de MBO·krant Tijdens de broedplaats van de MBO Brigade bij Rijn IJssel in Arnhem, bleek dat keuzedelen (nog steeds) een hot item zijn.
De Commissie Kwaliteitsafspraken is optimistisch over de resultaten van de kwaliteitsagenda’s van de scholen.
Pagina 3 Sectorbeeld
Pagina 5 Versnellingskamers
Pagina 8 Keuzedelen
nummer 56 februari 2020
Hendrik de Kok, Landelijke Ambassadeur mbo 2019, vertelt hoe hij zijn ambassadeurschap wil invullen: hij zoekt mooie verhalen.
Pagina 9 CIV Water
Pagina 12 Ambassadeur
45ste editie WorldSkills
Voorzitter van de VO-raad Paul Rosenmöller presenteert ‘De toekomst van ons onderwijs’.
Brede coalitie presenteert ‘De toekomst van ons onderwijs’ Beroepsonderwijs en academisch onderwijs verdienen een gelijke waardering. Dat voorstel maakt onderdeel uit van het door een brede coalitie van onderwijsorganisaties gepresenteerde discussiestuk ‘De toekomst van ons onderwijs’.
Een brede coalitie van onderwijsorganisaties, waaronder sectorraden als de MBO Raad en de VO-raad, maar ook vertegenwoordigers van leerlingen en studenten, roept op tot een discussie over de toekomst van het Nederlandse onderwijs. De organisaties hebben overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van een nieuw onderwijsstelsel. Het discussiestuk ‘De toekomst van ons onderwijs’ pleit onder andere voor meer investeringen in voorschoolse educatie, om taalachterstanden zo vroeg mogelijk weg te werken. Twee richtingen
Een ander opvallend voorstel is het idee jongeren pas rond de leeftijd van 15 jaar een schoolkeuze te laten maken. Het is de bedoeling dat de leerling kiest uit twee gelijkwaar-
dige richtingen: een beroepsgerichte of een academische stroom. De keuze is primair gebaseerd op de interesse van de leerling. Theoretisch geïnteresseerde leerlingen kiezen voor de academische stroom, die voorbereidt op een universitaire opleiding. Wie zich wil voorbereiden op een praktische beroepsopleiding, kiest voor de beroepsgerichte stroom. Binnen die stroom kunnen leerlingen direct gericht voor een beroep kiezen of zich eerst scholen binnen een breder domein.
Specia
l
het mbo is het ontzettend belangrijk dat beroepsonderwijs een volwaardige plek krijgt. In het huidige stelsel komen niet alle leerlingen op de goede plek terecht. Dat kan beter en dit voorstel helpt daarbij.’ Ook Jurgen van der Hel van JOB is tevreden over het discussiestuk: ‘Het mbo is de motor van de economie, dat verdient meer waardering. Met dit voorstel zal er veel meer contact mogelijk zijn tussen mbo en hbo. Dat is een goede zaak.’ Miljarden
Gelijkwaardig
Belangrijk is dat de beide stromen volgens de opstellers van het discussiestuk gelijkwaardig zijn; er is geen sprake van een ‘hoog’ en een ‘laag’ niveau. Leerlingen kunnen ook in beide richtingen een hoog eindniveau behalen. Bij de academische stroom kunnen leerlingen doorstromen naar de universiteit om een bachelor-diploma en een master-diploma te behalen. Bij de praktische stroom kunnen leerlingen doorstromen naar de hogeschool om daar een associate degree of bachelordiploma te behalen. Frank van Hout, interim-voorzitter van de MBO Raad, is blij met het discussiestuk: ‘Voor
Het discussiestuk richt zich primair op de inhoud, maar duidelijk is dat aan de voorstellen ook een prijskaartje hangt. Er wordt zelfs gesproken over de noodzaak van een ‘structurele miljardeninvestering’. Zover is het nog niet: eerst gaan de ondertekenaars het land in om de inhoudelijke ambities te bespreken. In april moet dit tot een nieuw document leiden, dat als inspiratiebron kan dienen voor de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen. Meer over het discussiestuk op pagina 6 en 7 van deze MBO Krant. Daar gaan interim-voorzitter van de MBO Raad Frank van Hout en JOBvoorzitter Jurgen van der Hel in gesprek en hebben we een aantal eerste reacties verzameld.
Van 4 tot en met 6 maart vindt in Leeuwarden hét beroepenevenement voor het (v)mbo plaats: Skills The Finals. Drie dagen lang strijden studenten om de titel beste vakman/ vakvrouw/vakteam van 2020. Voor het mbo zijn er 54 Skills Heroes-finales. Maar Skills The Finals biedt meer dan wedstrijden, zoals je kunt lezen in de Skills The Finals-special.
2
Practoraat in praktijk
de MBO·krant
✒ 2020: mbo-vreugdevuren, maar dan…
5 vragen aan:
De jaarwisseling 2019-2020 bracht ik door met familie en vrienden in Uddel op de Veluwe. ‘Moet ik dat weten?’, zult u denken. Ja, dat moet u weten! Want daar gebeurde iets opmerkelijks. Op oudjaarsdag, zittend voor het raam, ontwaarde ik verderop een hoogwerker midden in het weiland. Bovendien op straat: trekkers en bedrijfsbusjes met aanhangers vol pallets. Het werd snel duidelijk: even verderop werd iets gebouwd waar ze in Scheveningen jaloers op zouden zijn: een vreugdevuur voor nieuwjaarsnacht, van 10,5 meter hoog!
Practor Marieke Gervers Practoraat Creatief Vakmanschap (ROCvA)
Opereren in een wereld met veel werk en weinig banen Voor het zesde deel uit de serie over practoren en hun practoraat sprak de MBO•krant met Marieke Gervers. Zij is practor van het practoraat Creatief Vakmanschap van het ROC van Amsterdam (ROCvA). Vijf vragen aan practor Marieke Gervers.
Hoe is het practoraat tot stand gekomen? ‘Als opleidingsmanager van een aantal creatieve opleidingen merkte ik dat de waarde van mbo-opgeleide creatieve vakmensen niet voldoende werd gezien. De creatieve industrie is een complexe sector met weinig banen, maar er is wel heel veel werk. Ik zag dat talentvolle alumni hun plek vaak niet vonden. Dat vond ik een fascinerend gegeven. Vanuit het ROCvA was er tegelijkertijd belangstelling voor het practoraat. Toen was er nog maar één in Nederland bij het Mediacollege: Mediawijsheid. Mijn directie zei: “We willen een betere positie voor het mbo in de creatieve sector, ga jij daar maar mee pionieren als practor.” Je zegt ‘veel werk en weinig banen’, wat bedoel je daarmee? ‘Het bedrijfsleven heeft logo’s, websites en producten nodig, podia programmeren bijzondere verhalen en grote ‘merken’
willen nieuwe doelgroepen bereiken: er is volop behoefte aan vormgeving in beeld, geluid en verhalen. Veel van dat werk kan door mbo-opgeleide creatieven worden gedaan, maar dan moeten opdrachtgevers deze makers wel vinden. De vacatures voor banen bij het creatieve mkb gaan vooral naar hbo-opgeleide creatieven, want zij zitten langer in de leerlijn en hebben daardoor beter ontwikkelde sociale skills en een groter netwerk. Voor de jongere mbo-vakmensen is freelancen vaak de enige optie om in de sector aan de bak te komen.’ Waar richt het practoraat zich op? ‘Voor mij stond de vraag centraal: hoe zorgen we dat het creatieve mbo-talent zich kan doorontwikkelen en goed terechtkomt? We ontdekten dat deze vakmensen een platform nodig hadden om zich te tonen, een plek om hun skills door te ontwikkelen en een netwerk op te bouwen. Ik vind het de taak van een practor om kennis te verzamelen én hier iets mee te doen. Learning by doing is waar het mbo goed in is, maar vaak worden deze “good practises” niet gedeeld. Hier kunnen practoraten het verschil maken.’ Waar staan jullie nu? ‘Toen de Amsterdamse hbo-scholen weinig animo toonden voor samenwerking, ben ik mijn eigen koers gaan varen. In
co-creatie met de Amsterdamse creatieve mbo-scholen en met financiële steun van de gemeente Amsterdam hebben we de sQuare-broedplaats en een eigen private exameninstelling voor modulair hoger vakmanschapsonderwijs opgericht. Het creatieve vakmanschap, de makers en hun werk: alles staat nu op de kaart. Onze insteek was dat dit practoraat tijdelijk moest zijn, dus binnenkort eindigt het avontuur.’ Moet een practoraat voor jou tijdelijk zijn? ‘Volgens mij moet een practoraat meer gericht zijn op innovatie dan op onderzoek. Wij moeten kennis vergaren bij alle betrokken stakeholders, nieuwe prototypes ontwerpen, deze testen en continu bijstellen om te komen tot een levenslange vakmanschapsleerlijn die de huidige en de toekomstige arbeidsmarkt optimaal bedient. Een periode van vijf jaar is genoeg om iets neer te zetten. Als je na vijf jaar evalueert en concludeert dat je nog niet klaar bent, moet je eerst bepalen of het huidige practoraat nog wel de goede vorm is voor het bereiken van je (nieuwe) doelen. En je moet jezelf afvragen of jij de practor van dat (nieuwe) practoraat moet blijven. Het antwoord op beide vragen is in mijn geval: nee.’
Omdat ik toch de hond uit moest laten, ben ik maar even polshoogte gaan nemen. Uit het gesprek met de bouwers, onder het genot van een biertje, bleek alras aan wie je zoiets kunt toevertrouwen: mbo’ers van onder meer niveau 2, 3 en 4. In dit geval jongens van stavast die je om een boodschap kan sturen. Niet voor niets hadden ze van hun baas – of van het eigen bedrijf – de wagens (met logo) meegekregen om de pallets aan te voeren. Vol trots deden ze verhaal over hun opleiding – hovenier, timmerman, elektricien, ICT-er en verzorgende – hun baan, hun succes en ambities. Licht euforisch keerde ik terug naar mijn nieuwjaarsgezelschap en stak de loftrompet over het mbo, de kansen voor jongeren en het perspectief op een goedbetaalde baan. ‘Jouw jaar kan niet meer stuk!’, was de reactie. Maar dan… Nog geen 14 dagen later kijk ik zondagavond naar ‘De publieke tribune’ op NPO2. Een programma van de omroep Human, waarin Coen Verbraak, toch niet de minste interviewer, spreekt met studenten, ‘onderwijsadviseurs’ en minister Van Engelshoven over de inhoud en het imago van het mbo. Weg euforie! In een soort merkwaardige vertekening ontstaat het beeld van een geheel ander mbo, waarin studenten niet komen opdagen, niet gemotiveerd zijn en al twintig jaar niet serieus genomen worden. De minister doet, zichtbaar geïrriteerd door de opmerkingen van een van de ‘onderwijsadviseurs’, een manmoedige poging een ander beeld te schetsen: ‘Het is mega-belangrijk onderwijs. Laten we vooral ook trots zijn op het feit dat er zo ongelofelijk veel goed gaat.’ Maar een relatieve buitenstaander zal toch geen al te beste indruk van het mbo overhouden aan deze onevenwichtige uitzending. Gelukkig kwam in het programma ook een aantal (oud-)studenten mbo aan het woord die, net als hun collega’s op de Veluwe, enthousiast vertelden over hun succes, ambities en perspectief. Die ontboezemingen spetterden van het scherm! Waarmee de euforie over het mbo gelukkig weer is teruggekeerd! Coleta van Buuren NB. Het programma is terug te zien op bit.ly/2Oy3QAr
Commissie Kwaliteitsafspraken
februari 2020
3
Commissie optimistisch over resultaten kwaliteitsagenda’s De Commissie Kwaliteitsafspraken MBO is optimistisch over de resultaten van de kwaliteitsagenda’s van de scholen. Volgens Michiel Scheffer, voorzitter van de commissie, vormen de agenda’s een prima basis voor verdere kwaliteitsverbetering: ‘De scholen werken de komende jaren samen met regionale partners aan versterking van het beroepsonderwijs in de regio. De commissie heeft er alle vertrouwen in dat dit gaat lukken.’
In het sectorbeeld ‘Vertrouwen’ geeft de Commissie Kwaliteitsafspraken MBO een landelijk beeld van de ambities zoals de scholen die hebben opgenomen in hun kwaliteitsagenda’s. In die agenda’s is volgens het sectorbeeld de eigen strategie van de scholen veelal leidend. Michiel Scheffer, voorzitter van de commissie: ‘Dat was ook nadrukkelijk de bedoeling van de nieuwe lichting kwaliteitsafspraken. Meer dan voorheen zouden deze afspraken zo veel mogelijk moeten samenvallen met de al bestaande strategie van de school.’
praktijkvorming. Een flink aantal scholen miste toen de resultaatafhankelijke beloning, omdat zij de zelf geformuleerde doelstellingen niet behaalden. Ook bij de huidige verbeteragenda’s is een deel van de kwaliteitsgelden resultaatafhankelijk, zij het dat het nu om 25% gaat. Scheffer benadrukt dat de beoordeling op integrale wijze, met oog voor de context, zal gebeuren. Die beoordeling vindt voort het eerst plaats in 2021, op basis van tussenrapportages van de scholen.
Van Engelshoven: minder concurrentie, meer samenwerking Om de toekomstige krimp van het aantal mbo-studenten het hoofd te bieden, moeten mbo-scholen meer met elkaar samenwerken en minder onderling concurreren. Als scholen dit niet op eigen initiatief doen, wil minister Van Engelshoven meer ‘landelijke regie’ voeren.
Prikkels
De commissie is positief over het niveau van de analyses die de scholen in de kwaliteitsagenda’s hebben opgenomen. Scheffer: ‘Op basis van landelijke en regionale databronnen hebben de scholen over het algemeen een goed beeld van de relevante ontwikkelingen in de regio.’ Volgens Scheffer aarzelen veel scholen nog wel om aan deze analyses scherpe keuzes te verbinden, bijvoorbeeld ten aanzien van het aanbod van opleidingen: ‘Veel scholen hebben een sterke focus op het eigen functioneren en kijken minder naar het regionale belang. Daarbij speelt mee dat de prikkels in het stelsel, zoals de bekostiging per ingeschreven student, niet altijd bevorderend zijn voor samenwerking. Wij pleiten dan ook voor meer samenwerking tussen scholen en minder concurrentie. Op dit punt is zeker nog verbetering mogelijk.’ Afrekenen
Volgens de commissie leeft bij veel scholen de zorg om afgerekend te worden op harde cijfers. Scholen verwijzen daarbij naar recente ervaringen bij de verbeterplannen beroepsMichiel Scheffer
Aanbevelingen
De commissie sluit het sectorbeeld af met een reeks aanbevelingen aan de minister en aan de scholen. Volgens de commissie zou het goed zijn dat de minister scholen nog meer ruimte geeft om het onderwijs zo veel mogelijk regionaal vorm te geven. Afstemming met regionale partners als ‘Economic Boards’ is belangrijk om tot scherpe keuzes in het opleidingsportfolio te komen. Door meer samen te werken met collega-instellingen kunnen scholen een doelmatig regionaal opleidingsaanbod realiseren. Ook zou het goed zijn als scholen studenten nog beter zouden begeleiden in het maken van de studiekeuze, op basis van onder andere de perspectieven op de regionale arbeidsmarkt. Ten aanzien van het onderwerp schooluitval roept de commissie de minister op voorzichtig te zijn met kwantitatieve doelstellingen. Scheffer: ‘Veel scholen hebben het idee dat de ondergrens van uitval is bereikt. Scholen doen er goed aan te onderzoeken welke structurele kenmerken van studenten leiden tot kansongelijkheid. Op basis van zo’n onderzoek kunnen veel scholen hun beleid rond gelijke kansen nog verbeteren.’
Dat schrijft minister Van Engelshoven in een brief over ‘een nieuw ontwikkelperspectief voor het Nederlandse mbo’. De minister heeft dit perspectief opgesteld naar aanleiding van het door de Commissie Kwaliteitsafspraken opgestelde sectorbeeld (zie hiernaast) en een beleidsdoorlichting door onderzoeksbureau Berenschot. Uit beide rapporten komt een positief beeld naar voren. De kwaliteit van het mbo-onderwijs heeft zich de afgelopen jaren duidelijk goed ontwikkeld.
ontwikkelen tot ‘regionale kenniscentra’ die een continue dialoog voeren met hun regionale partners, in het bijzonder werkgevers. Via projecten in het kader van het Regionaal Investeringsfonds gebeurt dit al regelmatig, maar volgens de minister verschilt de intensiteit van de regionale samenwerking nog sterk van school tot school. Ze vindt het daarom van belang om door te gaan op de ingeslagen koers en te blijven werken aan een nauwe verwevenheid van school en regio.
Algemeen belang
Associate Degree
Ondanks dit positieve beeld constateert minister Van Engelshoven ook nieuwe uitdagingen voor het mbo. Het gaat daarbij onder andere om de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt. Scholen kunnen daarop inspelen door meer aandacht te besteden aan vaardigheden als kritisch denken en samenwerken. De grootste bedreiging voor het mbo schuilt echter in de onvermijdelijke demografische krimp. Door een daling van het aantal studenten ontstaat volgens de minister vooral buiten de Randstad het risico dat in sommige regio’s geen goed onderwijsaanbod in stand gehouden kan worden. Zij pleit daarom, in navolging van de Commissie Kwaliteitsafspraken MBO, voor meer samenwerking en minder concurrentie. Scholen moeten volgens de minister het algemeen belang boven het schoolbelang stellen. Dat gebeurt nu niet altijd in voldoende mate. Volgens de minister is het uitgangspunt dat scholen via onderlinge samenwerking tot gewenste uitkomsten komen. ‘Als dit niet of onvoldoende gebeurt, is meer landelijke regie nodig’, schrijft zij.
Het derde onderdeel van het geschetste ontwikkelperspectief heeft betrekking op de versterking van de beroepskolom: de samenwerking tussen vmbo, mbo en hbo. De minister hecht grote waarde aan soepele overgangen. Via doorlopende leerroutes kunnen scholen de vmbo-mbo opleiding geïntegreerd aanbieden. Ook verwijst de minister naar de Associate Degree. Deze opleiding tussen mbo-4 en hbo is bijzonder geschikt voor mbo-gediplomeerden die door willen studeren, maar een volledige hbo-opleiding te lang vinden duren.
Ontwikkelperspectief
Het pleidooi voor meer samenwerking en minder concurrentie is onderdeel van een ‘nieuw ontwikkelperspectief ’ voor het mbo. Dit perspectief bestaat uit nog twee andere aspecten: de verankering van de mbo-school in de regio en de versterking van de ‘beroepskolom’ van vmbo, mbo en hbo. Ten aanzien van de regionale verankering sluit de minister nadrukkelijk aan op het sectorbeeld van de Commissie Kwaliteitsafspraken MBO. Volgens de minister dienen de mbo-scholen zich te
Reactie MBO Raad Frank van Hout, interimvoorzitter van de MBO Raad, ziet het belang van meer samenwerking: ‘We moeten met elkaar de verantwoordelijkheid nemen dat ook in dunbevolkte regio’s een goed gespreid aanbod van opleidingen blijft bestaan.’ Volgens Van Hout moeten scholen voor de toekomst scherpe keuzes maken en kijken welke studies in een regio écht nodig zijn: ‘We moeten daarbij ook kijken naar wat we van studenten mogen vragen qua mobiliteit. Ze hebben allemaal een ov-kaart, maar moeten hun opleiding goed kunnen bereiken, ook als die wat verder weg is.’
4
Vakwedstrijden
de MBO·krant
Om de vakwedstrijden van WorldSkills Netherlands van selectie tot finale in goede banen te leiden, heeft elke deelnemende school een eigen Skills Coördinator. Op de vooravond van Skills The Finals (zie ook het inzetje hiernaast en de special bij deze krant) sprak de MBO-krant met twee Skills Coördinatoren. De uitgebreide versies van deze twee interviews staan op MBO-today.nl. De komende weken komen nog meer interviews online.
Skills The Finals in het kort Skills The Finals is hét beroepenevenement voor (v)mbo! Bijna duizend finalisten strijden 4 tot en met 6 maart 2020 in WTC Expo Leeuwarden om de titel van beste vakman/ vakvrouw/vakteam. Deze nationale kampioenschappen vakwedstrijden bestaan uit 54 Skills Heroes (mbo) finales en 10 Skills Talents (vmbo) finales. Maar er is zo veel meer te doen. Zo is er de LOB-experience, een bezoekersprogramma voor po, vo en mbo met 70 doe-activiteiten, challenges en demonstraties, informatie over studiekeuze, vervolgopleidingen en arbeidsmarkt. Verder zijn er diverse workshops, een symposium en masterclasses voor (vak)docenten, management en mensen uit het bedrijfsleven.
‘Succes van studenten is een kroon op je docentschap’ Deelname aan maar liefst 34 wedstrijden. En ook nog eens meerdere vestigingen van ROC Friese Poort die kandidaten voor een bepaalde discipline wilden aandragen, waardoor er extra voorrondes nodig waren. Bovendien is Friese Poort medeorganisator van Skills The Finals. Het zijn drukke, maar mooie tijden voor Ria Galama, Skills Coördinator bij deze Friese mbo-school. Doordat Friese Poort medeorganisator van Skills The Finals is, is de bereidheid om mee te doen dit jaar groter dan ooit. Al was de groei sowieso niet te stuiten, beseft Ria. ‘In de beginjaren droeg een docent een kandidaat voor of meldde iemand zichzelf aan. Nu komt het
afstemming is over toetsing, examinering en dergelijke – kan dit wellicht makkelijker gerealiseerd worden. Het staat in ieder geval wel hoog op mijn verlanglijstje!’
zelfs voor dat een complete klas meedoet aan de voorrondes. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de opleiding Directiesecretaresse. Met verrassende resultaten: de studente die uiteindelijk doorging naar de kwalificaties, stond bij de docent die de wedstrijd organiseerde niet op het lijstje met kanshebbers. Dat ze het toch echt in zich had, bleek ook na de voorronde: de studente is uiteindelijk vijfde geworden bij de nationale kampioenschappen.’ Het is een mooi voorbeeld van dat je juist door de vakwedstrijden klassikaal in te zetten ook iemand die normaliter ‘op de achterbank’ zit als talent kunt spotten. ‘Dit is ook iets wat we hier breder in willen zetten’, onderstreept Ria. ‘Juist nu meerdere vestigingen een kandidaat willen leveren voor dezelfde discipline, bijvoorbeeld Verpleegkunde of Detailhandel – en er tussen die vestigingen toch al allerlei
Rondzingen
Ria Galama
Ria merkt dat er steeds meer mogelijk is, simpelweg doordat het enthousiasme groeit. ‘Als een onderwijsteam eenmaal mee heeft gedaan, verlopen mijn “doe je mee”-gesprekken het jaar erop een stuk sneller. Zeker als een kandidaat in de finale heeft gestaan. De wedstrijden hebben echt een positieve weerslag op het team en op de klas van de deelnemende student. Bij terugkerend succes gaat het zelfs echt rondzingen. Het doet ook echt wat met je als docent als een student succes heeft en jij daar met training en begeleiding een bijdrage aan hebt kunnen leveren. Het is een kroon op je werk.’
‘Vakwedstrijden zijn een mooi lesinstrument voor de hele klas’ Twee jaar geleden nam CITAVERDE College deel aan drie landelijke wedstrijden van WorldSkills Netherlands. Mede dankzij Oda van Deursen, naast docent ook Skills Coördinator op deze Limburgse onderwijsinstelling voor groen (v)mbo-onderwijs, maakten de vakwedstrijden hier een explosieve groei door. ‘Ook als je niet wint, is dit een fantastische ervaring.’
een heel mooi lesinstrument voor de hele klas. Ook voor studenten waarvan je eigenlijk weet dat ze niet gaan winnen, is en blijft dit een fantastische ervaring. Laat iedereen meedoen. Misschien gaan ze je zelfs nog verrassen! Daarnaast kun je diegenen die echt uitblinken een extra uitdaging bieden. Je kunt hem of haar verder helpen. Die tweeslag vind ik ook het mooie van Skills.’ GaiaZOO
Het begon voorzichtig met drie vakwedstrijden, maar inmiddels kleuren de vakwedstrijden het onderwijs bij CITAVERDE College. Bij alle deelnemende opleidingen zijn de vakwedstrijden zelfs onderdeel van het curriculum. Iedereen doet mee aan de voorrondes, die elke CITAVERDE-locatie houdt. Daarna strijden de locatiewinnaars in hun discipline tegen elkaar en vervolgen de uiteindelijke kampioenen de weg naar Skills The Finals. Tweeslag
Skills Coördinator Oda van Deursen heeft als taak ervoor te zorgen dat elke locatie meedoet. Haar werk bestaat vooral uit veel praten, maar ook veel laten zien. ‘Filmpjes van de vakwedstrijden bijvoorbeeld. Maar ook de
wedstrijden zelf ’, legt Oda uit. ‘Ik wil anderen er met name van overtuigen dat deelname aan de vakwedstrijden heel laagdrempelig is. Veel collega’s zijn bang dat het extra werk is. Maar het levert juist energie op. Collega’s die ik meeneem naar de landelijke wedstrijden, keren razend enthousiast terug. Logisch,
want dat spektakel is echt heel gaaf. Op die manier probeer ik hen te overtuigen van de kracht van Skills. En dat is, in mijn ogen, vooral dat je met je hele klas een kant-enklaar programma kunt volgen dat volledig geschreven is op het kwalificatiedossier van jouw mbo-opleiding. De vakwedstrijden zijn
Niet behorend tot het standaardtakenpakket van een Skills Coördinator, maar wel een uitdaging die Oda inmiddels voor de tweede keer aan mag gaan, is de organisatie van de landelijke finalewedstrijd Dierverzorging, de opleiding waarmee het Skills-avontuur voor CITAVERDE begon. ‘Het gros van de wedstrijden vindt bij Skills The Finals plaats in een groot zalencomplex. Dat is bij Dierverzorging niet mogelijk. Twee jaar geleden werd de wedstrijd op een school gehouden. Weg van alle dynamiek en grandeur. Jammer, vond ik. Toen CITAVERDE de kans kreeg deze wedstrijd te organiseren, hebben we het Dierenbeschermingscentrum in Born en GaiaZOO als locatie gekozen. Dat zijn perfecte plekken. We nodigen gasten uit, laten studenten workshops organiseren en sluiten af met een diner en lezing. Dit jaar komt bijvoorbeeld Arjan Postma, Nederlands bekendste boswachter. Zo maken we er een nog aantrekkelijker evenement van.’
Versnellingskamers BVMBO
februari 2020
5
Zelf vorm geven aan innovatief beroepsonderwijs Tot eind februari organiseert de Beroepsvereniging Opleiders MBO (BVMBO) tien Versnellingskamers, waarin mbo-docenten en -opleiders op zoek gaan naar oplossingen voor de in hun ogen meest prangende kwesties binnen de beroepsgroep. Het startschot werd op 21 januari gegeven, op het Deltion College in Zwolle.
Terwijl de eerste deelnemers binnendruppelen, zit BVMBObestuurslid Anniek van Anraad met Steven Wagemaker achter een laptop. Wagemakers’ bedrijf Spilter heeft de software ontwikkeld waarmee Van Anraad tijdens elke Versnellingskamer alle input van de aanwezigen onvertraagd kan verwerken. Na de spoedcursus ‘learning on the job’ van vandaag, staat ze er vanaf de tweede bijeenkomst alleen voor.
software toont welke stellingen een beperkte tevredenheid opleveren, terwijl ze tegelijkertijd wél als zeer belangrijk worden ervaren. Precies die stellingen gaan mee naar de Versnellingskamers.’ Van de drie voorbeelden hiervoor haalt alleen de vraag over de professionele cultuur de Versnellingskamer in Zwolle. ‘Omdat steeds meer mensen de vragenlijsten invullen, blijven de statistieken veranderen en gaan we in andere Versnellingskamers mogelijk met andere stellingen aan de slag.’
Top 3
Input voor deze eerste samenkomst is afkomstig van vijf vragenlijsten, die via de BVMBO-site (www. bvmbo.nl/praat-mee/) online zijn in te vullen en elk een eigen thema behandelen: Vakmanschap, Invloed, Kennis Delen, Regie en Gebruik mijn stem. Bij het thema Vakmanschap wordt bijvoorbeeld gevraagd hoeveel tevredenheid er is over de mate van autonomie als vakmens, over de professionele cultuur op school en over de mogelijkheden om vorm te geven aan je loopbaan. Daarnaast krijgen alle respondenten de vraag om uit de 13 verschillende stellingen van dit thema een top 3 samen te stellen qua belangrijkheid. Statistieken
‘Als BVMBO sturen we hier niet in’, stelt Van Anraad. ‘De Spilter-
Out of the box
De deelnemers op het Deltion College in Zwolle krijgen dus de meest prangende kwesties – volgens de laatst gemeten tussenstand – op hun bord. Daarbij wordt hen om drie ideeën gevraagd: een idee dat morgen al uitvoerbaar is, een idee met positieve effecten op de lange termijn én een ‘out of the box’idee. Daarna mogen de deelnemers elkaars goede ideeën aanvinken en met elkaar wat uitgebreider ingaan op de best gewaardeerde voorstellen. Loket
In Zwolle is er onder andere veel aandacht voor kennisdeling. Dat gebeurt volgens de aanwezigen onder docenten onderling nog (te) weinig, terwijl een deelnemer juist de ervaring heeft dat als je gemakkelijk
deelt, je dit altijd dubbel terugkrijgt. In hetzelfde kader wordt nog het bezoeken van elkaars lessen genoemd en het opzetten van een loket dat expertise en vraag aan elkaar koppelt. Een ander goed ontvangen idee was het samenstellen van regiegroepen van collega’s die binnen het onderwijs graag willen innoveren. Het is de groep duidelijk dat ze los van elkaar vaak tegen dezelfde muurtjes aanlopen. Het onder de paraplu van de BVMBO samenvoegen van individuele ideeën en wensen, lijkt hen in ieder geval een goede manier om meer en gerichter invloed uit te oefenen. Rode draden
Het doel van de BVMBO is om op basis van de vragenlijsten en Versnellingskamers een meerja-
renagenda op te stellen, waarmee docenten en opleiders zelf vorm kunnen geven aan innovatief middelbaar beroepsonderwijs. Dat lijkt niet eenvoudig, met alle verschillende informatie uit al die Versnellingskamers. Wagemakers heeft die ervaring gelukkig niet: ‘Met een beetje rekenen zit je na tien bijeenkomsten misschien wel op achthonderd ingebrachte ideeën. Dat lijkt inderdaad veel, toch zul je al snel ontdekken dat daar een aantal rode draden telkens in terugkeren.’ Super Versnellingskamer
De vaak terugkerende voorstellen vormen tot slot de input voor de Super Versnellingskamer. ‘Tijdens deze speciale bijeenkomst onderweren de bestuursleden en de ambassadeurs van de BVMBO deze ideeën
aan een laatste kritische toets’, legt Van Anraad uit. ‘Bijgestaan door experts zullen zij nagaan of van deze ideeën inderdaad speerpunten op de agenda te maken zijn, maar ook of ze financieel en organisatorisch mogelijk zijn. Via het opstellen van deze agenda willen we zelf verantwoordelijk blijven voor het vakmanschap van onze beroepsgroep.’ Van de tien Versnellingskamers vinden er nog vijf plaats, op ROC’s in Doetinchem (13 februari), Rotterdam (20 februari), Groningen (25 februari), Hoogeveen (26 februari) en Hoofddorp (27 februari). Deze bijeenkomsten zijn nog niet vol, aanmelden kan via www.bvmbo.nl/ aanmelden-activiteiten/
Van Versnellingskamers tot meerjarenplan De input uit de Versnellingskamers gaat de BVMBO gebruiken om een meerjarenagenda op te stellen met initiatieven die het credo ‘samen sterk voor goed mbo’ onderstrepen. Ontwikkelingen in de samenleving en arbeidsmarkt – krimp, lerarentekorten, veranderende beroepen, leven lang ontwikkelen, digitalisering, flexibilisering, kansen(on)gelijkheid – volgen elkaar in rap tempo op. De opgaven die deze ontwikkelingen met zich meebrengen zijn uitdagend. Ze zetten het vakmanschap onder druk: hoe kunnen mboopleiders in deze veranderende tijden met flexibilisering en krapte toch kwaliteit leveren, hun vakmanschap bijhouden en tegelijkertijd het beroepsonderwijs innoveren?
Input leveren
Opleiders kunnen op twee manieren bijdragen aan de meerjarenagenda: input geven via de vragenlijsten en/of meedoen met een Versnellingskamer in de regio. Hoe dit gaat staat hiervoor, in het verslag van de eerste Versnellingskamer, onlangs in Zwolle. Ik ben geen opleider, mag ik meedoen?
Samen de regie nemen
De BVMBO vindt dat opleiders in het mbo zelf verantwoordelijk zijn voor het vakmanschap van hun beroepsgroep. Dat docenten en instructeurs samen de regie moeten nemen om bij te dragen en vorm te geven aan goed
en innovatief middelbaar beroepsonderwijs. Om deze doelen te bereiken en invloed te hebben, wil de beroepsvereniging met zo veel mogelijk mbo-opleiders een meerjarenagenda opstellen met initiatieven die hieraan bijdragen.
Ook van niet-opleiders wil de BVMBO graag weten hoe ze denken over deze thema’s. Je kunt de vragenlijsten invullen vanuit het perspectief van jouw werkomgeving en aangeven wat jij belangrijk vindt voor opleiders. Als je interesse hebt voor deelname aan een Versnellingskamer, kun je een mail sturen naar info@bvmbo.nl. Bij voldoende aanmeldingen organiseert de BVMBO een Versnellingskamer voor niet-opleiders.
6
Discussiestuk
de MBO·krant
Het discussiestuk ‘De toekomst van ons onderwijs’ is in januari gepresenteerd en gedeeld met Nederland. Als medeschrijvers en -ondertekenaars van het pact zijn interim-voorzitter MBO Raad Frank van Hout en JOB-voorzitter Jurgen van der Hel in afwachting van de reacties. De MBO•krant sprak beide bestuurders over het discussiestuk en de eerste reacties en legde ze enkele stellingen voor.
De toekomst van ons onderwijs Hoe is er gereageerd in jullie omgeving? Jurgen van der Hel: ‘Ik studeer Onderwijsassistent en loop stage in een groep 8 van de basisschool. “Meester, waar ben jij de afgelopen uren mee bezig geweest, dat is toch helemaal kansloos!”, hoor je dan. Ik leer op een school waar kinderen al langer modulair werken. Dan is zo’n discussiestuk erg abstract om te begrijpen. Het gebeurt daar al. Ik hoor natuurlijk ook vanuit de achterban van JOB veel vragen hoe dit allemaal nou uitgevoerd moet worden. Daar is het mij veel te vroeg voor. Dat is waar we nu achter proberen te komen met dit discussiestuk.’ Frank van Hout: ‘Ik heb geen boze mails gekregen en mijn postvak liep ook niet over van complimenten. De pers heeft één ding uitgelicht: het uitstel van het keuzemoment. Daar krijg ik op school vooral positieve reacties op. Dat komt ook omdat studenten in Stelling: “Uitstel van het het mbo regelmatig benadeeld worden door drie datkeuzemoment vroege keuzemoment.betekent Er zijn gewoon veel laatbloeiers.’ jaar langer hetzelfde doen”
Frank van Hout: ‘Natuurlijk zijn leerlingen steeds toe aan nieuwe dingen en moet je niet drie jaar lang rekken met dezelfde vakken. Dus het vraagt echt iets van het onderwijs en van docenten. Je moet werk maken van differentiatie en theorie en praktijk bij elkaar brengen. En dat krijgen we ook echt niet zomaar voor elkaar. Dit gaat heel erg over de inrichting van het onderwijs. Wat wij schrijven in het stuk
over de beroepsgerichte stroom is nog maar weinig onder de aandacht gekomen. Daar moeten we de dialoog over aangaan.’
Laat mensen kiezen op basis van interesses. Een mix van niveauverschillen in een klas kan ook zorgen voor meer begrip voor elkaar.’
baar huis te vinden. Maar deze vernieuwing kan veel betekenen voor de waardering van vakmanschap.’
Jurgen van der Hel: ‘Het keuzemoment naar 15 jaar is het meest concreet in het discussiestuk. Dat er pas later een keuze moet zijn, daar zijn we het allemaal helemaal over eens. De JOB heeft wel twijfels bij 15 jaar. Heb je dan ook wel echt je voorbereiding voor het beroepsonderwijs gekregen? Daar hebben we het ook met LAKS over.’
Frank van Hout: ‘Ik heb het altijd bijzonder gevonden dat kinderen na een zomervakantie ineens niet meer bij elkaar in een klas zouden kunnen zitten. Alsof er iets drastisch verandert in die periode. Met alle grote verschillen die er gewoon zijn, kan ik mij wel heel goed voorstellen dat je op een gegeven moment iets gaat doen met leerlingen op een gelijk niveau. De structuur van de hokjes verdwijnt, maar er komt een cultuur van groeperen voor terug wat mij betreft.’
Jurgen van der Hel: ‘Ouders kijken natuurlijk wat hun kind later zal kunnen verdienen met een opleiding. Daar zitten verschillen in. Maar met bepaalde opleidingen is dat verschil helemaal niet groot. En een loodgieter in Amsterdam verdient nu meer dan mensen die van de universiteit komen. Dat moeten mensen gaan inzien.’
Frank van Hout: ‘Voorbereid worden op de beroepsgerichte stroom vraagt ook iets in de periode voordat je 15 bent. Het expliciete verschil tussen theorie en praktijk zal minder worden, het moet elkaar versterken. Tot 15 jaar krijgen alle kinderen theorie én praktijk. Ze krijgen op elk niveau alle kansen om zich te ontwikkelen. Daarmee haal je ook het stempel weg dat theorie een hoog niveau zou zijn en praktijk laag.’
Stelling: “Vroege selectie is noodzakelijk door niveauverschillen”
Jurgen van der Hel: ‘Niveaus zijn misschien helemaal niet noodzakelijk om een goede keuze te kunnen maken in het beroepsonderwijs. Je hebt soms laatbloeiers en mensen die het gewoon leuk vinden om iets te kunnen maken.
Jurgen van der Hel: ‘Zelf heb ik havo gedaan en niet afgerond. Als ik eerder had geweten hoe mooi het is om via de praktijk vaardigheden te leren, had ik sneller de juiste keuze kunnen maken. Maar het wordt gezien als een degradatie, van de havo naar het mbo. Het is beroepsonderwijs. Als er een h voor staat is het niet ineens vijf niveaus beter.’ Frank van Hout: ‘Ik denk dat in algemene zin iedereen het belang van vakmanschap onderschrijft en dat de arbeidsmarkt juist zit te springen om mbo’ers. Maar tegelijkertijd duimen ouders dat hun kind een advies krijgt om naar de havo te gaan. Dat speelt mee en dat zou moeten veranderen. Ik begrijp dat ouders zich druk maken over de toekomst van hun kind. Dit pact gaat bepaalde maatschappelijke problemen niet oplossen. Op de huizenmarkt bijvoorbeeld zal het voor iedere beginner moeilijk blijven om nu een betaal-
Frank van Hout: ‘Die vroege selectie voor vervolgonderwijs heeft ook nog maatschappelijke tweedeling als effect. De ene groep in de bevolking treft de andere nauwelijks nog. Eigenlijk vanaf het twaalfde levensjaar. Vriendenclubjes vallen uit elkaar, zien elkaar vaak niet meer. Er is niets mis met nieuwe vrienden maken, maar het betekent nu dat er gescheiden werelden ontstaan door onderwijsniveau. Dat zou kunnen veranderen.’
Stelling: “Stelselwijzigingen mislukken toch altijd”
Jurgen van der Hel: ‘Een stelselwijziging vraagt om lef, maar is noodzakelijk. Er moet wat aan het onderwijs gebeuren de komende vijf jaar. Laten we dan ook met elkaar de discussie aangaan hoe dat kan. Dit zijn onze ideeën, we nodigen iedereen uit om ook hun
Discussiestuk
februari 2020
Het discussiestuk ‘De toekomst van ons onderwijs’ zorgde al snel voor flink wat discussie op Twitter. Op deze pagina een bloemlezing van de uiteenlopende reacties.
Interim-voorzitter MBO Raad Frank van Hout en voorzitter JOB Jurgen van der Hel.
reacties te geven om zo een breed gedragen verhaal te hebben voor het onderwijs van de toekomst.’ Frank van Hout: ‘Veel van de slechte ervaringen met stelselwijzigingen komen doordat we in de aanpak altijd begonnen zijn met de stelselwijziging zelf. Maar een stelselwijziging moet het effect zijn van een inhoudelijk andere vormgeving van het onderwijs. Wat willen we bereiken, hoe kunnen we dat het beste doen in ons onderwijs, en wat vraagt dat dan? En die inhoudelijke vormgeving is niet aan de politiek maar aan de onderwijsprofessionals.’ Nieuws over het Onderwijspact volgen of meedoen aan de dialogen over de inhoud? Op www.toekomstvanonsonderwijs.nl vindt u alle informatie.
Het nieuws van de dag
Colofon De MBO•krant is een uitgave van de Stichting Media Beroepsonderwijs. Deze uitgave is bedoeld voor docenten en andere onderwijsprofessionals in het mbo. CONCEPT: Ravestein & Zwart (R&Z) VORMGEVING: Lauwers-C REDACTIE: Pieter van Megen (hoofdredacteur), Rutger Zwart, Twan Stemkens (TST Communicatie), Olaf van Tilburg en Jaap den Ouden. TEKST: Ravestein & Zwart, Rutger Zwart, Jaap den Ouden, Coleta van Buren (2), Conrad Berghoef (10), Haye G.H. van der Werf (10) en Dirk Megens (11).
BEELD: M. Muus (1), Claudia Otten (3), WorldSkills Netherlands (4), Wilmar Dik (6), Joep van Aert (12). Verder danken we alle anderen eveneens voor het beschikbaar stellen van het beeldmateriaal.. DRUK: BDU, Barneveld OPLAGE: 16.500 Proefabonnement? Mail naar info@dembokrant.nl. Dan krijg je voor 10 euro drie nummers! www.dembokrant.nl www.mbo-today.nl
Dagelijks nieuws over het mbo? Kijk op www.mbo-today.nl
7
8
MBO Brigade
de MBO·krant
‘We doen dit voor de studenten’ De eerste broedplaats die de MBO Brigade
keuzedelen bleek (nog steeds) een hot item.
contact met hun klassen te verliezen.’ Die weerstand is in inmiddels verdwenen. Beperkingen zijn er wel: zo moeten studenten ruim op tijd kiezen en kunnen ze in principe niet switchen. ‘Anders is de planning niet te doen’, zegt Meijering hierover.
Een verslag over examinering, loskoppelen en
Denk in mogelijkheden
dit jaar organiseerde vond op 20 januari plaats bij Rijn IJssel in Arnhem. Het onderwerp,
keuzevrijheid.
H
oog bezoek, deze maandag in Arnhem; zowel de interim-voorzitter van de MBO Raad Frank van Hout als minister Ingrid van Engelshoven heeft de weg naar Rijn IJssel gevonden. Nadat ze beiden de aanwezigen welkom heten, start de bijeenkomst officieel. Mark Meijering, Teamleider Pedagogisch werk/Onderwijsassistent en Francien Griffioen, Teamleider Maatschappelijke zorg van Rijn IJssel trappen de middag af. Ze nemen de zestig aanwezigen mee in de manier waarop zij het onderwerp keuzedelen vormgeven bij het cluster Welzijn van Rijn IJssel. Keuzevrijheid
Dat dit een bijzondere manier is, wordt al snel duidelijk. Griffioen en Meijering hebben nauwelijks een paar zinnen uitgesproken of de vragende vingers gaan al omhoog. Het is helder dat hun aanpak van keuzedelen veel vragen en veel nieuwsgierigheid oproept. Die aanpak is het beste samen te vatten tot: zo veel mogelijk keuzevrijheid voor de student. Het cluster wees één periode in het schooljaar − periode zeven in mei – aan waarin studenten vijf weken lang besteden aan een keuzedeel. Dat ze doen in de vorm van onderwijs, excursies en een in-
teractieve vorm van lesgeven. In de vijfde week volgt examinering. Dwars door elkaar
De groepen zijn gemengd, leerjaren en niveaus, bol en bbl: alles loopt door elkaar. En ook de diversiteit aan mogelijke keuzes is groot: van Duits tot Verslavingszorg en werken op een Buitenschoolse Opvang, studenten kiezen uit zo’n 25 keuzedelen. Regelmatig komen er nieuwe keuzedelen bij, soms op aanvraag van het bedrijfsleven. ‘Maar’, zo geeft Griffioen aan: ‘wij vinden dat als blijkt dat een vak of onderwerp echt onmisbaar is, het thuishoort in het kwalificatiedossier. Dan hoort het geen keuzedeel te zijn.’
De boodschap van Griffioen en Meijering is helder: denk in mogelijkheden en niet in beperkingen. Met een beetje flexibiliteit en creativiteit kom je een heel eind, zoek de ruimte die er wel degelijk is en denk vooral vanuit de student. En, nog een belangrijke boodschap die Griffioen expliciet hieraan toevoegt: laat de gestandaardiseerde studiebelastingsuren zo veel mogelijk los. ‘Die studiebelasting is vaak nattevingerwerk. In de praktijk klopt er zo weinig van dat wij die eerlijk gezegd maar helemaal hebben losgelaten.’ Kansen en knelpunten
Na deze inspirerende plenaire sessie gaat de groep uiteen in vier deelsessies. Op het programma staan: Ontkoppelen van keuzedelen, Ontwikkelen van keuzedelen, Examinering
van keuzedelen en Overige vragen en knelpunten. De belangstelling voor het Ontkoppelen van keuzedelen en Examinering van keuzedelen is het grootst. Bij ontkoppeling blijkt er enthousiasme te zijn voor het loslaten van de verplichte koppeling tussen keuzedelen en kwalificaties. Dit stelde de minister aan het eind van vorig jaar voor in een kamerbrief. Deze sessie is het onderdeel waarop veel van de aanwezigen vooral kansen zien. Kansen in de vorm van een groter aanbod, meer keuzevrijheid, meer aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van de student en meer sectoroverstijgende keuzes. Examinering
Bij examinering komen vooral knelpunten aan de orde. Tijdgebrek is een veelgehoorde klacht. Ook de administratieve druk zien de aanwezigen als een probleem. Het ontbreken van goede examens en geschikte exameninstrumenten is een ander knelpunt. Vaak zijn de ingekochte examens te zwaar en te moeilijk of kost de examinering te veel tijd. Nelleke Lafeber van de MBO Raad
Beperkingen
Griffioen en Meijering ontkennen niet dat het een flinke (logistieke) operatie was om keuzedelen op hun manier vorm te geven. Griffioen: ‘Maar dat hebben we ervoor over. Wij doen dit voor de studenten. Voor ons moet een keuzedeel écht een keuzedeel zijn.’ Tijdens hun voordracht geven de twee teamleiders van Rijn IJssel toe dat de docenten in hun teams terughoudend waren. Meijering: ‘Sterker, er was behoorlijk wat weerstand. Docenten waren vooral bang om het
Minister Van Engelshoven was de gehele middag aanwezig.
sluit deze deelsessie af met een even eenvoudige als doelmatige tip: ‘Kies voor (een type) examinering die aansluit bij het keuzedeel. En, ook belangrijk, als je als cluster veel keuzedelen wilt aanbieden, moet je zorgen voor minder druk op de examinering. Die examinering hoeft ook niet zo uitgebreid te zijn als bij het kwalificatiedossier.’ Nieuwe keuzedelen
In haar kamerbrief gaf de minister ook aan dat er meer mogelijkheden komen voor scholen om eigen keuzedelen te ontwikkelen, samen met (regionale) bedrijven. Die behoefte lijkt minder groot te zijn, zo blijkt uit de deelsessie die daarover gaat. De consensus is dat het aantal keuzedelen – zo’n 1100 inmiddels – ruim voldoende is. Wel zien de deelnemers graag dat studenten makkelijker keuzedelen op andere scholen kunnen volgen. ‘Dit kan in het hbo en wo, dus waarom niet in het mbo?’, vraagt een van de deelnemers aan zich hardop af. Afsluiting
Dan is het tijd voor de afsluiting. Wat zijn de conclusies van de broedplaats over keuzedelen? Een van de conclusies is dat veel scholen en docenten nog steeds worstelen met het onderwerp keuzedelen. Ze vinden het lastig te organiseren, hebben problemen met het inplannen of vinden dat examinering te veel tijd kost. Maar, zoveel maakt het voorbeeld van Rijn IJssel duidelijk: waar een wil is, is een weg. Aanvullend wijst brigadier Rini Romme van de MBO Raad naar de publicatie ‘Ruimte in regels’, die het ministerie van OCW eind 2018 maakte: ‘Er kan en mag veel meer dan je denkt, Je moet die mogelijkheden alleen wel gebruiken.’
CIV Water
februari 2020
9
Perfectioneren van samen leren Het Centrum voor Innovatief Vakmanschap Water (CIV Water) is een kenniscentrum voor mbo’ers in de watersector. Het richt zich op de ontwikkeling van jongeren én werkenden tot wendbaar vakman, door ontwikkeltrajecten vorm te geven samen met onderwijs en bedrijfsleven. Hoe ziet de aanpak eruit en wat kunnen andere scholen en regio’s ervan leren? Projectmanager Pieter Hoekstra vertelt.
H
et Centrum voor Innovatief Vakmanschap Water (CIV Water) is een kenniscentrum voor mbo’ers in de watersector dat deel uitmaakt van de WaterCampus Leeuwarden. Leidende onderwijsinstelling is MBO Life Sciences, een samenwerking van Friesland College en Nordwin College, waarbij Friesland College als de zogeheten penvoerder optreedt. Kennis laten stromen
‘Het Nordwin College en het Friesland College hadden behoefte aan vernieuwend “watergerelateerd” onderwijs’, vertelt Pieter Hoekstra. ‘Dat resulteerde in een gemeenschappelijke uitvoeringsschool: MBO Life Sciences. Daarnaast leefde bij Wetterskip Fryslân en Vitens de wens om te zorgen voor een betere aansluiting tussen net afgestudeerden en bestaande medewerkers. Zo is CIV Water ontstaan. Met een startsubsidie van het ministerie van OCW zijn we aan de slag gegaan om kennis over water te laten stromen.’ Intermediair
‘Mijn rol als projectmanager is die van intermediair’, gaat Hoekstra verder. ‘Dat is voor mij een van de succesfactoren van CIV Water. Dat zit hem niet zozeer in mijn persoon, maar wel in mijn achtergrond. Ik werkte voorheen bij Wetterskip Fryslân, ben van huis uit docent en heb veel project- en progammamanagement ervaring. Maar buiten dat,
ik ben niet direct gelieerd aan het onderwijs of het bedrijfsleven; ik ben een objectieve schakel. Bovendien zijn we CIV Water gestart met verschillende partijen waaronder de Water Alliance, waarvan veel bedrijven deel uit maken. Vaak hebben dit soort triple helix-samenwerkingen een bepaalde kleuring omdat ze of vanuit het onderwijs of vanuit bedrijfsleven of vanuit de overheid komen; wij zijn geworteld in alle drie de werelden.’ Vraagvertaling
‘Waar wij veel ervaring mee hebben is de vertaling van actuele vragen vanuit het werkveld. Met name omdat we trainingen verzorgen voor professionals vanuit dat werkveld in het kader van een leven lang ontwikkelen. Aan die trainingen voegen we ook mbo- en hbo-studenten toe, zodat er een mix ontstaat. Daarnaast laten we mbo- en hbo-studenten samen aan projecten werken. Nu is dat vaak nog ad hoc, maar dit soort hybride leeromgevingen willen we verder uitwerken. Daar is de RIFsubsidie die we in september vorig jaar van OCW kregen ook voor bedoeld. We willen dit structureel doen.’ Tijd boven geld
Vaak gaat het bij dit soort samenwerkingsvormen om geld en dat is soms een struikelblok: wie gaat het betalen? ‘Wij vinden tijd veel belangrijker dan geld. Daarom vragen wij
van onze partners om tijd beschikbaar te stellen om mee te werken. Alle trajecten komen van onderwijs en het bedrijfsleven samen. Goede aansluiting bij de praktijk is voor elke mbo-school natuurlijk belangrijk, maar dat is vaak makkelijker gezegd dan gedaan. Wij zitten in een bescheiden niche, waarin de ontwikkelingen niet zo heel snel gaan. In de mechatronica en robotica gaan de ontwikkelingen veel sneller. Ik denk dat ons model, waarin alle partners tijd investeren, we samen lesmaterialen ontwikkelen én studenten meedoen aan bedrijfstrainingen ook goed in die sectoren werkt.’ Praktijkgericht
‘Onze aanpak is sterk praktijkgericht’, verduidelijkt Hoekstra. ‘Het onderwijs wordt verzorgd door docenten en praktijkexperts. Natuurlijk is theorie nodig. Maar vaardigheden en vooral een onderzoekende werkhouding zijn minstens net zo belangrijk. Dat alles vertaalt zich in een bepaalde beroepshouding die studenten nodig hebben in hun werkpraktijk. Dit noemen we wendbaar vakmanschap. Studenten vinden het prachtig om met mensen uit het werkveld samen te werken. Dat zorgt voor een continue wisselwerking waar beide partijen van profiteren. Maar ons hybride onderwijs is zeker nog niet klaar.’ Samenwerking
Goede samenwerking blijkt het toverwoord. Maar waarmee houdt CIV Water zich naast de bedrijfstrainingen concreet bezig? Pieter Hoekstra: ‘Een voorbeeld is dat we kijken hoe je binnen de afvalzuivering naar de kwaliteit van het (afval)water kijkt. Bijvoorbeeld door te kijken hoe je de reststoffen, die we bij de zuivering uit het water halen, kunt (her-) gebruiken. Die reststoffen zijn weer in te zetten als grondstof. We hebben bijvoorbeeld een bedrijf in ons netwerk dat cellulose − de restanten van wc-papier − uit het water haalt en dat gebruikt als grondstof voor asfalt. Bij Leeuwarden is er een weg mee aangelegd.’ Meetbaar en merkbaar
Praktijkles waterbeheer.
De reacties op CIV Water zijn positief. ‘We verzorgen al een aantal jaar bedrijfstrainingen voor Vitens, daarin brengen we verschillende
Pieter Hoekstra: ’Studenten vinden het prachtig om met mensen uit het werkveld samen te werken’.
medewerkers samen. Operators en mensen van de technische dienst, ervaren medewerkers van zestig en starters. Ze waren de eerste keer terughoudend voor nascholing. Ze dachten: wij weten wel wat we moeten doen. Dat geloof ik, maar wat wil de organisatie dat je doet? Is dat hetzelfde? Door samen te werken ervaarden medewerkers dat ze veel van elkaar konden leren. De ervaren medewerkers brengen veel praktische kennis mee, terwijl de jongeren digitale en presentatievaardigheden laten zien. Na afloop van de eerste training zei de CEO van Vitens dat de opbrengst “niet alleen meetbaar, maar ook merkbaar is”. De kennis van zijn medewerkers is toegenomen, ze kennen elkaar beter en weten elkaars kennis en kunde te benutten en te waarderen. Dit zorgt weer voor meer onderling begrip.’ (Inter)nationaal voorbeeld
De werkwijze van CIV Water is opgevallen, nationaal en internati-
onaal. Hoekstra: ‘De RIF-gelden die we vorig jaar kregen zijn zoals ik al zei bedoeld als scale-up subsidie voor het doorontwikkelen van de hybride leeromgeving: het perfectioneren van samen leren. Dat ervaar ik als een erkenning voor wat we hebben neergezet.’ Daarnaast kende de Europese Unie vorig jaar juli een subsidie toe aan CIV Water van bijna 1 miljoen euro. Met deze subsidie wil CIV Water een Europees Platform voor ‘Vocational Excellence (PoVE)’ voor de watersector in Europa helpen vormgeven. Daarvoor gaat het de samenwerking aan met vijf regio’s in Schotland, België, Letland, Malta en Tsjechië die een ‘proactieve rol willen spelen bij duurzame groei en innovatie in de Europese watersector’. Hoekstra hierover: ‘De manier waarop in Nederland mbo en het bedrijfsleven samenwerken is een voorbeeld voor andere Europese landen. We hebben dit geld gekregen om te kijken wat CIV Water voor andere Europese regio’s kan betekenen.
10
Column en recensie
de MBO·krant
Bezemkast Conrad Berghoef Hebt u ‘De rendementsdenker’ van Lucas Zandberg al gelezen? Grote kans van wel, het boek is al een paar jaar oud en is een soort guilty pleasure van veel docenten (en managers?) in het mbo. In het boek staan de twee werelden van Robert, een ambitieuze, bevlogen en idealistische docent, en Margot – onderwijsmanager, niet gehinderd door enige kennis van zaken – tegenover elkaar. Margot vindt de docenten maar hinderlijke fte’tjes en is vooral bezig met het inrichten van haar kantoor, waarvoor ze alle financiële middelen krijgt. Docent Robert mag in het nieuwe onderwijsconcept geen lessen geven, maar zijn studenten vragen erom. Daarom doet hij dat dan maar stiekem in de bezemkast. Het is een ontzettend vermakelijk boek, dat af en toe een leuk inkijkje geeft in het hedendaagse mbo. Maar tijdens het lezen, een jaar of twee geleden, werd ik af en toe ook oprecht kwaad op de schrijver. En toen hij in mijn dorp een lezing kwam geven, vond ik dat dan ook de gelegenheid om hem dat eens te vertellen ook. Het was allemaal té satirisch, té karikaturaal, té overdreven. Dat gaf hij overigens grif toe. Maar toen ik uitriep: ‘Geen enkele docent wordt het in het mbo verboden om klassikaal les te geven. En anders ben je geen
knip voor de neus waard als docent!’, reageerde hij met ‘Nou... ik heb andere ervaringen.’ Toen ik korte tijd later op twee verschillende plaatsen met mbo-studenten werd geconfronteerd die zeiden dat ze het wel erg fijn vonden om uitleg te krijgen, ‘omdat hun docenten geen les mochten geven’, heb ik Lucas Zandberg digitaal nog even opgezocht om hem zijn gelijk te geven. Dit soort keuzes wordt kennelijk wél gemaakt. ‘De nieuwe topman’
Waarom ik een boek van drie, vier jaar geleden weer aanhaal? Omdat ik onlangs het interview las met ‘de nieuwe topman’ van ROC Midden Nederland. Als Ajax een topspits haalt, weet je dat dat iemand is binnen de lijnen. In het onderwijs en bedrijfsleven staan de topmannen en topvrouwen niet voor de klas. Een topman, dat is een directeur, een voorzitter van het college van bestuur, een manager. De nieuwe topman van ROC Midden Nederland, Johan Spronk, denk ik ook. In het interview met het AD wordt het overigens niet nodig geacht om zijn functie te vermelden, maar hij zal de eindbaas zijn geworden. En: ‘Begonnen als docent, weet hij als geen ander hoe belangrijk praktijkonderwijs is’. Overtollige ballast
Een nieuwe topman profileert zich natuurlijk
graag. Spronk weet hoe dat moet. Er moeten stenen in vijvers, bezems door het huishouden, donderslagen bij heldere hemels. En dus geeft Spronk aan dat wat hem betreft de ‘klassieke vakken’ (sic) als Nederlands, Engels en Rekenen afgeschaft kunnen worden. Overtollige ballast, ga gewoon brood bakken, ga lassen, ga mensen wassen, dat kan allemaal zonder die vakken. Verderop in het interview zegt hij: ‘Wat er niet inzit, komt er ook niet uit.’ Dus al die gekkigheid van mensen iets nieuws leren, onderwijs als verheffing van het volk, het
beste uit studenten halen… weg ermee. Het bedrijfsleven heeft praktische mensen nodig. Wij moeten ze leveren. En in de omgeving van ROC Midden Nederland hoeven ze dan niet goed te rekenen of hun taal goed te schrijven. Ik heb op Twitter personeel en studenten van ROC Midden Nederland veel sterkte toegewenst, en daar is niets cynisch of sarcastisch aan. Ik meen dat echt. Ik hoop dat de AVO-docenten genoeg bezemkasten tot hun beschikking hebben.
Verslag van een ontdekkingsreis Recensie ‘MBO 50 – Aantekeningen’, een boek van Hans van Nieuwkerk Hans van Nieuwkerk (1947) was vijftig jaar actief in het middelbaarberoepsonderwijs. Als docent, maar vooral als bestuurder, adviseur en procesmanager. Zo was hij als voorzitter-procesmanager nauw betrokken bij de ROCvorming in de jaren negentig, de herziening van de kwalificatiestructuur en de kwaliteitsafspraken in het mbo. Van Nieuwkerk vertelt in ‘MBO 50 – Aantekeningen’ over zijn ervaringen, belevenissen en opvattingen. Haye G.H. van der Werf las het boek en tekende deze recensie op.
De inhoudsopgave verraadt al de intrigerende mix in dit boek. Enerzijds de individuele ontwikkelingsgang van de auteur (‘Babyboomer en stapelaar’, ‘De directeur’, ‘Chef d’équipe’, et cetera). Anderzijds de procesmatige, inhoudelijke, organisatorische ontwikkeling van het mbo binnen de politieke context van de afgelopen decennia. De auteur neemt je haast persoonlijk bij de hand in zijn tocht langs klaslokalen, directiekamers, vergaderzalen, bestuursconferenties en politieke overlegstructuren. Als een geboren docent legt hij uit, schetst de voorgeschiedenis en becommentarieert. Maar daarnaast reflecteert hij ook op zijn eigen positie en de relatie met de stakeholders binnen het mbo. Dit boek lezend besef je weer hoeveel er de afgelopen 50 jaar is gebeurd en veranderd binnen het beroepsonderwijs, het vormingswerk en de volwasseneneducatie in Nederland. Gestadige weg
Hans van Nieuwkerk MBO 50 Aantekeningen VOC Uitgevers € 29,95 te bestellen via voc-uitgevers.nl
Want het mbo mag dan nu een beetje het ‘paraplubegrip’ zijn, daaronder schuilen nog velerlei vormen van onderwijs en (levenslange) ontwikkeling. Vaak oogt de ontwikkeling als een slingerend pad, maar onderliggend blijkt een gestadige weg naar professionalisering, kwaliteitsverbetering en toenemende autonomie voor de scholen. Van Nieuwkerk is, al verhalend, tegelijkertijd mede-vormgever van en gids
nia onderwijsontwikkeling. Daarbij laat het boek vooral ook zien dat de vormgeving van zo’n belangrijke sector in een dynamische periode bij uitstek mensenwerk is. Gebaseerd op ideeën, doorzettingsvermogen, persoonlijke relaties maar ook bereidheid tot compromissen en op zijn tijd moed en besluitvaardigheid.
op die weg. Een weg die er uiteindelijk toe heeft geleid dat de lat steeds hoger wordt gelegd! Verspringend tussen het micro-, meso- en macroniveau is er in ‘MBO 50’ aandacht voor de ontwikkelingen op schoolniveau (van ‘Tinbergen’ tot ‘Mondriaan’), op het niveau van de sector (van de SVM-operatie tot de ROCvorming) en op het niveau van de sociaal-economische ontwikkelingen en de relatie OnderwijsArbeidsmarkt (van de commissieRauwenhoff tot Van Veen-2). Vijf decennia onderwijsontwikkeling
In soms impressionistische en dus kleurrijke bewoordingen geeft ´MBO 50’ een waarheidsgetrouw en gedetailleerd beeld van vijf decen-
Naast die aandacht voor de ‘Werdegang’ van het mbo in de afgelopen vijftig jaar, besteedt het boek ook aandacht aan de relevante ‘Tijdloze thema’s’ rond deze schoolsoort. Bovendien kan Van Nieuwkerk het niet laten aan de hand van twaalf stellingen nog weer pregnanter zijn ideeën over het ideale mbo te geven. Dan blijkt maar weer eens zijn onvoorwaardelijke liefde voor het beroepsonderwijs in zijn ‘pure vorm’, de kwaliteit daarvan, de mogelijkheid tot excelleren en de autonomie van de school. Hetgeen zijns inziens onverlet laat dat de minister en de scholen samen moeten optrekken om goed onderwijs te garanderen. Voor managers mbo, bestuurders, beleidsmakers en lobbyisten mbo is dit boek een must. Mijns inziens hoort het ook thuis op het bureau van de nieuwe voorzitter van de MBO Raad. Want lezing van ‘MBO 50’ leert je ook ‘hoe de hazen lopen’ in deze belangrijke hoofdstroom van de Nederlandse Onderwijsdelta.
House of Hospitality
februari 2020
11
column 1 jaar geleden In de kerstvakantie had ik de tijd om terug te blikken op alles wat me overkomen was het afgelopen jaar. Ik pakte mijn doos met alle ‘2019 memories’ erbij. Hierin zitten allerlei artikelen uit kranten en tijdschriften, keycords en naambadges van events en overige spulletjes. Ik bladerde het door en bekeek ze aandachtig. Wat een fantastisch jaar was 2019! Voor mij persoonlijk waren Skills The Finals in Amsterdam, de opening van het mbo-schooljaar, mijn werkbezoek aan OCW en de Dag van het mbo hoogtepunten. Ik dacht weer terug aan hoe ik er vorig jaar rond deze tijd bij zat, vol spanning voor de uitverkiezing van Leraar van het Jaar.
De twee hoedjes van de docent on the job In Hotel Casa volgen zo’n 25 studenten van ROC van Amsterdam (ROCvA) hun opleiding volgens het House of Hospitality-concept, een publiek-private samenwerking van bedrijven, opleiders en gemeenten in de metropoolregio Amsterdam. Dit betekent dat ze drie dagen in de week op de werkvloer te vinden zijn en zo al doende de ins & outs van hospitality onder de knie krijgen. Ook de docenten zijn fulltime te vinden in deze hybride leeromgeving. Waaronder docent on the job Remco Winkler.
Wie het fraaie Hotel Casa binnenstapt, heeft niet direct in de gaten dat hier een volle klas studenten aan het leren is. Van het warme welkom bij de receptie tot de soepele service aan de vele tafeltjes: dit is gastvrijheid in optima forma. Kijk je beter rond, dan zie je bijvoorbeeld wel iemand bij de receptie aanwijzingen geven. En een vergaderzaal blijkt op het tweede gezicht een ruimte te zijn waar studenten een projectpresentatie houden.
ken geïntegreerd in de projecten die ze naast het leren on the job uitvoeren. Door die integratie zien ze de samenhang tussen een vak als rekenen en het werk hier. Kijk, je kunt ze laten uitrekenen hoe snel een haas rent. Maar het werkt beter als je het rekenen koppelt aan onze keuken, waarbij ze bijvoorbeeld recepturen of verhoudingen in recepten moeten berekenen.’ Ook oefenen met talen als Engels, Duits en Spaans kan prima in de projecten. Zo is er een project over promotiemateriaal. De studenten krijgen eerst uitleg over het wat en het hoe. En schrijven dan bijvoorbeeld een promotekst in het Engels. Hoofdmoot van de opleiding blijft hoe dan ook het leren op de werkvloer. Dat vraagt specifieke vaardigheden van de docent, weet Remco. ‘En die vaardigheden leer je niet tijdens je lerarenopleiding. Daar komt het onderwerp “hybride leeromgeving” minimaal aan bod. Jammer, het is anders dan lesgeven bij een reguliere opleiding. Aan de ene kant draag je zorg voor goed onderwijs. Aan de andere kant is dit wel een echt bedrijf. Je hebt eigenlijk steeds twee hoedjes op. Je balanceert tussen leerbelangen en commerciële belangen. Als er iets fout gaat, merkt de gast dat. Maar leren is een proces van vallen en opstaan. Fouten maken is dus niet erg; het gaat erom hoe je daar vervolgens mee omgaat. Daarin ligt de meeste leerwinst.’
De snelheid van een haas?
‘Deze jongeren willen vooral bezig zijn’, vertelt Remco Winkler. Hij is docent on the job in dienst van ROCvA. Remco kent Casa door en door: voor hij docent werd, was hij in loondienst bij dit hotel. Ook in die periode begeleidde hij studenten. ‘Deze jongens en meisjes maak je niet blij door ze een vak te leren in de schoolbanken. Vandaar dat ze hier de hele week zijn. Voorheen gingen onze studenten nog een dag in de week naar het ROC voor de generieke vakken. Dat vonden ze het minst leuke gedeelte van hun opleiding en dat was ook te merken aan de aanwezigheid. Daarom hebben we de generieke vak-
Leerdoel
‘Verder is het belangrijk de studenten met het juiste gevoel de werkvloer op te sturen. We stellen elke student aan het begin van de week de vraag wat zijn of haar doel voor de komende dagen is. Ze gaan dan met een leergevoel aan het werk. Dat bewustzijn is erg belangrijk, want ze mogen niet het gevoel hebben dat ze louter “handjes” zijn. Dit is geen stage, waarbij je na een rondleiding meedraait in de dagelijkse routine. Bij ons staat je leerdoel voorop. Je doorloopt de opleiding in je eigen tempo, werkt en leert op alle hotelafdelingen en ontdekt zo wat je het beste
ligt. En steeds krijg je begeleiding op maat. We zetten dan ook het liefst maar één student op een shift, want dan kan de docent optimaal coachen en direct feedback geven. Om die taak te vervullen krijgen we trainingen, maar we leren ook veel van elkaar. Ik ken dit hotel door en door en kan daar mijn collega-docenten over vertellen. Aan de andere kant heb ik op didactisch gebied nog veel te leren. En zo slaan in de hybride leeromgeving onderwijs en praktijk steeds de handen ineen.’ Het Kwaliteitsnetwerk mbo maakte i.s.m. House of Hospitality een reeks korte filmpjes waarin naast docent Remco ook o.a. programmamanager John Flierman, directeur Casa Hotel Jeroen Diepeveen en studente Ghislain Hermus aan het woord komen. Deze reeks kun je binnenkort bekijken op www.kwaliteitsnetwerk-mbo.nl.
Nu is het zover: de zoektocht naar mijn opvolger gaat beginnen. Tussen 1 februari en 1 april kan jij laten weten wie jij wil nomineren om de nieuwe Leraar van het Jaar te mogen worden. Komend jaar staan er voor mij nog vele mooie dingen op de planning, waar ik weer erg naar uitkijk. Zo ga ik samen met het ministerie van OCW een bijeenkomst voor docenten organiseren over het onderwerp ‘Leven Lang Ontwikkelen’. Deze zal op 7 april in Nijmegen plaatsvinden, speciaal voor docenten uit deze regio. Daarnaast mag ik ook weer aanwezig zijn bij Skills The Finals, deze keer in Leeuwarden. Ik ben benieuwd naar al onze vaktoppers in het mbo, het zal weer een mooi feestje worden. Ik heb er zin heel veel zin om het mbo, waar het kan, verder te blijven promoten zolang ik nog Leraar van het Jaar ben. Daar kun je op rekenen! Dirk Megens Leraar van het Jaar mbo
Leraar van het Jaar 2021 Leerlingen, ouders, schoolleiders en leraren kunnen tot 1 april 2020 hun favoriete leraar voordragen voor de verkiezing Leraar van het Jaar 2021. Welke leuke, enthousiasmerende, verbindende mbo-docent met een eigen onderwijsvisie en een hart voor goed onderwijs wordt de opvolger van Dirk Megens? Dat er genoeg van deze leraren te vinden zijn, bleek toen bij de vorige verkiezing liefst 800 kandidaten de strijd aangingen. Uit alle aanmeldingen kiezen collega’s samen met een vakjury de uiteindelijke vier winnaars uit het primair onderwijs, het speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo. Tijdens de Nationale Onderwijstentoonstelling 2021 worden de nieuwe Leraren van het Jaar bekendgemaakt. De winnaars krijgen vervolgens een jaar lang als ambassadeur van hun sector een podium om hun passie uit te dragen. Nomineren kan via not-online.nl/lvhj/. De genomineerden worden in het najaar van dit jaar bekendgemaakt.
12 Landelijk Ambassadeur
de MBO·krant
Ik zoek inspirerende verhalen! Landelijk Ambassadeur Hendrik de Kok vertelt over de manier waarop hij zijn ambassadeurschap wil invullen. ‘Sinds het Ambassadeursgala mbo, half november vorig jaar, ben ik Landelijk Ambassadeur mbo 2019. En ik vind het een supereer dat ik deze titel het komend jaar mag dragen. Als ambassadeur heb ik een missie: de verhalen van mbo’ers aan Nederland vertellen. Omdat ik vind dat iedereen die verhalen over wat je allemaal kunt bereiken met het mbo moet kennen. Daarom ben ik op zoek. Naar volwassenen met een mbo-achtergrond, die met passie en creativiteit het verschil maken in de samenleving. Naar jongeren die laten zien dat je met een portie lef, inzet en een mbodiploma een hoop kunt bereiken. Hoe ik hun verhalen ga ophalen? Daarvoor ga ik op pad! Op het verhalenplatform Dit is mbo start ik met mijn vlog “Hendrik over grenzen’”’ Mensen in nood helpen
‘Afgelopen vrijdag sprak ik voor het eerst als Landelijk Ambassadeur mbo op een groot congres. Zestien enthousiaste studenten van MBO Utrecht hadden het symposium “Zorgen voor een ander, maar ook zorgen voor jezelf ” georganiseerd. De zaal zat vol supergemotiveerde verpleegkundigen. Waarmee ik me niet alleen als ambassadeur, maar ook als verpleegkundige in opleiding echt verbonden voelde. Waarom ik besloot om de bbl-opleiding Verpleegkunde VOZ bij ROC Tilburg te gaan volgen? Door het doen van vluchtelingenwerk in Griekenland ontdekte ik dat dat ik mensen in nood wil helpen en zo het verschil wil maken.’ Zij-instromers
‘Op het congres raakte ik aan de praat met zij-
Hendrik de Kok (r).
instromers Sjanie de Jong en Anja van Velzen. Een aantal weken geleden haalden zij hun mbo-diploma Verpleegkunde niveau 4. Wat ik zo inspirerend vind, is dat zij hun passie na jaren weer hebben opgepakt. Prachtig verhaal, dat je binnenkort kunt lezen op Dit is mbo. Ik hoop dat ik in mijn jaar als ambassadeur nog veel meer mooie verhalen kan vertellen van mbo’ers die het verschil maken. Daarom doe
ik hier, in mijn eerste column voor de MBO Krant, een oproep aan jou.’ Verhalen delen
‘Heb je een verhaal dat je met mij en daarmee heel Nederland wil delen? Ken je een student die een succesvolle onderneming heeft opgezet? Stagiair(e)s die samenwerken met BN’ers? Of mensen met een mbo-achtergrond die dé
oplossing voor het klimaatprobleem hebben bedacht of zich dagelijks inzetten voor een goed doel? Mail mij via info@ditismbo.nl.’ Wil je meer over mij weten? Je kunt me volgen via www.ditismbo.nl, instagram.com/ditismbo, twitter.com/ditismbo, facebook.com/ditismbo
Toetsen met een escaperoom De opleidingen Verzorgende IG en Mbo-verpleegkunde van het Dulon College helpen studenten zichzelf te ontwikkelen met toetsen zonder cijfer, zoals een escaperoom. Docent Carl Ashman: ‘Het kost energie, maar je krijgt er veel meer energie voor terug.’ Traditioneel beoordelen docenten studenten met cijfers om aan te geven in hoeverre ze de leerdoelen behaald hebben. Maar de opleidingen Verzorgende IG en Mbo-verpleegkundige aan het Dulon College in Ede zijn daarvan afgestapt. Nu werken ze met toetsen die studenten meer inzicht geven in hun eigen ontwikkeling, vertelt docent Carl Ashman: ‘We geven feedback op wat ze in de les laten zien of op een product dat ze inleveren. Bovendien geven we feedforward: wat moeten ze nog leren om de doelen te halen? Uiteindelijk bepalen we alleen of het vak gehaald is of niet, zonder daar een cijfer aan te hangen.’ Verpleegtechnische escaperoom
De toetsen hebben allerlei vormen. Studenten maken bijvoorbeeld een tijdschrift of doen een spel. Zo heeft Ashman met zijn collega’s Linda Wesseling, Caroline Buddingh, Wilco Janssen en Peter Hoevens voor het vak verpleegtechnische handelingen een escaperoom ontwikkeld. De studenten kunnen alleen ontsnappen met voldoende vakkennis. Ashman: ‘We verdelen
de studenten in groepen van vier. Een van de vijf spelonderdelen is een kruiswoordpuzzel over wondzorg. Lossen ze die goed op, dan krijgen ze een code om een kist te openen. Daar zit een anatomisch hart in waarvan ze verschillende onderdelen moeten benoemen, enzovoort. Ronden ze het spel niet binnen 60 minuten af, dan bespreken we wat ze nodig hebben om verder te komen. En wat de gevolgen zouden zijn als het niet om een spel ging, maar om het hartprobleem van meneer Pietersen.’ Studenten ontwikkelen zelfreflectie
Een belangrijk voordeel is dat docenten op deze manier niet alleen theoretische kennis toetsen, maar ook 21e-eeuwse vaardigheden, zoals samenwerken, coördineren en oplossingsgericht vermogen. Ashman: ‘We maken zelf de indeling voor de groepjes, zodat de studenten niet met bekenden werken. Dan zie je dat sterke studenten de zwakkere meenemen. Laatst had ik een groepje waarbij twee studenten geleerd hadden en twee niet. Aan het eind gaf een meisje dat niet geleerd had toe dat ze hier enorm van baalde omdat ze het team voor haar gevoel in de steek had gelaten. Dat vond ik heel sterk. Dan heb je een goede zelfreflectie ontwikkeld.’
Zelf aan de slag
Ashman geeft graag tips voor docenten die zelf aan de slag willen met anders toetsen. ‘Ten eerste: begin klein. Probeer bijvoorbeeld eerst eens hoe het werkt met een quiz tussendoor. Een escaperoom is natuurlijk heel leuk. Studenten waarderen de spellen zeer, ook al is het allemaal lowtech. Maar de ontwikkeling heeft ons met vijf mensen veel tijd gekost. Daarmee kom ik meteen bij het tweede: zorg dat je je team meekrijgt. Je kunt het niet alleen. Haal je collega’s over door te laten zien dat het werkt. Natuurlijk kost het energie, maar je krijgt er nog veel meer energie voor terug. Zo’n reactie van dat meisje waar ik het over had is zo waardevol.’ Meer weten?
Ga naar Leraar24.nl voor een uitgebreider verhaal en een filmpje over toetsen zonder cijfers bij het Dulon College.