educatieve uitgaven
Taal 3 KIJKER 3 Toelichting
3
KIJKER 3
Algemeen Les 3 werd niet opgenomen in de toelichting, omdat die les hetzelfde is voor alle leerlingen. Deze toelichting dient als uitbreiding van de handleiding en is geen vervanging daarvan.
Lengte en gewicht In de teksten van deze Kijker komen heel wat wiskundige termen aan bod, vooral met betrekking tot lengte en gewicht. Daarom raden we aan om tijdens het verwerken van deze Kijker in de wiskundelessen een meetcircuit voor meten en metend rekenen op te zetten. Laat hen ervaren wat één centimeter is, hoeveel een kg weegt … Doe daarvoor een beroep op het aanbod in jullie wiskundemethode.
Dierennamen In deze Kijker gaan alle teksten over dieren. Voor je start met dit thema is het daarom zinvol om eerst de kennis van dierennamen bij de leerlingen aan te scherpen. Met de kaarten op de volgende pagina's kan je meerdere kanten op. – Op elke kaart uit de eerste reeks staat telkens een foto of de naam van een diersoort. Start door de kaarten verspreid over de tafel te leggen. Geef de leerlingen de tijd om de juiste combinaties te maken. Een spelletje Memory behoort daarna ook tot de mogelijkheden. – Met de kaarten uit de eerste reeks kan je hen ook verschillende categoriseeropdrachten laten uitvoeren. Op die manier passeren al heel wat woorden de revue die later in de Kijker impliciet en expliciet aan bod komen. • Welke dieren hebben vleugels? • Welke dieren kunnen vliegen? • Welke dieren leven in het bos? • Welke dieren hebben snorharen? • Welke dieren zijn knaagdieren? • Welke dieren leven in het water? • Welke dieren zijn ook huisdieren? • … – Met de kaarten uit de tweede reeks kan je twee versies van een 'Wie is het?'-spelbord vullen. Zo verwoorden de leerlingen zelf de kenmerken van de dieren en geraken ze steeds meer vertrouwd met de woordenschat.
KIJKER 3 Reeks 1: Kaarten dierennamen
#
3
de das
de hond
de kat de poes
de dwergmuis
het konijn
de eekhoorn
KIJKER 3 Reeks 1: Kaarten dierennamen
#
3
de egel
de gerbil
de schildpad
de parkiet
de slak
de koe
KIJKER 3 Reeks 1: Kaarten dierennamen
#
3
de bij
de vlinder
de mier
de regenworm
de geit
de kip
KIJKER 3 Reeks 1: Kaarten dierennamen
#
3
de uil
de spin
de giraf
de olifant
de ezel
het paard
3
KIJKER 3 Reeks 2: Wie is het?
het paard
de ezel
de olifant
de giraf
de spin
de uil
de kip
de geit
de regenworm
de mier
de vlinder
de bij
de koe
de slak
de parkiet
de schildpad
de gerbil
de egel
de eekhoorn
het konijn
de dwergmuis
de kat de poes
de hond
de das
de das
de hond
de kat de poes
de dwergmuis
het konijn
de eekhoorn
de egel
de gerbil
de schildpad
de parkiet
de slak
de koe
de bij
de vlinder
de mier
de regenworm
de geit
de kip
de uil
de spin
de giraf
de olifant
de ezel
het paard
3
KIJKER 3 Reeks 2: Wie is het?
het paard
de ezel
de olifant
de giraf
de spin
de uil
de kip
de geit
de regenworm
de mier
de vlinder
de bij
de koe
de slak
de parkiet
de schildpad
de gerbil
de egel
de eekhoorn
het konijn
de dwergmuis
de kat de poes
de hond
de das
de das
de hond
de kat de poes
de dwergmuis
het konijn
de eekhoorn
de egel
de gerbil
de schildpad
de parkiet
de slak
de koe
de bij
de vlinder
de mier
de regenworm
de geit
de kip
de uil
de spin
de giraf
de olifant
de ezel
het paard
3
KIJKER 3
Les 1: Ik kan informatie halen uit een (luister)tekst over dieren. Lesinhoud In deze les maken de leerlingen kennis met de nieuwe Kijker. De focus ligt hier op spreken en luisteren. Er zal een klas- en leergesprek plaatsvinden over het thema van deze Kijker (huisdieren) en over de vormkenmerken van informatieve teksten. De kinderen lezen per twee een alinea, maar omdat dit geen leesles is, is het niet erg als de leerlingen niet volledig klaar zijn met lezen. De tekst op de cover van het Opstapwerkboek is ingekort, om zo de Opstapleerlingen de kans te geven de volledige tekst of zoveel mogelijk van de tekst te lezen.
Lesverloop Laat de leerlingen per duo één alinea lezen. Opgelet! De tekst op de cover van het Opstapwerkboek is ingekort. Om verwarring te voorkomen, zorg je er dus best voor dat een Opstapleerling een duo vormt met een andere Opstapleerling.
3
KIJKER 3
Les 2: Ik kan informatie opzoeken in een tekst. Lesinhoud In deze les ligt de focus op begrijpend lezen. De leerlingen lezen vier teksten en zoeken een antwoord op de vragen. In het Opstapwerkboek staan de vragen telkens bij het stukje tekst waarin het antwoord te vinden is. Moeilijke woorden worden verklaard in korte woordenlijstjes die bij de tekst staan, of ze zijn vervangen door een synoniem.
Lesverloop Opgelet! De vragen in het Opstapwerkboek zijn dezelfde als in het gewone werkboek, maar ze staan soms in een andere volgorde of ze worden anders verwoord. Om verwarring te voorkomen laat je Opstapleerlingen dus best een groepje vormen met andere Opstapleerlingen.
3
KIJKER 3
Les 4: Ik kan verkleinwoorden herkennen en maken. Lesinhoud In deze taalwijsles testen de oefeningen in het werkboek de kennis van verkleinwoorden. Ze zijn grotendeels hetzelfde gebleven.
Lesverloop Indien je de oefeningen in deze les klassikaal verbetert, houd er dan rekening mee dat in het Opstapwerkboek in oefening 1 de langere zinnen werden opgesplitst en dat in oefening 4 het woord ‘franje’ vervangen werd door ‘meisje’.
3
KIJKER 3
Les 5: Ik kan informatie opzoeken, aanduiden en vergelijken. Lesinhoud In deze les ligt de focus op begrijpend lezen. De leerlingen lezen drie teksten en zoeken een antwoord op de vragen. De lay-out van de teksten is aangepast om het lezen te vergemakkelijken en de vragen staan telkens bij het stukje tekst waarin het antwoord te vinden is. Moeilijke woorden worden verklaard in korte woordenlijstjes die bij de tekst staan, of ze zijn vervangen door een synoniem.
Lesverloop Leerlingen met een Opstapwerkboek kunnen tijdens het partnerwerk samenwerken met leerlingen met een gewoon werkboek. De teksten en vragen zijn, op enkele aanpassingen na (moeilijkere woorden die vervangen zijn door een synoniem), hetzelfde. TIP Zorg voor een hefboom, zet een sterke lezer samen met een minder sterke lezer. Als ze de betekenis van een woord niet meteen begrijpen, kunnen ze eerst bij elkaar te rade gaan. Als dat niet voldoende is, kunnen ze jou om uitleg vragen. Houd tijdens het klassikaal bespreken rekening met de aangepaste lay-out van de teksten in het Opstapwerkboek. Het is het makkelijkst voor de leerlingen als je tijdens het bespreken de structuur van het Opstapwerkboek volgt, die staat namelijk iets vaster dan die van het gewone werkboek. Opgelet! Om de aandacht zoveel mogelijk bij de leesteksten te houden, wordt op pagina 15 in het Opstapwerkboek opgave 12 achterwege gelaten: – Noteer in de tabel op pagina 8 in welke tekst je een antwoord vond op de vragen bij elk dier. Herinner de leerlingen eraan dat ze dit niet mogen vergeten!
3
KIJKER 3
Les 6: Ik kan spreken over mijn huisdier of lievelingsdier. Lesinhoud In deze les ligt de focus op spreken en luisteren. De les is hetzelfde voor alle leerlingen, in het werkboek is er niets aangepast.
Lesverloop Sta achteraf ook even stil bij enkele moeilijkere/typische woorden die leerlingen gebruikt hebben (i.v.m. de voeding, de verzorging … van hun huisdieren). Zijn die woorden voor iedereen duidelijk? Indien niet, kun je de leerling die het woord gebruikte vragen om een toelichting.
3
KIJKER 3
Les 7: Ik kan informatie verzamelen. Lesinhoud In deze les ligt de focus op schrijven. De les is hetzelfde voor alle leerlingen, in het werkboek is er niets aangepast.
Lesverloop In deze schrijfles stellen de leerlingen een fiche op over een (huis)dier naar keuze. Op de volgende pagina’s vind je tekstfragmenten in een eenvoudige taal. Gebruik die om de leerlingen op weg te helpen. De tekstfragmenten kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden door de leerlingen om informatie te verzamelen. De fragmenten komen uit de reeks ‘Lees je slim – Dieren’ van uitgeverij De Eenhoorn. Wil je een groter aanbod teksten over dieren? Voorzie dan deze boeken in je klasbieb. In deze toelichting vind je bij les 12 kaarten met zinsdelen die sommige leerlingen op weg kunnen helpen bij het maken van deze schrijfopdracht. De les is hetzelfde voor alle leerlingen. Leerlingen met een Opstapwerkboek kunnen dus gerust samenwerken met leerlingen met een gewoon werkboek.
3
KIJKER 3 Les 7: Fiche - Het schaap
Het schaap Zo leef ik
Dit ben ik Ik heb heel veel haar op mijn lijf. Dat is wol. De wol houdt me warm. Mijn wol is wit. Soms wordt mijn wol vuil door zweet en poep. Wol kan ook bruin, zwart of grijs zijn. Ik heb vier pootjes. Op mijn poten staat geen wol. Er staan korte haartjes op.
Vraag maar raak
Ik woon in de wei. Ik ben niet graag alleen. Veel schaapjes bij elkaar noem je een kudde. In mijn wei staat een stal. Als de zon fel schijnt of bij nat weer schuil ik in de stal. Mijn wol stopt niet met groeien. Als het warm weer is, moet de wol er af. De boer doet dat. Hij scheert de wol. Dat doet geen pijn hoor. Mijn lijf is dan glad en kaal. Geen nood, mijn vacht groeit snel weer aan.
Wat maakt je blij? Alleen zijn in de wei vind ik saai. Een vriend erbij maakt me blij. Mijn vriend kan een schaap zijn. Maar ook een geit als vriend vind ik leuk. Wat vind je niet leuk? Ik hou niet erg van warm weer. Met al die wol op mijn lijf, krijg ik het snel warm.
Een schaap heeft veel nut. Het geeft wol, vlees en melk aan de mens. En het houdt het gras in de wei kort.
Wat eet je graag? Ik smul van gras en hooi. Ook een biet en af en toe een stuk brood lust ik.
3
KIJKER 3 Les 7: Fiche - De kip
De Kip Dit ben ik
Zo leef ik
Mijn lijf staat vol veertjes. Toch vlieg ik niet goed.
Wie is de baas? Elke kip heeft haar plaats in de groep. Dat is de pikorde. De kip die de baas is, pikt op de kop van een jonge kip. Ze zegt: ga weg, ik eerst.
Ik heb geen tanden maar een bek. Mijn bek is hard en sterk. Ik pik er graan mee. Dit is mijn poot. Ik heb er twee. Aan elke poot heb ik vier teentjes. Als ik slaap, zet ik mijn teentjes vast op een stok. Zo val ik er niet af.
Vraag maar raak
Wat maakt je blij? Ik loop graag rond op zoek naar voer. Ik pik en pik en pik. Op de grond, in het zand en in het gras. Ik vind altijd wat. Wat vind je niet leuk? Een vlo of luis op mijn lijf vind ik niet tof. Van hun beet krijg ik jeuk. Wat eet je graag? Graan, brood, fruit en wat groen. En af en toe een worm. Ook restjes van jouw bord lust ik.
Ik ben graag schoon. Ik ga in een bad van zand. Dat doe ik zo: ik rol heen en weer in het zand. Het vuil valt van mijn lijf. Met mijn bek maak ik mijn veertjes glad.
De kip legt 1 ei per dag. Alleen met een haan erbij, groeit er een kuiken in. Een kip met kuikens is een kloek. Waar de kloek ook gaat, de kuikens gaan steeds mee op stap.
3
KIJKER 3 Les 7: Fiche - Het paard
Het paard Zo leef ik Ik woon in de wei. Als het koud is, zet de boer mij op stal. Mijn mama is een merrie en mijn papa is een hengst.
Dit ben ik Het haar van mijn vacht is kort. Aan mijn nek groeit lang haar. Mijn baas kamt het haar. Zo blijft het mooi. Mijn rug is breed en sterk. Er kan een mens op. Dat doet geen pijn. Kijk naar mijn oor, dan weet je hoe ik me voel. Ligt mijn oor plat? Dan ben ik boos of bang? Staat mijn oor recht? Dan voel ik me goed.
Vraag maar raak! Wat maakt je blij? Ik hou van mijn baas. Als mijn baas goed voor mij zorgt, ben ik heel trouw. Wat vind je niet leuk? Van plots lawaai of een knal ben ik bang. Als ik vuurwerk hoor, schrik ik heel erg. Dan sla ik op de vlucht. Wat eet je graag? In de wei eet ik gras. De boer geeft mij hooi en brokken. Een stuk fruit of een wortel lust ik ook wel.
De hoefsmid knipt de hoeven en maakt ze schoon. Hij geeft de hoef een hoefijzer. Dat is een ijzer dat de hoef sterk maakt. Zo kan het paard goed stappen op een harde grond. Dat is net als een schoen aan jouw voet. Je vindt mij niet alleen bij de boer. Kijk maar:
3
KIJKER 3 Les 7: Fiche - De poes
De poes Dit ben ik Wat hoor ik daar? Ik spits mijn oor. Ik hoor heel goed. Zie je die streep in mijn oog? Dat is een soort lampje. Nu is die streep smal. In de nacht wordt ze rond. Nu is mijn poot zacht. Maar pas op als ik jaag. Dan wordt het een klauw.
Hoe zorg je voor je poes? Zet een bak in jouw huis. Daarin moet de poes haar plas doen. Maak die bak vaak schoon. Doe voer in de eetbak. Zet er ook een drinkbak bij. Tip: zet de plasbak en de eetbak niet bij elkaar. Een poes moet niet in bad. Een poes likt haar vacht. Zo komt er haar los. Dat haar komt in haar maag. Zo vormt zich soms een haarbal.
Vraag maar raak! Wat maakt je blij? Een bol wol. Een aai van jou. De zon op mijn pels. Als ik blij ben, spin ik. Dan hoor je rrrrrrr. Wat vind je niet leuk? Nog een kat die mijn voer eet. Een hond op straat.
Wat eet je graag? Ik jaag in de tuin op een muis, een mot of een mus. Die eet ik op. Vis lust ik ook wel.
Soms is een poes ziek. Dan eet ze niet. Zit er een worm in haar buik? Of een luis in haar pels? Ga met je poes naar een arts?
3
KIJKER 3 Les 7: Fiche - Het konijn
Het konijn Dit ben ik Mijn vacht is zacht, net als dons. Streel me maar. Snuf, snuf, snuf. Mijn neus staat niet stil. Ik ruik en ruik heel de dag. Mijn oor is lang. Ik heb er twee. Hoor ik daar wat? Dan spits ik mijn oor. Met mijn poot kan ik veel: ik loop, ik spring, ik hup en ik graaf.
Hoe zorg je voor je konijn?
Vraag maar raak!
Leg stro in de kooi. Geef ook wat vers hooi. Daar knaagt een konijn aan. Zo groeit zijn tand niet.
Wat maakt je blij? Ik hup graag in het rond. Dus laat me eens vrij in de tuin.
Maak het hok goed schoon. Een vies hok maakt een konijn ziek.
Wat vind je niet leuk? Een kat die naar me loert. Een nat hok. Een hok dat in de zon staat.
Doe een konijn nooit in bad. Met wat spuug op zijn poot, wast hij zijn snuit, rug en kop. Wat eet je graag? Koop droog voer en hooi. Van gras, kool en peen smul ik ook.
3
KIJKER 3 Les 7: Fiche - De hond
De hond Dit ben ik
Hoe zorg je voor een hond?
Woef, ik blaf. Grrr, ik grom. Oeeh, ik jank.
Doe voer in een voerbak. Zorg ook voor een drinkbak. Vul de bak elke dag aan.
Mijn neus is nat. Ik ruik heel goed. Hijg, hijg, hijg. Dat doe ik als het warm is. Mijn tong hangt uit mijn muil.
Geef je hond een plek in huis. Wat hij leuk vindt? Een mand of een kooi.
Mijn hond heeft veel haar. Ik kan het met een kam.
Vraag maar raak! Wat maakt je blij? Ik hou van mijn baas. Speel met mij in de tuin. Of ga met mij op stap. Wat vind je niet leuk? Ken je mij niet? Raak me dan niet aan. Soms bijt ik. Wat eet je graag? Voer uit blik of een brok. Daar zit vlees en groen in. Op een bot bijt ik graag.
Mijn hond en ik gaan naar school. Ik leer mijn hond dat ik de baas ben. Zit. Lig. Poot. Blijf. Foei. Dat mag niet. Dat snapt hij al.
3
KIJKER 3
Les 8: Ik weet dat bijvoeglijke naamwoorden meer informatie geven over het zelfstandig naamwoord. Lesinhoud In deze taalwijsles maken de leerlingen kennis met bijvoeglijke naamwoorden. De les is hetzelfde voor alle leerlingen, in het werkboek is er niets aangepast.
Lesverloop Leerlingen met een Opstapwerkboek kunnen zonder problemen een duo vormen met leerlingen met een gewoon werkboek. Ook de klassikale verbetering kan probleemloos verlopen.
Extra oefenmateriaal Bij het leren van de trappen van vergelijking gaat het over meer dan weten dat als je bijvoorbeeld ‘van warm naar warmer’ wilt, dat je er ‘er’ aan toevoegt. Het gaat ook over weten dat ‘warmer’ wil zeggen dat het ‘meer warm is dan warm’. Dat geldt ook voor ‘warmst’. Met andere woorden, de afspraken ‘+er’ en ‘+st’ kunnen de leerlingen wel leren, maar ze moeten zich die trappen ook kunnen voorstellen, ervaren. Dat kan met de oefenkaarten die je vindt op de volgende pagina’s. De leerlingen krijgen telkens een afbeeldingenreeks en een woordenreeks. Laat hen de woorden koppelen aan de bijhorende afbeeldingen.
KIJKER 3 Les 8: Oefenkaarten
#
3
nat
natter
natst
hoog
hoger
hoogst
klein
kleiner
kleinst
warm
warmer
warmst
koud
kouder
koudst
KIJKER 3 Les 8: Oefenkaarten
#
3
dik
dikker
dikst
dun
dunner
dunst
oud
ouder
oudst
#
3
KIJKER 3 Les 8: Oefenkaarten
#
3
KIJKER 3 Les 8: Oefenkaarten
3
KIJKER 3
Les 9: Ik kan informatie opzoeken. Lesinhoud In deze les ligt de focus op begrijpend lezen. In de teksten in het Opstapwerkboek zijn langere zinnen opgesplitst en worden de moeilijkste woorden verklaard.
Lesverloop Het klassikaal bespreken van de oefeningen kan zonder problemen verlopen. De teksten en de vragen zijn hetzelfde in het Opstapwerkboek en het gewone werkboek. In de vorige lessen begrijpend lezen werkten de leerlingen in groep of in duo. Je kunt ervoor opteren om deze oefeningen individueel te laten oplossen. TIP Neem de minder sterke leerlingen apart en begeleid hen, of laat hen hier opnieuw in groep of duo werken.
3
KIJKER 3
Les 10: Ik kan een interview voorbereiden. Lesinhoud In deze les ligt de focus op schrijven. De les is hetzelfde voor alle leerlingen, in het werkboek is er niets aangepast.
Lesverloop Geef de snelle werkers de opdracht dat ze de mogelijke antwoorden op hun eigen vragen even noteren op een kladblad, laat hen daarna doordenken op eventuele extra vragen die ze daarbij kunnen stellen (anticiperen). Deze extra opdracht geeft de andere leerlingen wat meer tijd voor het voorbereiden van het interview. TIP Begeleid de taalzwakkere leerlingen bij het woordveld, geef hen enkele mogelijkheden waaruit ze kunnen kiezen (bv. woonplaats, naam, eten, lievelingsspeeltjes …). TIP Begeleid de taalzwakkere leerlingen door enkele vraagwoorden (wie, wat, waar) vooraan in de zin te schrijven, laat hen zelf de vraag afwerken. Motiveer om leestekens en hoofdletters te schrijven en voor het verzorgen van het handschrift.
3
KIJKER 3
Les 11: Ik kan een klasgenoot interviewen. Lesinhoud In deze les ligt de focus op spreken en luisteren. Deze les heeft geen oefeningen in het werkboek en is dus hetzelfde voor alle leerlingen.
Lesverloop De rol van de leerkracht hier is om rond te lopen en vooral die leerlingen die het moeilijk hebben om zich verbaal uit te drukken of om informatie over zichzelf te verschaffen te begeleiden. Dit kun je doen door hen te helpen met de vragen te stellen of door hen te helpen bij het formuleren van een correct antwoord. TIP Geef de verbaal minder sterke leerlingen de kans om de foto van hun huisdier/lievelingsdier bij zich te houden tijdens het interview.
3
KIJKER 3
Les 12: Ik weet wie of wat iets doet in een zin. Lesinhoud Deze les is hetzelfde voor alle leerlingen, in het werkboek is er niets aangepast.
Extra inleidend materiaal Het doel van deze taalwijsles is de leerlingen inzicht geven in zinsstructuren door hen het onderwerp te leren onderscheiden van de rest van de zin. De rest van de zin zegt dan iets over het onderwerp. Op de volgende pagina vind je oefenkaarten met eenvoudige zinsdelen. Laat de kinderen eerst elk onderwerp koppelen aan een mogelijke ‘rest van een zin’. Laat hen daarna zelf zinnen verzinnen bij de onderwerpen. De zinsdelen sluiten inhoudelijk aan op de teksten uit les 7. Ze kunnen eventueel ook worden gebruikt als hulpmiddel voor de schrijfopdracht van les 7.
Lesverloop Het klassikaal bespreken van de oefeningen kan zonder problemen verlopen, aangezien er in het werkboek niets is aangepast.
KIJKER 3 Les 12: Oefenkaarten
#
3
Mijn wol
is wit.
Ik
smul van gras en hooi.
Een stal
staat in mijn wei.
Ik
ben graag schoon.
Elke kip
heeft haar plaats in de groep.
Mijn baas
kamt het haar.
Ik
hou van mijn baas.
Mijn mama
is een merrie.
De poes
spitst haar oor.
Ik
jaag in de tuin op een muis.
Mijn vacht
is zacht.
Een vies hok
maakt een konijn ziek.
Mijn tong
hangt uit mijn muil.
Mijn hond en ik
gaan naar school.