w eb ve rs
ie
Thema 1: toentertijd
4
w eb ve rs ie
4e leerjaar
thema 1 3
Toentertijd
Doelen
ET
GO!
OVSG
VVKBaO
5.7 5.8 5.9
3.4.5.22 3.4.5.25 3.4.5.26 3.4.5.30 3.4.5.38
WO-TIJD-51 WO-TIJD-52 WO-TIJD-57 WO-TIJD-58
8.11 8.12 8.13 8.14 8.15
SV 1.2 1.4 1.7 3
3.1.1.6 3.1.1.13 3.1.2.2 3.1.2.14
WO-MNS-SC-1.3.05 WO-MNS-SV-2.2 WO-MNS-SV-2.3 WO-MNS-SV-2.4 WO-MNS-SV-2.12
4.2 4.7 4.12 4.14
w eb ve rs
Eindtermen en leerplandoelen
ie
1 De kinderen kennen elementen uit de evolutie van het onderwijs door de tijd heen en kunnen daarvan voorbeelden geven en die situeren. 2 De kinderen kennen elementen uit de evolutie van arbeid en vrije tijd door de tijd heen en kunnen daarvan voorbeelden geven en die situeren. 3 De kinderen kennen elementen uit de evolutie van de woning door de tijd heen en kunnen daarvan voorbeelden geven en die situeren. 4 De kinderen tonen belangstelling voor het verleden. 5 De kinderen kunnen in groep een spel spelen (hun beurt afwachten, zich houden aan een taakverdeling, zich passend gedragen bij winst en verlies, een eigen strategie uitdenken).
Materiaal
- Speelbord Toentertijd - 18 speelkaarten Toentertijd: 6 kaarten Woningen, 6 kaarten Onderwijs en 6 kaarten Ontspanning - 1 speurkaart per speler - 1 pion per speler - 1 envelop - 1 dobbelsteen
Groeperingsvorm
Heterogene groepjes van drie spelers
Voortaak
Uit een stapel van achttien speelkaarten de drie ontbrekende kaarten proberen te achterhalen.
thema 1 | toentertijd
4e leerjaar
thema 1 4
1
Instap
ie
w eb ve rs
2
Introduceer kort het thema van het gezelschapsspel: de woning, het onderwijs en ontspanning door de eeuwen heen. De leerlingen zullen op het speelbord foto’s en tekeningen herkennen uit hun bronnenboek. Stel hierover enkele vragen: - In welke eeuw kregen de rijke kinderen thuis privéles? - Kinderen uit arme gezinnen konden in de 19e eeuw niet naar school. Waarom niet? - In de 14e eeuw werkten de boeren voor de kasteelheer. Wat kregen zij in ruil? - …
Spelverloop
2.1 Vooraf
Leg de 18 kaarten met de beeldzijde naar beneden in drie stapels: 6 kaarten Woningen, 6 kaarten Onderwijs en 6 kaarten Ontspanning. Haal uit elke stapel één willekeurige kaart en stop ze in de envelop. Zorg ervoor dat niemand deze kaarten kan zien. Maak van de drie stapeltjes één stapel en schud ze grondig. Geef elke speler vijf kaarten. Geef elke speler één speurkaart. Ze leggen de speurkaart zo neer zodat de andere spelers die niet kunnen lezen. Elke speler zet op de speurkaart een kruisje naast elke kaart die hij/zij daarnet gekregen heeft (dus vijf kruisjes in totaal). Elke speler neemt een pion. Gooi om de beurt de dobbelsteen. Wie het hoogste aantal ogen gooit, mag beginnen.
2.2 Het spel
Tijdens dit spel ga je op zoek naar de kaarten van je tegenspelers. Als je die kunt opsporen, weet je ook welke kaarten er in de envelop zitten. De eerste speler gooit de dobbelsteen. De speler zet zijn/haar pion op de juiste plaats. Gooi je een ‘1’, zet je pion dan op het eerste ruimtetuig, gooi je een ‘2’, zet je pion dan op het tweede ruimtetuig ... De speler vraagt nu aan een speler naar keuze of hij/zij één van de drie kaarten heeft die bij het getal hoort. De speler mag maar één vraag stellen. Voorbeeld: Joris gooit een 5. Hij zet zijn pion op ruimtetuig 5. Hij mag nu aan een speler naar keuze één vraag stellen over één van de drie kaarten die bij ruimtetuig 5 hoort. Welke vragen kan hij stellen? Hilde, heb jij de kaart met de arbeiderswoning? of Manu, heb jij de kaart met werken in de fabriek? of Juul, heb jij de kaart met volksdansen?
thema 1 | toentertijd
4e leerjaar
thema 1 5
De speler vult indien nodig zijn/haar speurkaart aan. De speler links van de eerste speler is nu aan de beurt.
w eb ve rs
ie
Ben je aan de beurt en weet je welke kaarten er in de envelop zitten, dan schrijf je de drie antwoorden op je speurkaart en controleer je of je antwoorden kloppen. Zijn je drie antwoorden juist, dan ben jij de winnaar van het spel. Toon je speurkaart en de drie speelkaarten uit de envelop aan je tegenspelers ter controle. Heb je ĂŠĂŠn of meerdere fouten, dan mag je tijdens dit spel niet meer meespelen. Stop de drie kaarten terug in de envelop. Toon al de kaarten die je nog in je handen had aan je tegenspelers. Zij noteren al je kaarten op hun speurkaart en spelen verder. Enkele belangrijke tips: - Maak tijdens het spel zo veel mogelijk aantekeningen op je speurkaart. - Zelfs al ben je niet aan de beurt, luister dan heel aandachtig naar de vragen en de antwoorden van de tegenspelers.
3
Evaluatie
Laat de leerlingen de evaluatiefiche invullen.
thema 1 | toentertijd
KOPIEERBLAD 1 thema 1 - speurkaart
4e leerjaar
SPEURKAART ONTSPANNING
tent
zoeken naar vruchten
luisteren naar verhalen
villa
meester aan huis
kasteel
opleiding tot ridder
eenvoudige hoeve
zondag naar school
ie
ONDERWIJS
verstoppertje riddertornooi hinkelen
w eb ve rs
WONINGEN
arbeiderswoning
werken in de fabriek
volksdansen
flat
moderne leermiddelen
computerspelletjes
Antwoord:
Antwoord:
Antwoord:
___________________
___________________
___________________
SPEURKAART
WONINGEN
ONDERWIJS
ONTSPANNING
tent
zoeken naar vruchten
luisteren naar verhalen
villa
meester aan huis
verstoppertje
kasteel
opleiding tot ridder
riddertornooi
eenvoudige hoeve
zondag naar school
hinkelen
arbeiderswoning
werken in de fabriek
volksdansen
flat
moderne leermiddelen
computerspelletjes
Antwoord:
Antwoord:
Antwoord:
___________________
___________________
___________________
thema 1 | toentertijd
thema 1 | toentertijd
= saai
De Mundofinale
De steen van Rosetta
Een berm vol leven
Langsheen de tien provincies
Van Ambiorix tot …
Elektrospel
= leuk
= heel tof
Ik vond het spel …
❏ Van spelen kun je heel veel leren.
ie ❏ Ik sluit me erg snel bij een groepje aan om een spel te spelen.
❏ Ik wil altijd winnen.
❏ Ik heb moeite om de spelregels te begrijpen.
❏ Ik ben een doorzetter.
❏ Ik hou niet van oneerlijke spelers.
❏ Ik help kinderen die het spel niet begrijpen.
❏ Ik speel liever met twee, dan met een grote groep.
❏ Ik speel liever alleen.
❏ Ik speel eerlijk.
❏ Ik zal dit spel nog dikwijls spelen.
❏ Ik heb geen problemen om een stappenplan uit te voeren.
❏ Na het spel help ik opruimen.
❏ Ik speel liever alleen.
❏ Ik ben erg zenuwachtig tijdens het spel.
❏ Ik heb de leiding tijdens het spel.
❏ Ik kan tegen mijn verlies.
❏ Tijdens het spel houd ik me aan de regels.
Kruis de uitspraak/uitspraken aan die bij je passen.
w eb ve rs
Race om het groene eiland
Zoetekoeke
Toentertijd
Gezelschapsspel
KOPIEERBLAD 2 - evaluatiefiche 4e leerjaar
w eb ve rs
ie
onderwijs
ontspanning
woning
onderwijs
thema 1 | toentertijd
woning
woning
onderwijs
ie
ontspanning
w eb ve rs Bijlage 1A thema 1 - speelkaarten 4e leerjaar
heel, heel lang geleden bij de eerste mensen
meester aan huis
2e eeuw
De kasteelheer woonde in het kasteel. De boeren woonden in een klein huisje net buiten het kasteel.
kasteel
ie luisteren naar verhalen
Kinderen van rijke ouders kregen les van een meester aan huis. Ze leerden lezen, schrijven en rekenen.
2e eeuw
villa
De rijke Romeinen woonden in stenen villa’s met pannendak.
2e eeuw
14e eeuw
Jongens uit het kasteel werden opgeleid tot ridder. De meisjes kregen les om een goede kasteelvrouw te worden.
opleiding tot ridder
De kinderen verveelden zich niet: ze knikkerden, speelden met de tol, hoepelden, hinkelden of speelden verstoppertje.
verstoppertje
w eb ve rs
14e eeuw
tent
Als ontspanning zwommen de kinderen in een riviertje, speelden de jacht na of luisterden naar de verhalen van de oude mannen.
heel, heel lang geleden bij de eerste mensen
Oermensen woonden in grotten of in primitieve tenten met takken en dierenhuiden. Soms schuilden ze ook in holen in de grond met wat takken erover.
heel, heel lang geleden bij de eerste mensen
zoeken naar vruchten De kinderen gingen niet naar school, maar zochten naar vruchten, noten en eetbare wortels.
woning
onderwijs
ontspanning
woning
thema 1 | toentertijd
ontspanning
woning
ie ontspanning
onderwijs
w eb ve rs Bijlage 1b thema 1 - speelkaarten 4e leerjaar
17e eeuw
arbeiderswoning
19e eeuw
volksdansen
19e eeuw
ie
14e eeuw
zondag naar school
In de 21e eeuw kunnen de mensen kiezen uit tal van verschillende woningen: villa’s, bungalows, sociale woningen, flats …
flat
21e eeuw
De mensen ontspanden zich met volksspelen, duivenmelken of volksdansen.
w eb ve rs riddertornooi
De gewone werkman woonde in een arbeidershuisje dicht bij de fabriek. Het vuile water liep gewoon door een goot in het midden van de straat.
De kinderen uit het kasteel vonden riddertornooien een echt spektakel!
De kinderen van de gewone man moesten bij hun ouders helpen. Op zondag, hun vrije dag, gingen ze naar school! Ze zaten in overvolle klassen bij erg strenge meesters.
werken in de fabriek
19e eeuw
hinkelen
17e eeuw
eenvoudige hoeve
Het hinkelspel was in de 17e eeuw erg populair.
Arme kinderen konden niet naar school. Ze moesten hard werken in de fabriek, meestal zo’n twaalf uur per dag.
17e eeuw
Rijke burgers bouwden grote landhuizen vol pracht en praal. De gewone man woonde in een simpel huisje of in een eenvoudige hoeve.
ie
ontspanning
4e leerjaar
w eb ve rs
onderwijs
Bijlage 1c thema 1 - speelkaarten
thema 1 | toentertijd
w eb ve rs
ie
21e eeuw
moderne leermiddelen Scholen beschikken over gezellige klassen met computers en moderne leermiddelen.
21e eeuw
computerspelletjes Kinderen hebben een waaier aan ontspanningsmogelijkheden. Allerlei computerspelletjes zijn erg in trek.
4e leerjaar
thema 1 spelregels Toentertijd
Aantal spelers 3
Wat heb je nodig?
Speelbord Toentertijd 18 speelkaarten Toentertijd: 6 kaarten Woningen, 6 kaarten Onderwijs en 6 kaarten Ontspanning 1 speurkaart per speler
eb ve rs
- - -
Jullie zorgen zelf voor:
- - - -
1 dobbelsteen 1 pion per speler 1 envelop 1 balpen per speler
Doel van het spel
Uit een stapel van achttien speelkaarten de drie ontbrekende kaarten proberen te achterhalen.
Spelregels Vooraf
- Leg de 18 kaarten met de beeldzijde naar beneden in drie stapels: 6 kaarten Woningen, 6 kaarten Onderwijs en 6 kaarten Ontspanning. - Haal uit elke stapel één willekeurige kaart en stop ze in de envelop. Zorg ervoor dat niemand deze kaarten kan zien. - Maak van de drie stapeltjes één stapel en schud ze grondig. - Geef elke speler vijf kaarten. - Geef elke speler één speurkaart. - Elke speler zet op de speurkaart een kruisje naast elke kaart die hij/zij daarnet gekregen heeft (dus vijf kruisjes in totaal). - Elke speler neemt een pion. - Gooi om de beurt de dobbelsteen. Wie het hoogste aantal ogen gooit, mag beginnen.
Het spel
- Tijdens dit spel ga je op zoek naar de kaarten van je tegenspelers. Als je die kunt opsporen, weet je ook welke kaarten er in de envelop zitten. - De eerste speler gooit de dobbelsteen. De speler zet zijn/haar pion op de juiste plaats. Gooi je een ‘1’, zet je pion dan op het eerste ruimtetuig, gooi je een ‘2’, zet je pion dan op het tweede ruimtetuig ... - De speler vraagt nu aan een speler naar keuze of hij/zij één van de drie kaarten heeft die bij het getal hoort. De speler mag maar één vraag stellen. thema 1 | toentertijd
1
Voorbeeld :
eb ve rs
Joris gooit een 5. Hij zet zijn pion op ruimtetuig 5. Hij mag nu aan een speler naar keuze één vraag stellen over één van de drie kaarten die bij ruimtetuig 5 hoort. Welke vragen kan hij stellen? Hilde, heb jij de kaart met de arbeiderswoning? of Manu, heb jij de kaart met werken in de fabriek? of Juul, heb jij de kaart met volksdansen? - De speler vult indien nodig zijn/haar speurkaart aan. - De speler links van de eerste speler is nu aan de beurt. - Ben je aan de beurt en weet je welke kaarten er in de envelop zitten, dan schrijf je de drie antwoorden op je speurkaart en controleer je of je antwoorden kloppen. Zijn je drie antwoorden juist, dan ben jij de winnaar van het spel. Toon je speurkaart en de drie speelkaarten uit de envelop aan je tegenspelers ter controle. Heb je één of meerdere fouten, dan mag je tijdens dit spel niet meer meespelen. Stop de drie kaarten terug in de envelop. Toon al de kaarten die je nog in je handen had aan je tegenspelers. Zij noteren al je kaarten op hun speurkaart en spelen verder. Enkele belangrijke tips:
- Maak tijdens het spel zoveel mogelijk aantekeningen op je speurkaart. - Zelfs al ben je niet aan de beurt, luister dan heel aandachtig naar de vragen en de antwoorden van de tegenspelers.
thema 1 | toentertijd
2