2 minute read
Ik zoek het op
Alle woorden met een onthoudstukje van het tweede leerjaar.
Ik luister naar de eerste letter. Ken ik het alfabet?
Twijfel ik aan een woord, dan zoek ik het op of vraag ik het.
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
A
agent, agenten, agentje antwoord, antwoorden auto
B
banaan, bananen, banaantje bieb bij, bijen, bijtje bijl, bijlen, bijltje bijna blauw, blauwe blij, blije blijven, ik blijf, hij blijft bouwen, ik bouw, hij bouwt
G
gauw gebouw, gebouwen geheim, geheimen, geheimpje geit, geiten, geitje geld gelijk glijbaan, glijbanen, glijbaantje goed gordijn, gordijnen, gordijntje goud grijs, grijze
K
kanon, kanonnen, kanonnetje kei, keien, keitje kijken, ik kijk, hij kijkt klei klein, kleine, kleintje konijn, konijnen, konijntje kou, koud, koude kous, kousen, kousje krijgen, ik krijg, hij krijgt
C D
daarbij dijk, dijken, dijkje duwen, ik duw, hij duwt
E
ei, eieren, eitje eind, einde, eindje erwt, erwten, erwtje
F
fijn, fijne flauw, flauwe fout, fouten, foutje 1
2
H
hebben, ik heb, hij heeft hei, heide hoera hou, ik hou van jou hout 3
I
iemand ijs, ijsje
J
jou, ik heb jou gezien jullie
4 5
L
lach, lachje lachen, ik lach, hij lacht leggen, ik leg, hij legt liggen, ik lig, hij ligt lijken, ik lijk, hij lijkt op mij lijm, lijmen lijn, lijnen, lijntje lijst, lijsten, lijstje
M
markt, markten, marktje mei, de maand mei meid, meiden, meidje mij, geef het aan mij mouw, mouwen, mouwtje 6
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
N
nauw, nauwe niemand
O
opzij oud, oude, ouder ouder, ouders
P
paus pauw, pauwen, pauwtje pech pijl, pijlen, pijltje pijn pijp, pijpen, pijpje plein, pleinen, pleintje prijs, prijzen, prijsje Q
R
reis, reizen, reisje reizen, ik reis, hij reist rij, rijen, rijtje rijk, rijke rijp, rijpe rijst
T
tijd, tijden, tijdje tijger, tijgers, tijgertje toch toneel, toneeltje touw, touwen, touwtje trein, treinen, treintje
U W
web wei, weide wijn, wijnen, wijntje wijzen, ik wijs, hij wijst
X
Y
7
V
vijand, vijanden, vijandje vijf, vijfde vijfhoek vijftien voorbij vrij, vrije vrijdag vrouw, vrouwen, vrouwtje 9
Z
zand zeggen, ik zeg, hij zegt zei, oma zei zeil, zeilen, zeiltje zeilen, ik zeil, hij zeilt zich zijn, ik ben, hij is zou, ik zou graag spelen zout, zoute 11
S
saus, sauzen, sausje schrijven, ik schrijf, hij schrijft speelgoed stout, stoute 8 10 12
Trefwoorden
+t-vorm
13, 16, 20 alfabet 33 achtervoegsel 15 berenafspraak 24 doffe e 4, 14, 15 drieletterwoord 30 eindletter 22 ik-vorm 13, 16, 20 kattenafspraak 24 klank 5, 9 kleefletters 11 kleven 6, 22 klinker 4, 10, 12, 23, 24, 25 knippen 6, 22 korte klinker 4, 23, 24, 25 lange klinker 4, 12, 23, 24, 25 letter 4, 5 lidwoord 14 medeklinker 4, 10, 11, 13, 24, 25 meertekenklank 4, 17 naamwoord 13, 14 samenstelling 6, 22 tweetekenklank 4, 16 verdubbelen 24 verenkelen 24 verkleinwoord 15 verlengen 22 verlengingsafspraak 22 voorvoegsel 15 werkwoord 13, 14, 16, 20 woord 5, 7, 8 woorddeel 23