7 minute read
Mustelidae - martersoorten
Mustelidae en consoorten: zag je deze marterachtigen al?
Een freak zoals ik kijkt bij waarnemingen.be weleens naar de statistieken. En wat valt op? In coronajaar 2020 zijn er in de Denderstreek behoorlijk meer waarnemingen geregistreerd van kleine marters. Voor soorten als wezel en hermelijn zagen we zelfs de hoogste aantallen ooit! Uiteraard zijn mensen zich nu meer bewust van de natuur in hun buurt, en registreren ze dat ook (gelukkig!). Tijd voor een nadere kennismaking met Vlaanderens kleinste vleesetende zoogdieren.
Advertisement
Musti wie? Mustelidae, of marterachtigen voor de vrienden. De steenmarter en boommarter ken je mogelijk al. In een vorige Dendriet kon je al eens uitgebreid met hen kennismaken. Maar ken je hun kleinere neefjes al? Drie ervan komen sowieso in de Denderstreek voor. We stellen ze graag even voor.
Rennende sigaar
De wezel is de kleinste vertegenwoordiger van onze marterachtigen, en in de volksmond beter bekend als 'muishond', meestal als de 'rennende sigaar' die plotseling de weg oversteekt. Mannetjes hebben een kop-romplengte van 15-24 cm en wegen 65-150 g; bij vrouwtjes is dit amper 13-21 cm en 40-85 g. De staart is kort (3-6 cm). Het zijn bijzonder slanke, langgerekte en lenige dieren met korte pootjes. Ze zijn in staat door te dringen in kleine holen en gangen, waarbij de vrouwtjes zelfs zonder probleem op jacht kunnen in muizenholen.
Wezel foto: Rollin Verlinde-Vilda
De vacht is tweekleurig, met vaalbruine rugzijde en witte buikzijde. De scheidingslijn is onregelmatig, met ter hoogte van de kin aan weerszijden meestal zelfs een afzonderlijk klein bruin vlekje. De staart is volledig bruin. Wezels zijn niet speciaal gebonden aan welbepaalde biotooptypes en kunnen dan ook zowat overal voorkomen waar hun hoofdvoedsel – woelmuizen – aanwezig is. Door hun geringe lichaamsgrootte en dus kleinere leefgebieden hebben zij minder nood aan een gevarieerd biotoop dan hun grotere familieleden. Zelfs kale graslanden en akkers kunnen voldoen, zolang er voldoende perceelranden of muizengangen zijn. Dit neemt niet weg dat gevarieerde, structuurrijke landschappen in het algemeen wel meer mogelijkheden bieden om grotere populaties uit te bouwen. Zoals bij alle marters, leven mannetjes en vrouwtjes strikt gescheiden van elkaar, in een eigen territorium. Wezels zijn volledig carnivoor, met een uitgesproken voorkeur voor woelmuizen. Andere en minder belangrijke voedselbronnen zijn jonge konijnen, ware muizen, kleine vogels en eieren, kikkers en insecten. De sterke specialisatie maakt dat wezels noodgedwongen de populatieschommelingen van de kleine knaagdieren volgen. Verdwijnen de muizen, dan verdwijnt ook de wezel. Omgekeerd kunnen zij ook heel snel aansluiten op de inname van nieuwe terreinen (braaklegging, opspuitingen, enz.) door kleine knaagdieren. Dat verklaart ook een deel van de toegenomen waarnemingen van wezels in 2020: in 2019 piekten de populaties van heel wat muizen, wat ook bijvoorbeeld voor een babyboom zorgde onder heel wat uilensoorten. Veel muizen in één jaar resulteert het volgende jaar in veel roofdieren, zoals wezels. De vijanden van de wezel zijn grotere roofdieren, maar ook loslopende honden of huiskatten. Behoorlijk wat hermelijnen en wezels sneuvelen ook in het verkeer, maar door hun geringe afmetingen kan deze doodsoorzaak minder opvallen bij waarnemers.
Wintercoupe
De tweede soort is de hermelijn, die je kan bekijken als een 'grote wezel'. Bij de hermelijn zijn de vrouwtjes (kop-romplengte 21-26 cm en gewicht 140-260 g) kleiner dan de mannetjes (kop-romplengte 24-29 cm en gewicht 150-445 g). De staart is, met een lengte van 8-12 cm, in verhouding een stuk langer dan bij de wezel, en draagt een opvallend zwart eindstuk dat min of meer pluimvormig kan zijn. Hierdoor kan je al direct het onderscheid maken tussen hermelijn en wezel. De vachtkleur is 's zomers tweekleurig, met een grijs- tot vaalbruine rugzijde en een witte tot gele buikzijde. De scheidingslijn is recht en in tegenstelling tot bij de wezel ontbreken de bruine kinvlekjes. In de winter wordt een groot deel van de Vlaamse hermelijnen volledig wit, op de zwarte staartpunt na. Andere behouden integraal hun zomerkleur, of krijgen een gevlekte pels, en weerspiegelen daarmee de geografische ligging van Vlaanderen, waar winters met langdurige sneeuwlandschappen geen regel zijn. Net als de wezel gaat ook een jagende hermelijn regelmatig 'kegelen': rechtop staan op de achterpoten om hun omgeving beter waar te nemen. Meer dan de andere marterachtigen zijn hermelijnen ook overdag actief, wat je kansen verhoogt om er eentje te zien tijdens een wandeling of fietstocht.
Hermelijnen zijn typische 'randzone-dieren', die vooral landschappen verkiezen waarin een intense afwisseling optreedt in bodemgebruiksvormen (bossen, graslanden, landelijke bebouwing en tuinen, moerasvegetaties,...) en bijhorende lineaire structuren (perceelranden, houtkanten, taluds, beekoevers,...). Bovendien lijken zij een voorkeur te hebben voor wat vochtigere terreinen, en zwemmen ze ook regelmatig. Hermelijnen zijn volledig carnivoor. Hun prooikeuze is een stuk gevarieerder dan die van de wezel en dus minder gericht op woelmuizen. De hoofdmoot van het voedsel bestaat uit kleine zoogdieren en vogels. Het aandeel van deze laatste is ongeveer even groot als dat van zowel muizen en ratten enerzijds als van konijnen en (jonge) hazen anderzijds. Ongewervelden worden veeleer uitzonderlijk gegeten.
De grootste van de kleintjes
Met een kop-romplengte van 33-45 cm, een staartlengte van 12-18 cm en een gewicht van 500-1.800 g voor de mannetjes, is de bunzing de grootste van de drie 'kleine marterachtigen'. De vrouwtjes zijn beduidend kleiner (kop-romp-lengte 28-38 cm en staartlengte 10,5-15 cm) en ongeveer half zo zwaar (300-900 g). De vacht is overwegend bruinzwart, met een opvallend grijswit kopmasker, grijswitte oorranden en een geelachtige ondervacht op de flanken. Het kopmasker kan meer of minder uitgesproken of nagenoeg ontbrekend zijn. Analoog geldt dit voor de kin- of keelvlek. Inkruising met ontsnapte of verwilderde fretten leidt echter ook tot meer wit, of zelfs duidelijk afwijkende kleurpatronen (zoals witte tenen). De poten zijn kort; de voortbeweging bestaat uit een snelle ren en de typische 'sprongengalop'. De bunzing is een typische bewoner van het gevarieerde, kleinschalige landschap met een hoge structuurrijkdom. Mannetjes gebruiken daarbij een groter territorium dan vrouwtjes. Onderzoek in de regio Geraardsbergen-Herzele met gezenderde dieren wees op variaties tussen 1 en 3 km². Als uitgesproken vleeseter manifesteert de bunzing zich in Vlaanderen als een generalistische predator, die vlot inspeelt op de aanwezigheid van de meest voorkomende voedselbronnen. Zowel met het verloop van de seizoenen als tus-sen de beide geslachten kun je daarbij verschillen waarnemen. Amfibieën, en dan vooral bruine kikker en gewone pad, zijn in het vroege voorjaar een gemakkelijke prooi tijdens hun voortplantingsperiode en worden dan soms massaal buitgemaakt (met aanleg van voorraden). In die periode is dan ook regelmatig het 'sterrenschot' te vinden: de uitgebraakte eierstokken en bijhorende 'dril-in-wording' van opgegeten amfibievrouwtjes. Daarnaast vormen amfibieën het jaar rond een aanzienlijk deel van het menu; via zijn wroetend-zoekende jachtwijze slaagt de bunzing er zelfs in behoorlijke aantallen winterslapende kik-kers en padden uit te graven. Globaal vormen diverse kleinere zoogdieren evenwel de hoofd-moot van het voedsel van de Vlaamse bunzing, waarbij wilde konijnen en diverse ratten- en muizensoorten het meest vertegenwoordigd zijn. Door zijn uitgesproken nachtelijke levenswijze zal je de bunzing zelden of nooit waarnemen, of toch niet in levenden lijve. ‘Ontmoetingen’ met
Bunzing foto: Rollin Verlinde-Vilda
bunzings gaan meestal over dode dieren, meer bepaald als verkeersslachtoffer. Het Instituut voor Bos en Natuuronderzoek (INBO) doet al vele jaren onderzoek op dode bunzings, die worden ingezameld door vrijwilligers. “Helaas” zijn er de laatste jaren minder dode bunzings te vinden, wat erop wijst dat de populatie in zijn geheel afneemt. De oorzaken daarvan zijn divers. Zoals alle marterachtigen lijdt de bunzing onder de uitkleding van ons landschap: minder ruigtes, kleine landschapselementen, overhoekjes, enz. Onderzoek van die doodgereden bunzings vond bovendien bij een meerderheid van hen sporen van rattengif. Een toppredator hoopt de sporen van gif via de prooidieren op, met eventueel noodlottige gevolgen… We kunnen jammer genoeg niet anders dan concluderen dat onze kleine marterachtigen het niet goed doen, en de trend veeleer dalend is. Dries Mertens Laat wat wildernis toe in je tuin: een takkenbos of steenhoop, in combinatie met een ruig hoekje, kunnen ze zeker interessant vinden. Vermijd het gebruik van muizen- en rattengif: de beste preventie tegen deze dieren is om kippenvoer goed af te sluiten, geen afval te laten rondslingeren in een berghok of in de tuin, enzovoort. Bovendien: het zijn net marters die niets liever doen dan jagen op muizen en ratten! Heb je het geluk om één van die dieren te zien, ook al is het als verkeersslachtoffer? Geef het in via waarnemingen.be, want meten is weten!
Bron: Natuurpunt Studie, JNM-Zoogdierenwerkgroep, Zoogdiervereniging en INBO.
Rechtzetting – In de vorige Dendriet sloop een foutje in het artikel ‘Haaltert en Aalst vieren 20 jaar Natuurpunt’. Per abuis stond, naast Kris Baetens en Bob Lambrechts, de naam van Jo Wittevrongel als co-auteur onder het artikel. Dat moest Jo Fonck zijn. Onze excuses daarvoor.
Dé speciaalzaak voor al uw optische instrumenten
Nederstraat 25 9700 Oudenaarde +32 (0)55 61 33 13 info@natuurkijkers.be www.natuurkijkers.be
Natuurkijkers.be is een merknaam van Optiek Van Ommeslaeghe, Nederstraat 20
Bestel via onze WEBSHOP! www.natuurkijkers.be
Met gratis verzending.
Verrekijkers, telescopen, sterrenkijkers, microscopen, loupes, ... Demonstraties op aanvraag