educatieve uitgaven
Nederlands met die Keure
Inhoud
Beste leerkracht, Ben jij ook op zoek naar een creatieve methode Nederlands die jouw leerlingen rijker maakt in taal? Dan zit je goed bij uitgeverij die Keure. In Kapitaal staat de leerling centraal. Leerlingen worden door onze methode uitgedaagd en gemotiveerd om (begeleid) zelfstandig aan de slag te gaan. Kapitaal doet precies wat de naam belooft: leerlingen rijk maken in taal. Troeven van Kapitaal volgens onze gebruikers: • uitdagend materiaal • stimulerende en afwisselende werkvormen • actueel en aansluitend bij de leefwereld van de leerlingen • mooie taakgerichte taaltaken • op heel veel vlakken creatief • variatie in tekstsoorten • frisse en aantrekkelijke lay-out Auteursteam Kapitaal Ward Ceulemans, Natalie Drees, Lai Chi Wong, Patrice Leirs, Jo Lavreysen, Steven Thielemans, Inge Misschaert, Inge Bergh, Inès Cabello-Gonzalez, Isabel Van Rompaey, Bart Claessens
Inhoud van deze brochure Troeven
p. 3
Rubrieken
p. 13
Bestelinfo
p. 20
Timing TSO/KSO Kapitaal 5 TSO/KSO: september 2016
2
Kapitaal 6 TSO/KSO: september 2017
Nederlands met die Keure
Troeven
Nederlands met die Keure
Kapitaal 3
Kapitaal 1
Het leerwerkboek voor de 1e en 2e graad biedt voldoende schrijfruimte en de leerlingen kunnen de oefeningen gemakkelijk opnieuw maken. In de 1e graad ligt de nadruk ook op begeleid zelfstandig leren.
Wanneer?
Wat?
Werkvorm?
Hoe verbeteren?
Wat vond je ervan?
Kapitaal 2
Kapitaal 1
Begeleid zelfstandig leren vormt de rode draad, stap voor stap met een doorlopende leerlijn van1 tot 6. Ook in de tweede graad zijn er nog heel wat BZLopdrachten en projecten. Maar de klemtoon verschuift naar coöperatieve werkvormen doorheen de verschillende opdrachten.
leuk
/
/
___________________
Opdracht 1-2: - oefenen met OVUR
Verbetering via een correctiemodel en door de leerkracht
niet leuk moeilijk gemakkelijk kan ik goed kan ik niet zo goed
/
/
___________________
Kapitaal heeft op een bijzondere manier aandacht voor doelen. In elk thema verwoorden we de doelstellingen in leerlingentaal. In Kapitaal 1 start elk leerstofonderdeel met een opsomming van de te behalen doelstellingen en de manier waarop ze worden bereikt.
/
/
___________________
/
/
/
/
___________________
___________________
Opdracht 3-10: - leesstappenplan - leesstrategieën - communicatieschema - begrijpend lezen Opdracht 11-14: - spreken en luisteren: stellingen, argumenten - inleiding, midden, slot - schrijven: een betoog
Opdracht 15-17: - kijken en luisteren: examentips - een voorgestructureerd kader aanvullen - eigen mening verwoorden
Opdracht 18: - vervoeging van de werkwoorden
leuk Verbetering via een correctiemodel
niet leuk moeilijk gemakkelijk kan ik goed
Kapitaal kan ik niet zo goed leuk 1Verbetering en 2 zijnniet leuk moeilijk via een leerwerkboeken gemakkelijk correctiemodel kan ik goed met elk 10 thema’s. Zo kan ik niet zo goed kun je perleukmaand een hoofdniet leuk Zelfevaluatie + stuk doorwerken. Thema 4 moeilijk evaluatie leerenkrachtthemagemakkelijk 10 zijn herhalingskan ik goed ik niet zo goed thema’s. kan Alle geziene leuk leerstof uit de vorige niet leuk Verbetering moeilijk via een thema’s wordt hier gemakkelijk correctiemodel ik goed herhaald.kan kan ik niet zo goed leuk
/
/
___________________
Opdracht 19-22: - spreekwoorden en zegswijzen
Verbetering via een correctiemodel en door de leerkracht
niet leuk moeilijk gemakkelijk kan ik goed kan ik niet zo goed leuk
/
/
___________________
Opdracht 23-28: - Schooltaal is nog steeds Chinees
niet leuk Verbetering door de leerkracht
moeilijk gemakkelijk kan ik goed kan ik niet zo goed
116
3
Nederlands met die Keure
Troeven
Kapitaal 6
Kapitaal 5
In de 3e graad wordt gebruik gemaakt van een cursus om leerlingen te leren noteren als voorbereiding op verdere studies. Deze cursus bevat eveneens invulruimtes voor kleine oefeningen. Elke module bevat een stukje van een verzamelmap waarin leerlingen hun lees- en kijkervaringen bundelen, zo werken de leerlingen gedurende het volledige schooljaar aan hun Literatuurporfolio.
4
Kapitaal 6
Kapitaal 5
Thema 4 en thema 10 zijn herhalingsthema’s. Alle geziene leerstof uit de vorige thema’s wordt hier herhaald.
2.2.2
Gespot op Facebook
2 MAN OVER WOORD
Tijdlijn
Werkt bij François Haverschmidt
met die Keure
2.1 HERKOMST VAN WOORDEN Met al die non-verbale taal zou je bijna vergeten dat we ook nog gewoon met elkaar praten. Wanneer we met elkaar in gesprek gaan, gebruiken we taal. Die taal bestaat uit zinnen en die zinnen bestaan dan weer uit woorden. Maar waar komen al die woorden vandaan? Waarom heet een stoel een stoel? En niet iets anders? Wie heeft ooit bepaald dat het stuk stof rond onze voeten een kous heet of een sok? Op etymologiebank.nl kun je opzoeken waar een woord vandaan komt.
Piet Paaltjens
Info
Nederlands
Kapitaal 5
Kapitaal 5
Troeven
Info
Foto’s 1 Video’s 1 Vrienden 174 Status
Foto
Plaats
Meer
Levensgebeurtenis
Voor sok vinden we bijvoorbeeld deze uitleg:
Wat ben je aan het doen?
Komt uit Leiden
Ontleend aan Latijn soccus ‘kleine, Griekse schoen’, dat zelf ontleend was aan Grieks súkchos ‘lage schoen’, een leenwoord uit een mediterrane taal. In het Nieuwnederlands wijzigde de betekenis van ‘slof’ (vaak van wol of katoen) naar ‘korte kous’ onder invloed van Duits Socke ‘sok’ [16e eeuw; Pfeifer], in Noord-Duitsland tot in de 19e eeuw ook ‘slof’ (Paul), eerder al soc ‘sok’ [9e eeuw; Pfeifer], en van Engels sockes ‘korte kousen’ [1327; OED], eerder al socc ‘schoentje’ [ca. 725; OED]. De woorden in het Duits en het Engels zijn eveneens ontleend aan Latijn soccus.
Plaatsen
De methode zorgt voor veel variatie. Teksten en opdrachten worden afgewisseld met literaire weetjes en studietips. Serieuze leerinhouden worden afgewisseld met speelse Facebookfragmenten, snoepfragmenten, ‘taalvoutjes’ en frag-menten uit ‘Man over woord’. Vind ik leuk
Piet Paaltjens 30 mei 1880
Ook in Man Over Woord waren ze benieuwd naar de oorsprong van enkele woorden. Ze kwamen tot enkele verrassende ontdekkingen!
Lap! Ik ben mijn tas met teksten kwijt! François Haverschmidt Ik heb hier wat papieren gevonden. Kom je eens kijken? Alles ligt wel door elkaar en er is niks genummerd.
Bekijk het filmpje. Fris vooraf de luister- en kijkstrategieën nog eens op. Je vindt ze in je TaalKlapper. Kies daarna zelf een drietal woorden uit waarvan je graag de oorsprong zou willen weten en zoek ze op. Surf hiervoor naar www.etymologiebank.nl.
Piet Paaltjens Laat maar. Nu geen zin. François Haverschmidt Ik wil de teksten morgen langsbrengen. Piet Paaltjens Morgen moet ik biljarten, sorry.
Boeken
Uitnodiging voor zangavond 15 mei 1880
Sociëteit Leiden heeft je uitgenodigd. Muziek Piet Paaltjens Ik kom niet. Sociëteit Leiden Ach, kom op, kerel! Zang en vrolijkheid lijmen elk gebroken hart.
5 Module 5 LOL
5
François Haverschmidt Ik blijf ook thuis.
Module 8 ferme madammen
Sociëteit Leiden Pffft, kniesoren, zoek een boom allebei.
497
Kapitaal 5
320
Piet Paaltjens Niet dat van mij.
Studie
De methode helpt de leerlingen om te leren studeren, wat hun zeker ook later in het hoger onderwijs ten goede zal komen: studietips, zelfstandig leren noteren, tijdsband …
tips
Deze woorden kunnen je helpen om de inhoud van deze module te duiden. zender - ontvanger - boodschap - code - intentioneel - medium - decoderen - context - referentieel emotief - poëtisch - conatief - fatisch - metatalig
1.2 DE INSTRUCTIE Wat is een instructie? Instructies vind je in elk aspect van de samenleving. Je koopt een nieuw toestel en vindt daar een handleiding bij. Je zit in de klas en krijgt instructies over een opdracht die je moet uitvoeren. Je geeft les in een sportploeg en je moet een oefening uitleggen aan de spelers ... Er zijn heel wat mogelijkheden en opties!
Doel van de instructie: ze moet zo duidelijk mogelijk zijn.
Voer de volgende opdracht uit. Aan de slag: > Wie vind jij een straffe man? Denk niet alleen aan mannen met (inter)nationale allure, maar evengoed aan de plaatselijke held die iets strafs wist te verwezenlijken. Helemaal uit het niets komen hun straffe prestaties meestal niet, denk maar aan topsporters die hun volledige leven in het teken plaatsen van die ene titel die ze zo graag op hun naam zouden hebben staan. > Schrijf nu een instructie uit in vijf tot tien stappen die jouw straffe man moest volgen om zich in de schijnwerpers te werken. > Maak een PowerPointpresentatie, een prezi of een stopmotionfilmpje. Kies je voor een PowerPointpresentatie, illustreer dan met eigengemaakte foto’s of foto’s die je op het net vond. De presentatie telt maximaal vijf dia’s. > Hoe verliep deze opdracht? Wat ging vlot? Wat vond je moeilijk? Wat zou je een volgende keer anders aanpakken?
We trekken de lijn ‘Begeleid zelfstandig leren’ uit Kapitaal eerste en tweede graad verder door in Kapitaal 5 ASO. Vanaf de derde graad doet Kapitaal meer en meer beroep op de onderzoekscompetenties/ -vaardigheden van de leerlingen.
Studie
tips
Gebruik het OVUR-schema en kijk de theorie na in je TaalKlapper. Je krijgt punten op taal, tekst en (PowerPoint)presentatie.
2 MAN OVER WOORD: HEBBAN OLLA VOGALA Dat taal leeft, hoeft geen betoog. Talen evolueerden door de eeuwen heen tot hoe we ze nu kennen, zowel geschreven als gesproken. Ook het Nederlands onderging een enorme evolutie. Woorden veranderen van betekenis of verdwijnen en er ontstaan nog elke dag nieuwe woorden, door de ontwikkelingen op economisch of technologisch gebied. Een middeleeuwer had die woorden niet nodig, maar wij natuurlijk wel. Taalkundigen maakten naar aanleiding van talloze studies een onderverdeling in drie stadia van het Nederlands. Zoek op de tijdsband van welk jaartal tot welk jaartal de stadia ongeveer verliepen. > Oudnederlands:
________________________________________________________________________________________________
> Middelnederlands:
________________________________________________________________________________________________
> Nieuwnederlands:
________________________________________________________________________________________________
Zo’n grens moet je natuurlijk met een korreltje zout nemen. Het is niet zo dat mensen van de ene op de andere dag geen Oudnederlands, maar Middelnederlands begonnen te praten. Dat ging zo geleidelijk dat taalkundigen het pas merkten door de geschreven teksten met elkaar te vergelijken. Module 1 straffe mannen!
5 69
5
Troeven
Nederlands
Kapitaal 3
Kapitaal 6
met die Keure
C
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
:
D
ù
Z
^
S
D
A
‘
Q
X
Z
W
E
1
H
6
(
9
“
C
C
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
!
F
}
(
P
F
D
Ö
A
F
P
F
N
$
G
Y
D
T
K
C
X
D
A
‘
Q
X
Z
6
E
1
H
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
!
F
}
(
P
F
D
Ö
A
F
P
M
“
F
D
9
S
!
F
}
(
P
F
D
Ö
A
F
P
M
N
$
G
Y
D
T
K
C
X
W
M
L
P
O
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
F
;
!
8
O
G
C
Kapitaal 2
De onderwerpen zijn gekozen in functie van de leefwereld van de leerlingen.
S
T
J
?
E
S
I
A
F
P
M
N
$
G
Y
D
T
K
C
X
W
M
L
P
O
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
F
Thema 3 Om de tuin geleid
Opdracht 4 Lees de tekst. Daarna ga je eerst de moeilijke woorden bestuderen en inoefenen. Ten slotte ga je aan de slag met de zinsbouw.
Het magische bed van Procrustes
Het taalsysteem is geïntegreerd met de vaardigheden (geïntegreerde opdrachten).
(Anthony Horowitz)
Een van de gevaarlijkste wegen die door het oude Griekenland voerden, ja een van de gevaarlijkste in de hele wereld, wat dat betreft, was de kustweg tussen Troizen en Athene. Op geen enkele andere weg vielen zo veel slachtoffers. Toch was het zo te zien best een veilige weg. Er zaten geen scherpe bochten in, er waren geen verzwakte bermen langs afgronden, waar een strijdwagen onverhoeds over de rand kon tuimelen. Het wegdek was vlak en zelfs redelijk goed onderhouden ook. Er was zelfs niet eens druk verkeer, zodat er vrijwel geen gevaar was voor botsingen of iets dergelijks. Hoe kwam het dan dat maar zo weinig mensen die uit Troizen vertrokken, ooit in Athene aankwamen? Hoe kwam het dat minder dan de helft van de reizigers die Athene verlieten ooit Troizen bereikte? Daar waren op z’n minst vijf redenen voor en geen van de vijf was nou echt gezellig te noemen. De weg werd namelijk vrijwel over z’n volledige lengte bestookt door de akeligste woeste bandieten en de meest krankzinnige moordenaars die je je kunt voorstellen. Het waren er zo veel dat het je mag verbazen dat er nog mensen waren die over die weg durfden te reizen.
Om te beginnen had je daar Periphetes, die de lieflijke bijnaam had van de ‘Knuppelaar’, vanwege deenorme knuppel waarmee hij reizigers de schedel insloeg. Dan had je Sinis, de ‘Pijnscheut’ genaamd. Die had de leuke gewoonte pijnbomen om te buigen en daarmee mensen af te schieten als met een katapult. Als derde had je Kerkyon; diens liefhebberij was het om een potje met zijn slachtoffers te worstelen en ze daarbij langzaam dood te drukken. Zijn collega Skeiron vond niets zo opwindend als voorbijgangers van de rotsen af te trappen, de afgrond in. Maar stel dat je toevallig niet werd afgeschoten, afgestraft, afgetuigd, fijngeknepen of doodgeknuppeld, dan liep je kans dat je Procrustes tegenkwam. En al heel gauw zou je dan wensen dat je hem nooit had gezien.
6
1 HOE MEER JE LEERT, HOE BETER
87
Nederlands met die Keure
Kapitaal 1
Troeven
OM OP TE ETEN?
Kapitaal 2
Leerlingen leren heel wat nieuwe woordenschat met Kapitaal. We starten met instructietaal in Kapitaal 1 en het verwerven van schooltaalwoorden. Nieuwe woordenschat en woordenschatstrategieën blijven belangrijk in alle leerjaren van de methode.
In Kapitaal 2 start elk thema met een passend gedicht, we zetten leerlingen aan tot appreciatie van poëzie.
Lijmen Ik had drie beestjes, drie beestjes van steen. Een vogeltje, Een veulentje, Een varkentje. Ze zijn gevallen. Ze braken stuk. Ik heb ze gelijmd. ‘t is bijna gelukt. Ik heb drie beestjes, drie beestjes van steen. Een volentje, Een veukentje, Een vargeltje. Joke van Leeuwen, Uit: Ozo heppie en andere versjes, Amsterdam: Querido, 2000
7
C
(
S
T
J
P ?
W € E
S
met die Keure
L
Ö I
A A
Troeven
Nederlands
T
M
D
F
V
E P
M
N N
,
N
I
M
N
1
K
P
F
1
F
P
J $
G
:
R
U
D D
ù
F
Y
Y Y
D
!
H
G
$
R
,
G T T
Z
} T K
K
^
( F
C
X
W W
2 W
M
L
P
X
W
M
L
P
D
A
‘
Q
X
Z
“
F
D
9
S
!
;
!
8
O
G
C
I
J
6
H
(
P
J
?
D I
“ J
F U
D H
9 Y
S G
! T
F
} V
( 6
P N
€ ,
D R
Ö :
A D
F ù
P Z
M ^
N S
$ D
G A
Y ‘
D Q
T X
K Z
C W
X E
W 6
M H
L 6
P (
E 9
K “
I C
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
:
D
ù
Z
^
S
D
A
‘
Q
X
Z
W
K
I
; J
! U
8 H
E Y
G
C T
S F
T V
J 6
? N
E ,
S R
I !
A F
F }
P (
M P
N §
$ D
G Ö
Y A
D F
T P
K 6
C N
X $
W G
M Y
L D
P T
E K
K C
I X
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
!
F
}
(
P
€
D
Ö
A
F
P
1
N
6
E
W 6
M H
L X
P W
E M
K L
I P
J E
U K
H I
Y J
G U
T H
F Y
V G
1 T
N F
, V
R 6
: N
D ,
ù R
Z !
^ F
S }
D (
A P
‘ Z
Q D
X Ö
Z A
6 F
E P
1 M
H
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
!
F
}
(
b
E $ P
BZL-opdracht 4 Lezen: Tekststructuren _______________________________________________________
___________________________
_________________________________________________
________________________
Kapitaal 3
J
K
E
Kapitaal 1
I
N M M
A
,
R
L L
P P
sdo
1 H 6 ( 9 “ C Een G Y Dak Te K C X li K K inDdeÖ A FgePr Mland Pan r huis N P $ ð G D Y Ö D A T F K P C M X N W $ M G L Y P D O T K K I C J X U W H M Y L G P T O F K V I D J “ U F H D Y 9 G S T ! F V } 6 ( P T © D Ö A F P (M N $ G Yiek D T K C X W M L P O K I J U H Y G eTn Fd V 1 F } ( C ar ie lev dan FM N ? , E R S : I D A ù F Z P ^ M S N D $ A G ‘ Y Q D X T Z K W C O X 1 W H M 6 L ( P 9 O “ K C I J ; U ! H 8 Y O G T C F S V T 6 J ? E S I AB F het K S T J UitPg M N r$y SGleYe)D T K C X W M L P O K I J U H eYn.GToTc F V e1r wone ra h e n, bl o v i Leesdossier Al wat je leest je zelf ers, Thema 6 Taboe? Nee hoor! s Br ntben s ijven n an B 2001 appe mee ereg n. D leen oed aa wil n de e iema rbij is hi er n er j get nd z iet ti Opdracht 6 BZL-opdracht 4 Lezen: Tekststructuren uige i j jdig n ve onts van in sl rhaa l u a l gel agt d Vergelijk het boek De kronieken van Narnia – Prins Caspian met de verfilmde versie. iere 3 n, is oven Zoek in kranten, tijdschriften, op internet … een tekstfragment van elke tekststructuur. geen e ge Bekijk ook het extra bronnenmateriaal. zijn . heim stuiv Plak de gevonden fragmenten op een apart cursusblad. leve Vul daarna de boek-versus-filmfiche in. en v e r n, en Vul de tabel in aan de hand van je gevonden fragmenten. mee Kru an istoc dat v r wa Vul daarna de zelfevaluatie in. ar h a U H Y fragment G T structuur F V 6 N ,bewijs R : D ù Z (^T spSijkerbDr t inA ‘ Boek Q versus X Film 3Z c W JoeEMo 6 H 6 d(. 9 n“zijn oek rgan hea enor de BecSusan, heef © Peter, Na een jaar in Engeland keren kmaEdmund en Lucy staan op een m ri t U H Y G1 T F V 6 N , R ! F } ( LePmnisc§Engels D nop)deÖtrein te wachten, A alsFer Pkoningen 6 N $ K C jkG en koninginnen t zo’ T , ma Y nieD hij ovan Naraat, station n leu ar k o Kapitaal 2: opeens iets gebeurt. Ze voelen iets krach- nia terug naar het verre koninkrijk, k al 20raars k lev 0 6 en merken dat het station waar ze tot de ontdekking vies komen niet. M ijken nie tigs aan hen trekken , gePe X W M L2 P E K I J U H Y G Boek T F versus V 6verdwijnt. NPlotseling,zijn ze terug R in het land ! Fdat er al meer } dan 1(300 NarniaZ aDar h Ö tAnaa F en. ZPijn o film. ft r he maTijdens Narnia, waar ze zo veel beleefd hebben. Maar er jaren zijn verstreken. m m ar n hun altijd kin et allere iet te rgst F oV dera G iets totaal niet in orde. Hun prachtige kasteel afwezigheid is er een einde ge.V J ð BijDde herwerking Ö A F van P M N $ G Y D T In K ditC project X Wisis vergelijken M L P O K I J U H Y T e is o kunn chtig e een ruïne en het land ligt er stil en verlaten komen aan De Gouden Eeuw van d zijn o 3 e ca en o 4 boekvertelt hen het treurige Narnia. Narniaakis veroverdodoor r da oma de leerlingen bij. een De dwerg Trompoen d n t e t h h a e ou et a utj burgeroorlog de Telmarines E Kapitaal S I 2 zijn A extra F P differentiatieM N $ G Y D T met K Cde verfilming X Wverhaal vanMdeervan. L enPde slechteOko- Kdoor I en islJinugsbezetvaU en li . Op F es V maa G denT n pla H lleY ning Miraz, die de sprekende Koning Miraz, die het land een l opz n, w opdrachten4 toegevoegd voor 100 dieren onderdrukt. Prins zonder genade regeert. dag e a t ar ze i % Le s drin . d (Ste D B Caspian wil de troon veroveNarnia’s erfgenaam de jonge prinsNee hoor! e zo op6de troon, oven hem na Thema fan B merTaboe? taalsterke leerlingen. dien ren, zodat er weer vrede komt, Caspian, moet zich verschuilen zijn oom Miraz, bij n oone vavoor p is z o k e 5 d ©C a riod om zijn eigennzoon en hij blaast op zijn hoorn om die hem wil vermoorden ig he n) tie opbde lavis e tehulp van de vriendelijke Die worden nu aangeduid met een eft … eloo Peter en zijn broer en zussen troon te plaatsen. Met de , 200 word een f t 6 naar Narnia terug te roepen. Rode dwerg, de de das vamuis enTrufflehun- voor kaRippertjiep, Mar nNikabrik eigen pictogram in het m de tiebavangen de. O Ze moeten proberen het land ter en Dwerg NarniNde atZwarte it ee hanPeter tijd d ntongelooflijke te redden. Gelukkig krijgen ze ers, geleid door en Caspian,a een n lan , o oor p wi en Narnia juitedebklauleerwerkboek. ij he ge, d veaan daarbij de hulp van Aslan en van tocht om Aslan te vinden te ko n e t d M oo 5 d o a o o men Zelfevaluatie de dappere muis Rippertjiep en wen van Miraz te Zo trachtenrze de magie l r redden. fi i t h n s e a k , nee m...oo m Narnia r i u nnevann het land van zijn vrienden. enuglorie zó ote herstellen m rver mt . D p zij denk a → Heb ik vijf tekstfragmenten gevonden? ja / nee liefd ar w n ko en. word erkt → Heb ik ze op een apart blad geplakt en een nummer gegeven? ja / nee p zo - hoofdrolspeler(s) oo t. Ma e Isaac u wo ja / nee → Heb ik de tabel van deze opdracht ingevuld? ar d r d S i s vijf - tegenspeler(s) en g terr → Heb ik mijn taalgebruik gecontroleerd (spelfouten, zinsbouw …)? ja / nee at ha ezet tien enk c e (Pat A → Wat besluit ik voor mezelf? - nevenfiguren , had ind als h rmy rick ) wo ze n Lagr kind rdt m ij door r - figuranten o ou) ©C eren e e b e lavis e g llen en jo enom b r Zoek in kranten, tijdschriften, op internet, 2… een tekstfragment van elke tekststructuur. u van nger te co 003 e n LRA . Hu en b mm rege n ee (Lor esta anda thema + uitleg d Re nhei rin a nt S Plak de gevonden fragmenten op een apart cursusblad. sista d, di car O t, moet die d gsleger. e vo n onde egan Isaa e ho oral r c d n d a he ger e w genk Vul de tabel in aan de hand van je gevonden fragmenten. o l e r iding uit dt er en v l p amp e n erst vero best van acht aan ikke 6 de vere e ma erlie nde2 BOEK VERSUS te sl Vul daarna de zelfevaluatie in. 4 NIET ZEGGEN, MAAR DOEN! n op atjes t om ellen FILM uiten het m z 219 de v399 . ich b e t R an e icha ij de en v rd, kind luch f Ik hie sold telin a l d t e van n Als v u a mijn itgev n Sc roze fragment structuur bewijs ar moe erije nbla der. n en adje legg Ze w trok en. H s erkt ook et m valle ze h (Bri e thu twee aakt et dr gitte n ©B is in e uur uk h haar rigit M opdr m i per n ijn m ad, m te M ne) h dag acht e el bi 1 inne o a e uit v a van d jzon kte z er a , 200 De d oor d f en e alt e 3 okte r het k e toe h n on ijd ti r von aart redt dank jd vo oofd d ee het w or m pijn. s da n kn el, m t i D j tege o . i b T e beltj o w e eidje n je n e rd e kree e in moe , blo rger tran mijn g der’ eme en e en h moe , gie nfee rger een. d c ’ e h l , e r . zei i elde s vens 2 Ik be h o k teg ofd . ze m verh n ac en h .. ‘Je aal. eisje waa httie aar. Maa r ik n sach n va ‘Mei r n t u S i d g onja zit, w aag. , dje Kapitaal d o , de or h Veel il da aar psyc t ik m te jo Aangename holo n zet leerlingen aan ijn e g voor ge v rvar an d een beeld- en luisteringe e ins tot lezen. Bij Kapitaal 1 hoort n ne tellin 3 e r schr g fragmenten. ijf. een eigen bibliotheekspel. E
Kapitaal 2
X
C
Ö
Lee
Kapitaal 2
C
A
D
1
X
D
€
V
C
S
P
Aan de hand van een spelbord en vraag-kaartjes leren de leerlingen hun weg vinden 4 in de bibliotheek.
3 E EN D
OSI
S LE
ESP
LEZ
IER
415
5
8
Zelfevaluatie
Nederlands
Kapitaal 5
met die Keure
Kapitaal 5
Troeven
De cursus van de 3e graad bevat een herhalingsmodule voor december en juni.
D D“ “F FD D9 9S S! !F F} }( (P P€ GD DÖ ÖA AF FP PM MN N$ $G GY YD DT TK KC CX XW WM ML LP PE EK KI IJ JU UH HY YG GT TF FV V1 1N N, ,R R: :D Dù ùZ Z^ ^S SD DA A‘ ‘Q QX XZ ZW WE E1 1H H6 6( (9 9“ “C C I I; ;! !8 8E EG GC CS ST TJ J? ?E ES SI IA AF FP PM MN N$ $G GY YD DT TK KC CX XW WM ML LP PE EK KI IJ JU UH HY YG GT TF FV V1 1N N, ,R R! !F F} }( (P P€ dD DÖ ÖA AF FP P1 1N N$ $G GY YD DT TK KC CX X N N$ $G GY YD DT TK KC CX XW WM ML LP PO OK KI IJ JU UH HY YG GT TF FV VD D“ “F FD D9 9S S! !F F} }( (P P€ FD DÖ ÖA AF FP PM MN N$ $G GY YD DT TK KC CX XW WM ML LP PO OK KI IJ JU UH HY YG GT TF FV V1 1
Thema 4 De aanhouder wint
Wat niet doen?
Evaluatiefiches voor spreek- en schrijfopdrachten.
Kapitaal 2
Kapitaal 3
W WM ML LP PE EK KI IJ JU UH HY YG GT TF FV V1 1N N, ,R R: :D Dù ùZ Z^ ^S SD DA A‘ ‘Q QX XZ Z6 6E E1 1H HX XW WM ML LP PE EK KI IJ JU UH HY YG GT TF FV V1 1N N, ,R R! !F F} }( (P P€ FD DÖ ÖA AF FP PM M N N, ,R R: :D Dù ùZ Z^ ^S SD DA A‘ ‘Q QX XZ ZW WO O1 1H H6 6( (9 9“ “C CI I; ;! !8 8O OG GC CS ST TJ J? ?E ES SI IA AF FP PM MN N$ $G GY YD DT TK KC CX XW WM ML LP PO OK KI IJ JU UH HY YG GT TF FV V1 1
Wat wel doen?
- evaluatie door de leerkracht Besluit - zelfevaluatie door de leerBij het studeren: herhaal leerstof enkele keren, praat erover met anderen en studeer door lingen of door je leerstof opmedeleerlingen te schrijven. Bij het invullen van een examen: overloop rustig de vragen, vul eerst de vragen in waar je - peerevaluatie medeleerlingen het antwoorddoor zeker van kent en focus dan op de twijfelgevallen. Vergeet niet om je examen goed na te lezen. Let op schrijffouten! - evaluatie aan de hand van stappenplan stappenplan OVUR OVUR stappenplan stappenplan OVUR OVUR stappenplan stappenplan OVUR OVUR stappenplan stappenplan OVUR OVUR de OVUR-methode stappenplan OVUR stap 1stap 1 O = oriënteren O = oriënteren of verkennen of verkennen stap 1 1stap stap 1 1 stap stap 1stap stap 1 1
stap stap 2 2stap stap 2 2 stap 2 2 stap 2stap stap stap 2 2
stap 3 3stap stap 3 3 stap stap 3 3 stap 3stap stap stap 3 3 stap stap 4 4stap stap 4 4 stap 4 4 stap 4stap stap stap 4 4
O= = oriënteren oriënteren O= = oriënteren oriënteren of verkennen verkennen of verkennen verkennen O O of of Ik Ik de opdracht opdracht met behulp met behulp van de volgende van de volgende vragen.vragen. O =verken O =verken oriënteren of de verkennen of verkennen Ooriënteren = oriënteren of opdracht verkennen Ik verken Ik verken de opdracht de opdracht met behulp met behulp behulp van de de volgende volgende van de de volgende volgende vragen.vragen. vragen. Ik verken de opdracht de behulp met van van vragen. 1 verken WatIk 1 wordt Wat er wordt van mij ermet van verwacht? mij verwacht? Watde is volgende mijn Watde is opdracht? mijn opdracht? Ik verken Ik verken de opdracht de opdracht met behulp met behulp van van volgende vragen. vragen. Ik verken de opdracht met behulp vanis volgende vragen. 1 Wat 1 wordt Wat er wordt van mij er van verwacht? mij verwacht? Wat mijn Wat is opdracht? mijn opdracht? 1 Wat 1 wordt Wat er wordt van mij erWelke van verwacht? mij verwacht? Wat isde mijn Wat is opdracht? mijn opdracht? 2 Wat Hoe1 2wordt ga Wat Hoe ik te ga werk? ik te werk? stappen Welke stappen onderneem onderneem ik om de ik opdracht om de opdracht tot een tot goed een goed 1 er wordt van mij erWelke van verwacht? mij verwacht? Wat is mijn Wat is opdracht? mijn opdracht? 1 Wat wordt er van mij verwacht? Wat is mijn opdracht? 2 Hoe 2 ga Hoe ik te ga werk? ik te werk? stappen Welke stappen onderneem onderneem ik ik om tot goed een 2 Hoe 2gateHoe ikbrengen? tega werk? ikbrengen? te Welke werk? stappen Welke stappen onderneem onderneem ik om om de de ik opdracht opdracht om de de opdracht opdracht tot een een tot tot goed een goed goed einde einde teik 2 2Hoe 2 ga Hoe ik te ga werk? te Welke werk? stappen Welke stappen onderneem onderneem ik om de ik opdracht omopdracht de opdracht tottot eeneen tot goed een goed Hoete gabrengen? ik te Welke stappen onderneem ik om de goed einde teeinde einde brengen? tewerk? brengen? te brengen? 3 einde Wie 3 is mijn Wie is publiek? mijn publiek? einde einde brengen? te brengen? einde te brengen? 3 Wie Wie 3is is te mijn Wie is publiek? mijn publiek? 3 3 mijn Wie is publiek? mijn publiek? 4 Wat 4 is het Wat doel is het van doel mijn van opdracht? mijn opdracht? Welk doel Welk wil doel ik bij wil mijn ik bij publiek mijn publiek bereiken? bereiken? 3 3Wat Wie 3is Wie is publiek? mijn publiek? Wie is mijn publiek? 4 4 is mijn het Wat doel is het van doel mijn van opdracht? mijn opdracht? opdracht? Welk doel doel Welk wildoel doel ik bij bijwil wil mijn ik bij bij publiek mijn publiek publiek bereiken? bereiken? 4 Wat 4 is het Wat doel is het van doel mijn van opdracht? mijn Welk Welk wil ik mijn ik publiek mijn bereiken? bereiken? 5 5 taal Welke gebruik taal gebruik ik om mijn ik om opdracht mijn opdracht tot een tot goed een einde goed te einde brengen? te brengen? 4 Welke Wat 4is het Wat doel isdoel het van doel mijn van opdracht? mijn opdracht? Welk doel Welk wil doel ikeen bij mijn ikmijn bij publiek mijn publiek bereiken? bereiken? Wat is het mijn opdracht? Welk wil ikwil bij publiek bereiken? 5 5 Welke gebruik taal gebruik ik mijn ik om opdracht mijn tot een goed einde goed te brengen? te 5 4Welke Welke 5 taal taal Welke gebruik taal van gebruik ik om om mijn ik om opdracht mijn opdracht opdracht tot doel een tot tot goed een einde goed teeinde einde brengen? te brengen? brengen? 5 5Welke 5 taal Welke gebruik taal gebruik ik om mijn ikmijn om opdracht mijn opdracht tottot eeneen tot goed eeneinde goed teeinde brengen? te brengen? Welke taal gebruik ik om opdracht goed einde te brengen? V = voorbereiden V = voorbereiden V= = voorbereiden voorbereiden V= = voorbereiden voorbereiden V V Wat heb Wat ik allemaal heb ik allemaal nodig om nodig mijn om opdracht mijn opdracht tot een tot goed een einde goed te einde brengen? te brengen? Ik leg Ik leg V =Vvoorbereiden V ik = voorbereiden = voorbereiden Wat heb Wat allemaal heb ik ik allemaal allemaal nodig om om nodig mijnom om opdracht mijn opdracht opdracht tot een een tot tot goed eeneinde einde goedte teeinde einde brengen? te brengen? brengen? Ik leg leg Ik Ik leg leg Wat heb Wat ik allemaal heb nodig nodig mijn opdracht mijn tot goed een goed brengen? te Ik alles klaar alles wat klaar ik wat ikheb; nodig heb; Wat heb Wat ik allemaal heb ik nodig allemaal nodig om nodig mijn om opdracht mijn opdracht tottot eeneen tot goed eeneinde goed teeinde brengen? te brengen? Ik leg Wat heb ik allemaal nodig om mijn opdracht goed einde te brengen? Ik legIk leg alles klaar alles wat klaar ik nodig wat ik heb; nodig heb; alles alles wat klaar ik nodig wat ik heb; nodig heb; → deklaar opdracht; → de opdracht; alles klaar alles wat klaar ik nodig wat ikheb; nodig heb; alles klaar wat ik nodig heb; → de opdracht; → de opdracht; → de opdracht; → de opdracht; → mijn → schrijfgerei; mijn schrijfgerei; →→ de de opdracht; → de opdracht; opdracht; → mijn → schrijfgerei; mijn schrijfgerei; → mijn → schrijfgerei; mijn schrijfgerei; → mijn papier; → papier; → → schrijfgerei; mijn schrijfgerei; mijn schrijfgerei; →→ papier; → papier; → papier; → papier; → naslagwerken; → →→ papier; → naslagwerken; papier; papier; → naslagwerken; → naslagwerken; → naslagwerken; → naslagwerken; → … → →→ naslagwerken; →… naslagwerken; naslagwerken; → … → … → … → … →→ … …→ … U = uitvoeren U = uitvoeren U = uitvoeren U = uitvoeren U =voer uitvoeren U =voer uitvoeren Ik = Ik de= opdracht de opdracht uit volgens uit volgens de werkwijze de werkwijze die ik indie stap ik in 1 bepaalde. stap 1 bepaalde. U U uitvoeren Uuitvoeren = uitvoeren Ik voer voer Ik devoer voer opdracht de opdracht opdracht uit volgens volgens uit volgens volgens de werkwijze werkwijze de werkwijze werkwijze die ik ik in indie die stap ik in in 1 bepaalde. bepaalde. stap 1 1 bepaalde. bepaalde. Ik Ik de opdracht de uit uit de de die stap ik 1 stap Ik voer Ik devoer opdracht de opdracht uituit volgens uit volgens de de werkwijze de werkwijze diedie ik in stap in 1 bepaalde. stap 1 bepaalde. Ik voer de opdracht volgens werkwijze ikdie in ik stap 1 bepaalde. R = reflecteren R = reflecteren R= = reflecteren reflecteren R= = reflecteren reflecteren R R Ik bespreek Ik bespreek mijn opdracht mijn opdracht op een op kritische een kritische manier.manier. R =bespreek reflecteren R =bespreek reflecteren R = reflecteren Ik Ik mijn opdracht mijn opdracht op een op kritische een kritische manier. manier. Ik bespreek Ik bespreek mijn opdracht mijn opdracht op een op kritische een kritische manier.manier. Ik bespreek controleer Ik bespreek controleer mijnopdracht werkwijze. mijnopdracht werkwijze. 1 OEFENEN MET OVUR Ik Ik mijn mijn op op eeneen op kritische een kritische manier. manier. Ik bespreek mijnwerkwijze. opdracht kritische manier. Ik Ik mijn mijn Ik controleer controleer Ik controleer controleer mijn werkwijze. mijn werkwijze. werkwijze. Ik controleer Ik controleer mijn werkwijze. mijn werkwijze. Ik controleer mijn werkwijze. 119
stappenplan stappenplan zinsontleding zinsontleding stappenplan stappenplan zinsontleding zinsontleding stappenplan stappenplan zinsontleding zinsontleding stappenplan stappenplan zinsontleding zinsontleding stappenplan zinsontleding stap 1stap 1
zoek dezoek PV de PV
9
Troeven
Kapitaal 6
met die Keure
fonologie
zin meer betekenis door ... toe te voegen. enwinkel.
→ Spraakklanken zijn de kleinste klankeenheden in een taal. Zij zorgen ervoor dat we woorden van elkaar kunnen onderscheiden. → De uitspraak is de manier waarop een woord wordt uitgesproken. Op sommige woorden staat een uitspraakteken: • Het accent aigu (é) wordt gebruikt bij ingeburgerde Franse woorden. Het geeft aan dat de ee-klank wordt gebruikt. Op de eerste lettergreep wordt deze regel niet toegepast. café, comité. • Het accent grave (è) wordt gebruikt bij ingeburgerde Franse woorden. scène, volière. • Het accent circonflexe (^) wordt gebruikt bij ingeburgerde Franse woorden. crêpe, enquête. → De klemtoon is de sterkere druk waarmee een lettergreep wordt uitgesproken. → De intonatie is het (variërende) verloop van de toonhoogte in een woordgroep of zin. → Dezelfde klank meermaals gebruikt in één regel of een strofe noemt men rijm. Jan is de man die alles kan.
of ontkennend zijn. De zin
en vraagteken.
annneer …). digt met een uitroepteken.
mperatief van het werkwoord.
zinsopbouw → Een enkelvoudige zin heeft één gezegde. Kapitaal besteedt heel wat → Een samengestelde zin bestaat uit meerdere deelzinnen die met elkaar verbonden worden door een verbindingswoord. aandacht aan leesprojecten.
An
r ps j o ng twe e svlaams ng
al
Algemeen Nederlands
aa l
ta en
cio so
lect
g
standaardtaal
t
→ Een register is een geheel van taalvarianten die bij een bepaalde situatie horen: informeel, formeel, vertrouwelijk of afstandelijk. → Een sociolect is een taal die gebruikt wordt binnen een bepaalde groep. → Een dialect is een taal die gebruikt wordt in een bepaalde plaats of regio.
c le
kla(a)r/en zon f kunnen bestaan.
vakt
al
taalvariëteit
Taalsysteemkaart
werkwoorden De letters T-kaart (lees: taalsysteemkaart) hoofdletters spelling voor de hulptekens eerste graad is een samenvatting van alle essentiële leerinhouden van het fonologie Nederlandse taalsysteem. enkelvoudig/ samengesteld
communicatie
d. Soms is er hierbij een
oot rgenomen.
ZE B O
taalvariëteit
in OPEN kaart
morfologie
zinsontleding
woordsoorten
betekenisrelatie
betekenissen beeldspraak
fonologie
n, maar waarvan we de → BWB
Een bijwoordelijke bepaling is een aanvulling van het gezegde. Het geeft de zin meer betekenis door plaats, tijdstip, hoedanigheid, richting, vergelijking, reden, oorzaak, gevolg ... toe te voegen. Dit boek is gedrukt op papier dat het keurmerk van de bestelnummer 93 101 0005 Forest Stewardship Council (FSC) draagt. Dit FSC-label biedt Deze namiddag koop ik met mijn zakgeld een bos bloemen in de bloemenwinkel. u de garantie dat het gebruikte hout en papier enkel afkomstig KB D/2010/0147/153
functie
T-kaart
T-map
→ Spraakklanken zijn de kleinste klankeenheden in een taal. Zij zorgen ervoor dat we woorden van e soorten zinnen kunnen onderscheiden. zijn uit goed beheerde bossen. leestekens ISBN 978 90 4860 6443 → De uitspraak is de manier waarop een woord wordt uitgesproken. Op sommige woorden staat een NUR 116/117 uitspraakteken: soorten zinnen • Het accent aigu (é) wordt gebruikt bij ingeburgerde Franse woorden. Het geeft aan dat de ee-k → BWB wordt gebruikt. Op de eerste lettergreep wordt deze regel niet toegepast. fonologie functie zinsontleding Een bijwoordelijke bepaling is een aanvulling van het gezegde. Het geeft de zin meer betekenis door café, comité. plaats, tijdstip, hoedanigheid, richting, vergelijking, reden, oorzaak, gevolg ... toe te voegen. → PV → Spraakklanken zijn de kleinste klan • Het accent grave (è) wordt gebruikt bij ingeburgerde Franse woorden. Deze namiddag koop ik met mijn zakgeld een bos bloemen in de bloemenwinkel. 1 De persoonsvorm vind je door de werkwoordstijd te veranderen: het zinsdeel dat verandert, is de kunnen onderscheiden. → In een mededelende zin wordt er informatie gegeven. Dit kan bevestigend of ontkennend zijn. De zin persoonsvorm. → De uitspraak is de manier waarop e scène, volière. eindigt met een punt. 2 Je vindt de PV ook door een ja-neevraag te stellen. Stel een vraag waarop je ja of nee moet uitspraakteken: soorten zinnen • Het accent circonflexe (^) wordt gebruikt bij ingeburgerde Franse woorden. → In een vragende antwoorden. Het woord dat vooraan staat in de vraag is de PV. zin wordt er een vraag gesteld. De zin eindigt steeds met een vraagteken. • Het accent aigu (é) wordt gebruik crêpe, enquête. 3 Een derde manier is het onderwerp veranderen. Als het onderwerp verandert, verandert ook de PV. wordt gebruikt. Op de eerste lett • ja-neevraag: op deze vraag kun je enkel met ja of nee antwoorden. functie café, comité. → De klemtoon is de sterkere druk waarmee een lettergreep wordt uitgesproken. • vraagwoordvraag: bij deze vraag gebruik je een vraagwoord (wat, wie, wannneer …). → Delen in zinsdelen • Het accent grave (è) wordt gebru → In een mededelende→ zin wordt er informatie gegeven. Dit kan bevestigend of ontkennend zijn. De zin De intonatie is het (variërende) verloop van de toonhoogte in een woordgroep of zin. → In een uitroepende zin wordt er een sterke emotie uitgedrukt en de zin eindigt met een uitroepteken. eindigt met een punt. Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen die allemaal hun eigen functie hebben. Binnen een zinsdeel scène, volière. → Dezelfde klank meermaals gebruikt in één regel of een strofe noemt men rijm. kun je geen woorden meer toevoegen. Gebruik de éénzinsdeelproef. Alle woorden die voor de PV staan, • Het accent circonflexe (^) wordt g → In een wenszin wordt een wens geformuleerd. → In een vragende zin wordt er een vraag gesteld. De zin eindigt steeds met een vraagteken. crêpe, enquête. vormen een zinsdeel. Jan is de man die alles kan. • ja-neevraag: op deze vraag kun je enkel met ja of nee antwoorden. → In een bevelende zin wordt er een bevel gegeven. Je gebruikt hiervoor de imperatief van het werkwoord. → Functie van de PV
gebruikteDe functie van de PV kan verschillend zijn: leestekens 1 ZWW: zelfstandig werkwoord KWW: koppelwerkwoord HWW: hulpwerkwoord
werken, springen, studeren → Ik studeer veel.
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, voorkomen → uitroepteken (!) → Ik ben ziek. → dubbele punt (:) hebben, mogen → Ik heb een nieuwe cd gekocht. → puntkomma (;)
zinsopbouw
gebruikte leestekens
zinsopbouw → Een enkelvoudige zin heeft één gezegde. Ik ga naar school. → uitroepteken (!) → dubbele punt (:) → Een samengestelde zin bestaat uit meerdere deelzinnen die Ik ga naar school en ik neem m → Een enkelvoudige zin heeft één geze → puntkomma (;) met elkaar verbonden worden door een verbindingswoord. boekentas mee. → Een samengestelde zin bestaat uit m met elkaar verbonden worden door Ik ga naar school omdat ik dat morfologie vind. → Een woord is de kleinste zelfstandige (klank)eenheid met een eigen betekenis. moeder ta moeder ta vrede hopen smoesje supergroot verklaren zon al → Een grondwoord is de allerkortste vorm van een woord met een dragende betekenis. Het is niet taalvariëteit Gent taalvariëteit s di splitsbaar in andere woorden of woorddelen. a erkave vrede/vol ho(o)p/en smoes/je super/groot ver/kla(a)r/en zon tus → Een register is een geheel van taalva V li s → Affixen zijn voor- en achtervoegsels. Het zijn woorddelen die niet op zichzelf kunnen bestaan. die bij een bepaalde situatie horen: in → Een register is een geheel van taalvarianten Je gebruikt ze samen met een grondwoord. meel, formeel, vertrouwelijk of afsta voorvoegsel: ge- die bij een bepaalde situatie horen: infor hyper- anti- onstandaard- → Een sociolect is een taal die gebruik Algemeen be- meel, formeel, vertrouwelijk of afstandelijk. oer- contra- irwordt binnen een bepaalde groep. taal Nederlands her- ultra- a→ Een dialect is een taal die gebruikt w → Een sociolect is een taal die gebruikt achtervoegsel: -en -schap -lijk -ik een bepaalde plaats of regio. -je wordt binnen een bepaalde groep. -heid -ig -er → Een dialect is een taal die gebruikt wordt in -isme -achtig -ling -teit -zaam communicatie een bepaalde plaats of regio.
→ punt (.) → komma (,) → vraagteken (?)
c le
ta en
t
al
Dit kleine compen→ WWG & NWG dium bevat een Het gezegde is de PV met al dan niet een rest. • Een werkwoordelijk gezegde bevat als hoofdwerkwoord een zelfstandig werkwoord. morfologie De werkwoordelijke rest kan bestaan uit: VD, infinitief, afgescheiden deel van het werkwoord, deel schat aan informatie en van een werkwoordelijke uitdrukking. → Een woord is de kleinste zelfstandige (klank)eenheid met een eigen betekenis. Ik koop een bos bloemen voor mama. Ik heb een bos bloemen voor mama gekocht. voorbeelden. Leerlingen ge vrede PV = WWG PV + VD = WWG hopen smoesje supergroot verklaren zon • Een naamwoordelijk gezegde bevat als hoofdwerkwoord een koppelwerkwoord. bruiken deze kaart zelfstandig → Een grondwoord is de allerkortste vorm van een woord met een dragende betekenis. Het is niet Een koppelwerkwoord heeft altijd een aanvulling nodig om een NWG te vormen; die aanvulling splitsbaar in andere woorden of woorddelen. noemen we het naamwoordelijk deel van het gezegde (NWD). bij het maken van de smoes/je Ik ben ziek geweest. vrede/vol Ik ben ziek. ho(o)p/en super/groot ver/kla(a)r/en zon PV + NWD = NWG opdrachten PV + NWD + VD = NWG i.v.m. → Affixen zijn voor- en achtervoegsels. Het zijn woorddelen die niet op zichzelf kunnen bestaan. Als werkwoordelijk deel van het NWG gebruikt men: zijn, worden, blijken, blijven, lijken, schijnen, Je gebruikt ze samen met een grondwoord. heten, dunken, voorkomen. taalsysteem.
2 → punt (.) → komma (,) 3 → vraagteken (?)
→ De klemtoon is de sterkere druk wa → De intonatie is het (variërende) verlo → Dezelfde klank meermaals gebruikt Jan is de man die alles kan.
• vraagwoordvraag: bij deze vraag gebruik je een vraagwoord (wat, wie, wannneer …). → In een uitroepende zin wordt er een sterke emotie uitgedrukt en de zin eindigt met een uitroepteken. → In een wenszin wordt een wens geformuleerd. → In een bevelende zin wordt er een bevel gegeven. Je gebruikt hiervoor de imperatief van het werkwoord.
voorvoegsel: ge- hyper- anti- on→ O Het onderwerp vind je door de getalsproef: als de PV in het meervoud wordt gezet, staat het onderwerp be- oer- contra- ir ook in het meervoud (en omgekeerd). her- ultra- a• Aan ‘ze, wie, die’ kun je niet zien of het enkelvoud of meervoud is. Bij de getalsproef vervang je ze achtervoegsel: -en -schap -lijk -ik door een zelfstandig naamwoord. → Een samenstelling is een woord dat uit meerdere woorden is samengesteld. Soms is er hierbij een • Soms heeft een onderwerp geen betekenis (loos onderwerp). → Het regent. -je -heid -ig -er tussenklank nodig. Bij het overbrengen van informatie is d pannenkoek = pan + koek boekentas = boek + tas • Een bevelende zin heeft geen onderwerp. -isme -achtig -ling belangrijk. Deze relatie is de ZEBO-sch → Een afleiding is een nieuw woord afgeleid van een grondwoord door toevoeging van een voor- en/of Wie zegt wat, tegen wie, hoe, waar en w -teit -zaam communicatie ↓ ↓ ↓ ↓ → LV achtervoegsel. → Een samenstelling is een woord dat uit meerdere woorden is samengesteld. Soms is er hierbij een ZE B O code en kanaa Het lijdend voorwerp is verbonden met het WWG. smoesje = smoes + je supergroot = super + groot Zo vind je het LV: wie/wat + gezegde + O? → Een vreemd woord is een woord dat letterlijk uit een andere taal wordt overgenomen. tussenklank nodig. Bij het overbrengen van informatie is de relatie tussen zender (ZE), boodschap (B) en ontvanger (O) h Ik koop een bos bloemen voor mama. Wat koop ik? → een bos bloemen computer teamwork pannenkoek = pan + koek boekentas = boek + tas belangrijk. Deze relatie is de ZEBO-schakel. Bij een NWG staat er geen LV. → Een bastaardwoord is een woord dat uit een andere taal wordt overgenomen, maar waarvan we de → Een afleiding is een nieuw woord afgeleid van een grondwoord door toevoeging van een voor- en/of spelling en/of klank aan onze eigen taal aanpassen. Wie zegt wat, tegen wie, hoe, waar en wanneer, met welke bedoeling en wat is de reactie? ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ → MV catastrofe achtervoegsel. Het meewerkend voorwerp vind je door aan of voor voor een zinsdeel te plaatsen of weg te laten. → Een neologisme is een nieuw woord in de taal. ZE B O code en kanaal situatie bedoeling bestelnummer 93 101 0005 effect smoesje = smoes + je supergroot = super + groot Ik koop een bos bloemen voor mama. Ik geef de bos bloemen aan mama. draaideurcrimineel digibeet muisarm KB D/2010/0147/153 → Een vreemd woord is een woord dat letterlijk uit een andere taal wordt overgenomen. → Een klanknabootsing is een woord dat wordt gevormd door een klank na te bootsen. ISBN 978 90 4860 6443 koekoek NUR 116/117 computer teamwork → Een bastaardwoord is een woord dat uit een andere taal wordt overgenomen, maar waarvan we de spelling en/of klank aan onze eigen taal aanpassen. catastrofe → Een neologisme is een nieuw woord in de taal. Dit boek is gedrukt op papier dat het keurmer vakt
aa l
cio so
lect
10
l taa
bootsen.
communicatie
zinsopbouw
Bij het overbrengen van informatie is de relatie tussen zender (ZE), boodschap (B) en ontvanger (O) heel belangrijk. Deze relatie is de ZEBO-schakel. Wie zegt wat, tegen wie, hoe, waar en wanneer, met welke bedoeling en wat is de reactie? ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ZE B O code en kanaal situatie bedoeling effect
ging van een voor- en/of
T
-kaart
de opbouw van de Nederlandse taal
nta re
nis. laren zon betekenis. Het is niet
Ik ga naar school. Ik ga naar school en ik neem mijn boekentas mee. Ik ga naar school omdat ik dat leuk vind. moeder ta moeder ta al al Gent s di a tus Verkavel s i
Kapitaal voorziet een apart onderdeel voor het taalsysteem (T-kaart 1ste graad, T-map 2de graad, T-klapper 3de graad). In het leerwerkboek of de cursus staan er waar nodig verwijzingen naar de T-kaart, T-map of T-klapper.
T-kaart
Nederlands
Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat afkomstig is uit verantwoord beheerde bossen. Dit boek is dan ook gedrukt op papier dat
Bestelnr. 93 1010 041
Nederlands met die Keure
educatieve uitgaven
Alle taalkundige en literaire termen worden alfabetisch gerangschikt in de TaalKlapper. Achteraan het boekje vinden leerlingen een beknopt overzicht met de belangrijkste spellingsafspraken, stappenplannen en vaardigheden.
PARABOOL
Voorbeeld:
stijlfiguren Synoniem: UNDERSTATEMENT. Stijlfiguur die het tegengestelde van de HYPERBOOL is. Bij een parabool of understatement wordt iets veel kleiner of onbelangrijker voorgesteld dan het eigenlijk is. Wordt net als de hyperbool gebruikt om humor in de tekst aan te brengen.
Naar vorm: • expliciet personage • impliciet personage Naar inhoud: • genuanceerd personage • ongenuanceerd personage • dynamisch personage • statisch personage • round character • flat character Veelgebruikte termen: • karikatuur of typetje • hoofdpersonage of protagonist • medespeler • tegenspeler of antagonist • achtergrondfiguren of figuranten
Voorbeeld: Nadat je in de vijver struikelde: ‘Oeps, ik ben precies een beetje nat geworden.’
PARADOX literatuur Stijlfiguur: schijnbare TEGENSTELLING. Een op het eerste gezicht schijnbaar onmogelijke combinatie of tegenstrijdige situatie die bij nader inzien toch klopt. Voorbeeld: We moeten vechten voor vrede.
PARAFRASEREN schrijven Zie CITEREN.
PARODIE stijlfiguren / humor Eenje spottende nabootsing van een gedicht, lied, Als dit klassieke schema doorloopt, dan peil film, toneelstuk, reclameboodschap je eigenlijk naar de ruwbouw van een enz. tekst. Ook wel PERSIFLAGE of SCHERTSVERTONING Sommigen spreken dan ook van ‘het bouwplan’ genoemd. van een tekst. Aan de hand van een aantal vragen stel je een dergelijk bouwplan op. Als je de juiste vragen stelt, dan zul je merken dat je door het antwoord te formuleren logischerwijs je originele tekst opbouwt.
van elkaar te kunnen onderscheiden. In de LITERATUUR worden personages als volgt opgedeeld.
PERSIFLAGE stijlfiguren / humor Zie PARODIE.
PERSONAAL PERSPECTIEF literatuur / vertelperspectief Het verhaal wordt geschreven in de derde persoon. Er wordt slechts één persoon gevolgd. De verteller heeft dus geen volledig overzicht van de gebeurtenissen.
Voorbeeld: Roos had zin om te gillen. Niemand vertelde haar ooit wat. Het leek wel of de hele wereld tegen haar samenspande.
PERSONAGES BETOOG
literatuur oriënteren Een personage is de uitbeelding van een persoon • Denk goed na waarover je gaat schrijven. Zoek in een , inwaar de DRAMATIEK en inofwel een film. eenROMAN stelling je ofwel voor, sterkHet woord personage tegen bent. is afkomstig van het Latijnse ‘persona’, dat maskerschrijf betekent. verwijst •woord Voor welk doelpubliek je deHet tekst? het lang Griekse gebruik van de acteurs om •naarHoe moet je tekst worden? te gebruiken debetoog verschillende rollen •maskers Het schrijfdoel vanom een is overtuigen:
P
PERSONIFICATIE literatuur / beeldspraak De voorstelling van een zaak of een begrip als een persoon.
Voorbeeld: De toekomst lacht je toe.
PETRARCASONNET literatuur / sonnet Synoniem: ITALIAANS SONNET. Veertien regels bestaande uit twee KWATRIJNEN gevolgd door twee TERZINEN. De VOLTA bevindt zich doorgaans na de twee kwatrijnen
Voorbeeld: Sonnet CXXXIV Ik vind geen vrede en ik kan niet strijden, ik hoop en vrees, ik brand en ben van ijs, ik zweef omhoog en ik lig verstijfd te lijden, Het uitwisselen van gedachten en meningen. ik bemin de wereld, die ik misprijs. Ik ben verlost en kan me niet bevrijden, De discussie ik heb een houvast en raak toch van de wijs, Inleiding voorzitter de discussie openen ik voel me levend en gestorven beide: de deelnemers ach, liefde is zowel hel als paradijs! Ik zie verblind, ik schreeuw en kan niet praten. verwelkomen en voorstellen ik haat mezelf en hou van iedereen,
DISCUSSIE
ik roep om hulp en wil het leven laten, ik huil van vreugde, ik lach terwijl ik ween,
het onderwerp en de stelling benoemen
Voorbeeld bij een tekst die over het broeikaseffect gaat: • Wat wordt er besproken? Het broeikaseffect. • Wat zijn de oorzaken? O.a. de luchtvervuiling. • Wat zijn de gevolgen? De aarde warmt op, ijs smelt, we krijgen meer overstromingen. • Wat is de conclusie? We moeten nu ingrijpen: vervuiling verminderen, anders fataal.
je wilt jouw standpunt A Biemand C D E Fvan G H I J K L M N Oovertuigen. P Q R S T U V W X Y Z Argumentatie deelnemers eenieder benoemt zijn of haar mening, voorbereiden onderbouwd met • Zoek informatie op over de stelling die je hebt argumenten Discussie De voorzitter behandelt de verschillende gekozen. meningen door de deelnemers een kans • Brainstorm en schrijf alle argumenten op die je te geven hun standpunt nog beter onder woorden te brengen. Vervolgens kunnen te binnen schieten. andere deelnemers hierop reageren zodat • Orden die argumenten nu op een logische er een gesprek ontstaat. manier in de voorziene alinea's. Afsluiting voorzitter afronden van de discussie • Let op! Een tekst heeft een inleiding (1 alinea), een samenvatting een middendeel (3 of meer alinea's) en een of een conclusie degelijk slot (1 alinea, waarin je geen nieuwe formuleren informatie meer mag vermelden). Voorbeeld: De Zevende Dag, praatprogramma op EEN.
STRUCTUUR UITGAAND TELEFOONGESPREK
uitvoeren • Schrijf nu een eerste versie van je tekst uit. • Let op de afbakening van je alinea's: pas als je over een ander aspect van je stelling begint, mag je een nieuwe alinea beginnen. • Let op je taal: gebruik een woordenboek of de spellinglijst. • Lees je werk grondig na, zo vermijd je slordige typfouten.
Fase 1: contact leggen Dit doe je d.m.v. een begroeting. voorbeeld: ‘Goeiemorgen, u spreekt met ...’
Fase 2: informeren 1 Deel duidelijk de reden van je telefoontje mee. 2 Voer het beoogde gesprek. Fase 3: afronden 1 Indien er afspraken werden gemaakt, vat die kort samen. 2 Bedank je gesprekspartner voor zijn of haar tijd.
reflecteren • Wat vond je moeilijk aan deze opdracht? Wat ging vlot? • Wat zou je anders aanpakken? • Strookt het resultaat met wat je ervan verwacht had? Waarom (niet)?
Theorie
TAAL5 Klapper
STAPPENPLANNEN
T-klapper
Troeven
TAAL5 Klapper 23
VERSLAG schrijven Hoe schrijf je een verslag? - Verzamel wat er gebeurde. - Beantwoord volgende vragen: wie? wat? waar? wanneer? door wie? hoe? waarom? - Schrijf alle gebeurtenissen in juiste volgorde. - Kijk wat heel belangrijk is (hoofdzaken) en wat minder of niet belangrijk is (bijzaken). Een verslag bevat ook bronvermeldingen.
TAAL5 Klapper 45
11
Nederlands
Kapitaal vervoermap
met die Keure
12
Troeven
De vervoermap is een leuk extraatje, een handig mapje om thema per thema te vervoeren; je vindt er ook de meest gebruikte stappenplannen terug.
Rubrieken
Nederlands met die Keure
Kapitaal 3
Kapitaal 3
Overzicht doelen
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
:
D
ù
Z
^
S
D
A
‘
Q
X
Z
W
E
1
H
6
(
9
“
CD
“
F
D
9
S
!
F
}
(
P
H
D
Ö
A
F
P
M
N
$
G
Y
D
T
K
C
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
C
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
!
F
}
(
P
F
D
Ö
A
F
P
F
N
$
G
Y
D
T
K
C
XI
;
!
8
E
G
C
S
T
J
?
E
S
I
A
F
P
M
N
$
G
Y
D
T
K
C
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
D
A
‘
Q
X
Z
6
E
1
H
X
W
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
1
N
,
R
!
F
}
(
P
F
D
Ö
A
F
P
MW
M
L
P
E
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
8
N
,
R
:
D
ù
Z
^
S
D
A
‘
Q
X
Z
8
E
8
“
F
D
9
S
!
F
}
(
P
F
D
Ö
A
F
P
M
N
$
G
Y
D
T
K
C
X
W
M
L
P
O
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
FN
$
G
Y
D
T
K
C
X
W
M
L
P
O
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
D
“
F
D
9
S
!
F
}
(
;
!
8
O
G
C
S
T
J
?
E
S
I
A
F
P
M
N
$
G
Y
D
T
K
C
X
W
M
L
P
O
K
I
J
U
H
Y
G
T
F
V
FN
,
R
:
D
ù
Z
^
S
D
A
‘
Q
X
Z
W
O
8
H
8
(
9
“
C
I
;
!
8
O
G
C
S
T
J
Thema 3 Om de tuin geleid
Opdracht 4
Opdracht 3
Lees de tekst. Daarna ga je eerst de moeilijke woorden bestuderen en inoefenen. Ten slotte ga je aan de slag met de zinsbouw.
Lees de tekst. Zoek vier gelijkenissen en vier verschillen met jullie conclusies uit de vorige opdrachten of jullie top vijf.
Het magische bed van Procrustes
De nadruk ligt op taalvaardigheid. Zo veel mogelijk relevante luister-, spreek- en schrijfopdrachten komen gecombineerd aan bod.
d 9,7 Kinderen tussen 10 en 17 krijgen gemiddel 7,8 euro. euro per week. Voor de crisis was dat nog dan meer opvallend euro 11,7 Jongens krijgen met cijfers van meisjes (7,7 euro). Dat blijkt uit de laatste die OIVO*, satie tenorgani consumen van de studie bevraagt. om de 2 jaar een panel van 3000 kinderen België. Dat is de grootste enquête over zakgeld in
Een van de gevaarlijkste wegen die door het oude Griekenland voerden, ja een van de gevaarlijkste in de hele wereld, wat dat betreft, was de kustweg tussen Troizen en Athene. Op geen enkele andere weg vielen zo veel slachtoffers. Toch was het zo te zien best een veilige weg. Er zaten geen scherpe bochten in, er waren geen verzwakte bermen langs afgronden, waar een strijdwagen onverhoeds over de rand kon tuimelen. Het wegdek was vlak en zelfs redelijk goed onderhouden ook. Er was zelfs niet eens druk verkeer, zodat er vrijwel geen gevaar was voor botsingen of iets dergelijks.
1
X
W
M
L
P
E
K
H
D
Ö
A
F
P
M
?
E
S
I
A
F
P
M
Samen Rond 14 à 15 jaar wordt het stilaan menens. ook de met de toenemende zelfstandigheid groeien zoek naar financiële noden en dus gaan jongeren op karweitjes en ‘jobs’ tegen betaling. Eindelijk, zakgeld! krijgen Bijna 7 op de 10 jongeren van 10 tot 17 jaar 38,80 euro zakgeld, voor een bedrag van gemiddeld jonper maand. Eigenaardig genoeg is het aandeel kreeg geren dat zakgeld krijgt, afgenomen. In 2009 ks enkele namelijk nog 76 % wekelijkse of maandelij euro’s toegestopt. 2
Hoe kwam het dan dat maar zo weinig mensen die uit Troizen vertrokken, ooit in Athene aankwamen? Hoe kwam het dat minder dan de helft van de reizigers die Athene verlieten ooit Troizen bereikte?
Zakgeld
31 % 69 %
Geen zakgeld
Geld, wat is dat? en abVoor kleine kinderen is geld een complex onmostract begrip. Tot de leeftijd van 6 jaar is het van een gelijk voor een kind de commerciële waarde De school bepaalt mee … met je dat wel weet Het voorwerp in te schatten. Inderdaad, het percentage jongeren dat zakgeld tijd dat geld iets kan kopen, maar denkt tegelijker type krijgt, varieert naargelang de leeftijd en het komt”. aat geldautom de “uit gewoon geld dat onderwijs. erin kind het Rond de leeftijd van 9 à 10 jaar slaagt krijgen onderwijs cundair beroepsse het in Jongeren al is hun een reële waarde toe te kennen aan geld, leeftijdsbijvoorbeeld minder vaak zakgeld dat hun duur, inschattingsvermogen tussen goedkoop en en het TSO. Volg je kunstonderASO het uit genoten tussen veel en weinig geld, nog relatief. percenwijs, dan ben je echt bij de gelukkigen. Hun veranBij de overstap naar het secundair onderwijs de. tage ligt een stuk hoger dan het gemiddel bewust dert de houding tegenover geld. Men is zich lt de van de economische waarde ervan en ontwikke 3 heer. eerste noties van planning, handel en budgetbe 77 % Secundair dit kunstonderwijs Men zou kunnen stellen dat de jongere vanaf 75 % te gaan. om Technisch zakgeld met is staat in echt pas moment secundair verecht reeds 74 % Meestal springen ze op deze leeftijd Algemeen secundair standig met hun centjes om.
Daar waren op z’n minst vijf redenen voor en geen van de vijf was nou echt gezellig te noemen. De weg werd namelijk vrijwel over z’n volledige lengte bestookt door de akeligste woeste bandieten en de meest krankzinnige moordenaars die je je kunt voorstellen. Het waren er zo veel dat het je mag verbazen dat er nog mensen waren die over die weg durfden te reizen.
Om te beginnen had je daar Periphetes, die de lieflijke bijnaam had van de ‘Knuppelaar’, vanwege deenorme knuppel waarmee hij reizigers de schedel insloeg. Dan had je Sinis, de ‘Pijnscheut’ genaamd. Die had de leuke gewoonte pijnbomen om te buigen en daarmee mensen af te schieten als met een katapult. Als derde had je Kerkyon; diens liefhebberij was het om een potje met zijn slachtoffers te worstelen en ze daarbij langzaam dood te drukken. Zijn collega Skeiron vond niets zo opwindend als voorbijgangers van de rotsen af te trappen, de afgrond in. Maar stel dat je toevallig niet werd afgeschoten, afgestraft, afgetuigd, fijngeknepen of doodgeknuppeld, dan liep je kans dat je Procrustes tegenkwam. En al heel gauw zou je dan wensen dat je hem nooit had gezien.
* Onderzoeks- en Informatiecentrum van Verbruikersorganisatie.
1 HOE MEER JE LEERT, HOE BETER
87
280
de
Beroeps secundair
Gemiddelde Basisonderwijs
70 %
69 % 58 %
V
H P
40 euro zakgeld per maand
(Anthony Horowitz)
V
Kapitaal 2
C
Kapitaal 2
Elk thema start met een overzicht van de te bereiken doelen.
13
Nederlands
Rubrieken
Kapitaal 5
met die Keure
Instap Een ludieke strip die het onderwerp van de module aankan.
14
Kapitaal 6
Inleidende les die de leerlingen warm maakt voor wat volgt en de maatschappelijke relevantie van het Nederlands duidt.
met die Keure
Wegwijs in verhalen In wegwijs in verhalen komen literaire teksten uit heden en verleden aan bod. Om het overzicht te bewaren duiden de leerlingen de teksten aan op een tijdsband.
Kapitaal 6
Wegwijs in de wereld
Nederlands
Kapitaal 5
Kapitaal 5
Rubrieken
Wegwijs in taal
De leerlingen oefenen de vaardigheden, ge誰ntegreerd met elementen van het taalsysteem.
15
Rubrieken
Kapitaal 6
met die Keure
Kapitaal 6
Nederlands
Literatuurportfolio en fijne leeswaren
16
Kapitaal 3
Kapitaal 5
In de literatuurportfolio en fijne leeswaren krijgen de leerlingen gevarieerde huislectuuropdrachten.
Nederlands met die Keure
Kapitaal 3
Rubrieken
17
Rubrieken
Kapitaal 6
met die Keure
Snoepfragmenten
Kapitaal 5
In de rubriek snoepfragmenten krijgen de leerlingen een korte opdracht bij een boek, toneelstuk, gedicht, ‌. Bedoeling is om de leerling nieuwe lectuur te laten ontdekken.
18
Kapitaal 5
Nederlands
Nederlands met die Keure
Kapitaal 5
Rubrieken
19
educatieve uitgaven
Meer info? www.kapitaal.diekeure.be
Ge誰nteresseerd in de methode? Contacteer de educatief adviseur van jouw regio voor een voorstelling aan de vakgroep.
West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen
Limburg, Antwerpen (2200-2491, 2900-2990)
(9000-9090, 9300-9992)
Vlaams-Brabant (3000-3473)
Oost-Vlaanderen (9100-9290) Antwerpen (2000-2180, 2500-2890) Brussel (1000-1982)
Denis Chevalier GSM 0497 85 79 13 E denis.chevalier@diekeure.be
Jo Quenis GSM 0479 42 45 97 E jo.quenis@diekeure.be
Tim Peinen GSM 0474 12 26 38 E tim.peinen@diekeure.be
Bestellen?
85 0000 224
Bestel eenvoudig op www.educatief.diekeure.be. Of bezorg ons alle bestelgegevens per mail of telefoon. Bestelnr.
ISBN
Titel
93 101 0009 93 101 0008 93 101 0016 93 101 0018 93 101 0005
978 90 4862 365 5 978 90 8661 799 9 978 90 4860 355 8 978 90 8661 800 2 978 90 4860 644 3
Kapitaal 1 - leerwerkboek (incl. T-kaart en vervoermap) Kapitaal 1 - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal 2 - leerwerkboek (incl. T-kaart en vervoermap) Kapitaal 2 - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal T-kaart eerste graad
93 101 0026 93 101 0028 93 101 0030 93 101 0038 93 101 0025
978 90 4861 326 7 978 90 8661 801 9 978 90 4861 700 5 978 90 8661 803 3 978 90 4861 325 0
Kapitaal 3 ASO - leerwerkboek (incl. T-map ep) Kapitaal 3 ASO - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal 4 ASO - leerwerkboek (incl. T-map en vervoermap) Kapitaal 4 ASO - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal T-map tweede graad ASO
93 101 0022 93 101 0029 93 101 0032 93 101 0039 93 101 0035
978 90 4861 675 6 978 90 8661 802 6 978 90 4860 356 5 978 90 4860 357 2 978 90 4861 713 5
Kapitaal 3 TSO/KSO - leerwerkboek (incl. T-map en vervoermap) Kapitaal 3 TSO/KSO - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal 4 TSO/KSO - leerwerkboek (incl. T-map en vervoermap) Kapitaal 4 TSO/KSO - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal T-map tweede graad TSO/KSO
93 101 0040 93 101 0042 93 101 0050 93 101 0052 93 101 0051
978 90 4860 358 9 978 90 4860 360 2 978 90 4861 371 7 978 90 4861 402 8 978 90 4862 284 9
Kapitaal 5 ASO - cursus (incl. TaalKlapper) Kapitaal 5 ASO - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal 6 ASO - cursus Kapitaal 6 ASO - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal TaalKlapper derde graad ASO
93 101 0044 ? 93 101 0045
978 90 4862 446 1 ? 978 90 4862 447 8
Kapitaal 5 TSO/KSO - cursus (incl.TaalKlapper) (zomer 2016) Kapitaal 5 TSO/KSO - lerarenpakket (handleiding + bordboek) Kapitaal TaalKlapper derde graad TSO/KSO
Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge, T 050 47 12 62, F 050 47 12 87, E so@diekeure.be, www.diekeure.be, BTW be 0405 108 325