“
Wat schrijven is: de witte bloedcel.
Het schadelijk deeltje bestrijden door het te omkapselen, elk vreemd of niet te controleren gevoel insluiten in taal en langzaam afvoeren. Niet met grote, abstracte woorden (seizoenen, getijden, afwijzing, dood, pijn, schuldgevoel), daar glipt nog te veel onderuit, maar met concrete punten, klein en zo aaneengesloten mogelijk, (zo dicht mogelijk op elkaar! geen ruimte tussen de punten laten! sprak de juf, die zich over ons heen boog toen we op de lagere school met naald en prikkussen figuren uit karton moesten losmaken door langs de stippellijn te prikken.)
In de seconden na deze mail is dit wat er moet gebeuren: de stippellijn bepalen. Ik ben geen dochter die een mailtje leest, ik ben de schrijver die de dochter observeert die het mailtje heeft gelezen.
Welke details om me heen moet ik alvast in me opslaan, om dit moment later goed te kunnen beschrijven?
De zon die ondergaat, de okerkleurige stenen van de dijk met hinkelpatronen, de luid flapperende bekleding van de gevelstellingen bij het pand verderop?
Er is een koppel met hondje, ze zijn duidelijk naar iets leuks onderweg, dat verraadt hun manier van wandelen.
De stille meeuwen met de buitenste, lichtdoorlatende rand van hun vleugels die zorgt voor een fluorescerende krans, alsof ze uit de hemel geknipt zijn en haastig op dit beeld geplakt.
Dat ik gisteren in een winkeltje in de Kapellestraat een postkaartje kocht met een Delfts porseleinen ‘scherfje van geluk’ erop vastgepind, zonder dat ik toen al wist aan wie ik het zou sturen, maar er zou in mijn entourage in de toekomst vast nog eens een tegenslag voorvallen, of iemand zijn die het kon gebruiken.
Mijn spiegelbeeld in het raam van de etalage, mijn gezicht, mijn hand, mijn telefoon.
WAT LIZE SPIT SCHREEF OM
ZICH STAANDE TE HOUDEN TOEN HAAR MOEDER STIERF
Over De eerlijke vinder:
‘Het Boekenweekgeschenk van Lize Spit is puntgaaf, spannend, actueel en aangrijpend.’
Iets groots is in mijn binnenste uit elkaar gespat, of nee, er is iets over me heen geschoven zoals blauw over geel kan schuiven en dan groen wordt, of nee, het is alsof ik midden op straat in een onzichtbare hand ben beland die me verfrommeld heeft en weer gladgestreken en me daarna terug neerzette, of: het spel is afgelopen, het licht is aangeknipt, zoiets, – nee, zie je wel, dit bedoel ik dus, ik krijg het niet benoemd, en dat is wellicht wat ik bedoel met omkantelen, het is me de afgelopen tien jaar nooit overkomen dat het me niet oplucht het te benoemen, dat de taal zo tekortschiet, zo weinig tegenwicht biedt.
Eind 2021 krijgt Lize Spit te horen dat haar moeder ongeneeslijk ziek is. In de twee jaar die volgen probeert Spit zich staande te houden door op te schrijven wat er gebeurt met haar moeder en haarzelf. Om vat te krijgen op wat komen gaat, moet ze terugkijken. Op haar jeugd, de soms moeilijke band met haar moeder en de nog altijd ingewikkelde relatie die ze onderhoudt met haar eigen lichaam. Hoe beleef je zo’n groot afscheid in een lichaam dat altijd alles heeft leren onderdrukken?
Autobiografie van mijn lichaam is een aangrijpend, confronterend, maar ook liefdevol onderzoek van een dochter die niet alleen haar moeder probeert te begrijpen, maar ook zichzelf.
Lize Spit (1988) schreef eerder de veelgeprezen romans Het smelt en Ik ben er niet. Ook schreef ze het Boekenweekgeschenk van 2023, De eerlijke vinder
“
Wat is jullie geheim?
Het gebeurde op ons vijfentwintig-jarig jubileumfeestje in 1996, de eerste keer dat iemand naar ons geheim vroeg. En ik begreep niet waar hij op doelde. De band had de laatste toegift gespeeld en ik stak mijn hand uit om de microfoon van de zanger over te nemen. Ik wilde de gasten en de band bedanken, maar werd overrompeld door die vraag. Er ontsnapte mij een zin om ervan af te zijn, ik besefte niet wat ik zei, ik flapte er een woordgrapje uit, meer niet. Maar het aan mijn onderbewuste ontglipte antwoord ‘Geheimen mogen hebben’ kreeg ineens betekenis. Het kwam door de man met wie ik al vijfentwintig jaar het bed deelde. Zoals hij vanuit het publiek naar mij opkeek, met die specifieke blik, besefte ik dat ik met een grote glimlach en een knipoog had moeten antwoorden dat ons geheim voor anderen maar beter een geheim kon blijven, maar mijn ondoordachte woordgrapje had geklonken als een serieus antwoord en ik zag aan mijn lief dat het korte zinnetje hem niet amuseerde. Was dit een zogenaamde slip-of-the-tongue, een freudiaanse verspreking, was dit echt de reden waarom het ons in de afgelopen vijfentwintig jaar gelukt was ons vuur brandende te houden?
MARION BLOEM SCHRIJFT AL ROUWEND
EEN MONUMENT VOOR HAAR GROTE LIEFDE – EN DE LIEFDE IN HET ALGEMEEN
‘Marion Bloems productiviteit, niet alleen als schrijver, is overweldigend. Haar oeuvre is persoonlijk, origineel, meeslepend en geschreven vanuit een grote maatschappelijke betrokkenheid.’
– Juryrapport Constantijn Huygensprijs 2022
Ik zoek nog. Ik blijf zoeken naar zinnen die mij kunnen vertellen waar ik me bevind en wie ik ben nu hij er niet meer is. Ik hoop dat ik op een dag in staat ben woorden te geven aan de kwetsbaarheid die je als rouwende ervaart. Ik ben een spons die af en toe van schrik een steen probeert te zijn en dan ineens merkt dat ze weer spons geworden is, ik ben afwisselend vloed en eb. Ik ben een koude vochtige vieze dweil die zoekt naar een emmer met aangenaam warm schoon water.
Ik voel me melaats tussen vreemden. Ik hunker naar huid maar stoot lichamen af.
Twee jaar geleden overleed Bloems man, de arts en schrijver Ivan Wolffers. In Verkleed in vreugde rijgt Marion Bloem haar herinneringen, observaties, gedachtes, gevoelens en tranen over hun 52-jarige huwelijk aan elkaar. Ze schrijft door de rouw heen, op zoek naar het geheim van hun grote liefde. Onbarmhartig tegen zichzelf en haar partner onderzoekt ze hun argumenten om samen te willen blijven tot de dood hen zou scheiden.
Naast film-, documentairemaker en beeldend kunstenaar is Marion Bloem sinds haar debuut Geen gewoon Indisch meisje (1983) vooral een gelauwerd schrijver. In februari 2023 ontving ze de Constantijn Huygensprijs 2022 voor haar oeuvre. Verkleed in vreugde is haar eerste boek dat bij Das Mag verschijnt, in samenwerking met De Arbeiderspers.
Toen ik vijftien was, dreigde ik voor de tweede keer te blijven zitten.
Ik had geen interesse in school en tekende vooral. Mijn ouders maakten zich zorgen, maar waren ook van mening dat een kind de ruimte moest krijgen om zich te ontwikkelen op de terreinen waar het belangstelling in toonde. Ze bedachten toen dat ik lessen moest gaan volgen bij Roelof Klein, een Haarlemse kunstenaar die leerlingen ontving voor het tekenen van stillevens.
Dus fietste ik vanaf het voorjaar van 1963 elke woensdagmiddag vanuit het Mendelcollege – de katholieke hbs-jongensschool in Haarlem-Noord – naar de Schuttersdoelen aan de zuidkant van het centrum, waar Klein atelier hield.
Het was zo’n typisch stoffig atelier met droogbloemen en allerlei rommel op een lage tafel in het midden van de ruimte. En die rommel gingen we dan natekenen,
puur realistisch. Het maakte mij niets uit dat het traditionele stillevens waren: ik vond het stoer om met het échte werk bezig te zijn. Klein stimuleerde dat je een persoonlijke visie ontwikkelde op wat je tekende. En ik was de jongste, de anderen waren rond de achttien. Ik was een beetje de piechem. Dat voelde goed.
In die twee jaar bij Roelof Klein heb ik leren kijken, geleerd dat je niet vanuit je kennis dingen noteert op papier, maar dat je het beeld moet proberen te pakken. Dat je schaduwen moet leren begrijpen.
Na afloop kon ik mijn werk mee naar huis nemen en thuis laten zien. En dan was men trots. Die middagen bij Roelof Klein hebben me door die tijd heen getrokken.
Inclusief niet eerder getoonde beelden en schetsen!
Joost
Tentoonstelling
‘Joost Swarte overal’ in de Kunsthal in 2019 trok 140.000 bezoekers
Swarte (1947) is een internationaal vermaard tekenaar en grafisch ontwerper. In zijn heldere, onmiskenbare stijl ontwierp hij vele omslagen voor het legendarische Amerikaanse tijdschrift The New Yorker en het rebelse Vlaamse blad Humo. Maar ook werd hij ambassadeur van zijn vakgebied (de Haarlemse Stripdagen), uitgever (Oog & Blik), architect (Toneelschuur Haarlem) en ontwerper van glas-in-loodramen (het Gerechtshof in Arnhem) – om maar een aantal hoogtepunten te noemen.
Het succes van Swarte was onmogelijk geweest zonder zijn grote talent, maar wat waren nou de sleutelmomenten in zijn leven? Hoe kwam het dat hij de sprong in het diepe waagde, zijn studie opgaf en een tijdschrift in eigen beheer ging uitgeven? Hoe kwam hij tot zijn voorbeelden (Robert Crumb, Franquin), zijn esthetica, zijn filosofie? Hoe vond hij zijn stijl, hoe vormde hij zijn ideeën over het ontwerpen van beelden in twee en ook drie dimensies? Hoe kwam het uiteindelijk zover dat deze getalenteerde jongen uit Heemstede mocht gaan tekenen voor het wereldberoemde tijdschrift The New Yorker?
In dit boek wordt een poging gedaan die sleutelmomenten te reconstrueren. Door te kijken naar werken die nooit eerder zijn gepubliceerd, zijn werkmethode uit te diepen en eindeloos veel in gesprek te gaan. Sommige interviews zijn een-op-een, andere juist in bijzijn van centrale figuren uit zijn leven, zoals tekenaar Ever Meulen en humo-hoofdredacteur Guy Mortier. Ze geven impressies van het leven en de opvattingen van Swarte, maar bieden ook inzicht in de methode die Swarte hanteerde.
Ward Wijndelts (1975) was redacteur bij nrc, hoofdredacteur van Vrij Nederland en oprichter van literair striptijdschrift Eisner. Zijn favoriete werk van Joost Swarte is de poster voor het Franse muziekfestival Rencontres Trans Musicals, die zijn hele jeugd in de woonkamer hing en daardoor in zijn geheugen geëtst is.
“
Eens was dit het einde van de wereld.
De grens van het bevattingsvermogen van mensen die zichzelf als redelijk beschouwden, zo vertelde papa altijd als we hier kwamen. Hij reciteerde de eerste nog overgeleverde beschrijving van dit gebied, van een Romeinse militair die ook dichtte. Albinovanus Pedo heette hij. Hij leefde rond het begin van onze jaartelling. Tijdens een verkenningsexpeditie voorbij de linies van het Romeinse Rijk zoog het slik van deze ondiepe zee zijn oorlogsvloot vast. De bemanning kon geen kant meer op en een deel van de vloot zat gevangen in een onbegrijpelijke hel van monsterlijke golven. Albinovanus schreef dat ze werden overmeesterd door een eeuwige en onheilspellende duisternis, een blinde lucht die wrede monsters en vreemde wezens in zich droeg, alsof de wereld ons was ontnomen, waardoor niets nog viel te onderscheiden. De goden roepen ons terug en verbieden dat menselijke ogen van alle dingen het uiterste zien. De overlevenden wisten niet hoe snel ze van deze plek vandaan moesten komen en hoopten dat ze er nooit meer hoefden terug te keren.
Eeuwen later probeerden de mensen die hier woonden de geesten en schimmen die in het water leefden te vriend te houden door offers te brengen. Er werden loterijen gehouden en wie werd uitgekozen door het lot, werd naar een plaat op het wad gebracht die droogviel bij eb. Met touw werden de lichamen van de uitverkorenen op de opgedroogde klei gelegd om, terwijl de zee langzaam weer optrok, door de stroming te worden verzwolgen. Beetje bij beetje verdwenen hun lichamen in het zilte nat.
Papa hield van deze plek, die uiteindelijk ook het einde van zijn eigen wereld betekende.
EEN LABYRINTISCHE ZOEKTOCHT LANGS
DE BARRE WADDENKUST WAARAAN JE JE
MOET OVERGEVEN ALS AAN DE GETIJDEN
Op
‘Het komt hoogst zelden voor dat een roman je doet walgen, tot kokhalzen aan toe, én betovert.’
NRC
‘Twin Peaks in de Friese polder, doorspekt met filosofische bespiegelingen over de verdwijnende band tussen mens en natuur, of over het al of niet fictieve idee van een lineaire tijd.’
– De Lage Landen
Riene en Brechts verlangen om te weten waarom Mette de zee in is gelopen leidt tot een labyrintische zoektocht langs de barre waddenkust, waar volgens de overlevering van de Grieken en Romeinen waanzin en blindheid regeren. Terwijl de zussen dichter bij de waarheid denken te komen, brengen ze een verontrustend feit aan het licht dat hen dwingt hun eigen problemen onder ogen te komen. Over Was:
het drooggevallen wad bij Moddergat wordt het dode lichaam van een vrouw gevonden. Ze wordt geïdentificeerd als Mette Brun. Hoewel de autopsie wijst op een ongelukkige verdrinkingsdood en de lokale autoriteiten daarom afzien van verder onderzoek, hebben Mettes zussen Riene en Brecht hun vraagtekens bij het plotselinge overlijden. Mette kende het wad en getij als geen ander, vroeger raapten ze er oesters met hun vader.
Autopsie neemt een duik in een verborgen wereld die onder het oppervlak van het zichtbare sluimert. Met rauwe eenvoud creëert Jorritsma een beklemmend aura van vreemde, psychologische dreiging in een roman over rouw, identiteit en gebroken familierelaties, waaraan je je simpelweg moet en wil overgeven, net als aan de getijden.
Jilt Jorritsma (1991) is schrijver en historicus. Zijn debuutroman Was stond op de longlist van de Libris Literatuurprijs en de shortlist van de Anton Wachterprijs. Door nrc werd Jorritsma uitgeroepen tot Rijzende Ster in de Literatuur. Hij won de Joost Zwagerman Essayprijs en de Essaywedstrijd Nexus Connect. Zijn essays en korte verhalen verschenen onder meer in De Gids, De Revisor en de Nederlandse Boekengids. Aan de Open Universiteit doet hij onderzoek naar zinkende steden. Autopsie is Jorritsma’s tweede roman en zijn eerste boek bij Das Mag.
EIGENZINNIGE DENKER MARIAN
DONNER OBSERVEERT, REGISTREERT EN ANALYSEERT ONZE TIJD, WAARIN
ALLES LIJKT TE VERVLIEGEN
Over Zelfverwoestingsboek:
‘Een vrolijk pleidooi voor nietsontziende woede.’
– NRC
‘In haar Zelfverwoestingsboek hakt Marian Donner in op de zelfhulpindustrie.’
– Knack
Als de grens tussen echt en onecht vervaagt, tussen droom en realiteit, als we ons overal en nergens kunnen bevinden zolang er maar een goede internetverbinding is, zal het enige wat nog werkelijk tastbaar is, en misschien ook het enige wat nog te vertrouwen is, ons eigen lichaam zijn. Mijn huid, mijn handen, mijn hartslag.
Meer dan duizend jaar geleden voltooide de Japanse hofdame Sei Shōnagon Het hoofdkussenboek. In een verzameling korte notities beschreef ze de naderende lente, de mantelkever en de beervlinder, het keizerlijk hof, de vele minnaars die ze daar ontving, en vulde dat aan met oneindig veel lijstjes (‘afschuwelijke zaken: een man die praat alsof hij overal verstand van heeft’).
Zoals Shōnagon haar penseel langs een inktsteen streek (‘zeldzaamheden: een tekst zonder vlekken’), zo tikken we tegenwoordig op onze telefoon. We staren niet meer uit het raam om de wereld te aanschouwen, maar naar het blauwe licht van onze schermen. Wanneer de lente nu nadert, vragen we ons af waar alle bijen en vlinders gebleven zijn. Als voormalig telefoniste bij een escortbureau herkent Marian Donner evenwel veel in Sei Shōnagons verhalen over de mannen die ze ontving (‘doe alsof je slaapt’).
Hoe ziet ons huidige keizerrijk eruit? Wat dreigt er verloren te gaan, wat staat ons te wachten? In een verzameling korte beschouwingen, essays en verhaaltjes noteert Marian Donner de tekenen van een tijd waarin al het vaststaande lijkt te verdampen. Van Sei Shōnagon tot de AI-‘dame’ -LaMDa die volgens sommigen een bewustzijn kreeg, vraagt ze zich af: wat geeft er in deze tijd nog gewicht?
Marian Donner is essayist en columnist bij De Groene Amsterdammer, waar ze schrijft over popcultuur, technologie en alle overige pijnpunten van het moderne leven. Eerder verschenen van haar De grote weigering en de internationale bestseller Zelfverwoestingsboek Haar interesse ligt bij alles wat afwijkt van de norm (en de kwantummechanica).
EEN POËTISCHE EN
ONTREGELENDE
ROMAN
OVER HET GEWELD VAN SEKS EN GELD
‘Hemels duivelsboek... Nordenhof beweegt zich moeiteloos door het hele scala aan emoties, van bloedend kwetsbaar tot schaamteloos oncharmant, van grenzeloos liefdevol tot pijnlijk woedend.’
★★★★★★ – Kristeligt Dagblad
Over Geld als water:
‘Je wil als lezer direct door naar deel 2, alsof je een Netflix-serie kijkt. Het sluit aan bij deze tijdgeest en kan een nieuwe generatie lezers naar de literatuur lokken.’
– de Volkskrant
‘Een intrigerend, raadselachtig boek, gedreven door een stem die precies weet wat ze doet.’
– Bregje Hofstede
Inmiddels is het meer dan tien jaar geleden dat ik bij T wegging met een koffer vol met geld. De jonge vrouw die met hem mee was gegaan, ken ik niet meer, maar heb ik mezelf eigenlijk ooit gekend, liet ik me niet gewoon meevoeren op een onbegrijpelijke geldstroom? In ieder geval is het niet het boze vermoeden dat T een duivel is, dat me ervan heeft weerhouden onze gezamenlijke geschiedenis te schrijven, maar misschien eerder deze vraag: als T een duivel is, wat ben ik dan?
Olivia ontmoet in een Deense trein een Britse zakenman en reist niet veel later naar hem toe in Londen, midden in een aanhoudende pandemie. Terwijl ze veertien dagen lang in zijn appartement in verplichte quarantaine zit, werpt ze zich eindelijk op het schrijven over haar tijd als jonge sekswerker, toen ze een aanbod kreeg dat ze niet kon weerstaan en een duivels pact sloot.
Het duivelsboek is een poëtische en ontregelende roman over het geweld van seks en geld, zakenmannen en de duivel, en een volgende poging om een antwoord te formuleren op de vraag of het mogelijk is om lief te hebben ten tijde van kapitalisme. Een gedurfd, meerstemmig kleinood met grootse ambities.
Asta Olivia Nordenhof (1988) is een van de meest prikkelende stemmen van de Deense letteren. Haar eerste roman, Geld als water, verscheen in het voorjaar van 2023 in Nederland en leverde haar verschillende literaire prijzen op. Het boek vormde de aftrap van een zevenluik over de onmogelijkheid van liefde onder het kapitalisme, waarvan Het duivelsboek het zinderende, zelfstandig te lezen tweede deel is. Nordenhofs werk wordt inmiddels in 15 landen uitgeven.
Michal van Zelm (1981) vertaalde werk van onder anderen Olga Ravn, Jonas Eika en Søren Kierkegaard. Eerder ontving hij de Amy van Markenprijs voor zijn vertaalwerk.
MET TAAL EN KUNST ALS
INSTRUMENTEN VOOR VERANDERING PLEIT MIRTHE BERENTSEN VOOR EEN
NIEUWE DEFINITIE VAN HET GEZIN
In de relatie met mijn kind voel ik een ongekende vrijheid en plezier. Ik kan de ouder, de vader, de moeder, de persoon zijn die ik wil zijn. Samen zijn we vrij van vorm en kunnen we bestaan buiten de dwingende hokjes van categorieën.
Het gezin is een buitengewoon sterk merk. Het is de onaantastbare hoeksteen, de maatstaf van het leven, waar we alle vormen van samenleven aan afmeten. Daardoor is het vrijwel onmogelijk om buiten het gezin te denken en blijven we vastzitten in een ongelijke en lukrake verdeling van zorg, werk en verantwoordelijkheden, gelooft schrijver en kunstenaar Mirthe Berentsen. Bovendien staan de benauwende conventies van het gezin in schril contrast met de vrijheid die ze als moeder ook ervaart. De hoogste tijd voor een nieuw verhaal dus.
In haar artistieke werk zet Mirthe Berentsen ervaringen om in woorden en beelden, als politiek adviseur zet ze observaties om in daden en beleid. In deze grensverleggende essays combineert ze haar artistieke en
politieke praktijk, en legt ze vlijmscherp bloot waarom het gezin toe is aan herziening.
We moeten het hebben over het gezin is een hoopvolle zoektocht naar de verbeelding, naar nieuwe vormen van samenleven en zorgen, waarbij taal en kunst fungeren als krachtige instrumenten voor verandering. Aan de hand van persoonlijke ervaringen en gesprekken met toonaangevende wetenschappers, kunstenaars, schrijvers, feministen en artsen, herschrijft Berentsen het gezin. Niet om te benoemen wat er al is, maar wat er zou kunnen zijn.
Naast haar schrijver- en kunstenaarschap werkte Mirthe Berentsen (1984) in de thuiszorg, als beleidsmedewerker op de Nederlandse ambassade, in een psychiatrisch ziekenhuis in New York, als mantelzorger en adviseur voor de Raad voor Cultuur. Ze schreef voor nrc, Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, Art Basel en Spike Magazine. In haar podcast tussen kunst & kind onderzoekt ze mythes over het moederschap in de kunst. Ze woont in Amsterdam en Berlijn.
TOVE DITLEVSENS LAATSTE ROMAN, HET
SLUITSTUK VAN EEN NIETSONTZIEND OEUVRE
Over Tove Ditlevsen:
‘Misschien wel de meest spectaculaire herontdekking van de laatste jaren.’
– Der Spiegel ‘Niemand kan zo luchtig over zulke vreselijke ellende schrijven als Tove Ditlevsen.’
– Connie Palmen
Vilhelms kamer is Tove Ditlevsens laatste roman, het onwankelbare sluitstuk van een nietsontziend oeuvre. Het wordt gezien als een ‘meesterwerk in de Deense literatuur’, aldus de krant Politiken in een zessterrenrecensie van een recente Deense heruitgave.
Vilhelms kamer omvat de neerslag van een stormachtig huwelijk. Lise en Vilhelm, zij een instabiele kinderboekenauteur, hij een opvliegende krantenman, hebben oprechte strijd en even oprechte verzoeningen, maar na twintig jaar van aantrekken en afstoten knapt hun verbintenis definitief wanneer Vilhelm de biezen pakt met zijn minnares en zijn kamer leeg komt te staan.
In Vilhelms kamer ontmaskert Ditlevsen het huwelijk als een inferno, waar zelfs de liefde niet kan overwinnen. Wie vernietig je eerst: jezelf of de ander?
Tove Ditlevsen (1917–1976) werd jarenlang gezien als een schrijver die niet in de literaire kringen van haar tijd paste: ze was een huisvrouw uit de arbeidersklasse, met vier gestrande huwelijken en een sluimerende drugsverslaving, die zichzelf en haar naasten genadeloos gebruikte in haar schrijven. In haar tijd werd ze zowel omarmd als neergesabeld, en tegenwoordig is haar rauwe en springlevende oeuvre wereldwijd herontdekt: haar vermaarde, autobiografische Kopenhagen-trilogie wordt in 36 landen uitgegeven.
Lammie Post-Oostenbrink (1970) vertaalt uit het Deens, Noors en Zweeds. Ze is de vaste vertaler van Tove Ditlevsen.
Overal zit mens. Een moordfantasie, de Libris-genomineerde roman van Yves Petry, maakt zijn opwachting in het theater! Vanaf 25 oktober staat de monoloog van Tom Van Dyck maar liefst 43 keer in Belgische theaters. Een meeslepende reis door de gedachtekronkels van kluizenaar Kasper Kind, boswachter met ‘Waldschmerz’, die al breinwandelend grip probeert te krijgen op de demonen in zijn hoofd. Niet alleen veracht Kasper het zelfgenoegzame groepsdenken van de menselijke soort, ook is hij woedend om het vernietigende effect van de mens op de natuur. Om niet ten prooi te vallen aan totale waanzin, beraamt Kasper een moord.
Het journalistieke meesterwerk Laura H. van Thomas Rueb is dit najaar eindelijk te zien als zesdelige televieserie op npo3 (gemaakt door vpro, human en vrt)! Het vertelt het verhaal van Laura H., die in 2015 met man en twee kinderen naar het Kalifaat vertrok – en een klein jaar later weer terugkeerde. Het boek won de Brusseprijs en de Hebban Debuutprijs, en werd nrc Boek van het jaar. Ook haalde het de shortlist van de Bookspot Literatuurprijs. Eerste uitzending: 1 september.
DEZE TITELS VERSCHIJNEN BINNENKORT BIJ DAS MAG!
JUNI JULI
Peter Buurman Een kern van waarheid
Marion Bloem Verkleed in vreugde
Marian Donner Rooksignalen
Jonas Kooyman De havermelkelite
Ward Wijndelts Sleutelmomenten – Joost Swarte
Tove Ditlevsen Vilhelms kamer
JULI
Ágota Kristóf De tweelingentrilogie
Mirthe Berentsen – We moeten het hebben over het gezin
Jilt Jorritsma Autopsie
AUGUSTUS
Thomas Heerma van Voss Het archief
PR Nederland
Bowi van Onna
hotline@dasmag.nl
+31 6 44 55 66 36
Verkoop Nederland
Mike van Holsteijn
verkoop@dasmag.nl
+31 6 39 49 26 61
PR Vlaanderen
Barbara Geenen
barbara@dewolken.nu
+32 494 65 68 69
Lize Spit Autobiografie van mijn lichaam OKTOBER
Asta Olivia Nordenhof Het duivelsboek
Op de hoogte blijven van de laatste nieuwtjes voor de boekhandel? Volg onze Instagrampagina, speciaal voor boekhandelaren: @dasmag_boekhandel
Verkoop Vlaanderen
Alexandra Cousy
alexandra@dewolken.nu
+32 497 17 00 55