10 minute read
Een groot hart voor oud-strijders
We zullen hun verhalen blijven vertellen…
OORLOGSHERDENKING Op 20 september heeft de Unesco in Riyad, Saudi-Arabië, 139 begraafplaatsen en herdenkingssites WO I langs het Westelijk front ingeschreven op de UNESCO-Werelderfgoedlijst. Het gaat over 27 sites in Vlaanderen, verder nog in Wallonië en Frankrijk.
Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele zei daarover: “Ik ben heel blij dat het Werelderfgoedcomité deze begraafplaatsen en herdenkingssites van WO I op de Werelderfgoedlijst heeft geplaatst. In Vlaanderen is die herdenking een levende traditie die ondertussen deel uitmaakt van onze identiteit, denk maar aan de Last Post die elke avond aan de Menenpoort in Ieper weerklinkt. Het is zo belangrijk dat we het verhaal van de Eerste Wereldoorlog blijven vertellen: een verhaal dat mensen van over de hele wereld verbindt met elkaar en met onze regio.”
De meeste van die sites situeren zich langs de toenmalige frontlijn in de Westhoek en velen onder ons hebben die wellicht al bezocht. Maar ook dicht bij huis, in elk van onze dorpen, zijn slachtoffers van die wereldbrand begraven en zijn er herdenkingsmonumenten. Jaarlijks komen op Wapenstilstandsdag 11 november nog steeds mensen bijeen om de herdenking levendig houden en het verhaal te blijven vertellen. We zochten er enkelen op om te vragen waarom en hoe ze dat doen.
Ron Vermeiren, Oud-soldaten en oud-strijders van Wortel
“Eerbied en respect voor alle slachtoffers”
De voorzitter van de Oud-soldaten van Wortel is Marcel Van Ammel, maar hij is er gerust in dat de vereniging, die meer dan 50 mannelijke leden en bijna evenveel vrouwen telt, met Ron Vermeiren in goede handen is. Door de verhalen van diens grootouders en vooral van meester Jules Noeyens, is Ron Vermeiren immers vanaf de lagere school gepassioneerd door de oorlog, de slachtoffers van de oorlog en de sereniteit van de begraafplaatsen waar de duizenden, meestal jonge mensen, begraven liggen.
“Laat een ding duidelijk zijn,” begint Ron zijn verhaal, “ik gruw van oorlog. Maar het zijn de mannen die begraven liggen op die Vlaamse militaire kerkhoven die ervoor gezorgd hebben dat we hier al jaren in vrede leven, ook al zijn de militaire conflicten rondom ons niet meer te tellen.
De verhalen van Jules Noeyens lieten me niet los. Als 17-jarige ging hij op de vlucht omdat hij door de Duitsers opgeroepen werd om voor hen te werken of naar het front te gaan. Hij trachtte naar Frankrijk of Engeland te vluchten, maar bleef ondergedoken in Duinkerke bij de Franse grens. De manier waarop Jules over de gruwel van de oorlog en met respect voor de slachtoffers sprak, is de reden waarom ik me nu nog steeds inzet voor de oud-soldaten.”
Nieuwe vlag
“Ik had al meer dan eens gevraagd om bij de oud-soldaten te gaan, maar toenmalig voorzitter Janneke Donkers zag dat niet zitten omdat ik nooit soldaat ben geweest. Maar de belangstelling voor de 11 novemberviering nam steeds meer af en in 2008 werd ik door Marcel Van Ammel en Jan Donkers, toen de twee bestuursleden, gevraagd om de vereniging nieuw leven in te blazen. Ik zag dat wel zitten en versterkte het tweekoppig bestuur met Wim Strijbos, Jos Van Bavel en Vik Aerts.Ondertussen was ik kind aan huis in Ieper en stond ik vol bewondering voor de manier waarop men de doden er stijlvol herdenkt. Ik dacht opnieuw aan meester Noeyens, die zelfs goede punten gaf als we op 11 november respectvol aanwezig waren bij het monument. We stonden op de vooravond van ons 100-jarig bestaan in 2010 en de vereniging had toen twee oude, haast niet meer bruikbare vlaggen. Dat bracht ons op het idee om ons kandidaat te stellen voor de opbrengst van de Landlopersjogging. We deden dat samen met Widar, want onze nieuwe vlag zou 800 euro kosten, en de rest van de opbrengst stonden we met plezier af aan het Widar project in Wortel-Kolonie.”
Oud-soldaten en oud-strijders
“Dat we ons 100-jarig bestaan in 2010 vierden heeft alles te maken met het feit dat er in Wortel ooit twee soldatenverenigingen waren, die niet altijd door één deur konden. Op 20 maart 1910, ruim vier jaar voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, werd de “Maatschappij der oud-soldaten van Wortel” opgericht onder de leuze ”Willen is kunnen”. Het was een vaderlandslievende vereniging met Frederic Stevens als voorzitter, Adriaan Horsten als ondervoorzitter, Alfons Vanhaute was secretaris, Henri Horsten schatbewaarder en Victor Donckers boetemeester.
Naast verbroederen en het organiseren van feesten had de vereniging ook als doel ”Malkander bij te staan in het verkrijgen van steungelden of eretekens van de staat voor de leden die zich in de nodige conditie zoude bevinden”. En er was vaak reden tot feesten. Zeker op 17 september 1911, wanneer de Oud-soldaten een vlag kregen, geschonken door koning Albert.
Tussen juni 1914 en januari 1919, tijdens de Eerste Wereldoorlog, lag de werking van de vereniging stil. In september 1919 deelde Joseph Snels mee dat met VOS (Vlaamse
Oud-Strijders) in Wortel een vereniging ging oprichten. Het VOS ontstond aan het IJzerfront door Vlaamse soldaten die komaf wilden maken met het militarisme en de achterstelling van de Vlamingen in België.
In 1920 was het zo ver. Naast de oud-soldaten was er in Wortel dan ook een vereniging van oud-strijders. De twee verenigingen werkten aanvankelijk goed samen. Zo goed zelfs dat de Oud-soldaten in het dorp geld gingen ophalen zodat de oud-strijders in maart 1921 een vlag konden kopen…”
Niet Vlaams genoeg
“Maar blijkbaar was er volgens bepaalde leden iets mis met die vlag en met het monument. In het dorp werd er geroddeld dat de vlag geen Vlaams zinnebeeld was en dat ze bovendien niet gewijd zou zijn. De vlag moest aangepast worden. De ’Vossen’ zagen de Vlaamse leeuw liever iets groter en hun leuze ”Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus”, vonden ze helemaal niet terug. Er ontstond onenigheid binnen de vereniging van oud-strijders, in die mate zelfs dat de vereniging op 31 oktober 1920 ontbonden werd. Maar niet voor lang. Iets meer dan een maand later, op 6 december, werd de vereniging al opnieuw opgericht en werd er een nieuw bestuur gekozen met Fons Vanhaute als voorzitter. Hoe dan ook, de oud-strijders staken hun liefde voor Vlaanderen niet onder stoelen of banken.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag de werking van beide verenigingen stil. Maar uitein-
delijk bleek dat twee verenigingen met bijna dezelfde doelstellingen van het goede teveel voor het kleine Wortel. Op 2 november 1953 smolten de twee verenigingen samen op vraag van de oud-strijders, die op dat moment nog maar tien leden hadden.”
Hoogdagen
Met Ron Vermeiren als sterkhouder gaan de oud-soldaten de tweede eeuw van hun bestaan succesvol in. De vereniging telde nooit meer
leden, die op 11 november in stoet vertrekken van in hun lokaal De Nieuwe Buiten, de dankviering bijwonen, hulde brengen aan het monument om daarna met zijn allen terug naar hun lokaal te gaan voor het jaarlijks teerfeest.
Tot voor corona gingen de leden elk jaar op uitstap naar een of enkele militaire kerkhoven, die Ron kent als zijn broekzak. En lang niet enkel naar de door iedereen gekende kerkhoven zoals Tyne Cot Cementery, maar ook naar
Vijf Wortelse slachtoffers
Jan COX
Werd in 1893 in Loenhout geboren als zoon van Pieter Cox en Joanna Van Veldhoven. Bij het uitbreken van de oorlog woonde hij in Bolk. Hij werd op 25 oktober 1914 vermist na de stormloop van zijn regiment tegen de Duitsers die langs de brug van Ternave de IJzer tussen Nieuwpoort en Diksmuide wilden oversteken. Zijn stoffelijke resten werden pas na de oorlog teruggevonden en zijn bijgezet op de militaire begraafplaats te Keiem.
Petrus DEBIE
Geboren in Niel in 1891, hij was bij het uitbreken van de oorlog douanier en gedomicilieerd op de Kleine Plaats in Wortel (nu Worteldorp).
Hij sneuvelde op 29 september 1814, amper 23 jaar oud, ter hoogte van de Elzenstraat in Sint Katelijne Waver Niel. Hij werd aanvankelijk begraven op de plaats waar hij gesneuveld was, maar in het begin van 1815 werd hij herbegraven op het militaire ereperk van de stedelijke begraafplaats te Mechelen.
Frans GOVAERTS
In Wortel geboren in 1891, sneuvelde Frans op 29 oktober 1914 bij de zware offensieve gevechten bij Ramskapelle.
Hij kreeg op 30 oktober 1914 een geïmproviseerd veldgraf op de plaats waar hij viel. Mogelijk werden zijn stoffelijke resten na de oorlog als onbekende bijgezet op de Belgische militaire begraafplaats te Ramskapelle.
Adelson RABBAEYS
Geboren in Nieuwpoort in 1889. Hij was bij het uitbreken van de oorlog douanier en woonde op de Rooimans, alhoewel in zijn stamboekdossier de Esplanadestraat 9 te Ieper als zijn officieel adres wordt vermeld. Hij sneuvelde tijdens de zware afweergevechten te Ramskapelle. Hij werd getroffen door schrapnellkogels bij de Grote Hemme en als vermist opgegeven na dit gevecht. Wellicht werd hij na de oorlog als onbekende begraven op de militaire begraafplaats van Ramskapelle.
Jan HORSTEN
Werd in 1892 geboren te Wortel als zoon van Adriaan Horsten en Amelia Peeraer. Hij werd op 24 oktober 1918 gehospitaliseerd in het Belgisch militair hospitaal, in ‘Villa Les Cèdres’, dat door het leger was opgeëist.
Jan Horsten bezweek er na de bevrijding op 23 november 1918 aan de gevolgen van de Spaanse griep. Hij werd op 25 november 1918 begraven op het Belgisch militair erepark te St.-Jean Cap Ferrat in Frankrijk. In 1921 werden zijn stoffelijke resten op vraag van de familie gerepatrieerd naar Wortel en bijgezet op het plaatselijke kerkhof waar het graf nu verdwenen is.
minder gekende, vaak kleine begraafplaatsen. “Soms verscholen midden in een bos vol netels ligt er een klein ommuurd kerkhof met grafzerken op een gazon als een biljartlaken. Zo goed onderhouden. Rond Ieper zijn er in totaal 175 plaatsen waar militairen begraven liggen. Allemaal ongelooflijk goed onderhouden.”
En dan zijn er nog de musea, groot en klein. Het “Passchendaele museum”, geniet de voorkeur van Ron. Hij bezoekt ook regelmatig “In Flanders Fields”. Daar kan je met een bandje om je arm het traject en het verhaal van een soldaat volgen. Op het einde zegt men waar die begraven ligt. Dan gaat hij dat graf van die man bezoeken, die door het verhaal een gezicht gekregen heeft. Een intense beleving.
Om de waanzin van een oorlog te illustreren eindigt Ron met een verhaal dat in de buurt van Castelré gebeurd is. “Wij werden bevrijd door de Polen. Op een bepaald moment staan er twee soldaten gewapend tegenover elkaar en… het blijken broers te zijn. De jongste werd opgepakt en moest vechten voor de Duitsers. De oudste vluchtte naar Polen en werd daar opgeleid. Twee broers, waarvan men verwacht dat tegen elkaar vechten. Waanzin toch?” (fh)