Verrekijkerbieb - Leerjaar 3 - Kijker 3 - Thema 8 - N3 - Schaken? Cool!

Page 1

ucatieve uitgaven

BIEB

Schaken? Cool! Florian Vancoillie

Kijker educatieve uitgaven

Verrekijker 3

3



Schaken? Cool!

Hoi! Mijn naam is Florian.

Ik leerde schaken in het derde leerjaar. Mijn opa leerde het mij. En ik vond het meteen een heel spannend spel. Ik wou het elke dag spelen. Dus ging ik naar een schaakclub. Daar leerde ik beter schaken.

1


Mensen denken vaak dat schaken alleen voor hele slimme kinderen is. Maar dat is een fabeltje want echt iedereen kan het leren. Het is een fantastisch spannend spel. En er bestaan veel toffe manieren om te schaken. Heb je al gehoord van ‘doorgeefschaak’ of ‘bunkerschaak’? In dit boek leer ik het je allemaal. Maar laten we heel even beginnen met het begin. Hoe speel je een gewone schaakpartij?

2


De basis Een schaakbord bestaat uit een bord met 64 velden. Er zijn 32 witte en 32 zwarte velden. De velden staan in rijen en lijnen. Rijen gaan van links naar rechts en er staan nummers naast. Lijnen gaan van beneden naar boven. Daar staan letters onder. Een schaakbord leg je altijd op dezelfde manier voor je neer. Je zorgt ervoor dat in de linkse hoek beneden een zwart veld ligt. In de rechtse hoek beneden ligt dan een wit veld. Elke speler heeft dezelfde stukken: 1 koning – 1 dame - 2 lopers – 2 paarden – 2 torens – 8 pionnen

De ene speler speelt met wit. De andere met zwart. Je zet de stukken altijd op dezelfde startplaats neer.

3


Wit zet je aan de kant van het bord waar in de benedenhoek links a1 staat. Zwart zet je waar in de benedenhoek links h8 staat. De pionnen zet je op de tweede rij van het bord voor je. Daar plaats je dan de andere stukken achter. De koning en de dame plaats je naast elkaar in het midden. Je zet de dame altijd op een veld van haar eigen kleur. Naast de dame en de koning komt een loper. Daarnaast een paard. En in de hoeken zet je een toren. Gelukt? Nu staat alles klaar om te schaken!

4


Bewegen Om te spelen moet je de stukken natuurlijk bewegen. Het is belangrijk om te weten dat de speler die met wit speelt altijd mag beginnen. Elk stuk heeft ook zijn eigen manier van bewegen. Schakers noemen dat ‘de loop der stukken.’ Ik som even op: De koning mag maar één veldje per keer bewegen. Hij mag zowel vooruit als achteruit. En ook opzij of schuin. De koning is het belangrijkste stuk van het schaakspel. De dame mag net als de koning alle kanten uit bewegen. Dus vooruit, achteruit, opzij of schuin. Maar zij mag zo ver gaan als ze maar wil. Zij is het sterkste stuk van het schaakspel. De toren mag ook zo ver bewegen als hij wil. Maar enkel vooruit, achteruit of opzij.

5


De loper mag dan weer enkel diagonaal bewegen. Dat is een moeilijk woord voor schuin. En ook de loper mag je zo ver doen bewegen als je maar wilt. Het paard beweegt heel bijzonder. Beeld je de letter ‘L’ in. Het paard gaat twee veldjes vooruit, achteruit, links of rechts. En dan ééntje opzij. Of eerst een veldje opzij en daarna twee vakjes vooruit of achteruit. Precies een letter ‘L’. Een paard mag ook over andere stukken ‘springen’. De andere stukken mogen dat niet. Wil je zeker weten dat je paard goed bewoog? Kijk dan naar de kleur van het veld waarop het paard landt. Startte het vanaf een zwart veld, dan moet het op een wit veld landen. En omgekeerd.

6


Pionnen lopen altijd rechtdoor. Eén veld per keer. Alleen bij de eerste zet mogen ze er twee vooruit. Maar ook pionnen doen iets bijzonders. Ze lopen rechtdoor. Maar ze slaan schuin. Wat slaan is? Dat leg ik je nu uit.

7


Slaan Neem even je schaakbord erbij. Probeer de stukken te bewegen zoals ik daarnet heb uitgelegd. En doe dat met zowel wit als zwart. Je zult merken dat je soms met twee stukken op hetzelfde veld terechtkomt. Een stuk dat op een veld komt waarop al een stuk staat, slaat. Het stuk dat er al stond, wordt geslagen. Dat heet echt zo. Tijdens het spelen mep je natuurlijk niet de stukken van je tegenstander van het bord. Je neemt ze eraf en je zet ze naast het bord. Je gebruikt ze ook niet voor jezelf. Een tegenstander die bijna geen stukken meer heeft, kan jou moeilijk aanvallen. Hij of zij kan zich ook moeilijk verdedigen en wordt steeds zwakker. Zo kun jij zijn of haar koning vastzetten. Je leest het goed: vastzetten of blokkeren. Want de koning mag niet geslagen worden.

8


Alle stukken slaan zoals ze lopen. Alleen pionnen niet. Zij mogen enkel een stuk slaan dat schuin links of schuin rechts voor hen staat. Een pion mag je ook ‘en passant’ slaan. Dat doe je met een pion die 2 velden vooruit gaat. Het mag enkel als hij naast jouw pion landt. 1 zet lang mag je dan op de gewone manier slaan. Alsof hij maar 1 veldje vooruit is gegaan dus. Maar als beginnende schaker doe je dat nog niet vaak.

9


Schaak en schaakmat Wanneer je een koning kunt slaan, heet dat schaak zetten. Een koning die met slaan bedreigd wordt, staat schaak. Die koning MOET eerst in veiligheid worden gebracht. Dat doe je: 1. door de koning op een ander veld te zetten, een veld waar je koning niet schaak staat. 2. of door een ander stuk ertussen te zetten. 3. of door het stuk dat jouw koning bedreigt te slaan. Tegelijk wil je dat de koning van de tegenstander niet meer kan vluchten. Als speler moet je je gedachten er dus goed bijhouden. Je moet zowel aanvallen als verdedigen. Schaak zetten en zelf niet schaak gezet worden. De koning is je meest waardevolle stuk, maar ook je zwakke plek.

10


Want een koning die écht geen kant meer uit kan, en schaak staat, staat schaakmat. En dan is het spel voorbij. Je koning is dus heel belangrijk. Zorg dat hij steeds veilig staat. Wordt hij bedreigd? Misschien kun je dan ‘rokeren’.

Rokade Als de toren en de koning nog niet bewogen. Er geen stukken tussen de koning en de toren staan. En de koning niet schaak staat. Dan mag je rokeren. De koning gaat dan twee velden opzij. De toren springt over de koning heen. Hij landt op het veldje naast de koning.

11


De koning is dus heel belangrijk. Maar weet je welk stuk op het bord ook heel bijzonder is? De pion! Want een pion kan ‘promoveren’. Dat wil zeggen dat hij alles kan worden. Of toch bijna alles.

Promoveren Als een pion op de achtste rij komt mag het ‘promoveren’. Dan mag je het dus inruilen voor een ander stuk. Je mag elk ander stuk kiezen behalve de koning.

12


Remise en pat Een schaakpartij kan ook zonder schaakmat voorbij zijn. Bijvoorbeeld door remise of pat. Wat is remise? Stel je voor: je bent aan het spelen en je staat ongeveer gelijk met je tegenstander. Jij en je tegenstander zijn allebei even goed. Je vreest allebei dat de ander uiteindelijk zal winnen. Of je hebt geen van beiden nog genoeg stukken om te winnen. Of je doet steeds dezelfde zetten. En je maakt geen vooruitgang. Dan kun je remise vragen. Je vraagt dan eigenlijk om het spel te stoppen. Als je remise vraagt, en je tegenstander gaat akkoord, krijg je elk een half puntje. Want er is geen koning schaakmat gezet. Wat is pat? Voor pat heb je deze twee voorwaarden nodig: 1. Je kunt je koning naar geen enkel veld meer zetten zonder schaak te staan. 2. Je kunt ook geen enkel ander stuk meer verzetten of je hebt geen stukken meer.

13


Dan sta je pat. De partij is dan voorbij en eindigt in remise. Ook dan krijg je elk een half punt. Want ook nu werd er geen koning schaakmat gezet. Voor en na elke schaakpartij schud je je tegenstander de hand. Voor de partij wens je elkaar succes. Na de partij wens je elkaar proficiat met het gespeelde spel. Dat kan moeilijk zijn als je net een spannende partij verloor. Maar hoe vaker je het doet, hoe makkelijker het wordt.

14


Veldslag Schaken is een beetje als een veldslag op een spelbord. Je probeert je tegenstander te verzwakken. Dat doe je door zijn leger uit te dunnen. Je probeert zo veel mogelijk stukken van je tegenstander te slaan. Af te pakken, dus. Maar tegelijk moet je wel goed uit je doppen kijken. Bij elke zet die je doet, moet je goed nadenken. Staan mijn stukken wel veilig? Ook na deze zet? Kan de tegenstander mijn stukken ‘slaan’? Staat mijn koning beschermd? Hoe kan ik de koning van de tegenstander aanvallen? En hoe zet ik hem schaakmat?! Hoe vaker je speelt, hoe slimmer je wordt. Je leert wat goed werkt en wat net niet. En je leert ook hoe je je tegenstander kunt verslaan. Zoals door narrenmat of herdersmat.

15


16


Narrenmat Narrenmat of gekkenmat is het kortste schaakspel dat er bestaat. De speler die met zwart speelt, zet dan de ander in twee beurten schaakmat. Eigenlijk lukt dat zelden of nooit. Spelers die vaker spelen, zijn te slim om dat te laten gebeuren. En zelfs als je nog maar pas begint met schaken, trap je bijna nooit in deze val. Maar omdat het wel leuk is om te kennen, leg ik het je hieronder uit. Bovendien kan het geen kwaad om het toch te proberen. Je weet maar nooit! Het zou wel indrukwekkend zijn mocht het lukken! Een voorbeeld van hoe het zou kunnen: Wit zet een pion van f2 naar f3. Zwart zet een pion van e7 naar e5. Wit zet een pion van g2 naar g4. Zwart de dame van d8 naar h4. Wit staat nu schaakmat. Want de koning kan niet weg.

17


Herdersmat Herdersmat komt wel vaker voor. Speel je tegen iemand die nog niet veel schaakte? Met deze vier zetten kun je je tegenstander heel snel schaakmat zetten. Een schaakpartij winnen in een paar zetten! Hoe indrukwekkend is dat niet? Neem je schaakbord en speel even met mij mee. Wit zet een pion van e2 naar e4. Zwart zet een pion van e7 naar e5. Wit zet de loper van f1 naar c4. Zwart zet het paard van b8 naar c6. Wit zet de dame van d1 naar h5. Zwart zet een pion van d7 naar d6 of iets anders. Wit zet de dame van h5 naar f7. De dame slaat de pion en zet zwart schaakmat. Dit zijn tegenaanvallen voor herdersmat: paard van g8 naar h6 (dat is de beste keuze), pion van g7 naar g6, of dame van d8 naar e7 (Pas op! Bij deze zet verlies je allebei je dame maar je wint nog een loper.)

18


19


Afwisseling Nu heb je leren schaken. Hoe meer je schaakt, hoe beter je wordt. Je zult ontdekken dat het net is als bij een computerspel. Level na level wordt de tegenstander sluwer. Maar gelukkig word jij dat ook! En zo blijft het spannend. Wanneer je al goed kunt schaken, kan het leuk zijn om een variant op het klassieke schaakspel te spelen. Er bestaan veel leuke manieren om het klassieke schaakspel een beetje aan te passen. De loop van de stukken blijft dan hetzelfde. Maar de spelregels zijn een beetje anders. Ik leer er je twee: bunkerschaak en doorgeefschaak. Bunkerschaak speel je met twee. Voor doorgeefschaak moet je minstens met vier zijn. Maar met hoe meer je speelt, hoe leuker het wordt!

20


Bunkerschaak Neem een kaft of een stuk karton dat je op het schaakbord kunt zetten tussen rij 4 en 5. Zo zorg je ervoor dat je niet bij elkaar kunt spieken. Zorg er wel voor dat de kaft geen enkel veld bedekt. Neem al je stukken (speler wit neemt alle witte stukken, speler zwart neemt alle zwarte stukken). Je mag zelf kiezen hoe en waar je je stukken in je bunker zet. Maar je stukken moeten wel op jouw helft van het bord geplaatst worden. Dat is je ‘bunker’. Je mag ook kiezen waar je je bunker zet. Maakt niet uit. Als het maar op jouw helft van het schaakbord is. Klaar? Neem dan de kartonnen wand weg. Nu kun je beginnen te schaken zoals in een gewoon partijtje.

21


Doorgeefschaak Voor doorgeefschaak heb je minstens twee schaakborden nodig (en ook alle stukken die daarbij horen). Je zet de borden naast elkaar. Een speler die met wit speelt, moet altijd naast een speler zitten die met zwart speelt. En omgekeerd. De spelers die naast jou zitten (dus aan jouw kant van de tafel) zitten in jouw team. De spelers aan de overkant van de tafel zijn jullie tegenstanders. Iedereen begint op hetzelfde moment te schaken.

22


Het spel gaat dus zo: Stel dat jij met wit speelt, dan speelt je tegenstander dus met zwart. Links en rechts van het bord waarop jullie schaken, staat een ander bord. Daar schaken ook weer twee kinderen op. Naast jou zitten dan spelers die met zwart spelen. Naast je tegenstander zitten spelers die met wit spelen. Wanneer je een schaakstuk kunt slaan, moet je het niet wegzetten. Je geeft het door aan de speler naast je. Je kiest zelf of je het aan de speler links of rechts van je geeft. Want beide spelers zitten in jouw team. Ook jij kunt zo stukken krijgen van je buurman of buurvrouw. Je mag kiezen wat je doet met de stukken die je krijgt. Of je doet een zet met een stuk dat al op het bord staat. Of je zet één van de stukken die je kreeg op het bord. Zo kan het gebeuren dat je opeens 3 torens, 12 pionnen, 4 dames ... hebt. Wanneer iemand uit jouw team wint, dan wint het hele team!

23


Plezier Met wat je uit dit boek leerde, kun je nu al wat schaken. Maar er bestaan nog oneindig veel meer manieren om van je tegenstander te winnen. En er bestaan ook nog veel meer toffe schaakspelletjes. Vind je schaken leuk en wil je blijven bijleren? Zoek dan iemand die ook graag schaakt. Of iemand die het al goed kan. Speel veel partijen met elkaar. Schaken leer je het best door veel te oefenen. En als je het echt héél leuk vindt? Zoek dan een schaakclub en schrijf je in! Via die schaakclub kun je dan ook deelnemen aan toernooien. Wie weet, word jij dan wel een echte kampioen! Maar het belangrijkste mag je niet vergeten: maak vooral veel plezier!

24



Mensen denken vaak dat schaken alleen voor hele slimme kinderen is. Maar dat is een fabeltje want echt iedereen kan het leren. Het is een fantastisch spannend spel. Leer schaken met Florian!

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 3. ISBN 978 90 486 2282 5 Bestelnummer 60 1021 297 KB D/2015/0147/338 NUR 191 Illustraties: Inge Bergh, Shutterstock Bewerking naar AVI: Inge Bergh Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

9 789048 622825

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.