing zijn zou dit ook moeten gelden voor een DB-regeling.

20

Dit is goedgekeurd omdat de kosten het gevolg zijn van de (wettelijke) verplichting voor de werkgever om zijn werknemers een pensioenregeling aan te bieden. In zijn recente conclusie bij de PPG zaak lijkt de Advocaat Generaal ruimte te bieden om een deel van de btw op kosten in aftrek te nemen op het niveau van de werkgever. Dit voor zover de kosten betrekking hebben op oprichting van het fonds, de inschrijving van werknemers, de controle van tijdige storting van premies en dergelijke. Dit geldt volgens de A-G echter niet voor kosten voor vermogensbeheer omdat deze rechtstreeks zien op de beleggingsactiviteiten van het fonds. Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat het verstandig is om de uitkomst in de zaak PPG Holdings en ATP Pension Services af te wachten alvorens een definitief standpunt in te nemen over het beheer van pensioenfondsen. Wanneer u als pensioenfonds of beheerder bezwaar heeft ingediend in het kader van de lopende procedures adviseren wij u om deze bezwaren aan te houden in afwachting van de nog twee lopende zaken. Wel is het raadzaam na te gaan of de gronden voor bezwaar moeten worden aangevuld met een verwijzing naar de twee nog lopende zaken. Dit geldt ook als u alleen een defined-benefit regeling beheert.


Wanneer u als pensioenfonds of beheerder nog geen bezwaar heeft gemaakt adviseren wij u om dit alsnog te doen.

Contact Voor meer informatie neemt u contact op met

Let wel dat hiervoor in principe binnen zes weken na het doen van aangifte bezwaar aangetekend dient te worden tegen de eigen aangifte.

Elwin Makkus TAX - Indirect TAX emakkus@deloitte.nl 088 288 6488

Voor de volledigheid: de lopende procedures Hieronder is een overzicht opgenomen van de relevante zaken waarin de btw-behandeling van vermogensbeheerdiensten ter discussie is gesteld.

Jurgen de Kok TAX - Indirect TAX jdekok@deloitte.nl 088 288 8756

Lopende procedure

Status

PPG Holdings Gerechtshof Leeuwarden heeft in de procedure van PPG besloten prejudiciële vragen voor te leggen aan het HvJ EU. De vragen zijn: 1. Kan de werkgever btw op kosten die betrekking hebben op het door hem opgerichte pensioenfonds in aftrek brengen? 2. Kwalificeert het beheer van het pensioenfonds onder de btw-vrijstelling voor het beheer van een gemeenschappelijk beleggingsfonds.

Zaaknummer: C-26/12 Prejudiciële vragen zijn door Gerechtshof Leeuwarden voorgelegd aan het HvJ EU.

ATP Pensionservices Ook in deze procedure worden vragen gesteld ten aanzien van de btw-behandeling van vermogensbeheerdiensten voor pensioenfondsen. De vragen die zijn gesteld zijn beperkt tot pensioenfondsen met een Defined Contribution regeling.

Zaaknummer: C-426/12 Vragen zijn op 17 oktober 2012 voorgelegd aan het HvJ EU.

De conclusie van de A-G is op 18 april 2013 uitgekomen.

Kort samengevat zijn de eerste vraag en tweede vraag of het beheer van Wij verwachten dat de pensioenfondsen die Defined Contribution regelingen uitvoeren onder de hoorzitting in de herfst van vermogensbeheervrijstelling valt. Daarnaast zien de tweede tot en met vijfde vraag erop 2013 zal plaatsvinden. of de verrichte handelingen als één geheel of afzonderlijke handelingen in aanmerking dienen te worden genomen, waarop mogelijk nog andere financiële vrijstellingen op van toepassing kunnen zijn.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

21


Sociaal akkoord

komt er eindelijk duidelijkheid over het pensioen?

Het kabinet en de sociale partners zijn het eens geworden over een pakket maatregelen om de arbeidsmarkt te stimuleren en te moderniseren. Een aantal maatregelen zijn bedoeld om de pensioenen aan te passen aan de wensen en eisen van de 21ste eeuw.

22


De sociale partners maken zich zorgen om de beperkingen van de maximale pensioenopbouw vanaf 2015. Het regeerakkoord gaat uit van een maatschappelijk aanvaarde norm waarbij iedereen in staat moet zijn om met veertig jaar werken een pensioen bij elkaar te sparen van 70% van het gemiddeld verdiende loon. Met ingang van 2015 wordt het maximaal fiscaal gefaciliteerde percentage voor het opbouwen van de pensioenvoorziening met 0,4% verlaagd en het pensioengevend loon beperkt tot € 100.000 per jaar. De sociale partners hebben tot eind mei 2013 de tijd gekregen om voor deze maatregelen te komen met alternatieven en aanvullingen. Het kabinet heeft hiervoor een budget van € 250 miljoen (structureel) beschikbaar gesteld. Het uitgangspunt van de sociale partners hierbij is het behouden van een fiscale behandeling van de pensioenen die voor ieder inkomensniveau voorziet in een gelijkwaardige pensioenopbouw. De sociale partners streven naar een maximaal te bereiken opbouwpercentage van 2%. Zij gaan in elk geval de volgende twee varianten onderzoeken:

– de mogelijkheid van een netto pensioenspaarfaciliteit als aanvulling op de voorgestelde beperking van het Witteveenkader met een vrijstelling voor de vermogensrendementsheffing (box 3). Dit moet kunnen voortvloeien uit een collectieve arbeidsvoorwaardelijke afspraak, die collectief verplicht moet kunnen worden gesteld; – de mogelijkheid om de belastingheffing op pensioenen gedeeltelijk te verschuiven van een heffing bij uitkering naar een heffing bij premie-inleg zonder belasting op vermogensrendement. Daarbij kunnen de sociale partners binnen bepaalde grenzen vrijelijk hun keuze maken.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

23


Op verzoek van de sociale partners zal de AOW-overbruggingsregeling worden verruimd tot deelnemers met een inkomen tot 200% (alleenstaanden) respectievelijk 300% (voor paren) van het wettelijk minimumloon. Verder wensen de sociale partners een natuurlijk einde van deze regeling in plaats van een beëindiging per eind 2018. Daarnaast willen de sociale partners dat de voorschotregeling intact blijft en hervormd wordt in de richting van een flexibele AOW. Ook willen de sociale partners onder een aantal voorwaarden het nieuwe Financieel Toetsingskader snel doorvoeren: – een wettelijke verplichting tot het ‘invaren’ van bestaande pensioenrechten; – het ontwikkelen van een stabiele discontovoet (op macroniveau) bij het berekenen van de pensioenverplichtingen; – een integraal Financieel Toetsingskader waarin een rigide scheiding tussen een nominaal en reëel pensioencontract wordt voorkomen; – een aanvullend pakket maatregelen voor het jaar 2014 om afstempelen van pensioenen zo veel mogelijk te voorkomen en premiestijging uit te sluiten.

Sociale partners willen afstempelen van pensioenen zo veel mogelijk voorkomen

Om de koopkracht van de werknemers te ondersteunen worden de sociale partners opgeroepen om de pensioenpremies te verlagen, uiteraard voor zover de financiële positie van het pensioenfonds dit toelaat. Het sociaal akkoord moet overigens nog worden goedgekeurd door de achterbannen van de werkgeversen werknemersorganisaties. Er is sprake van een zogeheten onderhandelaarsakkoord. Op zijn beurt gaat het kabinet het parlement steun vragen voor de gemaakte afspraken. De voorstellen zullen daarna, in overleg met de sociale partners en het parlement, verder worden uitgewerkt in wetgeving. Eind april hebben alle FNV-bonden het sociaal akkoord unaniem goedgekeurd. Inmiddels heeft de staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend loon bij de Tweede Kamer ingediend. In de begeleidende brief staat dat de sociale partners tot 1 juni 2013 kunnen komen met alternatieven voor of aanvullingen op dit wetsvoorstel. Er zijn nog veel losse eindjes en er is ook de nodige kritiek. De ondernemingsraden van twintig grote organisaties waarschuwen naar aanleiding van de plannen in het sociaal akkoord voor een flinke daling van de pensioenuitkeringen. Volgens de ondernemingsraden is het niet realistisch om te denken dat de werknemers de premiebesparing die volgt uit de plannen, zullen inzetten om zelfstandig bij te sparen voor het pensioen. Daarnaast brengt dit sociaal akkoord nog steeds niet de zo gewenste duidelijkheid. Na het Pensioenakkoord van juni 2010 worden de afspraken telkens weer aangepast. Juist nu is duidelijkheid nodig, zodat de broodnodige modernisering van de pensioenregelingen eindelijk kan beginnen. Roderik van Sluis TAX - Global Employer Services rvansluis@deloitte.nl

24


De interim pensioen accounting tool Ondernemingen met een defined benefit pensioenregeling dienen onder IFRS en US GAAP een pensioenpositie te berekenen en op te nemen in de jaarrekening. Een tussentijdse herrekening van de pensioenpositie en pensioenlast kan noodzakelijk zijn door wet- en regelgeving of gewenst voor budgetteringsdoeleinden. De interim pensioen accounting tool biedt uitkomst! Het uitvoeren van een actuariële pensioenwaardering is een tijdrovend en kostbaar proces. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ondernemingen dit proces bij voorkeur maar eenmaal per jaar doorlopen. Echter, het belang van tussentijds inzicht in uw pensioenpositie is toegenomen. Vanaf 2013 is onder IAS 19 namelijk de corridor-methode afgeschaft waardoor de volatiliteit van de pensioenpositie toeneemt en periodieke herrekeningen gewenst kunnen zijn. De interim pensioen accounting tool biedt u de mogelijkheid tot efficiënte tussentijdse pensioenberekeningen. Vroegtijdig inzicht in uw pensioenpositie Een tussentijdse herrekening van de pensioen-positie voorkomt dat u aan het einde van het boekjaar bij het laten uitvoeren van een volledige actuariële pensioenwaardering met onaangename verrassingen wordt geconfronteerd, zoals een onverwachte stijging van de pensioenpositie. Een tussentijdse herrekening verschaft u tevens inzicht in de ontwikkeling van de pensioenlast die u nodig heeft voor budgetteringsdoeleinden. Grip op uw pensioenregeling Vroegtijdig inzicht helpt u ook grip te houden op uw pensioenregeling. Mocht bij tussentijdse herrekeningen blijken dat de pensioenpositie en / of pensioenlast zich ongunstig ontwikkelt dan kunt u tijdig ingrijpen en met betrokken partijen in overleg treden om afspraken te maken die de pensioenpositie en pensioenlast weer in lijn brengen met de ondernemingsdoelstellingen. De interim pensioen accounting tool Onze interim pensioen accounting tool voorziet in snelle en eenvoudige pensioen accounting oplossingen.

De tool is modulair opgebouwd zodat u alleen de door u gewenste onderdelen kunt afnemen. De tool biedt de volgende mogelijkheden: • Het geven van een overzichtelijk verloop van de pensioenpositie tot aan het interim reporting moment. Vaak kan hier volstaan worden met een nauwkeurige schatting van de pensioenpositie, zodat onnodig werk wordt voorkomen; • Het uitvoeren van een gevoeligheids-analyse op de ontwikkeling van de pensioenpositie en pensioenlast. U vergroot uw inzicht en grip op de ontwikkeling van de pensioen financials; • Het uitvoeren van een voorlopige volledige actuariële pensioenwaardering per einde van het boekjaar. U hebt in een vroegtijdig stadium inzicht in de verwachte pensioenpositie per einde boekjaar en de verwachte pensioenlast voor het komende boekjaar voor budgetteringsdoeleinden. Een ander voordeel is dat u een belangrijk deel van de benodigde tijdbesteding voor de pensioenwaardering naar voren haalt waardoor u zich aan het einde van het boekjaar kunt richten op uw kerntaken. Contact Voor meer informatie over dit thema, en de wijze waarop Deloitte Pension Advisory u hiermee van dienst kan zijn, kunt bellen of e-mailen met de bij u bekende contactpersoon of Martin Delsman en Sebastiaan de Leeuw den Bouter. Martin Delsman FAS - Pension Advisory mdelsman@deloitte.nl 088 288 2600 Sebastiaan de Leeuw den Bouter FAS - Pension Advisory sdeleeuwdenbouter@deloitte.nl 088 288 3239

Pensioen nummer 1•maart 2013

25


Vloed aan werknemersgegevens integreren en standaardiseren

26


Op dit moment informeren werkgevers een groot aantal partners over werknemersgegevens in de keten van verzekerbare arbeidsvoorwaarden en pensioenen. Aparte informatiestromen gaan naar pensioenuitvoerders, verzekeraars van arbeidsongeschiktheid, arbodiensten, UWV en Belastingdienst. Het huidige berichtenverkeer is intensief, omdat iedere ketenpartner zijn eigen voorschriften voor aanlevering heeft. De berichtgeving is afkomstig uit verschillende bronsystemen en de diversiteit van personeelsregelingen is groot. Gegevensmutaties foutgevoelig Het doorgeven van mutaties is een arbeidsintensief en foutgevoelig proces en levert administratieve lasten voor de werkgever. Vaak wordt iedere ketenpartner apart geïnformeerd en wordt dezelfde informatie in verschillende formats aan de diverse ketenpartners aangeleverd. Aan de kant van de werkgever wordt het proces gecompliceerd, doordat de werknemersinformatie uit verschillende bronsystemen afkomstig is: het HRM-systeem, een afzonderlijke salarisadministratie en verzuimgegevens. Aan iedere organisatie dienen per werknemer vele mutaties en gegevens te worden doorgegeven, waarvan sommige mutaties ingaan met terugwerkende kracht. Vooral deze mutaties met terugwerkende kracht resulteren in extra handmatige handelingen en hebben een grote foutgevoeligheid. Daarbij vindt de terugkoppeling vertraagd en beperkt plaats, waardoor de werkgever niet goed kan controleren of mutaties goed zijn doorgevoerd. Naast een grote diversiteit in mutaties is er ook een grote diversiteit in HRM-processen en -systemen. Vaak zijn deze HRM informatiesystemen sterk verouderd en alleen in een steady state betrouwbaar. De HRM systemen kennen een complexe informatie architectuur (mede door legacy en overnames). Aanpassingen en invoering nieuwe functies onder andere als gevolg van veelvuldig veranderende wet en regelgeving hebben de foutgevoeligheid vergroot. Mutatie terugkoppeling in deze systemen vindt vertraagd en beperkt plaats waardoor de werkgever niet sluitend kan controleren. En mutatie correcties resulteren in foutgevoelige mutaties met terugwerkende kracht. In veel HRM systemen is berichtgeving ifoutgevoelig

doordat mutaties nog handmatig worden aangemaakt en verwerkt. Nu moeten de ketenpartijen samenwerken om deze correcties af te stemmen door middel van kostbare management interventies om escalaties deze te verhelpen. De uitvoerders hebben ook te maken met deze grote verscheidenheid aan systemen en informatieformats bij hun relaties. Om de brei enigszins het hoofd te kunnen bieden werkt iedere uitvoerder met zijn eigen voorschriften voor de aanlevering van mutaties, terwijl de bron van de mutaties wordt gevormd door de werkgevers en werknemers (HRM- en salarissysteem). Hierdoor moet ieder mutatiebericht apart worden gemeld aan de verschillende ketenpartners. Dit alles maakt het huidige berichtenverkeer arbeidsintensief, foutgevoelig en kostbaar. Gemiddeld worden jaarlijks per medewerker meer dan 29 mutatieberichten verzonden en in totaal worden meer dan 200 miljoen berichten verstuurd. De huidige kosten voor het mutatieberichtenverkeer worden voorzichtig geraamd op meer dan € 1.300 per medewerker per jaar. Voor heel Nederland bedragen daarmee de totale kosten bijna € 10 miljard. Gestandaardiseerde berichten Om deze problemen op te lossen zou het proces efficiënter moeten worden ingericht. Dat kan door de ketenprocessen te integreren vanuit de gegevensbron en te werken met gecontroleerde standaardberichten via automatische mutatieverwerking. Dit is niet helemaal nieuw. Employee benefits-portalen zijn al enige tijd op de markt. Ze bieden administratieve lastenverlichting aan werkgevers door de berichtgeving te verzorgen aan

Pensioen nummer 2 • juni 2013

27


Huidige ontwikkelingen

Werkgevers HRM & Salaris Werknemers

Beperkingen Maatwerk koppelingen Verschillende berichten Beperkte integraties Handmatige verwerking

Arbodienst- Verzuim Verz-Ziekengeld WIA Verzekeraar-Leven Pensioenuitvoering Pensioen Vermogen

Employee Benefits Portalen

UWV, BD, Tussenpersonen

Doelstelling

Arbodienst Verz-Ziekengeld WIA Werkgevers HRM & Salaris Werknemers

Rapportage Portaal Werkgevers EB-Portaal (optioneel)

onder andere arbodiensten en verzekeraars, maar de automatische verwerking vindt slechts op beperkte schaal plaats. Binnen deze portalen moeten ook nog belangrijke beperkingen worden opgelost. Onlangs heeft een aantal partijen een standaardpensioenbericht ontwikkeld (de UPA). Met deze UPA zou een gestandaardiseerde gegevensstroom van werkgever naar pensioenuitvoerder moeten ontstaan, maar door het ontbreken van gestandaardiseerde begrippen, governance en keteninformatie kan de UPA nog tot veel gegevensfouten leiden. Een rapportage vanuit de loonaangifte wordt als alternatief gezien. Kortom, standaardisatie is actueel, maar nog niet ketenbreed in ontwikkeling. Gemeenschappelijke administratie Dit alles zou kunnen worden opgelost door een geïntegreerd excellent ketenproces op basis van een gemeenschappelijke administratie vanuit de bron (het HRM- en salarissysteem). Door de ontwikkeling van een Employee Benefits-woordenboek en integratie van bestaande gegevens standaard initiatieven moeten we komen tot een gecontroleerde standaardberichtenvoorziening met automatische verwerking van mutatieberichten inclusief terugkoppeling.

28

Verzekeraar-Leven Pensioenuitvoering Pensioen Vermogen UWV, BD, Tussenpersonen Automatische verwerking

Een geïntegreerd of apart werkgevers employee benefitportaal verwerkt en combineert de brongegevens tot een standaardbericht voor de diverse uitvoerders van de employee benefits-voorzieningen. Gezamenlijk stroomlijnen van dit proces heeft voor alle betrokken partijen voordelen. En alleen een gezamenlijk gedragen oplossing kan deze voordelen voor alle ketenpartners ontsluiten. Het besparingspotentieel in de keten bedraagt gemiddeld bijna € 900 per medewerker per jaar en in totaal meer dan € 6 miljard per jaar. Voordelen voor werkgevers Werkgevers zullen door dit gestandaardiseerde berichtenverkeer de arbeidsvoorwaarden beter kunnen managen en de bijbehorende contracten beter kunnen beheren. De werkgever hoeft nog slechts zorg te dragen voor een eenmalige digitale aanlevering aan de keten en ontvangt een directe verwerking en terugkoppeling van de doorgegeven mutaties. Daardoor kan hij real time de aangeleverde berichten controleren. De contractgegevens komen zo ook beschikbaar voor analyse en validatie en voor vergelijking met andere arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kan de werkgever met dit proces beter voldoen aan de zorg- en informatieplicht naar zijn werknemers toe.


Roderik van Sluis TAX - Global Employer Services rvansluis@deloitte.nl

Employee benefits rapportage proces

ts pla n

e HRM beleid egi rat t S

Werkgever

nefi

&

zic

pl

e

be

lys

in

ht

Em

en aanbied eren en rm di fo e n I

efits plan ben My

n te ns

n ne ke

verz

to efi B

ie

&

ht

tat

e zic

Mu

lys

in

EB dienstverlener

ic h t

Werknemer Ana

Pilot Deloitte is met Arbeidsplein en een aantal ketenpartners een pilot begonnen om te komen tot standaardprocessen en -berichten in de arbeidsvoorwaarden en pensioenketen in zowel de publieke als de private sector. Door gebruik te maken van kennis en ervaring op andere gebieden van standaardiseren van berichtenverkeer op basis van XBRL kunnen deze voordelen uiteindelijk worden behaald. XBRL stelt systemen in de keten in staat om de informatie automatisch te herkennen en te verwerken. Het resultaat daarvan is geautomatiseerde toevoer en uitwisseling van informatie door de hele keten. De integratie van XBRL in

Reynout Burgers Consulting - Technology rburgers@deloitte.nl

Ana

Voordelen voor uitvoerders De uitvoerders van pensioen en employee benefits hebben ook baat bij een verbetering en standaardisering van het administratieve proces. Het wordt mogelijk de gegevens en mutaties daarin direct te verwerken en de behoefte aan manuele invoer neemt af. Door deze directe verwerking en terugkoppeling zullen achterstanden kunnen verdwijnen, kan de kwaliteit van de mutatiegegevens worden verbeterd en wordt het risico van onder andere een onvolledige administratie beperkt. De uitvoerders werken met datagestuurde besluitvorming en risicomanagement (real time). Hierdoor kan men eerder ingrijpen en achterstanden en problemen in de administratie voorkomen. De huidige hersteladministraties kunnen achterwege blijven, waardoor kosten beter kunnen worden beheerst. De uitvoerders kunnen nu actief een regierol vervullen en zo bijvoorbeeld ziekteverzuim proces actiever ondersteunen. Het overstappen van de ene uitvoerder naar de andere wordt gemakkelijker, waardoor de verkoopkansen voor deze uitvoerders verbeteren.

het bedrijfsproces verkort de doorlooptijden, verbetert de kwaliteit van het proces en verlaagt de kosten aanzienlijk. Ontwikkelingen van XBRL op andere gebieden, zoals de financiĂŤle verslaglegging en belastinggegevens, hebben dit al ruimschoots aangetoond. Het veld van pensioen en employee benefits kan niet langer achterblijven. Als ergens het administratieve proces kan worden verbeterd, dan is het hier.

en

Voordelen voor werknemers De werknemer ziet real time de gevolgen van het niet beschikbaar stellen van de juiste informatie en wordt geprikkeld de juiste informatie aan te leveren. Doordat sneller zichtbaar wordt of alle juiste werknemersgegevens beschikbaar zijn bij de uitvoeringsinstanties, wordt de kans op onvolledige informatieverschaffing door werknemers en de eigen organisatie verkleind. Ook de werknemers hebben dus voordeel bij een beter ingericht proces. In tegenstelling tot in de huidige situatie krijgen ze een actueel overzicht van en inzicht in de arbeidsvoorwaarden. Dit inzicht geeft hun de middelen om tijdig hun persoonlijke arbeidsvoorwaarden en pensioen bij te sturen.

Be

re

Pensioen nummer 2 • juni 2013

29


Pensioenverplichtingen onder NL GAAP

Sinds de inwerkingtreding van RJ 271.3 voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2010 geldt voor ondernemingen die NL GAAP toepassen in beginsel de verplichting-aan-de-pensioenuitvoerderbenadering. Daarnaast kan het zijn dat eveneens de verplichting-aan-de-werknemerbenadering moet of mag worden toegepast. In dit artikel wordt aan de hand van praktijkvoorbeelden nader ingegaan op de pensioenverplichtingen of -vorderingen die bij deze benaderingen onder RJ 271.3 ‘Personeelsbeloningen – Pensioenen’ moeten worden opgenomen op de balans. Onder RJ 271.3 geldt voor Nederlandse pensioenregelingen die onder de Pensioenwet vallen de verplichting-aan-de-pensioenuitvoerderbenadering. Dat geldt ook voor buitenlandse regelingen die vergelijkbaar zijn met de wijze waarop het pensioenstelsel is ingericht en functioneert. Bij deze benadering wordt de verplichting die voortvloeit uit een door de rechtspersoon gedane pensioentoezegging gebaseerd op de financieringsafspraken zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst tussen de rechtspersoon en de pensioenuitvoerder (RJ 271.305). Als pensioenuitvoerder kan optreden (RJ 271.302): – een bedrijfstakpensioenfonds; – een ondernemingspensioenfonds; – een levensverzekeringsmaatschappij.

30

Daarnaast moet de verplichting-aan-dewerknemerbenadering worden gevolgd voor toezeggingen die (nog) niet zijn ondergebracht bij een pensioenuitvoerder. Dit geldt bijvoorbeeld voor pensioentoezeggingen die in eigen beheer worden gehouden en voor buitenlandse pensioenregelingen die niet vergelijkbaar zijn met de wijze waarop het Nederlandse pensioenstelsel is ingericht en functioneert. Bij deze benadering wordt de verplichting die voortvloeit uit een door de rechtspersoon gedane pensioentoezegging gebaseerd op de pensioenuitkeringen die na afloop van de actieve diensttijd aan de werknemer worden gedaan. De hoogte daarvan wordt vastgesteld op basis van een actuariële waarderingsmethodiek (RJ 271.305).


Verplichting-aan-de-pensioenuitvoerderbenadering Algemeen Onder de verplichting-aan-depensioenuitvoerderbenadering worden verplichtingen (of vorderingen) op de balans opgenomen voor: – aan de pensioenuitvoerder te betalen premies; en – additionele verplichtingen aan de pensioenuitvoerder, zoals verplichtingen voor: • indexaties (ofwel: toeslagverlening); • aanvulling van tekorten (al dan niet in de vorm van herstelpremies); • overrente of winstdeling; en • waardeoverdrachten bij indiensttredingen en uitdiensttredingen. Daarnaast moeten zoals gezegd verplichtingen worden opgenomen voor toezeggingen aan werknemers die nog niet zijn ondergebracht bij een pensioenuitvoerder. Deze worden opgenomen volgens de verplichting-aan-dewerknemerbenadering. Aan de pensioenuitvoerder te betalen premies De aan de pensioenuitvoerder te betalen premie moet als last in de winst-en-verliesrekening worden verantwoord. Voor zover de aan de pensioenuitvoerder over enig jaar te betalen premie nog niet is voldaan, dient deze als verplichting op de balans te worden opgenomen. Hierbij kan vaak worden aangesloten bij de rekening-courantpositie tussen de onderneming en de pensioenuitvoerder.

Additionele verplichtingen aan de pensioenuitvoerder – algemeen Naast de verplichting voor de per balansdatum te betalen premie moet de rechtspersoon beoordelen of nog andere, additionele verplichtingen bestaan. Deze verplichtingen komen voort uit de uitvoeringsovereenkomst of het verzekeringscontract en/of andere afspraken met werknemers. Ook komen ze voort uit bij werknemers gewekte gerechtvaardigde verwachtingen. Indien naast de aan de pensioenuitvoerder te betalen premie verplichtingen bestaan, moet een voorziening worden opgenomen indien per balansdatum aan de algemene voorwaarden voor het opnemen van voorzieningen wordt voldaan (RJ 271.307): a. de rechtspersoon heeft een verplichting aan de pensioenuitvoerder en/of werknemer (in rechte afdwingbaar of feitelijk); b. het is waarschijnlijk dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen bij de rechtspersoon noodzakelijk is; en c. er kan een betrouwbare schatting worden gemaakt van de omvang van de verplichting. Indexaties Per balansdatum kan een verplichting inzake indexatie bestaan. Er wordt een voorziening opgenomen indien: – de verleende indexatie voor rekening van de rechtspersoon komt; en – deze op balansdatum nog niet is afgefinancierd.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

31


Met het verlenen van indexatie wordt bedoeld automatische indexatie of een onvoorwaardelijk besluit daartoe (RJ 271.307). De laatste zin duidt op zowel voorwaardelijk geïndexeerde pensioenregelingen (onvoorwaardelijk besluit) als op onvoorwaardelijk geïndexeerde pensioenregelingen (automatische indexatie). Bij die laatste gaat het overigens niet om alle toekomstige indexaties. Alleen indexaties over de periode tot en met balansdatum moeten worden voorzien (voor zover nog niet afgefinancierd). Indexaties over de periode na balansdatum worden niet voorzien. Ook al zijn ze onvoorwaardelijk. Voorbeeld: onvoorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling Stel dat in een middelloonregeling de opgebouwde aanspraken automatisch worden geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van de cpi-index. De aanspraken worden dus onvoorwaardelijk geïndexeerd, maar de hoogte van de indexatie is gekoppeld aan de cpi-index. Op 28 januari 2013 wordt bekend dat de cpi over 2012 2,5% is gestegen. De pensioenuitvoerder stelt op 4 april 2013 de aanspraken van de deelnemers vast op basis van deze index. Deze indexatie is nog niet afgefinancierd. De onderneming ontvangt op 5 april 2013 een inhaalpremienota. De jaarrekening 2012 is al op 28 maart 2013 afgerond. Bij het opmaken van de jaarrekening moet een voorziening worden opgenomen tegen de beste schatting (door de directie van de onderneming) van de inhaalpremie die naar verwachting zal moeten worden betaald. Als de jaarrekening na 5 april 2013 wordt opgemaakt, wordt een schuld opgenomen. In dat geval staat de omvang van de verplichting immers vast (RJ 254.111).

32

Bij voorwaardelijk geïndexeerde regelingen moet eerst sprake zijn van een besluit van de pensioenuitvoerder. Die moet immers eerst nagaan of op basis van de gestelde voorwaarden indexatie mogelijk is. Indien dit besluit voor het opmaken van de jaarrekening wordt genomen, zal dit leiden tot het opnemen van een verplichting (indien en voor zover de indexaties nog niet zijn afgefinancierd). Voorbeeld: voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling Stel, in een pensioenregeling worden aanspraken opgebouwd op basis van middelloon en vindt indexatie plaats op basis van beschikbare overrente in het verzekeringscontract. Aangezien de afgelopen jaren weinig tot geen indexatie is verleend, besluit de onderneming in december 2012 om de pensioenaanspraken per 31 december 2012 eenmalig te verhogen met 2%. De pensioenuitvoerder stelt in januari 2013 de hoogte van de indexatie vast en stuurt de onderneming een nota voor de indexatiekoopsom (aangezien de overrente over 2012 wederom nihil is). Het principe ‘beste schatting’ zoals opgenomen in 271.3 houdt in dat op balansdatum al zo goed mogelijk rekening wordt gehouden met het feit dat de aanspraken per 31 december 2012 nog verhoogd dienen te worden met de reeds toegezegde indexatie van 2%. In de jaarrekening dient de onderneming derhalve een voorziening op te nemen voor de verwachte premienota voor de indexatietoezegging die moet worden betaald aan de pensioenuitvoerder. Aanvulling van tekorten (al dan niet in de vorm van herstelpremies) Een actueel onderwerp in deze tijd is de verwerking van herstelpremies en andere vormen van aanvulling van tekorten die samenhangen met de bij De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) ingediende plannen om dekkingsof reservetekorten in te lopen. Als de werkgever een verplichting heeft tot een bijstorting ineens, is het in het algemeen duidelijk dat hiervoor een verplichting moet worden opgenomen op de balans van de werkgever.


Voorbeeld: juridische verplichting tot bijstorting In de uitvoeringsovereenkomst met het ondernemingspensioenfonds is opgenomen dat de werkgever moet bijstorten tot een dekkingsgraad van 115, indien en voor zover op balansdatum de dekkingsgraad onder dat niveau is gekomen. Op 31 december bedraagt de dekkingsgraad 108. Op het moment van opmaken van de jaarrekening heeft het bestuur van het pensioenfonds nog geen besluit genomen over de hoogte van de bijstorting. In deze situatie is het duidelijk dat de werkgever juridisch aan zijn bijstortverplichting gehouden kan worden. De werkgever treft een voorziening op basis van de beste schatting van het te storten bedrag, rekening houdend met alle informatie die tot op het moment van opmaken van de jaarrekening beschikbaar is. Bij het ontbreken van een juridische verplichting kan het zijn dat sprake is van een feitelijke verplichting op grond waarvan in de balans een verplichting moet worden opgenomen. Voorbeeld: feitelijke verplichting tot bijstorting Een werkgever heeft aan de ondernemingsraad op 15 december toegezegd dat hij een additioneel bedrag van € 10 miljoen in het pensioenfonds zal storten, ook al is hij dat op grond van de uitvoeringsovereenkomst niet verplicht. Per balansdatum 31 december is bij de werknemers de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat de werkgever zal bijstorten. De werkgever moet een verplichting opnemen van € 10 miljoen. Als de toezegging na balansdatum wordt gedaan en er op balansdatum niet een gerechtvaardigde verwachting bestond dat de werkgever zou bijstorten, wordt de toezegging pas in het nieuwe boekjaar verwerkt. Wel kan sprake zijn van een gebeurtenis na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen, die moet worden opgenomen onder de ‘overige gegevens’.

Herstelpremies die begrepen zijn in de reguliere premiebetalingen behoeven in beginsel niet te worden voorzien Als aan de verplichting tot inlopen van een tekort wordt voldaan door het betalen van herstelpremies, kan het lastiger zijn om te bepalen of een verplichting in de balans moet worden opgenomen en zo ja, voor welk bedrag. Voor herstelpremies wordt namelijk uitsluitend een verplichting opgenomen als ‘deze op basis van de uitvoeringsovereenkomst of op basis van gerechtvaardigde verwachtingen voortkomen uit een verplichting voor de rechtspersoon tot het doen van additionele betalingen aan de pensioenuitvoerder’ (RJ 271.311). Concreet betekent dit dat herstelpremies die begrepen zijn in de reguliere premiebetalingen in beginsel niet behoeven te worden voorzien. Bijvoorbeeld als de premies een bepaald percentage zijn van het pensioengevend salaris.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

33


De onderneming moet voor de uitgestelde betalingsverplichting een voorziening op de balans opnemen conform de verplichtingaan-de-werknemerbenadering Voorbeeld: herstelpremies begrepen in reguliere premiebetalingen Een pensioenfonds werkt met een staffel waarin het premiepercentage oploopt naarmate de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager is. De maximale premie bedraagt 27,5% van het pensioengevend salaris. Dit maximum geldt bij een dekkingsgraad onder de 105. In het bij DNB ingediende herstelplan wordt de komende vijf jaar met dit percentage rekening gehouden. Op grond van RJ 271.311 wordt geen voorziening opgenomen.

34

schatting van de te betalen additionele premies, vanuit de verhoging van het werkgeversdeel met 6%. Daarbij geldt het bedrag van € 10 miljoen als ijkpunt. In dit eenvoudige voorbeeld is het onderscheid tussen ‘reguliere premie’ en ‘additionele premie’ gemakkelijk te maken. In andere situaties is meer professionele oordeelsvorming benodigd om het onderscheid te kunnen maken. Overrente of winstdeling Bij verzekerde regelingen kan het zijn dat in de uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat overrente of winstdeling beschikbaar komt aan de rechtspersoon. Deze wordt veelal na afloop van het betreffende verzekeringsjaar (veelal het kalenderjaar) bepaald en verrekend. De rechtspersoon kan in dat geval per balansdatum een vordering opnemen voor de overrente/winstdeling tot die datum.

Als echter uit de uitvoeringsovereenkomst of door gedane toezeggingen blijkt dat de werkgever aangesproken kan worden voor het herstel, wordt wel een verplichting opgenomen. In dat geval moet een zo goed mogelijke schatting worden gemaakt van het bedrag dat de werkgever zal moeten bijstorten, ongeacht of die bijstorting ineens of in termijnen plaatsvindt.

Waardeoverdrachten In de Pensioenwet is vastgelegd dat werknemers een wettelijk recht hebben om hun opgebouwde pensioenaanspraken bij een overgang van werkgever over te dragen van de oude pensioenuitvoerder naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overdrachtswaarde tussen de pensioenuitvoerder van de oude werkgever en de nieuwe werkgever is wettelijk vastgelegd. De wettelijke overdrachtswaarde en de daadwerkelijk benodigde/opgebouwde waarde kunnen verschillen. Die verschillen worden vaak afgerekend met de oude en de nieuwe werkgever. Let wel: zowel de oude als de nieuwe werkgever kunnen geconfronteerd worden met een afrekening. Dat kan positief (een te ontvangen bedrag) of negatief (een te betalen bedrag) zijn.

Voorbeeld: herstelpremies niet begrepen in reguliere premiebetalingen Een werkgever is met het bestuur van het pensioenfonds overeengekomen dat hij een additionele storting zal doen van € 10 miljoen. De werkgever wenst het bedrag gespreid te betalen. Hiertoe wordt afgesproken dat de werkgeversbijdrage in de reguliere premie de komende vijf jaar wordt verhoogd van 16% naar 22%. De werknemersbijdrage wordt niet verhoogd en blijft op het maximale niveau van 8%. In deze situatie is het evident dat de afgesproken bijstorting wordt versleuteld in de te betalen pensioenpremies. Hiervoor dient een voorziening te worden opgenomen op basis van de beste

Indien op balansdatum reeds bekend is dat voormalige of nieuwe werknemers hun recht op individuele waardeoverdracht hebben uitgeoefend of gaan uitoefenen, moet de onderneming inschatten in hoeverre deze waardeoverdracht financiële consequenties heeft voor de werkgever. Het gaat dan om werknemers die tot balansdatum in dienst of uit dienst zijn getreden. Dus niet voor werknemers van wie de datum van indiensttreding of uitdiensttreding na balansdatum ligt. De onderneming moet op balansdatum een zo goed mogelijke schatting maken van de verwachte financiële consequentie van de afwikkeling van deze waardeoverdrachten. Hiervoor moet op de balans een voorziening of vordering worden opgenomen.


Pensioen nummer 2 • juni 2013

35


Verplichting-aan-de-werknemerbenadering De verplichting-aan-de-werknemerbenadering moet worden gevolgd voor alle pensioentoezeggingen die (nog) niet bij een pensioenuitvoerder zijn ondergebracht. Of daar wel zijn ondergebracht maar niet volgens de vereisten van de Pensioenwet. Resumerend kan dit betrekking hebben op: – toezeggingen aan werknemers die nog niet zijn ondergebracht bij een pensioenuitvoerder; – de eigenbeheervoorziening voor een directeurgrootaandeelhouder (hierna: dga); en – buitenlandse pensioenregelingen. Toezeggingen aan werknemers die nog niet zijn ondergebracht bij een pensioenuitvoerder Toegezegde salarisverhogingen bij eindloonregelingen Er moet een voorziening worden opgenomen voor aanpassingen van de per balansdatum opgebouwde aanspraken die voortvloeien uit toekomstige salarisverhogingen die per balansdatum reeds zijn toegezegd en die voor rekening van de rechtspersoon komen (RJ 271.314). In Nederland bestaat de algemene verplichting vanuit de Pensioenwet om onvoorwaardelijke aanspraken af te financieren door deze onder te brengen bij een pensioenuitvoerder. Een eventueel niet afgefinancierd backservice-element (dat voor rekening van de rechtspersoon komt) van een per balansdatum toegezegde salarisverhoging bij een eindloonregeling leidt tot een verplichting. De toegezegde salarisverhoging kan bijvoorbeeld voortkomen uit cao-afspraken of individuele overeenkomsten.

36

Voorbeeld: toegezegde salarisverhoging bij eindloonregeling Stel, in een pensioenregeling worden aanspraken opgebouwd op basis van eindloon middels financiering op basis van actuariële premies. In een cao is met de werknemers overeengekomen dat de komende drie jaar een jaarlijkse algemene salarisstijging wordt verleend van 3%. Als gevolg van het karakter van de pensioenregeling (eindloonregeling) zullen als gevolg van de reeds toezegde salarisstijgingen in de komende jaren additionele backservicekoopsommen in rekening worden gebracht door de pensioenuitvoerder. Op balansdatum moet een voorziening worden getroffen. De hoogte van de voorziening dient te worden gebaseerd op de beste schatting van de te verwachten te betalen backservicekoopsommen als gevolg van de reeds toegezegde salarisstijgingen. RJ 271.314 geeft overigens als alternatief de mogelijkheid om bij een eindloonregeling in de waardering van de pensioenverplichting al rekening te houden met de te verwachten (toekomstige) coming backservice. Dat zijn de uit verwachte toekomstige salarisstijgingen of indexaties voortvloeiende aanpassingen van per balansdatum opgebouwde aanspraken. Feitelijk is hierdoor voor dit soort regelingen de projected unit credit-methode (die onder IFRS is voorgeschreven) toegestaan. Vroegpensioenregelingen Als gevolg van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, ook wel bekend als de Wet VPL, zijn vroegpensioenregelingen vanaf 2006 niet meer fiscaal gefacilieerd voor personen geboren na 1949. Ter compensatie van deze groep werknemers heeft de overheid een regeling in het leven geroepen waarin de onderneming een voorwaardelijke additionele pensioenaanspraak kon toezeggen in een periode van vijftien jaar vanaf 2006. Bij veel ondernemingen is die additionele pensioenaanspraak volledig voorwaardelijk toegezegd aan de werknemers. Deze toezegging wordt pas onvoorwaardelijk na een periode van vijftien jaar (2021) of bij eerder pensioneren. Door het uitgestelde karakter van deze toezegging gaan ondernemingen deze pensioenaanspraken veelal pas financieren bij een pensioenuitvoerder bij het onvoorwaardelijk worden van de toezegging.


De onderneming moet voor deze uitgestelde betalingsverplichting een voorziening op de balans opnemen conform de verplichting-aan-dewerknemerbenadering. Deze verplichting moet worden gewaardeerd op basis van de beste schatting van de uiteindelijke betalingsverplichting.

Voor buitenlandse pensioenregelingen die wel vergelijkbaar zijn met de wijze waarop het Nederlandse pensioenstelsel is ingericht en functioneert, geldt de verplichting-aan-depensioenuitvoerderbenadering zoals hiervoor beschreven. Dit kan met name het geval zijn bij pensioenregelingen in het Verenigd Koninkrijk en in België.

Pensioenregeling voor dga die in eigen beheer wordt gehouden Voor pensioenregelingen voor directeurengrootaandeelhouders die in eigen beheer worden gehouden, moet een verplichting worden opgenomen voor de per balansdatum opgebouwde onvoorwaardelijke pensioenaanspraken (RJ 271.318). Deze verplichting wordt gewaardeerd op basis van een in Nederland algemeen aanvaardbare actuariële waarderingsmethodiek.

Tot slot In dit artikel is ingegaan op pensioenverplichtingen onder RJ 271.3 ‘Personeelsbeloningen – Pensioenen’. Daarnaast zijn er onder RJ 271 nog andere situaties waarin personeelsbeloningen kunnen leiden tot voorzieningen. Voorbeelden hiervan zijn: – een jubileumregeling (RJ 271.2 ‘Personeelsbeloningen – Beloningen tijdens dienstverband’); – een VUT-regeling (RJ 271.4 ‘Personeelsbeloningen – VUT en andere non-activiteitsregelingen’); – een sociaal-planregeling (RJ 271.5 ‘Personeelsbeloningen – Uitkeringen bij ontslag’).

Het is toegestaan deze verplichting volgens de fiscale grondslagen te waarderen. Gezien de huidige lage marktrente zal een voorziening volgens fiscale grondslagen belangrijk lager zijn dan de daadwerkelijke pensioenverplichting (volgens ‘commerciële’ grondslagen). Buitenlandse pensioenregelingen Voor buitenlandse pensioenregelingen die niet vergelijkbaar zijn met de wijze waarop het Nederlandse pensioenstelsel is ingericht en functioneert, moet een voorziening worden opgenomen volgens de verplichtingaan-de-werknemerbenadering. Daarbij kan als grondslag worden gekozen om: – de pensioenverplichting te waarderen op basis van een in Nederland algemeen aanvaardbare actuariële waarderingsmethodiek; of – op dergelijke regelingen integraal en consistent de onder US GAAP, IFRS of IFRS-EU van toepassing zijnde standaarden inzake pensioenen en andere post retirement benefits toe te passen.

Corné Kimenai Audit ckimenai@delotte.nl Martin Delsman FAS - Pension Advisory mdelsman@deloitte.nl

Duitsland kent bijvoorbeeld veel pensioenregelingen voor (voormalig) management die niet worden gefinancierd bij een pensioenuitvoerder. Dit strookt niet met de onder de Nederlandse Pensioenwet verplichte directe affinanciering van de tijdsevenredige pensioenopbouw. Daarom dient de onderneming voor een dergelijke buitenlandse regeling op de balans een voorziening te treffen volgens de verplichting-aan-de-werknemerbenadering.

Pensioen nummer 2 • juni 2013

37


Resultaten lezersonderzoek In welke sector bent u werkzaam?

50%

25% 13% 5%

8%

Toezichthouder

Uitvoerings足

of belangen足

organisatie

Verzekeraar

Pensioenfonds

organisatie

Wat vindt u van de keuze van de onderwerpen?

61%

26% 13%

0% Onvoldoende

Goed, maar sluit

Goed, maar er

Prima, sluit aan

relevant

niet altijd aan op de

mag iets meer

bij mijn behoefte

actualiteit

variatie in zitten

Hoe zou u het blad waarderen? 45% 42%

12% 1%

38

Overig


Wat vindt u van de vorm waain het blad verschijnt? 79% 18%

4%

? Anders

Ik ontvang het blad

Goed in de

liever electronisch

huidige vorm

Heeft u suggesties voor verbetering?

Digitaal te raadplegen archief Uiteraard de actualiteit blijven behandelen. Daarnaast elke keer een bepaald thema verder uitdiepen (confronterend: bijvoorbeeld 2 totaal verschillende visies: lagerhuis etc. Maak kortere artikelen waarbij je verwijst naar website voor uitgebreidere variant. Hierdoor kan je in het blad meer artikelen aanbieden en het wordt naar mijn idee leesbaarder. Andere kleursamenstelling. Bepaalde kleuren moeilijk leesbaar.

Misschien iets meer over (risico's) van de beleggingen? (en derivaten).

Meer belastingonderwerpen en dan specifiek meer over de belastingaspecten van vermogensbeheer.

Meer over pensioen in eigen beheer voor DGA's.

Pensioen is (nog wel!) een arbeidsvoorwaarde. Dat impliceert dat de 'toezegging' leidend is. Wat ik nu merk is dat het door de wet en regelgever en de toezichthouder onmogelijk wordt gemaakt dat fondsen die 'toezegging' uitvoeren. Niemand geeft daar aandacht aan. Iets voor Deloitte?

Ga zo door, voorziet echt in een behoefte, ook bij de mensen in mijn netwerk erg gewaardeerd! Wellicht is het een suggestie om ook iets meer andere zaken erin te betrekken, zoals belastingmaatregelen. Ik zou graag ook meer artikelen zien vanuit het perspectief van de onderneming.

Meer aandacht voor de demografie=alle mensen! en de consequenties voor zowel omslag als kapitaalgedekte stelsels in NL en geheel EU.

Colofon

Redactie Robert-Jan Hamersma, Deloitte Pension Advisory Carl Luijken, Deloitte Pension Advisory Johannes Penon, Deloitte Accountants Harm Prinsen, Deloitte Belastingadviseurs Roderik van Sluis, Deloitte Belastingadviseurs

Contactadres Deloitte T.a.v. Marcia van Zundert-Oosse Postbus 4506 3006 AM Rotterdam telefoon: (010) 880 11 39 e-mail: pensioen@deloitte.nl www.deloitte.nl

Interview Vincent Peeters

Drukwerk Drukkerij Tuijtel, Hardinxveld-Giessendam

Ontwerp Deloitte Communicatie, BCCR

Abonnement Wilt u dit magazine kosteloos ontvangen? Gebruik dan bijgevoegde antwoordkaart of mail naar: pensioen@deloitte.nl.

Coördinatie & realisatie Deloitte Communicatie, BCCR

Aan dit nummer werkten mee Sebastiaan de Leeuw den Bouter, Reynout Burgers, Martin Delsman, Ralph ter Hoeven, Corné Kimenai, Jurgen de Kok, Bart Korteweg, Elwin Makkus, Remco Rijntjes, Johan Septer en Evert van der Steen

Eindredactie Paulina Damen, Willemstad

Fotografie Tom Pilzecker

ISSN: 1873 - 3921

Deloitte refers to one or more of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, a UK private company limited by guarantee, and its network of member firms, each of which is a legally separate and independent entity. Please see www.deloitte.nl/about for a detailed description of the legal structure of Deloitte Touche Tohmatsu Limited and its member firms. Deloitte provides audit, tax, consulting, and financial advisory services to public and private clients spanning multiple industries. With a globally connected network of member firms in more than 150 countries, Deloitte brings world-class capabilities and high-quality service to clients, delivering the insights they need to address their most complex business challenges. Deloitte has in the region of 200,000 professionals, all committed to becoming the standard of excellence. This communication contains general information only, and none of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, its member firms, or their related entities (collectively, the “Deloitte Network”) is, by means of this publication, rendering professional advice or services. Before making any decision or taking any action that may affect your finances or your business, you should consult a qualified professional adviser. No entity in the Deloitte Network shall be responsible for any loss whatsoever sustained by any person who relies on this communication. © 2013 Deloitte The Netherlands

1601 6922

Pensioen. is het kwartaalmagazine van Deloitte over actuariële, financiële, juridische, fiscale en verzekeringsaspecten van pensioen.


FSI value Smaak geven aan kennis en expertise

Wilt u snel en eenvoudig op de hoogte blijven van wat er speelt binnen de pensioensector? Dat kan met FSI value, hét online platform met waardevolle kennis en ervaring voor de financiële sector. Thema’s uit de markt Op FSI value geeft Deloitte haar visie op drie belangrijke thema’s; regelgeving, groei en operational excellence. Via actuele publicaties en artikelen delen wij graag onze kennis met u. Ga naar: www.deloitte.nl/fsivalue

© 2013 Deloitte The Netherlands


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.