7 minute read

Lodewijk De Koninck overleed een eeuw geleden

Dichter zorgde ongewild voor een dispuut tussen Hoogstraten en Retie

De Hoogstraatse schrijver en dichter Lodewijk de Koninck overleed 100 jaar geleden. Lodewijk wie? Begrijpelijke vraag de dag van vandaag, met zijn gestage achteruitgang van de leescultuur. We kunnen het ons voorstellen dat Lodewijk De Koninck al helemaal niet gegoogeld wordt, laat staan gelezen. Nochtans mogen diens verdiensten niet miskend worden. En dan gaat het om meer dan dat hij zijn naam zou verlenen aan een straat in het centrum van Hoogstraten…

Moniteur

Lodewijk werd op 30 oktober 1838 geboren in het huis op de hoek van de Gelmelstraat en de Gustaaf Segersstraat als zoon van Christophorus De Koninck en Maria Catharina Jorens. Hij liep in Hoogstraten lagere school, toen bestuurd door meester Van Aertselaer, die er bij de ouders op aandrong om hun zoon verder te later studeren aan de Rijksnormaalschool van Lier. Daar behaalde hij in 1859 zijn onderwijzersdiploma eerste rang. Hij gaf korte tijd les in Berlaar en aan de oefenschool in Lier maar kwam terug naar Hoogstraten waar hij op 14 december 1859 hulponderwijzer (in feite ondermeester of moniteur) werd met een jaarwedde van 482 frank.

Meester Jaak Van Aertselaer was de onderwijzer, bijgestaan door een of meerdere moniteurs (hulponderwijzers) en door een ondermeester. In de periode dat Lodewijk De Koninck in Hoogstraten in dienst (14.12.1859-31.10.1864) was, werd hij ondermeester in opvolging van o.a. Frans Versmissen de vader van Hoogstratens andere dichter dr. Hendrik Versmissen. In hoofdberoep een gedegen geneesheer maar gevreesd omwille van zijn rechttoe rechtaan diagnoses en dito behandelingen. Moniteur Karel Weyler schreef in zijn boekje ‘Herinneringen, Ervaringen en Gedachten van een tachtigjarige schoolbestuurder’ (Bewaard in het Stedelijk Archief Antwerpen), niet alleen over pedagogiek en methodologie, maar schetste ook een beeld van Lodewijk De Koninck uit de tijd dat ze samen meester Van Aertselaer dienden.

Het portret van Lodewijk De Koninck, getekend door Remi Lens. Destijds hing het in de voormalige parochiezaal Pax, de plek waar thans de Tinnenpotstraat uitmondt in de Vrijheid. Momenteel bevindt het zich in de Feestzaal van het Klein Seminarie.
(Foto Stedelijk Museum Hoogstraten)

Zijn oud-collega Karel Weyler haalde Lodewijk De Koninck naar Antwerpen met op 31 oktober 1864 de aanstelling als hulponderwijzer in het gesticht van E.H. Beynen, waar hij tien jaar zou blijven. Maar hij had heimwee naar de Kempen, naar zijn geboortestreek, en trok naar Meer, waar hij in 1874 meester Meulepas opvolgde als onderwijzer.

Het geboortehuis van Lodewijk De Koninck op de hoek van de Gelmelstraat en de Gustaaf Segersstraat

Schoolstrijd

Maar op 10 juli 1879 stemde de Kamer met slechts één stem meerderheid de beruchte schoolwet. Voortaan moesten de gemeenten o.a. tenminste één officiële school inrichten, mochten ze geen vrije scholen meer subsidiëren en moest godsdienst uitsluitend buiten de lesuren worden onderricht en dan nog op uitdrukkelijk verzoek van de ouders. De wet veroorzaakte een schoolstrijd waarbij de liberale vrijmetselaarsregering zelfs de betrekkingen met het Vaticaan verbrak.

Uiteraard kon de diepgelovige Lodewijk De Koninck, net zoals zovele andere onderwijzers in Vlaanderen, met vermelde wet niet akkoord gaan. Hij zei Meer vaarwel en werd provinciaal inspecteur van de katholieke basisscholen, tot hij in december 1880 aangesteld werd tot leraar aan de Katholieke Normaalschool in Mechelen. Het waren de glansjaren voor Lodewijk De Koninck. Hij kon er gedurende 15 jaar samenwerken met mensen als Norbert Spaeninckx en Petrus Tysmans die in die jaren samen 21 opvoedkundige, wetenschappelijke en letterkundige werken schreven. Hij voltooide in die Mechelse dagen ook diverse werken waaraan hij ooit begonnen was.

Als (misschien wel laattijdige) erkenning van zijn werk als dichter, leraar en gevierd redenaar werd De Koninck op 8 juli 1886 benoemd tot briefwisselend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie, waaruit hij in 1904 om diverse redenen ontslag nam. Eentje ervan was het feit dat zijn bekendste werk ‘Het Menschdom Verlost’ ongenadig werd afgekraakt door collega-academielid J.C.H. Nolet de Brauwere van Steeland, waarna Lodewijk De Koninck ook door menig katholieke recensent werd neergesabeld.

In 1901 nam hij met een pensioen van 1200 Frank ontslag uit het onderwijs, en verhuisde naar Retie vooral op aanbeveling van zijn boezemvriend Dr. Aloïs Mathé. Hij trok in bij mevr. Nathalie Diels, waar hij heel bescheiden en armtierig leefde, tot hij stierf op 22 maart 1924. Precies honderd jaar geleden.

Zijn werk

Lodewijk De Koninck was een oprechte dichter maar ook een zeer principiële man. In zijn laatste interview met journalist Jef Crick, enige dagen voor zijn dood, herhaalde hij dat de catechismus zijn enige levensdraad was, de spil waarrond heel zijn poëzie, proza en redenaarswerk draaide. Hij werkte om in die moeilijke antikerkelijke jaren het katholieke geloof te redden. Hij streed ook tegen de verfransing van Vlaanderen en voor Vlaams onderwijs. Hij was niet al te subtiel in zijn dichtwerk, schopte tegen ontiegelijk veel benen en miste gevoel, ondanks zijn geweldige taalkennis. Hij verzonk soms in bombast, was vaak langdradig en hoogdravend, waarbij hij zijn boodschap met een toch wel onmiskenbare zeggingskracht met grote dreunen wilde hameren in de hoofden van zijn lezers.

Zijn bibliografisch werk omvat 72 gedichten, waarvan er 6 op muziek werden gezet, en 9 prozawerken, vereeuwigd in het ‘Gedenkboek Lodewijk De Koninck, 1838-1938’ (drukkerij L. Braeckmans Brecht). Zijn meest bekende werk is het epische ‘Het Menschdom Verlost’ waaraan hij 15 jaar heeft gewerkt en dat door sommigen wordt beschouwd als een der grootste dichtwerken van die tijd. Het is geschreven in 20.000 alexandrijnen (zesvoetige jambische versregel – een jambe is een combinatie van een onbeklemtoonde en een beklemtoonde lettergreep), en bezingt de verlossing van de mensheid door Christus. Het werk kende destijds veel bewonderaars, maar werd door vrijzinnige critici van meet af aan onderuit gehaald.

Gedenkteken

Zoals al gezegd, Lodewijk De Koninck stierf in Retie waar in 1929 een feestcomité op zoek gaat naar financiering voor een grafmonument. Het comité was van mening dat Hoogstraten naar alle fatsoen moest bijdragen in de kosten. Hierom verzocht, komt het antwoord dat Hoogstraten bereid is met het fabuleuze bedrag van… 100 fr. te participeren.

Het grafmonument (waarvoor Hoogstraten niet meer dan 100 fr. wilde bijdragen) in Retie.
(Foto Heemkunde ’Zeven Neten’ Retie)

Argumenterend dat “…wijl hier reeds een begin gemaakt was om de naam van de Kempische dichter, inboorling onzer gemeente, onsterfelijk te maken door het aanbrengen van een gedenkteken in zijn geboortehuis, dat reeds hier een der schoonste lanen (de Lodewijk De Konincklaan) zijnen naam draagt, de gemeente Retie verdere werking stremt.” Ge moet maar durven. Retie is evenwel niet brutaal en antwoordt beleefd ‘…dat de bijdrage van 100 fr. ons heeft ontgoocheld en voorkomt als ingegeven door een spijtig misverstand.’

De irritatie kwakkelt verder. In 1931 stuurt mej. Geets, nicht van De Koninck, aan het Retiese comité een uitnodiging om in Hoogstraten een kunstavond gewijd aan de dichter bij te wonen. Het comité bedankt voor de uitnodiging, want, “U begrijpt wel dat wij gezien de spijtige afwezigheid aan de Retiese feestviering niet kunnen ingaan op een zijdelingse uitnodiging. Zo de inrichters hielden aan de aanwezigheid van de Retiese De Koninck-vrienden, dan kon m.i. door hen wel een uitnodiging gezonden zijn”.

Het was op 29 oktober 1988 dat de Retiese burgemeester Gust Adriaensen tijdens de viering in Hoogstraten van het 150ste geboortejaar van Lodewijk, een tafelspeech hield en een einde maakte aan de irritatie: “En mag ik dan als burgemeester van Retie, na 60 jaar de officiele spons vegen over een conflict tussen Hoogstraten en Retie over 100 fr. voor het Lodewijk de Koninckgedenkteken”…

Over een reactie van Hoogstraatse zijde hebben we niets gevonden. Misschien om reden van een brief waarin volgend citaat: “de schand van hun povere honderd frangskes verbergen ze liever onder de schaduw van hun hoge toren.” Een vrijschop rechtstreeks in de winkelhaak noemen wij zoiets. (Nand Doms)

Dank aan Johan Ooms en Patrick Melis voor de medewerking.

This article is from: