Sinds 2011 is er veel gebeurd; ook veel dat verband houdt met de strijd voor (meer) gendergelijkheid in België. Zo kwamen in het voorbije d ecennium gendergerelateerd geweld en de niet- consensuele verspreiding van seksueel getinte beelden uitdrukkelijk op de politieke agenda, deed de grensoverschrijdend gedrag en #MeToo-beweging de aandacht voor seksisme wereldwijd toenemen, en introduceerde de federale wetgever een nieuwe procedure voor de aanpassing van de geslachtsregistratie gebaseerd op zelfbeschikking. De COVID-19-pandemie toonde ook aan dat genderongelijkheid op de arbeidsmarkt en genderrolpatronen een prangend probleem blijven. Dit boek behandelt een breed spectrum aan rechtsdomeinen: van grondwettelijk recht en arbeidsrecht, over strafrecht, fiscaal recht en relatievermogensrecht, tot migratierecht en recht en technologie. Aangezien het Europees recht integraal deel uitmaakt van de B elgische rechtsorde, komen ook het EU-recht, de instrumenten van de Raad van Europa en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aan bod. Net zoals in 2011 hanteert ook dit boek dus een zeer brede benadering, zowel wat de te behandelen juridische disciplines, als wat de invulling van een genderperspectief betreft. Het zorgt ervoor dat bijna alle relevante gendergerelateerde gebeurtenissen van het laatste decennium aangeraakt worden in het boek.
NUR: 823 Bestelcode: 202 211 102
Eva Brems, Pieter Cannoot en Liesbet Stevens (eds.)
Met bijdragen van Yousra Benfquih, Paul Borghs, Eva Brems, Nicky Broeckhoven, Pieter Cannoot, An Cliquet, Wendy De Bondt, Sylvie De Raedt, Ellen Desmet, Annelies D’Espallier, Petra Foubert, Elise Goossens, Dirk Heirbaut, Rikki Holtmaat, Eva Lievens, Patricia Popelier, Joëlle Rozie, Liesbet Stevens, Alexandra Timmer, Sara Vancleef, Cathérine Van de Graaf, Lucia van der Meulen en Hannah Van Dijcke, en interviews met Joz Motmans, Liesbet Stevens, Françoise Tulkens en Liliane Versluys.
RECHT & GENDER IN BELGIË – 10 JAAR LATER
Tien jaar geleden, in het voorjaar van 2011 om precies te zijn, werd het boek ‘Recht en Gender in België’ gepubliceerd. Het boek had de a mbitie een eerste aanzet te zijn om de lacune in de Belgische rechtsleer op het vlak van een genderbenadering van het recht in te vullen en te illustreren wat een genderbenadering van het recht zoal kan inhouden.
echt R & ender G in elgië B 10 JAAR LATER
Eva Brems Pieter Cannoot Liesbet Stevens (eds.)
interview met Liesbet Stevens
LIESBET STEVENS, EXPERT VROUWEN- EN GENDERRECHTEN Liesbet Stevens is adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en als gastdocent verbonden aan het Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen. Ze is doctor in de rechten (KU Leuven 2002), auteur van de boeken ‘Strafrecht en seksualiteit’ (Intersentia 2002) en ‘Hoe legaal te flirten?’ (Borgerhoff & Lamberigts 2019) en een veelgevraagd expert voor radio en tv over allerlei vormen van ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Ze is voorzitter van de vzw ‘Buurtwerk ’t Lampeke’, een Leuvense vereniging die armoede bestrijdt en lid van de redactie van Samenleving en Politiek, een politiek maandblad voor een sociale democratie.
▶ Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen bestaat sinds 2002. Wat zijn volgens jou de belangrijkste verwezenlijkingen? Welk verschil heeft het gemaakt? “De wetgever heeft het Instituut in 2002 opgericht met als opdracht de gelijkheid van vrouwen en mannen te beschermen en te bevorderen. We doen dat door discriminatie te bestrijden, met specifieke genderacties en met gender mainstreaming, wat een m ethode is om gelijkheid te bevorderen door nieuwe o ngelijkheden te voorkomen. Dat klinkt misschien wat abstract, maar concreet betekent het allereerst dat we wie dat wenst informeren over het wettelijk kader over discriminatie op grond van geslacht. In 2019 behandelden we zo 2.349 m eldingen. Het afgelopen decennium vertienvoudigde het aantal meldingen dat het Instituut jaarlijks behandelt. Vooral de laatste jaren stijgt het aantal meldingen opvallend, al was de sterke stijging in 2019 zeker ook het gevolg van het massale aantal meldingen over de zaak H oeyberghs. We ondersteunen slachtoffers gratis en vertrouwelijk, en gaan in bepaalde gevallen samen met het slachtoffer naar de rechtbank. Zo waren we in 2019 betrokken bij 31 rechtszaken. Een van onze belangrijkste verwezenlijkingen is ongetwijfeld de tussenkomst van het Instituut in de rechtszaak over de dood van Sadia Sheikh. In deze rechtszaak uit 2011 werd erkend dat eergerelateerd geweld een vorm van discriminatie op grond van geslacht is. In 2016 erkende het Grondwettelijk Hof in een zaak waarin het Instituut tussenkwam dat een vetorecht voor vaders in geval van onenigheid tussen de ouders over de familienaam van hun kind discriminatoir is. Het Instituut kwam ook tussen ter verdediging van de Seksismewet voor het Grondwettelijk Hof. En recent oordeelde het Europese Hof van Justitie in een zaak die opgestart werd door het Instituut dat getuigen van discriminatie in België onvoldoende beschermd worden door de discriminatiewetgeving.
INLEIDING
123
124
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
Het Instituut doet ook onderzoek naar genderongelijkheid. Een goed voorbeeld daarvan is de loonkloof. In de afgelopen tien jaar heeft het Instituut jaarlijks het verschil tussen de lonen van vrouwen en mannen in kaart gebracht. Het heeft de discussie over de loonkloof daarmee ook stevig op de politieke agenda g ezet, en mee geleid tot de Loonkloofwet uit 2012. Een ander voorbeeld zijn onze onderzoeken naar zwangerschapsdiscriminatie. En het onderzoek van het Instituut over trans personen in 2009 was het eerste uitgebreide onderzoek, zelfs in een Europese context, over de sociale en juridische positie van trans personen. S amen met ons beleidswerk leidde het mee tot de Transgenderwet uit 2017. Want dat doen we ook: we analyseren en ondersteunen het genderbeleid en formuleren concrete aanbevelingen en beleidsadviezen. Die aanbevelingen kunnen gaan over lacunes of knelpunten in het recht, zoals de recente aanbeveling om artikel 150 van de Grondwet aan te passen zodat seksistische haatspraak ook voor correctionele rechtbanken kan worden beoordeeld. Maar het Instituut ondersteunt ook het Belgische genderbeleid door bijvoorbeeld de nationale actieplannen inzake gendergeweld te coördineren. Een ander heel belangrijk voorbeeld van dat beleidswerk is bv. de ontwikkeling en oprichting van de Zorgcentra na Seksueel Geweld, waar slacht offers van seksueel geweld multidisciplinair opgevangen worden. Vandaag zijn er al drie dergelijke Zorgcentra operationeel: in Gent, Brussel en Luik. Tegen 2024 moeten er in België tien dergelijke centra zijn. De grote verdienste van het Instituut ligt dus in het thematiseren van ongelijkheid op een juridisch onderbouwde en wetenschappelijke manier. Zo zijn we er in de afgelopen twee decennia mee in geslaagd om genderongelijkheid in de publieke opinie en op de politieke agenda te houden. Maar natuurlijk hebben we dat niet alleen gedaan: we zoeken altijd medestanders en proberen altijd alle stakeholders te betrekken.” ▶ Wie zien jullie als jullie voornaamste stakeholder: overheid? Verenigingen? Burgers? “Een meer gelijke en inclusieve samenleving komt volgens ons iedereen ten goede. In die zin zijn alle inwoners van België ‘belanghebbenden’ bij meer gendergelijkheid. We hebben dus nogal veel stakeholders: individuele burgers, het middenveld – zoals de vrouwenbeweging en de transbeweging, maar ook de sociale partners en andere middenveldorganisaties – overheidsdiensten, de regering en de wetgever. Maar de stakeholders waarmee we het meest intensief in contact staan, zijn waarschijnlijk wel individuele burgers die ons contacteren met meldingen, de vrouwen- en transbeweging en verschillende overheidsdiensten en regeringsleden.” ▶ We zien op de website dat het Instituut 10 ‘opdrachten’ heeft en 7 ‘activiteiten’. Maar waar besteden jullie vooral jullie tijd en energie aan? “Voor de komende zes jaar hebben we net nieuwe strategische uitdagingen geformuleerd: daar zullen we dus vooral onze tijd en energie in steken. Ik som ze even in
INLEIDING
interview met Liesbet Stevens
willekeurige volgorde op: de loon- en pensioenkloof, het glazen plafond, een betere verzoening van privé- en professioneel leven, seksueel grensoverschrijdend gedrag, partnergeweld, schadelijke praktijken, geweld en uitsluiting van trans en intersekse personen en de gezondheidskloof. En de strijd tegen seksisme en stereotypering loopt als een rode draad door al deze thema’s. Dit zijn de thema’s waarover we rechtszaken zullen opstarten, onderzoek en beleidswerk zullen uitvoeren en waarover we willen sensibiliseren. Dat lijstje van tien opdrachten op onze website komt letterlijk uit onze oprichtingswet, maar eigenlijk gaat die opsomming meer over de manier waarop het Instituut werkt en minder over de inhoudelijke thema’s waarmee we ons bezighouden.” ▶ In welke mate is dit juridisch werk? Werken er veel juristen op het Instituut? “Het werk waarvoor we waarschijnlijk het meest gekend zijn, het behandelen van meldingen, is juridisch werk in de meest klassieke zin van het woord: onze juristen maken een analyse van de melding, bekijken of er sprake is van een inbreuk op het wettelijk kader en of er voldoende bewijs is. We contacteren de tegenpartij om te kijken of er een oplossing kan worden gevonden via bemiddeling en als dat niet zo is, trekken we naar de rechtbank. Daar doen we dus juridisch werk dat heel erg lijkt op dat van advocaten. Daarnaast bestaat veel van ons werk uit het analyseren van het wetgevend kader en de praktijk inzake gendergelijkheid, wat natuurlijk ook vaak juridisch werk is. Het formuleren van beleidsaanbevelingen of -adviezen lijkt erg op wat juristen op studiediensten van belangenverenigingen of beroepssectoren doen, en ook wel op het werk van academici aan universiteiten. Maar het zijn niet enkel juristen die dat soort werk kunnen doen. We hebben dus ook bv. criminologen, politicologen, sociologen en antropologen in dienst. In totaal zijn we op het Instituut met ongeveer 45 medewerkers en daarvan is zowat een derde juridisch geschoold.” ▶ Is er nog discriminatie op grond van geslacht of gender in ons land? “Helaas is het antwoord op die vraag een volmondig ‘ja’. Het goede nieuws is dat ook het maatschappelijk bewustzijn over discriminatie blijft groeien. Het steeds stijgend aantal meldingen bij het Instituut is daar wel een illustratie van, lijkt me. Vrouwen worden in allerlei situaties nog steeds ongelijk of nadelig behandeld o mdat ze vrouw zijn: ze krijgen een job of bevordering niet omdat men liever een man wil, ze worden gediscrimineerd omwille van hun zwangerschap of krijgen minder betaald voor dezelfde job dan hun mannelijke collega’s. En vrouwen worden meer dan mannen het slachtoffer van partner- of seksueel geweld. De meeste vormen van manifeste ongelijkheid of discriminatie op grond van geslacht zijn wettelijk verboden en vrouwen krijgen – gelukkig maar – overduidelijk meer kansen dan enkele decennia geleden, maar op een sluipende manier duiken er toch nog vaak allerlei vormen van seksisme op. Mannen worden trouwens ook met genderstereotiepe verwachtingspatronen geconfronteerd en ook mannen worden gediscrimineerd. Ze ondervinden problemen
INLEIDING
125
126
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
en tegenstand wanneer ze hun vaderschapsverlof willen opnemen; ze worden met a chterdocht bekeken of zelfs niet in aanmerking genomen voor zogenaamde ‘klassieke’ vrouwenjobs, zoals administratief assistent of kinderverzorger. Ook trans, non-binaire, genderfluïde en intersekse mensen botsen op discriminaties omwille van hun gender- of seksekenmerken. Want er zijn in de samenleving ook heel dwingende ideeën over hoe je je genderidentiteit zou moeten uitdrukken. En wie daarvan durft af te wijken, loopt het risico op ridiculisering en erger.” ▶ De strijd tegen gendergerelateerd geweld is prioritair voor het Instituut. Welke opdrachten liggen daar nog voor juristen? “Wel, we krijgen binnenkort hopelijk een nieuw Strafwetboek. Dat ontwerp verdient zeker een grondige genderanalyse. Een andere uitdaging is de invulling van de strafverzwaring op grond van geslacht. Deze strafverzwaring wordt tot nu toe bijna nooit toegepast. Ook daar ligt denkwerk voor juristen. En er is de voor onze praktijk erg belangrijke kwestie van de hervorming van artikel 150 van de Grondwet zodat ook seksistische haatspraak – zoals racistische haatspraak – voor de correctionele rechtbanken vervolgd kan worden. Het Instituut publiceerde daarover in 2020 trouwens een aanbeveling. Verder is er de vraag of de Seksismewet niet te streng is door te vereisen dat het doelwit van het seksistische gedrag een of meerdere welbepaalde identificeerbare personen moet zijn. En de opvang van slachtoffers in de Zorgcentra na Seksueel Geweld doet heel wat strafprocesrechtelijke vragen rijzen.” ▶ Waar zitten vandaag de dag nog de problematieken i.v.m. gelijkheid op de arbeidsmarkt en wat kunnen we daaraan doen? “De loon- en pensioenkloof, het glazen plafond en de verzoening van privé- en professioneel leven zijn volgens ons de grootste strategische uitdagingen voor gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. Om de loon- en pensioenkloof te dichten is er nog steeds nood aan meer informatie en kennis, maar ook aan meer loontransparantie. Het fenomeen van het glazen plafond is al wel gekend, maar ook in de strijd tegen de ondervertegenwoordiging van vrouwen op de hoogste niveaus is er nood aan meer precieze gegevens. Ook de zogenaamde ‘zorgkloof’ – het verschil tussen vrouwen en mannen qua tijd die ze spenderen aan zorg voor hun naasten en omgeving – moet in kaart gebracht worden. Specifiek voor ons juridisch werk vereist de strijd tegen de ongelijkheid op de arbeidsmarkt, de aanpak van zwangerschaps- en ouderschapsdiscriminatie, de strijd tegen loondiscriminatie en het doen naleven van de wet- en regelgeving inzake quota.” ▶ Jullie werken ook rond gelijkheid in de politieke besluitvorming. Hoe gaat dat precies in zijn werk? “We maken nog steeds na elke verkiezing een grondige genderanalyse van de resultaten en brengen zo de situatie in kaart. We analyseren op die manier ook de effecten
INLEIDING
interview met Liesbet Stevens
van verschillende maatregelen. Die meest zichtbare vorm van gelijkheid in de politieke besluitvorming wordt tegenwoordig ook door anderen, niet in het minst de media, in beeld gebracht. Onze rol wordt daar minder belangrijk. Maar politieke besluitvorming speelt zich niet alleen af in de verschillende parlementen in België. Er zijn ook andere plaatsen waar aan politieke besluitvorming wordt gedaan. Denk maar aan de ministeriële kabinetten of aan topambtenaren in overheidsdiensten. Daarom zetten we vanuit het Instituut in op het garanderen van de naleving van de regelgeving over quota binnen de federale overheid. Maar maatschappelijke besluitvorming verloopt ook nog via andere kanalen en processen, zoals via de gerechtelijke macht, de media en burgerbewegingen. De noodzaak voor gendergelijkheid is ook daar aan de orde. Ook dat willen we in de komende jaren beter in kaart brengen.” ▶ Gendermainstreaming in het beleid bevorderen is ook een van jullie taken. Waarom is dit belangrijk? “Gendermainstreaming is een beleidsstrategie om nieuwe ongelijkheden te voorkomen door al vanaf het moment van het uittekenen van een beleidsinitiatief rekening te houden met het feit dat vrouwen en mannen gemiddeld genomen andere (levens) ervaringen hebben en een andere maatschappelijke positie. Als je dat kunt doen van bij het concept tot en met de uitvoering en evaluatie van beleidsmaatregelen, dan kan je eventuele ongelijkheden sneller in kaart brengen, eventueel de maatregel bijsturen en nieuwe ongelijkheden proberen te voorkomen. Wat bijzonder is, is dat in België gendermainstreaming geen vrijblijvende oefening is, maar sinds een wet uit 2007 een echte verplichting.” ▶ De naam van het Instituut lijkt vandaag de dag wat onhandig omwille van de binaire connotatie van ‘vrouwen en mannen’. Vinden jullie dat ook? “Het Instituut is inderdaad niet alleen bevoegd voor de strijd tegen discriminatie op grond van geslacht, maar ook op grond van genderidentiteit en -expressie, en sinds 2020 ook voor discriminatie op grond van seksekenmerken. Onze naam heeft in die zin voor- en nadelen. Het grote voordeel van onze naam is dat hij duidelijk is voor wat de strijd voor vrouwenrechten betreft. En het is nog steeds zo dat vrouwen – en voor alle duidelijkheid, daar bedoelen we zowel cisgender als transgender vrouwen mee – de grootste groep mensen zijn die slachtoffer worden van discriminatie en geweld op grond van geslacht of gender. Maar het nadeel van onze naam is natuurlijk dat non-binaire en genderfluïde mensen zich er misschien minder door aangesproken voelen. Voorlopig zijn er geen plannen voor een naamsverandering, dus we p roberen die mogelijke drempel te overwinnen door goede contacten uit te bouwen met verenigingen die de belangen verdedigen van non-binaire en genderfluïde mensen.” ▶ Werken jullie ook voor intersekse en non-binaire mensen? “Sinds 2007 is discriminatie op grond van wat in de wet nog steeds ongelukkig ‘geslachtsverandering’ genoemd wordt uitdrukkelijk gelijkgesteld met discriminatie
INLEIDING
127
128
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
op grond van geslacht. In 2014 gebeurde hetzelfde voor ‘genderidentiteit en -expressie’ en in 2020 voor ‘seksekenmerken’. Jaarlijks gaan ongeveer 10 % van de meldingen die het Instituut behandelt over trans, non-binaire of genderfluïde personen. De grootste groep meldingen gaat over problemen die trans personen ondervinden op het werk, over problemen met verzekeringen of in de medische wereld. Er zijn helaas ook regelmatig meldingen van pesterijen of straatintimidatie en zelfs van fysiek geweld tegen LGBTQI+ personen … Vandaar dat we zowel de gezondheidskloof als geweld op LGBTQI+ personen als een strategische uitdaging voor de volgende jaren beschouwen.” ▶ Ervaren jullie een spanningsveld tussen het werk voor gelijke kansen en rechten voor vrouwen en het werken rond genderidentiteit en genderexpressie? “Intern zeker niet. Wij vinden het een verrijking: met het fluïder worden van het begrip gender wordt het steeds duidelijker dat er meer is dan de binaire opdeling tussen vrouwen en mannen, en dat mensen, ongeacht hun biologische seksekenmerken, zelf invulling moeten kunnen geven aan hun genderidentiteit en hoe ze die willen uitdrukken. Een meer fluïde genderconcept helpt ons om vastgeroeste ideeën in de samenleving over wat het betekent om een vrouw of man zijn in vraag te stellen. Natuurlijk zijn die gesprekken en discussies niet altijd makkelijk: heel wat mensen willen iets dat ze als zo fundamenteel beschouwen niet in vraag stellen. Een discussie over geslacht raakt iedereen, niet alleen trans of non-binaire personen. En er zijn dus zeker ook vrouwen die strijden voor vrouwenrechten die zich bedreigd voelen door die evolutie. Denk maar aan J.K. Rowling. In België verlopen de contacten tussen de vrouwenbeweging en de transbeweging toch een stuk constructiever naar mijn gevoel. Er ligt wel een mogelijks moeilijke kwestie in het verschiet: als gevolg van het arrest van het Grondwettelijk Hof waarmee de binariteit en de onveranderlijkheid van de geslachtsregistratie afgewezen werden, moet er een alternatief gezocht worden. Er zijn verschillende mogelijkheden en één optie is om geslacht als juridische categorie helemaal af te schaffen. Maar dat zou betekenen dat heel wat maatschappelijke ongelijkheden die nu relatief eenvoudig via administratieve gegevens in kaart gebracht kunnen worden in de toekomst niet meer op die manier vastgesteld kunnen worden. Dat zou een enorm verlies zijn in de strijd voor meer gelijkheid voor vrouwen. Het is heel erg belangrijk dat de vrouwen- en de transbewegingen zich niet uit elkaar laten spelen over dit thema. We willen vanuit het Instituut dan ook heel graag bijdragen aan een goede oplossing voor iedereen en we zijn er ook vast van overtuigd dat dat mogelijk is.” ▶ Is er een evolutie in hoe belangrijk elk van deze thema’s is voor jullie? “Ja, dat lijkt me logisch. We werken nu eenmaal in een welbepaalde maatschappelijke context. We strijden al jaren tegen seksisme en seksistische intimidatie, maar eind 2017 heeft #MeToo het thema stevig op de politieke agenda gezet. Op 1 januari 2018 trad de nieuwe Transgenderwet in werking en was er in de media veel aandacht voor het transgenderthema met de transitie van Bo Van Spilbeeck en de film Girl. Dan
INLEIDING
interview met Liesbet Stevens
zien wij de meldingen van trans personen meteen opvallend stijgen. De dood van Julie Van Espen in 2019 deed in België iets gelijkaardigs voor seksueel geweld. De strijd daartegen staat nu als een uitgesproken ambitie in het regeerakkoord en bij mijn weten is dat de eerste keer. Wat in de samenleving gebeurt, beïnvloedt ons werk: ook het Instituut moet snel kunnen inspelen op maatschappelijke evoluties. Zo is het bijvoorbeeld al heel erg duidelijk dat de coronacrisis ons werk zal beïnvloeden. Nu al is er een duidelijke impact op gendergeweld, maar ook op langere termijn kan deze crisis een effect hebben op gendergelijkheid. Denk maar aan de versnelde evolutie rond telewerk door deze crisis: dat kan positieve gevolgen hebben voor gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, want als vrouwen meer kunnen telewerken blijven ze vaker voltijds werken, maar het kan ook negatieve gevolgen hebben waarbij diegenen die meer telewerken als minder betrokken worden beschouwd bij hun bedrijf of organisatie dan diegenen die meer op de werkvloer aanwezig zijn.” ▶ Voor een buitenstaander kan het raar overkomen dat Unia bevoegd is voor alle discriminatiegronden behalve geslacht, zwangerschap en gender. Vind je dat de beste oplossing? “Jazeker. Ik kan wel begrijpen dat het voor sommigen logisch lijkt om alle vormen van discriminatie op één hoop te gooien, maar dat zou toch echt een vergissing zijn. De grootste groep potentiële discriminatieslachtoffers zijn immers de mensen die het risico lopen gediscrimineerd te worden op grond van geslacht of gender. België telt ongeveer 5.850.000 vrouwelijke inwoners. Eén op vijf van hen zal in de loop van haar leven het slachtoffer worden van fysiek partnergeweld en een op acht van seksueel geweld. Drie op vier zwangere vrouwen ondervindt naar aanleiding van hun zwangerschap ernstige problemen of discriminaties op het werk. We hebben geen zicht op de precieze aantallen vrouwen die gediscrimineerd worden qua loon of carrièremogelijkheden, maar in het ‘onverklaarbare’ deel van de loonkloof zit zeker ook een deel dat te wijten is aan discriminatie. Ook het glazen plafond is minstens gedeeltelijk het resultaat van discriminatie. En al is die groep kleiner, ook mannen kunnen het slachtoffer worden van discriminatie op grond van geslacht. Tot slot o ndervindt meer dan een derde van de trans personen discriminatie en zelfs meer dan de helft van hen intimidatie of geweld. Een problematiek die zoveel mensen raakt op zoveel domeinen van hun leven en vaak met zo’n verregaande impact, v erdient een afzonderlijke instelling die zich exclusief kan wijden aan de strijd tegen dergelijke vormen van discriminatie en geweld. Een argument dat vaak wordt aangehaald om te pleiten tegen een afzonderlijke instelling voor de strijd tegen geslachts- en genderdiscriminatie zijn intersectionele discriminaties. Maar dat is geen goed argument tegen een afzonderlijke instelling, maar wel een argument voor het integreren van de genderdimensie in de strijd t egen andere vormen van discriminatie. Geslacht en gender zijn immers altijd ook f actoren bij andere vormen van discriminatie. Worden mannen op grond van hun afkomst gediscrimineerd? De situatie van vrouwen met die achtergrond is nog minder rooskleurig. Worden mannen met een beperking gediscrimineerd? De situatie van
INLEIDING
129
130
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
vrouwen met een beperking is nog problematischer. En dat geldt voor elke discriminatiegrond. Sommigen denken dat de oplossing voor een gebrek aan gendermainstreaming in de strijd tegen andere vormen van discriminatie ligt in het fusioneren van de instellingen die discriminatie bestrijden. Maar wat blijkt uit onderzoek van EIGE, het Genderinstituut van de Europese Unie? Waar de strijd tegen geslachtsdiscriminatie geïntegreerd wordt bij een instelling die ook andere vormen van discriminatie bestrijdt, verdwijnt die eerste strijd naar de achtergrond. Het wordt een van de vele vormen van discriminatie. Soms komt het zelfs zover dat er na zo’n integratie opnieuw een specifieke instelling voor geslachtsdiscriminatie wordt opgericht, zoals in Frankrijk. En nog een laatste overweging: het werk van het Instituut zal niet af zijn wanneer geen enkele persoon meer omwille van geslacht of gender gediscrimineerd wordt. De wettelijke opdracht van het Instituut is immers niet alleen discriminatie bestrijden maar ook om gendergelijkheid te bevorderen. En niet elke vorm van maatschappelijke ongelijkheid tussen vrouwen en mannen is terug te brengen tot discriminatie in de juridische zin van dat begrip. Ook dat is volgens mij een reden waarom er een specifieke instelling voor gendergelijkheid nodig is.” ▶ Wat moet er nog gebeuren om volledige gendergelijkheid te realiseren in België? “Veel. Te veel om hier snel even op te sommen, vrees ik. Dat is ook het gevolg van het feit dat het laaghangend fruit intussen geplukt is: de meest opvallende geslachtsdiscriminaties zijn vandaag de dag wettelijk verboden. Nu gaat het vaak om het uitdenken van manieren om in de praktijk de naleving van die wetgeving te garanderen enerzijds en meer specifieke, vaak heel technische, knelpunten op te lossen anderzijds. Maatschappelijk gezien blijft de belangrijkste uitdaging ongetwijfeld de strijd tegen seksisme en stereotiepe opvattingen over genderrollen. Het is intussen wel duidelijk dat de ideeën over hoe ‘vrouwen’ en ‘mannen’ zich horen te gedragen heel hardnekkig zijn. En wie ervan afwijkt, dreigt daarvoor negatief beoordeeld, gemarginaliseerd, geridiculiseerd of zelfs aangevallen te worden. Het is dit soort sluipend seksisme dat ertoe leidt dat vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn aan de top van het maatschappelijke leven, of het nu in de politiek is, in de administratie, in de media, in de gerechtelijke of economische wereld. Het zijn die stereotiepe opvattingen die in heel wat gezinnen nog steeds resulteren in een dubbele dagtaak en minder vrije tijd voor vrouwen. Aan het tempo waarmee we de loonkloof nu aan het dichten zijn, duurt het nog 70 jaar vooraleer vrouwen evenveel verdienen als mannen. Dat wil zeggen dat niet wij, niet onze dochters maar pas onze kleindochters evenveel zullen verdienen als hun mannelijke collega’s. Dat mag best wat sneller gaan. Die stereotiepe opvattingen blijven ook doorleven in maatschappelijke systemen, zoals bv. in het recht. Het blootleggen van die seksistische opvattingen en het hervormen van die systemen zodat ze bijdragen aan gendergelijkheid blijft een grote uitdaging, ook voor juristen.”
INLEIDING
interview met Liliane Versluys
LILIANE VERSLUYS, FEMINISTISCH ADVOCATE Liliane Versluys is een advocate en kunstenares. Ze is auteur van ‘Je rechten als vrouw’ (EPO 1987), ‘Je rechten bij huwelijksmoeilijkheden’ (EPO 1991 en 1999), ‘Inkomensgids voor de werkende vrouw’ (Kluwer, 1993), ‘Huwelijksmoeilijkheden? Je rechten’ (EPO 2002), ‘Je rechten in je relatie’ (EPO 2008), en ‘Je rechten bij erfenis’ (EPO 2010). Eva Brems sprak haar op een terras in Leuven eind september 2020 bij een kop thee en een ‘coupe advocaat’.
▶ Vandaag de dag noemt niet iedereen die opkomt voor de rechten van vrouwen zich ‘feminist’. Jij doet dat wel. Wat betekent dit voor jou? “Voor mij draait feminisme om een groepsdimensie: acties ondernemen in groep om de positie van vrouwen te verbeteren. Ik kan me niet voorstellen dat ik op mijn eentje zou zitten ‘feminist zijn’. Het gaat er om stappen te zetten om verandering teweeg te brengen, in de eerste plaats samen met vrouwen, maar ook met mannen. Er bestaan wel degelijk ook feministische mannen.” ▶ We mogen jou ook een feministisch advocaat noemen. Advocaat zijn en feminist zijn, dat zijn voor jou geen twee aparte dingen, begrijp ik? “Inderdaad, zeker niet. Mijn keuze voor rechtenstudies was destijds eigenlijk geen keuze uit overtuiging of interesse. Ik koos voor rechten omdat het aantal lesuren in die opleiding beperkt was, en omdat het een brede vorming was waarmee je nog alle kanten uit kan. En toen ik tijdens mijn advocatenstage de stiel leerde kennen, ervaarde ik een soort absurditeit. Ik kreeg heel wat cliënten via het netwerk van mijn moeder, die een accountingbureau had. Dat ging om zaken tegen mensen die hun rekeningen niet betaalden. Maar op andere dagen moest ik in mijn pro-Deowerk dergelijke mensen juist verdedigen. Ik ben er dan mee gestopt en heb twee jaar onderzoek verricht aan de universiteit. Maar ook daar haalde ik weinig voldoening uit. Wie leest er uiteindelijk al die onderzoekspublicaties, vroeg ik me af. Ik heb dan ook nog een tijdje voor het ministerie van Wetenschapsbeleid gewerkt. Maar ondertussen deed ik van mijn 28 tot mijn 30 op zondag permanentie als vrijwilligster in het Vluchthuis. En als ik die vrouwen over hun advocaten hoorde praten, dacht ik ‘dat kan ik beter’. En ook: zo wil ik wel advocaat worden, als ik resoluut aan één kant kan gaan staan. Ik ben dan, bijna 40 jaar geleden nu, met Ria Convents een advocatenbureau gestart vanuit die optiek. In het begin traden we in het familierecht enkel op voor vrouwen, nooit voor mannen. Ik heb dus jarenlang alle mannen uit principe doorverwezen naar mannelijke advocaten. We traden ook enkel op voor huurders, nooit voor verhuurders, en enkel voor werknemers, nooit voor werkgevers. GENDERROLPATRONEN EN HET RECHT
177
178
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
We hebben wel eens het verwijt gekregen dat we partijdig of eenzijdig waren, maar voor ons was dat een bewuste keuze: we staan aan de kant van de zwakken, want daar zijn we het meest nodig. Op de duur zijn we in het familierecht ook wel voor mannen gaan werken, om oplossingen te zoeken voor hen en hun kinderen, maar nooit als ze zich agressief opstelden tegenover hun ex. Sommige vrouwelijke cliënten waren wel wat argwanend tegenover een vrouwelijke advocaat. Ze vroegen me dan of ik wel hard genoeg zou zijn, of ik wel o pgewassen zou zijn tegen de advocaat van de tegenpartij. Ik heb zo ook een aantal cliënten verloren, die me te vriendelijk vonden. Maar op de duur hebben wij raar genoeg juist de reputatie verworven van heel hard te zijn. Naast familierecht heb ik ook allerlei andere boeiende zaken kunnen doen. Heel wat cliënten werden doorverwezen vanuit de sociale sector of de vrouwenbeweging. Ik ben bijvoorbeeld de advocaat geweest van de pacifisten in Florennes, en van zeven totaalweigeraars. Dus ik heb niet alleen ‘vrouwenzaken’ gedaan.” ▶ Heb je het gevoel dat er verschillen zijn in de manier waarop mannen en vrouwen hun job van advocaat uitoefenen? “In mijn tijd als vrijwilligster in het Vluchthuis heb ik Paulo Freire gelezen, P edagogie van de onderdrukten. Ik wou begrijpen waarom die vrouwen zo vaak teruggaan naar hun man. En één van de manieren om dat te begrijpen, is dat ze de ideologie overnemen van de dominante klasse. Het is dan ook niet verrassend te zien dat de succesvolle vrouwelijke advocaten even agressief zijn als de agressiefste m annelijke advocaten. Toen ik begon in de jaren ’70 was ongeveer één op de tien advocaten een vrouw. Als ik met mijn toga en mijn lange haar in het gerechtsgebouw rondliep, draaiden mensen zich naar mij om. Die verhoudingen zijn natuurlijk sterk veranderd. Maar wie zit er in de zittingen van de ondernemingsrechtbank? En bij de beslagrechter? Wie pleit er in de grote strafzaken? Dat zijn toch nog vooral mannen. De macht, het grote geld en de media-aandacht zitten nog steeds sterk geconcentreerd bij mannelijke advocaten. Op dezelfde manier blijven mannen domineren bij de voorzitters van rechtbanken en in de hoven van beroep (als kamervoorzitters, alleenzetelende rechters …), ondanks de sterke vervrouwelijking van de magistratuur. Het familierecht is dan weer overdreven vervrouwelijkt. Je zit daar vaak te pleiten met een constellatie van uitsluitend vrouwen: de advocaten, de griffie, de rechtbank, de procureur … dat is ook niet wenselijk. Het is beter voor de samenleving als mannen ook betrokken zijn op dat thema. In de advocatuur ben ik niet echt feministische mannen tegengekomen. Wel mannen die vrouwen alle kansen willen geven, maar geen mannelijke confraters die meedoen aan acties, bijvoorbeeld voor het recht op abortus. Nu ja, de advocatuur is ook een beroepsgroep van ‘lonely riders’. Ook een netwerk van vrouwelijke advocaten zie je bij ons nog niet. En ik vind wel dat zoiets nuttig zou zijn, misschien best nog breder: een organisatie van vrouwelijke juristen.”
GENDERROLPATRONEN EN HET RECHT
interview met Liliane Versluys
▶ Wie is voor jou een rolmodel geweest? “Eigenlijk heb ik geen echte rolmodellen gehad. Mijn moeder was een alleenstaande moeder met drie kinderen, maar die is op haar vijftigste gehuwd met een man, die ze gevolgd is naar New York. Daar heeft ze haar eigen bedrijf voor opgegeven. Je ziet veel vrouwen met zo’n ‘dubbel project’. Langs de ene kant ben je nooit een ‘echt’ goede moeder, zelfs al bak je taarten en dergelijke. Langs de andere kant ben je nooit een ‘echte’ zakenvrouw, omdat je er niet honderd procent van je energie aan besteedt. Ook in deze fase van mijn leven zou een rolmodel nog een meerwaarde zijn. Ik ondervind moeite om te stoppen met werken, en daar krijg ik weinig begrip voor. Ik heb het gevoel dat ik veel zou kunnen hebben aan andere vrouwen die op een elegante manier gestopt zijn met de advocatuur en nadien nog allerlei boeiende activiteiten hebben ondernomen.” ▶ Ben je in de advocatuur soms geconfronteerd met openlijk of verdoken seksisme? “Niet met grove feiten, maar het zit soms ook in kleine dingen, waarin het seksisme dat in heel de samenleving aanwezig is, ook doordringt in de werksfeer. Als mannen het over hun vrouwelijke collega systematisch hebben als ‘mijn charmante c onfrater’, dan kan je dat neutraal of zelfs vriendelijk vinden, maar uiteindelijk breng je zo wel onnodige genderverschillen binnen. Het woord ‘confrater’ is op zichzelf eigenlijk storend. In het Frans gebruikt men ‘consœur’ naast ‘confrère’, maar in het Nederlands zou je een vrouwelijke collega-advocate dus met ‘confrater’ moeten aanspreken. Het woord ‘raadsheer’ is nog zoiets. Ik heb in een strafzaak in het hof van beroep in Brussel, het hof eens aangesproken met ‘geachte raadsheren en raadsdame’. De voorzitter van het hof is toen uitgevlogen, en heeft mij verweten dat ik de term van het Gerechtelijk Wetboek niet gebruikte en op die manier het hof belachelijk maakte.” ▶ Je hebt naast je advocatenpraktijk en je werk als beeldhouwster ook nog de tijd gevonden om een hele reeks boeken te schrijven, waarin je ook de vrouwenkaart trekt. “Jazeker. Het recht is verschillend naargelang de persoon waarop het van toepassing is. De omstandigheden bepalen in belangrijke mate de impact van bepaalde wetteksten. De invoering van de schuldloze echtscheiding in 2007 heeft het bijna onmogelijk gemaakt voor een gescheiden vrouw om nog alimentatie na echtscheiding te krijgen. Dat was voorgesteld als een neutrale maatregel, maar het gevolg is een verslechtering van de positie van de vrouw. En die positie is al slecht omwille van het rollenpatroon, dat maakt dat vrouwen veel zorgtaken op zich nemen. Het is niet zo dat alle mannen patriarchale dictators zijn; vrouwen willen ook beantwoorden aan het ‘ideale vrouwbeeld’. Ze willen bijvoorbeeld in de ogen van de samenleving geen slechte moeder zijn. Het is vanuit mijn ervaring met dergelijke dynamieken dat ik die boeken heb geschreven die het recht bekijken vanuit de positie van de vrouw. Het zijn eigenlijk ‘werkkoffertjes’ waarmee heel wat collega-advocaten en mensen in de sociale sector aan de slag zijn gegaan. Dankzij die boeken heb ik ook vele jaren mogen schrijven voor Libelle en Plus Magazine.”
GENDERROLPATRONEN EN HET RECHT
179
180
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
▶ Je hebt de afgelopen vier decennia ook veel veranderingen meegemaakt in het recht en in de samenleving. Wat zijn de voornaamste vanuit dat perspectief van de juridische positie van vrouwen? “Er is zoveel! Ik heb in het huwelijksvermogensrecht nog het ‘dotaal stelsel’ gekend, op basis van een ‘dot’ of bruidsschat. Dat is pas afgeschaft in 1976. Ik heb ook nog geleerd over twee soorten overspel, dat van de vrouw ging om elke vorm van geslachtsgemeenschap met ejaculatie buiten het huwelijk, en dat van de man werd afgebakend als ‘onderhoud van bijzit in de echtelijke woning’. Omdat de rechters die onrechtvaardigheid aanvoelden, zijn ze dan beginnen zeggen dat de echtelijke woning overal is waar de man is, zo konden ze dat toch voor een stuk rechttrekken. Als we naar de hervormingen van het echtscheidingsrecht kijken, dan zien we dat vroeger het rollenpatroon beloond werd, terwijl het nu wordt afgestraft. En dat is problematisch, want in de praktijk zitten veel vrouwen nog altijd vast in dat rollenpatroon. In mijn beginjaren waren er heel weinig mannen die het hoederecht over hun kinderen vroegen. Dat is sterk veranderd. Er is een lobbygroep van gescheiden mannen ontstaan, die bijvoorbeeld kwamen betogen op de Vrouwendag, en die sterk aanwezig waren in alle debatten. Dat meer mannen een band met hun kinderen willen en hun verantwoordelijkheid opnemen is natuurlijk waar we als feministen voor geijverd hebben. Maar wat onrechtvaardig is, is als dit ten nadele gaat van een vrouw die haar leven ten dienste van haar man en kinderen heeft gesteld en dan door hem in de steek wordt gelaten. Het effect van de regel uit 2006 dat gelijk verdeeld verblijf van de kinderen bij voorrang moet worden onderzocht bij scheiding, is vaak heel onrechtvaardig. Zo had minister Onkelinx het ook niet bedoeld: het idee was om te kijken naar de situatie tijdens het huwelijk, en die als model te nemen. Dat is helemaal verloren gegaan. Een man die tijdens het huwelijk nooit naar zijn kinderen heeft omgekeken, krijgt de kinderen toch voor de helft van de tijd, zo lang hij geen monster is. Maar nog veel oneerlijker is het feit dat die vrouw dan zonder geld a chterblijft. Een vrouw die tien of twintig jaar van haar leven investeert in een zaak die ze samen met haar man uitbaat, maar die op zijn naam staat, en die dan met lege handen achterblijft, dat is schrijnend. Er wordt dan gezegd ‘het huwelijk mag geen ‘win for life’ zijn’, en daarom is er geen compensatie voor zo’n investering. Maar voor zo’n man is dat in feite wel een ‘win for life’, want de firma waarin zijn ex geïnvesteerd heeft, is helemaal voor hem.” ▶ Feministen beschouwen het huwelijk doorgaans als een patriarchaal instituut. Maar jij raadt vrouwen aan om te trouwen. Waarom is dat? “Ten eerste is het een maatschappelijke erkenning van het samenzijn van een k oppel. En ten tweede moet je trouwen voor het geld! Je kan elkaar via het huwelijk een betere sociale zekerheid verschaffen, zowel tijdens het leven van beide partners als na het overlijden van een van de partners. Je krijgt een hoger leefloon als je samenleeft met een partner zonder inkomen, je krijgt als je echtgenoot overlijdt een weduwen pensioen of weduwnaarspensioen, je krijgt een schadeloosstelling na een dodelijk
GENDERROLPATRONEN EN HET RECHT
interview met Liliane Versluys
ongeval. Het huwelijk is een manier om voor elkaar te zorgen. Tot 1976 was het huwelijk heel patriarchaal, maar dat is nu niet meer het geval. Vandaag vind ik de devaluatie van het huwelijk onterecht. Tegenwoordig zijn de helft van de dossiers van koppels die uit elkaar gaan, samenwonenden. Ik zie veel vrouwen die op dat moment spijt hebben dat ze niet getrouwd waren. Dat is zeker zo voor vrouwen die zijn gaan inwonen bij een man in zijn huis, en die bijvoorbeeld mee de verbouwing van dat huis betaald hebben.” ▶ Wat moet er volgens jou nog veranderen? “Geweld in al zijn vormen blijft een heel groot probleem. Ik vind dat er een opleiding moet komen over omgaan met conflicten. Ik bedoel dat niet alleen voor advocaten, maar voor burgers in het algemeen. Vrouwen moeten zich weerbaarder opstellen. Begrijp me niet verkeerd: ik wil het probleem niet afwentelen op vrouwen, maar het is een deel van de oplossing: geweld komt er omdat men het zich kan permitteren. Men slaat iemand die men durft slaan, iemand die niet weg kan, die toch niet zal reageren. Het is een machtsspel. En de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen moeten we aanpakken door veel meer samenwerking tussen vrouwen te bevorderen. Mijn ervaring is toch dat er nog vrij weinig solidariteit en collegialiteit is tussen vrouwen. Bij mannen zie je vaak een soort vanzelfsprekende joviale collegialiteit, waar ik met afgunst naar kijk. Als je dat van buitenaf bekijkt, dat lijkt het alsof m annen het toffer hebben samen op het werk dan vrouwen. Natuurlijk is de samenwerking tussen vrouwen en mannen ook essentieel. Ik vind dat mannen bijvoorbeeld vooraan zouden moeten lopen in #MeToo-betogingen.” ▶ Heb je een advies aan de jonge mensen die aan advocatuur beginnen? “Zoals bij alles, moet je een plan hebben! Je moet weten wat je wil doen als advocaat. Dat is mijn redding geweest. Als ik niet had beslist om aan de kant van de zwakken te staan, had ik het nooit volgehouden. Ik vind ook dat je minstens 7 à 9 jaar moet volhouden vooraleer je er de brui aan geeft. Op financieel vlak moet je het voorzichtig aanpakken, niet boven je stand leven, niet te veel risico nemen. Alles wat je nodig hebt is een goede computer en een paar wetboeken. Met die bescheiden uitrusting kan je proberen je bijdrage te doen aan een rechtvaardigere samenleving.”
GENDERROLPATRONEN EN HET RECHT
181
interview met Françoise Tulkens
FRANÇOISE TULKENS, INTERNATIONAAL RECHTER Naast een academische loopbaan in het strafrecht en de criminologie, was Françoise Tulkens bestuurder en voorzitster van de Franstalige Liga voor Mensenrechten van België (1996-1998) en experte van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering in 1996 en 1997. Van 1998 tot 2012 was zij rechter bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waar ze in 2007 sectievoorzitster werd en in 2011 vicevoorzitster van het Hof. Van 2012 tot 2016 was ze lid van het Human Rights Advisory Panel voor Kosovo van de Verenigde Naties. Sinds 2013 is ze lid en vicevoorzitster van het wetenschappelijk comité van het Agentschap voor Grondrechten van de Europese Unie. Van 2012 tot 2016 was ze voorzitster van de Koning Boudewijnstichting. Zij is doctor honoris causa van de universiteiten van Genève, Limoges, Ottawa, Gent, Liège en Brighton. Zij is geassocieerd lid van de Académie royale de Belgique. Eva Brems sprak haar op een terras in Leuven, begin oktober 2020.
▶ Mogen we jou een feministe noemen? “Zeker en vast. Ik zie dat een deel van de jonge vrouwen zich niet meer met die term identificeert, en niet wil gezien worden als militant. Dat gaat samen met een soort regressie van de waarden van het feminisme, vind ik. Ik zie nogal wat jonge vrouwen die geen zin hebben in een carrière op hoog niveau, en ik vind dat jammer. Wat mij frappeert, is hoe recent de beweging voor gelijke rechten eigenlijk is: een eeuw in feite, meer niet. Een eeuw geleden waren vrouwen nog aan het strijden voor het stemrecht. Als je ziet hoe recent dat allemaal is, is het niet echt verwonderlijk dat die evolutie nog niet voltooid is. Want in tegenstelling tot wat sommigen zeggen, zijn we nog helemaal niet aan het einde van dit traject. Er blijven nieuwe uitdagingen opdagen. Daarom ben ik feminist, omdat we er nog altijd een diepe structurele ongelijkheid is.” ▶ Hoe is die gevoeligheid voor gendergelijkheid bij jou ontstaan? “Als veertienjarige was het mijn grote droom om dirigent te worden van een orkest. In plaats van klassieke humaniorastudies wou ik me dan ook inschrijven aan het conservatorium. Maar op het conservatorium nam men in de richting ‘directie’ geen meisjes aan. Dat was geen formele regel, maar men heeft mij toen gezegd: je moet dat niet proberen, want je wordt sowieso niet aangenomen. Dirigenten moeten
GENDER EN HET PUBLIEKRECHT
487
488
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
annen zijn, en die richting is dus niet voor meisjes. Vandaag zijn er eigenlijk nog m altijd niet zoveel vrouwelijke dirigenten. Als ik een aankondiging zie van een concert met een vrouwelijke dirigent, probeer ik het bij te wonen. Als veertienjarige heb ik me bij die situatie neergelegd, maar dat soort dingen blijven toch hangen, en doen je op de duur nadenken. En mijn moeder heeft ook een rol gespeeld. Mijn vader is overleden toen ik vijf jaar oud was, en mijn moeder is achtergebleven met zes kinderen. In die tijd had mijn moeder niet de kansen gekregen om te studeren, maar ze was een intelligente vrouw, die onder meer Simone de Beauvoir las. Zij heeft me altijd op het hart gedrukt dat meisjes financieel onafhankelijk moeten zijn.” ▶ En wanneer ben je het recht vanuit die invalshoek beginnen te bekijken? “Dat moet het abortusdebat in 1973 geweest zijn. Dat heb ik heel intensief opgevolgd. Je moet je dat eens inbeelden: in die tijd was contraceptie nog verboden! In de wereld van het strafrecht was de mannelijke dominantie heel sterk. Er waren enkele ‘token women’, maar in feite domineerden de mannen alles. In de academische wereld gaat dat dan om redacties van tijdschriften en dergelijke. Als je daar nu aan terugdenkt, nu er zoveel is veranderd, besef je pas goed hoe moeilijk dat eigenlijk was, om op een volwaardige manier te kunnen deelnemen. In de Revue de Droit Pénal, bijvoorbeeld, sprak het vanzelf dat ik als enige vrouwelijke redactielid, het redactiesecretariaat op mij nam. Die mannelijke dominantie creëerde natuurlijk op inhoudelijk vlak blinde vlekken. Over vrouwelijke gedetineerden werd bijvoorbeeld niet gesproken. Zowel bij de daders als bij de slachtoffers waren vrouwen onzichtbaar in het strafrecht. Ik heb heel wat hervormingen van het Strafwetboek van nabij gevolgd, maar vrouwen k wamen daar nooit aan bod. Een thema als huiselijk geweld stond gewoonweg niet op de radar. Enkel het domein van drugs was een uitzondering. Ik heb dus in feite meegemaakt hoe dergelijke gegenderde thema’s geleidelijk aan werden ‘ontdekt’. En ik ben er van overtuigd dat er nog meer zullen ontdekt worden. Daarom blijft het feminisme nodig. Ik had ook goede contacten met Eliane Vogel-Polsky (een beroemde feministische advocate, EB). Ik heb haar leren kennen in een vereniging van vrouwelijke juristen, waar ik als jonge advocate lid van was. Zij vertelde over de beroemde staking van de arbeidsters bij FN Herstal in 1966 voor gelijk loon. Ik herinner me dat als één van die momenten waarop nieuwe inzichten doordringen. Het is de aaneenrijging van dergelijke momenten die mij naar het feminisme heeft geleid. Voor mij past het feminisme ook in een breder kader, met aandacht voor alle vormen van discriminatie, niet enkel van vrouwen.”
GENDER EN HET PUBLIEKRECHT
interview met Françoise Tulkens
▶ We weten uit de wetenschappelijke literatuur dat rolmodellen en mentoring een belangrijke rol kunnen spelen om gendergelijkheid te realiseren. Het feit dat jij, een vrouw in een absolute toppositie, mijn werk en dat van collega’s hebt erkend, en dat je ons regelmatig liet weten dat wat we deden relevant was, heeft voor mij enorm veel betekend. En zelfs het feit van jou te zien in die topfunctie aan het Europees Hof, opende voor mij een wereld. Maar heb je zelf ook rolmodellen gehad? “Ik ben blij dat te horen. Ik voel ook een soort morele verantwoordelijkheid in die zin. Maar om op je vraag te antwoorden: eigenlijk niet. Eerder het tegendeel. Er waren gewoon weinig vrouwen in mijn professionele omgeving. Met de ene vrouwelijke collega die er was op de faculteit was de verhouding heel slecht, omdat we rond abortus tegengestelde standpunten hadden.” ▶ Hoe heb je de genderverhoudingen ervaren bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? “In de tijd dat ik daar begon was er maar één andere vrouwelijke rechter, de Zweedse rechter Elisabeth Palm. Samen met mij zijn er dan verschillende andere vrouwelijke rechters gestart, zodat we met 8 waren op een totaal van 35 of 36 rechters. Daar is toen wel een sociale dynamiek ontstaan tussen de vrouwen, met maandelijkse bijeenkomsten. De mannelijke rechters dachten dat wij over dossiers spraken, maar dat was helemaal niet het geval. We zaten ook niet noodzakelijk op dezelfde lijn. Veel vrouwen staan trouwens ook helemaal niet open voor een specifieke aandacht voor gender in de behandeling van dossiers. Sommigen, zoals de Zweedse Elisabeth Fura, stonden daar voor open, maar anderen veel minder. Maar het was al heel wat dat we bij elkaar steun vonden. Want tijdens de beraadslagingen voelde je toch wel die ongelijkheid. Er ontstond vaak een heen-en-weer tussen de mannelijke rechters, die goedkeurend naar elkaars interventies verwezen. De vrouwelijke rechters bleven daar buiten. Dat frappeerde me zodanig dat ik daar op een bepaald moment zelfs nota’s over bijhield. Nog zoiets, is de dooddoener ‘je moet niet emotioneel worden’ die regelmatig werd bovengehaald naar vrouwelijke rechters toe. Mannelijke rechters die even ‘emotioneel’ waren over andere onderwerpen, kregen die commentaar niet te horen. Dergelijke zaken ter sprake brengen, heb ik nooit gedaan. Weet je, in die door mannen gedomineerde werkomgevingen van vroeger zag je dat de meeste vrouwen er voor kozen om te zwijgen over een aantal dingen. Het evenwicht tussen werk en gezin is nog zo’n onderwerp dat ik nooit heb aangekaart. Als vrouw in een minderheids positie wil je jezelf niet nog verder in het hoekje duwen.” ▶ Wat is in jouw ogen de optimale verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke rechters? “Voor mij is dat eenvoudig: pariteit is wat we nodig hebben. En niet alleen in het Hof. Ik ben ook blij als er pariteit is in de regering bijvoorbeeld. Maar ik stel dan wel vast dat bijna alle kabinetschefs toch mannen zijn.
GENDER EN HET PUBLIEKRECHT
489
490
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
Er is veel veranderd, maar soms lijkt het alsof vrouwen hun aanwezigheid nog altijd moeten legitimeren. Vandaag de dag heerst bij de nationale rechtscolleges al het gevoel dat er ‘te veel’ vrouwelijke rechters zijn. Alsof dat een probleem zou zijn. De vaststelling dat er aan de rechtsfaculteit meer meisjes dan jongens waren ingeschreven, werd door onze decaan ook aangekondigd als ‘een probleem’. Weet je, ik denk dat we altijd diversiteit nodig hebben, om verschillende stemmen te laten horen. Ik geloof niet dat vrouwen per se andere beslissingen nemen dan mannen, maar als er diversiteit is, dan worden de problemen vanuit verschillende invalshoeken gekaderd, en dat is een goede zaak. Maar het is zeker niet zo dat v rouwen altijd meer begrip tonen voor vrouwelijke slachtoffers; in de zaak Leyla Şahin bijvoorbeeld (over een hoofddoekverbod aan Turkse universiteiten, EB) stond ik alleen, hoewel er verschillende andere vrouwelijke rechters betrokken waren. Aan het Europees Hof is het aantal vrouwelijke rechters op een bepaald moment sterk gestegen. Maar inmiddels is het weer gedaald (tot 16 op 47, EB).” ▶ Hoe kunnen rechters precies aandacht hebben voor de genderdimensie? “Het werk van academici kan daar eigenlijk een grote hulp bij zijn. Ik herinner me een artikel van Marie-Bénédicte Dembour waarin ze wees op de vergeten gender dimensie in een arrest waarbij ik betrokken was, Chapman t. Verenigd Koninkrijk. Dat ging over een vrouw van Roma-origine die met haar kinderen in een woonwagen wou wonen in een ‘groene zone’. Voor mij was het een eyeopener om die kritiek te lezen, en ik zag meteen dat ze gelijk had, en dat het in die zaak een wezenlijk verschil maakt dat dit een vrouw en een moeder is. Geleidelijk aan is aandacht voor genderverhoudingen deel gaan uitmaken van de rechtspraak van het Europees Hof. Dat is volgens mij ‘l’air du temps’. Pas wanneer een onderwerp op nationaal vlak meer aandacht krijgt, zien we het ook op de agenda van het Hof komen. En nu wordt aandacht voor gender ook opgenomen in de opleiding van de rechters en het griffiepersoneel. Samen met Alexandra Timmer heb ik een hele dag training hierover verzorgd. Het was de eerste keer dat dit gebeurde. We hebben commentaar gegeven op arresten, en uitgelegd welke als ‘good practice’ konden worden beschouwd vanuit een genderperspectief, en ook welke voor verbetering vatbaar waren of konden worden beschouwd als gemiste kansen. Ik heb in het Hof geprobeerd om te werken vanuit een sensibiliteit voor genderdiscriminatie en ook andere vormen van discriminatie. Maar ik zou mezelf in die context nooit een feministe genoemd hebben, of voor een feministische invalshoek gepleit hebben. Dat zou ik zelfs niet gedurfd hebben!
GENDER EN HET PUBLIEKRECHT
interview met Françoise Tulkens
In het Kosovo-panel werk ik samen met Christine Chinkin, een van de voortrekkers van een feministische aanpak van het internationale recht. Van de gesprekken met haar heb ik heel veel geleerd. Samen zijn we er in geslaagd om in een bepaald dossiers daadwerkelijk een feministische insteek te verwerken. We hebben artikel 5 van het EVRM i.v.m. voorlopige hechtenis op een gendersensitieve manier geïnterpreteerd. We hebben gesteld dat een voorlopige hechtenis van excessieve duur ernstige redenen gaf om te vermoeden dat er sprake was van seksueel geweld. Dat was nog nooit eerder gebeurd. In sommige contexten zou je dan tegenstand van collega’s verwachten, maar in dat panel waren we met een kleine groep van zes (drie rechters en drie juristen), en de mannelijke collega’s zijn ons hierin gevolgd. De redenering was: als jullie, vrouwen, dit belangrijk vinden, dan aanvaarden wij dat. Als vrouwelijke rechters kregen we dus een soort legitimiteit toegewezen op dit vlak.” ▶ Hoe komt het volgens jou dat het zo lang geduurd heeft vooraleer typische vrouwenrechtenthema’s zoals seksueel geweld en huiselijk geweld voor het Hof zijn gekomen? “De jurisdictie van het Hof volgt natuurlijk wat er gebeurt op nationaal vlak. Ook in de lidstaten krijgen die thema’s de jongste decennia meer aandacht dan voordien. Maar je ziet ook dat het aantal vrouwen die optreden als verzoeker voor het Hof beperkt is. Ik heb daar voor een artikel in het Liber Amicorum van Luzius Wildhaber eens cijfers over opgezocht, en toen (in 2007) waren het er amper 15 %, en dat waren er nog veel. Toen de Opuz-zaak uitkwam (een doorbraakarrest i.v.m. huiselijk geweld in 2009, EB), herinner ik me nog goed dat de rechters uit beraadslaging kwamen, en dat een van hen, nochtans niet bepaald een feminist, zei: ‘nu hebben we echt iets buitengewoon gedaan!’.” ▶ Kan het Hof nog meer doen om de mensenrechten van vrouwen te beschermen? “Ja, natuurlijk! De gendersensitieve interpretatie van artikel 5 EVRM die we in Kosovo hebben gehanteerd, is een goed voorbeeld. Omgaan met intersectionaliteit is ook nog een uitdaging. Denk bijvoorbeeld aan de ‘just satisfaction’ en ook het erkennen van de negatieve impact van genderstereotypen staat in de rechtspraak van het Hof nog maar in de kinderschoenen.” ▶ Vind jij dat vrouwen die rechter zijn in een hoog rechtscollege een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om recht te spreken voor vrouwen? “Ik heb veel zin om hier ‘ja’ op te antwoorden. Als je het historisch onrecht ziet dat vrouwen hebben ondergaan, en wat vandaag de dag nog de gevolgen daarvan zijn, dan denk ik dat die verantwoordelijkheid er inderdaad is.”
GENDER EN HET PUBLIEKRECHT
491
interview met Joz Motmans
JOZ MOTMANS, “VAN GENDERDYSFORIE NAAR GENDEREUFORIE” Joz Motmans is klinisch psycholoog en sociaal wetenschapper. Hij is coördinator van het Transgender Infopunt en gastprofessor genderstudies aan de UGent. Hij is intredend voorzitter en medestichter van de European Professional Association for Transgender Health (EPATH). Pieter Cannoot sprak hem door de coronamaatregelen op digitale wijze, midden oktober 2020.
▶ Je bent coördinator van het Transgender Infopunt (TIP). Welke rol of rollen speelt het TIP en zie je belangrijke evoluties doorheen de jaren? “Guy T’Sjoen (diensthoofd endocrinologie aan het UZ Gent, PC) en ikzelf zijn begonnen met het TIP in 2012, vooral vanuit het onderzoek dat we deden over de levens van trans personen en de noden die ze hadden. Wij kwamen steevast tot dezelfde vaststelling dat er een groot gebrek was aan een centraal informatiepunt dat m ensen konden vertrouwen. Trans personen werden vaak van het kastje naar de muur g estuurd. Er was nergens een plek waarvan men wist dat de informatie die werd verteld ook effectief klopte. Ik was toen doctoraatsonderzoeker rond de transgender beweging in Vlaanderen en had daardoor vele contacten met de toen nog obscure, ‘ondergrondse’ praatgroepjes die nog niet in de publieke sfeer kwamen. Je moest mensen kennen om ‘via via’ contact te kunnen leggen. We hebben toen een project ingediend bij Gelijke Kansen Vlaanderen om één halftijdse kracht aan te kunnen werven om zo het TIP op te zetten. Onze projectaanvraag volgde het voorbeeld van de voormalige Genderstichting van het CAW Gent. Door een herstructurering in het welzijnsveld werd dat inlooppunt in 2007 opgedoekt. Er was dus een heel grote lacune op dat terrein. We wilden de beschikbare informatie bij elkaar brengen en zorgen voor een degelijke website en een gratis telefoonlijn. Het was meteen een schot in de roos. Ik werkte twee dagen in de week voor het TIP en de rest van de tijd aan mijn doctoraat aan de Universiteit Antwerpen. Ik merkte meteen hoe het er in de praktijk echt aan toe ging, waar mensen nood aan hadden, tegenaan liepen enzovoort. Ik probeerde dat dan te rijmen met de beschikbare theorieën en het wetenschappelijk onderzoek. We hadden bij de aanvang van ons project nooit gedacht dat ook zovele niet-trans personen een beroep op ons gingen doen. Ongeveer de helft van de personen die we b ereiken is zelf niet transgender maar heeft te maken met bijvoorbeeld een transgender partner, een transgender kind, een transgender werknemer, of is beleids
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
563
564
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
medewerker of medewerker bij een gemeentebestuur. Ik vind dat zeer boeiend en dat maakt het werk zeer afwisselend. We ontvangen verhalen over discriminatie of vragen over zorg, maar ook vragen over hoe de werkvloer of beleidspraktijk kan worden verbeterd. We zijn heel snel gegroeid. Dat was buiten onze verwachting. Door extra middelen van de overheid in 2015-2016 hebben we onze werking kunnen uitbreiden tot vier dagen per week. Ik dacht dat de rust toen kon weerkeren, maar die periode viel samen met een plotse en grote media-aandacht voor genderdiversiteit.” ▶ Tijdens de loop van het laatste decennium, en zeker de laatste vijf jaar, is de aandacht voor genderdiversiteit in het algemeen, en voor trans personen in het bijzonder, inderdaad enorm toegenomen in de samenleving en in de populaire media. Hoe verklaar je dat? “Ik heb het gevoel dat de toegenomen aandacht er enerzijds komt door de outing van bekende personen, maar anderzijds ook door juridische ontwikkelingen. Wij dachten tot nu toe elk jaar dat we het nu wel gehad hadden, maar het jaar daarop was er telkens nog meer media-aandacht. Ik weet nog dat in 2014 het bekende Time Magazine sprak over een ‘Transgender Tipping Point’, met een grote coverfoto van Laverne Cox en de boodschap dat het toen toch wel ging om hét grote kantelpunt voor de transgender emancipatie. De jaren daarop kwamen dan de verhalen van Bo Van Spilbeeck en Sam Bettens, en de nieuwe Transgenderwet. De media-aandacht was enorm. Mediamakers zijn altijd gefascineerd geweest door het thema. Het is voor vele mensen nog steeds sensationeel: vreemd, maar ook fascinerend. Er is ook meer wetenschappelijk onderzoek voorhanden. Bij het begin van mijn onderzoek kreeg ik de boodschap dat ik mijn carrière niet op onderzoek rond trans personen ging kunnen bouwen. Dat werd beschouwd als een marginaal nichethema. Zoveel jaren later ben ik bijna overwerkt. Niemand had dit kunnen voorspellen. Het is een ongelooflijke samenloop van omstandigheden. Mijn collega-psychologen van het Genderteam aan het UZ Gent stellen wel eens dat het net door het TIP komt dat er meer aandacht is. Door informatie te bundelen en naar buiten te brengen, zorgen we voor sensibilisering. We hebben ook enorm veel lezingen en vormingen gedaan. Tegelijkertijd zijn trans groeperingen veel mondiger geworden. Tot slot heeft ook çavaria als LGBT-koepelorganisatie een grote rol gespeeld. Zij hebben het transthema als strijdpunt op de politieke agenda gezet.” ▶ Naar aanleiding van de publicatie van Het Transgenderboek, dat je samen met Guy T’Sjoen schreef, deelde je in een interview met een krant aspecten van je eigen verhaal en je transitie. Was dat een bewuste keuze? “Op dat moment was dat inderdaad een bewuste keuze. Maar die keuze was toen ook spontaan ontstaan.
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
interview met Joz Motmans
Ik heb mijn doctoraat geschreven terwijl ik in transitie was. Heel mijn wetenschappelijke community wist ervan. Het was geen geheim. Maar het was ook niet iets waarvan ik vond dat dit het meest cruciale onderdeel van mijn zijn was, en dat ik deelde met alle mensen die ik ontmoette. Op een bepaald moment begon het bij me te dagen dat, hoe ouder ik werd, ik steeds meer nieuwe mensen ontmoette die het niet wisten. Ik kwam toen voor het eerst in een situatie dat ik me afvroeg of ik die coming out moest doen, wat ik moest zeggen, wanneer wel en wanneer niet. Soms schiep dat situaties die niet altijd even aangenaam waren, maar wel interessant. Als ik een gesprek met ouders van een trans kind voer, kan het net helpend, maar soms ook belemmerend zijn om mijn eigen verhaal te delen. Ik ben bovendien altijd van mening geweest dat er een enorme diversiteit is in transverhalen. Ik wilde in de media niet het zoveelste verhaal bieden dat dan naar voren werd gebracht als ‘dit is wat het is om transgender te zijn’. Daar heb ik me altijd voor behoed, aangezien ik de diversiteit in de praktijk heel goed zie. Op een bepaald moment, toen er meer en meer verhalen in de media kwamen, kreeg ik het gevoel dat er ook plek was voor mijn verhaal. Het delen van mijn verhaal paste ook bij de lancering van het boek. Vanuit mijn persoonlijke ervaring vond ik het belangrijk om te voorkomen dat het nog zou gebeuren dat mensen met vragen rond hun genderidentiteit geen informatie zouden vinden. Voor mij zou het dus heel raar geweest zijn om bij de lancering net niets te vertellen over mijn eigen verhaal. Want de nood aan informatie die ik zelf heb gemist, is wel een drijfveer voor mijn werk en voor het boek. Wat ook meespeelde bij mijn keuze is dat mijn kinderen ondertussen al wat ouder zijn. Toen ze nog jonger waren, heb ik samen met mijn partner vaak nagedacht over de vraag wanneer je zo’n verhaal publiekelijk kon brengen, zonder dat het zich tegen je kinderen zou keren. Wat bij mij enorm geholpen heeft, is te zien hoe cool mijn dochters er mee omgaan. Zij vinden mijn genderhistoriek echt een fait divers. Toen ze ook mondiger werden, had ik er ook vertrouwen in dat ze er ‘klaar’ voor waren. Toen ik vroeger onderzoeksresultaten wou toelichten in de pers, kwam het vaak voor dat de journalist meer interesse had in mijn persoonlijk verhaal. Ik moest alle v ragen toen altijd afweren, aangezien ik het niet relevant vond om mij als onderzoeker zo in het daglicht te plaatsen. Ik heb zelfs meegemaakt dat journalisten zeiden dat als ze geen kaderstukje over mij als persoon mochten brengen, ze het verhaal over het onderzoek ook niet gingen brengen. Ik liet me echter nooit in een hoek duwen. Als één van de enige onderzoekers rond transthema’s, wilde ik niet dat alle trans onderzoek zou samenvallen met de persoon van de onderzoeker. De data moeten sprekend genoeg zijn, niet mijn verhaal.”
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
565
566
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
▶ Sinds het begin van de 21e eeuw hebben zich belangrijke evoluties in de juridische erkenning van trans personen voorgedaan. Vanwaar komen we eigenlijk? Waarom was er nood aan een wetswijziging in 2017? “Ik denk dat die nood er al was zelfs nog voor de wet van 2007 was gedrukt in het Belgisch Staatsblad. Als deel van mijn doctoraatsonderzoek heb ik de parlementaire besprekingen van de wet van 2007 geobserveerd en geanalyseerd, en heel wat stakeholders geïnterviewd. Het discours dat de politici gebruikten om het wetsvoorstel te verdedigen bij hun partijgenoten was voor mij heel frappant. Het was heel naturalistisch, heel binair, heel medisch gestoeld, en gebaseerd op een heel rechtlijnig verhaal van dé trans persoon. Ik had dus snel door dat de wet zou verouderd zijn nog voor het aannemen ervan. Heel het medische model waarop de wet was gebaseerd, vereiste dat je een aantal stappen doorliep en dat elke trans persoon dat proces wou doorlopen. Er was begin jaren 2000 enkel wat medisch en juridisch, maar geen sociologisch onderzoek. De eerste grote survey die we gedaan hebben dateert van 2007. Dus op het moment dat de eerste wet werd aangenomen, waren wij nog maar onze eerste data aan het verzamelen via een online-enquête waar iedereen die zich onder de brede noemer van ‘trans’ voelde thuishoren, kon deelnemen. Dat maakt dat de wet gestoeld was op wat medici aan politici hadden gezegd. Ik hoorde dat men ook met een paar trans vrouwen had gesproken, die dan ook een heel rechtlijnig en binair verhaal hebben verteld. Met andere woorden, het hele idee dat je én hormonen krijgt, én chirurgie wenst, én dat je bereid bent om daarvoor je fertiliteit op te geven, was heel logisch voor de wetgever. Binnen de transgemeenschap was er toen wel al heel erg het besef dat de wet bepaalde deelgroepen uitsloot. Maar velen dachten ‘beter een onvolmaakte wet dan geen wet’. Er was immers eindelijk rechtszekerheid. Het was bij het aannemen van de wet van 2007 al beloofd dat de wet snel geëvalueerd zou worden. Als zou blijken dat de wet in de praktijk niet goed zou werken, dan ging die herbekeken worden. Vanuit gelijkekansenmiddens werd heel snel aangevoeld dat de verenging van wie trans ‘genoeg’ was om van de wet gebruik te kunnen m aken, problematisch was. De resultaten van die eerste survey ‘Leven als transgender in België’ zijn dan gepubliceerd in 2009, en gaven eveneens aan hoe groot de diversiteit in transidentiteiten was. Ook daar weer hebben data en onderzoek het politieke debat geïnformeerd. Het Genderteam van het UZ Gent heeft ook voor een wetswijziging gepusht. Hulpverleners moesten vaak attesten afleveren voor de administratieve aanpassing van de voornaams- en geslachtsregistratie. In het begin zagen zij daar niet zoveel graten in. Na verloop van tijd had deze praktijk echter heel nefaste gevolgen voor de wachtlijsten en dus het zorgaanbod. Medici hebben toen ook geklaagd dat het systeem niet werkte: het is niet de taak van een medisch hulpverlener om een juridische procedure te faciliteren.
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
interview met Joz Motmans
Aangezien er van vele kanten protest kwam, is men uiteindelijk heel snel naar een nieuwe wet overgegaan.” ▶ Tijdens de totstandkoming van de wet van 2017 was het TIP er al en kon je zelf ook een andere rol spelen. Was de totstandkoming van de Transgenderwet een andere ervaring voor jou? “Ja, zeker en vast. Tijdens de totstandkoming van de wet van 2007 was ik eerder een bevlogen activist. Ik was lid van de ‘Genderactiegroep’, samen met o.a. Petra De S utter en Deborah Lambilotte en nog andere trans en cis personen, die voor de erkenning van genderdiversiteit pleitten. We hebben toen getracht een stem te hebben in het debat, maar als undergroundgroepje waren weinig mogelijkheden om politici te bereiken. En çavaria had het transthema toen nog niet opgenomen in zijn politieke werking. Het TIP heeft bij de totstandkoming van de wet van 2017 een duidelijke rol gehad. Binnen het Genderteam en het TIP zat men snel op dezelfde lijn. Elke Sleurs was toen staatssecretaris voor Gelijke Kansen en eveneens geaffilieerd aan het UZ Gent, en kende de leden van het Genderteam heel goed. Het TIP werd ook vaak uitgenodigd op vergaderingen van politieke partijen om toelichting te geven bij het thema en uiteen te zetten waarom de wet van 2007 moest worden aangepast. Zo werd het TIP een echte gesprekspartner van de politiek. Er werd naar ons gekeken als mensen met expertise. Dat ontbrak bij de totstandkoming van de wet van 2007.” ▶ Het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen doet jaarlijks onderzoek naar het gebruik van de mogelijkheid om een aanpassing van de geslachtsregistratie te laten doorvoeren. Wat zeggen die cijfers ons over de toepassing van de Transgenderwet van 2017? “Als je kijkt naar de data uit het rijksregister over de aanpassing van de geslachts registratie, die sinds 1993 worden bijgehouden, dan zie je na 2007 een eerste boom. Het feit dat de aanpassing van de geslachtsregistratie een recht werd, deed dus al een eerste deur opengaan. De wet van 2017, en het feit dat alle medische voorwaarden voor een aanpassing van de registratie werden afgeschaft, heeft de deur helemaal open gezwierd. Ik denk dat niemand had verwacht dat de grafiek zo enorm zou stijgen. Sinds 2018 zijn er al half zoveel wijzigingen doorgevoerd als alle voorgaande jaren samen. De cijfers van 2019, de laatste cijfers waarover we tot nu toe beschikken, tonen ook nog steeds hele grote aantallen aan. We zien vooral, en dat is toch opmerkelijk, enorm veel trans mannen in de cijfers. We zijn voor het eerst tot een evenwicht tussen trans vrouwen en trans mannen gekomen, terwijl er voorheen drie keer zoveel trans vrouwen de registratie lieten aanpassen. Dat onevenwicht deed altijd vragen rijzen, aangezien niets in de literatuur aangaf dat de prevalentie van genderincongruentie lager zou zijn bij trans mannen
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
567
568
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
dan bij trans vrouwen. De evolutie heeft vooral te maken met de afschaffing van de vereiste tot infertiliteit, die vooral trans mannen trof. Het is toch een vorm van emancipatie die we niet hadden verwacht.” ▶ In 2019 werden delen van de Transgenderwet door het Grondwettelijk Hof ongrondwettig verklaard door de afwezigheid van enige erkenning van non- binaire genderidentiteiten en genderfluïditeit. De belangrijkste vraag momenteel is uiteraard: wat nu? Wat zijn volgens jou de nodige stappen op korte termijn? “Ik denk dat er een tweetal cruciale stappen genomen moeten worden. Het is helemaal terecht dat de wet werd aangevochten. De wet bleef binair en bleef ook uitgaan van een redelijk lineair verhaal, nl. de idee dat je opgroeit en jezelf niet herkent in de genderidentiteit die je wordt toegewezen, je een nieuwe naam aanneemt, je van geslacht verandert en je dan ‘klaar’ bent. Dat lineaire verhaal is nog steeds medisch geïnspireerd. Dat klopt natuurlijk lang niet voor iedereen. Binnen het genderspectrum zijn veel posities mogelijk. Non-binaire personen en genderfluïde personen zijn zichtbaarder aan het worden en voor hen is een oplossing nodig. Voor genderfluïde personen, en voor alle mensen tout court, bestaat de oplossing er uiteraard in dat de geslachtsregistratie meer dan één keer moet kunnen worden gewijzigd. Ik denk dat dat ook geen groot politiek issue is. Zelfs binnen het binaire stelsel zou het idee dat je de registratie meerdere keren kan aanpassen, een stap vooruit zijn. Wat doe je dan voor mensen die niet in één van de twee hokjes passen? Dat is een meer uitdagende en een moeilijkere vraag. Er zijn volgens mij twee opties die door de uitspraak van het Grondwettelijk Hof naar voren worden geschoven: ofwel voeg je een derde hokje toe, wat je in heel wat landen ziet gebeuren, ofwel ga je op meer radicale wijze verder en stel je als overheid dat gender niet langer deel hoeft uit te maken van de burgerlijke staat van een persoon. Net zomin heeft de overheid zaken met iemands geloofsovertuiging of seksuele oriëntatie. Dat wordt ook niet geregistreerd. Ik ben voorstander van de laatste optie, maar ik weet dat die in de praktijk heel wat tegenstanders kent en angsten oproept. Wat doen we dan bv. met de statistieken rond gendergelijkheid die we vaak gebruiken om dingen scherp te stellen en aan te kaarten? In de Eurobarometer (een reeks opiniepeilingen die wordt afgenomen in opdracht van de Europese Commissie, PC) is voor het eerst ook gevraagd wat EU-burgers vonden over de vraag of trans personen hun geslachtsregistratie moeten kunnen aanpassen. In België gaat 70 % daarmee akkoord. Dat is dus een grote meerderheid. Over de vraag of er een derde optie moet zijn voor mensen die zich niet kunnen vinden in de binariteit, bestond minder eensgezindheid. Het Europees gemiddelde was 46 %, in België ging 54 % met de stelling akkoord. Ik vond het persoonlijk een groot gemis dat de mening niet is bevraagd over de afschaffing van de geslachtsregistratie. In mijn omgeving zie ik dat heel wat cisgender mensen de registratie ook helemaal niet relevant vinden. Net zoals er trans personen zijn die het net heel relevant vinden dat die M of V eindelijk op hun identiteitskaart staat.”
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
interview met Joz Motmans
▶ De introductie van een derde optie ‘X’ is allicht de meest voorspelbare optie. Er bestaat op internationaal vlak heel wat discussie over de meerwaarde en de vooren nadelen van dat derde hokje. Hoe schat jij dat in? Moet de wetgever aan die reflex weerstaan? “Ik denk dat we het geluk hebben dat een aantal andere landen al een derde optie hebben ingevoerd. We kunnen dus kijken hoe het daar gaat. Malta is één van de landen die als de beste leerling van de klas naar voren wordt geschoven, omdat de derde optie al een tijdje bestaat. In de praktijk wordt die optie echter door niemand gebruikt. Er is ook de optie voor ouders om bij de geboorte van een kind de geslachtsregistratie open te laten. Ook dat is door nog geen enkele ouder gebruikt. Het gaat dus om innovaties die een enorme symbolische meerwaarde hebben voor onze denkkaders, maar die in de praktijk totaal niet werken. Uit Pakistaans onderzoek blijkt ook dat het derde hokje niet wordt gebruikt. Bijna alle non-binaire personen die bij de geboorte een ‘V’ werden toegewezen, kiezen niet voor een optie ‘X’, maar wel voor de ‘M’ omdat de hele maatschappij nog steeds binair en patriarchaal is geconstrueerd. Ze weten dat wanneer ze een ‘X’ op hun paspoort hebben, ze heel zichtbaar worden, wat stigma met zich meebrengt. Ze vrezen dat geen enkele werkgever hun een job zou geven. Ze kunnen niet trouwen, want het huwelijksstelsel is niet aangepast. Ze kunnen zich nergens laten registreren zonder te botsen op de problemen van ‘het systeem’. Ook bij ons zien we dat verschijnsel terug. Aan de UGent is het al een hele tijd mogelijk om je als ‘X’ te laten registreren. De databanken van het hoger onderwijs laten dat ook toe. Maar niemand wil er gebruik van maken. Op dit moment is het in onze maatschappij niet altijd een stap vooruit om je als ‘X’ te laten ‘brandmerken’, om het cru te stellen. Ik vind het persoonlijk ook niet zo’n goede stap vooruit. Ik denk dat de meeste mensen zich qua symboliek daar wel in kunnen vinden, maar beseffen dat in de praktijk je dé X zou zijn op school of op het werk. Op dat moment wordt gender net belangrijker, terwijl het irrelevant zou moeten worden.” ▶ Het recht zal in de komende jaren waarschijnlijk voorlopen op de samenleving, die nog steeds zeer binair is georganiseerd. Bovendien zien we in verschillende landen, zoals in Polen en Hongarije, dat de zogenaamde ‘antigenderbeweging’ sterker en luider wordt. Is de samenleving klaar voor radicale opties? “Je bedoelt of de samenleving klaar is voor de revolutie die we aan het voorbereiden zijn? (lacht) Je ziet dat in België nu al een nipte meerderheid wordt gehaald voor het derde hokje in een bevraging die voor het eerst wordt afgenomen. In de historiek van sociaal attitudeonderzoek zie je dat positieve houdingen toenemen met de jaren, door media-aandacht, door sensibilisering, en door het eenvoudige bestaan van afdwingbare rechten. Mocht ik politicus zijn, en ik zie dat de helft van de bevolking
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
569
570
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
nu al geen probleem heeft met een derde genderoptie, dan is het invoeren daarvan snel gedaan. Door te investeren en sensibiliseren krijg je de andere helft wel mee. Maar dat is zoals gezegd geen radicale optie. Het kan kloppen dat het recht vooroploopt, maar misschien houdt het gewoon gelijke tred met de maatschappelijke evoluties. Ik vermoed dat het recht pas echt voorop zou lopen als de geslachtsregistratie wordt afgeschaft. “Daar is in de maatschappij nog geen echt draagvlak voor”, zegt men. Dergelijke uitspraken plaats ik nochtans altijd graag tussen haakjes, want er is geen onderzoek beschikbaar. Ik zou het dus graag onderzocht zien wat de mensen erover zouden denken mochten we de g eslachtsregistratie afschaffen. Natuurlijk moet je dan wel eerst een antwoord kunnen bieden op alle praktische bezorgdheden. Vele mensen gaan er bv. van uit dat gender niet meer zou mogen bestaan. Natúúrlijk mag dat nog altijd bestaan! Natúúrlijk m ogen mannen en vrouwen nog bestaan! Daar gaat het helemaal niet over. Gender zal sociaal gezien altijd relevant blijven. Maar daarvoor hoeft het niet geregistreerd te staan.” ▶ Denk je dat, indien een X-optie zou worden geïntroduceerd, ook cisgender personen ervan zouden gebruikmaken? Of denk je niet dat het zo’n vaart zou lopen? “Ik denk dat de optie door redelijk wat mensen zou kunnen worden gebruikt, maar of ze het effectief zouden doen en of ze de consequenties ervan zouden willen dragen, is een ander paar mouwen. Die ‘X’ kan mooi klinken, maar als je beseft dat het op je identiteitskaart komt, en dat het een impact heeft op alle instanties waar je je gender ooit hebt moeten registreren, zal je misschien nog eens goed nadenken. We hebben ook geen woordenschat in het Nederlands voor dat derde hokje. Uiteraard geldt dat hoe meer de derde optie zou worden gebruikt, hoe meer bewustwording er zal zijn. We gaan even een metaforische berg over moeten: gender zal eerst nog belangrijker worden, en om daarna in maatschappelijk belang af te nemen. Maar het feit dat de derde optie in Malta niet wordt gebruikt, stemt mij wel tot nadenken.” ▶ Er is de laatste jaren vooral nagedacht over wetswijzigingen met betrekking tot de geslachtsregistratie. Uit onderzoek blijkt echter dat het subjectief mentaal welbevinden van trans personen niet noemenswaardig vooruit is gegaan. Kan je dat verklaren en zie je nog andere ‘werven’ die tegelijk moeten worden aangepakt? “Dat was voor mezelf ook een heel opmerkelijke vaststelling. We hadden wel enige vooruitgang verwacht in het mentaal welbevinden doorheen de laatste tien jaar, onder meer door het gelijkekansenbeleid, de toegenomen media-aandacht, maatschappelijke sensibilisering enzovoort. Het was heel opvallend dat onze verwachtingen niet zijn ingelost. Zo blijven de suïcidecijfers fenomenaal hoog. Het is niet omdat er formele juridische gelijkheid is, dat je ook materiële of informele gelijkheid hebt bereikt. Reacties van je naaste omgeving, steun van ouders, reacties
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
interview met Joz Motmans
van vrienden of collega’s, hoe mensen je op straat benaderen, maken zo veel uit voor je persoonlijk welzijn. Dus je kan perfect ongelukkig zijn in een land dat je alle rechten biedt. We zien dat suïcidecijfers wel dalen eenmaal mensen door een transitie gaan, maar dat een belangrijke trigger bestaat uit ervaringen van geweld en discriminatie. En jammer genoeg liggen de cijfers rond geweld en discriminatie vrij hoog. De overheid en de samenleving moeten dus hard investeren in het wegwerken van geweld en discriminatie. Bij holebi’s zie je trouwens ook nog altijd hetzelfde. Het subjectief welzijn van holebi’s is ook niet spectaculair toegenomen ondanks de sterke juridische vooruitgang. Nu, of je de kwestie volledig kan oplossen, weet ik niet. Er blijft immers ook een persoonlijk proces van zelf-ontdekking en aanvaarding. Of het recht een derde optie biedt of geen geslachtsregistratie meer voorziet, doet er dan eigenlijk weinig toe. Het feit dat jij als persoon afwijkt van de verwachtingen van de mensen rondom jou, en dat je doorheen een proces van zelfaanvaarding moet, zal blijven. Er zijn best veel mensen die deze zelfaanvaarding erg moeilijk vinden. Waarom ik? Waarom overkomt mij dat? Waarom kan ik niet gewoon zijn? Dat psychologische aanvaardingsproces zal blijven, welk wettelijk kader je ook biedt. We kunnen er alleen maar voor zorgen dat genderdiversiteit zo bespreekbaar mogelijk is, en dat de bewustwording zo vroeg mogelijk gebeurt. Ik geloof heel sterk in de nood aan educatie en de rol van het onderwijs. En zorg voor trans personen zal ook altijd nodig blijven. We mogen ons kortom niet blindstaren op juridische symbooldossiers.” ▶ De Transgenderwet van 2017 is opvallend snel en vrijwel geruisloos aangenomen. In het Verenigd Koninkrijk zien we daarentegen een heel scherp publiek debat over de mogelijke hervorming van de Gender Recognition Act, die ooit heel vooruitstrevend was. Zo is er onder andere een heel gespannen verhouding tussen bepaalde trans activisten en sommige feministische groeperingen. Daarbij mengen zich prominente figuren, zoals bv. J.K. Rowling, in het debat. Ze wijzen voornamelijk op het risico dat wettelijk verankerde genderautonomie zou hebben op vrouwelijke slachtoffers van seksueel geweld. Hoe kijk je zelf naar dat debat en hoe kom het dat we dat in België minder nadrukkelijk voeren? “Ik volg die discussie in het Verenigd Koninkrijk van nabij en zie dat mijn collega’s, zowel binnen de sociale wetenschappen als binnen genderklinieken, daarmee worstelen en er heel veel energie in steken. Daarnet pleitte ik nog voor een grote bevolkingsbevraging, maar als ik zie wat er in Engeland gebeurt, is het misschien wel goed om dat net niet te doen. In Engeland waren er campagnes van bepaalde vrouwengroeperingen en geloofsgemeenschappen om de voorgestelde versoepeling van de transwetgeving tegen te houden. Op dit moment is het zo erg aan het worden dat men zelfs voor de rechtbank aan het bepleiten is dat transzorg voor minderjarigen niet meer zou mogen (in december 2020 oordeelde het Engelse High Court of Justice in de intussen fel bekritiseerde zaak Bell v. Tavistock dat jongeren jonger dan 16 jaar niet kunnen worden geacht over voldoende onderscheidingsvermogen te beschikken om in te stemmen met (zelfs omkeerbare) hormoonbehandelingen,
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
571
572
RECHT EN GENDER IN BELGIE – 10 JAAR LATER
PC). Jongeren zouden zogezegd gehersenspoeld worden om te geloven dat ze een onomkeerbare transitie moeten ondergaan. Ook alle argumenten die J.K. Rowling in haar essay aanhaalde, kan je één voor één uit elkaar halen. Die houden geen steek. De cijfers en het anekdotisch bewijs kloppen gewoon niet. De argumenten die worden gebruikt zijn voor de ‘goegemeente’ echter vaak heel overtuigend. Het probleem is dat men de problematiek vaak niet goed genoeg kent om tegenargumenten te formuleren of onwaarheden te ontmantelen. Dat is ook in België zo. Collega-sociologen hebben net een themanummer over die zogenaamde ‘TERF-wars’ in een wetenschappelijk tijdschrift gepubliceerd, en omstandig gemotiveerd waarom het helemaal niet aannemelijk is dat kwetsbare jonge meisjes onder sociale druk in een gendertransitie zullen worden geduwd, in plaats van behandeld te worden voor bv. trauma na seksueel misbruik. Zo gaat het er niet aan toe. Heel vaak wordt het voorgesteld door radicale vrouwenbewegingen dat het vrouwelijke geslacht ‘van hen’ is, dat het biologisch bepaald is. Ik zou graag eens onderzoeken hoe het komt dat in Engeland zo’n fel debat plaatsvindt, terwijl dat in België en Nederland niet zo is. We hebben zelfs een eerder omgekeerde beweging gehad. Gedurende een lange tijd kon de transdiscussie de vrouwenbewegingen eigenlijk niet zo heel veel boeien. Bij het aannemen van de wet van 2007 heb ik nog aangekaart dat ik helemaal niet begreep dat er een wet kwam waarin het idee van een binair geslacht met bijhorende genderrol werd opgenomen, en dat de vrouwenbeweging niet op haar achterste poten stond. Ook nu komt de problematiek pas echt op tafel als het gaat over de afschaffing van de geslachtsregistratie. Zullen we nog cijfers hebben om genderdiscriminatie aan te tonen? Wat met de gendersegratie in publieke diensten en infrastructuur? Ik vermoed dat we felle debatten gaan hebben over die afschaffing.” ▶ Een meer fundamentele kwestie in dat debat heeft betrekking op de ‘authenticiteit’ van het vrouw zijn, waarbij wordt gewezen op het belang van vrouwelijke geslachtskenmerken voor de identificatie als vrouw. Dat staat haaks op de wettelijke evolutie richting genderautonomie. Zorgt de erkenning van transrechten en genderautonomie paradoxaal genoeg voor een maatschappelijke verscherping van genderstereotypen in plaats van een bevrijding van die stereotypen? “Ik denk dat het debat over socialisatie als vrouw toch wat genuanceerd moet worden. Een vrouw die verkracht is, is een vrouw die verkracht is. Het maakt niet uit of dat een cisgender of een transgender vrouw is. Elke vrouw moet kunnen worden opgevangen in een centrum voor slachtoffers van seksueel geweld. En dat gebeurt ook. De recente Zorgcentra na Seksueel Geweld zien proportioneel heel veel trans vrouwen. Het is ook niet omdat je een trans vrouw helpt, dat een cisgender vrouw niet zal worden geholpen. Het een sluit het ander niet uit. In dat soort debatten is het vaak net alsof het toekennen van rechten aan sommigen betekent dat anderen minder rechten zullen hebben. Gelijkheid is niet als een taart, maar sommige mensen zijn daar blijkbaar bang voor. Die ballon moeten we doorprikken. Als ik in een debat zit met iemand die
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
interview met Joz Motmans
in deze context pleit voor ‘veilige’ toiletten, dan denk ik: “Waar is het onderzoek dat aantoont dat trans vrouwen cisgender vrouwen in toiletten aanranden?” Wel, dat is er eenvoudigweg niet. Ik ken daarentegen wel heel veel onderzoek dat aantoont dat cisgender mannen vrouwen aanranden, en c isgender mannen die homoseksuele mannen aanranden. Dus de hamvraag is altijd: waar zit het wetenschappelijk bewijs onder bepaalde beweringen die uit angst voorvloeien? Ik kan er niet bij dat zo’n argumenten niet gestaafd worden. Ik denk dat er ook een reflex is bij bepaalde personen om terug te grijpen naar een binaire biologie omdat ze vaststellen dat dingen aan het veranderen zijn en dat de bouwstenen van de rechten die ze verworven hebben in vraag worden gesteld. Er is een zekere argwaan ten aanzien van het mogelijke verlies van verworven rechten. Dat is op zich niet problematisch. Laat ons de hervorming van de geslachtsregistratie dus goed doordenken. Laat ons goed nadenken over waar de mogelijke problemen zouden rijzen en die preventief oplossen. Ik denk niet dat er trans personen zijn die de vrouwenrechten willen terug draaien.” ▶ Waar hoop je dat we binnen 10 jaar staan? “Ik zou het heel fijn vinden als we over tien jaar in een juridisch klimaat zitten waarin we de hervorming achter de rug hebben en het gevoel hebben dat we alles netjes hebben opgelost. Ondertussen kijk ik er naar uit nog veel bij te leren van anderen en te luisteren naar hun ervaringen. Misschien zijn er mogelijkheden die ik nu nog niet zie. Ik hoop dat we tot een oplossing kunnen komen waarin iedereen zijn e igen genderbeleving kan hebben en juridisch erkend kan zien als dat nog nodig zou blijken. Ik hoop dat alle lacunes in de wetgeving, bv. ten aanzien van vreemdelingen zonder verblijfstatus en minderjarigen, zullen weggewerkt zijn. Vooral die leeftijdsdiscriminatie ten aanzien van kinderen jonger dan 16 jaar kan ik echt niet begrijpen. Persoonlijk hoop ik dat er binnen 10 jaar geen geslacht meer zal worden geregistreerd op onze identiteitskaart en dat men een backofficeoplossing zal hebben voor het verzamelen van data. Uit Malta kunnen we een systeem overnemen waarbij (biologische) geslachtskenmerken worden geregistreerd bij de huisarts. Als er dan grote populatieonderzoeken moeten gebeuren, bv. in de context van baarmoederhalskanker of prostaatkanker, kan men gebruikmaken van die data. Dat zou leiden tot een echt inclusief beleid. Voorts zou ik het heel fijn vinden als het voor de meeste mensen geen issue meer zal zijn om trans te zijn en dat genderdiversiteit in alle vrijheid en blijheid mag worden beleefd. Van genderdysforie naar gendereuforie. Hopelijk zal er voldoende ondersteuning zijn in de welzijns- en zorgsector om trans personen bij te staan. En dat die suïcidecijfers eens eindelijk naar beneden mogen gaan.”
ACTUELE VRAAGSTUKKEN INZAKE RECHT EN GENDER
573
Wilt u zich verdiepen in dit onderwerp? Benieuwd nar het volledige boek? Lees dan snel de volgende pagina.
Sinds 2011 is er veel gebeurd; ook veel dat verband houdt met de strijd voor (meer) gendergelijkheid in België. Zo kwamen in het voorbije d ecennium gendergerelateerd geweld en de niet- consensuele verspreiding van seksueel getinte beelden uitdrukkelijk op de politieke agenda, deed de grensoverschrijdend gedrag en #MeToo-beweging de aandacht voor seksisme wereldwijd toenemen, en introduceerde de federale wetgever een nieuwe procedure voor de aanpassing van de geslachtsregistratie gebaseerd op zelfbeschikking. De COVID-19-pandemie toonde ook aan dat genderongelijkheid op de arbeidsmarkt en genderrolpatronen een prangend probleem blijven. Dit boek behandelt een breed spectrum aan rechtsdomeinen: van grondwettelijk recht en arbeidsrecht, over strafrecht, fiscaal recht en relatievermogensrecht, tot migratierecht en recht en technologie. Aangezien het Europees recht integraal deel uitmaakt van de B elgische rechtsorde, komen ook het EU-recht, de instrumenten van de Raad van Europa en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aan bod. Net zoals in 2011 hanteert ook dit boek dus een zeer brede benadering, zowel wat de te behandelen juridische disciplines, als wat de invulling van een genderperspectief betreft. Het zorgt ervoor dat bijna alle relevante gendergerelateerde gebeurtenissen van het laatste decennium aangeraakt worden in het boek.
Bestel het boek hier.
NUR: 823 Bestelcode: 202 211 102
Editors: Eva Brems, Pieter Cannoot en Liesbet Stevens Uitgavejaar: 2021 Prijs: 95 euro Volume: 576 pagina's
Eva Brems, Pieter Cannoot en Liesbet Stevens (eds.)
Met bijdragen van Yousra Benfquih, Paul Borghs, Eva Brems, Nicky Broeckhoven, Pieter Cannoot, An Cliquet, Wendy De Bondt, Sylvie De Raedt, Ellen Desmet, Annelies D’Espallier, Petra Foubert, Elise Goossens, Dirk Heirbaut, Rikki Holtmaat, Eva Lievens, Patricia Popelier, Joëlle Rozie, Liesbet Stevens, Alexandra Timmer, Sara Vancleef, Cathérine Van de Graaf, Lucia van der Meulen en Hannah Van Dijcke, en interviews met Joz Motmans, Liesbet Stevens, Françoise Tulkens en Liliane Versluys.
RECHT & GENDER IN BELGIË – 10 JAAR LATER
Tien jaar geleden, in het voorjaar van 2011 om precies te zijn, werd het boek ‘Recht en Gender in België’ gepubliceerd. Het boek had de a mbitie een eerste aanzet te zijn om de lacune in de Belgische rechtsleer op het vlak van een genderbenadering van het recht in te vullen en te illustreren wat een genderbenadering van het recht zoal kan inhouden.
echt R & ender G in elgië B 10 JAAR LATER
Eva Brems Pieter Cannoot Liesbet Stevens (eds.)