In Eregem, in Eregem Dor ester veel plezier Do vloeke ze Do zweire ze De klieĂŤm van de mier In Eregem, in Eregem Daar is er veel plezier Daar vloeken ze Daar zweren ze De leem van de muur (Iddergems volksversje)
Colofon 'De Enemolen' is een publicatie van het gemeentebestuur Denderleeuw in samenwerking met de Heemkundige Kring Iddergem. Deze brochure werd uitgegeven ter gelegenheid van de Kunstroute 2011. Publicatiedatum: mei 2011 Oplage: 2000 exemplaren Teksten: Heemkundige Kring Iddergem en Communicatiedienst Denderleeuw Foto's: Willy D'hoe, archief Heemkundige Kring Iddergem, VIOE Tekeningen: Felix Everaert (kunstschilder, 1939 - 1977), adw (kafttekening) Aquarel: Rufin Sonck (Iddergems kunstschilder, 1907-1972) Eindredactie: Communicatiedienst Denderleeuw Vormgeving en drukwerk: Plano, Denderleeuw
Voorwoord Geachte Iddergemnaar Beste Tovenaar Met de vakantieperiode in het vooruitzicht plannen we vaak leuke reizen en uitstappen. We laten ons dan graag in met de schoonheid van verre streken, de architectuur van historische steden en raadplegen onze reisgids op zoek naar de geschiedenis van onze bestemming. Maar wat weten we nog over ons eigen dorp, de plaats waar we wonen en leven? En wat zegt ons dorp ons over onze eigen identiteit en ons verleden? Wanneer werd voor het eerst over Iddergem geschreven? Van waar komt de naam Eregem? Welke sporen herinneren aan onze gezamenlijke geschiedenis? Welke gebouwen bevatten een rijkdom aan verhalen? Een uniek stukje lokaal erfgoed is de Enemolen, een goed bewaarde en recent gerenoveerde watermolen met een rijke geschiedenis. Tijdens de Kunstroute 2011 plaatsen we de Enemolen graag in de kijker. De familie Broekaert-D'Haeseleer ontvangt ons gastvrij in een oase van rust en stelt de locatie open voor de plaatselijke kunstenaars Guy Coppens en Maiken Van Lierde. Dit jaar hoeft u dus niet ver te reizen om te genieten van natuur, kunst en cultuur. U kan deze unieke combinatie bij wijze van spreken ontdekken in uw achtertuin. Deze brochure valt bij iedere inwoner van Iddergem in de bus. Het is een eerste stap in het erfgoedbeleid dat de gemeente uitbouwt. Niet enkel de watermolen, maar ook hoeven, burgerhuizen, kapellen en arbeiderswoningen dragen een unieke geschiedenis in zich. Inventarisatie, ontsluiting en zorg voor ons erfgoed moeten leiden tot een interessante en uitgesproken identiteit voor onze (deel)gemeente. Met deze brochure brengen we dan ook de molen van ons waardevol erfgoed graag in beweging. Een oprecht woord van dank aan de Heemkundige Kring Iddergem die instond voor het archiefonderzoek en de inhoudelijke opbouw van deze publicatie. Ook onze gemeentelijke communicatiedienst mag ik niet vergeten, want zij hebben eveneens heel wat redactiewerk gedaan en ervoor gezorgd dat u vandaag een mooie brochure in handen heeft. Ten slotte dankt het gemeentebestuur ook van harte de familie Broekaert-D'Haeseleer die haar prachtig verbouwde molen voor het eerst openstelt voor het grote publiek. Jan De Nul Schepen voor Cultuur en Patrimonium
1
In parochia Idrenghem molendinum "In parochia Idrenghem molendinum" (wat betekent: 'een molen binnen de parochie Iddergem') is de oudst gekende vermelding van een watermolen in Iddergem. Ze is teruggevonden in een bul van paus Urbanus III uit 1186. Eigenaar van de molen is de premonstratenzerabdij van HH Cornelius en Cyprianus te Ninove (gesticht in 1137). In de archieven van de abdij spreekt men van een corenwatermolen. Het gaat om een vroege versie van de nu nog bestaande Enemolen.
Eene De naam Eene komt van het Germaanse 'ee', wat staat voor water(-loop). Ten Henne, Ten Eene of d' Eene betekent dus zo veel als: aan het water, aan de beek. In de archieven duikt een Hof Ten Henne op in 1246, wanneer de Heer van Liedekerke, Raes Van Gavere, deze hoeve schenkt aan de Ninoofse abdij. Deze is niet te verwarren met het huidige Hof ten Henne aan de Hoogstraat. Het 13de eeuwse Hof Ten Henne stond immers aan het eind van de Roelandsbaan, pal op de beek (zoals de naam aangeeft). Het woonhuis bevond zich op het grondgebied van Iddergem. De stallingen, de schuur en een kapel stonden dan weer op de rechteroever, het grondgebied van Ninove. De aanwezigheid van een kapel duidt trouwens op een abdijhoeve. Van de hofstede liep een (nog gedeeltelijk bestaande) voetweg naar de Enemolen, het Abrahamsbaantje genoemd. De molen werd gebouwd net onder de samenloop van de Kipsteekbeek en de Ledebeek. Vanaf dit punt spreekt men overigens van de Molenbeek.
2
De molen en de hoeve op d'Eene zijn reeds ingetekend op de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden van graaf Ferraris uit 1777.
Op de Popp-kaart van onze regio (midden 19de eeuw) zijn de Enemolen en het Hof Ten Henne aangeduid. Ook de Atlas der Buurtwegen uit 1843 vermeldt de hoeve en de watermolen.
Verder langs dezelfde Molenbeek, maar dan in het gehucht Bakergem, op het grondgebied van Ninove, was er nog een tweede watermolen. Deze Bakergemmolen werd in 1215 door een schenking van Elisabeth van Erembodegem bezit van de premonstratenzerabdij van Ninove. Het Hof Ten Henne was niet alleen verbonden met de Enemolen. Via een landweg kon men van de hoeve makkelijk naar het Hof Te Ruybrouck en het Hof Ter Schoor en zo verder naar de abdij in Ninove. Ook deze hoeven waren eigendom van de abdij. De samenvoeging van het Hof Ten Henne, landerijen en watermolen onder ĂŠĂŠn eigenaar, de abdij van Ninove, was de aanzet tot de vorming van een gehucht. Wegens het belang van de hoeve wordt het hele gehucht hiernaar genoemd, aanvankelijk als Ten Henne, later Ten Heene, D'Heene en nog later d'Eene. Het Parochiebouck van Ereghem uit 1664 vermeldt voor d'Eene 6 woningen. Ook een uitbreiding over de beek, op het grondgebied van Ninove, maakte deel uit van het gehucht Eene en behoorde tot de parochie Iddergem. De Ferrariskaart toont voor het einde van de 18de eeuw al heel wat meer bebouwing. Sinds de fusie in 1977 behoort ook het deel van Eene op het grondgebied Ninove tot de fusiegemeente Denderleeuw. Vandaag zijn er nog twee verwijzingen naar Eene terug te vinden: uiteraard de Enemolen (met "e"), die te bereiken is via een voetweg in de Eenestraat (met "ee").
3
Op de Sesde Caerte (17de eeuw) uit het Rijksarchief van Gent zijn het Hof Ten Henne en de Enemolen duidelijk zichtbaar (zie uitsnede).
Iddergem De naam Iddergem duikt voor het eerst op in een geschreven bron in 996, meer bepaald in een edict van de Duitse keizer Otto III. Het edict wijst de eigendomsrechten van het dorp toe aan de abdij van Nijvel. Iddergem wordt in deze bron Idrengoham genoemd. Dit is volgens het Toponymisch Woordenboek van Maurits Gysseling afgeleid van het Germaanse Idduharingahaim, wat betekent 'woning van de lieden van Idduhari'. Iddergem is dus een typisch bewoningstoponiem dat verwijst naar een Frankisch stamhoofd. Het gaat dus om een zekere Idduhari die zich hier waarschijnlijk in het begin van de 5de eeuw - kwam vestigen. In de middeleeuwen behoort Iddergem tot het Land van Aalst, het gebied tussen Dender en Schelde dat deel uitmaakt van Rijks-Vlaanderen. Dit is het gedeelte van het graafschap Vlaanderen dat zich binnen de grenzen van het Heilige Roomse Rijk bevond en in leen werd gehouden van de Duitse keizer. Het gebied ten westen van de Schelde daarentegen was een leengoed van de Franse koning en werd Kroon-Vlaanderen genoemd. Wanneer Diederik, heer van Aalst, in 1166 sterft zonder erfgenaam, komt het Land van Aalst rechtstreeks in het bezit van de graaf van Vlaanderen, Filips van de Elzas. Een aantal dorpen, waaronder Iddergem en Welle, worden s' graven propre dorpen of dorpen die behoren tot het persoonlijk bezit van de graaf. Samen met Erembodegem en Teralfene vormen beide dorpen een bestuurlijke eenheid binnen het Land van Aalst, namelijk de meierij van Erembodegem. De graaf van Vlaanderen had de zogenaamde 'heerlijke' rechten in het Land van Aalst. Dit houdt in dat hij als heer controle had over de lokale rechtspraak, het innen van belastingen, jacht- en visrecht, het benoemen van de lokale gezags-
4
Tovenaars van Eregem te waarborgen en stelde hij een meier en schepenen aan. Al deze heerlijke rechten samen maakten dat een heer zich als een kleine dictator kon gedragen. Het bezit van een heerlijkheid mag niet verward worden met het feitelijke bezit van de grond. De grond zelf was in handen van grootgrondbezitters. Dat waren meestal de adel of abdijen. Deze laatsten kregen gronden in eigendom door schenkingen van gelovigen of eigen aankopen. In het charter van 996 leek de abdij van Nijvel de enige eigenaar van het dorp. Maar zoals gezegd staat in de bul van paus Urbanus III uit 1186 ook de Ninoofse abdij aangegeven als grondeigenaar, minstens van de molen in Iddergem. Een document uit 1226 toont aan dat ook de abdij van Cambron uit Henegouwen een eigendom had in Iddergem. Hierin staat immers de verkoop vermeld van "400 roeden land parochie Ydderghem vóór hun molen" aan de abdij van Ninove. In de volgende eeuwen zien we een opdeling van het grondbezit. Zo vermeldt het Prochie boeck van Ereghem in 1666 de abdijen van Ninove, Affligem, Geraardsbergen, Dielegem, de Bijloke van Gent en het Begijnhof van Aalst als eigenaars. Ook enkele burgers en buitenpoorters (plattelandsbewoners met stads-burgerrechten) van steden als Aalst en Geraardsbergen staan als eigenaar opgenomen. De Taefel van het prochie boeck of het register bevat maar liefst 128 namen van eigenaars en pachters. Aan het eind van het ancien régime is de abdij van Affligem de grootste eigenaar. Zij heeft dan zowat 2/3 van het landbouwareaal in bezit. De bestuurlijke opsplitsing van de meierij Erembodegem kwam er pas in 1689. Welle en Iddergem kwamen in handen van de familie Vilain XIIII, de jongste tak van het ridderlijk huis Vilain de Gand. De nieuwe heer van Iddergem en Welle was Frans Ignaas Jozef Vilain XIIII, algemeen ontvanger van het Land van Aalst. Bij zijn dood in 1734 werd hij in beide functies opgevolgd door zijn oudste zoon, Charles François Joseph Vilain XIIII. Diens dochter trouwde met Karel Frans de Baillet, burggraaf de Merlemont, die na de dood van zijn schoonvader in 1786 heer van Welle en Iddergem werd, tot het definitieve einde van het ancien régime in 1795. Bij de inlijving van onze gewesten door de Franse republiek in 1795 werden de voorrechten van de adel definitief afgeschaft. Iddergem werd een afzonderlijke gemeente, met een eigen gemeenteraad en burgemeester (J. Van Santen was in 1801 de eerste burgervader). Net geen 200 jaar later vonden Iddergem en Welle elkaar terug, toen ze samen met Denderleeuw fusioneerden.
5
Iddergemnaars noemen hun dorp Eregem. Maar waar komt die naam vandaan? De overgang van 'i' naar 'e' is een historisch gegeven dat door taalkundigen de Germaanse klankverschuiving wordt genoemd. Het vervangen van 'dd' door 'r' is een typische consonantenreductie. Dit houdt in dat medeklinkers wegvallen wanneer woorden zo makkelijker uit te spreken zijn. In een document uit 1682, bewaard in het stadsarchief van Aalst (nr 14386 f°12), komt zowel de benaming Iddergem als Eregem voor. Jaecques Philip du Hainin wordt genoemd als "heere van Querenin, Eregem, Welle, etc." Verder in het document wordt Iddergem dan weer aangehaald als één der vier "prochiën van de meierij Erembodegem". En waarom worden de Iddergemnaars dan tovenaars genoemd? Tovenaars is de spotnaam voor inwoners van Iddergem. Een naam die ze met fierheid dragen. Volgens de Heemkundige Kring Iddergem heeft dit niets te maken met heksen of tovenaars uit het dorp, maar wel met een grote brand in de 19de eeuw. Het verhaal gaat als volgt: in de nacht van 19 augustus 1876 brak brand uit in een schuurtje aan de Klarestraat. De brand vond snel uitbreiding richting kerk. Om die te beschermen hadden de inwoners een scherm van hopstaken opgetrokken, die met man en macht nat gehouden werden. Hiervoor gebruikte men ook mestpoel van het boerenhof naast de kerk. Pastoor De Lepeleer zonk op zijn knieën en stak de armen ten hemel, biddend voor redding. Zolang hij die houding volhield (ondersteund door omwonenden) bleef de mestpoel wonderbaarlijk onuitputtelijk… En zo bleef de kerk gespaard. Het vuur sloeg echter over naar de eerste huizen van de Hoekstraat en stopte pas nadat 23 huizen waren verwoest. Een verzekeringsinspecteur die de schade kwam opmeten, was zozeer onder de indruk omdat het vuur de kerk had overgeslagen, dat hij tot de plaatselijke agent Sooiken Van Roy zei: "Hier in Eregem kunnen ze toveren…"
Water als drijvende kracht De uitvinding van het waterrad vormde één van de mijlpalen in de technische ontwikkeling van de mensheid. Voortaan kon de mens veel meer mechanische energie opwekken met de kracht van het water ten opzichte van de traditionele spierkracht. Het benutten van waterkracht kent een lange historie. Zo werd het waterrad al toegepast in de Klassieke Oudheid en het Oude Mesopotamië onder meer voor irrigatie in de landbouw. De stroming in een beek of rivier wordt met een waterrad omgezet in rotatie-energie die nuttig gebruikt kan worden. Een vernuftig systeem van aandrijfassen, tandraderen en kamwielen verdeelt de energie over verschillende onderdelen. Ook de draaisnelheid kan men naar behoefte aanpassen. Een nokkenas laat toe om een draaiende bewe ging om te zetten in een op- en neergaande beweging. Zo konden de maalstenen bijvoorbeeld graan bewerken tot meel. Het principe van een watermolen
In onze gewesten wordt de watermolen vanaf de twaalfde eeuw veelvuldig gebruikt. Hij zal doorheen de geschiedenis tal van toepassingen kennen: hout zagen, olie slaan uit zaden, papier vervaardigen, metaal bewerken, … Er kunnen drie grote molentypes onderscheiden worden naargelang het type waterrad: de bovenslag-, middenslag- en onderslagmolens. Geografische omstandigheden bepalen welk molentype het meest geschikt is. Zo moet men rekening houden met de snelheid van de stroming van het water en het debiet. Een bovenslagmolen wordt vooral toegepast op beekjes met een zwakke stroming. Om de kracht van het water optimaal te benutten wordt een beekje met een goot omgeleid om het zo boven op het rad te laten stromen. Vóór de molen werd een molenvijver aangelegd - een soort stuwmeer - zodat er geen tekort aan water ontstaat bij het malen. Bij middenslagmolens wordt het water halverwege het rad aangevoerd. Het rad komt in beweging door zowel het gewicht als door de stroomsnelheid van het passerende water. Middenslagmolens komen veel voor in Limburg en Haspengouw. Bij onderslagmolens stroomt het water onder het rad door. Dit type molen komt vooral voor op de wat grotere beken of kleinere rivieren en is typisch voor waterlopen met een klein verval. We vinden deze molens vrij frequent in de Kempen.
V.l.n.r.: de boven-, midden- en onderslagmolen.
6
Oorspronkelijk een bovenslagmolen De Enemolen is een voorbeeld van een bovenslagmolen. De molen is gebouwd net onder de samenloop van de Kipsteekbeek en de Ledebeek. Om het water optimaal te kunnen benutten werd de beek afgedamd, zodat er een spaarbekken ontstond. Zo kon men vermijden dat er een watertekort zou ontstaan tijdens het maalproces. De waterloop wordt vanaf dit punt Molenbeek genoemd. Het water werd via een houten goot boven het schoepenrad geleid waardoor dit in beweging kwam. Zoals bij alle bovenslagmolens draaide dit in wijzerzin. In de goot was een schof aangebracht. Door middel van een hefboom kon dit van binnenuit worden opgehaald en neergelaten om het debiet te regelen. Naast de goot was een doorstroom. Deze verleende het water bij hoge stand en als de molen niet in gebruik was vrije doorstroom naar de beek. Bij het in werking stellen van het maalwerk werd deze doorstroom afgesloten door schotbalken, zodat het water enkel via de goot liep.
1
Het waterrad dreef een massieve houten as aan. Door een complex systeem van tandraderen werd de drijfkracht vervolgens overgebracht naar de verschillende onderdelen van het eigenlijke molenwerk. Dit molenwerk stond verdeeld over drie verdiepingen. Op de bovenste verdieping (foto 1) werd het graan in een gleuf gegoten, waardoor het op de bovenste molensteen terecht kwam. Via een centrale opening in deze steen gleed het graan vervolgens tussen de twee maalstenen op de tweede verdieping (foto 2) door. Het gewicht van de bovenste maalsteen en een draaiende beweging van de onderste, zorgde er voor dat het graan geplet werd. Door de groeven in de beide stenen werd het gemalen graan naar de buitenste rand gevoerd. Zo kwam het meel, samen met de harde buitenschil (de zemel) in een kuip op de benedenverdieping (foto 3) terecht. Een zeefmechanisme scheidde de zemelen van het meel, dat uiteindelijk via een goot in zakken belandde. Voor fijne bloem liet de molenaar het meel (nu zonder de harde graanschil) een tweede keer door de maalstenen bewerken.
2
3
8
Tijdelijk aangedreven op stoom Begin 19de eeuw zet de 1e industriële revolutie zich ook in onze gewesten door. Naast mens- en paardenkracht en wind- en watermolens, verschijnt de stoommachine op het toneel. Deze krachtige aandrijving had tot gevolg dat veel wind- en watermolens in verval raakten. Ze werden niet meer gebruikt, niet onderhouden of gesloopt. Ook de Enemolen ontsnapte niet aan de industrialisatie. Zo werd de waterkracht in de molen rond de eeuwwisseling vervangen door stoomkracht. In een uitbouw vooraan werd een stoommachine geplaatst die het molenwerk aandreef. De buitenconstructie van het molenbed (met vijver, dammen, sluis en rad) bleef gelukkig wel bewaard. De laatste molenaar op d'Eene, René Uyttenhove, schakelde tijdens WO II terug over op waterkracht om de Enemolen aan te drijven. Door de oorlogsomstandigheden was er gebrek aan brandstof om de stoommachine aan de gang te houden. Ook later werd de machine niet meer gebruikt. René ging in 1956 op rust en sindsdien werd er op de watermolen niet meer gemalen.
Gerenoveerd tot onderslagmolen In 1958 werd het binnenwerk van de molen stelselmatig ontmanteld. Het schoepenrad van de molen bleef wel bewaard. In 1973 huurde kunstschilder Felix Everaert de molen om er de vzw Cultureel Contactcentrum de Enemolen in onder te brengen. Bij de renovatiewerken werd ook het molenwiel vervangen. De bedoeling was om de oorspronkelijke bovenslag (met sluis en schof) te reconstrueren. Helaas kreeg de vzw hiervoor geen toestemming van de bevoegde overheid. De uitvoering van een spaarbekken, nodig voor de bovenslag, werd immers niet goedgekeurd. Daarom werd gekozen voor een onderslag, zodat geen spaarbekken nodig was. Het originele wiel was een volledig houten constructie rond een metalen as. Maar om functionele redenen koos de vzw voor een metalen reconstructie met houten schoepen. Na het stopzetten van de vzw werden aan het molenwiel geen opknapwerken meer gedaan, aangezien het geen enkele functie meer had. De houten schoepen rotten weg en enkel de metalen constructie bleef over. Tot de huidige eigenaar, Daniel Broekaert, bij de renovatiewerken in 2007 uit esthetische redenen terug houten schoepen plaatste op het metalen rad. Momenteel draait het rad af en toe terug op waterkracht. Niet vaak, want in de winterperiode is de beek bevroren en in de zomer staat er te weinig water in de beek om het molenwiel in beweging te brengen.
9
De Enemolen rond 1940: in de voorbouw rechts stond de stoommachine.
De molenaars op d'Eene Het recht om een watermolen op te richten was in het graafschap Vlaanderen oorspronkelijk in handen van de graaf zelf. Dit molenrecht behoorde immers tot de heerlijke rechten en was een belangrijke bron van fiscale inkomsten. De abdijen of de plaatselijke heren die het molenrecht kregen, stonden meestal niet zelf in voor de uitbating van hun watermolens. Ze namen mensen in dienst om de molen te laten draaien of gaven de uitbating in pacht aan een particulier, die dan als zelfstandig molenaar mocht optreden.
In dienst van de abdij In het geval van de watermolen op d'Eene kunnen we uit de archiefstukken van de Ninoofse abdij opmaken dat de molenaar vóór 1700 waarschijnlijk rechtstreeks voor de abdij werkte. Hij moest het graan (tarwe, rogge, gerst…) malen dat op de landerijen van de abdij geoogst werd en de opbrengsten integraal aan de abdij geven. Hij mocht enkel een bepaalde hoeveelheid graan houden voor zichzelf en zijn familie. Pas na 1700 duiken de eerste geschreven pachtovereenkomsten voor de Enemolen op. Hierin werd bepaald wat aan de abdij toekwam en wat aan de molenaar/pachter. Een ander interessant archiefstuk handelt over grote werken aan de Enemolen in 1754, meer bepaald "een nieuw huijs ende eene steene brugge, ende een nieuw molenbedde". Dit is de eerste vermelding van een nieuw bakstenen gebouw dat het oude, wellicht lemen woonhuis verving. Het huidige gebouw vindt hier zijn oorsprong. Het gedeelte waar het maalwerk stond, is echter veel ouder. In die periode was Phillipus Van Daelem de molenaar op d'Eene. Na zijn dood in 1777 hertrouwde zijn weduwe Anna Maria Steppe met Franciscus Van Roy, afkomstig uit een molenaarsfamilie in Moorsel. In 1794 sloot Van Roy met de Ninoofse abdij een huur- en pachtovereenkomst af voor een perceel op het grondgebied van de parochie Iddergem, dus op de linkeroever van de Molenbeek: "Op heden 18 november 1794 bekent Francis Van Roij in huere en loijlen pacht aenveert te hebben van den eerweerden here prelaet der abdije van Ninove den naars beschreven watermolen, meersch, coolhof ende seijland soo volgt eerst sekeren watermolen, huijs ende meersch in de prochie van Iddergem, 3 dagwanten, 12 roeden."
10
Het rad van de Enemolen rond 1956.
Op 20 juli 1795 werd het huurcontract aangepast, waarbij ook de landbouwgrond op het grondgebied Ninove aan de pacht werd toegevoegd. Het contract omvat nu: 1e eenen coorenwatermolen, huijsingen ende voordere battimenten, mitsgaders ontrent drij dagwanten meersch ende grond gelegen binnen de prochie van Iddergem in het gehucht d'Henne paelende de meulenbeke, de andere seijde den meersch competerende de kercke aldaer 2e eene partije ten deele lochtink, meersch, vijvers ende dammen te samen 300 roeden gelegen op de jurisdictie van Ninove 3e landts groot 1 bunder 15 roeden gelegen op het cloostervelt jurisdictie Ninove. Dese verhueringe ende verpachtinge is aengegaen voor eene termijn van 9 achtereenvolgende jaeren, inganck keirsmisse van 1795 voor 830 guldens brabants courant 's jaers in goude of silvere munten. (1 bunder is ongeveer 1,23 ha)
Werken voor eigen rekening Door de Franse Revolutie van 1789 werden de macht en privileges van adel en geestelijkheid fel teruggedrongen: het feodaal systeem werd afgeschaft en kerkelijke eigendommen werden genationaliseerd. Het recht een watermolen op te richten en uit te baten stond voortaan open voor iedereen. De verplichting om hiervoor een vergunning te vragen bleef wel behouden omwille van fiscale redenen. Ook in het specifieke geval van de Enemolen bleef de Franse Revolutie niet zonder gevolg. Zo behoorde deze tot 1795 nog tot de eigendom van de abdij in Ninove. Maar bij de inlijving van onze gewesten bij de Franse republiek werd ook dit kerkelijk goed geconfisqueerd en te koop gesteld. Hierdoor kwam de watermolen samen met de bijhorende gronden plots in handen van de Brugse familie Gillès de Pélichy. De molen veranderde dus van eigenaar, maar Franciscus Van Roy bleef pachter-molenaar. Als molenaar kan hij nu voor eigen rekening werken. De molen draait nu ook voor de boeren uit de omgeving. Als betaling voor het malen nam de molenaar een afgesproken hoeveelheid van het aangeboden graan voor zichzelf. Dit werd uitgedrukt in schepels. Een schepel was een welbepaalde maateenheid en ook de naam van het werktuig dat gebruikt werd om de hoeveelheid af te meten. Vanaf de 19e eeuw werd het maalwerk in geld betaald. Maar de molenaars op d' Eene deden veel meer dan enkel graan malen. In feite was de molenaar tegelijkertijd landbouwer. Hij bewerkte de velden rond de molen en hield melkvee, varkens en kleine neerhofdieren. Molenaar Franciscus Van Roy sterft in 1815, waarna zoon Petrus Franciscus de molen in bedrijf houdt. Hij treedt in 1816 in het huwelijk met Jeanne Françoise Strymans. Hun zoon Amandus Franciscus Van Roy wordt de volgende pachter en molenaar. Hij trouwt in 1854 met Maria Joanna D'Herde. Amandus Van Roy sterft in 1899. Omdat er geen opvolger is voor de molenaarsstiel is het bedrijf al vroeger overgenomen door Joannes Menschaert, gehuwd met Melania Van Der Haegen.
11
De laatste molenaar op d'Eene In 1900 wordt Franciscus Xaverius Uyttenhove uit Denderhoutem de nieuwe molenaar. Hij trouwt in 1890 met Maria Marcelina Van Santen. In deze periode werd in een nieuw bijgebouw een stoommachine geplaatst om het molenwerk aan te drijven. De buitenconstructie van het hele molenbed bleef wel bewaard. Hun zoon René Uyttenhove, geboren in 1897 en gehuwd met Maria De Winter, zet de molenaarsstiel verder. Hij laat de stoommachine later opnieuw ontmantelen, waarna de molen weer wordt aangedreven door waterkracht. In 1938 verkoopt Charles Gillès de Pélichy, baron en volksvertegenwoordiger de watermolen aan René Uyttenhove. Hij is de eerste molenaar in de hele geschiedenis van de Enemolen die terzelfdertijd eigenaar is. Uyttenhove houdt de molen nog in bedrijf tot 1956 en is daarmee ook de laatste molenaar op d'Eene. Het binnenwerk van de molen wordt in de periode 1958-'59 ontmanteld. Het schoepenrad blijft wel bewaard. Ook het molenhuis zelf bleef onaangeroerd. Enkel het bijgebouw, dat werd opgetrokken voor de plaatsing van de stoommachine, werd afgebroken toen de molen terug was overgeschakeld op waterkracht. Door de jaren heen onderging het woonhuis heel wat verbouwingen en vernieuwingen. Zo werd de dakbedekking vernieuwd met industriële pannen. Ook stallingen werden afgebroken en dan nieuw aangebouwd.
Vzw Cultureel Contactcentrum de Enemolen Onder impuls van kunstschilder Felix Everaert wordt in 1973 de vzw Cultureel Contactcentrum de Enemolen opgericht. In de statuten van deze vzw wordt voor het eerst de naam Enemolen gebruikt, waar de inwoners van Iddergem vroeger altijd spraken van de molen op d'Eene. Het hele molengebouw wordt aan de vzw verhuurd en er wordt een doorgedreven opknapbeurt aangevat. Bij het verwijderen van het pleisterwerk legt de vzw de originele constructie van het gebouw bloot. Het woonhuis bij de Enemolen is opgetrokken als vakwerk: tussen een eikenhouten geraamte werd metselwerk geplaatst voor de buitenmuren. Binnenmuren bestonden uit vlechtwerk bekleed met een stro-kleimengsel. Bij de renovatie werd de oorspronkelijke haardplaats achter het pleisterwerk teruggevonden. De omtrek van de haard was duidelijk afgetekend door vuurvaste stenen die in een visgraatpatroon de achterwand uitmaakten. De haard werd op dezelfde plaats gereconstrueerd naar de originele afmetingen, met als voorbeeld een identieke haardplaats uit het Openluchtmuseum van Bokrijk. In de haardvloer werden zo veel mogelijk de originele vuurvaste stenen herbruikt.
12
Tekening van de haardplaats in het woonhuis bij de Enemolen door Felix Everaert
Foto van Enemolen na de restauratie in 1974. (Copyright VIOE)
Het woonhuis kreeg de functie van een ontmoetingsruimte en het oorspronkelijke molenhuis (waar het volledig houten molenwerk was ondergebracht) werd ingericht als tentoonstellingsruimte. Bij het uitbreken van de betonplaat die er in 1959 was gegoten, werden de gebroken molenstenen gevonden. De houten drijfas, die ooit het molenwiel met het raderwerk verbond, was in haar geheel behouden. Deze kolossale as werd dan als steun voor de vliering gebruikt. EĂŠn van de gebroken molenstenen werd in het midden van de tentoonstellingsruimte op een sokkel geplaatst en gebruikt als vuurplaats voor de verwarming van de ruimte. Een aangekochte ongeschonden steen kwam buiten aan de ingang. Het oudste deel, de eigenlijke watermolen, is volledig in steen. De muur aan de beekkant, die onderaan meer dan een meter dik is, werd opgetrokken uit Balegemse natuursteen. De vzw wilde bij de renovatiewerken de oorspronkelijke bovenslag herstellen, inclusief molenwiel, goot, schof en sluis. Maar daar wrong het schoentje, want de bevoegde diensten gaven de vzw geen toestemming om opnieuw een spaarbekken, noodzakelijk voor de werking van een bovenslagmolen, aan te leggen. Daarom werd noodgedwongen gekozen voor een onderslag. In plaats van een volledig houten constructie rond een metalen as, zoals het originele molenwiel, werd het een metalen constructie met houten schoepen. Bij het stopzetten van de vzw eind jaren zeventig bleef de molen een tijd onbewoond. Tot een zoon van de laatste molenaar, E.H. Hilaire Uyttenhove, bij zijn pensioen terugkeerde naar zijn geboortehuis. Hij bleef er wonen zolang zijn gezondheid het toeliet. Bij zijn verhuis naar een rusthuis in 2006 werd de Enemolen verkocht aan de familie Broekaert-D'Haeseleer.
13
De Enemolen vandaag Vandaag wonen Daniel Broekaert en Gonda D'Haeseleer in de Enemolen, samen met hun 3 dochters Lise, Silke en Nieke. Hun oudste dochter Kim woont ondertussen met haar echtgenoot Cedric en hun zoontjes Xander en Maxim in Hamme, maar in het weekend komen zij graag naar Iddergem afgezakt om te genieten van de rust aan de molen. Voor Gonda, die geboren en getogen is in Iddergem, is wonen in de Enemolen een droom die uitgekomen is. Om de Enemolen bewoonbaar te maken voor hun grote gezin, begonnen Daniel en Gonda in 2006 meteen met grondige renovatiewerken. Anderhalf jaar lang zwoegde Daniel elk weekend en tijdens elk vrij moment in de molen. De structuur van het gebouw en het dakgebinte waren nog in goede staat, waardoor er weinig of geen afbraakwerken of structurele aanpassingen nodig waren. De indeling van het woonhuis kon op het gelijkvloers behouden blijven. De eerste verdieping was grotendeels zolder en werd omgebouwd tot verschillende slaapkamers voor de kinderen. De twee kamers in het bijgebouw werden dan weer samengevoegd om de keuken in onder te brengen. Het sanitair, de verwarming en de elektriciteit werden in het hele pand volledig vernieuwd.
14
Toch ademt het hele molengebouw nog de sfeer van vroeger uit. Authenticiteit was dan ook het ordewoord bij alle werkzaamheden. Ook werden zo veel mogelijk originele stukken hergebruikt, zoals de molentrap en de oude deuren. Zelfs een oude bedstijl werd handig ingewerkt in een nieuw geplaatste trapleuning naar de slaapkamers. Ook het imposante dak werd gerestaureerd. Origineel is dat Daniel de verwijderde dakpannen stuk voor stuk fijn geslepen heeft en als moza誰ekjes gebruikt heeft voor de haard. Een monnikenwerk dat een prachtig resultaat opleverde! Het eigenlijke molenhuis stond na het opdoeken van de vzw CC De Enemolen leeg. De grote, kale ruimte werd in verschillende kamers onderverdeeld, waaronder een slaapkamer en de badkamer. Hierdoor maakt het molenhuis nu ook integraal deel uit van het woongedeelte. Het molenrad is nog het belangrijkste restant dat herinnert aan de molenactiviteiten van weleer. De plaatsing van houten schoepen en de herstelling van het molenwiel pakte Daniel eerst aan. Daarmee kon hij de wens van zijn zieke vader vervullen om de molen opnieuw te zien draaien. Ook vandaag komen vele mensen een kijkje nemen naar de Enemolen en het molenrad, dat af en toe nog draait, afhankelijk van de waterstand in de beek. Ter gelegenheid van de Kunstroute 2011 stelt de familie Broekaert-D'Haeseleer haar prachtig gerenoveerde molen voor het eerst open voor alle ge誰nteresseerden. U mag er vanop aan: de bezoekers zullen er zeker gastvrij ontvangen worden door Daniel en Gonda, die terecht fier mogen zijn op al de inspanningen die ze geleverd hebben om hun droom te laten uitkomen.
15
Bronvermelding Rijksarchieven van Beveren en Gent Koninklijke Bibliotheek Brussel Stadsarchief Aalst Gemeentearchief Denderleeuw Persoonlijk archief van Robrecht Van Roy (nazaat van molenaar Franciscus Van Roy) Crompaut, Atlas der buurtwegen, 1843. F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis der gemeenten van Oost-Vlaanderen, 1895. M. Gysseling, Toponymisch woordenboek, 1960. Heemkundige Kring Iddergem, Bijdragen over Ereghem, 2006. R. Mertens, Iddergem, 1942 (onuitgegeven monografie). Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, Het juridisch statuut van de watermolens, 2005. Van Dale, Etymologisch woordenboek, 1997. H. Van De Velde en F. Everaert, Iddergem en zijn verleden, 1974. H. Van Isterdael, Het archief van de Heerlijkheid Welle-Iddergem (inventaris), 2004. H. Van Isterdael, Archieven van de meierij Erembodegem (inventaris), 2004. J. Van Mello, Van schiptrekker tot pendelaar, 1978.
Heemkundige Kring Iddergem De Heemkundige Kring Iddergem is een politiek neutrale, niet-commerciÍle vereniging die zich als voornaamste doel heeft gesteld het heemkundig, militair en kerkelijk patrimonium van het dorp te inventariseren en te bewaren voor het nageslacht. De Heemkundige Kring Iddergem is in de eerste plaats te beschouwen als een studiegenootschap, maar is ook (mede-)organisator van evenementen in Iddergem. Ze werken ook nauw samen met de Commissie Patrimonium. Contact Voorzitter Kris Van der Perre Aststraat 2, 9472 Iddergem Tel.: 0484 71 49 32 E-mail: iddergem@hotmail.com Uitgaven van de Heemkundige Kring Iddergem: - Symboliek in en rond de kerk van Iddergem - De zusters Maricollen te Iddergem (Opgang en ondergang van een klooster en zijn school) - Bijdragen over Ereghem (Geschiedenis, toponiemen, straatnamen, dialect,‌) - Gezinsreconstructie Iddergem, Ene, Bakergem 1790 -1903 - Gezinsreconstructie Denderleeuw 1790 -1905 - Eregems Liekesboek (Volksliedjes genoteerd in Iddergem) Meer informatie over Iddergem op www.iddergem.be
De Enemolen is een goed bewaarde en gerenoveerde watermolen met een rijke geschiedenis. De historische waarde van deze molen, zijn belang voor het gehucht Eene, de typerende bouwkundige aspecten en weetjes over zijn bewoners‌ u leest het allemaal in deze brochure, een publicatie van het gemeentebestuur Denderleeuw in samenwerking met de Heemkundige Kring Iddergem. De brochure 'De Enemolen' werd uitgegeven ter gelegenheid van de Kunstroute 2011. De Kunstroute, dat is 16 km verrassend genieten van allerlei kunst- en creatieve uitingsvormen op meer dan 14 bijzondere locaties doorheen de gemeente Denderleeuw.