19 minute read
Toekomstforum formuleert
from RandKrant juni 2021
Meer uniformiteit en meer middelen
De komende maanden legt RandKrant zijn oor te luister bij de werkgroepen van het Toekomstforum, een samenwerkingsverband van 35 gemeenten uit Halle-Vilvoorde. Wat zijn voor hen de grote uitdagingen voor de regio en hoe pakken ze die aan? In dit artikel volgen we de werkgroepen Integratie en Inburgering en Werk en Economie. TEKST Liesbeth Bernolet • FOTO Filip Claessens
Advertisement
Uit de studie van het Brussels Informatie-, Onderzoeks-, en Documentatiecentrum (BRIO) In de ban van de Rand van drie jaar geleden bleken integratie en inburgering één van de grote uitdagingen in de Vlaamse Rand. Willy Segers (N-VA) is burgemeester van Dilbeek en voorzitter van de werkgroep Integratie en Inburgering van het Toekomstforum.
De werkgroep Integratie en Inburgering is pas opgericht bij de nieuwe legislatuur in 2019, nadat de werking van de eerste zes jaar van het Toekomstforum geëvalueerd werd. ‘Er was toen ook net een nieuw Vlaams regeerakkoord met een nieuwe, belangrijke opdracht rond integratie voor de lokale besturen’, legt Segers uit. Lokale besturen kregen de regierol over een nieuwe vierde pijler binnen het inburgeringsbeleid. Ze moeten de inburgeraar aan het eind van zijn traject leiden naar een soort stage van 40 uur, die zich binnen de gemeente afspeelt. ‘Dat kan van alles zijn, zo lang de inburgeraar maar voeling krijgt met de Vlaamse gemeente.’
Verschillende snelheden
Segers detecteert meteen een eerste probleem dat moet worden aangepakt. ‘Niet alle gemeenten in de Vlaamse Rand, en zeker niet in HalleVilvoorde, staan even ver inzake inburgering en integratie. Door bijvoorbeeld samen te werken met vzw ‘de Rand’ willen we daar iets aan doen, zowel inhoudelijk als beleidsmatig. De verschillende snelheden moeten worden nisch gecontacteerd en krijgt een vragenlijst. Op basis daarvan weten we of het wenselijk is om iemand op te volgen. Dat gebeurt naargelang de noden door verschillende gemeentelijke diensten. Als er bijvoorbeeld een nieuw en anderstalig gezin met jonge kinderen in Dilbeek komt wonen, neemt onze dienst Vrije Tijd na verloop van tijd contact met hen op om te horen of de kinderen hun weg vinden naar het vrijetijdsaanbod. Deze manier van werken zorgt er voor dat we alle nieuwkomers, of ze nu verplicht moeten inburgeren of niet, op een aanklampende manier benaderen. Dat is voor iedereen positief.’
En er zijn nog manieren om mensen aan te zetten tot inburgering, meent Segers. ‘Alle gemeenten in onze regio kampen met dezelfde problemen op tal van beleidsdomeinen. De huidige wetgeving staat helaas vaak geen uitzonderingsmaatregelen toe. Hier gelden dezelfde regels als pakweg in Veurne of Bilzen.’ Het onderwijs is daarvan een voorbeeld. ‘In het Brussels Nederlandstalig onderwijs gelden er omwille van het tweetalige statuut van Brussel voorrangsregels voor Nederlandstaligen. In Vlaanderen niet. Mocht de Vlaamse Rand een speciaal statuut krijgen, zouden we aan anderstalige ouders een engagement kunnen vragen. Op die manier zouden zij meer aangespoord kunnen worden om Nederlands te leren. Ik roep dus op om de Vlaamse Rand een speciaal statuut te geven, zodat we vanuit het beleid veel doelgerichter kunnen ingrijpen.’
weggewerkt. Alleen zo komen we tot een meer uniforme aanpak. Hoe uniformer de aanpak, hoe herkenbaarder voor de nieuwkomers in alle Vlaamse randgemeenten.’
SEGERS: ‘Meer uniforme aanpak nodig voor inburgering en integratie.’
Inburgering en integratie gaan hand in hand met het inzetten op taal, maar ook met het bewaren van het Vlaams karakter van de Vlaamse randgemeenten. ‘We zijn overeen gekomen dat we de naam van onze werkgroep Integratie en Inburgering zullen uitbreiden met Vlaams karakter. Want de Nederlandse taal en het Vlaams karakter van onze regio zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Nieuwkomers integreren moet je combineren met dat taalaspect. Integratie en inburgering moet je vooral vanuit een totaalproblematiek bekijken.’
Instroom monitoring
Als burgemeester van de grootste gemeente in Vlaams-Brabant, met zo’n 44.000 inwoners (Vilvoorde en Leuven zijn steden), geeft Segers mee dat Dilbeek daar al flink mee bezig is. Dilbeek doet actief aan instroom monitoring. ‘Elke nieuwe inwoner van de gemeente wordt telefo-
Willy Segers (N-VA) Irina De Knop (Open VLD)
DE KNOP: ‘Geef lokale besturen meer middelen zodat ze hun regierol kunnen waarmaken.’
De Werkgroep Werk en Economie van het Toekomstforum bestaat zes jaar en wordt sinds 2019 getrokken door Irina De Knop (Open VLD), burgemeester van Lennik. Zij weet waar ze met haar werkgroep naar toe wil. ‘Vanuit Vlaanderen krijgen we almaar meer een regierol toebedeeld, terwijl daar geen middelen tegenover staan. Bovendien kan de regelgeving veel eenvoudiger. Die belangen van de lokale besturen moeten we behartigen bij de hogere overheid.’
Voorzichtig met cijfers
2020 was een ongewoon jaar omwille van de coronacrisis. Daarom wil De Knop voorzichtig omspringen met cijfers en statistieken. ‘Heel veel mensen waren tijdelijk werkloos. Daardoor was er een minder grote instroom in de werkloosheid dan in 2019. Het is nog maar de vraag hoe de verschillende sectoren na corona de draad weer zullen oppikken en of dat zich zal aftekenen in de cijfers.’
In 2020 bedroeg de werkloosheid in HalleVilvoorde 5,4%. In het totaal was er een daling van 22% in het aantal vacatures. Opmerkelijk: de stijging van de werkloosheid was het grootst bij de hooggeschoolden. ‘Dat heeft vooral met de coronacrisis en de getroffen sectoren, zoals de luchtvaart, te maken. We kijken nu vooral naar de Vlaamse overheid voor een relanceplan. Het zou fout zijn om niet volop de kaart van de luchthaven als logistieke hub voor onze regio te trekken’, vindt De Knop. Die werkloosheid op lokaal niveau aanpakken, is niet evident. ‘De bevoegdheden op vlak van werk bevinden zich vooral op het Vlaamse niveau. Als lokaal bestuur kunnen we wel de werkloosheid in onze gemeente in kaart brengen en daar knelpunten en opportuniteiten aan linken, maar zonder extra middelen en een duidelijk mandaat kunnen we moeilijk het verschil maken.’
Wijkwerking
Al wordt er wel samengewerkt met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleidingen (VDAB). ‘Zo geeft de Vlaamse overheid lokale besturen de taak om aan wijkwerking te doen. Daarbij kan de VDAB werkzoekenden aanleveren die nog niet helemaal klaar zijn voor de reguliere arbeidsmarkt en krijgen zij van de stad of gemeente een jobervaring aangeboden. Ook de gemeenten kunnen mensen naar wijkwerk leiden en bijvoorbeeld iemand inzetten om te klussen of de begeleiding van schoolbussen doen.’ De Knop gelooft in die aanpak, maar vindt dat de VDAB nog meer mensen naar dit type van werk kan toeleiden.
Ze ziet ook nog andere taken weggelegd voor steden en gemeenten. Lokale besturen kunnen helpen met het detecteren van mismatchen op de arbeidsmarkt. In onze regio zijn er bijvoorbeeld mensen tekort bij de politie, in het onderwijs en in de zorgsector. Toch zijn er veel werkzoekenden. Gemeenten moeten hun inwoners beter op de hoogte brengen van die jobmogelijkheden.’ In het kader van het Vlaamse relanceplan na corona rekent de VDAB op de lokale besturen. ‘Prima. Alleen is het niet duidelijk of we daar op korte termijn financiële impulsen voor krijgen. Het is als gemeente echt niet mogelijk om al die taken er zomaar bij te nemen.’
Toerisme
Volgens De Knop bestaat er in haar werkgroep Werk en Economie ook nog onontgonnen terrein. ‘Als we iets geleerd hebben uit de coronacrisis is het dat mensen openstaan voor binnenlands toerisme en lokaal kopen. We moeten daar als regio meer op inzetten. Via het toerisme moeten we de link leggen naar de lokale economie. Dat kan meer werkgelegenheid creëren. Daarom moeten lokale besturen er meer voor zorgen dat hun gemeente een aantrekkelijke plek is.’ Ook hieraan koppelt De Knop voorwaarden voor Vlaanderen. ‘De regelgeving moet eenvoudiger en de drempels om te ondernemen moeten worden weggewerkt. Nu moeten ondernemers te vaak rekening houden met een onnodig complexe wetgeving die het ondernemerschap remt.’
De Knop beschouwt haar missie aan het eind van deze legislatuur als geslaagd indien er vanuit Vlaanderen meer middelen naar de lokale besturen stromen om die regierol te kunnen opnemen en als de regelgeving wordt vereenvoudigd. Ze hoopt ook de naam van haar werkgroep binnen het Toekomstforum uit te kunnen breiden met toerisme.
popmuziek
Omdat hij zelf niet op tournee kon, stippelde hij tijdens de lockdown, samen met zijn kompaan Jimmy Dewit, wandelingen en fietstochten uit langs belpopmonumenten. Het Beverly Hills van de Belgische popmuziek. Zo noemt Jan Delvaux de Noordrand. Hoog tijd voor een verkenning. TEKST Tom Peeters • FOTO Filip Claessens
We staan met ons stalen ros op de Steenweg in het centrum van Asse. Dat deze veeleer doordeweekse provinciebaan met sterk verstedelijkte winkelkern een stuk Belpopgeschiedenis herbergt, is niet zo bekend. Aan proefwinkel en lunchhuis Smaakmarkt scannen we een eerste QR-code in. Meteen krijgen we een korte video te zien die meegeeft dat hier de Crazy Pub lag die door Raymond van het Groenewoud bezongen werd op zijn doorbraakalbum Nooit Meer Drinken. ‘Een zot café met een bedenkelijke reputatie en een uitbaatster met een imposante boezem’, horen we Belpopkenner Jan Delvaux vertellen.
Meester Van Backlé
In wat nu een optiek is, bevond zich ooit platenwinkel Poketino, vernemen we aan de overkant van de baan. Een van de trouwste passanten was wijlen meester Jo Van Backlé, die in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder jarenlang de BRT Top 30 samenstelde. Zijn methode om platenzaken op te bellen was omstreden. Sommige winkeliers kregen hem nooit aan de lijn en ook in Asse bleven zijn bezoekjes beperkt tot de vitrine. Delvaux: ‘Hij kwam alleen kijken welke platen er in de etalage lagen.’
Intussen staan we op de Markt aan het standbeeld van de hopduvel, een ontwerp van Assenaar Wilfried Van den Broeck. Vader Eugeen blijkt de geestelijke vader van de gelijknamige feesten, zoon Joost drumde ooit nog bij De Mens, die in hun begindagen repeteerden in het atelier waar de mascotte van de Hopduvelfeesten gemaakt werd. Zanger Frank Vander linden woont tegenwoordig in Asbeek, waar we straks passeren, maar niet voor we eerst een van de hoogste punten van Vlaanderen bereiken.
Reisbureau
Ooit stond daar de 65 meter hoge zendmast van Radio Maeva, begin jaren 1980 zowat de populairste Vlaamse vrije radio, en de belangrijkste van de zeven (!) ‘lokale radio’s in Asse. ‘De naam komt van een reisbureau dat die naam niet meer nodig had’, vernemen we, net als het feit dat de zendinstallatie in totaal 28 keer in beslag werd genomen, goed voor een plek in het Guinness Book of Records. Het zijn het soort weetjes waarmee ook de Belpop Bonanza-theatershows van Delvaux en Dewit gestoffeerd zijn. Alleen komt alles hier wat dichterbij. Er worden connecties gelegd tussen lokale en nationale helden, familiekronieken uitgeplozen en liedjes, die uitgegroeid zijn tot erfgoed, krijgen een gezicht, soms ook een adres.
KMO’tje
normaal opnieuw begonnen zijn aan een reeks theatervoorstellingen over de Belgische popmuziek, dit keer over (en in) specifieke gemeenten. Maar plots viel alles stil. ‘In het kader van een show of een panelgesprek hadden we weleens een wandeling uitgestippeld. Omdat wandelen en fietsen ineens het enige was wat nog kon, hebben we tussen april en juli 2020 aan de lopende band routes
gemaakt. Het kon snel, koste niet veel en de gemeentebesturen waren enthousiast. Er bleef niets anders over om hun vakantiebudget voor evenementen aan te spenderen en tegelijk konden ze reclame maken voor hun muzikaal erfgoed. Zelf konden we moeilijk nee zeggen, want we wisten niet wanneer we terug mochten optreden. In totaal hebben we een dikke 400 videofilmpjes gedraaid, 10 à 15 per route. Plots waren we een KMO’tje.’
Het resultaat: 36 wandelingen (en/of fietstochten) over heel Vlaanderen, waarvan drie in de Rand: Asse, Dilbeek en Vilvoorde. Straks komt ook Wemmel er nog bij. Een gebrek aan verhalen is er volgens Delvaux nooit geweest. ‘Elke stad of gemeente had wel zijn feestzaal, lokale radio en/ of festival, en meestal ook zijn lokale Jan Delvaux, iemand die de lokale muziekscene door en door kent. Dat was belangrijk om bepaalde locaties te traceren. In Asse hadden we zelfs een heel comité dat ons via mail informatie bezorgde. The wisdom of crowds, weet je wel.’
De juiste cafés
‘Ik probeerde muzikanten toe te wijzen aan de plek waar ze het langst hebben gewoond of het meest zichtbaar zijn geweest. Ook al zat Raymond veel op café in Wemmel, hij woonde wel in Asse.’ In deelgemeente Krokegem, zo blijkt na wat research. Omdat het bordje met de QR-code verdwenen is, zit er niets anders op dan aan te bellen op het bewuste adres: ‘Raymond heeft hier gewoond!’, klinkt het. ‘En hier heeft hij Meisjes geschreven!’
Delvaux is categoriek: ‘Als je ziet welke nummers hier in de streek zijn geboren, welke artiesten er zijn komen wonen, omdat het dicht bij Brussel maar toch landelijk is, dan kan je haast niet anders dan besluiten dat de Noordrand het Beverly Hills van de Belgische popmuziek is. Het Amerikaans Theater was vlakbij, je had er de juiste cafés, én Hans Kusters, de Beverly Hills-figuur bij uitstek, die ze allemaal heeft ontdekt.’
‘Het leukst wordt het wanneer je meerdere wandelingen doet en er, zoals in een film, onderlinge verbanden ontstaan. Zo groeit Joost Van Den Broeck op in Asse, maar woont hij in Dilbeek. Op een dag vraagt zijn buurvrouw of ze haar zoon even langs mag sturen. Van Den Broeck besluit dat er in de zoon geen drumtalent te bespeuren valt. Dries Van Dijck drumt nu bij Black Box Revelation.’
‘Waren tien jaar geleden oude molens de trekpleister op de Open Monumentendag en zijn dat nu brouwerijen, dan staat over tien jaar het erfgoed van onze popmuziek centraal. Was iedereen vroeger fier op de wielrenner uit zijn dorp, dan zijn we dat straks op de popmuzikant’, besluit Delvaux, die belooft dat alle bordjes met QR-code nog voor de zomer worden nagekeken. Ook van plan om te gaan stappen of wandelen? Zorg er dan zeker voor dat de batterij van je smartphone volledig is opgeladen, want de video’s slurpen energie.
i
Wandel- en fietstochten en data van de Belpop Bonanza-najaarsshows in de Rand vind je op www.belpopbonanza.be
Still
Standing
De storm corona, zoals we de pandemie in RandKrant noemden, kwam als een verrassing. Ze raasde door onze levens. Ze liet een stil spoor achter. Oorverdovend stil zelfs voor de cultuur. Tot onze grote spijt gingen maanden voorbij zonder cultuurkalender in onze nummers.
Muziek, ontmoetingen, reflecties, verbeelding, communicatie, inspiratie – de lijst is veel langer – bleken voor velen dan toch vitaal. Intussen lijkt de wind weer wat te keren. We mogen opnieuw hardop dromen over die gedeelde momenten.
RandKrant wil de boot van de nieuwe voorstellingen, activiteiten en festivals niet missen.
Vanaf juni plannen we een onlinekalender met informatie over wat er tijdens de zomermaanden in de Rand te gebeuren staat. Met een zuiderse, hoopvolle bries in de zeilen.
TEKST Ingrid Laporte
i
Volg onze regelmatig aangevulde kalender: www.randkrant.be of contacteer ons om activiteiten toe te voegen: randkrant@derand.be
Zien fietsen doet fietsen
Onze regio slibt dicht. Met eindeloze slierten geparkeerde auto’s, waartussen kwalijk dampende files door onze woonkernen kruipen. De auto wordt alsmaar minder mobiel. En dus is het zoeken naar andere opties. Zoals de fiets, die steeds vaker de auto voorbijsteekt. Letterlijk en figuurlijk. TEKST Jan Haeverans • FOTO Filip Claessens
Een klimaat- en mensvriendelijk vervoermiddel dat geen schadelijke stoffen uitstoot, nauwelijks hinder of gevaar veroorzaakt, weinig plaats inneemt, en waarmee je je toch snel en gemakkelijk verplaatst… Dat zouden we eens moeten uitvinden! Als het al niet bestond: de fiets.
‘Voor onze regio biedt de fiets geweldige mogelijkheden’, zegt Dirk Dedoncker, bestuurder van A2Bmobility (a2bmobility.be) uit Halle. Want terwijl het autoverkeer zich hopeloos vastrijdt, bol je daar op twee wielen fluitend langs. Meer en meer mensen wagen dan ook de overstap. Dirk Dedoncker: ‘Meer dan tien jaar geleden, toen ik nog in Brussel werkte, begon ik steeds vaker naar kantoor te fietsen. Het eerste stuk, langs het kanaal, viel nog mee, maar daarna werd het behoorlijk hallucinant. Je reed als fietser helemaal alleen te midden van een eindeloze massa auto’s. Geleidelijkaan is dat veranderd. Langzaam in het begin, spectaculair de laatste jaren. Het is de illustratie van wat in het Engels build it and they will come wordt genoemd: leg de infrastructuur aan en de gebruikers zullen volgen. In dit geval de fietsers. Steeds meer. Maar het principe geldt evenzeer voor auto’s. Voorzie extra rijstroken en je zult meer autoverkeer aantrekken. Het verschil is dat je met infrastructuur voor auto’s de mobiliteitsproblemen groter maakt, terwijl je met fietsinfrastructuur problemen oplost.’ wegdek vol scheuren, gaten en verzakkingen, kruispunten waar je best een schietgebedje prevelt voor je oversteekt,… De fietser wordt nog te vaak aan zijn of haar lot overgelaten.
Dedoncker: ‘Vlaams-Brabant lijkt soms een provincie met twee snelheden. Het oosten, in het arrondissement Leuven, heeft meer en betere infrastructuur en dus ook meer fietsers, de Vlaamse Rand blijft achter.’ Om een en ander op korte termijn te verbeteren, kwam Dedoncker onlangs in het vakblad De Verkeersspecialist met een voorstel: ‘De Vlaamse overheid heeft de laat-
ste jaren sterk ingezet op fietssnelwegen. En dat is goed, maar net als de ‘gewone’ snelwegen vormen ze geen fijnmazig netwerk. Daarom kwam er twintig jaar geleden ook een bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF), gewestwegen voor de fietsers, zeg maar. Probleem: de realisatie van dat netwerk verloopt heel traag. Tegen het huidige tempo zal het vijftig jaar duren om het te voltooien, zo berekende het Rekenhof.’
‘Intussen wordt het lokale niveau stiefmoederlijk behandeld, en dat is voor de fiets net het
Nog veel potentieel
‘Het voordeel van de fiets is dat je voor eenzelfde mobiliteit acht à tien keer minder plaats nodig hebt. Een auto is eigenlijk een soort salon op de weg: hij neemt zo’n twintig vierkante meter in. Voor een fiets is dat twee à drie vierkante meter. Bovendien ben je in deze regio vaak sneller met de fiets. Vanuit Halle sta je in een goed half uur in Brussel, met de auto lukt je dat zelden. Op de kanaalroute tel je nu dan ook duizenden fietsers per dag, tegenover enkele tientallen vroeger. De opkomst van de elektrische fiets heeft niet alleen gezorgd voor meer gebruiksgemak en tijdswinst, het heeft ook de actieradius drastisch uitgebreid van maximaal 10 km vroeger tot 20, zelfs 30 km nu. Bedrijven beginnen te beseffen dat hun parkings veel geld kosten en schaarse, dure ruimte innemen. Daarom breiden ze hun fietsenstallingen uit, en die worden ook steeds meer gebruikt. De fiets heeft dus nog veel potentieel en gaat nog groeien. In Halle hield de Fietsersbond in 2015 en 2018 een fietstelweek op exact dezelfde locaties op hetzelfde tijdstip. Resultaat: in drie jaar tijd was het aantal fietsers met 30% toegenomen.’
Het wilde westen
Wie al eens door onze streek rondpeddelt, weet echter dat er nog veel werk aan de winkel is. Fietspaden zijn dikwijls veel te smal, de ‘moordstrookjes’ langs drukke gewestwegen, een
belangrijkste niveau. De helft van onze verplaatsingen zijn immers korter dan 5 km; 70% van de Vlamingen nemen daar de auto voor. Als je alle lokale attractiepolen zou verbinden met veilige fietspaden, fietsstraten, fietszones en trage wegen, dan ga je veel meer mensen overtuigen om veel vaker de fiets te gebruiken. Op die manier kun je al in tien jaar tijd goede lokale netwerken opbouwen, en als je die onderling verbindt, heb je meteen een fijnmazig functioneel fietsnetwerk. Zo kun je in korte tijd een enorme sprong maken. En eens de beweging is ingezet, krijg je een sneeuwbaleffect. Zien fietsen, doet fietsen. En meer fietsen wordt dan een automatisme. Als mensen het vaker doen, gaan ze er immers de voordelen van ervaren en verlagen de drempels.’
Hollanders ver voorop
De uitdaging om zo’n lokaal functioneel netwerk of LFF te realiseren, ligt volgens Dedoncker bij de financiering. ‘Gemeenten hebben er niet altijd voldoende middelen voor, het gewone onderhoud van fietspaden is vaak al moeilijk. Gelukkig heeft de Vlaamse overheid met het Kopenhagenplan 150 miljoen euro extra vrijgemaakt voor fietspaden. Dat is positief, maar in vergelijking met wat aan auto-infrastructuur wordt uitgegeven nog steeds weinig. Terwijl je moet durven te investeren in voorzieningen voor de fietsers, want dat loont. In Nederland gaf de provincie Utrecht een aantal jaar geleden meer uit aan fietsinfrastructuur dan heel Vlaanderen, en daar liggen ze sowieso al dertig jaar voor op ons.’
Een extra moeilijkheid voor onze regio is dat we met verschillende gewesten zitten. ‘Brussel is een beetje een eiland, er is te weinig overleg. Met de Fietsersbond van Halle, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw hebben we een aantal jaren geleden een kanaalrouteplan opgesteld, waarin we ook de knelpunten in Brussel hadden opgelijst, maar daar is toen in Brussel weinig mee gedaan. En dus hebben we daar binnenkort een mooie fietssnelweg… tot aan de grens van Brussel. Maar het moet gezegd: vandaag is Brussel binnen Brussel goed bezig. Vroeger liep de hoofdstad ver achter op Vlaanderen, maar nu is het de grote stimulator voor het fietsverkeer. En we mogen niet vergeten dat we ook grenzen aan Wallonië, waar de situatie voor de fietser nog erger is. Dat maakt het er in onze regio allemaal niet eenvoudiger op.’
Parkeerplaatsen of fietspaden
Over de combinatie van fiets en openbaar vervoer is Dedoncker minder hoopvol gestemd. ‘De fiets meenemen op de trein of de bus moet een stuk makkelijker worden. Logistiek niet simpel, maar veel voorbeelden uit het buitenland tonen dat het kan. Soms zelfs zonder extra bij te betalen. Maar hier blijft het moeilijk. De vervoerregio is van plan om aan een aantal mobipunten (hoppin) deelfietsen te voorzien, maar ik betwijfel of dat gaat aanslaan. Wat er zeker nodig is, zijn voldoende kwalitatieve en bewaakte fietsstallingen aan de stations. Een tijdje geleden bouwde de NMBS die dienstverlening af. Dat is het omgekeerde van wat er moet gebeuren, want heel wat mensen haken af als hun fiets aan het station wordt gestolen. Veel mensen durven er hun elektrische fiets niet achter te laten omdat dat toch een dure investering is.’
Dedoncker is een groot voorstander van wat hij ‘honingmaatregelen’ noemt: positieve ingrepen die de situatie voor de fietser verbeteren en mensen stimuleren om op de fiets te stappen. Maar soms zijn er ook ‘azijnmaatregelen’ nodig, die op weerstand stuiten. ‘Bekendste en belangrijkste voorbeeld, waar politici voor terugschrikken, is parkeerruimte voor auto’s omvormen. Vroeger, toen de mensen nog met paarden reden, lieten ze die ’s nachts toch ook niet op de straat achter? En nu staan daar dus massa’s auto’s ruimte in te nemen die je veel nuttiger zou kunnen gebruiken voor bijvoorbeeld fietspaden, meer groen of busbanen. In Halle bijvoorbeeld verhindert een parkeerstrook op de Nijvelsesteenweg de aanleg van een mooi breed fietspad en voetpad tussen het Hallerbos en het centrum van de stad. Het is even wennen aan het feit dat Koning Auto ruimte moet inleveren, maar de winst die we daarmee als gemeenschap kunnen maken, is meer dan de moeite waard.’