ECONOMIE HBO
Economie en Duurzame ontwikkeling Duurzame ontwikkeling in het HBO onderwijs
Dr. Anja de Groene Lector duurzaamheid Hogeschool Zeeland
Inhoudsopgave Summary
Pagina 1
Voorwoord
Pagina 3
1
Inleiding 1.1 Insteek duurzaam ondernemen 1.2 Opzet en aanpak
Pagina 5 Pagina 5 Pagina 6
2
Economie en duurzaamheid 2.1 Het begrip duurzaamheid 2.2 De economische wetenschap en duurzaamheid 2.3 Duurzaam ondernemen 2.4 Conclusie
Pagina 9 Pagina 9 Pagina 11 Pagina 13 Pagina 20
3
Economie in het HBO onderwijs en de plaats van duurzaamheid daarin 3.1 Economie in het HBO 3.2 De opleidingen nader beschouwd 3.2.1 Bedrijfseconomie 3.2.2 Commerciële economie 3.2.3 International Business and Languages 3.2.4 Management, Economie en Recht 3.3 Aandacht voor duurzaamheid in de economieopleidingen 3.4 Conclusie
Pagina 23 Pagina 23 Pagina 25 Pagina 25 Pagina 25 Pagina 26 Pagina 26 Pagina 27 Pagina 30
4
Suggesties voor duurzaamheid in het economieonderwijs 4.1 Inleiding 4.2 Suggesties voor generieke vakken 4.3 Suggesties per opleiding 4.3.1 Bedrijfseconomie 4.3.2 Commerciële economie 4.3.3 International Business and Languages 4.3.4 Management, Economie en Recht
Pagina 31 Pagina 31 Pagina 31 Pagina 36 Pagina 36 Pagina 40 Pagina 43 Pagina 45
5
Tot slot: duurzaamheid als uitdaging 5.1 Duurzaam ondernemen: geen ‘hype’ maar trend 5.2 Het vraagstuk van specialisatie of integratie en multidisciplinariteit 5.3 Noodzakelijke veranderingen
Pagina 47 Pagina 47 Pagina 48 Pagina 50
Literatuur
Pagina 53
Websites
Pagina 56
Dr. Anja de Groene Lector duurzaamheid Hogeschool Zeeland Drs. Dorri te Boekhorst (red.) Universitair Centrum Milieuwetenschappen en Duurzame Ontwikkeling Katholieke Universiteit Nijmegen Voorjaar 2003 Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs Deze uitgave kwam tot stand met financiële steun van het ministerie van VROM
Economie en Duurzame Ontwikkeling Duurzame Ontwikkeling in het HBO onderwijs
Auteurs
Dr. Anja de Groene Lector duurzaamheid, Hogeschool Zeeland
Redactie Drs. Dorri te Boekhorst, Programma Duurzame Ontwikkeling Universitair Centrum voor Milieuwetenschappen en Duurzame Ontwikkeling (UCM-DO), KUN Lay-out
Jolanda Hiddink / Lidwien van der Horst (concept) / Afd. Grafische Vormgeving, KUN
Drukkerij SSN, Nijmegen Papier
Cover: Biotop 250g/m2, binnenwerk: Biotop 120g/m2,
Uitgave
UCM-DO/KUN
Bestellen UCM/DO, Toernooiveld 1, A-2044, 6525 ED Nijmegen / e-mail: kkuipers@sci.kun.nl Kosten
â‚Ź7
ISBN
90-77004-12-2
Dit is het twaalfde deel in de serie Vakreviews Duurzame Ontwikkeling.
DE SERIE VAKREVEWIS DUURZAME ONTWIKKELING OMVAT DE VOLGENDE PUBLICATIES (2001, 2002 en 2003): 1
Dr. Jan Jonker & Rutger Grollers: Bedrijfskunde en Duurzame Ontwikkeling
2
Prof. dr. Jeroen van den Bergh en prof. dr. Cees Withagen: Economie en Duurzame Ontwikkeling
3
Dr. Remke Bras-Klapwijk: Natuurkunde en Duurzame Ontwikkeling
4
Drs. Gijs van Hengstum: Biologie en Duurzame Ontwikkeling
5
Dr. Henk van Zon: Geschiedenis en Duurzame Ontwikkeling
6
Dr. Gerard Alberts: Wiskunde en Duurzame Ontwikkeling
7
Dr. Remke Bras-Klapwijk: Civiele Techniek en Duurzame Ontwikkeling
8
Dr. Françoise Barten en dr. Joost van den Gulden: Health and Sustainable Development
9
Ir. Arjan Kirkels: Werktuigbouwkunde en Duurzame Ontwikkeling
10 Ir. Andreas Vlasman en drs. Irene Dankelman: Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling 11 Drs. Tom Severijn: Technische Bedrijfskunde (HBO) en Duurzame Ontwikkeling
Summary
Institutions of higher education have a responsibility to help achieve the goal of sustainability. They are an integral part of society and, since they prepare most of the professionals who are occupying key positions today and who will do so in the future, they are uniquely positioned to influence the direction society takes. In this study, the view is hold that sustainability cannot be seen as a linear process, moving towards a clearly defined final goal. This goal cannot be defined, because of the many uncertainties (for example in the area of knowledge and processes). Sustainable development is seen as a process in which the direction is clear and society has to continually adjust its goals and instruments on the basis of past experience and learning. This review deals with possibilities, ideas and suggestions to come up with sustainability in teaching economics at universities of professional education. Information about the present situation in economics was obtained by examining study guides, websites and a survey among all the economic faculties of these universities. Although about twenty economic faculties have signed the national charter of sustainability (a charter between three ministries and the Dutch Council of Universities of Professional Education), sustainable development holds a very marginal position in present economics studies at universities of professional education level. Several courses and modules in sustainability have been developed and a start has been made on various (multidisciplinary) projects. An examination of the content and process of teaching economics shows that the approach is mainly practice oriented and many cases and projects are used. The emphasis has been laid on the sustainable enterprise, as most graduates from universities of professional education will be employed as executives or staff members in profit and non-profit organisations. The sustainable enterprise can be described as an enterprise with care for the environment and people while performing economically well. Or in other words, People, Planet and Profit are taken into account. In recent years, much literature has been developed and research has been done about the sustainable enterprise; in this report a broad overview is given of these developments. Additionally, many illustrations of firms on their way to sustainability, have been included.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
TITEL
12 Dr. Anja de Groene: Economie (HBO) en Duurzame Ontwikkeling 1
The last chapter is about sustainable development as a challenge. Sustainability and innovation go hand in hand. The question of integration or specialisation of sustainability in education is discussed. There are pros and cons of integration and pros and cons of specialisation. The idea expressed in this review is that there is no one best way of organising sustainable development in curricula. It depends on situational factors, internal as well as external. A multidisciplinary approach is propagated.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
The publication concludes with a set of recommendations for students, teachers and university organisations. Students must acquire knowledge, skills and attitudes in order to leave their institutes better prepared for operationalising sustainability in their designs and daily practices. Teachers must learn how to teach sustainability. At this moment there is a lack of good appropriate study material. In this book, many suggestions are given for innovations in different subjects. It is important to stress that the support of the institution’s board is essential for bringing about changes. Also a prerequisite for these changes is the co-operation of middle management and, above all, the co-operation, commitment and motivation of teachers. To succeed, therefore, one needs a vision and design at all levels of the educational institution concerned
2
We hope that this review will inspire students and teachers to see educating sustainable development as a challenge. There is still a long way to go, but education for change is by definition a long-term process.
Voorwoord
Economie vormt één van de pijlers van duurzame ontwikkeling en wordt ook wel verwoord als ‘Profit’ in de triple bottom line: People, Planet, Profit. Voor economen is kennis van de veelheid aan relaties die economie en duurzame ontwikkeling met elkaar hebben, onontbeerlijk. Zeker nu ‘duurzaam ondernemen’ een grote vlucht neemt, zijn nieuwe visies, onderwijsmethodieken, en onderwerpen nodig om een nieuwe generatie economen goed voor te bereiden op hun toekomstige werk. Deze vakreview is de twaalfde binnen een reeks die door het Landelijk Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs wordt gepubliceerd en die tot stand is gekomen met financiële steun van het ministerie van VROM. HBO studenten economie worden in en voor de praktijk opgeleid. Ook het onderwijs kenmerkt zich door een praktische insteek in de materie. De auteur van deze review, lector duurzaamheid aan de Hogeschool Zeeland, Anja de Groene, is zich daar terdege van bewust. Naast een inleiding in de verhouding tussen economie en duurzame ontwikkeling, draagt ze een breed scala aan praktijkvoorbeelden en suggesties voor integratie van duurzaamheidthema’s in het onderwijs aan. Het overkoepelende thema, ‘duurzaam-’ of ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’, speelt tegenwoordig in bedrijven en organisaties een grote rol. Het wordt wel gezien als een van de belangrijkste ontwikkelingen binnen ondernemingen in de afgelopen twintig jaar. Toch valt te concluderen dat het proces om te komen tot echt duurzaam ondernemen, nog in de kinderschoenen staat. De nieuwe generatie HBO-economen, staat dus een grote uitdaging te wachten, en het economieonderwijs zal daar op in moeten springen. Deze review biedt praktische handvatten voor docenten door een aantal veel gevolgde opleidingen binnen het economieonderwijs grondig door te lichten en aanbevelingen voor vernieuwing per vakgebied te geven. We hopen dat deze vakreview docenten, studenten en andere belangstellenden een interessant en praktisch ‘handboek’ biedt, om zich verder te verdiepen in duurzame ontwikkeling en de integratie daarvan in het HBO-onderwijs. De auteur wil verder graag Susanne Hulstijn, studente Management, Economie en Recht aan de Hogeschool Zeeland, bedanken voor haar assistentie bij het maken van deze review. Dorri te Boekhorst Programma Duurzame Ontwikkeling Katholieke Universiteit Nijmegen Voorjaar 2003
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
In teaching economics at universities of professional education, business functions like Management, Finance, Marketing and International Relations are the core points of view. Therefore, ideas and suggestions for incorporating sustainability into these functions are presented, not only for specific courses and modules, but also for the whole curricula. The suggestions are illustrated with a variety of real-life cases, literature and websites.
3
Inleiding
1
”Het bedrijfsleven is net als een fiets; als je niet in beweging blijft, val je er af” John David Wright
In het televisieprogramma De achterkant van het gelijk van 30 september 2002 vroeg Marcel van Dam prof. dr. Henk van Luijk, filosoof en emeritus hoogleraar bedrijfsethiek Nyenrode, naar de belangrijkste ontwikkelingen bij ondernemingen in de afgelopen twintig jaar. Van Luijk antwoordde dat een drietal ontwikkelingen van belang zijn (geweest), namelijk de informatie en communicatietechnologie (ICT-) revolutie, de globalisering en maatschappelijk ondernemen. De relatie van ondernemingen met de samenleving is veranderd, is hechter geworden. De samenleving kijkt over de schouder van de onderneming mee, aldus Van Luijk. De primaire doelstellingen van een onderneming zijn nog steeds winst en continuïteit, maar het besef dat ondernemingen ook verantwoordelijkheid dragen voor sociale vraagstukken en milieu is tamelijk nieuw en groeiend.
4
In deze vakreview worden de mogelijkheden behandeld om in het economieonderwijs aan HBO-instellingen duurzaamheidaspecten aan de orde te stellen. Studenten van HBO-instellingen komen veelal terecht op middenkader en hogere posities bij bedrijfsleven, overheden en non-profit organisaties met taken op zowel uitvoerend en beleidsvoorbereidend als beleidsbepalend niveau. Op de een of andere manier krijgen zij -steeds meer- te maken met duurzaam ondernemen. Dit is ondernemen waarbij, naast aandacht voor het behalen van financieel rendement, ook aandacht is voor sociale- en milieuaspecten. Daarom is als insteek voor deze vakreview, duurzaam ondernemen gekozen. Een andere reden is dat het economieonderwijs aan HBO-instellingen nauwelijks macro-economisch georiënteerd is. Hoewel in een aantal opleidingen algemene economie en internationale economie aangeboden wordt, ligt de nadruk toch op management- en ondernemingsvraagstukken. Deze vakreview is geschreven voor economiestudenten, docenten en managers van de economie opleidingen aan HBO-instellingen. Het vormt een aanvulling op het vakreview Economie & Duurzame Ontwikkeling van Van den Bergh en Withagen
1.1
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Insteek duurzaam ondernemen
5
(2001), dat met name geschikt is voor studenten en medewerkers van universitaire instellingen. Een groot aantal hogescholen heeft het Handvest Duurzaamheid HBO ondertekend; een convenant tussen hogescholen, de HBO-raad en de ministers van VROM, OC&W en LNV. Dit convenant beoogt het perspectief van duurzame ontwikkeling sneller en beter te integreren in het hoger beroepsonderwijs. Het is de bedoeling dat afgestudeerden van het HBO in staat zijn te denken in termen van duurzame ontwikkeling, in relatie tot hun vakgebied en in relatie tot hun rol als burger. Beoogd wordt om studenten op te leiden met de competentie om vraagstukken op het gebied van duurzame ontwikkeling te hanteren en daarvoor oplossingen aan te dragen, ongeacht hun discipline of werkterrein. Eind 2002 hadden eenentwintig economische opleidingen het handvest ondertekend.
1.2
behandeling van duurzaamheidaspecten in de verschillende opleidingen. Deze suggesties zijn regelmatig met praktijkvoorbeelden geïllustreerd. Het laatste hoofdstuk tenslotte gaat in op de vraag hoe duurzaamheidaspecten in het onderwijs opgenomen kunnen worden. Kan dit door speciale vakken te ontwikkelen of is integratie in reeds bestaande vakken de juiste weg? Ook het aspect van multidisciplinariteit wordt behandeld. Het hoofdstuk besluit met een aantal mogelijkheden voor veranderingen in het onderwijs die noodzakelijk zijn om tot een meer duurzame samenleving te komen.
Opzet en aanpak
6
Naast informatie verkregen uit de enquêtes en de Ronde Tafel zijn diverse andere bronnen geraadpleegd (zie literatuurlijst en lijst met websites). In het volgende hoofdstuk wordt nader op het begrip duurzaamheid ingegaan en wordt besproken wat de relatie tussen het vakgebied economie en duurzaamheid is. Vervolgens wordt aandacht besteed aan duurzaam ondernemen: Wat houdt het in? Waarom is dit van belang? En hoe is de stand van zaken in Nederland? Hoofdstuk 3 legt de focus op economie in het HBO-onderwijs; de vier belangrijkste opleidingen worden nader toegelicht en er wordt ingegaan op duurzaamheid binnen deze opleidingen. Hoofdstuk 4 bevat een groot aantal concrete suggesties voor de
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
In het HBO-onderwijs is economie een veelvoorkomend vak. Op het overgrote deel van de HBO-instellingen wordt economieonderwijs gegeven. De vier meest voorkomende opleidingen zijn Bedrijfseconomie, Commerciële Economie, Management, Economie en Recht (MER) en International Business and Languages (IBL). Van deze opleidingen is het belangrijkste vakkenpakket geïnventariseerd. Vervolgens is in een schriftelijke enquête onder alle HBO-instellingen in Nederland gevraagd naar duurzaamheidaspecten per vak. Op grond van de resultaten van deze enquête is een aantal diepte-interviews afgenomen. De voorlopige resultaten zijn gepresenteerd tijdens een Ronde Tafel bijeenkomst over hoger economisch onderwijs en duurzaamheid, georganiseerd door het Steunpunt Duurzaamheid in Utrecht op 31 oktober 2002. Aanwezig waren vijfentwintig personen, afkomstig van bedrijven en hogescholen. De resultaten van deze Ronde Tafel zijn mede verwerkt in deze vakreview.
7
Economie en duurzaamheid
Het begrip duurzaamheid
2
2.1
8
De term duurzaamheid wekt de suggestie van een statische situatie, maar ook dit begrip heeft een dynamische inhoud. Het is namelijk nauwelijks objectief vast te stellen wanneer een situatie van duurzaamheid bereikt is. Wel kan in veel gevallen vastgesteld worden of een bepaalde situatie duurzamer is dan een andere. Voorlopig is de weg belangrijker dan het doel. Het zoeken naar begaanbare wegen die het doel dichterbij brengen is de taak waarvoor de huidige samenleving staat. Het begrip duurzaamheid kent dus een bredere invulling dan alleen milieu, het gaat om de koppeling van welvaart en welzijn, van economische groei en verbetering van de leefomgeving. Duurzaamheid wordt ook wel weergegeven aan de hand van de drie P’s: People, Planet, Profit. Volgens dit denken is om duurzaamheid te bereiken een balans nodig tussen milieudruk, sociale rechtvaardigheid en economische groei. De drie pijlers vertegenwoordigen een integrale visie op duurzaamheid.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
De oorsprong van het begrip duurzaamheid of duurzame ontwikkeling is te vinden in de achttiende eeuw maar het wordt veelal geassocieerd met het in 1987 verschenen rapport Our common future van de commissie Brundtland (Vlasman en Dankelman, 2002). In deze door de Verenigde Naties ingestelde commissie wordt het begrip duurzame ontwikkeling als volgt omschreven: ”Duurzame ontwikkeling is die ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzame ontwikkeling heeft een dynamisch karakter. Het gebruik van hulpbronnen, de richting van investeringen, de oriëntatie van technologische ontwikkeling en institutionele veranderingen dienen allen met elkaar in harmonie te zijn en zowel de huidige als de toekomstige mogelijkheden te vergroten om aan menselijke behoeften en wensen tegemoet te komen. Het gedachtegoed van de Brundtland-commissie werd in Nederland -maar ook daarbuiten- aanvankelijk vooral omarmd door de milieubeweging. Daarom kreeg het begrip in eerste instantie een milieukundige invulling. Vanaf 1989 is het milieubeleid vormgegeven in de verschillende Nationale Milieu Beleidsplannen (NMP’s). Later in de jaren negentig evolueerde het begrip naar een bredere invulling en gingen ook de sociale en economische aspecten een rol spelen.
9
De economische wetenschap en duurzaamheid ”Bij duurzame ontwikkeling gaat het er niet om dat uitsluitend winst wordt geboekt in één dimensie zonder dat er rekening wordt gehouden met de andere dimensies - of er zelfs afbreuk aan wordt gedaan. Het gaat juist om een voortdurend zoeken naar een evenwicht tussen en integratie van die verschillende dimensies. Pas waar die elkaar overlappen, kan worden gesproken over echte ‘duurzame ontwikkeling’. Voor een duurzame sociale en economische ontwikkeling is het absoluut noodzakelijk rekening te houden met de ecologische dimensie: het instandhouden van kwaliteit van natuur en milieu, van ecologische functies, diversiteit en productiviteit. Aan de andere kant is het voor ecologische duurzaamheid op langere termijn noodzakelijk dat processen sociaal rechtvaardig en economisch haalbaar zijn. Economische duurzaamheid vereist dat de sociale dimensie tot zijn recht komt, en de ecologische wordt gehandhaafd. Ook politiek-institutionele aspecten zijn belangrijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling. Voor de grote veranderingen die duurzame ontwikkeling vereist, is goede politiek-institutionele capaciteit evenals ‘good governance’ nodig. In feite gaat het er bij duurzame ontwikkeling om in géén van de bovengenoemde dimensies negatieve gevolgen te veroorzaken, en juist elk der dimensies zoveel mogelijk te optimaliseren en te integreren. Kortom, het gaat om een voortdurend streven vanuit een dynamisch proces van veranderende variabelen: aangezien de bepalende dimensies vrijwel constant veranderen, zal een actief zoeken naar evenwicht tussen de verschillende dimensies steeds nodig zijn. Duurzame ontwikkeling vormt een doelstelling in de toekomst, waarnaar in het heden - dat wordt bepaald door de ‘erfenissen van het verleden’ - wordt gestreefd. Het vormt als het ware een brandpunt voor ons huidig handelen gelegen in de toekomst” (zie figuur 1). EN
DANKELMAN, 2002)
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Figuur 1: Duurzame ontwikkeling als concept
10
Duurzame ontwikkeling heeft alles te maken met de productie en consumptie van economische goederen. Het kan dus niet anders dan dat in de economische theorie aandacht besteed wordt aan duurzaamheidvraagstukken. De opvatting dat duurzaamheid alleen binnen handbereik is als productie- en consumptiepatronen veranderen en als een mondiale herverdeling van economische activiteiten en milieubeslag plaatsheeft, vindt ook weerklank onder economen. Voor de meeste economen ontstaan duurzaamheidproblemen door het falen van de markt. Een deel van de (fabricage)kosten van een product wordt niet of slechts gedeeltelijk aan de consument in rekening gebracht. Te denken valt bijvoorbeeld aan het doorrekenen van de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, de aantasting van de atmosfeer door CO2 uitstoot, klimaatveranderingen of de gevolgen van kinderarbeid. Deze ongewenste effecten worden veeleer op derden afgewenteld. De oplossing die in het verleden gekozen werd en ook nu nog geldt, is het internaliseren van deze ongewenste effecten. Zogenaamde marktconforme instrumenten (zoals heffingen, subsidies en verhandelbare emissierechten) moeten het milieuonvriendelijk gedrag ontmoedigen. In de praktijk is het meest gehanteerde instrument wet- en regelgeving op het gebied van milieu. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van zogenaamde sociale instrumenten als voorlichting en educatie die gericht zijn op de eigen verantwoordelijkheid van de betreffende doelgroepen.
(HENGSTUM, 2001)
De belangstelling van economen voor milieuproblemen dateert al van eind achttiende, begin negentiende eeuw toen Malthus de relatie tussen landbouw, bevolkingsomvang en voedselproductie legde. Pigou lanceerde begin twintigste eeuw het idee om externe effecten via milieuheffingen terug te dringen. De overheid had volgens Pigou de taak om de hoogte van de belasting vast te stellen. Uiteindelijk zou zo een optimale allocatie tot stand kunnen komen. In de jaren zestig van de twintigste eeuw kwam zelfs een apart vakgebied ‘milieueconomie’ tot ontwikkeling. Hierin was aandacht voor technieken voor monetaire waardering van milieuveranderingen en milieubeleid. Ook evaluatie van milieubeleidsinstrumenten en de relatie tussen economische groei en schaarste van natuurlijke hulpbronnen werden hier uitgebreid behandeld (Van den Bergh en Withagen, 2001). Er is dus sprake van een lange traditie om economische activiteiten in overeenstemming te brengen met de mogelijkheden van een ecosysteem. Neoklassieke economen gaan ervan uit dat de zogenaamde negatieve externe effecten via de prijs tot uitdrukking kunnen worden gebracht volgens het Polluter Pays principe. De werking van de vrije markt leidt tot een optimale allocatie van productiefactoren. In veel economische analyses van milieuproblemen wordt er van uitge-
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
(VLASMAN
2.2
11
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
De evolutionaire economie kan gezien worden als reactie of aanvulling op de neoklassieke economie. Deze benadering gaat, in tegenstelling tot de neoklassieke, uit van een beperkte rationaliteit van beslissers die meestal niet over perfecte informatie beschikken om een beslissing te nemen. Ondernemers zijn eerder te zien als ‘satisfiers’ dan ‘optimisers’. In de evolutionaire economie is aandacht voor dynamische processen en lange termijn perspectief. Dat maakt het mogelijk om een breed scala aan beleid, en de effectiviteit van dat beleid op complexe, moeilijk te voorspellen ontwikkelingen, zoals de gevolgen van het verlies van biodiversiteit of de effecten van genetische modificatie in een andere dan gebruikelijke context worden bestudeerd (Van den Bergh en Withagen, 2001).
12
In de vakreview Economie & Duurzame Ontwikkeling van Van den Bergh en Withagen (2001) ligt de nadruk op het vakgebied milieueconomie. Dit vakgebied is volgens hen onder te verdelen in economie van vervuiling, economie van natuurlijke hulpbronnen en milieumanagement. Volgens de auteurs slaat milieumanagement een brug tussen milieuproblemen, milieubeleid en de bedrijfseconomie. Nog niet zo lang geleden werden bedrijven in de milieueconomie doorgaans erg simpel voorgesteld. Zij werden gezien als de veroorzakers van verontreinigingen, aantasting en uitputting van het natuurlijk milieu. Met behulp van prijzen en hoeveelheden werd hun milieugedrag beschreven en bedrijven werden beschouwd als rationeel handelende actoren. Maar de markt zorgt niet spontaan voor het corrigeren van externe effecten en bovendien zijn bedrijven meer dan een black box. In bedrijven vinden complexe (besluitvormings-)processen plaats. Daarnaast is de relatie met de omgeving van belang, natuur en milieu vormen voor heel veel bedrijven een belangrijke input. Om met de uitdaging van duurzaamheid in, rond en tussen bedrijven om te gaan, volstaat het niet om simpel een knop om te draaien. Een langdurig veranderingsproces is meestal noodzakelijk. In de bedrijfsorganisatie moet men anders leren waarnemen, analyseren, beslissen, produceren, inkopen, en communiceren. Kortom het gaat om duurzaam ondernemen; een veranderingsproces waarbij leren en cultuurveranderingen centraal staan (Dietz, Hafkamp, Van der Straaten, 1994).
Duurzaam ondernemen
2.3
De algemene acceptatie van het begrip duurzaamheid in de jaren negentig heeft ook de bedrijven en de financiële wereld niet onberoerd gelaten. Veel wordt gesproken over duurzaam ondernemen of maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hoewel beide termen niet precies hetzelfde zijn (maatschappelijk verantwoord ondernemen legt meer nadruk op de ethische kant van ondernemen) worden ze hier als synoniemen gebruikt.
Bij IKEA wordt maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de hand van vijf punten ingevuld: • Gebruik van verantwoorde materialen • Meer met minder (minder materialen, energie, minder transport, et cetera.) • Schone omgeving • Rechtvaardigheid en respect • Actie (niet wachten op wetgeving of andere bedrijven)
De maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen is ook benadrukt in het in 2000 verschenen rapport De Winst van Waarden van de Sociaal-Economische Raad (SER). Volgens de SER houdt maatschappelijk verantwoord ondernemen in ”het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op de waardecreatie in drie dimensies -Profit, People, Planet- en daarmee op de bijdrage aan de maatschappelijke welvaart op langere termijn; een relatie met de verschillende belanghebbenden onderhouden op basis van doorzichtigheid en dialoog waarbij antwoord gegeven wordt op gerechtvaardigde vragen uit de maatschappij”. De relatie met de omgeving, of stakeholders komt in deze omschrijving expliciet naar voren. Stakeholders zijn (groepen van) organisaties of personen buiten een andere organisatie die het functioneren van die organisatie beïnvloeden. Zo kunnen dat milieubewuste consumenten zijn, toeleverende en afnemende bedrijven, banken, beleggingsfondsen, vakbewegingen of maatschappelijke belangengroepen. Onderstaand plaatje geeft een voorbeeld van diverse typen stakeholders.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
gaan dat milieuschade op de een of andere manier in geld valt uit te drukken. Deze veronderstelling is niet altijd waar te maken. In gevallen waar economische waardering wel mogelijk is, wordt gebruik gemaakt van verschillende technieken zoals bijvoorbeeld de ‘contingente waarderingsmethode’ en de ‘hedonistische prijzen methode’ (Van den Bergh en Withagen, 2001). Deze aanpak vormt echter geen oplossing voor het probleem van de eindigheid en uniekheid van het ecosysteem (Van der Straaten en Hens, 2001). Meadows (Club van Rome, 1972) stelde dat het neoklassieke model met de veronderstelling van oneindige beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen, niet gebaseerd is op de realiteit.
13
mogelijk af te stemmen op de vraag binnen de, door de overheid gestelde randvoorwaarden.
Nationale overheid Actiegroepen EU - regels
2 Ontstaan van ‘civiele regulering’
Nationale regelgeving Branche organisaties
Media REGELS
Geldverschaffers
Leveranciers
M I D D E L E N
INVLOEDEN BESLUITVORMING BEDRIJF
P E R S O N E E L
Vakbonden
Werknemers
MARKT Klant
Omgeving
Concurrentie
Figuur 2: Invloeden besluitvorming bedrijf
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
In het verleden hebben bedrijven weliswaar ook aandacht besteed aan milieu en sociale aspecten (personeel, ARBO), maar nieuw is nu de integrale benadering en het feit dat vooral op strategisch niveau duurzaamheid van belang geacht wordt. Dit hangt weer samen met de invloed van de omgeving op bedrijven. Veel meer dan vroeger vraagt de omgeving aan bedrijven om verantwoording af te leggen. Dit komt vooral door de ontwikkeling van ICT en de mondialisering, twee ontwikkelingen die door Van Luijk (zie pag. 5) naast duurzaamheid als de belangrijkste ontwikkelingen bij ondernemingen in de laatste twintig jaar genoemd zijn. Volgens Cramer (2001) hebben de volgende factoren bijgedragen aan de groeiende belangstelling voor duurzaam ondernemen:
14
1 2 3 4
Verschuiving in de machtsrelaties Ontstaan van ‘civiele regulering’ Communicatie via netwerken Hernieuwd debat over ‘corporate governance’.
1 Verschuiving in de machtsrelaties Door de globalisering van economische activiteiten wordt de macht van nationale staten steeds verder teruggedrongen. De schaal waarop productie en handel plaats vindt overstijgt die van nationale staten, daardoor zijn deze steeds minder in staat deze activiteiten te coördineren. Deze mondialiseringtendens vergroot de invloed van de markt. Tezamen met de terugtredende overheid leidt dit tot verschuiving in de machtsrelaties tussen nationale staten, bedrijfsleven en burgers. Het bedrijfsleven krijgt daardoor steeds meer de verantwoordelijkheid om het aanbod zo goed
De toenemende onmacht van nationale staten om mondiale problemen op te lossen, leidt ertoe dat (georganiseerde) groepen burgers zelf in actie komen. Voorbeelden hiervan zijn de acties van burgers tijdens wereldhandelsconferenties, klimaatonderhandelingen en ministersconferenties. Burgers richten hun acties niet, of niet meer, op beïnvloeding van overheden maar richten zich direct tot het bedrijfsleven en internationale instituties. Zij worden gewezen op hun verantwoordelijkheid. Op deze wijze ontwikkelt zich een nieuwe vorm van regulering door burgers, een civiele regulering. Voor bedrijven wordt het steeds belangrijker om met burgers en andere groepen stakeholders te communiceren. Stakeholders hebben belang bij, en dwingen verantwoordelijkheden van bedrijven af die verder gaan dan het maximaliseren van de ‘shareholders value’. Bedrijven moeten goedkeuring voor hun handelen zien te krijgen van een steeds grotere groep stakeholders met diverse belangen en uiteenlopende macht (Rodgers, 2000).
3 Communicatie via netwerken Door de toegenomen mogelijkheden om op afstand met elkaar te communiceren, ontstaan nieuwe communicatiepatronen. De digitale technologie maakt het mogelijk dat consumenten direct met het bedrijfsleven communiceren. Zo wordt het aanbod van producten, diensten en informatie voor de consumenten transparanter en kunnen ze beter beoordelen of bedrijven verantwoord produceren. Als dat niet zo is, kunnen bedrijven publiekelijk ter verantwoording geroepen worden. Anderzijds kunnen bedrijven door de digitale technologie over veel informatie betreffende de wensen van hun afnemers beschikken. Door de toenemende openheid en transparantie van informatie wordt de positie van bedrijven kwetsbaarder. Maatschappelijk onverantwoord gedrag is schadelijk voor de reputatie van een bedrijf en daarmee voor de continuïteit.
4 Hernieuwd debat over ‘corporate governance’ In de negentiger jaren bestond een sterke fixatie op kort termijn financiële resultaten; de shareholders value vormde het richtsnoer voor het handelen van veel bedrijven. Dit leidde niet altijd tot maatschappelijk wenselijke uitkomsten. De roep om aandacht voor de continuïteit van bedrijven op langere termijn klinkt steeds sterker. Ook wordt steeds meer waarde gehecht aan immateriële zaken, waaronder kwaliteit van de leefomgeving. Als bedrijven de continuïteit op langere termijn centraler gaan stellen, zullen de belangen van stakeholders en aandeelhouders steeds meer parallel gaan lopen. Op langere termijn zal een goed financieel rendement niet bereikt kunnen worden zonder ook op sociaal en ecologisch terrein goed te
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Lokale overheid
15
Bij Thermphos is duurzaamheid beleid
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Thermphos International B.V. is één van de grote producenten van fosfor en fosforhoudende producten in de wereld. Het heeft vestigingen in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Argentinië en China. De hoofdzetel is Vlissingen-Oost. Hier worden fosfor, fosforzuur en natriumtripolyfosfaat (NTPP) gemaakt en van hieruit wordt ook de wereldwijde marketing en verkoop verzorgd. Bij Thermphos is duurzaamheid al enkele jaren beleid. Het bedrijf wil een bijdrage leveren aan een duurzame samenleving. Om dit te bereiken neemt ze haar verantwoordelijkheid voor het milieu. Bij voorbeeld door het terugnemen van ‘afvalstoffen’ van klanten. Deze kunnen door Thermphos weer worden aangewend als grondstoffen voor de productie van fosfor en fosfaten (het ‘sluiten van de kringloop’). Het terugdringen van de milieubelasting is een andere doelstelling van het bedrijf, vastgelegd in een convenant tussen de overheid en de Vereniging van Chemische Industrie (VNCI). Thermphos werkt ook mee in allerlei groepen en gremia om duurzaamheid verder praktisch vorm te geven. Joop van den Bremen, manager safety, health and environment van Thermphos zegt het zo: ”wij willen op het gebied van duurzaamheid vooraan in het peloton lopen maar niet voor de muziek uit”.
16
Het milieubesef heeft zich in de jaren zeventig binnen het bedrijf ontwikkeld naar aanleiding van de eerste fosfaatnota van de toenmalige minister van VROM, Irene Vorrink. De discussie over de fosfaten in wasmiddelen kwam hoog op de agenda, ook bij Thermphos (toen nog onderdeel van Hoechst). Begin jaren tachtig nam de omzet van fosfaten drastisch af. Van den Bremen: ”onder invloed van de maatschappelijke discussie liep de afzet terug, voor Thermphos betekende dat een halvering van de productie. Het werd duidelijk dat de maatschappij directe invloed heeft op het functioneren van de onderneming. De discussie is intern in het bedrijf blijven voortduren. Vanaf dat moment zijn we eigenlijk steeds bezig geweest met de vraag: hoe kunnen we op een verantwoorde manier de maatschappij tegemoet treden? Toen Thermphos in 1997 een zelfstandige onderneming werd, werd dat besef ook daadwerkelijk vertaald in beleid. Duurzaamheid kreeg een plaats in het mission statement van Thermphos. De directie heeft toen gezegd dat als we continuïteit voor de onderneming willen, we óók maatschappelijk op een goede manier zullen moeten werken. Het gaat niet alleen om productie van fosfor en fosforproducten om daar geld mee te verdienen op korte termijn, maar ook om een maatschappelijke bijdrage op langere termijn: voortbestaan van de onderneming en dus werkgelegenheid”. Er is een milieustrategie ontwikkeld waarin het opnieuw aanwenden van ‘afvalstoffen’ van de klanten (Thermphos spreekt liever van alternatieve of secundaire grondstoffen) een belangrijk onderdeel is. Hoewel daarmee goede resultaten worden geboekt, blijkt dit aanzienlijk moeilijker dan werd gedacht. Logistiek heeft Thermphos het grote voordeel dat het in het havengebied van Vlissingen-Oost uitstekend bereikbaar is per schip. Het probleem zit,
volgens Van den Bremen, dan ook vooral in de discussie: zijn die reststoffen nu wel of niet afval? ”De overheid drukt er meteen het stempel afval op en dat geeft allerlei problemen. Afval mag bijvoorbeeld niet zondermeer over de landsgrenzen worden getransporteerd. En er is nog een probleem; sommige secundaire grondstoffen bevatten zink en koper die weer voor problemen zorgen bij het hergebruik, in de productie. Van al die problemen zeggen wij overigens: die moeten we proberen op te lossen. Samen met de overheid bijvoorbeeld zoeken we nu naar manieren om die reststoffen toch verantwoord en zorgvuldig aan te wenden voor hergebruik”. Belangrijke methode daarbij is die van de zogenoemde schaduwprijs. Grondgedachte daarvan is dat er een prijs wordt verbonden aan het effect dat een bepaalde stof of emissie op het milieu heeft. Als een bedrijf als Thermphos nu een stof terugneemt die daardoor niet meer in het milieu terechtkomt, is dat dus winst. ”Als je er op die manier naar gaat kijken dan ziet onze economische wereld er iets anders uit” stelt Van den Bremen. ”Dan is het nog niet opgelost, want we moeten als bedrijf natuurlijk wel voldoende winst maken om te kunnen overleven, maar het is een eerste stap op weg naar een andere manier van denken over hergebruik”. Bron: Port News, Terneuzen, Vlissingen. Port Promotion Council Zeeland, oktober 2002.
Er wordt veel over duurzaamheid gepraat en geschreven, maar hoe is het met het duurzaamheidsdenken en -handelen in de Nederlandse bedrijven gesteld? Het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO) is sinds twee jaar bezig met het programma ‘Van financieel naar duurzaam rendement’. Twintig bedrijven uit verschillende sectoren werken samen om duurzaamheid in hun bedrijf vorm en inhoud te geven. Uit dit onderzoek zijn de volgende conclusies, of leerervaringen te trekken (www.nido.nu):
Leerervaring 1: Duurzaam ondernemen is geen trucje Duurzaam ondernemen vergt een nieuwe positiebepaling van het bedrijf ten opzichte van zijn omgeving. Dat is een zoektocht. Er is geen vastomlijnde set van uitgangspunten die klakkeloos in het bedrijf toegepast kunnen worden.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
presteren. Om dit te kunnen realiseren zullen er ook in de besturen van ondernemingen veranderingen plaatsvinden. Zo is te denken aan een bredere vertegenwoordiging uit de samenleving: werknemers, klanten en toeleveranciers, kortom een bredere vertegenwoordiging van stakeholders.
17
Leerervaring 2: Duurzaam ondernemen vergt drie typen keuzes
Leerervaring 6: Duurzaam ondernemen is een streefdoel
Duurzaam ondernemen vergt van het bedrijf drie typen keuzes, namelijk ten aanzien van: Principes: Hoe is een verstandige balans te vinden tussen People, Profit en Planet? Processen: Welke interne en externe processen moeten in gang gezet worden om duurzaam ondernemen te implementeren? Resultaten: Welke concrete resultaten boeken bedrijven op het gebied van duurzaam ondernemen, uitgedrukt in kwantitatieve en kwalitatieve prestatie- en procesindicatoren?
In principe is een bedrijf voortdurend op weg naar duurzaam ondernemen. Telkens opnieuw moet van de maatschappij de ‘license to operate’ verkregen moeten worden. Wel is het mogelijk om op basis van bedrijfsvergelijking -weliswaar op basis van subjectieve criteria- te beoordelen of een bedrijf duurzamer onderneemt dan het andere.
Er is weinig kennis in de zin van systematiek en methoden om aan de slag te gaan met duurzaam ondernemen in bedrijven. Enig houvast hadden de bedrijven aan de internationaal ontwikkelde richtlijnen voor rapportage over duurzaam ondernemen in het kader van het Global Reporting Initiative (GRI) (zie pagina 32), maar deze hebben een generiek karakter en maken daardoor sectorspecifieke en bedrijfsspecifieke kenmerken van bedrijven niet zichtbaar.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Leerervaring 4: Duurzaam ondernemen vereist een integrale aanpak op strategisch niveau
18
Ondanks het feit dat bedrijven aandacht schenken aan aspecten van duurzaam ondernemen (milieuzorg, personeelsbeleid en financiële resultaten) ontbreekt het aan een strategische inbedding van de drie aspecten van duurzaam ondernemen: People, Profit en Planet. Duurzaam ondernemen vereist een verschuiving van aandacht voor aspecten van duurzaam ondernemen op operationeel niveau naar een integrale aanpak op strategisch niveau.
Leerervaring 5: Duurzaam ondernemen moet systematisch worden aangepakt Om greep te krijgen op het complexe begrip duurzaam ondernemen is een systematische aanpak nodig. Daarom is in samenwerking met de deelnemende bedrijven een stappenplan duurzaam ondernemen ontwikkeld.
In alle stappen op weg naar duurzaam ondernemen is communicatie essentieel. Naarmate het programma vorderde realiseerden de deelnemende bedrijven zich steeds meer dat het creëren van intern draagvlak middels interne communicatie in de bedrijven een belangrijke voorwaarde is om überhaupt extern te kunnen laten zien dat het bedrijf aan de slag is met duurzaam ondernemen.
Bij Leolux is duurzaamheid een spannende uitdaging Leolux Meubelfabriek B.V. te Blerick kreeg van de Stichting Natuur en Milieu in 2000 een ereplaats in de ‘Bedrijfsagenda voor de toekomst. Duurzaamheid als de doelstelling van het strategisch ondernemingsbeleid’. In het jaarboek 2001-2002 van Leolux schrijft het bedrijf: ”het creëren van producten met een vleugje eeuwigheidswaarde is moeilijk, maar juist daarom een spannende uitdaging”. Bij Leolux leidde zorgvuldig ketenbeheer bij de leerproductie tot vele aanpassingen: betere zorg van de veehouder levert huiden van een betere kwaliteit, zorgvuldig snijden geeft minder snijverliezen en minder looiwerk. Dit vergde samenwerking met de looierij, huidenhandel, de slachterijen en het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren. Een zorgvuldige productontwikkeling leidde tot een bezuiniging in het gebruik van hout en purschuim. Ook de P van People wordt serieus genomen. In het genoemde jaarboek volgen onder de titel ‘mensen maken Leolux’, veertien medewerkers met hun bijdrage aan, en visie op het bedrijf. Bron: Het Financiële Dagblad, 3 mei 2002.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Leerervaring 3: Duurzaam ondernemen staat nog in de kinderschoenen
Leerervaring 7: Duurzaam ondernemen kan niet zonder communicatie
19
In het boek Duurzaam Ondernemen. Strategie van bedrijven van Keijzers et al. (2002), zijn elf bedrijven beschreven die op weg zijn naar duurzaam ondernemen. Het gaat om Coca-Cola Enterprises Nederland B.V., DSM N.V., Hendrix Meatgroup (HMG)/Nutreco, Rabobank Groep, Suiker Unie, Ytong Nederland B.V., Akzo Nobel N.V., ING Groep, Heineken N.V., Nuon N.V. en Van Melle N.V. De onderzoekers komen tot de volgende conclusies:
Om duurzaam ondernemen tot stand te brengen is een veranderingsproces noodzakelijk; daarbij staan leren en cultuurverandering centraal. In dit hoofdstuk zijn enkele onderzoeken beschreven over de stand van zaken in Nederland op het gebied van duurzaam ondernemen. Daaruit blijkt dat er diverse initiatieven ontplooid zijn door verschillende typen bedrijven. Uit de leerervaringen tot nu toe kunnen lessen voor de toekomst getrokken worden.
1 De bedrijven koppelen milieumanagement aan ‘eigen’ organisatiekenmerken. 2 De koplopers onder de onderzochte bedrijven werken intern en extern aan integratie van milieuaspecten in alle bedrijfsonderdelen, en in de relatie met andere schakels in de keten. 3 De integratie bij de onderzochte bedrijven van duurzaamheid in de ondernemingsstrategie kent een aarzelend begin, en heeft nog niet in alle gevallen een integraal perspectief op de aspecten van people, planet en profit. 4 Er bestaat bij de onderzochte bedrijven op grond van bedrijfseconomische argumenten terughoudendheid om nieuwe duurzame technologie verder te ontwikkelen en in de ondersteuning en in de keten te introduceren. 5 De externe dialoog wordt vaak defensief, met het oog op reputatiemanagement, aangegaan. Zowel bij de ondernemingen als bij de stakeholders zijn de vaardigheden voor een proactieve dialoog nog in ontwikkeling. 6 Herschikking van ondernemingsgrenzen en shareholders capitalism zijn twee internationale trends die het ontwikkelingsproces van duurzaam ondernemen voorzien van zowel remmende als stimulerende impulsen.
20
Conclusie In dit hoofdstuk is de relatie tussen economie en duurzaamheid besproken. De economische wetenschap heeft zich langdurig beziggehouden met milieuvraagstukken. Neoklassieke economen zien als oorzaak van milieuproblemen het falen van de markt. Internaliseren van externe kosten zou voor dit probleem een gedeeltelijke oplossing zijn. In de evolutionaire economie wordt de opvatting gehuldigd dat beslissers over een beperkte rationaliteit en daardoor niet over perfecte informatie beschikken om beslissingen te nemen. Bedrijven werden in de (neoklassieke) economie veelal als een black box gezien, tegenwoordig worden bedrijven omschreven als entiteiten waarbinnen complexe besluitvormingsprocessen plaatsvinden. In deze vakreview is de insteek voor duurzaam ondernemen gekozen omdat daarbij vrijwel alle aspecten van de bedrijfsvoering aan de orde komen. Bovendien heeft economieonderwijs aan HBO-instellingen een sterke bedrijfseconomische invalshoek.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
2.4
21
Economie in het HBO onderwijs en de plaats van duurzaamheid daarin
Economie in het HBO
3
3.1
Economie wordt op veel HBO-instellingen gegeven. Uit de ten behoeve van deze vakreview uitgevoerde inventarisatie blijkt dat op circa dertig hogescholen één of meerdere economieopleidingen aangeboden worden. De meest voorkomende opleidingen zijn:
22
Bron: studiegidsen en websites, zomer 2002
In tegenstelling tot het economieonderwijs op universiteiten komt een opleiding Algemene Economie in het HBO nauwelijks voor. De HBO-economie opleidingen hebben veelal organisaties als studieobject, waarbij bedrijven een belangrijke plaats innemen. Op grond van bovenstaand overzicht is besloten om in deze vakreview vier opleidingen die veelvuldig voorkomen, nader te beschouwen: Bedrijfseconomie, Commerciële Economie, International Business and Languages en Management, Economie en Recht. Veel elementen (vakken, modulen) uit de andere opleidingen zijn terug te vinden in de in deze vakreview beschouwde vier opleidingen.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Tabel 1: Inventarisatie HBO economieopleidingen
23
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Er is een grote variëteit te zien in de organisatie van het curriculum. Naast colleges en projectonderwijs zijn ook stages, afstudeeropdrachten, bedrijfsbezoeken en gastcolleges in de meeste curricula terug te vinden. Het onderwijs wordt in modules, blokken en semesters ingedeeld. In het zogenaamd taakgericht onderwijs wordt gewerkt met opdrachten (de zogenaamde leertaken) en er zijn blokken met leerlijnen. Ook probleemgestuurd onderwijs komt voor. Onderwijs kan ingericht zijn in de vorm van thema’s waarbij een thema een bundeling is van bij elkaar behorende kennis, praktijk en inzicht. Binnen deze grote variëteit zijn twee trefwoorden te onderscheiden, namelijk praktijkgericht en projectmatig. Kenmerkend voor het HBO is dat de voeling met, en de input vanuit de praktijk van organisaties aanwezig moet zijn. HBO-studenten zijn in het algemeen praktisch ingesteld en leren aan de hand van praktijkgerelateerde onderwerpen. Door deze onderwerpen in de vorm van projecten aan te bieden worden verschillende vaardigheden ontwikkeld.
24
De verschillende economieopleidingen in het HBO weerspiegelen in grote lijnen de functies die binnen organisaties te onderscheiden zijn. De management (strategische) functie is terug te vinden in de opleiding Management, Economie en Recht. De financiële functie in de opleiding Bedrijfseconomie, de marketingfunctie in de opleiding Commerciële Economie en de communicatiefunctie in de opleiding Communicatie. De personeelsfunctie is ook bij Management, Economie en Recht terug te vinden. In de vier nader te beschouwen economische opleidingen is een aantal zogenaamde generieke vakken te onderscheiden; vakken die in een of andere vorm in elke economieopleiding aan de orde komen. Deze generieke vakken zijn: • Omgeving en Bedrijf • Algemene Economie • Integraal Management • Managementvaardigheden en Leidinggeven • Human Resource Management • Statistiek en Informatiekunde. In de volgende paragraaf worden de vier geselecteerde opleidingen kort geschetst.
De opleidingen nader beschouwd Bedrijfseconomie
3.2 3.2.1
Bedrijfseconomie, ook wel ‘Financieel Management’ genoemd, heeft als invalshoek de financiële kant van organisaties. Een bedrijfseconoom verwerkt gegevens uit een bedrijf tot informatie op grond waarvan men beslissingen neemt over kosten, investeringen, financiering, belastingkwesties, personeel, voorraadbeheer et cetera. Dit geldt niet alleen voor profit bedrijven, ook instellingen zoals gemeenten moeten over adequate financiële informatie beschikken om gezond blijven. Een bedrijfseconoom is het financiële brein van een organisatie. Hij of zij zorgt ervoor dat het bedrijf een goed overzicht heeft van de financiële situatie en bewaakt deze. Daarbij is het noodzakelijk zowel het management te adviseren en te ondersteunen als collega’s van andere afdelingen te informeren. Daarnaast is het vaststellen van het financiële beleid op lange en korte termijn van belang. Bovendien is de bedrijfseconoom verantwoordelijk voor de uitvoering en de controle van dit beleid. De bedrijfseconoom moet niet alleen de cijfers op een rij hebben, hij of zij moet ook op een heldere en begrijpelijke manier aan het management kunnen rapporteren. De vakken die in de opleiding Bedrijfseconomie centraal staan naast de generieke economievakken, zijn: Kosten en Budgetten, Financieel Management, Bestuurlijke Informatievoorziening, Verslaggeving, Logistiek en Bedrijfssimulatie, Commerciële Dienstverlening en Accountancy.
Commerciële Economie Commerciële Economie of Marketing, heeft te maken met het afstemmen van producten of diensten van bedrijven en organisaties, op de behoeften en wensen van de afnemers. De marketeer moet er voor zorgen dat vanaf de productontwikkeling rekening gehouden wordt met de ontwikkelingen in de markt. Daarbij is de manier waarop het bedrijf zich presenteert van groot belang. Een marketingmedewerker zorgt ervoor dat het product via de juiste distributiekanalen bij de afnemers komt en dat het product gepromoot wordt, bijvoorbeeld door reclame en verkoopacties. Op die manier moet het product positief bekend worden, een positief imago krijgen en verkocht worden. Marketingactiviteiten komen in alle bedrijven voor: van overheidsbedrijven tot het bedrijfsleven.
3.2.2
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
De organisatie van het onderwijs en de wijze waarop onderwijs gegeven wordt verschilt per hogeschool en zelfs per opleiding en is voortdurend in beweging. In het HBO wordt op dit moment de slag gemaakt naar competentiegericht leren. Bij deze vorm van leren speelt niet alleen kennis een rol, maar ook de houding en vaardigheden van de studenten. Het gehele curriculum dient gericht te zijn op het bereiken van competenties bij studenten; deze moeten in staat zijn de verworven kennis in verschillende contexten te gebruiken.
25
Commerciële Economie) en Recht (Sociaal Recht, Privaat Recht, Economisch Recht, Staats- en Bestuursrecht, Internationaal Recht, Belastingrecht).
Aandacht voor duurzaamheid in de economieopleidingen
3.2.3
International Business and Languages / International Business and Management Studies Deze studies zijn gericht op functies in de internationale economie. International Business managers op HBO-niveau moeten in staat zijn zich in minstens drie vreemde talen correct uit te drukken. Ze moeten verder in staat zijn om over taalen cultuurbarrières heen contacten te leggen en te onderhouden. Daarnaast zijn de afgestudeerden goed getraind in verschillende communicatie-, marketings- en managementvaardigheden. Ze kunnen kennis voortdurend actualiseren en flexibel inspelen op nieuwe situaties en leren zich snel aan veranderde situaties aan te passen. De vakken die in de opleiding International Business and Languages/International Business and Management Studies centraal staan zijn: Talen (vreemde talen, landen en culturen, taalbeheersing), Economie (Algemene Economie, Internationale Economie, Bedrijfseconomie, Import en Export, Marketing), Management en Organisatie, Internationaal Recht, Communicatie (PR en voorlichting, communicatieve vaardigheden) en Internationaal Relatiemanagement.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
3.2.4
26
Management, Economie en Recht De opleiding Management, Economie en Recht leidt op tot managers, generalisten die goed in kunnen spelen op veranderingen in bedrijven en processen. Dit zijn personen die nieuwe ontwikkelingen in gang kunnen zetten en daar de juiste kennis en houding voor hebben. Het unieke van de opleiding zit in de integratie van de drie componenten: Management, Economie en Recht. In de M-component komt het bedrijfskundige aspect tot uitdrukking: hoe wordt een bedrijf georganiseerd? Op de gebieden van economie en recht is de MER-afgestudeerde een volwaardige gesprekspartner van bedrijfseconomen, marketeers of juristen. Met de hulp van deze elementen is de MER-afgestudeerde in staat een onderneming of bedrijf te managen. De vakken die in de opleiding Managent, Economie en Recht naast de generieke vakken, centraal staan zijn: Management en Organisatie (Organisatie/psychologie, Personeelsmanagement), Economie (Algemene Economie, Bedrijfseconomie,
3.3
De enquête en interviewronde hebben duidelijk gemaakt dat aandacht voor duurzaamheid in het HBO-onderwijs bij lange na geen gemeengoed is. Slechts incidenteel wordt in bepaalde vakken expliciet aandacht aan duurzaamheid geschonken. Dat heeft vooral te maken met het feit dat duurzaamheid een relatief nieuw ‘vakgebied’ is voor hogescholen. Het begrip duurzaamheid heeft in feite pas eind jaren tachtig bij het verschijnen van het Brundtland rapport (1987) de inhoud gekregen die het nu heeft (zie hoofdstuk 2). Het Handvest Duurzaamheid HBO dateert van 1999, maar door het ontbreken van ervaring konden de ondertekenaars toen vrijwel niet beschikken over studiemateriaal en literatuur gericht op integratie van duurzaamheid in de opleidingen. Voor de technische opleidingen is in betrekkelijk snel tempo studiemateriaal ontwikkeld zoals boeken en modulen (Van Kasteren, 2002, Basismodule Brabant, OU Oriëntatiemodule Duurzame Ontwikkeling Factor 5, 2001), terwijl dat voor de economie opleidingen niet het geval was. Op dit moment bestaat er bijvoorbeeld nog steeds geen goed studieboek op HBO-niveau over duurzaam ondernemen. Het Handvest Duurzaamheid heeft er wel toe geleid dat een aantal hogescholen het streven naar duurzaamheid (in de opleidingen) in hun missie verwoord hebben. Dit moet zich in de meeste gevallen nog vertalen naar de inhoud van het onderwijs en in de na te streven competenties van studenten en afgestudeerden. Wel is zo de voedingsbodem gelegd voor daadwerkelijke aandacht voor duurzaamheid in de opleidingen.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
De vakken die in de opleiding Commerciële Economie centraal staan naast de generieke vakken, zijn: Marketing, Sales en Beroep, Bedrijfskunde, Talen, Commerciële en Communicatieve Vaardigheden.
27
”De Hogeschool Zeeland is een innovatief en ondernemend kennisinstituut... Zij doet dit in een nauwe relatie met andere kennisinstituten en door te excelleren en zich te positioneren op, aan water en duurzaamheid gerelateerde kennisdomeinen…” ”Fontys wil haar opdracht tot het stimuleren van kennis in een bredere context plaatsen: zij rekent het welzijn van studenten en medewerkers en de duurzaamheid van haar maatschappelijke omgeving tot haar verantwoordelijkheid. Onderwijs is ook het ontwikkelen van waarden; idealisme bij de vorming van mensen die in staat zijn verantwoordelijkheid te dragen in een open democratische samenleving. Nadenken en praten over beroepsethiek en zingeving horen daarbij”.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Uit de enquêtes is naar voren gekomen dat regelmatig -in met name het eerste jaar- het vak (bedrijfs)ethiek voorkomt waarin aandacht besteed wordt aan normen en waarden. Een hogeschool heeft bijvoorbeeld eerstejaars studenten gevraagd om in een paper situaties in de eigen organisatie (vakantiewerk, weekendwerk) te analyseren die met ethische dilemma’s te maken hebben. Na een eerste reactie van studenten dat daar in hun organisatie geen sprake van is, verschenen er in de papers verhalen over fraude, privé kopiëren, onterechte ziekmeldingen, het gebruik van de bedrijfsauto voor privé doeleinden, verboden lozingen, verschrijvingen, etcetera. Genoeg stof voor discussie dus.
28
Omdat duurzaamheid een relatief nieuw aandachtsgebied is, is de vraag relevant wáár precies aandacht aan geschonken moet worden en op welke wijze. De inhoud van het begrip duurzaamheid is niet eenduidig gedefinieerd en in hoofdstuk 2 is uiteengezet dat niet te bepalen is, wanneer ondernemen nu op een duurzame wijze plaatsvindt. Het is daarom niet mogelijk (en ook niet wenselijk) om exact aan te geven wat ‘aan duurzaamheid’ in economieopleidingen aan de orde zou moeten komen. Bij het ene vak zal het accent meer moeten liggen op milieuaspecten, terwijl in een ander vak vooral op de menselijke factor ingegaan moet worden. Het gaat erom dat duidelijk wordt dat duurzaam ondernemen een proces is op weg naar een duurzame samenleving waarvan de eindsituatie niet eenduidig beschreven kan worden (of niet bestaat). Bovendien is er geen ‘one best way of organising’; meerdere wegen kunnen tot hetzelfde resultaat leiden. Idealiter zou wat duurzaam ondernemen is, een uitkomst moeten zijn van het leerproces in plaats van een vooraf omschreven situatie. Dit raakt aan de discussie of onderwijs een middel is om een bepaald doel te bereiken (in dit geval duurzaamheid) -de instrumental view-, of dat onderwijs bedoeld is voor de creatie
en ontwikkeling van normen en waarden -de educational view- door studenten (Sterling, 2001). In de Westerse wereld is de instrumentele visie dominant. Zo is ook in het Handvest Duurzaamheid HBO en het Copernicus Charter het bereiken van een duurzame samenleving door middel van onderwijs het uitgangspunt. Ondanks deze constatering kan de wijze waarop onderwijs gegeven wordt ook bijdragen aan de ontwikkeling van waarden en normen. In de discussie over competent gericht onderwijs zijn de duurzaamheidcompetenties nog niet duidelijk geformuleerd. Tijdens de in hoofdstuk 1 genoemde Ronde Tafel van 30 oktober 2002 over duurzaamheid in het economieonderwijs, is een aanzet gegeven tot de formulering van competenties op het gebied van duurzaamheid. In het Handvest Duurzaamheid wordt gesteld dat studenten, duurzaamheiddimensies van hun vakgebied moeten kennen, in samenhang kunnen bezien en in hun latere beroepspraktijk moeten kunnen hanteren. Tijdens de Ronde Tafel zijn de volgende kernwoorden geformuleerd voor de duurzaamheidcompetenties van een afgestudeerde HBO-er economie: • met beide benen midden in de maatschappij staan, kennis hebben van relevante milieu, economische en sociale aspecten en hierin een afweging durven maken nu en in de toekomst • creatief en innovatief denken • flexibel zijn • lef hebben • conceptueel kunnen denken • inspireren en laten inspireren • betrokkenheid hebben • initiëren en sturen • reflexief zijn • brede visie ontwikkelen • continue verbetering nastreven • buiten kaders denken • omgaan met en inspelen op verschillende culturen • lokaal en globaal denken. Het zal duidelijk zijn dat naast vakinhoudelijke kennis vooral vaardigheden gewenst zijn die niet alleen in een traditionele vorm van onderwijs gerealiseerd kunnen worden. Daarom is de wijze waarop en de methodieken die bij het onderwijs gebruikt worden zo belangrijk om de genoemde competenties te bereiken.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Fragment uit de missies van Hogeschool Zeeland en Fontys Hogescholen
29
Conclusie Economie is een veel voorkomende opleiding bij hogescholen, dat geldt met name voor Bedrijfseconomie, Commerciële Economie, International Business and Languages en Management, Economie, Recht. Deze opleidingen hebben in het algemeen organisaties als studieobject. Een ten behoeve van deze vakreview uitgevoerde inventarisatie laat zien dat er een grote variëteit aan onderwijs (inhoud en methodieken) in het HBO is, met als twee belangrijke kenmerken praktijkgericht en projectmatig. Aandacht voor duurzaamheid is in het HBO nog slechts incidenteel. Het Handvest Duurzaamheid HBO dateert van 1999, sinds die tijd zijn veel initiatieven op gang gekomen.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Verschillende hogescholen hebben het streven naar duurzaamheid in hun missie opgenomen en de vertaling naar het onderwijs is in de meeste gevallen in volle gang. Voor deze vertaling is geen eenduidig recept, er zijn vele mogelijkheden om duurzaamheid in het onderwijs vorm te geven. Tenslotte is aandacht geschonken aan de competenties op het gebied van duurzaamheid die afgestudeerden zouden moeten bezitten. Deze competenties variëren van flexibiliteit en het in staat zijn buiten de eigen kaders te denken, tot het kunnen ontwikkelen van een brede visie.
30
Suggesties voor duurzaamheid in het economieonderwijs
Inleiding
4
4.1
Dit hoofdstuk bevat suggesties voor duurzaamheid in het economieonderwijs aan HBO-instellingen. Begonnen wordt met ideeën voor vakken die in vrijwel alle opleidingen voorkomen. Daarna worden suggesties gegeven voor de opleidingsspecifieke vakken. Uitdrukkelijk wordt hier vermeld dat niet getracht is een uitputtende lijst te maken. Volledigheid op het gebied van duurzaam ondernemen is nauwelijks mogelijk, daarvoor is het fenomeen te complex en veelomvattend.
Suggesties voor generieke vakken
4.2
In de generieke vakken zou het begrip duurzaam ondernemen aan de orde moeten komen. Waarom is duurzaam ondernemen van belang? Welke omstandigheden hebben tot het concept van duurzaam ondernemen geleid? Hoe wordt aan het concept vorm en inhoud gegeven? Aangehaakt kan worden bij actuele gebeurtenissen zoals in 2002 de World Summit on Sustainable Development (WSSD) in Johannesburg waar veel over de rol van het bedrijfsleven gesproken is. In de niet-generieke vakken kan dan dieper op de relatie met de eigen richting ingegaan worden. Hoe kan bijvoorbeeld de marketingfunctie bijdragen aan duurzaam ondernemen, of welke rol kan de financiële afdeling daarin spelen? Een hulpmiddel om duurzaamheidaspecten inzichtelijk te maken kan het zogenaamde Global Reporting Initiative (GRI) zijn. Het GRI bevat een groot aantal richtlijnen om duurzaamheidprestaties van bedrijven te meten en is vooral vanuit de financiële wereld afkomstig (zie ook paragraaf 4.3.1.). Deze richtlijnen kunnen een bedrijf inzicht geven in het brede begrip duurzaamheid. Het GRI bestaat uit een uitgebreide lijst van prestatie-indicatoren verdeeld over vier hoofdaandachtspunten. Deze zijn beleid en management (inclusief interne en externe communicatie), economische aspecten van het ondernemerschap, milieuaspecten van het ondernemerschap en sociale aspecten van het ondernemerschap (zie www.globalreporting.org/GRIGuidelines/2002/gri_2002-guidelines.pdf ). In de Guidelines 2002 zijn de volgende aspecten opgenomen:
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
3.4
31
Aspect Direct economic impacts
Environmental
Social
Labour practices and decent work
Customers Suppliers Employees Providers of capital Public sector Materials Energy Water Biodiversity Emissions, effluents, and waste Suppliers Products and services Compliance Transport overall Employment Labour/management relations Health and safety Training and education Diversity and opportunity
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Human rights
32
Society
Product responsibility
Tabel 2 GRI Guidelines 2002
Strategy and management Non-discrimination Freedom of association and collective bargaining Child labour Forced and compulsory labour Disciplinary practices Security practices Indigenous rights Community Bribery and corruption Political contributions Competition and pricing Customer health and safety Products and services Advertising Respect for privacy
Deze lijst is uitgebreid, met name wat de sociale aspecten betreft. De lijst is niet gedifferentieerd naar sector. Verschillende sectoren zoals het bankwezen, zijn bezig de guidelines voor de eigen sector te vertalen, zodat deze richtlijnen meer praktische waarde voor bedrijven in een bepaalde bedrijfstak hebben. Het NIDO heeft in samenwerking met 20 bedrijven een zogenaamde Sustainability Score Card samengesteld. Aan de hand van deze scorecard kunnen bedrijven hun mate van duurzaam ondernemen bepalen. Op dit soort meetinstrumenten is veel kritiek mogelijk, feit is wel dat ze inzichtelijk maken dat duurzaam ondernemen geen vage notie is. Hiermee is een handvat geboden om het concreet te maken. Bovendien wordt de complexheid van het begrip ook duidelijk; zowel de People, Planet als Profit aspecten zijn in dit meetinstrument opgenomen.
Omgeving en bedrijf Dit vak leent zich uitstekend om maatschappelijke ontwikkelingen aan de orde te stellen die geleid hebben tot de noodzaak van duurzaam ondernemen (zie ook paragraaf 2.3). De stakeholderbenadering is een aantrekkelijke manier om duidelijk te maken dat de omgeving van een organisatie een belangrijke rol speelt in de te kiezen strategie. Stakeholders beĂŻnvloeden bedrijven zowel direct als indirect op verschillende manieren. Bedrijven moeten rekening houden met de belangen en eisen van deze stakeholders. Een systematische analyse van deze belangen en eisen leidt tot de te volgen strategie ten aanzien van verschillende groepen en het daarop af te stemmen bedrijfsbeleid (zie ook figuur 2 op pagina 14).
Algemene Economie In dit vak kan de problematiek van milieu als schaarste aan de orde komen. Ook de wijze waarop economen tegen het milieu (en duurzaamheids-)probleem aankijken past hier goed bij (zie opmerkingen daarover in hoofdstuk 2.2). Andere onderwerpen zijn bijvoorbeeld de rol van de overheid -goed te illustreren aan de hand van de Nationale Milieubeleidsplannen-, de verdeling van zowel nationale als internationale welvaart, de wijze van meten van het Nationaal Inkomen, de Human Development Index (een index om de verdeling van de welvaart -wereldwijd- in kaart te brengen) et cetera.
Integraal Management Hier kan aandacht besteed worden aan de strategische waarde van duurzaamheid, de formulering van duurzaamheidstrategieĂŤn en de afstemming van de verschillende functies in een bedrijf op de gekozen strategie. Het in 2000 verschenen SER-rapport De Winst van Waarden kan bijvoorbeeld als literatuur gebruikt worden. Hierin wordt onder andere gepleit voor het als core business beschouwen van duurzaam ondernemen. Bij dit vak horen ook de begrippen ketenanalyses,
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Category Economic
33
Managementvaardigheden en Leidinggeven De (duurzaamheid)competenties die in de vorige paragraaf genoemd zijn, leggen veel nadruk op creativiteit, veranderingsgezindheid en flexibiliteit. Dit betekent dat een manager deze competenties naar boven moet halen, ze moet koesteren, stimuleren en toepassen in de wijze waarop leiding wordt gegeven. In dit vak moet daar dus de nadruk op liggen (zie ook kader pag. 35).
Human Resource Management
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
In dit vak wordt aandacht besteed aan personeel als strategische factor en als sociaal kapitaal. Instrumenten hiervoor zijn bijvoorbeeld persoonlijke ontwikkelingsplannen, organisatieontwikkeling, de ARBO-wetgeving en bedrijfshulpverlening. Inmiddels hebben heel wat bedrijven opleidingen en trainingen op het gebied van duurzaamheid. Als een bedrijf of organisatie een duurzame strategie heeft, heeft dit consequenties voor het personeelsbeleid. Commitment van de top is belangrijk, maar de medewerking en het enthousiasme van medewerkers eveneens. Een methodiek die de laatste jaren wel toegepast wordt is die van de zogenaamde ecoteams, vergelijkbaar met ecoteams op het niveau van huishoudens. In teams, bijvoorbeeld per afdeling, worden mensen uitgedaagd om uit te zoeken hoe op de afdeling duurzamer gewerkt kan worden. Een vergelijking van de resultaten van de verschillende afdelingen kan stimulerend werken. ARBO-vraagstukken lijken met name van toepassing op productiebedrijven, maar ook in dienstverlenende organisaties waar computergerelateerde aandoeningen kunnen optreden, is aandacht voor arbeidsomstandigheden van groot belang.
34
Als trefwoorden van het economieonderwijs zijn praktijkgericht en projectmatig genoemd. Dit biedt de mogelijkheid om in cases en projecten duurzaamheid in te bouwen. Een goed voorbeeld hiervan is de mini-onderneming.
De mini-onderneming: Brug tussen theorie en praktijk Een mini-onderneming geeft studenten die een beroepsopleiding volgen de gelegenheid een eigen bedrijfje op te zetten en te runnen gedurende ĂŠĂŠn schooljaar. Per mini-onderneming kunnen acht tot zestien studenten deelnemen. Zij bepalen welk product ze gaan leveren en zijn zelf verantwoordelijk voor de organisatie, de boekhouding en het management. De mini-ondernemers moeten voor hun eigen bedrijfskapitaal zorgen door het uitgeven van aandelen. Het startkapitaal mag niet groter zijn dan 1500 euro. Mini-ondernemingen vormen niet alleen een goede voorbereiding op het zelfstandig ondernemerschap, maar zorgen er ook voor dat jongeren als ondernemende werknemers beter opgeleid en met de juiste werkmotivatie in het bedrijfsleven aan de slag kunnen.
Leren ondernemen Een eigen bedrijf biedt jongeren veel uitdaging en verantwoordelijkheid, maar geeft ze ook de vrijheid zelf te bepalen hoe ze de dingen willen doen. Zo bepalen de jonge ondernemers zelf welk product zij gaan leveren. Ze kiezen een naam voor hun onderneming en stellen uit hun midden een managementteam samen. Ze zorgen voor hun eigen bedrijfskapitaal door de verkoop van aandelen, verrichten een marktonderzoek en schrijven ter voorbereiding van hun onderneming een ondernemingsplan. Aan het einde van het studiejaar wordt de balans opgemaakt en verantwoording afgelegd aan de aandeelhouders. Dan blijkt of de mini-onderneming ook in financieel opzicht succesvol heeft geopereerd, of dat op de door de aandeelhouders beschikbaar gestelde middelen is ingeteerd. Na de uitbetaling aan de aandeelhouders wordt de mini-onderneming geliquideerd.
Coaches Goede begeleiding is van belang voor het succesvol functioneren van een mini-onderneming. De jonge ondernemers worden met raad en daad terzijde gestaan door een docent, een mentor in de persoon van een (oud-)ondernemer en een accountant. Zonder op de stoel van de mini-ondernemers te gaan zitten, delen de ervaren begeleiders hun praktische kennis van marketing, management, productie, personeel en accountancy met de jongeren. Bron: www.mini-ondernemingen.nl
In een mini-onderneming komen vrijwel alle aspecten van het ondernemerschap aan de orde. Niet alleen bij de keuze van het te verkopen product kunnen duurzaamheidaspecten aan de orde komen, maar ook bijvoorbeeld bij de keuze van de toeleveranciers, afnemers, de financieringsbronnen en de wijze waarop het product op de markt wordt gezet. Ook in het ondernemingsplan moeten deze aspecten aan de orde komen. Daarnaast bieden managementgames mogelijkheden om op praktische wijze met duurzaamheidvraagstukken om te gaan. In dit soort spelen gaat het om de organisatie in het krachtenveld van maatschappelijke veranderingen. Veranderkundige
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
verandermanagement, de lerende organisatie en aandacht voor de personele factor thuis. Onderwerpen op meer tactisch niveau zijn bijvoorbeeld milieuzorgsystemen en ISO-certificering.
35
Voorbeeld opdracht Als concrete opdracht zouden studenten bij een organisatie de mate van duurzaamheid kunnen onderzoeken. De vraagstelling zou kunnen luiden: ”Hoe kunnen in deze organisatie de activiteiten op een meer duurzame wijze plaatsvinden?” Aan de hand van een checklist kan dan als volgt te werk worden gegaan (zie onder andere Bras en Van Dam, 2001): 1 Wat is de missie van de organisatie op het gebied van duurzame ontwikkeling? Is er een mission statement? 2 Welke duurzaamheidaspecten zijn bij deze organisatie te benoemen (zowel voor People, Planet als Profit)? 3 Welke verbeteringen zijn er voor de geïnventariseerde duurzaamheidaspecten te formuleren? 4 Waarom heeft de organisatie voor een proactieve houding ten opzichte van duurzaamheid gekozen? 5 Wordt er gelet op de mate van duurzaamheid bij toeleveranciers en afnemers? 6 Wordt over duurzaamheid zowel intern als extern gecommuniceerd? Op grond van het onderzoek kunnen de studenten voor de onderzochte organisatie een voorstel voor duurzamer ondernemen schrijven.
Tenslotte kan duurzaamheid ook in stageplaatsen en afstudeeropdrachten aan de orde komen. Economiestudenten kunnen op veel terreinen ingezet worden, zowel in algemene zin als per bedrijfsfunctie.
4.3
Suggesties per opleiding
4.3.1
Bedrijfseconomie Verslaglegging Een behoorlijk aantal ondernemingen kent inmiddels een maatschappelijk jaarverslag en de verificatie van deze verslagen wordt steeds belangrijker voor accountantskantoren. De vijftig grootste bedrijven in Nederland rapporteren heel uiteenlopend over duurzaam ondernemen. Uit een onderzoek van adviesbureau Berenschot (2002), blijkt dat een groep van elf ondernemingen helder is over het duurzaamheidsbeleid, terwijl een groep achterblijvers van tien bedrijven helemaal niets openbaar maakt over people, planet en profit. De koplopers zijn: ABN Amro,
36
DSM, Essent, Gasunie, Heineken, ING groep, Shell, Nuon, Philips, Rabobank en Unilever. Uit het Berenschot-onderzoek blijkt ook dat AEX-fondsen zich per saldo meer bewust zijn van hun maatschappelijke taak dan niet-beursgenoteerde ondernemingen. Van de vierentwintig AEX-fondsen hebben zeventien een gedragscode, van de vijfentwintig niet-beursgenoteerde ondernemingen hebben slechts vier bedrijven een gedragscode. Dit kan onder andere verklaard worden uit de toegenomen communicatie en daarmee gepaard gaande doorzichtigheid van handel en wandel van bedrijven. Beursgenoteerde bedrijven worden snel ‘afgerekend’ op ongewenst gedrag. Eerder is al over het Global Reporting Initiative (GRI) gesproken. Het met de United Nations Environment Programme (UNEP) gelieerde GRI is een algemeen geaccepteerd raamwerk voor duurzaamheidverslaglegging. Het GRI streeft naar een grotere internationale vergelijkbaarheid en geloofwaardigheid van verslagen. Of zoals GRI het zelf stelt in haar visie en mission statement: ”To support global progress towards sustainable development, the Global Reporting Initiative (GRI) Sustainability Reporting Guidelines will become the generally accepted, broadly adopted worldwide framework for preparing, communicating and requesting information about corporate performance. The Global Reporting Initiative (GRI) promotes international harmonization in the reporting of relevant and credible corporate environmental, social and economic performance information to enhance responsible decision-making. The GRI pursues this mission through a multi-stakeholder process of open dialogue and collaboration in the design and implementation of widely applicable sustainability reporting guidelines”. De GRI richtlijnen beogen duurzaamheidverslagen tot stand te brengen die zijn gericht op: • het verschaffen van betrouwbare en relevante informatie aan stakeholders die leidt tot dialoog en onderzoek • goed gedocumenteerde en geaccepteerde verslaggevingprincipes die in elke verslagperiode consistent toegepast worden • het mogelijk maken voor de lezer om het verslag te begrijpen en te vergelijken met andere rapportages • een bruikbare vorm die het management van verschillende organisaties waardevolle informatie verschaft om de interne besluitvorming te verbeteren.
Bestuurlijke informatievoorziening Het vakgebied van ‘environmental management accounting’ is ontstaan toen duidelijk werd dat als gevolg van milieumaatregelen ook kosten bespaard konden worden (Van der Veen, 2000). Dit geldt met name voor preventieve maatregelen. Milieumanagement accounting is te omschrijven als het proces van identificatie,
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
aspecten zijn daarbij van belang. Deze games zijn daarom geschikt om de houding van studenten nader aan de orde te stellen.
37
Kosten en budgetten In dit vak kan het begrip milieukosten aan de orde komen. De definitie, wijze en doel van meten, instrumenten ter bepaling van deze kosten zijn in dit verband van belang. Zowel in de praktijk als in de literatuur (Van der Veen, 2000) bestaat er geen overeenstemming over de definitie van milieukosten. De range van opvattingen loopt van -maatschappelijke- externe kosten, kosten als gevolg van milieuweten regelgeving, tot de kosten van concrete milieumaatregelen. In het algemeen worden milieukosten nogal eens gezien als overheadkosten. De keuze van wat milieukosten zijn, is afhankelijk van het doel van bepaling van deze kosten. Gaat het om interne communicatie, externe communicatie, beleidsformulering, budgettering, onderhandelingen of allocatie van kosten. Traditionele instrumenten zoals activity-based costing, life cycle costing en balance score cards kunnen verrijkt worden wanneer daar ook milieu- of duurzaamheidinformatie in opgenomen wordt. De schaduwprijsmethodiek wordt door bedrijven toegepast om de milieu-effecten van productieproces en producten te monetariseren (zie het voorbeeld van Thermphos, paragraaf 2.3).
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Investeringen
38
Naast het beoordelen van ”gewone” investeringen kan in dit vak aandacht besteed worden aan duurzaamheidinvesteringen. Om de kosten en baten van dit soort investeringen te bepalen worden financiële evaluatietechnieken gebruikt zoals de terugverdientijd en de Netto Contante Waarde (NCW). Beide methodieken hebben naast algemene tekortkomingen-, voor de beoordeling van milieu-investeringen een belangrijk ander nadeel. De positieve effecten van de investeringen zijn vaak pas op lange termijn zichtbaar. Hierdoor leidt zowel de terugverdientijd als de NCW methodiek tot afwijzing van de investeringen. Om dit probleem te ondervangen kunnen bedrijven een fonds creëren ter afdekking van de onrendabele top van investeringen (zoals bijvoorbeeld de snoepfabrikant Van Melle).
Financieel management Banken beoordelen aanvragen voor kredieten steeds meer op duurzame factoren. Naast milieuaspecten worden ook sociale aspecten als kinderarbeid en arbeidsomstandigheden meegenomen. Van oudsher hebben de Triodosbank en de ASN-bank speciale aandacht voor maatschappelijke vraagstukken. Ze zijn kredietverleners voor
bedrijven of projecten met naast een economisch, ook een ideologisch doel. De laatste jaren is dit een issue voor alle banken geworden. De Rabobank bijvoorbeeld biedt financiële producten en diensten aan waarbij een combinatie wordt gezocht tussen het realiseren van sociale, ecologische en economische doeleinden. Deze bank stimuleert duurzame investeringen met kredietverlening, leasing en risicodragend kapitaal. De overheid stimuleert milieuvriendelijk investeren door onder meer verschillende fiscale regelingen; van een extra aftrekmogelijkheid van de fiscale winst tot vrije afschrijvingen op bedrijfsmiddelen. Het Europees Investeringsfonds ondersteunt ondernemers uit het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), die willen investeren op een milieuvriendelijke wijze. Banken verschaffen ondernemers hiertoe financiering met een rentekorting. De laatste jaren is een toename te zien van de interesse van spaarders en beleggers in mogelijkheden om hun geld in te zetten in projecten of bedrijven die duurzame ontwikkeling stimuleren. Banken hebben deze interesse opgepikt door duurzaam sparen en duurzaam beleggen mogelijk te maken. Zo zijn er bijvoorbeeld duurzame obligaties die financiering van milieuvriendelijke projecten mogelijk maken; bij deze obligaties is een belastingvoordeel te behalen. Banken bieden met hun zogenaamde ‘groene fondsen’ de mogelijkheid om geld te beleggen in bedrijven die aan criteria van duurzaamheid voldoen.
De Dow Jones duurzaamheidindex (een samenwerking tussen Dow Jones Indices en Sustainable Asset Management) volgt de prestaties van de top tien van toonaangevende beursgenoteerde ondernemingen uit tweeëntwintig landen die zich bezig houden met duurzaam, maatschappelijk verantwoord ondernemen. Voor de verschillende sectoren zijn vragenlijsten opgesteld. Op de site indexes.dowjones.com/djsgi is verdere informatie te vinden evenals vergelijkingen met de reguliere Dow Jones Index.
Ook op het gebied van verzekeringen speelt duurzaamheid een rol. Naast beleggers spelen ook verzekeraars een rol in het afdekken van milieurisico’s. In de negentiger jaren is de verzekeringswereld diverse malen met oplopende schade-eisen als gevolg van milieurampen en dergelijke geconfronteerd. Dit heeft gevolgen gehad voor de werkwijze van verzekeren. Duurzaam opererende banken en verzekeraars zijn in het algemeen bereid een premiedifferentiatie tussen milieuvriendelijke en duurzame investeringen ten opzichte van niet-duurzame investeringen toe te passen.
Logistiek Bij logistiek spelen altijd meerdere schakels in de keten een rol. In dit vak kan dan ook het ketendenken, of supply chain management behandeld worden. Bij het
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
meten, analyseren, de voorbereiding van, en communicatie over financiële en nietfinanciële milieugegevens. Het gaat dus om informatieverschaffing over duurzaamheid aan het management. In dit verband levert de rapportage volgens het GRI waardevolle informatie over prestatie-indicatoren (zie GRI-indicatoren in vorige paragraaf). Instrumenten als ISO 14031, kunnen ook ingezet worden om het management van informatie te voorzien.
39
op duurzame wijze beheersen van de goederenstroom zijn zaken als minimaliseren van transportstromen en een goede communicatie en afstemming van belang. In de logistiek wordt een steeds grotere efficiency bereikt, mede door schaalvergroting in de productie, distributie en de logistiek zelf (NIDO, 2002). Er wordt een versterkte groei van het goederenvervoer verwacht; de noodzaak van een duurzame logistiek wordt daardoor steeds manifester. Uit een onderzoek van TNO Inro (2000) blijkt dat nog onvoldoende sprake is van een gerichte ontwikkeling van integrale duurzame ketens. TNO pleit er dan ook voor om integrale duurzame logistiek ketens na te streven, met de nadruk op gehele ketens met een brede multidisciplinaire aanpak. In de integrale ketenbenadering spelen retourstromen van consument naar producent een steeds belangrijker rol. Bij deze stromen valt te denken aan transportdragers, verpakkingsmateriaal, afgekeurde producten, emballage en afvalstromen. De retourfase is als een integraal onderdeel van de totale levenscyclus van een product te beschouwen. Hergebruik van goederen, stoffen en materialen heeft een hoge vlucht genomen en zal naar verwachting nog toenemen. De hierdoor toegenomen totale vervoersvraag zal tot nieuwe distributieconcepten (moeten) leiden. Deze concepten kunnen mogelijk zelfs bijdragen aan het efficiënter maken van de totale logistieke keten (NIDO, 2002).
4.3.2
Commerciële Economie
Prijs: Duurzame producten zijn nogal eens duurder dan traditionele producten. Er is veel onderzoek gedaan naar de bereidheid van consumenten om een meerprijs te betalen voor duurzame (biologische) producten. Een bekend voorbeeld is de biologische halfvolle melk van Albert Heijn, die hoewel duurder dan de traditionele melk, een onverwacht hoge omzet genereert. In zijn algemeenheid zijn consumenten bereid duurzaam te kopen bij een (zichtbare) hogere kwaliteit of als er tijdens de levensduur sprake is van lagere kosten (Loomans, 1997). Plaats: Bij plaats gaat het niet alleen om de plaats in de winkel maar om het gehele logistieke systeem. Ook retourlogistiek valt hieronder. Een goede afstemming tussen de verschillende schakels in de keten levert zeer waarschijnlijk een behoorlijke milieuwinst op. Ook de verkrijgbaarheid van producten speelt een belangrijke rol. De verkoop van biologische producten door Albert Heijn heeft er toe geleid dat de totale omzet van biologische producten is toegenomen. Promotie: In de informatievoorziening en reclame over duurzame producten en bedrijf speelt internet een belangrijke rol. Door dit medium is informatie snel verspreid en is het voor bedrijven mogelijk en groot publiek te bereiken. Anderzijds worden bedrijven ook kwetsbaar doordat klanten ‘over de schouder meekijken’. Misstappen van bedrijven of slechte producten zijn zo bekend. Keurmerken vervullen ook de functie van informatieverschaffing over een product. Er bestaan echter zoveel verschillende keurmerken op het gebied van milieu dat het voor consumenten niet eenvoudig is om te beoordelen wat een duurzaam product is.
40
Product: Bij de ontwikkeling van duurzame producten kan de marketeer een belangrijke rol spelen. De voeling met de markt, trends, ontwikkelingen bij concurrenten, wet- en regelgeving et cetera, vormen belangrijke informatiebronnen bij het ontwikkelen en aanpassen van duurzame producten (en verpakkingen). Er is een toenemende aandacht voor product-diensten combinaties waarbij niet het leveren van het product centraal staat maar het vervullen van de dienst of de behoefte. Het aanbieden van complete servicepakketten is vaak succesvol; het vasthouden van de klant tijdens het gebruik van het product is erg belangrijk. Dit geldt met name voor de business-to-business markt, maar ook voor de consumentenmarkt. De milieudruk zal lager zijn bij een verschuiving van producten naar product-diensten combinaties.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Binnen de marketingvakken kan aandacht geschonken worden aan integratie van duurzaamheid in vier P’s: Product, Prijs, Plaats en Promotie. Duurzaamheid kan ingevuld worden door een koppeling te maken met kwaliteit, toegevoegde waarde, prijs, service, status, imago, gezondheid en milieubewustzijn.
41
Vissticks van Unilever Unilever wil alleen verantwoord gevangen vis verkopen. Het bedrijf heeft als doel vanaf 2005 mondiaal alleen nog vis te verkopen die voldoet aan de eisen van het keurmerk van de Marine Stewardship Council (MSC), een internationale organisatie die vissers eisen ten aanzien van netgrootte, quota en vistijden oplegt. Vissticks, goed voor 40% van het totale visaanbod van het bedrijf, zijn voorzien van het MSC-keurmerk. In plaats van koolvis gebruikt Unilever voor zijn vissticks nu een duurdere Nieuw-Zeelandse witvis, de Hoki. Unilever heeft de prijzen van de vissticks niet verhoogd, omdat de consumenten volgens het bedrijf nauwelijks bereid zijn extra te betalen voor meer duurzame producten. Directievoorzitter Van der Waay verwacht wel dat dit gaat veranderen. Als de consument er rijp voor is gaat Unilever de duurzame vissticks duidelijker in de markt zetten en kunnen de winstmarges omhoog. Nu is de introductie van de vissticks nog bescheiden wereldkundig gemaakt met het MSC logo op de achterkant van de verpakking en enkele regels uitleg. Voorlopig promoot het bedrijf de duurzame visproducten niet met een reclamecampagne. Een veel grotere vraag kan Unilever nog niet aan, want er zijn nog weinig leveranciers die aan de eisen voldoen. Bovendien is het bedrijf voorzichtig met het claimen van duurzaamheid. Op termijn denkt men deze voorzichtigheid over boord te kunnen zetten.
‘De Groene Passage. Het winkelhart dat klopt!’ Hogeschool INHOLLAND Rotterdam De Groene Passage is een multifunctioneel 2.000m2 groot winkelcentrum aan de rand van het centrum van Rotterdam. In feite is het een op duurzaamheid gebaseerd winkelcentrum, en het bestaat uit een samenwerkingsverband van acht organisaties die vanuit een gemeenschappelijke (wereld)visie handelen. De interactie tussen de bedrijven onderling heeft een positief versterkende uitstraling. Wekelijks trekt de Groene Passage ongeveer 8.000 bezoekers. Studenten hebben de opdracht gekregen om als groep een marktonderzoek voor een van de bedrijven te doen. Dit moest in samenwerking met andere groepen studenten gebeuren. Vragen die aan de orde kwamen waren onder meer gericht op klantprofielen, klanttevredenheid, de reden van het bezoek, cross-selling (het kopen bij meerdere winkels tijdens een bezoek), concurrenten, de naamsbekendheid, het gebruik van en de affiniteit met internet. Het onderzoek moest resulteren in een marketingcommunicatieplan voor de Groene Passage. De resultaten zijn op een symposium ter gelegenheid van het eerste lustrum van de Groene Passage gepresenteerd.
International Business and Languages / International Business and Management Studies
4.3.3
NRC Handelsblad 27 oktober 2001
Talen en cultuur CommerciĂŤle en communicatieve vaardigheden Bij het opstellen van een marketingplan, mediaplan en een PR-plan kan ook expliciet op duurzaamheid ingegaan worden. Het onder de aandacht brengen van de duurzaamheid van een bedrijf of organisatie en van duurzame producten, vergt meestal een andere insteek dan voor traditionele producten gevolgd wordt. Vaardigheden die genoemd zijn in paragraaf 4.2 bij de duurzaamheidcompetenties van een afgestudeerde HBO-er economie, zijn hier zeker erg belangrijk.
Bij het zaken doen in andere landen is het noodzakelijk kennis te hebben van de cultuur en gewoonten van die landen. Dat geldt zeker voor het duurzaamheidbegrip. Hoe wordt in andere landen tegen duurzaamheid aangekeken? Hoe staat het met de wet- en regelgeving op dit gebied? Gelden er bepaalde gedragscodes? Al dit soort vragen zijn van belang. In het algemeen geldt dat voor bedrijven de wet- en regelgeving in het land van vestiging het uitgangspunt is voor zowel productie als voor im- en export. Indien het eigen beleid van bedrijven strengere eisen stelt dan het nationale beleid vormt het eigen beleid het uitgangspunt van handelen.
42
Met benchmarking kunnen bedrijven zich onderscheiden van of afmeten aan concurrenten of gelijksoortige bedrijven. Zo bestaat er in Nederland een afspraak over het benchmarken op het terrein van energie. Op 6 juli 1999 sloot de minister van EZ samen met de minister van VROM een overeenkomst met de energie-intensieve industrie: het Convenant Benchmarking Energie-efficiency. De afspraak is dat de deelnemende ondernemingen uiterlijk in 2012 tot de wereldtop behoren op het gebied van energie-efficiency. In ruil daarvoor zal de overheid de ondernemingen geen extra nationale maatregelen opleggen gericht op energiebesparing of CO2reductie. Inmiddels is het overgrote deel van de energie-intensieve industrie toegetreden tot het convenant en zijn de eerste resultaten bekend. Ook op andere terreinen is benchmarking mogelijk.
Reputatiemanagement en gedragscodes In de managementliteratuur vormen maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheid steeds vaker onderwerpen van discussie. Er zijn inmiddels veel voorbeelden van bedrijven die consequenties verbinden aan zaken als mensenrechten, kinderarbeid en het democratisch gehalte in het land van productie. Zo trok kledingfabrikant Levi Strauss zich begin jaren negentig terug uit China en Birma omdat het bedrijf zich niet kon verenigen met de manier waarop in deze landen met mensenrechten werd omgegaan. Nike en Adidas bereikten halverwege de jaren negentig een akkoord over de uitbanning van kinderarbeid (overigens pas nadat de wereldvoetbalbond FIFA zich er mee ging bemoeien). Heineken heeft zich teruggetrokken uit Birma en Burundi vanwege het ondemocratische gehalte van de regeringen in
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Benchmarking
43
Het aantal AEX-bedrijven met een gedragscode voor maatschappelijk verantwoord ondernemen is de laatste jaren toegenomen. In 2002 hadden zeventien van de vierentwintig hoofdfondsen van de Amsterdamse beurs voor hun werknemers regels opgesteld over duurzaam ondernemen. Met behulp van een gedragscode wordt door deze bedrijven gepoogd duurzaam ondernemen in hun onderneming te verankeren. Heineken heeft bijvoorbeeld regels opgesteld over alcohol op het werk, corruptie, mensenrechten en seksuele intimidatie. Het ministerie van EZ heeft een voorbeeldgedragscode ontwikkeld met als doel bedrijven aan te moedigen zelf aan de slag te gaan met het ontwikkelen van een eigen code. De voorbeeldcode is in feite een checklist van aspecten die een rol spelen bij de beoordeling van het maatschappelijk gedrag van ondernemingen. Op het punt van bestijding van corruptie acht de overheid vrijwilligheid niet voldoende maar geldt een strafrechtelijk verbod (www.minez.nl).
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Internationaal recht
44
In dit vak kan internationale wet- en regelgeving op milieugebied en op ARBO-terrein aan de orde gesteld worden (zie paragraaf Management, Economie en Recht).
Internationaal relatiemanagement Bij dit vak kan gedacht worden aan zaken als het aangaan van partnerships met organisaties in andere landen met als doel bijvoorbeeld de milieubelasting terug te dringen. Samenwerken in ketens kan hiervan een voorbeeld zijn. Ook kunnen partnerships ingezet worden ten behoeve van communicatie en lobbyen bij (nationale en internationale) overheden om bepaalde zaken met betrekking tot duurzaamheid onder het voetlicht te brengen.
Managent, Economie en Recht
4.3.4
Management Management is één van de hoofdvakken bij deze opleiding en valt in meerdere vakken uiteen. Duurzaam ondernemen werkt door op alle niveaus en in alle fasen van het bedrijfsproces, in de missie en uitgangspunten van het bedrijf, in de strategie en structuur en in de dagelijkse werkzaamheden. Bij de generieke vakken zijn omgeving en bedrijf, integraal management, managementvaardigheden en leidinggeven en Human Resource Management aan de orde gesteld. Deze vakken komen alle in de opleiding Management, Economie en Recht aan de orde. In feite is deze opleiding een brede managementstudie waar ook Bedrijfseconomie, Commerciële Economie en internationale aspecten aan de orde komen.
Organisatiepsychologie Bij dit vak kunnen zaken als verandermanagement, weerstanden in organisaties en cultuur in organisaties aan de orde komen. Duurzaam ondernemen betekent vaak dingen anders doen dan daarvoor, aan andere zaken aandacht besteden, kortom een andere blik op ondernemen aanleren. Dit betekent dat er binnen een onderneming veranderingen plaats zullen moeten vinden. Er is veel literatuur beschikbaar over veranderingen in organisaties, de rol van de top daarin, het omgaan met weerstanden, de positie van ‘change agents’ enzovoort. Deze inzichten kunnen goed toegepast worden als het om veranderingen als gevolg van duurzaamheid gaat. Ook inzichten over ‘lerende’ organisaties kunnen in dit kader behandeld worden. Duurzaam ondernemen is zoals in hoofdstuk 2 beschreven een niet duidelijk te omschrijven situatie, er zal altijd sprake zijn van een proces, een weg naar duurzaamheid. Tijdens dat proces ontstaan verschillende leermomenten die cruciaal zijn voor het vervolg van het proces.
Anita Roddick (the Body Shop) over leiderschap in ’Gedane zaken nemen een keer’ (2001) ”Leiderschap gaat fundamenteel over communicatie en dialoog, maar ook over dromen, visie en het vermogen een gedeeld gevoel van doelmatigheid wakker te maken; het vermogen anderen te laten zien hoe zij hun eigen aspiraties en verlangens kunnen realiseren binnen die visie. Tegelijk wil ik dat de Body Shop nooit zijn plezier verliest, want geslaagde communicatie heeft passie, plezier en visie alledrie nodig” ”Een leider verkoopt een droom. Passie overtuigt, dat heb ik al zo vaak gezegd. Maar leiders kunnen een idee niet opleggen aan anderen. De droom moet realiteit worden vanuit de gecombineerde en georganiseerde inspanningen en talenten van alle investeerders, wil deze droom van betekenis zijn voor de toekomst van een organisatie. Effectief leiderschap is dus eigenlijk heel subtiel; het is invloed, niet controle”.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
die landen. De Nederlandse tapijtketen Carpetland betrekt geen handgeknoopte tapijten uit India waar kinderarbeid aan te pas is gekomen (Looman, 1997). Het zogenaamde reputatiemechanisme werkt vooral bij bedrijven met een duidelijk imago bij de consument. Bedrijven die hun merkproducten rechtstreeks verkopen aan de consument zijn gevoelig voor acties door milieu- en andere groeperingen. Het Amerikaanse bedrijf Cargill -de grootste producent van soja ter wereldverkoopt genetisch gemodificeerde soja. Greenpeace heeft hiertegen behoorlijk geageerd, maar zonder succes. Omdat de consument de producten waar gemodificeerd soja inzit niet met Cargill identificeren, blijft dit bedrijf ‘buiten schot’. IKEA daarentegen werd een aantal jaren geleden ervan beschuldigd, gebruik te maken van kinderarbeid en heeft hieraan consequenties verbonden. Of dit soort beschuldigingen waar zijn of niet doet feitelijk niet zo veel ter zake; schade aan de reputatie is snel ontstaan en bedrijven zullen dit ten alle tijden willen voorkomen dan wel de kop indrukken.
45
Het verankeren van duurzaamheid in een organisatie kan op verschillende wijzen plaatsvinden. De leiding speelt hierin een belangrijke rol. De strategie van een organisatie is veelal richtinggevend en dus van groot belang; daarnaast is de inbedding in de organisatie belangrijk. Bij dit laatste kan een milieuzorgsysteem behulpzaam zijn. Een milieuzorgsysteem is te omschrijven als een instrument om inzicht te krijgen in de milieueffecten van de bedrijfsvoering en als gevolg daarvan het beheersen en waar mogelijk verminderen van die effecten. Het ‘inzicht krijgen in’ impliceert maatregelen in de sfeer van onderzoek, metingen en registraties. Daarnaast vallen ook activiteiten als terugkoppeling en het opstellen van instructies en procedures hieronder. In feite gaat het om een samenhangend geheel van beleidsmatige, organisatorische en administratieve maatregelen. Vaak wordt een milieuzorgsysteem vergeleken met een kwaliteitszorgsysteem, niet in de laatste plaats omdat de norm voor een milieuzorgsysteem thans ook de ISO-norm is. De ISO-14000 serie is speciaal voor milieuzorg ontwikkeld.
Economie Zie bij generieke vakken en hiervoor beschreven opleidingen.
Recht
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Sinds de jaren zeventig wordt het Nederlandse milieubeleid gekenmerkt door de inzet van een groot aantal milieuwetten en -regels, die vaak verschillende vergunningen vereisen. In 1993 is de Wet Milieubeheer ingevoerd die beoogt meer duidelijkheid te verschaffen en tot een vereenvoudiging te komen door integratie van een aantal gemeenschappelijke elementen van verschillende wetten.
46
Vrijwel elk bedrijf heeft te maken met afvalstoffen en de problematiek hieromtrent is omgeven door een grote hoeveelheid van wet- en regelgeving. Deze regelgeving is zowel gericht op de individuele afvalstof (wat wordt als een afvalstof beschouwd) als op het bedrijf (hoe moet een bedrijf handelen met verschillende stoffen) én op regionaal niveau (transport van afvalstoffen). Tenslotte speelt de Europese context ook een belangrijke rol. Op Europees niveau bestaat veel regelgeving op het gebied van afvalstoffen. Op het gebied van People bestaat de wetgeving vooral uit ARBO-wetgeving, wetgeving over arbeidsomstandigheden, gericht op de bescherming van de werknemer.
Tot slot: Duurzaamheid als uitdaging
Duurzaam ondernemen: geen ’hype’ maar trend
5
5.1
In de voorgaande hoofdstukken zijn mogelijkheden geschetst om in het HBO economieonderwijs duurzaamheidaspecten aan de orde te stellen. Daarbij is de insteek van duurzaam ondernemen gekozen. Uit de vele praktijkvoorbeelden en de literatuur (zie ook literatuurlijst na dit hoofdstuk) blijkt dat de belangstelling voor duurzaam ondernemen groot is en toeneemt. Er wordt door sommigen wel gesproken van een hype. In deze vakreview wordt deze gedachte niet ondersteund. In plaats van een hype wordt de aandacht voor duurzaam ondernemen hier beschouwd als een trend, een ontwikkeling. Deze ontwikkeling volgt logisch uit de aandacht voor milieuzaken die ontstond in de jaren tachtig (onder andere met het eerste Nationaal Milieu Beleidsplan 1989). In die jaren was het antwoord op milieuproblemen van veel bedrijven het treffen van zogenaamde end-of-pipe maatregelen die gericht waren op het bestrijden en verminderen van de ontstane milieuvervuiling;, curatieve maatregelen dus. Na verloop van tijd gingen bedrijven over tot het nemen van preventieve maatregelen die veelal een ingreep in het productieproces betekenden. Deze -soms ingrijpende- maatregelen kregen een vervolg in de aanpassing van producten. Nieuwe productspecificaties werden ontwikkeld. Er werden andere grondstoffen, materialen en verpakkingen gebruikt. Het gevolg hiervan was dat de hele keten in beschouwing genomen moest worden omdat dergelijke maatregelen niet zonder toeleveranciers, afnemers en andere partijen uit te voeren bleken te zijn. Aan het eind van de jaren negentig kwam het duurzaamheidbegrip in zwang, waarbij het milieubegrip verbreed werd met de sociale component. De conclusie van bovenstaande kan zijn dat het belang van verankering van duurzaamheid binnen het economieonderwijs amper kan worden overschat. De vraag is dus niet óf er in het economieonderwijs aandacht voor duurzaamheidvraagstukken moet zijn, maar hoe, wanneer en op welke wijze. In het vorige hoofdstuk zijn diverse voorbeelden gegeven hoe in generieke en opleidingsspecifieke vakken aandacht aan duurzaamheidvraagstukken gegeven kan worden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op vragen als: moet duurzaamheid in afzonderlijke vakken geïntegreerd worden of is specialisatie aan te bevelen? Moeten er aparte modules duurzaamheid aangeboden worden of dient duurzaamheid toch een onlosmakelijk onderdeel van de vakken te zijn? Ook de kwestie van multidisciplinariteit komt aan de orde.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Organisatiekunde
47
5.2
Het vraagstuk van specialisatie of integratie en multidisciplinariteit In de onderwijswereld zijn er verschillende opvattingen over integratie van duurzaamheid in opleidingen dan wel specialisatie in aparte vakken of in een aparte opleiding. Voor specialisatie pleit dat onderbrengen in andere, bestaande vakken tot versnippering kan leiden met het gevaar dat duurzaamheid niet duidelijk herkenbaar zal zijn. Ook zal daardoor een volledig perspectief op duurzaam ondernemen moeizaam tot stand te brengen zijn. Het gaat er immers om studenten serieus te laten nadenken over duurzaam ondernemen en over de essentiële bijdrage die zij als (bedrijfs-)economen hieraan kunnen leveren.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Voor integratie in bestaande vakken pleit dat duurzaamheid tot de normale bagage van economen behoort met toepassingsmogelijkheden op velerlei gebied. Op al deze gebieden moet het logisch worden om duurzaamheidaspecten in beslissingen te betrekken, vergelijkbaar met bijvoorbeeld financiële aspecten. Dit kan het beste gerealiseerd worden als het onderwerp duurzaamheid in alle vakken geïntegreerd is. Een gevaar van een specialistisch vak of een specialistische opleiding kan zijn dat duurzaamheid als iets bijzonders gezien gaat worden dat alleen van belang is voor de in dat vak geïnteresseerde studenten. Studenten die de specialistische vakken niet volgen komen dan niet met duurzaamheid in aanraking. Dit zou ondervangen kunnen worden door een of meerdere duurzaamheidvakken of -modules verplicht te stellen. Tussen deze twee uitersten -specialisatie of integratie- zijn uiteraard ook combinaties mogelijk die zowel elkaar opvolgend in de tijd als naast elkaar voor kunnen komen.
48
In deze vakreview wordt geen uitspraak gedaan over de beste manier van in het onderwijs aan de orde stellen van duurzaamheid, áls die er al zou zijn. Hier wordt de opvatting gehuldigd dat wat het beste is vaak afhankelijk is van allerlei factoren, zowel interne als externe. In het volgende kader is de aanpak beschreven zoals die door de Hogeschool Zeeland gevolgd wordt. Andere voorbeelden zijn onder andere het Cirrus project van de Hogeschool Brabant (http://www.projectcirrus.net). Duurzaamheid is bij uitstek een thema dat zich leent voor een multidisciplinaire benadering. In bedrijven kunnen vraagstukken in het algemeen niet monodisciplinair aangepakt worden, of het nu om duurzaamheidvraagstukken gaat of vraagstuk-
ken op andere terreinen. Bedrijfseconomen moeten vaak samenwerken met mensen uit andere gremia om tot oplossingen te komen. Ook moet regelmatig met mensen buiten de eigen discipline gecommuniceerd worden, zowel met technici als met sociale wetenschappers. Vaardigheden om met die andere disciplines te communiceren en samen te werken kunnen uitstekend bij duurzaamheidvraagstukken geoefend worden. Hierdoor wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van competenties die voor afgestudeerden van belang zijn (zie ook pag. 16).
De aanpak van Hogeschool Zeeland De aanpak van Hogeschool Zeeland is te zien als een hybride vorm. In het eerste jaar wordt gestart met een voor alle propedeusestudenten verplichte basismodule duurzaamheid. Deze module legt een basis voor verdere modules, thema’s en projecten die in de hoofdfase aan de orde komen. De basismodule is een brede inleiding op het thema duurzaamheid en wordt gedurende één aangesloten week aan alle studenten tegelijkertijd aangeboden. Het voordeel hiervan is dat studenten van verschillende disciplines met elkaar samenwerken. Hogeschool Zeeland heeft de volgende opleidingen: economische, technische en ICT opleidingen, onderwijzersopleidingen, verpleegkunde, een opleiding tot maritiem officier en de opleiding aquatische ecotechnologie. Gedurende de week worden verschillende werkvormen gehanteerd; zo zijn er plenaire colleges, werkgroepen en opleidingsspecifieke onderdelen. De laatste twee dagen werken multidisciplinair samengestelde groepen aan een concrete casus bij een bedrijf of organisatie. Het voordeel van de concentratie in een week is naast de multidisciplinariteit, de mogelijkheid voor interne en externe publiciteit, en wordt er verwacht dat het thema duurzaamheid ‘blijft hangen’ bij de studenten. De basismodule wordt in het studiejaar 2002-2003 voor het eerst aangeboden. Als vervolg op de basismodule wordt in de hoofdfase op verschillende momenten en in verschillende vormen duurzaamheid aan de orde gesteld. Zo zijn er diverse modulen waar duurzaamheid geïntegreerd aan de orde komt, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, en zijn er specifieke duurzaamheidmodules. Een voorbeeld hiervan is een module duurzame energie voor alle technische opleidingen gezamenlijk. Een afstudeerspecialisatie ‘duurzame innovatie’ is voor de technische en economische opleidingen in ontwikkeling. Deze specialisatie gaat studenten opleiden met een goede vakkennis als basis, gecombineerd met extra aandacht voor duurzaamheid. Daarnaast zijn er diverse projecten vanuit de ‘markt’ geïnitieerd, waar studenten van -zo mogelijk- meerdere disciplines aan werken. Genoemd kunnen worden projecten op het gebied van duurzame scheepvaart waar maritieme officieren samenwerken met economen, chemische en communicatiestudenten en op het gebied van duurzame plattelandsontwikkeling, waar vrijwel alle disciplines in vertegenwoordigd zijn. Tenslotte wordt ook bij stages en in afstudeerprojecten geprobeerd zo veel mogelijk duurzaamheidaspecten in de beschouwing te betrekken. Trefwoorden van deze aanpak zijn: praktijkgericht, projectmatig en multidisciplinair.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
In de laatste paragraaf wordt een aantal veranderingen besproken die noodzakelijk zijn om het perspectief van duurzaamheid te bereiken.
49
5.3
Noodzakelijke veranderingen Bij duurzaamheid gaat het per definitie om innovatie. Om bijvoorbeeld duurzaam te produceren moet vrijwel altijd iets nieuws worden bedacht. Het eindresultaat zal een andere inrichting van de productie- en consumptiestructuur zijn en bedrijven en organisaties zullen er anders uit gaan zien. Om het perspectief van duurzame ontwikkeling te bereiken moet er zowel binnen de opleidingen als daarbuiten (vraagarticulatie door werkveld) nog veel veranderen. Hier wordt alleen op het eerste punt ingegaan. Uiteindelijk gaat het erom om op het gebied van duurzaamheid competente studenten op te leiden. Om dat te bereiken zijn veranderingen nodig in het onderwijs en de organisatie van het onderwijs.
Studenten De eisen die aan afgestudeerden worden gesteld zijn niet gering. Eerder is al over competenties van studenten gesproken (zie pag. 16). Om veranderingen en vernieuwingen in organisaties tot stand te brengen, zijn de volgende competenties van belang: • het vermogen om veranderingen in gang te zetten, uit te voeren en te implementeren • vaardigheden om met andere disciplines te communiceren en samen te werken • het kunnen omgaan met onzekerheden • creativiteit. Het verwerven van deze competenties is niet de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen alleen; ook andere groepen, instituties en met name de student zelf, hebben hier een verantwoordelijkheid.
ook te incorporeren. In het vorige hoofdstuk zijn ideeën aangereikt voor vakinhoudelijke vernieuwingen.
Organisatie Het management van een instelling dient voorwaarden te scheppen waarbinnen noodzakelijke aanpassingen plaats kunnen vinden. Dit betekent bijvoorbeeld bij het doorvoeren van vernieuwingen het beschikbaar stellen van tijd en middelen. Aandacht voor duurzaamheid kan op verschillende manieren gewekt worden. Het topmanagement kan veranderingen in gang zetten en ondersteunen. Zo heeft het College van Bestuur van de hogeschool Zeeland besloten de basismodule duurzaamheid hogeschoolbreed verplicht in te voeren in het studiejaar 2002-2003. Dit commitment van de top heeft er toe geleid dat een groot aantal docenten aan de slag gegaan is met de voorbereiding van deze module. Gedurende het voorbereidingsproces, dat zeker als een leerproces gezien moet worden, is er enthousiasme ontstaan voor de module en daarmee voor duurzaamheid. Commitment van het management alleen is echter niet voldoende als dit niet door de basis overgenomen wordt. Docenten initiëren zelf ook vernieuwingen en veranderingen; hoe meer deze ondersteund worden en mogelijk gemaakt door het management, des te groter het effect zal zijn. ‘Top’ en ‘bottom’ hebben elkaar nodig bij het tot stand brengen van veranderingen. De conclusie van dit hoofdstuk is dat er nog een lange weg te gaan is naar een samenleving met duurzame ondernemingen. In dit boekje is getracht ideeën en tips te geven die gebruikt kunnen worden in het economieonderwijs, met de bedoeling om studenten op leiden, en docenten te enthousiasmeren met als uiteindelijk doel te komen tot duurzamer ondernemen. Hopelijk wordt deze vakreview door studenten en docenten als een uitdaging opgevat om duurzaamheid binnen het economieonderwijs een duidelijke plaats te geven.
50
Voor de meeste docenten is het duurzaamheidbegrip relatief nieuw. Dit betekent dat zij zich het duurzaamheiddenken eigen moeten maken. Dit kan bijvoorbeeld door docententrainingen te volgen. Zo zijn in het kader van het Cirrus project van de Hogeschool Brabant, alle docenten van die hogeschool in de gelegenheid gesteld de basismodule Duurzame Technologie te volgen. Een andere mogelijkheid is extern cursussen te volgen. Hoewel er over duurzaam ondernemen al behoorlijk wat literatuur beschikbaar is, bestaat er tot op heden geen samenhangend leerboek over dit thema. Docenten zullen veelal met behulp van bestaande literatuur eigen lesmateriaal moeten ontwikkelen. Momenteel vindt er binnen HBO-instellingen een omslag plaats naar competentiegericht onderwijs. Deze omslag vergt veel aanpassingen in lesmateriaal en organisatie van het onderwijs. Tegelijkertijd schept deze situatie een kans om veranderingen die het duurzaamheiddenken met zich meebrengt,
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Docenten
51
Literatuur
Beck, U., 1997. De wereld als risicomaatschappij: essays over de ecologische crisis en de politiek van de vooruitgang. De Balie, Amsterdam. Van den Bergh, J. en C. Withagen, 2001. Economie & Duurzame Ontwikkeling. Vakreview duurzame ontwikkeling. Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling, Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs. Blom, J.A., 2002. Bundelen voor duurzaamheid; Verkenning van het thema duurzame logistiek. NIDO, Leeuwarden. Bras, R. en T. van Dam, 2001. Duurzaam ondernemen in: Orientatiemodule Duurzame Ontwikkeling. Open Universiteit Nederland e.a. Van den Broek, J.H.G. en J.M. Verschuren, 2001. Duurzaam ondernemen en regelgeving. Boom, Meppel. Brundtland, G.,1987. Our Common Future. World Commission on Environmental Development (WCED), Oxford University Press, New York. Cramer, J., 2001. Duurzaam in zaken. Van Gorcum, Assen.
52
Dietz, F., W. Hafkamp en J.van der Straaten red., 1994. Basisboek Milieu-economie. Boom, Meppel. Elkington, J., 1997. Cannibals with forks: the triple bottom line of 21st century business. Capstone, Oxford. Foudraine-Kranenburg, M. en B. Rutgers van der Loeff, 2000. Managementwijzer Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De Baak, VNO/NCW. Fussler, C. and P. James, 1996. Driving eco-innovation: a breakthrough discipline for innovation and sustainability. Pitman, London.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Cramer, J., 2002. Ondernemen met hoofd en hart; Duurzaam ondernemen: praktijkervaringen. Van Gorcum, Assen.
53
Hoofd Bedrijfschap Detailhandel, 2000. Praktijkboek + Werkboek maatschappelijk verantwoord ondernemen in de detailhandel. Hummels, G.J.A., S. Boleij en K. van Steensel, 2001. Duurzaam beleggen. SMO-publicaties 0291, Den Haag.
Provincie Zeeland, 2001. Zeeland op weg naar duurzaam ondernemen; Tien praktijkvoorbeelden. Middelburg. Remmerswaal, H., 2000. Milieugerichte productontwikkeling. Academic Service, Schoonhoven.
Jeucken, M., 1998. Duurzaam bankieren; een visie op bankieren en duurzame ontwikkeling. Rabobank Nederland.
Roddick, A., 2001. Gedane zaken nemen een keer (Business as unusual). uitgeverij BZZTôH, ‘s Gravenhage.
Van Kasteren, J., 2002. Duurzame Technologie; Ontwikkeling van een houdbare wereld. De Wetenschappelijke Bibliotheek van Natuur & Techniek, Amsterdam.
Rodgers, C., 2000. Making it Legit; New Ways of Generating Corporate Legitimacy in a Globalising World, in:. J. Bendell (ed.), Terms for endearment: Business, NGO’s and Sustainable Development. Greenleaf Publishing, Sheffield.
Kolk, A., 2000. Economics of Environmental Management. Pearson Education Limited, Harlow. Looman, J.L., 1997. Milieuverdienstelijke marketing: De ontwikkeling en commercialisatie van schonere producten en diensten door eco-efficiency in de keten en verhoging van toegevoegde waarde, in: Praktijkboek effectieve invoering milieuzorg. Samsom H.D. Tjeenk Willink, Zwolle.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Project Cirrus, 2000. Basismodule Duurzame Technologie. Hogeschool Brabant, Tilburg.
Jeurissen, R.J.M. red., 2000. Bedrijfsethiek, een goede zaak. Van Gorcum, Assen.
Keijzers, G., F. Boons en R. van Daal, 2002. Duurzaam ondernemen. Strategie van bedrijven. Kluwer, Amsterdam.
54
Ministeries van VROM, Economische Zaken, e.a., 1997. Nota Milieu en Economie; Op weg naar een duurzame economie. Den Haag.
Ron, A. de, 1999. Duurzame productie. Lemma, Utrecht. Sociaal-Economische Raad, 2000. De winst van waarden. Den Haag. Sterling, S., 2001. Sustainable Education; Re-visioning Learning and Change, Schumacher briefings 6. Green books, Dartington. Van der Straaten, J. en L. Hens, 2001. The concept of sustainable development and environmental policy, in: Milieu, tijdschrift voor Milieukunde, Jrg. 16, 3; 167-182.
Lijmbach, S., M. Broens en D. Hovinga, 2000. Duurzaamheid als leergebied; Conceptuele analyse en educatieve uitwerking. CDß -Press, Utrecht.
TNO Inro, 2000. Van Volume naar Waarde. Delft.
Van der Meijden, D., 2000. Milieurecht in de praktijk. Wolters-Noordhoff, Groningen.
Van der Veen, M., 2000. Environmental Management Accounting, in : Kolk, A., Economics of Environmental Management. Pearson Education Limited, Harlow.
Ministerie van VROM e.a., 1989. Nationaal MilieuBeleidsplan; Kiezen of verliezen. Den Haag.
Vlasman, A. en I. Dankelman, 2002. Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling; Duurzame Ontwikkeling een toekomstdenken, een inleiding. Vakreview duurzame ontwikkeling, Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling, Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs, Nijmegen.
Ministerie van VROM e.a., 2001. Nationaal MilieuBeleidsplan 4, Een wereld en een wil; Werken aan duurzaamheid. Den Haag.
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
Van Hengstum, G., 2001. Biologie en Duurzame Ontwikkeling, Vakreview duurzame ontwikkeling. Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling, Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs, Nijmegen.
55
Websites
VAKREVIEW ECONOMIE HBO en Duurzame Ontwikkeling
www.duurzaam-beleggen.nl www.duurzame-energie.nl www.duurzaam-ondernemen.nl www.globalreporting.org/GRIGuidelines/2002/gri_2002_guidelines.pdf www.ilo.org www.indexes.dowjones.com/djsgi www.milieuwinst.nl www.minez.nl. www.mini-ondernemingen.nl www.nido.nu www.projectcirrus.net www.schonerproduceren.nl www.stimular.nl www.vno-ncw.nl www.wbcsd.com
56