DILEMMA STUDENTENBLAD VAN DE BLANDIJN/ GENT/ MAART 2015/ EDITIE 4
E S C A P I S M E V.U. JAN BOGAERT & MICHIEL VERPLANCKE
Zet je budget op de kaart! Maak kennis met de KBC-Prepaid Kaart: de betaalkaart waarop je eerst een som geld zet en waarmee je achteraf betaalt, wereldwijd ĂŠn online. Je budget staat op de kaart en je geeft niets meer uit dan je vooraf hebt gepland. Geen rode cijfers of verrassingen aan het einde van de maand. Handig als je een doorgewinterde webshopper of een reisliefhebber bent. Mogelijkheden genoeg! Wil je meer informatie? Surf naar www.kbc.be/prepaidkaart. Of kom eens langs in je KBC-bankkantoor.
KBC. Wij spreken uw taal.
KBC-Prepaid Kaart
2/ dilemma
www.kbc.be/prepaidkaart
de preses (s)preekt M
ijn schrijven is niet langer mijn oorlog, mijn spel niet langer mijn werkelijkheid. In werkelijkheid is het eigenlijk oorlog, bommen vallen en in het na-ijlen ervan gooit iedereen met woorden die nog harder inslaan. Gelukkig onthield ik uit de cursus Historische Kritiek dat E. A. Cohen mij gebiedt om niet te schrijven over waar ik niet bij was. Net zo onthield ik uit elk letterkundig vak ooit dat een fictieverhaal zijn eigen realiteit bezit, een wereld is binnen onze wereld. Je boekenkast is gevuld met kleine werelden. En is een andere realiteit betreden niet de essentie van ontsnappen? Zijn lezen en schrijven dan de ultieme ontsnapping? Terwijl de Blandijnse praktijkassistenten zich uit de naad werken om te ontsnappen, lees ik Brouwers’ nieuwste en bedenk ik me dat ik liever de realiteit van dat boek vermijd dan mijn eigen leven. Want hier gaat alles goed, ik wil niet naakt zijn en opnieuw beginnen. Of misschien ben ik gewoon een kalkoen die in de waan leeft een pauw te zijn. Maar ons toneel komt eraan en ik kan al niet wachten om op te gaan in een culturele waas van eigen bevruchting - jullie vast ook niet. Jans schrijven is mijn escapisme. Geldt de theorie over een inherent eigen realiteit ook voor muziek, vraag ik me af? Volgens Proust was een eigen realiteit kunnen creëren de belangrijkste eigenschap van een kunstenaar en de alwetende Herman Dirk van Dodeweerd - beter gekend als Armando - wist alleszins al dit; alles kan kunst zijn, ieders eigen perceptie ervan maakt het kunst of niet. Dan bepaal ik voor mezelf dat muziek kunst is en dus een eigen realiteit bevat. Karels muziek is mijn escapisme.
Ondertussen staat de foor al op het SintPietersplein. Tijd om in de boeken te duiken, brult mijn vader me in mijn oor wanneer ik op zondag, dag des Heren, om 13u nog in mijn bed lig. Klep toe, het jaarsysteem treedt, net als onze tweejarige master, pas volgend jaar in werking. En ik zal morgen mijn was wel doen. Met die actualiteit ook even aan- en door het slijk gehaald, kan ik me nu eindelijk uitspreken over dat Dilemma, geloof het of niet, over escapisme gaat. Ditmaal geen historische
feiten in je gezicht of diepgaande analyses van de gaming community, wel ontnuchterende ontrafeling van het zweven dat escapisme zou moeten zijn. Er valt niet te ontsnappen aan Dilemma. Eigenlijk is het oorlog, maar Dilemma is mijn escapisme. De preses preekt niet langer, want u bent dat waard. Joachim Schol
3/ dilemma
inhoud
3/inleiding De preses (s)preekt Inhoudstafel Scriptoriaal Colofon
3 4 5 5
6/focus Over drugs en escapisme Thoreau's terugkeer naar de natuur Ontsnappen aan de maatschappij
7 10 12
14/onderwijs Praktijkassistenten onder het mes
14
18/interview
2025, A Space Odyssey: Brad Moore
18
22/erasmici Help! De Erasmus Red Tape
22
24/filologica Vrij tot zeer mal Portugal
24
26/culturama Literatuurlijk Slaughterhouse 5 27 De Sehnsucht van Kerouac 28 Een literatuuropvatting 30 Taalkunde Het markante relaas van 't Leedbeirgs 32 Me hoa vluchtne 35 Noise Apologie voor de popmuziek 36 Escapisme in stonerrock 39 Geluidslandschappen om in te verdwalen 41 Miltzucht 43 Cinematique Fight Club 45 Back To The Future 47 BĂźhne Sinaasappelhuid: interview 48 Recensie: Donkere Kamers 53
54/extra Satire: Schamper 54 Opinie: materialisme 55 Vibeology: het exotisch paradijs 56
4/ dilemma
scriptoriaal
colofon /V.U. Jan Bogaert en Michiel Verplancke, scriptoren Filologica, Blandijnberg 2, 9000 Gent /Hoofdredactie Jan Bogaert Michiel Verplancke /Vormgeving Laurens DeBlock /Correctoren Madelon Bakx Jan Bogaert Laurens DeBlock Tina Hottinger Matthias Van de Velde Michiel Verplancke
Gegroet daar, “Zweef nu maar zacht met de wind mee. Zweef naar een tiende planeet,” zingt Geert van Buurman, zingen wij als een mantra in uw ontvankelijke oorschelpen (luister goed en hoor de zee). Ja hoor, deze goeroe-shit vult onze vierde Dilemma. Onze voltallige redactie keerde zichzelf en hun onderzoeksveld binnenstebuiten om u te voorzien in een verantwoord en onverantwoord escapisme. In onze drievoudige focus leggen we een nuchtere (get it?) blik op drugsgebruik voor, gaan we op zijn transcendentalistisch kamperen in het bos en bouwen we helemaal insane in the brain een micronatie op vanuit het niets. Vrouwen zijn van Venus en Brad Moore is van Mars, en nu ook een beetje van Dilemma. We interviewden de man die ruimtevaartgeschiedenis kan schrijven. De praktijkassistenten lopen niet weg van hun problemen, maar pakken ze daarentegen keihard aan. Een uitgebreid artikel vinden jullie bij – gek, gek, gek – Onderwijs. Scriptor Jan en regisseur Daan doen in Bühne dan weer hun verhaal van Sinaasappelhuid uit de (toneel)doeken. Litera(na)tuurlijk kunnen we de Beats niet over het hoofd zien in deze escapistische editie. Net zo min valt er te ontsnappen aan Prof. emeritus Johan Taeldeman en diens taalkundig relaas van ’t Leedbeirgs. Deze Dilemma maakt heel wat Noise maar het opvallendste is misschien de apologie voor de verguisde popmuziek. We verwelkomen Marty McFly die weer helemaal Back To The Future is in onze cinématique en dalen af in de ‘Donkere Kamers’ die het museum dr. Guislain en onze Bühne te bieden heeft. Ten slotte smijten we er nog wat extraatjes tegen aan. We doen een beetje schamper over Schamper (sorry boys) en opiniëren over de zelfdruk van onze generatie. Leg je papermateriaal aan de kant, schakel je smartphone uit en zeg tegen je moeder dat ze je met rust laat. Het is tijd om je even helemaal te verliezen in Dilemma. You can run, but can you escape? Gegroet hier, Jan de man en Michiel de escafiel (dat is geen woord)
/Redactie Jan Bogaert Tobias Cobbaert Fien Coenen Bruce Defoor Lennert De Backer Laurens DeBlock Lucas De Corte Guinevere De Raymaeker Florian Deroo Ben De Smet Marcel Fransaert Ice Art Breeder Molly Sam Ooghe Joachim Schol Berten Schreurs Zoë Sierens Quentin Soenens Louis Van Keymeulen Katarin Van Orshaegen Laurien Vereecken Michiel Verplancke /Oprechte dankbetuiging aan Freek Adriaens John Bogaert Daan Borloo Brad Moore Johan Taeldeman Susan Verhulst De vaagheid van de term ‘escapisme’ /Oprechte middelvinger aan De donkere, stinkende wereld die af en toe het ontsnappen waard is
5/ dilemma
focus
focus
Is the Grass Greener and the Light Brighter? Over drugs en escapisme Ontsnappen in de geest Drugs is een vorm van escapisme in die zin dat het een hulpmiddel kan zijn bij het ontvluchten van de dagelijkse werkelijkheid, maar het kan eveneens het pad naar iets anders blootleggen… Daar waar drugs je enerzijds kan helpen de ene werkelijkheid te ontvluchten en te vergeten, brengt het je tegelijkertijd - en vooral naar een andere werkelijkheid: die van je eigen geest. Al gehoord van ‘psychonautisme’? Psychonautisme is een levensvisie en -houding waarbij je je op de werkelijkheid binnenin de psyche focust en het ‘reizen in je eigen geest’ centraal staat. Het is de bewuste keuze om je eigen geest tot in alle domeinen en uithoeken te ontdekken en een aanzienlijk deel van je tijd te spenderen aan dat verkennen en cultiveren van de psyche. Je stelt je als individu bewust open voor alle gedachtekronkels, perspectieven, gemoedstoestanden die je maar kunt ervaren; of die nu mooi of beangstigend zijn, extatisch of melancholisch… Zaken die je verwarren of bang maken, verborgen verlangens of twijfels, enz. komen allemaal bloot te liggen. Je leert jezelf kennen tot in de diepste, duistere hoekjes, maar ook tot in de ‘hoogste’, meest verrassende en aangename hoekjes van jezelf. Hierbij laat je je leiden door zowel je bewustzijn als je onderbewustzijn - los van tijd, persoonlijkheid, anderen - en openstaand voor het pure ‘zijn’ van de geest en een soort kosmisch bewustzijn. Zo ontdek
je manieren van kijken naar de wereld en verwerf je inzichten die je soms droeviger, soms gelukkiger, maar bijna altijd wijzer maken op vlak van zelfkennis en op vlak van de betekenis van geluk. Drugs kan hierbij een belangrijk instrument vormen, maar psychonautisme hoeft niet per se onder invloed van drugs beoefend te worden. Voor het exploreren van de geest kan drugs echter wel een handig hulpmiddel zijn, zie het als een wegwijzer die het pad naar je onderbewustzijn of naar andere perspectieven of inzichten zichtbaar maakt. Deze weg is namelijk sowieso aanwezig in jezelf maar soms kan je die niet meteen zien en drugs legt die dan bloot en functioneert dan als ondersteuning van een bewuste - én goed voorbereide - keuze om je gemoedstoestand bewust en intens te beleven en je geest te verrijken. De alternatieve benaming voor
"Het was een magisch moment. Ik voelde me weer een klein kind op een zomerse dag, met een puur perspectief op de wereld"
drugs als ‘geestverruimend middel’ komt hier dus ten volle tot zijn recht. Vrije keuze? Is het noodzakelijk om als mens zo’n levenshouding aan te nemen waarbij je, met of zonder drugs, de tijd neemt om stil te staan bij al die uithoeken en mogelijkheden van de menselijke psyche? Ik geloof dat je daar als individu volledig vrij in bent. Een andere en misschien wel belangrijkere vraag is of de samenleving, die een belangrijk deel van onze dagelijkse werkelijkheid voor ons beslist en vormt, ons er vrij in laat er al dan niet ervoor te kiezen de geest op dergelijke manieren te ontdekken. Mijn antwoord hierop neigt naar ‘absoluut niet’. In de bredere perceptie van de samenleving wordt het gebruik van drugs over het algemeen op zeer repressieve, duale of angstige wijze benaderd waarbij weinig informatie of nuances aangeboden worden. Daarbovenop lijkt in onze samenleving een bewuste omgang met de psyche, in relatie met zowel onszelf als met anderen, of het werken aan een optimale conditie van de menselijke geest zoals we dat met ons intellect en ons lichaam doen, niet of weinig in acht genomen te worden. Anderzijds wordt er niet onzuinig omgesprongen met de consummatie van sociaal aanvaarde drugssoorten: drugs wordt volop voorgeschreven, ook aan minderjarigen, in de vorm van medicatie, waarvan vele soorten eveneens je geestes- of ge-
7/ dilemma
focus
moedstoestand wijzigen. In zo’n samenleving die vanuit dat opzicht collectief aan de drugs zit (en waarin het wemelt van nog honderden andere vormen van escapisme die niets met drugs te maken hebben), kan het heel interessant zijn om voor jezelf wél een genuanceerde en bewuste kijk op drugs te vormen, ondanks die extreem duale visie die de samenleving er meestal op nahoudt. Zelf-verantwoordende omgang met drugs Een van de belangrijkste factoren van een bewuste psychonautische levenshouding is op een verantwoorde manier omgaan met drugs, en die verantwoording moet er vooral tegenover jezelf zijn, juist omdat je bezig bent met je eigen geest en omdat je die blootstelt aan buitengewone perspectieven. Bij psychonautisme heeft drugs dus niets te maken met exces, verslaving of decadentie, maar met het gebruik van drugs als instrument voor de beleving van een andere geestestoestand. Drugs wordt dus zeker niet ingezet om te ontsnappen aan je ‘nuchtere gemoedstoestand’, omdat die je niet aanstaat of omdat je pijn hebt bijvoorbeeld. Het is niet de bedoeling dat het nemen van drugs ervoor zorgt dat je je nuchtere gemoedstoestand onbevredigend gaat vinden, maar juist dat je je nuchtere toestand meer gaat appreciëren en intensiever gaat beleven, juist omdat je ook andere geestestoestanden ervaren hebt. Door de wereld te bekijken onder invloed van extreme zintuigelijke perspectieven, word je je bewuster van hoe je de wereld bekijkt wanneer je nuchter bent en haal je er daardoor ook nuchter een bredere beleving uit. Wanneer je jezelf in een moeilijke periode bevindt (van geestelijk of fysieke pijn) of wanneer je met bepaalde verwarrende gevoelens zit, beslist om drugs te nemen (en dat niet louter doet om de pijn te kunnen negeren), kunnen geestverruimende middelen je soms zelfs helpen om die pijn of die verwarrende gevoelens beter te begrijpen of te aanvaarden, ze vanuit een ander perspectief te leren bekijken en er misschien zelfs een oplossing voor te vinden. Dat is dan een oplossing die vanuit jezelf komt en dus extra bevredigend zal zijn op lange termijn.
8/ dilemma
MDMA onder de microscoop Anderzijds is het evenmin de bedoeling dat je gemoedstoestand onder invloed van drugs gepercipieerd wordt als het beste gevoel dat je kunt ervaren en sowieso te prefereren valt boven een nuchtere toestand. Het gaat namelijk helemaal niet om het creëren van een hiërarchie in gemoedstoestanden, maar wel om het intensief ontdekken en ervaren van alle duizenden mogelijke gemoedstoestanden en perspectieven die je als mens kunt beleven - vaak kan het openen van slechts een heel klein luikje in je geest al een hele wereld van nieuwe inzichten en perspectieven voor je blootleggen. Escapisme? Drugs is een vorm van escapisme, maar dan vooral om te ontsnappen aan de beperkingen van een onvrije, doelgerichte samenleving waarin er vaak geen ruimte is voor al te extreme aspecten van het individu noch voor het vrijmaken van tijd voor een bedachtzame, trage en duurzame omgang met ervaringen en met de psyche. Het is een romantische visie op escapisme die deel uitmaakt van een bewuste levenshouding en de keuze om minder participatie op jezelf te nemen in die onvrije samenleving, juist om op die manier meer te kunnen ontdekken in jezelf; minder verantwoordelijkheid in de samenleving maar juist meer verantwoordelijkheid
tegenover jezelf. Het geeft tijd om zaken niet alleen rationeel te begrijpen maar ze ook echt gewaar te worden, ze te voelen. In deze wereld van duizenden impulsen geeft psychonautisme een pure leidraad, eentje waarvan ik weet dat ze echt is omdat ze uit mezelf komt. Dat hoeft niet onder invloed van drugs te zijn, maar als ik er zin in heb, kan ik een drug gebruiken om een nieuw luik te openen of een nieuw pad in mijn geest te ontdekken. Het gaat dus niet om op zoek gaan naar ‘groener gras’ of ‘helderder licht’, maar eerder om alle schakeringen van groen en alle nuances van het licht te leren kennen. Ice Art Breeder Eyes Wide Open Ter vervollediging van dit artikel geven we jullie nog graag een persoonlijke getuigenis die aansluit bij het omkaderende idee van een verantwoordelijke omgang met drugs en de levensvisies die daaraan gekoppeld worden. Mijn allereerste ervaring met drugs vond een aantal jaren terug plaats vlak na de examens op een mooie zomerdag aan de Blaarmeersen. Die eerste keer was allesbehalve een spur-of-the-momentbeslissing. Ik speelde al twee jaar met het idee om geestverruimende middelen uit te probe-
focus
ren en ik voelde me er toen volledig klaar voor. Halverwege mijn studies aan de universiteit was ik - wat men noemt - jong en (relatief) onbezonnen en klaar voor de volgende rollercoaster die het leven mij te bieden had. Ik heb het geluk om deel uit te maken van een zeer vrijdenkende vriendengroep vol mensen die zeer open-minded zijn. Mijn medeschrijfster van dit artikel was één van die vrienden en een persoon die hier al veel meer ervaring mee had dan ikzelf. Zij had zowat de taak op zich genomen om onze spirit guide te zijn doorheen deze ervaring. Op voorhand had zij ons al ingelicht over wat er ging gebeuren, wat we konden verwachten, wat we moesten meenemen etc. Ze vertelde ons onder andere dat we allemaal een grote fles water moesten meenemen omdat één van de neveneffecten van MDMA (de drugs die we gingen nemen) nu eenmaal is dat je lichaamstemperatuur stijgt, waardoor je kans loopt op dehydratatie wanneer je niet voldoende drinkt. Ze vertelde ons over haar vorige ervaringen, wat zij allemaal had beleefd en welke zaken ze fijn vond maar ook welke
"In deze wereld van duizenden impulsen geeft psychonautisme een pure leidraad, eentje waarvan ik weet dat ze echt is omdat ze uit mezelf komt" zaken er moeilijk zijn aan drugs nemen. Een voorbeeld hiervan is het feit dat je van MDMA als het ware opstijgt en dus heel gelukkig wordt, het is niet voor niets een happy drug. MDMA zorgt er eigenlijk voor dat de wereld die je kent net dat ietsje mooier wordt dan ze al is. Het nadeel hiervan is dat wanneer je trip is uitgewerkt, je natuurlijk terug naar beneden gaat en terugkeert naar de ‘gewone wereld’. Zij vertelde ons dat ze het hier de eerste keer
een magisch moment. Een ander moment dat me altijd zal bijblijven was wanneer ik hand in hand met één van mijn beste vrienden de heuvel afliep. Ik voelde me toen echt weer even een klein kind dat op een zomerse dag, met een puur perspectief op de wereld, hand in hand een berg kon aflopen zonder daar twee keer over na te denken.
wel redelijk moeilijk mee had en dat we er voorbereid op moesten zijn dat we ons misschien even slecht ging voelen wanneer het was uitgewerkt maar dat dit gevoel daarna ook weer weggaat wanneer je geest opnieuw gewend raakt aan de nuchtere gemoedstoestand van je lichaam. Ik heb mij de weken voordien, tijdens en zelfs daarna altijd heel geborgen gevoeld door haar steun. Er was geen enkel moment waarop ik dacht dat er iets ging mislopen, dat ik iets ‘doms’ aan het doen was of dat ik te weinig informatie had gekregen. Voor mij was dit een enorme meerwaarde en ik heb zelfs het gevoel dat ik er meer heb kunnen uithalen doordat we het op zo’n doordachte manier hebben aangepakt. Ik wist wat er ging gebeuren maar ik wist ook dat ik nooit alles ging weten. Het was een houvast maar tegelijkertijd was het een manier om nog meer open te staan voor nieuwe inzichten. Het is een ongelooflijk persoonlijke ervaring en ze is dus voor iedereen anders maar voor mij was het een meerwaarde dat ik mijn ervaring heb kunnen delen met mensen die me heel nauw aan het hart liggen. Zo was er het moment waarop we Den Toren ontdekten aan de Blaarmeersen. Twee personen van onze groep hadden deze ontdekking gedaan en zijn dan terug naar beneden gelopen om ons te komen halen om mee te genieten van deze ‘miraculeuze ontdekking’ waarna we er natuurlijk allemaal mee op uit getrokken zijn. Ik denk dat ik me nog nooit zo verbonden heb gevoeld met mijn vrienden als op dat moment bovenop Den Toren. Iedereen was volledig relaxed en was volledig met zowel zijn eigen ervaring als met de ervaring van de anderen bezig; het was echt wel
Ik heb het gevoel dat ik enorm veel heb geleerd door deze ervaring. De goede voorbereiding en de veilige omgeving hebben ervoor gezorgd dat er voor mij een nieuwe wereld is opengegaan. Ik ben nog altijd heel erg fan van de alledaagse wereld met al zijn prachtige en minder prachtige momenten en ik heb niet het gevoel dat ik hier nu minder van kan genieten omdat ik weet wat er nog is daarbuiten. Meer zelfs, ik zou zelfs durven zeggen dat die ervaring ervoor gezorgd heeft dat ik nu nog meer geniet van het gewone leven. Wanneer ik op mijn gemak in het zonnetje lig en een goed boek lig te lezen, durf ik nog wel eens terug dromen naar die dag en alle emoties die er toen door me heen gingen en dan kan ik dat gevoel bijna helemaal weer oproepen zodat ik er voor de zoveelste keer weer met volle teugen van kan genieten. Is drugs gebruiken een manier van escapisme voor mij? Ik veronderstel dat het tot op een bepaald niveau wel een vorm van escapisme is; het is wegvluchten naar een andere wereld, het is het gevoel hebben dat er op de een of andere manier meer is. Het is anderzijds allesbehalve een manier om weg te vluchten van mijn problemen of teleurstellingen in het leven. Integendeel, ik zie het als een verrijking waarvoor ik actief gekozen heb. Het zijn ervaringen die ik toevoeg aan mijn leven. Ik heb drugs niet nodig om te overleven of om gelukkig te zijn maar ze hebben me op een bepaalde manier wel gemaakt tot de persoon die ik nu ben omdat ik geloof dat je bestaat uit het summum van al je ervaringen. Mijn experimenten met drugs zijn een deel van al mijn levenservaringen waar ik nu en later nog veel over ga nadenken en ik ben al benieuwd naar alle nieuwe inzichten die me nog te wachten staan. Molly
9/ dilemma
focus
Happiness Is Only Real When Not Shared Thoreau's eenzame terugkeer naar de natuur
I
n 1854 schreef Henry David Thoreau Walden; or Life in the Woods (in die tijd had een boek nog twee titels). In het boek vertelt hij over de periode waarin hij twee jaar, twee maanden en twee dagen alleen in het bos nabij zijn geboortedorp is gaan wonen, om aan soul searching te doen, zeg maar. Het is niet echt een verhaal in de strikte betekenis van het woord, het is eerder een verzameling van twaalf essays over maatschappelijke thema’s. Het is zo’n boek dat je ‘gelezen moét hebben’ omwille van haar boodschap die ‘nu actueler is dan ooit’ en haar ‘tijdloze schrijfstijl’... Om eerlijk te zijn is het zeker geen boek dat makkelijk te verteren is. Maar zoals wel vaker het geval is met clichés zit er ook deze keer wel wat waarheid in. Hoe vaak legt u uw smartphone, tablet, laptop, smart watch, mp3-speler of Google glasses weg om even te kijken en luisteren naar de simpele dingen rondom u? En wees eerlijk: heeft u er zelf nooit aan gedacht hoe het zou zijn om alleen in de natuur te wonen? Zet dus even uw vooringenomenheid opzij en ik zal mijn best doen het cliché eer aan te doen. Het geboortedorp in kwestie is het stadje Concord, Massachusetts, en de setting bestaat dus uit de glooiende weiden, de kabbelende beekjes en de uitgestrekte bossen van New England (wie zou daar niet voor een paar jaar in de natuur willen gaan zitten?) De context van het verhaal is Noordoost-Amerika in de jaren 1840-1850. De industriële revolutie is in volle bloei en een grote stroom van werkkrachten komt uit Europa om in de nieuwe fabrieken te komen werken: het spoornetwerk wordt uitgebreid en steden schieten als paddenstoelen uit de grond. De spanningen rond slavernij - iets dat in het Noorden aan het uitsterven is maar in het Zuiden nog steeds de normale gang van zaken - laaien steeds hoger op, met de intrede van wetten als de Fugitive Slave Act. Dit alles zal
10/ dilemma
te starten. Bekende gezichten waren Walt Whitman (die kerel die zijn bundel zeven maal uitbracht), Margaret Fuller (die een van de eerste feministische manifesten schreef) en natuurlijk Thoreau zelf. Emerson was het hoofd van deze beweging. “Most of the luxuries and many of the socalled comforts of life are not only not indispensable, but positive hindrances to the elevation of mankind” - Henry David Thoreau
in 1861 uiteindelijk leiden tot de Amerikaanse Burgeroorlog. In deze context moeten we Walden verstaan: het is de filosofie van een man die het hectische economische en sociale klimaat probeert te ontvluchten. Thoreau zelf was een goed opgeleide schrijver, timmerman en leraar die uit een arbeidersgezin kwam. Na zijn studies kwam hij in aanraking met Ralph Waldo Emerson (yes, we found Waldo) op wiens land Thoreau de komende twee jaar zou doorbrengen. Hij leidde hem in in het Transcendentalisme, een filosofie die Emerson zelf sinds enkele jaren eerder aan het ontwikkelen was en die we kunnen plaatsen in de Amerikaanse romantiek. Het Transcendentalisme is een heel individualistische stroming: het streefde vooral de ontplooiing en de totale vrijheid van het individu na. Hieruit volgt dat het allemaal hevige abolitionisten waren. Het was een filosofische pseudo-religieuze visie die probeerde wat spiritualiteit te brengen in de Amerikaanse samenleving (zie romantiek), de natuur als heilig verklaarde (opnieuw: zie romantiek) en gelijk ook even een echte Amerikaanse stroming op
Belangrijk in de traditie van de transcendentalisten en Thoreau is het idee dat de maatschappij alleen maar het individu beknot. Ze waren ervan overtuigd dat elk persoon bij zijn geboorte een goed mens is en dat het de maatschappij is die mensen slecht maakt. Dat wil zeggen, iedereen weet intuïtief wat het goede is, maar we doen het niet altijd omdat we het anders geleerd hebben. Thoreau vertelt heel concreet hoe dat gebeurt. Het eerste wat Thoreau zich afvraagt is “wat heeft een mens nodig om te leven?”. Na wat filosofische introspectie concludeert hij dat alles in functie staat van wat hij vital heat of (vrij vertaald) lichaamswarmte noemt; we hebben dus ten eerste eten nodig, om onze lichamelijke motor op gang te houden. Ten tweede hebben we kleren nodig, omdat we zonder kleren niet kunnen overleven in lage temperaturen en ten slotte de nood aan onderdak omdat diezelfde kleren als ze nat zijn een enigszins averechts effect hebben. We kunnen met enige zekerheid zeggen dat de meeste mensen dit niet voldoende vinden om gelukkig te zijn. Zelf geeft Thoreau het contemporaine voorbeeld van de telegraaf die aangelegd werd tussen Texas en Maine, terwijl die mensen elkaar toch niets interessants te vertellen hadden (wanneer heeft u Facebook voor het
focus
laatst oprecht nuttig gebruikt?) Maar met die nieuwe snufjes heeft hij niet eens zo’n groot probleem, behalve dat ze ervoor zorgen dat niemand het nog kan veroorloven gelukkig te zijn. Het probleem is dat de maatschappij onze visie op goed eten, goede kleren en degelijk onderdak veranderd heeft. Hoe dan precies? Om te beginnen: eten. Eten doen we niet meer door het voedsel uit te trekken/te plukken/dood te maken en dan meteen op te eten. Eten moet klaargemaakt worden, goed gekruid zijn en we willen ook niet altijd hetzelfde eten. Met kleren hetzelfde: een goede broek is niet langer uitsluitend een warme of stevige broek, het is er één die de mode volgt, niet te vuil is en goed zit. Verder mogen er geen gaten in of lappen op die broek hangen, want dat is niet fatsoenlijk. En onze huizen, daar is hij best fan van, maar ze zijn te uitgebreid, en dus te duur. Ter illustratie: hij bouwde zijn hutje (van 3x5 meter) voor in totaal 28 dollar (dat komt overeen met ongeveer 860 dollar bij ons). Voor een huis dat al af was betaalde je toen zo’n 8000 dollar zegt Thoreau (wat vandaag neerkomt op 245.000 dollar). Daarom heeft bijna geen enkel gezin haar eigen huis en zijn die dus ook niet vrij om te doen wat ze willen, want ze moeten hun huur kunnen betalen, en dus moeten ze werken. En dat werken, daar vindt Thoreau maar
niks aan. Hij schrijft dat hij met zes weken werken genoeg geld verdient om een jaar lang te kunnen overleven. Toegegeven, excessief leefde hij niet: een dieet van granen, maïs, aardappelen en kolen met de occasional pork chop. Maar dat was ook een beetje het punt, natuurlijk. Wat doe je dan de rest van het jaar? Daar heeft hij ook een aantal essays aan gewijd. Om te beginnen: lezen, véél lezen. En als je dan leest, zo zegt hij, laat het dan Griekse en Latijnse literatuur zijn, omdat die het meest verheven is. Verder had hij een voorliefde voor lange wandelingen en roeitochten in zijn boot. In het hoofdstuk Sounds zegt hij ook nog een voorliefde ontdekt te hebben voor de geluiden van het bos en dat hij urenlang ge-
woon kon zitten luisteren, handig ook wel als je de hele dag niets te doen hebt. En tegen eenzaamheid is “the only medicine he needs a draught of fresh morning air”. Maar het scepticisme even achterwege gelaten, waarvoor Thoreau eigenlijk de natuur introk was zoals ik al eerder zei enerzijds een manier voor hem om objectief over de maatschappij na te denken door er afstand van te nemen, maar anderzijds ook een spirituele zoektocht. De transcendentalisten waren ervan overtuigd dat de “taal van de natuur” de innerlijke taal is van elke mens, de intuïtieve taal, zeg maar. Hij nam heel veel tijd om na te denken over de vraag: “mens zijn, wat is dat nu eigenlijk?” Hijzelf zegt dat hij hierop een antwoord gevonden heeft (gelukkig maar) en dus na de hele ervaring een beter mens is geworden met meer inzicht in de wereld. En al was hij de eerste hippie die Amerika ooit gekend heeft, hij is tegelijk een intellectueel die later veel grote mensen zou beïnvloeden, waaronder Marthin Luther King jr. en Ghandi. Thoreau stierf op 44-jarige leeftijd aan tuberculose, naar verluidt met een glimlach op zijn gezicht. Zou hij dan toch daar in de natuur het geheim van spirituele rust hebben ontdekt?
Berten Schreurs
advertentie
11/ dilemma
focus
Ontsnappen aan de maatschappij in de vrij tot zeer letterlijke zin Of je het nu hebt over de polygame hippiecommune waar de doordeweekse Dilemmalezer in is opgegroeid, het Into The Wild-relaas van Chris McCandless, of het fenomeen van ministaten of ‘micronations’, ontsnappen aan de maatschappij is een alomtegenwoordig thema. Aangezien deze Dilemma de nadruk legt op escapisme, zal dit artikel bekijken wat voor soorten pogingen er zijn ondernomen om te ontsnappen aan de corruptheid van deze verdorven, seksverslaafde samenleving. Tenslotte bestaat er geen letterlijkere vorm escapisme dan letterlijk te willen, euhm, escaperen, aja. Aan de hand van verschillende voorbeelden zal ik zoiets als een vier geboden of principes opstellen die jou kunnen helpen de nieuwe Chris McCandless te worden. Zonder dood te gaan weliswaar.
O
p een forum genaamd ‘grasscity’ was er een (ongetwijfeld niet-stonede) knul die vroeg hoe hij kon ontsnappen aan de maatschappij. De meeste van deze heldere forumgangers antwoordden dat dat niet nodig is en je uiteindelijk zelf je morele waarden en principes samenstelt, je moet proberen een zo goed mogelijk leven te leiden. “life is what you make it, man.” - NFloyd2357. Natuurlijk zijn er die enkelingen onder ons die daarmee geen genoegen nemen en de drastische beslissing maken om zich te isoleren en te leven volgens hun eigen regels. Eén van die voorbeelden is Chris McCandless. Door een vreemde en gesloten thuissituatie droomde hij van een leven als ‘tramp’ of een soort illegale treinreiziger/zwerver die onder andere op vrachttreinen springt naar het onbekende. De film Into The Wild is een licht geromantiseerde, maar toch respectvolle weergave van die jonge would be kluizenaar op zoek naar vrijheid in Alaska. Zo’n door wanderlust bezeten reiziger die wil ontsnappen aan de maatschappij is geen unicum. Er zijn genoeg voorbeelden van zulke minder sociale mensen op de wereld die deze keuze maken. Maar zoals Obi-Wan Kenobi je wel kan vertellen is dat een eenzame levensstijl die niet iedereen gegeven is. Je afzonderen van alle menselijk contact en de daarbij horende faciliteiten zoals ziekenhuizen, doen de meesten dan ook enkel uit extreem idealisme of religieuze overwegingen. Fotograaf Danila Tka-
12/ dilemma
chenko heeft bijvoorbeeld enkele kluizenaars in Oekraïne en Rusland opgezocht om hen te filmen en vragen te stellen. De meeste van hen kiezen voor rust en vrede in de uitgestrekte bossen, een soort van afhankelijkheid van de natuur nemen ze er dan bij, want je moet volledig alleen zorgen voor je eigen voeding, huisvesting en hygiëne. Natuurlijk zijn er ook alternatieven van grote groepen mensen die deze samenleving achter zich willen laten. Tijdens de jaren ‘60 en ’70 viel de wereld ten prooi aan de oliecrisis, de opkomst van de hippiecultuur, de Vietnamoorlog en vooral het falen van het voorafgaande optimisme. Hippies en andere al dan niet zweverige wezens besloten plots dat ze er genoeg van hadden en zochten naar meer vrijheid. Enter: communes. Een commune is een (wel of niet gesloten) groep mensen die zich ergens ver weg afzondert om een zelfvoorzienende (en vaak ecologische) levensstijl aan te nemen. Als je voor je eigen eten en voorzieningen kan zorgen, bezit je natuurlijk veel meer onafhankelijkheid en kan je meer beslissen waar je je vestigt en belangrijker: welke regels je volgt. Eén voorbeeld van zo’n commune is Slab City. Slab City is een stuk land in de Colorado-woestijn van Californië waar verschillende armen, oude hippies en mensen op zoek naar een life off the grid verzamelen met hun trailers. Het is een beetje een erbarmelijke plaats, maar wel een mooi
voorbeeld van hoe mensen hun plan trekken zonder nutsvoorzieningen zoals elektriciteit en water. Vergeet ook niet dat het in de woestijn ligt en vele van de bewoners er vertrekken tijdens de zomer, zij die blijven moeten zeer hoge temperaturen doorstaan zonder permanent stromend water. Take that, Fransiscus van Assisi. Een compleet ander, en meer doordacht, initiatief is The Farm. Stephen Gaskin en zijn 420 (volgens Wikipedia toch, de auteur van dit artikel is een beetje sceptisch) apostelen vertrokken met een karavaan van trailers en andere woningen op wielen richting een nieuw, ecologischer bestaan. Ze kochten grond en stichten er een hippiecommune die verbazend goed uitgewerkt is, want de commune bestaat vandaag nog steeds. Aanvankelijk leefden ze op communistische wijze, maar dit mislukte en nu zijn ze allemaal zelf verantwoordelijk voor hun eigen inkomsten. Vandaag is The Farm een thuis voor vele mensen die geloven in een meer ecologische, politiek correcte en spirituele manier van leven. Ze geloven in een harmonische samenwerking met de natuur en hebben verschillende educatieve centra die onder andere duurzame energiebronnen en een levenswijze in harmonie met de natuur promootten. Daarnaast is The Farm ook geen onfeilbare commune, want door hun geloofsovertuigingen hebben ze zichzelf een beetje in de zak gezet met een babyboom die ze niet konden onderhouden en ook hun systeem van group marriages
focus
migen hetzelfde als gek zijn, maar elke poging om te ontsnappen aan de maatschappij (naast de complete mafketels) komt vanuit het idee dat het beter kan en dat het noodzakelijk is. Zowel The Farm als bepaalde micronaties en het Comac zijn ervan overtuigd dat de huidige samenleving serieus kan verbeteren. Eraan ontsnappen is nog een stap verder.
Slab City doet velen de wenkbrauwen fronsen. Een laatste manier om weg te lopen van mama en papa omdat je te weinig zakgeld krijgt en kalm wil masturberen, euhm, ik bedoel tot rust komen, is het stichten van een micronation. “an entity, typically existing only on the internet or within the private property of its members, that lays claim to sovereign status as an independent nation, but which is unrecognized by real nations” Aldus mijn goede vriend Barry Dictionary. Een micronation is vaak een uit de hand gelopen grap, maar vele initiatieven zijn toch iets serieuzer, want met het stichten van zo’n micronation wil men meestal een soort probleem of geschil naar voor brengen. The Gay and Lesbian Kingdom of the Coral Sea Islands is bijvoorbeeld een ‘koninkrijk’ gesticht door holebi-activisten om de slechte behandeling van homoseksuelen aan te kaarten. Andere micronaties zijn gesticht door megalomane gekkerds die zichzelf zien als een monarch. Paul Baron Neuman stichtte het koninkrijk Aeterna Lucina in 1970 en koos zichzelf als ‘supreme lord’ omdat hij dacht dat een Afghaanse koning hem die titel had gegeven. Zot logisch. Je moet een micronatie vooral zien als een manier om te ontsnappen aan de maatschappij omdat de bewoners wegens politieke geschillen weg willen van overheidscontrole. Dat is escapisme in de
vrij letterlijke zin dus. Natuurlijk ziet geen enkele overheid graag inkomsten door de ruit vliegen, zeker niet van mensen die geld genoeg hebben om hun eigen grondgebied te gebruiken als micronatie. Het statuut van deze mini-naties is dan ook zelden niet controversieel. Dit brengt ons bij het eerste gebod/ principe: 1. Je moet een beetje coo coo in the head zijn om te willen ontsnappen aan de samenleving. En dat is niet per se slecht. Je moet gewoon niet enkel weg willen van de maatschappij, maar het ook gewoon doen terwijl je met twee middelvingers in de lucht en je broek op je knieën zegt tegen al je geliefden zegt dat je het beu bent. Coo coo. In. The. Head.
4. Vaardigheden en knowhow. Van kennis over politiek voor het oprichten van een eigen natie tot overlevingsvaardigheden in de Siberische bossen, de doorsnee blandino/blandina kan op dit moment niet overleven zonder de nodige faciliteiten. Geïsoleerd leven van alle nutsvoorzieningen wil niet alleen zeggen dat je voor je eten moet kunnen zorgen, maar ook je eigen wonden kan aanpakken indien dat nodig zou zijn. Kennis van jagen, plantenkunde en medische ingrepen is noodzakelijk. Voor micronaties beschik je best over een goede advocaat. Ziezo, nu je weet hoe moeilijk het is om te ontsnappen aan de maatschappij, stel ik voor dat je bij ons blijft en Dilemma zoveel mogelijk leest. Mocht je toch weg willen omdat je teveel bloot op televisie ziet of naar een polygaam huwelijk verlangt, een microstaat stichten lijkt niet zo moeilijk. En anders mag je gerust in Marcellonië komen wonen als ik eindelijk genoeg gespaard heb om grond te kopen in Stuivekenskerke. Marcel Fransaert
2. Geld! Ja, geld (of grond). Alhoewel het zeer onwaarschijnlijk lijkt omdat je net wil ontsnappen aan de maatschappij, moet je voor het stichten van een commune of micronatie toch over grond beschikken. Als kluizenaar heb je dan weer best wat survival equipment nodig. Enkel de die hard overlevingsexpert zal erin slagen om zonder deftig materiaal te overleven in de wildernis, de gemiddelde Dilemmalezer zal daar iets meer moeite mee hebben. De broodjes in de cafetaria groeien, in tegenstelling tot de geruchten, niet aan speciale bomen in de jungle. 3. Idealisme. Misschien is dat voor som-
13/ dilemma
onderwijs
Praktijkassistenten onder het mes
©Frederik Sardones
Het is geen geheim dat de UGent gebukt gaat onder de besparingen en stevig de broeksriem moet aanhalen. Toch hoorden we nog niets over het praktijkassistentendebat, een probleem dat vooral huist binnen onze faculteit. De toekomst van 134 mensen en de kwaliteit van het aangeboden onderwijs ligt namelijk in de balans. Dilemma luisterde naar Freek Adriaens en Susan Verhulst, beide praktijkassistent voor respectievelijk Zweeds en Italiaans en samen ook verantwoordelijk voor de SLO niet-schoolse talen.
Het statuut Net zoals doctor-assistenten vallen praktijkassistenten onder het assisterend academisch personeel (AAP) en assisteren zij dus in de regel het zelfstandig academisch personeel (ZAP). Concreet bestaat hun opdracht erin om les te geven en dienstverlening te voorzien. Die dienstverlening kan gaan van paperbegeleiding tot het inkaderen van infodagen en SID-ins. De taalvaardigheidsvakken die in de studiegids op naam staan van een ZAP’er worden soms zelfs in het geheel door praktijkassistenten gegeven van begin tot einde, zelfs de examens. Als de samenwerking tussen
14/ dilemma
ZAP’er en praktijkassistent goed verloopt, is er geen probleem. In het concrete geval van Freek Adriaens was dat echter lang niet zo: “Enkele jaren geleden bestond je bijna niet als praktijkassistent. Ik stond niet in de studiegids, werd op Minerva nergens vermeld als medelesgever, terwijl ik taalvaardigheid en taalverwerving helemaal alleen gaf, en je moet aan het begin van elk semester vragen aan jouw ZAP’er om je cursusbeheerder te maken voor je eigen site. Zelfs mijn studentenevaluaties heb ik nooit gezien toen. Ik heb dan aan het KCO (kwaliteitscel voor onderwijs; nvdr.) gevraagd om mijn evaluaties
Verklarend kader ZAP Zelfstandig Academisch Personeel AAP Assisterend Academisch Personeel PA
Praktijkassistent
WP
Wetenschappelijk Personeel
OB
Onderwijsbegeleider
fte
Full-time equivalent / 100%fte staat gelijk aan de uren van een volledige werkweek.
onderwijs
te zien maar dat mocht ik niet omdat die op naam stonden van mijn ZAP’er en die speelde die niet door aan mij.” De invulling van een mandaat als praktijkassistent kan verschillen van faculteit tot faculteit. Zo kan het gaan om dokters of advocaten met een eigen praktijk die eens per week komen lesgeven op de universiteit om zo ervaring van buitenaf te delen met de studenten. Zij werken dan ook nooit voltijds. Op onze faculteit is het echter wel heel normaal dat praktijkassistenten meer dan 10%fte hebben, maar het principe blijft wel hetzelfde want ook zij brengen vaak externe ervaring binnen de universiteit. Het mandaat van een praktijkassistent is altijd van een bepaalde duur en wordt normaal gezien om de twee jaar verlengd. Dat blijkt nu eigenlijk niet koosjer te zijn. “In de privésector mag je iemand maar voor een beperkte tijd een voorlopig contract geven, daarna moet je die werknemer een vast contract aanbieden. Wij hebben eigenlijk maar een zekerheid voor om en bij de twee jaar. Als iemand op een dag zegt dat je percentage te hoog is of je functie tout court overbodig geacht wordt, dan heb je geen poot om op te staan,” vertelt Susan. Het debat Een jaar geleden werd door de universiteit het engagement aangegaan om praktijkassistenten vast te benoemen tot onderwijsbegeleiders (OB), een nieuw statuut. De communicatie daarover liep tot nu toe veeleer stroef: “In het begin was het allemaal rozengeur en maneschijn. Nagenoeg elk mandaat zou in aanmerking komen om omgezet te worden en dat zou resulteren in een vast contract als een soort van beloning. Op andere faculteiten loopt dat vrij vlot heb ik de indruk. Bij de Rechtsgeleerdheid en Geneeskunde zijn er zelfs praktijkassistenten die geen vragende partij zijn voor een vast contract. Dan is Taal- en Letterkunde een buitenbeentje”, aldus Susan. Nu blijkt dat het volgens het rectoraat onmogelijk is om een groot deel van de 134
praktijkassistenten te benoemen. “Nochtans was er de laatste jaren de tendens om steeds meer praktijkassistenten aan te trekken, terwijl ze daarvan op de hoogte waren op het rectoraat en nooit iets tegen hebben gedaan. Ze argumenteren nu dat wij met te veel zijn die het werk doen van ZAP’ers, maar dat werd ons zo opgedragen. Wij hebben daar nooit iets te zeggen in gehad,” zegt Freek. “Wij kregen bij onze aanstelling te horen dat ons mandaat van bepaalde duur was, maar wel verlengbaar. De laatste jaren werd ons echter een vaste benoeming beloofd. Nu een en ander decretaal vastgelegd moet worden, blijkt de uitkomst negatief voor heel wat mensen. ” Een woord dat vaak valt is ‘beleidsruimte’, ruimte om flexibeler om te kunnen gaan met hun middelen. Het aantal studenten fluctueert namelijk altijd, ook per specifieke taal. Binnen de faculteit is geredeneerd dat je qua beleidsruimte 70% van je middelen mag vastleggen, zodat je 30% kan overhouden om in te spelen op die wisselende factoren. Daarvan neemt het ZAP, dat je benoemt tot hun pensioen, al 40% weg. Voor al de rest schiet er dus nog maar 30% over. “Daar zitten we nu tegen op te boksen,” vertelt Susan. “In december heeft de faculteit een berekening gemaakt van de ‘onderwijsnood’. Op basis van de studiefiche hebben ze bekeken hoeveel uren er echt besteed worden aan onderwijs en
hoeveel daarvan echt noodzakelijk is. De vakgroep taalkunde heeft daar bijvoorbeeld 70% opgeplakt. Het rectoraat heeft dat voorstel afgeketst want zij dachten eigenlijk aan 20%. Dat percentage blijkt nu gelukkig wel nog een beetje rekbaar te zijn omdat op andere faculteiten maar 10% gevraagd wordt. Uiteindelijk ligt het absolute maximum echter nog altijd maar op 37% volgens de geruchtenmolen, die cijfers zijn nog niet bevestigd. Dat betekent dat het een loterij van één op drie zal worden.” Veel praktijkassistenten zullen dus een terugval krijgen. Iemand die niet bij the lucky few hoort voor de positie van onderwijsbegeleider zal van bijvoorbeeld 50%fte naar maximum 30%fte gaan. Het cumuleren van mandaten mag nu ook niet meer. “Ik heb bijvoorbeeld drie mandaten als praktijkassistent,” zegt Susan, “één van 30%fte en twee van 20%fte. Ik zal dus moeten kiezen voor welke job ik solliciteer en verlies minstens 40%fte.” Voor de vakgroepen van Taal- en Letterkunde zouden er vijf equivalenten van een voltijdse job komen, 500%fte. Freek en Susan hebben samen al 140%fte, dus die 500%fte is eigenlijk peanuts.
©Frederik Sardones
15/ dilemma
onderwijs
Natuurlijk is het moeilijk om veel mensen een vast contract te geven als je niet weet hoe de grootte van de groepen zal fluctueren, zeker omdat Taal- en Letterkunde met veel jonge mensen werkt. Als je hen een vast contract aanbiedt, dan zit je daar 35 jaar aan vast. Dat begrijpen Freek en Susan ook. “Als ze beslissen om Zweeds aan te bieden op een Hogeschool kan dat het aantal studenten bij ons bijvoorbeeld doen kelderen, dat snap ik wel. Maar wij willen vooral duidelijkheid en een beter statuut,” zo stelt Freek. Nog meer onduidelijkheid heerst er over de Specifieke Lerarenopleiding (SLO). Daar zijn alle lesgevers praktijkassistenten. Zij hebben nog maar één keer hun wensen te kennen mogen geven. Voor de rest werden ze op elke vergadering buiten de rekensom gehouden. Het zou later wel over de SLO gaan, klonk het steeds. Het is natuurlijk erg moeilijk om cijfers vast te leggen als je zo’n groot pak mensen buiten beschouwing laat. Sociaal Heel wat mensen zullen erop achteruit gaan bij deze omschakeling, wat juist indruist tegen de oorspronkelijke filosofie ervan. Als mensen niet benoemd worden, blijven ze in het slechte statuut. Als die mensen dan ook nog eens percentages moeten opgeven verliezen zij dubbel. “Het gaat echt over veel jonge mensen met een gezin, een pas gekocht huist, enzovoort,” zegt Susan. “Veel praktijkassistenten zullen alle mogelijke initiatieven steunen, maar zullen volgend jaar sowieso een nieuwe oplossing zoeken omdat het voor hen niet meer hoeft. Dat is allemaal expertise die verloren zal gaan. Als iemand met tien jaar dienst vertrekt, moet die functie opgevuld worden door iemand die van nul begint.” Er is ook geen sociaal vangnet. Het contract van een praktijkassistent duurt maar twee jaar, dus als dat niet verlengd wordt, dan heb je pech. Er wordt wel gesproken over bepaalde overgangsmaatregelingen voor mensen met veel anciënniteit, maar het is onduidelijk hoeveel jaren je gewerkt moet hebben om in aanmerking te komen voor die overgangsmaatregelingen. Steun In de vakgroepen Letterkunde en Taal-
16/ dilemma
©Frederik Sardones kunde zijn ze er zich erg van bewust dat onderwijsbegeleiding aan een hoog percentage noodzakelijk is. Van het ZAP en het wetenschappelijk personeel (WP) krijgen de praktijkassistenten veel steun. Het ZAP klopt tijdens vergaderingen vaak op tafel, want praktijkassistenten zijn slechts in beperkte mate aanwezig op de vergaderingen tijdens dewelke er over hen gesproken wordt. Het ZAP weet dat het ook hen persoonlijk zal raken, en de studenten die zij qua onderwijs moeten beschermen. Vanuit het decanaat komt er echter weinig reactie, menen Freek en Susan. Vooral de communicatie is problematisch: “Wat we horen, horen we in de wandelgangen en deadlines verschuiven voortdurend. Eerst moest alles rond zijn voor december 2014 en intussen kijken we al naar oktober 2016. Ondertussen moeten wij wel les blijven geven in een zeer onzekere tijd,” zegt Freek. In maart moet de faculteit haar meerjarige onderwijsplan voorstellen, het valt dus af te wachten hoe ze de kwestie van de praktijkassistenten zullen tackelen. Freek benadrukt dat een aanzienlijk aandeel van het onderwijs bij Taal- en Letterkunde wordt gedragen door praktijkassistenten. “Je moet er rekening mee houden dat vakken als taalvaardigheid, taalverwerving en oefeningen arbeidsintensief zijn en niet echt het domein zijn van de ZAP’ers van Taal- en Letterkunde. Die zijn
veel meer bezig met wetenschappelijk onderzoek en de theoretische componenten. Een student Taal- en Letterkunde moet echter toch ook vaardig zijn in het praktische aspect van de taal? En dat wordt net gedragen door de praktijkassistenten,” zegt hij. Studenten Vanuit de studenten kwam vroeger altijd de klacht dat de opleiding Taal- en Letterkunde te theoretisch was, met te weinig oefeningen en te grote groepen. Uit de huidige onderwijsevaluaties leren we nog altijd dat de studenten het belangrijk vinden om een goede begeleiding te krijgen en taalvaardiger te worden. “Dus als die omschakeling er komt,” stelt Freek, “is dat gewoon nefast voor het onderwijs. Dat betekent minder mensen die kunnen lesgeven, grotere groepen en minder persoonlijke begeleiding. Dat zijn eigenlijk gewoon een paar stappen terug.” Als het ZAP zich nog meer moet bezighouden met les geven, zullen ze ook minder tijd hebben om te werken aan academische publicaties, een probleem waarmee Taal- en Letterkunde nu al te kampen mee heeft. Bijgevolg zal er weer minder geld doorstromen naar onze faculteit, een vicieuze cirkel. Het verdwijnen van de praktische kant is ook nefast voor de niet-schoolse talen volgens Susan: “Ze verwachten dat wij voor talen waarvoor we geen voorkennis vragen zoals Italiaans, Zweeds en Spaans,
onderwijs
studenten afleveren van hetzelfde niveau als talen zoals Frans en Engels die al starten op een B1-niveau. Dat vraagt wel veel meer inzet en begeleiding dan bij de schoolse talen. Daar kan je niet omheen.” Uit een visitatie (officiële inspectie; nvdr.) van ongeveer vijf jaar geleden bleek dat de studenten tevredener waren bij een meer praktische aanpak in kleinere groepen. De inspectie was heel positief, volgens Freek en Susan, zeker bij de kleinere talen. Dus hoewel het erop leek dat ze goed bezig waren, is het signaal dat het rectoraat nu uitzendt volledig tegenovergesteld. Actieplan Het is de bedoeling dat de praktijkassistenten op korte termijn aan de alarmbel trekken, want nu is het money time, volgens Susan. Niet lang geleden is er overleg gepleegd met de academisch beheerder, binnenkort volgt een afspraak met de rector. “De kloof tussen onze 70% en de 37%
procent van het rectoraat is waarschijnlijk te groot om nog veel op te schuiven naar die 70%,” vreest Susan. “De kans is dus vrij reëel dat de praktijkassistenten op een gegeven moment zullen laten zien wat wij allemaal doen, hoeveel les wij geven en welke dienstverlening wij verzorgen. Er wordt gesproken over stiptheidsacties of het opschorten van lessen, maar voorlopig is er nog niets definitief.” Verder halen ze ook het wegblijven van de opendeurdagen, SID-ins en infosessies aan als een sterk signaal. Tot slot hopen Freek en Susan op de steun van de studenten: “Zij zijn uiteindelijk de belastingbetaler en zullen in eerste instantie getroffen worden door de vermindering van de percentages op onderwijsniveau. Staking is uiteraard een heel onsympathiek systeem, maar dat is om de komende generaties veilig te stellen op vlak van onderwijs. Er zal nu beslist wor-
den over een toekomst van 35 jaar. Het is belangrijk dat de studenten weten wat de faculteit vindt van het aantal uren onderwijs die zij krijgen en hoeveel belang daaraan gehecht wordt. Dit debat is helemaal niet bekend onder de studenten. Ik denk dat het pas zal aangehaald worden op de Studentenraad als er definitieve cijfers op tafel liggen of de beslissing zelfs al vastligt. Dan is het natuurlijk al ver te laat.” Rector Anne De Paepe wenst voorlopig niet te reageren: “De besprekingen hierover zijn nog volop bezig. Ik wil met alle betrokken partijen sereen kunnen dialogeren; dat lijkt mij de beste garantie op een positieve uitkomst. U zal begrijpen dat ik dan ook verkies om hierover voorlopig geen verklaringen af te leggen of statements te doen,” aldus de rector. Michiel Verplancke
advertentie
17/ dilemma
interview
18/ dilemma
interview
2025: A Space Odyssey Road to Mars, featuring Brad Moore
De logische volgende stap in de evolutie van de mensheid Escapisme kan een heleboel verschillende vormen aannemen, maar de met voorsprong extreemste vorm – in een meer letterlijke interpretatie dan – kwam de voorbij weken veelvuldig in de media: de aarde voorgoed vaarwel zeggen om een slordige 55 miljoen kilometer verder, op de desolate stofvlakte van Mars, een nieuwe thuis voor de mensheid te bouwen. Toen het clubje Nederlandse entrepreneurs van Mars One twee jaar geleden bekend maakte dat het in 2025 een kolonie op Mars neer wou poten boden 200.000 waaghalzen zich aan. Uit die massa zijn nu honderd mensen geselecteerd. Tegenover mij zit de enige landgenoot – gesetteld in Antwerpen, Amerikaans van oorsprong – die nog kans maakt op een enkeltje naar de rode planeet. Postmoderne ‘lof der zotheid’, je reinste fictie of een haalbare kaart? Bradley Moore is formeel en vol vertrouwen: “Die missie is mijn lotsbestemming. Ik zal op Mars staan in 2025.”
“Mars zien en sterven”, “pure wishful thinking”, “Drie maanden en ze gaan de pijp uit”... De kritiek is overweldigend en komt uit alle hoeken, niet het minst uit academische en wetenschappelijke kringen. Volgens studies van het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology wordt de ‘next giant leap for mankind’ één grote flop. Brad blijft er koel onder. De 42-jarige ex-leerkracht Engels uit Detroit, USA heeft een turbulent levensparcours achter de rug en is bijgevolg niet snel uit het lood te slaan. “Ik heb veel dingen beleefd”, steekt hij van wal in zijn sappig flemglish. “Ik ben meermaals verhuisd naar een totaal nieuwe omgeving. Ik was ook een tijdje dakloos. Meer dan eens moest ik helemaal van nul beginnen; zonder huis, job of vrienden. Ik heb dus wat ervaring met from scratch iets opbouwen (lacht).” Daar zegt u het: er is helemaal niets op Mars, behalve één weidse stofmassa. Hoe zal uw bestaan op Mars eruitzien? Brad Moore: “Allereerst moeten we de struc-
turen bouwen: leefruimtes, laboratoria, enzovoort. Een lading met het benodigde materiaal en voedsel zal een paar maanden voor onze landing naar Mars gestuurd worden. We zullen ook een moestuin aanleggen om in ons eigen voedsel te kunnen voorzien want die voedselpakketten zijn uiteraard beperkt. De meeste tijd zullen we spenderen aan wetenschappelijk onderzoek, onder meer met de bedoeling om nieuwe levensvormen of natuurlijke elementen te ontdekken. In onze vrije tijd kunnen we sneeuwballengevechten houden of Olympus Mons beklimmen, de hoogste uitgedoofde vulkaan in ons zonnestelsel. Als we naar buiten willen moeten we een pak en een helm dragen maar binnen kunnen we gewoon op het internet surfen of tv-kijken zoals op Aarde. Verder ben ik nog van plan om het eerste toneelstuk te schrijven op Mars. Zelfs als het geweldig hard zou sucken zal er ongetwijfeld veel volk met open mond naar kijken want komaan, het is het allereerste toneelstuk op Mars! (lacht)”
19/ dilemma
interview
Wat is het hoofddoel van de missie? Moore: “De bedoeling is om een nieuwe, tweede thuis voor de mensheid te stichten in ons zonnestelsel. Het is geen back-up plan om aan de Apocalyps op Aarde te ontsnappen – al weet je nooit. Mars One wil in eerste instantie de mensheid verspreiden in het universum. Zowat elke morzel grond op Aarde is verkend en in kaart gebracht en dus moeten we onze blik verruimen. De kolonisatie van Mars is dan de logische volgende stap in de evolutie van de menselijke beschaving. Bovendien kan iedereen op Aarde er wel bij varen, denk maar aan de vele uitvindingen en technologische innovaties van NASA tijdens het Apolloprogramma die nu gebruikt worden in veel van onze alledaagse toepassingen en apparaten.” From zero to martian Heeft u een wetenschappelijke achtergrond? Moore: “Niet echt. Ik heb psychologie gestudeerd in Amerika maar heb geen diploma in de exacte wetenschappen. Dat is ook geen vereiste, er komen mensen van allerlei rang of stand mee: ingenieurs, dokters, maar ook huisvrouwen en -mannen. Mars One zal ons opleiden om ons optimaal voor te bereiden op het leven op Mars.” Van de honderd overgebleven kandidaten zullen slechts 24 gelukkigen het Marsoppervlak mogen betreden. Die schifting gebeurt na een resem loodzware fysieke en mentale proeven. Hoe schat u uw kansen in om tot die happy few te behoren? Moore: “Het zal lukken. Ik voel het in mijn hart. Voor mijn komst naar België leidde ik een nomadisch leven in Amerika; ik zwierf rond, leefde bij vrienden of op straat. Toen ik hier elf jaar geleden aankwam had ik niets. Geen geld, geen job, geen vrienden, ik moest alles opnieuw opbouwen. Bovendien verbleef ik illegaal in België en moest ik lang wachten om de geschikte papieren te verkrijgen. Acht jaar lang mocht ik de Schengenzone niet uit, al die tijd zag ik mijn familie in Amerika enkel op mijn computerscherm. Maar het is goed gekomen: momenteel werk ik niet maar ik was tot voor kort aan de slag als leerkracht Engels voor de Europese instellingen. Vorig jaar heb ik een boek geschreven en ik ben nu op zoek naar een uitgever
20/ dilemma
““Ik ben dakloos geweest en ben vele keren verhuisd: ik heb dus ervaring met iets van nul opbouwen”
die het wil publiceren. Ik klus bij als acteur en figurant in films en reclames (Moore speelde onder meer de hoofdrol in de Belgische langspeelfilm ‘Four Roses’ uit 2009; nvdr.), ik doe voice-overs op het internet en acteerde ook in enkele theaterstukken.” “Als ik kijk naar de vereiste criteria zie ik hoe de vaardigheden die ik doorheen mijn leven heb ontwikkeld overeenstemmen met wat het selectiecomité van Mars One verlangt van de kandidaten: creativiteit, inventiviteit, aanpassingsvermogen, betrouwbaarheid, sterk zijn in het hoofd, kunnen presteren onder stress, enzovoort. Die skillset heb ik meermaals moeten aanwenden om te kunnen overleven in de hachelijke situaties waarin ik me vroeger bevond. Maar mijn grootste troef is mijn psychologische achtergrond: ik kan mensen beter doorgronden en kan eventuele conflicten oplossen. Heel belangrijk als je moet samenwerken in teamverband, zeker als je 24 uur op 24 op een kleine oppervlakte met dezelfde mensen opgescheept zit, jaren aan een stuk. Ik denk dat alles wat ik tot nu toe heb doorgemaakt mij sterker heeft gemaakt. This is my destiny.” Delicate vraag: is het geen pure suicide mission? Moore: “Ik vind het leven op zich een suicide mission. Vanaf onze geboorte is het een one-way street naar de dood. De bestemming is minder belangrijk dan de reis, voor alles en iedereen. En zelfs als ik onderweg doodga kunnen andere mensen iets leren voor de toekomst. Evolutie is vallen en opstaan: je moet risico’s durven
nemen om te evolueren. Als de mensheid geen risico’s had genomen in het verleden stonden we niet waar we nu staan.” “Ik ben er rotsvast van overtuigd dat dit project zal slagen. Het is één van de meest ambitieuze projecten uit de geschiedenis van de mensheid, maar het is realistisch en haalbaar. Het overgrote deel van de taken kan trouwens al uitgevoerd worden met technologie die nu al voorhanden is, mits er enkele aanpassingen gebeuren. De technologie om een langdurig verblijf op Mars mogelijk te maken staat nog niet op punt, die om er heen te gaan en te landen wel. Tegen dan zullen er ongetwijfeld een pak nieuwe uitvindingen zijn die we kunnen gebruiken op onze missie. Mars bevat ook enkele basisbouwstenen die essentieel zijn voor menselijk leven zoals stikstof, zuurstof en water. En omdat we niet terugkeren is er een lagere kost, wat het project financieel haalbaarder maakt. Bovendien hebben we uit de geschiedenis geleerd dat de mens zich kan aanpassen aan vrijwel alle klimaten en omstandigheden.” Wie zal de technologie voor deze gigantische onderneming aanleveren? Moore: “SpaceX is een bedrijf van de Amerikaanse miljonair Elon Musk, bekend als uitvinder van de Tesla auto’s. Zij zijn gespecialiseerd in ruimtetransport en hebben een raket ontwikkeld die Mars One kan gebruiken voor de missies. Het is niet de bedoeling om financiële winst te boeken, enkel wetenschappelijke winst telt. Aangezien het
interview
geen overheidsinitiatief is, schuilen er ook geen politieke drijfveren achter het project. Het is volledig vrij van achterliggende agenda’s, dit project is puur voor de wetenschap met als inzet de evolutie van het menselijk ras. We vertegenwoordigen geen land maar de gehele mensheid.” Big Brother: Mars edition Een kolonie stichten op Mars spreekt tot ieders verbeelding maar als we breder kijken lijkt het heelal op zich alsmaar meer een hot topic te zijn. De beelden van Curiosity op Mars worden massaal bekeken en de landing van Philae op een komeet vorig jaar werd door meer dan 500 miljoen mensen wereldwijd gevolgd. Ook Hollywood speelt met ‘Interstellar’ en ‘Gravity’, waarbij de één al wat meer binnen de wetenschappelijke krijtlijnen bleef dan de ander, mooi in op die fascinatie voor dat onmetelijke firmament boven onze hoofden. De heelalgekte van de jaren zestig, met als cultureel exponent Kubricks meesterwerk ‘2001: A Space Oddysey’, lijkt wel helemaal terug van weggeweest. Moore: “Vanaf de laatste bemande maanlanding in 1972 tot nu is er eigenlijk weinig gebeurd wat het verkennen van het heelal betreft. We let the dream go. Film is één manier om te dromen. We maken die vorm van kunst omdat we verlangen. Op bemande verkenning gaan in de ruimte is iets waar we allemaal naar snakken, en iemand moet die dromen omzetten in daden. It’s happening people, de toekomst is gearriveerd. Sommige mensen vinden dat astronauten in het ISS droppen en de hemel afschuimen om het heelal te begrijpen volstaat qua ruimtevaart maar die operaties zijn statisch en weinig ambitieus. In vergelijking met de onbevattelijke omvang van het heelal cirkelt het ISS op microscopische afstand rond de aarde. We moeten onze blik verruimen.”
alle nodige kennis vergaard hebben om een goed leven te kunnen leiden op Mars kunnen we uitbreiden. Het zal dus nog een tijdje duren eer de eerste ‘marskinderen’ het levenslicht zullen zien.” Hoe zal de groep naar Mars afreizen? Moore: “Eerst is er een testvlucht, dan volgen vijf vluchten met voedselpakketten en bouwmateriaal, en in 2025 komt de eerste lading met vier astronauten aan. Vervolgens landen om de twee jaar vier astronauten tot we alle 24 op Mars zijn. Dus zes bemande vluchten van telkens vier astronauten verspreid over twaalf jaar.” Ze zullen hard en eenzaam zijn, die eerste twee jaren op Mars. Moore: “Ja, vanzelfsprekend zal ik mijn vrienden en familie hard missen. Door de grote vertraging op de internetverbinding kunnen we niet Skypen maar ik zal veel e-mailen en misschien bestaat er tegen dan wel al een nieuw communicatiemedium. Maar er zal wel genoeg werk zijn op Mars, ik zal me niet vervelen (lacht).” Als u de reis overleeft zal u de rest van uw dagen slijten op Mars. Wat zijn de levensverwachtingen ginds? Moore: “Een mens kan er, rekening houdend met de straling, ongeveer zestig jaar leven. Ik ben nu 42 jaar oud dus ik zal misschien de honderd halen op Mars.” Bent u bang voor de reis? Moore: “Nee. De trip zal ongeveer zeven maanden duren en we zijn op alles voorbereid. We zullen een intensieve training
volgen, waaronder zes maanden isolatie in een gebied vergelijkbaar met het Marsoppervlak. Ook zullen we de reis naar Mars regelmatig oefenen en simuleren. Wanneer de tijd komt zal ik er gewend aan zijn. Het zal voelen alsof ik in mijn auto stap.” Het kostenplaatje van het hele marsavontuur bedraagt zo’n zes miljard euro. Om meer geld te genereren zal Mars One een horde camera’s loslaten op het project. Die zullen de hele procedure, van definitieve selectie tot alledaagse leven op Mars, in beeld brengen zodat elke aardbewoner de ontwikkelingen op de voet zal kunnen volgen. Productiemaatschappij Endemol heeft zich intussen teruggetrokken uit de deal na onenigheid over het contract waardoor de organisatie op zoek moet naar een nieuwe gegadigde. Kijkt u uit naar die realityshow of ziet u het als een noodzakelijk kwaad? Moore: “Als we een op sensatie belust scenario moeten volgen zoals in Big Brother of de meeste MTV-shows van tegenwoordig wil ik niet meedoen, maar ik sta wel achter een serene documentaire. Het succes van deze missie ligt hem in het feit dat iedereen er deel van kan uitmaken en betrokken kan worden. De kijker zal bijvoorbeeld mogen stemmen op het team dat als eerste naar Mars zal vertrekken.” U heeft alvast mijn stem. Succes met het hele project en hopelijk zie ik u over tien jaar op Mars, vanuit mijn luie zetel. Quentin Soenens
Om een succesvolle kolonie te stichten zal er voor een nageslacht gezorgd moeten worden. Zal u een nieuw gezin beginnen op Mars? Moore: “Nee, eerst moeten we onderzoeken hoe het menselijk lichaam zich optimaal kan aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. De zwaartekracht op Mars bedraagt bijvoorbeeld maar veertig procent van die op Aarde en de atmosfeer is er veel dunner. Eenmaal we
21/ dilemma
erasmici
HELP! Hoe overleef ik de Erasmus Red Tape? Liefste nieuwbakken Erasmici Het is maart, nog steeds winter maar toch lurkt de lente door het gordijn. Terwijl ik dit schrijf, valt er een aangenaam doch zwak zonnestraaltje op mijn gezicht, wat me alleen maar meer doet verlangen naar zomer en vooral naar een nieuw avontuur. De examens zijn voorbij en de eerste fase van de Erasmusstress die velen onder jullie al gevoeld hebben, is achter de rug. Normaal gezien weet je nu ook eindelijk waar je volgend jaar een semester zal verblijven (hoewel dat ook volgende maand nog kan, dit blijft nog steeds de Blandijn) en ben je in je hoofd al volop je nieuwe woonst en nieuwe vrienden aan het voorstellen. Je leven wordt binnenkort gedomineerd door uitspraken zoals: het zal een onvergetelijke ervaring zijn! Je gaat vrienden voor het leven maken! Je zal nooit meer dezelfde zijn! Nu hoor je mij die uitspraken allesbehalve tegenspreken maar er wordt zo wel een klein detailtje af en toe wel vergeten: de beruchte Erasmus Red Tape. Voor het eerste deel van dit avontuur geef ik graag het woord aan Fien Coenen die volgend jaar in het prachtige Göteborg in Zweden zal vertoeven, dezelfde locatie waar ook ik zes memorabele maanden heb beleefd.: Maandag 12 januari 2015, het moment van de waarheid. Tweede examen achter de rug en een kleine namiddag de tijd om een motivatiebrief te schrijven zodat ik op Erasmus naar Zweden mag. Tegen woensdag moest alles in orde zijn voor de eerste stap in de aanvraagprocedure. Ik was eindelijk zeker van mijn beslissing en voorbij de angst om een – hopelijk grammaticaal correcte – Zweedse motivatiebrief op te sturen naar de mensen die zouden beslissen of ik volgend schooljaar naar Göteborg mocht gaan. Eens de brief geschreven was, dacht ik dat het moeilijkste wel achter de rug zou
22/ dilemma
zijn. Dus liet ik die brief een nachtje liggen om hem de volgende dag nog eens na kunnen te lezen tijdens een van mijn pauzes. De rest zou zichzelf wel uitwijzen. Helaas bleek het helemaal niet zo gemakkelijk om de juiste pagina terug te vinden op het elektronische doolhof dat ons leerplatform is. Vier uur, drie paniekaanvallen, twee telefoontjes en een relatief vlotte e-mailconversatie later, bleek het dat ik een stap in de procedure had overgeslagen en in mijn enthousiasme reeds het tweede aanvraagformulier had opgestuurd (dat verklaarde de specificiteit van de info die ik al had moeten invullen…). Dit vormde gelukkig geen probleem. Ik kon gewoon het eerste formulier opnieuw zoeken (ergens in mijn nog-steeds-niet-opgeruimde mailbox), invullen en opsturen. Hierna was het afwachten en me verder concentreren op de examens. Tot mijn grote vreugde ontving ik enkele weken later een mailtje met de bevestiging dat ik een van de gelukkigen was. (Op zich niet zo’n geweldig grote verwezenlijking, als je rekening houdt met het hoeveel kandidaten er voor Scandinavië zijn, maar toch).
Ik kan nu – toch wel met enige trots – meedelen dat ik het al tot voorbij stap twee heb gehaald: een tweede aanvraagformulier ingevuld, afgeprint en achtergelaten op een verlaten bureau (op aanraden van een collega van onze contactpersoon). So far so good. Wat zal stap drie inhouden… Wel Fien, en alle andere toekomstige Erasmusstudenten, wat stap drie inhoudt, verschilt van bestemming tot bestemming, maar graag geef ik je nu al wat tips: 1. Hou maar al enkele maanden vrij om alles te kunnen vastleggen voor je Erasmus, maar vooral zodat je tijd gaat hebben om te kunnen wachten, hetzij op documenten die moeten worden getekend, hetzij op infosessies die maar niet worden aangekondigd, hetzij op mensen die hun mailverkeer niet grondig onder controle hebben, maar wees gerust; het komt allemaal wel in orde! De mensen van de UGent en je toekomstige universiteit doen dit werkelijk elk jaar en kennen ondertussen de kneepjes van het vak wel. Nog een bijkomstige tip: zoek een lieve prof die in een naïeve bui dingen zegt als “als je hulp nodig hebt, laat het mij dan maar weten” zodat je daar in de komende maanden
erasmici
compleet (mis)bruik van kunt maken. 2. Na die maanden van voorbereiding, waar je eigenlijk echt nog niet zoveel moet doen, komt het moment dat je daadwerkelijk arriveert op je bestemming. Ondergetekende kwam toen tot de ontdekking dat één van haar gekozen vakken enkel in de lente werd gegeven en niet meer in de herfst (grote bummer en kleine paniekaanval) en dat alle interessante vakken voor Engels nu eenmaal mastervakken waren terwijl ze nog in haar derde bachelor zat. Nu, wanneer dit of iets soortgelijks je overkomt, neem dan gerust één dagje vrij om eens goed te kunnen ranten op de administratie en alle oneerlijkheid in de wereld om erna probleemloos over te gaan op crisis management. 3. Kies er bijvoorbeeld voor om enkel vakken te nemen die je echt zouden interesseren, ook al zijn het mastervakken. Probeer ook de taal van de omgeving te spreken met inboorlingen, zeker als het een taal is die je studeert. Je hoeft niet bang te zijn, want 99% van de tijd zijn je gesprekspartners onder de indruk van je pogingen om hun taal te spreken en willen ze je vervolgens meestal echt wel helpen, of toch ten-
minste doorverwijzen naar iemand die er net iets meer van kent dan zijzelf. 4. Een ander land, een andere universiteit, dat betekent vaak ook een ander puntensysteem. Dus haal die oude stoffige rekenmachine van het middelbaar maar nog eens boven om op de een of andere manier toch aan dat mooie getal van dertig studiepunten te komen. Je kunt dat doen, of zoals ondergetekende, wachten op een boze mail van de UGent omdat zij een curriculum van 29 studiepunten niet wilden toelaten (soms lukt dat wel; nvdr.). Je frustraties onderdrukkend moet je zo snel mogelijk overgaan op crisismanagement en bij wat lieve profs gaan smeken of je geen extra taak kunt maken op één studiepunt. U begrijpt natuurlijk wel dat mijn intelligentie zeker met 10% gestegen is door die ene taak. 5. Conclusie, ik heb ongelooflijk toffe vakken gevolgd en ik heb enorm hard voor school gewerkt, maar ik heb er zoveel bijgeleerd. Daarnaast heb ik twee nieuwe vriendinnen voor het leven gemaakt, en niet gelogen, ik hoor hen nog elke week. Ik heb meermaals op het randje van een zenuwinzinking gestaan, maar ik heb er
achteraf geen enkel moment spijt van gehad, want Erasmus is het dubbel en dik waard. Erasmus is terecht een onvergetelijke ervaring. Hoewel dit artikel vooral gericht is op jullie, toekomstige Erasmici, wil ik als laatste ook nog even vermelden dat dit niet de enige manier is om in het buitenland te kunnen vertoeven en erbij te leren. Naast het gewone Erasmus is er ook nog een Erasmus Mundus die je kan volgen in je master of in je ManaMa in talloze verschillende opleidingen. Ook kan je zeer gemakkelijk op stage gaan naar het buitenland met AIESEC Gent waar je een vrijwillige stage kan doen voor 6 tot 8 weken. Om mijn epistel af te sluiten nog een laatste puntje: 6. Wees niet bang om naar het buitenland te trekken. Ons Belgenlandje is een heel mooie plaats, maar is er nog zoveel meer te ontdekken en nog zoveel meer bij te leren. Dus trek eropuit zou ik zo zeggen! Vriendelijke groeten Fien Coenen en Katarin Van Orshaegen
advertentie
23/ dilemma
filologica
Vrij tot zeer mal Portugal N
aar goede gewoonte trekt een jolige bende filologen er in februari op uit, en dit jaar viel de keuze op Portugal. Jullie favoriete reisredactrice was er ook dit jaar weer bij, want in het afgelopen jaar heb ik helaas nog steeds geen elegantie of evenwicht gekweekt om mij te wagen aan een skitrip. En waarom zou ik dat eigenlijk ook willen? Wederom bewijst Filologica dat ze een kei is in het organiseren van kick-ass plane- & traintrips. Op zaterdag verzamelden we allemaal in de hal van het prachtige station Gent SintPieters om samen op avontuur te gaan. Veel mensen van de vorige jaren hadden hun weg teruggevonden, maar er waren ook enkele nieuwe gezichtjes te spotten, waaronder toch twee eerstejaars en een nieuwe masterstudent. Deze mensen wil ik dan ook oprecht feliciteren om het aan te durven een week met een bende onbekende weirdo’s in een ander land te gaan zitten. De Friends-quotes waren dit jaar natuurlijk ook weer onvermijdelijk van de partij (‘If we were in prison, you guys would be, like, my bitches’) en zwakkere persoonlijkheden zouden daar wel eens moeite mee kunnen hebben. Gelukkig bleek iedereen mentaal sterk genoeg, en anders, nu ja… ‘I’m not great at the advice, can I interest you in a sarcastic comment?’ In Portugal zelf hebben we niet enkel het vanzelfsprekende Lissabon bezocht, maar zijn we ook naar Sintra, Coimbra en Porto geweest. Dikke proficiat aan onze reispreses die het risico genomen heeft om 3 treinen met ons te nemen, want let’s face it, je mag maar één iemand kwijtraken op reis, en dat is echt niet veel. Ondergetekende was bijna die lucky one geworden, toen ze als enige nog op de tram stond en zo wegreed van al haar vriendjes. Gelukkig was de volgende halte maar een dikke 500 meter verder, maar om het dramatisch effect te vergroten, gaan we dat negeren. Lissabon stelde me eerlijk gezegd wat teleur. Het is een prachtige stad, of eerder: een stad met veel potentieel, maar sommige stukken zijn erg verwaarloosd. Andere delen waren dan wel weer prachtig, maar dat waren ook duidelijk de rijkere buurten. Op onze eerste dag daar deden we een stadsspel, een superoriginele manier om
24/ dilemma
een stad te leren kennen. Er waren verschillende leuke opdrachten zoals oude legendes aanvullen, een schets maken van een fontein, en ook ‘spot de vis’. Eén ding zou ik graag nog duidelijk maken aan de leden van mijn team, en dat is: da was zo hard wel ne vis, wa weete geuder daar nu van (echt niet Laurien; nvdr.). Vanuit Portugal trokken we dan naar
Sintra, waar ik niet veel over kan zeggen behalve: moeten jullie ook altijd aan die school denken, of ligt dat aan mij? Nee, just kidding (hoewel ik daar wel echt altijd aan denk), Sintra is een prachtige stad vol kastelen en prachtige tuinen. Helaas wel vrij duur om alles te bezichtigen, maar toch zeker de moeite waard. Een deel van onze groep heeft een oud Moors kasteel bezocht, echt een aanrader. Veel trappen
filologica
wel, dus als je net als Fat Amy niet van cardio houdt, moet je misschien maar iets anders doen (wajoo, wa een zotte intertekstualiteit, echt intelligent). Volgende halte was: Coimbra. /Kwembra/ denk ik, hoewel ik in mijn hoofd nog steeds /Kojmbra/ zeg. Coimbra is een oude universiteitsstad, waar we ons als echte studenten gedragen hebben: we zijn van café naar café getrokken. Onderweg zijn we een ploegje rechtenstudenten tegengekomen die een reclamefilmpje aan het opnemen waren; geen knappe gasten, maar wel een paar mooie meisjes, die bij een niet nadergenoemd lid van onze bende (dat ook niet eens joods blijkt te zijn) zeker in de smaak vielen. Wa ne player,
kend’em. Altijd succesvol, dat niet nader genoemd en niet eens joods lid van onze bende. Na Coimbra kwam dan uiteindelijk onze laatste stop: Porto. Absoluut mijn meest favoriete plaats van de hele reis – en we hebben de zee gezien! Allez, of de oceaan – de echte Atlantische oceaan, en ik heb die aangeraakt! Er was ook een superleuk hostel, een superleuke pubcrawl en superleuke tequila, gevolgd door superleuk ontkateren tijdens een superleuke portoproeverij. De portoproeverij was echt een heel gezellige activiteit: een rondleiding krijgen met genoeg informatie over de geschiedenis en de porto zelf, maar ook niet zoveel dat het saai wordt. Het was perfect,
en ideaal om onze laatste dag in Porto mee in gang te trekken. Wat cultuur, wat geschiedenis, en daarna wat porto sippen in het zonnetje. Heerlijk. Needless to say dat het weer een fantastische reis was. Ik ben er nu dan ook al een dikke 700 woorden over bezig. Bedankt aan onze reispreses, Charlotte VA om er zo’n geweldige reis van te maken, gevuld met gelach, gezaag (man, nóg nen berg?), zon, zee, leuke mensen en vooral veel vriendschap. Ik kan al niet wachten tot volgend jaar!
Laurien Vereecken
advertentie
1295
ANNO advertentie
25/ dilemma
culturama literatuurlijk
culturama
26/ dilemma
culturama literatuurlijk
Slaughterhouse 5 “Zo gaat dat.” Na twintig jaar prutsen aan een roman die hij maar niet afkreeg, is dit Kurt Vonneguts antwoord op zijn holocausttrauma. In zijn pseudo-autobiografische roman Slaughterhouse-Five haalt Vonnegut zijn herinnering aan het bombardement van Dresden in 1945 naar boven. Billy Pilgrim, het hoofdpersonage, creëert een volledige mentale denkwereld waarin hij ontvoerd wordt door inwoners van de planeet Tralfamadore, aliens dus, om zo de traumatische gebeurtenissen, en de dood, te relativeren. Ik denk dat iedereen het zich wel al eens afgevraagd heeft. Wat als de dood niet het einde is? Dat is de Tralfamadoriaanse filosofie die Vonnegut zorgvuldig neerlegt in Slaughterhouse-Five. Een vierde dimensie waarin alle gebeurtenissen van het leven simultaan naast elkaar gebeuren en dus nooit eindigen. Billy Pilgrim kan zich niet meer vinden in de filosofie van het dagdagelijkse leven en verzint een wereld waarin hij is ontvoerd door de vreemd gevormde inwoners van Tralfamadore. Zij geven
hem de gave van tijdsreizen en de informatie van de vierde dimensie mee zodat hij wat meer betekenis kan geven aan zijn leven na Dresden. De dood is niet definitief, vooral omdat Billy zelf weet hoe en wanneer hij zal sterven. Dit helpt hem om te gaan met de massamoord in Dresden, maar ook met de meer persoonlijke dood van zijn vrouw Valencia. “Zo gaat dat.” Het creëren van de mentale denkwereld neemt niet weg dat Vonnegut kritiek kan geven op oorlog en vooral ook op de heroïsche oorlogsliteratuur waarin ze die verheerlijken en waarin de soldaten terug keren als nationale helden. Vonnegut heeft het over soldaten die vertrekken als “ongetrainde kinderen” en terugkeren als gebroken mannen. Pilgrim keert terug zonder faam en moet leven door het kapitaal van zijn vrouw en haar familie, maar in het bijzonder moet hij ook alleen leren leven met de herinnering van het slachthuis. Guinevere De Raymaeker
27/ dilemma
culturama literatuurlijk
Bodhisattva De sehnsucht van Jack Kerouac ‘Leaders of the cult of unthink’, grenzeloos zelfzuchtig en kinderlijk narcistisch. Het zijn slechts enkele van de etiketten die Jack Kerouac en de zijnen in de pers opgespeld kregen. Ook in literaire kringen werd afkeurend gekeken naar de Beat Generation. Onder meer notoir dandy Truman Capote en de naoorlogse realist Richard Yates zagen in Kerouac niets meer dan een verdwaalde bohemien met onbestendige idealen. De waarheid ligt ongetwijfeld ergens in het midden. Hoewel de King of the Beats zich regelmatig laveloos dronk, verbergt ‘s mans droefgeestige levensstijl een onverdroten drang naar eenheid.
S
laan, niet zalven, dacht cultuurcriticus Norman Podhoretz wanneer hij Kerouac’s revolte onder de loep nam. Het ging louter om een opstand van “the spiritually underprivileged and the crippled of soul”. De kreupele zielen van de Beat Generation konden in de jaren vijftig en zestig meer rekenen op hoongelach dan appreciatie. Dat Kerouac in literaire kringen voor een verbitterde nihilist werd versleten, doet de waarheid geweld aan. De vooraanstaande Beatnik liep net als boezemvriend Allen Ginsberg niet hoog op met de betrachtingen van een quasi mechanisch kapitalisme, maar was wel danig overtuigd van de mogelijkheid tot deugdzaamheid van de mens. Kerouac zag in zijn Amerika een onverzadigbare drang naar succes, tomeloos egoïsme en het verdwijnen van elke vorm van medeleven. De States van de jaren vijftig en de vroege jaren zestig hadden geen boodschap aan tegencultuur. Onder het motto ‘better safe than sorry’ haalde beteugeling de bovenhand en verwerd containment, de publieke psychose onder Joseph McCarthy, meer dan een politieke strategie tegen het rode gevaarte. Het naoorlogse Amerika deed haar uiterste best om van conformisme een deugd en van het gezin weer een heilig instituut te maken, waarbij het onvermijdelijk verschillende minder-
28/ dilemma
heden creëerde. ‘The age of anxiety’, zoals W.H. Auden het zo adequaat postuleerde, teerde op een vacuüm aan narratieven, of het nu om gender, ras of klasse ging. Desondanks een absolute weerzin van bovenstaande waarden, was Kerouac geen nihilist. De man geloofde danig in een hogere zin van het leven, die hij geconcretiseerd zag in de ‘golden eternity’, ‘s mans eigen verbeelding van het koninkrijk Gods. Kerouacs quasi romantische retraites in Big Sur (1962) en Desolation Angels (1965), op zoek naar rust en eenheid maken van de man geen rondstruinende John Keats, maar eerder een William Blake, die in A Marriage of Heaven and Hell (1793) op zoek ging naar een gepersonaliseerde geloofsbelijdenis, weg van wat geïnstitutionaliseerd was. Kerouac had zijn Blake gelezen, net als zijn Coleridge, en getuigt in momenten van crisis in Desolation Angels van “Blake’s Howling Void”, een diepdroef equivalent van Blakes ‘Chaos’, het verdriet en de wreedheid van de fysieke wereld. Dat Kerouac, die danig overtuigd was van de mogelijkheid tot eenheid, zoals zijn alter ego Jack Duluoz in Big Sur aangeeft, niet hoog opliep met Herman Hesses Steppenwolf , toont aan dat wolf en mens voor de Beatnik wel verenigbaar waren. Hoewel beiden affiniteit hadden met het
boeddhisme, ligt de interpretatie volledig anders. Voor Kerouac was innerlijke vrede en eenheid het ultieme doel en daar was hij, hoewel hij er zelf slechts zelden in slaagde, mede door alcohol en drugsmisbruik, ontegensprekelijk van overtuigd. Initieel biedt de natuur de nodige troost maar Kerouac’s alter ego Jack Duluoz verveelt zich al gauw. In Big Sur roept hij de schuimende golven aan: “Why does God torture me?” waarop het antwoord snijdende stilte is. Kerouac zoekt naar een verantwoordelijke god en valt daarbij terug op wat zijn katholieke opvoeding hem geleerd heeft. Het uitblijven van dialoog met een mogelijke goddelijke instantie, stort de schrijver en zijn alias in een diepe existentiële crisis. Een vermoeden van bovenaardse onverschilligheid leidt Duluoz tot een opgave van caritas in het algemeen. Wat wel een oplossing biedt is Kerouacs eigen ontwikkelde ethos, een eclectische mix van Mahayana boeddhisme en Katholicisme. Mahayana boeddhisme onderschrijft de mogelijkheid van groei tot ‘Bodhisattva’, een evolutie van het ik tot accepterend en vooral zegenend wezen, de mens die zich opoffert voor de sacraliteit van de schepping, de laatste stap voor absolute verlichting. De Bodhisattva ziet het goddelijke in alles en eert zowel de grote
culturama literatuurlijk
als de kleine symbolen. Het leidt tot een van Kerouacs meest geciteerde wijsheden: “Hold still, man, regain your love of life and go down from this mountain and simply be – be – be the infinite fertilities of the one mind of infinity, make no comments, complaints, criticisms, appraisals, avowals, sayings, shooting stars of thought, just flow, flow, be you all, be you what it is, it is only what it always is – [...] this is the Awakening, [...] – so shut up, live, travel, adventure, bless and don’t be sorry.” (Desolation Angels, p. 31) Wat Kerouac precies verstaat onder de ‘Awakening’, hoe hij de staat van Bodhisattva tracht te bereiken, is misschien wel de grootste zwakte van zijn romans. Het is slechts na het voorbijgaan van Blakes Doors of Perception dat Kerouac vrede vindt. Hoe de platgetreden paden van traditionele belijdenis verlaten worden
blijft een zwart gat, tekenend voor een mens die slechts op zeldzame momenten verlicht was. Of genoeg lijden tot wijsheid leidt, is een vraag zonder antwoord. Voor Siddhartha noodzakelijk, voor Kerouac onbegrijpelijk. Los daarvan was de man absoluut geen nihilist. Zijn publiek persoon had Kerouac ongetwijfeld zelf gecreëerd. Maar aangezien sensatie steeds de bovenhand haalt op inhoud, verdween dat laatste uit het collectieve geheugen. Kerouacs escapisme is niet enkel een fysieke vlucht van het dagelijkse gedraaf op metro en bus, het white-collar Amerika van identieke kantoorgebouwen of voorstedelijke verveling. Het is voornamelijk een ontsnappen aan platitudes, conventioneel spiritualisme en voorgeschreven geloofsleer. Laurens DeBlock
advertentie
29/ dilemma
culturama literatuurlijk
een literatuuropvatting E
en gemiddelde taal- en letterkundestudent leest per semester ongeveer acht boeken (of zou dat toch moeten doen) en wordt steeds door de prof aangemoedigd om eigen inzichten te verwerven en die dan ook loud and proud te laten horen. Een mondeling examen durft wel eens te evolueren in een gesprek over je persoonlijke mening. Dat is best onwennig want over smaken en kleuren valt niet te twisten, toch? De Scriptoren lappen die regel aan hun laars en willen hier toch even inkijk geven in hun eigenste literatuuropvatting. De relevantie zal hier waarschijnlijk helemaal onder nul zakken, maar we zijn wel zo zelfingenomen en narcistisch dat we het niet kunnen laten onze mening onder jullie neus te wrijven. Het is moeilijk om uit te leggen wat iets goeds tot goed maakt. Al zeker als het iets is dat dicht bij je hart ligt. Alle meligheid aside, een goed boek is verdomd moeilijk te schrijven en verdomder moeilijk om te vinden. Misschien kiest het boek de lezer wel (Ollivander grinnikt in een hoekje)? Een goed boek is een combinatie van heel wat dingen. Ten eerste moet een boek leesbaar zijn. Als studenten letterkunde komen wij vaak in aanraking met experiment, avant-garde, vernieuwing … Boeken die het tot de canon hebben geschopt omdat ze de grenzen van het mogelijke opzochten en de literaire wereld tot nieuwe inzichten brachten. Dat is allemaal goed en wel, maar mij lijkt het alsof vernieuwing tegenwoordig bijna automatisch als iets goeds wordt beschouwd. Hoe vaak wordt niet geschreven: “De plot is niet veel soeps maar het is wél vernieuwend.” Alsof de povere plot deels vergeven wordt door het heilzame experiment.
30/ dilemma
Ook de boeken die we lezen op de universiteit bevinden zich steeds binnen die cultus van het experiment, binnen de voormalige periferie. Natuurlijk is dat wel begrijpelijk, aangezien onze vakken meestal een overzicht geven, maar een populair boek dat in een bepaalde periode tot het dominante genre behoorde, lijkt mij ook best interessant om te bestuderen (als maatstaf van de toenmalige volkse realiteit). Begrijp mij niet verkeerd, ik heb niets tegen het experiment. Integendeel, ik moedig het aan, maar niet als het ten koste gaat van het verhaal en de waarde van dat verhaal op het moment van het lezen. Ik heb het over boeken die quasi onleesbaar zijn en enkel achteraf, na een deskundige analyse, echt te begrijpen zijn. Laten we eerlijk zijn, drie vierde van het leespubliek schuift Het Boek Alfa na de laatste pagina vermoeid weer ergens op een hoge plank en denkt: “Wat was dat nu weer?” (ook ondergetekende zou dat gedaan hebben,
als hij er geen les over zou hebben gehad). Als je ziet hoe het experiment bij ons verheerlijkt wordt, is het eigenlijk niet te verwonderen dat schrijvers zich zo in de canon willen werken. Jonge schrijvers worden bijna geïndoctrineerd (sterke term, I know) om iets ‘nieuws’ te schrijven als ze iets willen betekenen. Nogmaals, ik pleit niet voor zwakke afkooksels of droge imitatio’s die een succesvol recept tot de laatste tepel uitmelken. Met een goede aemulatio op tijd en stond is er echter toch helemaal niets mis? Geef ons een verhaal dat ook op het eerste gezicht te genieten is. Geef ons iets dat we ook begrijpen zonder eerst te rade te moeten gaan bij Google Scholar. Geef ons iets dat qua lezersparticipatie de boot houdt tussen een voorgekauwd parcours en een clueless treasure hunt. Ik wil eerst een verhaal volgen en achteraf de puntjes verbinden, symbolen achterhalen en vergezochte theorieën be-
culturama literatuurlijk
denken. Op die manier spookt een boek langer door mijn hoofd omdat het eerst een vruchtbare potgrond voorzag waarop nieuwe ideeën vervolgens tot ontkieming kunnen komen.
lezer met zijn neus op de fictieve feiten drukken. Het is altijd leuk als de auteur zijn eigen zorgvuldig opgebouwde wereld onderuithaalt met een enkele opmerking van een persona. Voor de rest hoeft dat
postmodernisme niet al te veel doorgedreven te worden. Ik begrijp het punt ervan, maar laten we ook niet al te dwaas doen en alles op de helling zetten. Willen we dat afspreken?
Fragmenten van poëtische taal mogen ook zeker niet ontbreken. Laat de lezer gerust af en toe genieten van je kunsten als schrijver. Behelp je soms eens met mooischrijverij, ook al heeft dat een negatieve connotatie. Hoe prachtig is het als je iemand kan overtuigen, puur door de kracht van je woorden, puur door de schoonheid van het omschrevene? Let wel, aan een boek vol met uitgebreide metaforen en geforceerde rijmelarij heeft ook weer niemand een boodschap.
“Dat zijn best veel kenmerken die een goed boek moet bezitten, Scriptor. Houd je ons geen utopie voor?” Ik hoor het u al denken, zageventen. Daarom geef ik hier twee prachtige voorbeelden, de beste boeken die ik sinds lange tijd gelezen heb: La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer en Extremely Loud and Incredibly Close van Jonathan Safran Foer. Lezen die handel. Meer woorden ga ik daar niet aan vuil maken.
Tot slot mag een boek van tijd tot tijd de
Michiel Verplancke
advertentie
advertentie
31/ dilemma
e
culturama ‘ta:lkЛnd
Professor emeritus aan de UGent Johan Taeldeman grasduint in ‘t Gents archief
Nie neute, wel pleuje het markante relaas van ’t Leedbeirgs Ontsnappen aan de bittere werkelijkheid van een 19de-eeuwe industriestad: dat was het motief voor een meer letterlijke interpretatie van escapisme dat zich twee eeuwen geleden in het Gentse manifesteerde. En dat had merkwaardige gevolgen: de rand werd de nieuwe thuisbasis van vele welgestelde Stroppendragers, die naast rijkdom en prestige ook hun geheel eigen taaltje importeerden. Als case study nemen we het voorbeeld van de kleinste Gentse randgemeente: Ledeberg. Een frappant stukje (taalkundige) geschiedenis van eigen bodem.
T
aalkundige en professor op rust Johan Taeldeman schetst de context waarin het Ledebergs wijkdialect geboren werd. “Rond 1850 en in de laatste decennia van de 19de eeuw zijn heel veel Gentenaars naar Ledeberg uitgeweken,” steekt hij van wal. “Ten eerste om de ongezonde industrie en de sociale ellende van de verpauperde arbeiderswijken te ontvluchten. Ten tweede om aan de Garde Civique* te ontsnappen, een soort burgerwacht die werd opgericht kort na de onafhankelijkheidsstrijd van België, in oktober 1830. In steden met meer dan 10.000 inwoners moest iedere man zich aanmelden bij de militie. De pientere Gentenaars, vooral jongelui, omzeilden die regel door simpelweg de Schelde aan de Brusselsepoortstraat over te steken naar Ledeberg of Gentbrugge, dat toen nog zelfstandige gemeenten waren. Zo ontsnapten ze gewiekst aan de Garde Civique en moesten ze niet verplicht in dienst treden.” “Het gros van die Gentse ‘emigranten’ behoorde tot de lage middenklasse,” verduidelijkt Taeldeman. “Renteniers, handelsbedienden en staatsambtenaren, die weliswaar niet in de hoogste milieus vertroefden maar toch over een aanzienlijk kapitaal beschikten en zekere sociale status genoten. Ze vestigden zich in statige rijhuizen, ver weg van die ‘smerige’ stadscités.” Door die massale toestroom van Gentenaars voltrok de ‘vergentsing’ van Ledeberg zich al in de tweede helft van de 19de eeuw, veel vroeger dan in andere Gentse voorsteden, die landelijker waren en dus minder aantrekkelijk voor de middenklasse. Circa tienduizend Stroppendragers ontsnapten aan de drukte van de verontreinigde grootstad en het juk van de bur-
32/ dilemma
Ledeberg Botermarkt, anno 1900. germilitie. Al snel vormden ze de meerderheid van de Ledebergse bevolking, en dat bleef niet zonder gevolgen. “De middenklasse probeerde zich al decennialang te onderscheiden van het ‘fabrieksvolk’, zoals de fabrieksarbeiders beschimpend werden genoemd. Het stadsproletariaat, dat de motor van de toenmalige economie draaiende hield, werd door de hogere sociale klassen steevast behandeld als het ‘achterlijke gepeupel’. Hoewel ze een essentiële rol hadden in de instandhouding van de zware Gentse textielindustrie, werd er voortdurend op hen neergekeken. Één van de middelen om zich te onderscheiden was de taal.” ‘Achterlijke boeren’ Zo sprak de gezeten burgerij ‘Burgergents’, een gekuiste versie van het Gents, terwijl de lagere klassen plat ‘Gentsch’ spraken. In een poging om zich meer beschaving aan te meten dan het ‘plebs’ hanteerde het ‘chiquere volk’ dus een soort verburgerlijkt dialect, dat bij de doorsnee werkmens
* De Garde Civique De Garde Civique was georganiseerd op gemeentelijk niveau, oorspronkelijk enkel in gemeentes met meer dan 30.000 inwoners. In 1853 werden de criteria voor rekrutering verlaagd naar steden met grosso modo 10.000 zielen. In Oost-Vlaanderen waren dat Aalst, Dendermonde, Oudenaarde en Gent. Iedere man tussen de 21 en 50 moest zich aanmelden bij de militie, en indien hij geen ziekten, misvormingen en verminkingen vertoonde of de man niet voor een gezin moest zorgen, werd hij stante pede ingelijfd. Bijgevolg kwamen vooral jonge vrijgezellen en kinderloze weduwnaars die geen deel uitmaakten van het leger in aanmerking. Ze werden vaak tegen hun zin gerekruteerd, want dan moesten ze een duur uniform aanschaffen. De militie had ook te kampen met een slecht imago: het was erg inefficiënt georganiseerd en er was een nijpend tekort aan materieel, opleiding en motivatie.
e
culturama ‘ta:lkЛnd
"het ‘chiquere volk’ hanteerde een soort verburgerlijkt dialect om zich te onderscheiden van het plebs" nogal komiek in de oren klonk. Door de continue drang om aansluiting te vinden met de sociale toplaag kreeg de middenklasse een blasé en elitair imago opgeplakt, met name van het proletariaat. Het taaltje van de inwijkelingen drukte al snel z’n stempel op het ‘boertige’ dialect van de autochtone Ledebergse bevolking. Over de Schelde werd oorspronkelijk een soort plattelands-Oost-Vlaams gesproken, een heel ander taaltje dan het sappige Gents van binnen de stadsmuren. Gent was in de loop der eeuwen immers uitgegroeid tot een taaleiland. Verschillende taalveranderingen die buiten Gent werden ingezet traden in de stad niet op, vanwege het gemeend ‘boerse’ karakter ervan. “Er was een kloof tussen mensen van Gent en het platteland”, aldus Taeldeman. “Gent was een slechte stad, ‘het rode gevaar’, met die vuile fabrieken en dat ‘smerige’ arbeidersmilieu. En omgekeerd zagen de Gentenaars de boeren als ‘achterlijk’.” De Arteveldestad was een geïsoleerd taalbastion in het rurale Oost-Vlaanderen van toen en is dat vandaag nog steeds, zij het in mindere mate. Op taalgebied uit zich dat op verschillende manieren: een opvallend verschil is dat op het platteland rond Gent de g, ng, w en j tussen klinkers weggelaten worden, waardoor de voorafgaande klinker gerekt wordt. Liegen wordt op den buiten als ‘lieën’ uitgesproken, terwijl ze in Gent ‘liege’. Op het platteland ‘bloeën’ de bloemen, in Gent ‘bloeje’ ze. Die unieke ‘Gentsche’ tongval nam nu ook de overhand in Ledeberg, weliswaar de ‘beschaafdere’ variant ervan vanwege de status van de inwijkelingen. In se was het verschil tussen het Gents en het Ledebergs dus vrijwel hetzelfde als tussen het
Jacques Eggermontstraat, anno 1900. Burgergents en het plat Gents. Zo werd er in het Ledebergs minder nadruk gelegd op zware tweeklanken; in het platste Gents spraken ze van een ‘deejf ’, terwijl een Ledebergenaar ‘dif ’ riep naar een fietsenpikker. ‘Huis’ werd in het plat Gents ‘auwjs’ terwijl dat in het Burgergents van Ledeberg naar ‘ais’ verbasterd werd, waarbij zelfs naar de latere AN-uitspraak ‘uij’ geneigd werd. Verder kenmerkt het plat Gents zich in het rekken van klanken en de typische uitspraak van de tweeklank ‘ng’, waarbij ook de ‘g’ uitgesproken werd. Dat laatste viel weg bij het Burgergents; wat ‘zèènghe’ was voor de werklieden, was ‘zèènge’ voor de middenklasse. Ook typerend voor het plat Gents is het geluidsvolume: door de luide fabrieksmachines leden veel arbeiders aan gehoorschade, waardoor ze luider moesten praten om elkaar te kunnen verstaan. Ten slotte kwam er in het Ledebergs soms een eind -n na een doffe e, wat in het ‘echt’ Gents niet het geval was. Slaapkamerdialect In de loop van de twintigste eeuw raakte Ledeberg, net als alle andere Gentse voorsteden, meer en meer vergroeid met Gent, waardoor het plattere stadsdialect de voertaal werd in de Ledebergse kroegen. Het Ledebergs Burgergents verdween
"Het Ledebergs is gestorven, het Gents gaat als volgende voor de bijl" zienderogen. Vandaag is het Ledebergs dialect – net als andere randdialecten – zo goed als uitgestorven en ook het Arteveldedialect heeft het moeilijk: “Het Ledebergs is gestorven, het Gents wacht helaas hetzelfde lot”, luidt de triestige conclusie van Taeldeman. “Er is geen enkele Gentenaar jonger dan dertig die echt puur Gents praat. Jongeren spreken een soort tussentaal, weliswaar met een Gents accent. Dat komt in de eerste plaats omdat ouders geen dialect meer spreken met hun kinderen. Mama en papa spreken enkel nog dialect met elkaar, dat daarom ook wel ‘slaapkamerdialect’ genoemd wordt. De huidige attitude van ouders tegenover het dialect speelt ook een grote rol: ze vinden het iets boertigs, niet meer van deze tijd, vulgair, onbeschaafd, etc… Een derde oorzaak zijn ouders die denken dat hun kinderen later beter AN zullen leren als ze in het AN worden opgevoed. Ook dat is absoluut niet waar en is zelfs grondig te-
33/ dilemma
e
culturama ‘ta:lkЛnd
gengesproken door de wetenschap.” “Het eerste wat verdwijnt zijn de typische dialectwoorden; de vocabuleir. De woordenschat is het meest broze deel van een dialect. Streekklanken zijn wel nog herkenbaar, in de tussentaal bijvoorbeeld.” Het verval van de Vlaamse dialecten is al enkele jaren aan de gang. “We zijn zelfs zover gekomen dat sommige migranten ‘Gentser’ praten dan de meeste Gentenaars”, stelt Taeldeman vast. “Ik ken nogal wat Turken in Gent die veel contact hebben met Gentenaars pur sang en daardoor plat Gents praten. Zelfs Turkse Gentenaars worden naar verluidt in Turkije als Gentenaars herkend omdat ze ook in hun Turks de typische Gentse huig-r gebruiken.” Onbeschaafd wezen “De grootste bedreiging voor de dialecten, en wat tenslotte ook de ondergang heeft betekend van het Ledebergs, is de toegenomen mobiliteit. Vroeger werd je geboren in je dorp, je ging naar school in je dorp, je trouwde met een meisje van het dorp of hoogstens van één dorp verder, je bleef er wonen, je kinderen gingen naar de dorpsschool en je bleef er werken. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog gingen advertentie
34/ dilemma
Langestraat, anno 1900. mensen nauwelijks hun geluk beproeven buiten het zicht van hun kerktoren. Toen is de enorme mobiliteit op gang gekomen: mensen gingen pendelen en elders een partner zoeken.” Een andere factor waardoor het dialect steeds meer in de verdrukking komt is de sociale mobiliteit: mensen willen opklim-
men op de sociale ladder, en het eerste dat ze daarbij achterlaten is hun dialect. “We zijn zover gekomen dat wie nog dialect spreekt bijna als een onbeschaafd wezen bekeken wordt. Doodjammer”, besluit Taeldeman. Quentin Soenens
e
culturama ‘ta:lkЛnd
Me hoa vluhtne S
omste meinskn zoen durvn eskapeern deur udr keelhat te trakteerne ip liters hoodndrank, andre deur te smwoorn (en ton klabbe’k nie van e siharetjen) en nog andre vluhtn heweune letrlik weh noa andre ploatsn. En n‘es juuste die loatste hroep die derveure hezorgd eit damme wuldr elkander soms vree hoe, mo mjistal vree slihte verstoan. Hent is e prahtig veurbield: de mjiste zoen mie wel verstoane, me e bikke moeite langs biede kantn, mor in Brussel komme‘k nie toe mien rehte... Toeheheevn, oender eskapisme verstoan de mjiste meinsen wel etwuk anders, mo uutendelik kuj de verbindinge toh e bikke volgen, zoe‘k allihte toh peizne. Oddet land woardaj weunt ip de boln trekt, en ge kiest derveurn om me de karavaan veurder te tregn, ton eskapeerdje van de kleudige realitiet en zoek je‘t twoartn beedr ip. Toale is beweehlik en da merktje vrij vlotjes deur de sosiale kontakten die‘j ondertusschen het et (of et het, weerol afhanklik van woa da‘j komt). Zo kuj van ne West-Vloamink agauwe et woord “stute” overpagn, omda iederjin wel oender zen studententied in Hent euvr stuutjes eit oorn klabn. ‘t Woord floreert hjillehans en bloeit oobn. Prahtig voe te ziene. M’ein ollemolle oeze redens voe of en toe neki te vluhtne en soms durfdje ol eki de beens te pagne omdaj heweun bokkesliht zijt in de task at hand. Me klabn iere van een ander soort eskapisme. Kwiln nie direkt zehn da’k nie kunne speln of skrievn, mo lot oes jirlik zin - mostet in’t Nederlands te doene zin, tzoe ip nie te veel boln tregn. Toale ip zihzelvn is dus wok e vorm van eskapisme. De vorm woarmee da‘j werkt, da doedol enorm vele. De toalkundige vorm bepoalt mé andre woordn wok een grwoot stik de betekenis van wuk da‘j
leest. Skrivve‘k nen bouk me dialektale dialoohn zoeta subiets anders klinkn of enkel skeune Nederlandstoalige dialoohn. Nog spannender zoe in feide nen boek zin me multikulti als tema waarda iederjin een andere toale klapt... ‘k Gon der noaste wege oan beginn! Oj e nieuwe toale oanljirt omdaj wilt veruuzn noa een ander land, ton doeje feidelik zelfs oan dubbel eskapisme. Ge bevremdjezelven ip twee manieren - jist goaj noa een ander land en derbie moej ui oanpasschen oan die setting deur je toale oan te passchen, werdeure daj de gekende weirld toh e bikke ahterwehe loat. ‘t Is meskies de boerementalitiet die‘k zo geirn ei, mo ‘t is duudlik enouft, wok in toaln woavan da‘k feidelik nie peidegde da‘t koste, iederjin klapt anders en iederjin peist anders. En doarmee wille‘k nie direkt gezeit ein da klabben en peizen in elkaars verlengde stoan, moa ze stoan wel in elkaars verlengde. Me merkn doorheen de denkoefening - da het skrivn voe Dilemma feidelik ossan wel is - da eskapisme eigenlik vrie grwoot te bepeizen is. N‘es nie makkelik ewist om e biedroage euvr toalkundig eskapisme te skrivne. In stede van mie bie‘t onderwerp t‘otne, ei‘k liever - en da is de bruutwehe woarhied - udr tied skinboar verdoan deur (veur de leek) onverstoanboare zinnen en verskillige veurbeeldn neffest elkander te formuleerne. En als de literatuurwittenskabbers nui eki proberen min denkoefening na te doene en te rekonstrueern wuk datr in m‘n hoofd is hebeurd, zoen der nog interessante konklusiets kunn hetrogn wordne, tikmie. Meskies moe‘w eki de toalkunde oan de letterkunde goan koblen. Of meskies moe‘k mie nog e Nobelanertje oaln. Da‘s wok meugelik. En doarme zie‘w were bie‘t beginne. Lennert De Backer
35/ dilemma
culturama noise
Apologie voor de popmuziek Niets zo escapistisch als platte popmuziek. Toch is het fout om popmuziek automatisch als plebejisch vertier te veroordelen. Pop wordt, zeker de laatste jaren, steeds kwalitatiever, of er wordt op zijn minst meer over nagedacht. Het genre heeft bovendien de traditie van thema’s, conceptalbums, persona’s en intertekst sterker bewaard dan pakweg de hedendaagse rockmuziek. Samen met de videoclips, kledij, awardshows, interviews en vetes, is pop vandaag een echt totaalkunstwerk dat het louter muzikale overstijgt. En als we het hebben over maatschappelijke relevantie, dan is niet de laatste ontwikkeling in experimentele ambient fusion van belang, maar wel de popwereld met haar miljarden luisteraars. Het volgende overzicht, luistertips incluis, moeten u van de kwaliteit en relevantie van popmuziek overtuigen. Trouwens, elke zichzelf respecterende intellectueel houdt er wel een guilty pleasure op na.
Taylor Swift Taylor Swift begon als countryzangeres, al dekt die term tegenwoordig wel een erg brede lading, maar ze evolueerde langzaamaan richting mainstream popmuziek. Al van bij de start kampt ze met een tweeledige kritiek: het heeft helemaal niks te maken met country én de teksten gaan veel te vaak over haar ex-liefjes. Hoe ze die twee thema’s sterk aandikt en dubbel en dik manifesteert in haar recente muziek is erg vermakelijk. Of we hier te maken hebben met intelligente ironie of met absurd hoge arrogantie en egocentrisme is voer voor een lange discussie die ondergetekenden graag uitspinnen op een ander moment. Interessant is Swifts gedrag zonder meer, en de hoge catchiness maakt haar muziek sowieso genietbaar. Bekijk voor het totaalplaatje de over-the-top clips van ‘Shake It Off ’ en ‘Blank Space’
Lorde Bff van Taylor Swift, Lorde is misschien wat te alternatief om in dit rijtje thuis te horen, maar het grote succes van haar single ‘Royals’ heeft bij veel mensen geleid tot de opvatting “als iedereen het goed vindt, moet het wel slecht zijn.” Niets is minder waar. Lorde (°1996!) schrijft intelligente popmuziek met sterke lyrics, die meestal de problemen van de (vrouwelijke) puberteit en de hypocriete samenleving thematiseren. Dat niet alle nummers op haar eerste album even sterk zijn als uitschieters als ‘Team’ en ‘Glory and Gore’, kunnen we voor een debuutalbum door de vingers zien. De Hunger Gamessoundtrack uit 2014 waarop ze zowel solo (‘Yellow Flickerbeat’) als met Stromae en anderen (‘Meltdown’) prijkt, belooft veel goeds voor het tweede album.
SIA Sia draait al lang mee in de muziekindustrie. Ze zingt jarenlang zowel solo als in een band, zonder echt door te breken in de mainstream. Vanaf 2009 legt ze zich vooral toe op songwriting voor andere artiesten en/of het inzingen van dansnummers. In de periode 2009-13 werkte Sia zo mee aan een groot aantal goeie popnummers: bv. ‘Wild Ones’ (Flo-rida), ‘She Wolf ’ (David Guetta), ‘Diamonds’ (Rihanna). In 2014 kwam Sia met een solo-album, 1000 Forms of Fear. Het album staat vol ballads die het doorgaans zwakke niveau van het genre door hun oprechtheid, uitstekende zang en doordachte instrumentatie ruimschoots overstijgen. Sia treedt altijd op met de rug naar het publiek, uit feministisch protest tegen de te uitgespeelde seksualiteit van popsterren als Nicki Minaj. Het visuele aspect tijdens haar optredens en videoclips bestaat uit prachtige hedendaagse balletchoreografieën, een goed voorbeeld van populaire gesamtkunst. Bekijk de clip of een liveversie van ‘Elastic Heart’, ‘Big Girls Cry’ en ‘Chandelier’.
36/ dilemma
culturama noise
Jessie J
Miley Cyrus
“Stump, stump, I’ve arrived!” is de eerste regel van Jessie J’s debuutsingle ‘Do It Like A Dude’; profetische woorden. De heavy metal-achtige, maar aanstekelijke intro en hyperkinetische zang- en dansstijl geven het nummer net dat extraatje dat een debuut moet hebben om opgemerkt te worden. Opvolgers ‘Price Tag’, ‘Nobody’s Perfect’ en ‘Domino’ dreigen, zeker tekstueel, soms een beetje melig te worden, maar de goede producing en de oprechtheid à la Sia compenseren dat ruimschoots. Beluister trouwens ook de Netskyremix van ‘Nobody’s Perfect’, waarin haar vocale prestaties nog meer tot zijn recht komen. Met Bang Bang (2014), een colab met Ariana Grande en Nicki Minaj, zette ze zichzelf na een aantal minder succesvolle singles opnieuw op de kaart, in haar gekende “I own this shit”-stijl. Controversieel item. Haar radicale transformatie van all-American girl Hannah Montana tot seksueel provocerende twintiger leverde haar in de VS al evenveel haat op als het laatste veto van Obama. Wat uw eigen analyse ook moge zijn, het interesseert Miley waarschijnlijk toch niet. En met haar laatste album Bangerz (2013) is ze onmiskenbaar op een gewaagde en krachtige manier muzikaal geëvolueerd sinds het hypercatchy refrein van ‘Party in the U.S.A’. ‘Drive’ spiegelt de esthetiek van het albumartwork en de gelijknamige Winding-Refnfilm, de onderhuidse melancholie van ‘We Can’t Stop’ ondermijnt een eenduidige yolo-interpretatie en ‘Adore You’ is gewoon een mooi nummer. All aboard the hype train dus.
One direction One Direction is een soort simulacrum van een boyband. Wat aan het begin van dit millennium samen met NSYNC en Backstreet Boys wegkwijnde, herrees vijf jaar geleden met 1D. Maar anno 2010 was het concept van een boyband achterhaald en problematisch geworden. De vijf jongens van One Direction zijn zich er dan ook al te bewust van dat ze ‘maar een boyband’ zijn, dat ze hits maken voor massa’s hysterische meisjes en dat vijf knapen die dankzij hun looks geld verdienen een makkelijk doelwit zijn. De ideale legitimatie: een half ironische gimmick van jezelf worden (kijk bv. naar de volledige clip van ‘Night Changes’). Dit zelfbewust kantje verklaart misschien waarom er ook opmerkelijk veel meisjes boven de 16 ‘Directioners’ zijn. Het pure escapisme in nostalgie en onschuld speelt natuurlijk ook een rol: “Catchy muziek die me blij
maakt, mooie jongens en herinneringen aan mijn boybandjeugd, what’s not to like?”, bekent mijn achttienjarige zus. De boodschap van hun eerste hit, “You don’t know you’re beautiful... that’s what makes you beautiful” wordt bij een deconstructie bovendien ongelooflijk complex. Het meisje dat mooi is omdat ze niet weet dat
ze mooi is, wordt nu door One Direction verteld dat ze mooi is. Nu weet ze dat ze mooi is en, volgens de logica van het nummer, is ze dus niet meer mooi. Natuurlijk hoort ze ook het nummer en beseft ze dat ze niet meer mooi is. Maar hierdoor is ze plotseling opnieuw mooi...etc. Joseph Heller zou trots zijn.
37/ dilemma
culturama noise
Rihanna Rihanna is van bij de start een van dé grootste sterren in het poplandschap. Haar eerste single, Pon The Replay (2005), is dan ook een visitekaartje van jewelste: catchy, dansbaar en uitstekend geproducet. Daarna volgt een rits al dan niet zelfgeschreven wereldhits, die nagenoeg allemaal van erg hoge kwaliteit zijn. We zetten de beste even op een rijtje: ‘Unfaithful’, ‘Don’t Stop The Music’, ‘Disturbia’, ‘Rude Boy’, ‘Man Down’, ‘Where Have You Been’, ‘Pour It Up’ … De lijst is schier eindeloos. Ook de talloze featurings zijn uitstekend: ‘Umbrella’ (Jay-Z), ‘Take Care’ (Drake), ‘All of the lights’ (Kanye West), en recent nog ‘Four Five Seconds’ (Paul McCartney & Kanye West). Een aparte vermelding nog voor het meesterwerk ‘We Found Love’ (ft. Calvin Harris), een nummer dat bij een achteloze luisterbeurt misschien de indruk wekt slappe kermismuziek te zijn. De instrumentatie van Calvin Harris is inderdaad een tikkeltje goedkoop, maar de zang (tekst en melodie) en de atmosfeer zijn monumentaal. Geen enkel ander nummer, en videoclip, uit de 21e-eeuwse popmuziek ademt zo een hoog anthemgehalte, zo een troostende toon en boodschap als ‘We Found Love’. Uit het pareltje spreekt een ontroerende tienermeisjesverbondenheid die ook 20-jarige jongemannen diep kan raken.
BEyoncé Queen B is de onbetwiste koningin van de popmuziek. Slechts weinigen komen zelfs maar in de buurt van haar troon. Toen Beyoncé eind 2013 onverwacht haar nieuw album Beyoncé digitaal uitbracht, viel die in op de popwereld als een napalmbom. Het was een meesterwerk in het genre doordat het zowel een synthese als een hoogtepunt was van de laatste hiphoptrends. Met ijle synths die we van Drake kenden en uitstekende trapbeats legde ze de lat van pop een serieus stuk hoger. Op die donkere, sensuele muziek zong Beyoncé bloedeerlijke teksten, die wisselden tussen ontroerend en extreem seksueel. Haar keuze om geen single op voorhand uit te brengen en elk nummer van een eigen kortfilm te voorzien, blies het medium van het muziekalbum bovendien nieuw leven in. Of u Beyoncé een feministe of een hypocriete noemt, hangt vooral af van uw eigen definitie van feminisme. Het album was tekstueel alleszins gericht op vrouwen en Beyoncé’s toe-eigening van de term heeft ongetwijfeld tot een toegenomen bewustmaking rond feminisme geleid. Benieuwd of en hoe Rihanna’s nieuwe album de hoge standaard die Beyoncé haar stilzwijgend oplegde zal kunnen evenaren of overstijgen. Florian Deroo en Ben De Smet advertentie
38/ dilemma
culturama noise
Escapisme in stonerrock S
tonerrock, een genre dat de laatste jaren weer enorm aan populariteit wint, maar waarvan de roots reeds in de jaren ’60 liggen. Het is een genre dat zich vanaf de sixties tot nu heeft bewezen als zijnde één van de meest invloedrijke genres binnen de rockgeschiedenis. Helaas gaat de term ‘stoner’ vaak gepaard met een negatieve connotatie in verband met drugsgebruik, maar de meeste stoner bands trekken zich daar niets van aan. Bands als Weedeater, Bongripper en Dopethrone verbergen hun cannabisgebruik duidelijk niet. Integendeel, ze schrijven net teksten over psychedelische ervaringen onder invloed van drugs, magische en hallucinante gebeurtenissen en mystiek. Aan de hand van een vrij beknopte opsomming van enkele belangrijke albums binnen de stonerrock, zal ik hieronder de aanwezigheid van escapisme binnen het genre iets concreter aantonen. Muziek Het ontstaan van stonerrock kan eind jaren ’60, begin jaren ’70 gesitueerd worden. In 1968 kwam de Amerikaanse band Blue Cheer met hun debuutalbum Vincebus Eruptum op de proppen. Hun zware psychedelische bluesrock werd een commercieel succes, en zo kwam een zwaar vervormde fuzz-gitaar meer in de spotlight te staan. Vincebus Eruptum wordt beschouwd als één van de eerste albums die de evolutie richting stonerrock inluidde. De muzikanten vluchten als het ware naar een zwaardere sound, een waas van geluid, iets psychedelisch. De band zelf wordt nu als proto-metal gezien, net zoals de vaders van de stonerrock, Black Sabbath. Mystiek Black Sabbath, die oorspronkelijk Earth zouden heten, is uiteraard bij iedereen bekend. Ze worden gezien als de vaders van zowel stonerrock als heavy metal. Hun eerste album, simpelweg Black Sabbath, werd oorspronkelijk niet zeer positief ontvangen, maar wordt nu (terecht) opge-
hemeld als één van de meest invloedrijke metal albums aller tijden. Op het album, dat in 1969 op één dag werd opgenomen, horen we Ozzy Osbourne zingen over de Duivel (in ‘Black Sabbath’ en ‘N.I.B.’) en over magie (‘The Wizard’). Er is sprake van escapisme richting het occulte. Hierin zette de Britse band al meteen de trend voor alle stonerrock albums die nadien nog zouden uitkomen. De songteksten in stonerrock gaan bijna altijd over magie, mystiek en spiritualiteit. Ze vereren de grootsheid van de natuur, de elementen, het occulte en de menselijke fantasie, maar meestal in een muzikaal zware en vaak duistere atmosfeer. Wanneer ook nog eens het ruime begrip ‘drugs’ wordt toegevoegd aan deze lange lijst onderwerpen (zeer nadrukkelijk in Sweet Leaf en Snowblind door Black Sabbath), ontstaat er een onuitputbare bron van inspiratie voor alle stonerbands die nog moeten komen. Drugs Eén van die bands to come is Sleep. De Californische driekoppige band boekte succes met hun eerste twee albums, Volume One en Sleep’s Holy Mountain, in ’91 en ’92 respectievelijk. Met dat laatstgenoemde album, waarvan de artwork vol staat van de marihuana-bladeren, kwam Sleep naar voren als één van de meest prominent aanwezige stonermetal bands. Holy Mountain had al een enorme impact op de stoner scène, maar hun magnum
opus moest nog opgenomen worden. “Drop out of life with Bong in hand, follow the Smoke to the Riff Filled Land.” Zo luidde het credo van Sleep wanneer ze Dopesmoker opnamen in 1996, één nummer van ruwweg een uur en tien minuten lang dat de luisteraar meeneemt naar een fictieve wereld van Hasheeshians, Green Herbsmen en Weed-Priests. Al Cisneros, de basgitarist en zanger, brult over een karavaan Weedians die door de woestijn richting Jeruzalem trekken, om daar een lading cannabis te leveren. Het oorverdovende gedreun van de vocals, de face-melting klank van gitaar en bas vergezeld door trage, slepende drums; Dopesmoker is het culminatiepunt van stonermetal in de ‘90s, en Sleep is er volledig in geslaagd de fictionele wereld der Weedians tot leven te brengen via dit nummer. Een verheerlijking van marihuana en de spiritualiteit daarrond, en een hoogtepunt in de muziekgeschiedenis van de laatste 60 jaar; dat is Dopesmoker. Nog zo’n band die verdovende middelen hoog in het vaandel draagt, is Electric Wizard. Het Britse viertal ontleende hun naam aan de Sabbath tracks ‘Electric Funeral’ en ‘The Wizard’. Sinds hun album Come My Fanatics... uit ’97 heeft de band zijn typische stonermetal sound, met invloeden uit de genres sludge en doom en een duidelijk aanwezige Sabbath vibe. Drie jaar later bracht de band Dopethrone uit (niet te verwarren met de gelijknamige band), door critici toen alom beschreven als de beste LP die de Britse stonerscene ooit had voortgebracht. De naam verraadt het zelf al, maar Dopethrone is een vlucht in drugs (zoals Sleep’s Dopesmoker) en duisternis (zoals Black Sabbath). “Hopeless and drugged, my black emotions seethe. Loveless and cold, my hate begins to breed.” Het geschreeuw van zanger Justin Oborn laat de luisteraar (alsook de muzikanten) wegzakken in een obscure nevel van rook en verdoemenis,
39/ dilemma
culturama noise
opnieuw begeleid door zware en slepende gitaar- en drumpartijen. Natuur Gelukkig leggen sommige stonerbands iets minder doemdenken in hun muziek en teksten. Kyuss is een band die voortkwam uit de Palm Desert Scene, een muziekgemeenschap in het zuiden van Californië, en bekend werd rond hetzelfde moment als Electric Wizard. Met Blues for the Red Sun uit 1992 brachten zij desert rock groot, een subgenre van stonerrock dat zijn naam kreeg omwille van de jamsessies die de Palm Desert Scene vaak in de woestijn hield en waarbij meestal veel drugs gemoeid waren. De muziek van Kyuss is een verlichamelijking van een vlucht naar de natuur (in dit geval de woestijn) onder invloed van cannabis. In 1994 bracht de groep Welcome to Sky Valley uit, het meest toonaangevend desert rock album tot op heden. Het zand vliegt de luisteraar praktisch rond de oren bij het eerste nummer op de plaat, ‘Gardenia’, terwijl het psychedelische zweverige gevoel van de natuur en de illegale substanties hem in hogere sferen brengt bij ‘Space Cadet’. Een andere band die een grote interesse toont in de meer zanderige contreien, maar een licht andere sound heeft, is Truckfighters. Het Zweedse trio staat bekend om hun Desert Cruiser EP, later herwerkt tot de LP Gravity X. Bij hun muziek valt ook een tocht door de duinen in de woestijn in te beelden. De schroeiende zonnestralen zijn bijna voelbaar wanneer de twee gitaren opgewekte maar zware riffs tegen je trommelvliezen doen knallen. Echter niet alle natuurgerelateerde stonerrock heeft betrekking tot eindeloze zandvlaktes. Het Oekraïense trio uit Kiev kwam in 2010 in de met rook gevulde spotlight te staan met hun album First Communion, een zwaar door Sabbath geïnspireerd meesterwerk. In nummers zoals ‘Black Woods’ en ‘Occult’ worden – u raadt het nooit – het occulte en magische onderwerpen aangehaald. Sinds Black Sabbath is het ‘tovenaarsmotief ’ zeer populair, en
40/ dilemma
ook Stoned Jesus liet die kans niet liggen. “I, the Wizard of the Night, know all things beyond the light.” (‘Black Woods’) Met hun album Seven Thunders Roar uit 2012 zetten ze dan weer, naast magie, de natuur centraal. In het nummer ‘I’m the Mountain’, een meesterlijke compositie van zestien minuten, beweert zanger Igor eerst een berg, dan een kust, vervolgens een vallei, daarna een weg, en uiteindelijk toch weer een berg te zijn. “For now I’m just a mountain. I AM THE MOUNTAAAAIIIIIN!” De vlucht naar de natuur is hier sterk en zeer duidelijk aanwezig. In de openingstrack ‘Bright Like The Morning’ zijn geluiden van de zee en meeuwen te horen. Een ietwat melancholisch en vooral zeer atmosferisch gitaarsolootje geeft perfect het gevoel van een idyllische kust weer. En zelfs op de albumhoes valt de focus op de natuur heel duidelijk op. Moest u het zich afvragen, het derde nummer op de plaat heet ‘Indian’, vandaar de twee gezichten. In hun nieuwe album, The Harvest, dat sinds 24 februari online te beluisteren valt, wordt er een moderner onderwerp opgenomen. Het eerste nummer heet ‘Here Come The Robots’, iets verder vind u de titel ‘Youth for Sale’. Beide zijn maatschappijkritisch, iets wat wel vaker gebeurt. Denk bijvoorbeeld maar aan The Orb We Absorb, het meest recente album van de Gentse ‘Pletwallace’ Vanborn, waarin politieke aanklachten het belangrijkste onderwerp vormen. Ruimte Een laatste vlucht in de stonerrock is een vlucht naar de ruimte. Misschien logisch,
want waar drugs zijn, is er kosmisch bewustzijn. Er is een hele resem aan spacerock bands, waaronder ook Pink Floyd te plaatsen valt, bij hen is er echter geen duidelijke link met stonerrock. De Amerikaanse band Earthless daarentegen, maakt (meestal instrumentale) psychedelic rock met duidelijke stonerrock invloeden. In 2007 bracht de band, bestaande uit drie leden, het album Rhythms from a Cosmic Sky uit. Dat bestaat uit twee instrumentale jams van elk 20 minuten en één cover van ‘Cherry Red’ van ‘60s band The Groundhogs. Beide jams zijn een soort 20-minuten durende muzikale trip gevuld met hoge gitaarsolo’s die je recht de kosmos in katapulteren. De titel en de albumhoes stralen al genoeg kosmische energie uit, maar de eerste twee nummers slepen je mee recht naar de dichtstbijzijnde nebula. Dit album is een duidelijk bewijs dat je in muziek geen tekst nodig hebt om (hogere) sferen te scheppen en de luisteraar mee te nemen op een psychedelisch ruimteavontuur. Als er twee dingen zijn die men kan zeggen over stonerrock en zijn subgenres, is het wel dat de bands naar zeer verschillende dingen vluchten en erin slagen dat op een zeer ‘eigen’ manier doen. Kyuss laat het zand uit je oren storten, Electric Wizard gooit een geluidsmuur van woede je richting uit, en Sleep dompelt je onder in een wereld van spirituele wiet-queesten. Maar één ding hebben ze allemaal gemeen; met het schrijven en opnemen van hun meesterwerken waren veel genotsmiddelen gemoeid. Lucas De Corte
culturama noise
Geluidslandschappen om in te verdwalen
Zet je radio aan en je hoort vooral nummers die met mooie melodietjes en toffe teksten de luisteraar meteen willen bekoren. Op zich niets mis mee, maar muziek kan ook heel wat andere doelen voor ogen hebben. Sommige artiesten willen de luisteraar met hun muziek bijvoorbeeld langzaam laten wegdromen en eventjes in een andere dimensie doen vertoeven. Met dit artikel wil ik graag enkele genres en artiesten bespreken die erg goed slagen in dit opzet. Post-rock Als je je graag wil verdiepen in de ‘wegdroommuziek’ is post-rock een van de beste plaatsen om te beginnen, want dit is het toegankelijkste genre dat in dit artikel zal besproken worden. De term omvat eigenlijk een heel gamma aan erg verschillende bands (zowel het springerige And So I Watch You From Afar als het sinistere Slint worden bijvoorbeeld onder de noemer post-rock geschaard), maar veelal schrijven post-rockbands uitgerekte nummers vaak met het doel om dynamiekwisselingen en/of sfeer te scheppen, maar deze nummers worden wel nog steeds gespeeld op traditionele rockinstrumenten. Een vrij bekend voorbeeld is de IJslandse band Sigur Rós. De band valt op omdat hun prachtige sfeertapijten versterkt worden door de etherische stem van zanger Jónsi. Vooral de albums Ágætis Byrjun en ( ) zijn grote aanraders om al zwevend te beluisteren. De, naar mijn bescheiden mening, crème de la crème van de post-rock is het Canadese collectief Godspeed You! Black Emperor. De albums F♯A♯∞ en Lift Your Skinny Fists Like Antennas To Heaven zijn standaarden geworden van het genre en worden door velen beschouwd als het beste dat het genre te bieden heeft. Beide albums zijn onderling ook vrij verschillend: F♯A♯∞ is meer gebaseerd op donke-
re soundscapes waar af en toe een sprankeltje hoop door weet te schijnen, terwijl LYSFLATH veel melodieuzer is en meer epische climaxen kent. Leg deze platen gerust eens op als je de hele wereld even wil vergeten. Andere aanraders in het genre: Mogwai – Come On Die Young Yndi Halda – Enjoy Eternal Bliss Hammock – Raising Your Voice… Trying to Stop an Echo Ambient Ambient is al wat minder toegankelijke muziek, in de zin dat mensen die er niet zo bekend mee zijn, het vaak als saai afwimpelen. Het genre houdt zich niet echt bezig met traditionele muziekaspecten zoals beats en songstructuren, maar is volledig gewijd aan het onderdompelen (de term komt van het Latijnse ‘ambire’: omringen) van de luisteraar in de rustgevende geluidslandschappen. Vaak is de muziek elektronisch, maar er is zeker ook plaats voor ‘klassieke’ instrumenten. Een goed album om kennis te maken met het genre is het vrij bekende Selected Ambient Works 85-92 van Aphex Twin. Het is een ideale toegangspoort voor nieuwkomers omdat het op een erg relaxte manier de ambientsfeer perfect weergeeft, maar aan de andere kant ook ritmisch blijft.
Een andere goeie instap is het album Music For Airports van Brian Eno (overigens de bedenker van de genrenaam). Het album is te beschrijven als ‘liftmuziek met een hogere artistieke waarde’. Met zijn minimalisme en toch wel mooie melodieën weet Eno hier iets te maken dat perfect dienst kan doen als goede achtergrondmuziek, maar tegelijk ook geschikt is om actief naar te luisteren en bij weg te dromen. Mijn favoriete ambientalbum is het magistrale And Their Refinement of the Decline van het Amerikaanse duo Stars of the Lid. Met zijn twee uur lange speelduur is het een lange zit, maar het is het absoluut waard. De twee heren maken op deze plaat erg vol klinkende muziek die vooral bestaat uit orkestrale arrangementen en dronende gitaren die op een erg organisch klinkende wijze aanzwellen en afbouwen. Van een ritmesectie is nauwelijks sprake, maar dit gat wordt opgevuld door de dynamiekwijzigingen van andere instrumenten. And Their Refinement of the Decline is een album dat zich tot een van de mooiste ter wereld mag rekenen en voor mij een van de meest pakkende luisterervaringen die er te vinden zijn. Grootse emoties door een minimalistische aanpak. Een andere fijne band om aan te halen is Bohren & Der Club of Gore die een fusion
41/ dilemma
culturama noise
brengen van ambient met jazzinstrumenten. Een vergelijking die vaak gemaakt wordt is die tussen de muziek van Bohren en de soundtrack voor de cultserie Twin Peaks, vooral op vlak van de mysterieuze sfeer. Het is vrij donker, maar dan wel gezellig donker (lees: de ideale soundtrack voor een zwart-witfilm van een grote man in een lange jas die in zijn eentje in een hoek van een naamloos café van zijn whisky aan het slurpen is) Andere aanraders in het genre: Global Communication – 76:14 Machinefabriek – Marijn The Haxan Cloak – Excavation Drone-doom De meeste hiervoor besproken artiesten waren allemaal relatief ‘mellow’, maar het kan ook veel boosaardiger. Ziedaar, drone-doom! Ofwel: het geluid van de Apocalyps in slow-motion. De blauwdruk van het genre bestaat voornamelijk uit langdurige tonen die geproduceerd worden op extreem laag gestemde gitaren, liefst op zo groot mogelijke versterkers. De bedoeling van de artiesten is om de luisteraar volledig te overrompelen met een dikke wall of sound. De band die het vaakst als eerst dronedoomband vernoemd wordt is Earth. Hun debuutalbum Earth 2 bestaat uit 73 minuten aan diepe gitaardrones zonder meer.
Er is geen zang en nauwelijks percussie, enkel variatieloze trage tonen die je langzaam maar zeker verorberen. In hun latere periode is de band een wat andere richting uitgegaan en tegenwoordig maken ze een soort ‘drone-doom meets Western film soundtrack’ met albums als The Bees Made Honey in the Lion’s Skull tot gevolg, wat misschien een wat toegankelijkere introductie tot het genre en de band is.
& Dimensions, waar ze de typische droneformule naar een hoger niveau tillen door toevoeging van een koor en orkest. Absoluut een band die de moeite waard is om eens te beluisteren!
Een andere interessante artiest is Nadja, een getrouwd koppel dat samen muziek maakt. Hun eerste release kwam uit in 2005, maar toch hebben ze nu al meer dan vijftien albums uitgebracht. Ze werken ook graag samen met andere artiesten, waarbij de samenwerking met Uochi Tochi (een Italiaans hip-hopcollectief) erg interessant is. De combinatie van de Italiaanse raps over de intense drones zorgt voor een erg bevreemdend effect. Ook de collaboratie met het Japanse Vampillia, die beklijvende strijkers bovenop Nadja’s muziek leggen, is erg appetijtelijk.
En verder? De genres die ik hierboven vermeld heb zijn degene waarin ik mij persoonlijk het meeste in kan verliezen, maar daar stopt het aanbod natuurlijk niet. Wie nog iets anders wil kan altijd eens gaan kijken bij dingen als de melancholische dubstep van Burial, de dromerige shoegaze van bands als My Bloody Valentine,… Maar ik kan je enkel de juiste richting wijzen, het ontdekken zal je zelf moeten doen.
Andere aanraders in het genre: Boris – Absolutego Khanate – Khanate The Goslings – Grandeur of Hair
Tobias Cobbaert
De grootste droneband is echter het legendarische Sunn O))) (uit te spreken als ‘sun’) Ze staan bekend om hun intense live optredens waarbij je broekspijpen letterlijk gaan meewapperen op de muziek en die je dus niet overleeft zonder oordoppen. Hun album Black One staat in de annalen gegrift als een van de duisterste werken ooit, al is mijn favoriet Monoliths
advertentie
09 223 73 97 • info@basicdesign.be
goed en goedkoop drukwerk 42/ dilemma
culturama noise
Miltzucht E
xtreme druk zoekt naar extreme ontsnapping. Miljoenen mensen die je hele leven doornemen in een van de vele roddelblaadjes, een doorgeslagen fan in je achtertuin of je kinderen die met moeite een normale jeugd kunnen hebben. Daarnaast heb je nog jeugdtrauma’s, mishandelende partners en uitbuitende platenlabels. Het is zeker niet gemakkelijk om beroemd te zijn. Niet voor jou, maar ook niet voor je partner. “Drugs, they’ll sneak up on you.” -Johnny Cash Op jonge leeftijd je favoriete broer verliezen aan een ongeval met een zaag, het doet iets met je. Je leest wel vaker dat achter sommige verslavingen of bepaald gedrag een jeugdtrauma zit. Het heeft er niet altijd rechtstreeks mee te maken, maar het vreet aan je. Het begon echter bij iets heel onschuldigs. Johnny Cash had podiumvrees. Om dit probleem te overkomen begon hij pepmiddelen te gebruiken: Uppers. Het probleem echter van die Uppers, naast alle andere interne verwoestingen, is dat je niet meer kan slapen. Dus wat doe je? Je neemt downers en het probleem is opgelost. Een vicieuze cirkel waar sommigen in verdrinken. Toen June Carter in zijn leven verscheen, was Cash er al erg aan toe. Hij moest steeds hogere dosissen nemen om hetzelfde effect te bekomen en dat speelde op zijn gemoed. Er was een onmiddellijke aantrekking tussen de twee countrysterren, maar ze waren allebei getrouwd en June was absoluut geen fan van Johnny’s verslaving. Lang heeft het echter niet geduurd tot de star crossed lovers het er toch op waagden. Na allebei te scheiden, vroeg Cash haar ten huwelijk tijdens hun optreden. Ze zei ja.
koppel. Johnny had zijn pillenconsumptie al danig verminderd omdat hij één keer zo zwaar over de schreef was gegaan dat hij er zelf van schrok. De verleiding was echter vaak te groot en hun huwelijk was gevuld met ontelbare pogingen om af te kicken van drugs. De effecten van zijn verslaving begonnen duidelijk invloed te krijgen op Johnny’s gezondheid. Het was dan ook een grote verrassing dat het June was die als eerste overleed; een routine hartoperatie die fout liep. Cash zou haar vier maanden later volgen. Hij heeft die vier maanden zeker wel nog doen tellen door massaal veel liedjes op te nemen. De cover van het Nine Inch Nails’ lied Hurt is toen opgenomen, de beste cover naar mijn mening. June
had hem doen beloven nooit te stoppen met muziek. Schoon, schoon, schoon. Dit is niet het perfecte verhaal, maar zeker een van de mooiere uit de geschiedenis van muzikale koppels. Een echte aanrader voor zij die meer willen weten over dit prachtkoppel is de film I Walk the Line. Phoenix in de rol van Johnny Cash is iets dat je moet zien. “If you won’t marry me, will you have dinner with me tonight?” -George tegen Pattie Beatlemania. Ik ben er van overtuigd dat de vier muzikale goden ervan genoten hebben. Zeker als ze geen vaste vriendin hadden. De druk, de gekke fans en de constante oplettendheid moet op een bepaald moment wel zwaar op hen gewogen hebben. En ja, ook zij hebben zich naar de drugs gekeerd. George Harrison heeft toch ook nog een andere ontsnapping gevonden. Iets heel anders, hoewel ze soms toch samen gaan: het Hindoeïsme. Harrison heeft hier altijd al een interesse in gehad en heeft die dan ook gedeeld met zijn drie beste vrienden. Allen gingen ze er even in op, maar alleen Harrison is erin gebleven. Het ging zelfs al zo ver dat hij uren mediteerde, zichzelf een Krishna noemde en drie Hare Krishna gezinnen in zijn huis liet wonen.
Het was geen gemakkelijke weg voor het
43/ dilemma
culturama noise
Zijn toenmalige vriendin Pattie Boyd ging ook graag mee op in de godsdienst en het was voor iedereen duidelijk dat ze stapelgek van elkaar waren. George ging echter teveel op in al het gedoe en sliep daarenboven met talloze meisjes, soms vriendinnen van Pattie. Nadat George met Maureen, de vrouw van Ringo Starr, geslapen had, verliet ze hem. Eric Clapton, die al Layla had geschreven voor haar, stond op haar te wachten met de armen gespreid. Later keek ze hier toch met enige spijt op terug. Clapton was zeker een geweldige man voor haar geweest, maar George was haar soulmate volgens haar. Ik ben geen grote fan van godsdienst, maar het heeft Harrison in een zeker zin
toch wel geholpen. Het heeft hem een manier gegeven om met het leven om te kunnen gaan. Toen Pattie hem verliet voor Clapton, een van zijn beste vrienden, nam hij het zelf goed op en noemde zichzelf “husband-in-law” bij hun huwelijk. Vreemd, maar aandoenlijk. Frank Sinatra bestempelde ‘Something (in the way she moves)’ van Harrison (voor Pattie) tot het mooiste liefdeslied ooit geschreven. Dat kan tellen.
en maakte er een einde aan in 1994. En Sid Vicious zou volgens de geruchten zijn vriendin Nancy doodgestoken hebben terwijl ze allebei bijna comateus high waren. Sid heeft altijd beweerd dat ze een zelfmoordpact hadden gemaakt, maar dat hij te high was om zichzelf van het leven te benemen die avond. Het volgende jaar, na vele zelfmoordpogingen, nam hij een overdosis en stierf. Nancy was twintig en Sid eenentwintig jaar.
Niet iedereen is helaas ontsnapt aan hun vaak verslavende uitwegen. Elvis stierf aan een hartaanval, hoogstwaarschijnlijk door een pillenconsumptie die die van Cash oversteeg. De grunge-zanger Kurt Cobain kon niet ontsnappen aan zijn depressie
“Come on you hawks and listen unto me Lay off that whiskey and let that cocaine be” -Johnny Cash “Cocaine Blues”
advertentie
www.gratisfuifzaal.be
44/ dilemma
Zoë Sierens
culturama cinématique
Het escapistisch-nihilistisch kluwen van Fight Club In een wereld waar pseudo-anarchistische uitspraken, genre “yolo” en “Fuck the system”, je om de oren vliegen, is het een hele verademing als kunstenaars komen met een oprechte en genuanceerde versie van diezelfde gedachte. Door dat overmatige en ongeïnspireerde gebruik van zogenaamd eigenzinnig non-conformisme, wordt het voor regisseurs en auteurs echter steeds moeilijker om het thema op een originele manier te presenteren. “Ik doe gewoon wat ik wil; het is mijn leven”, klinkt nogal aanstellerig en puberaal, terwijl “je moet doen wat je graag doet” dan weer aan je brave oma doet denken.
F
ight Club, boek zowel als film, slaagt met bravoure in de moeilijke taak. Het biedt een oprechte en agressieve aanklacht, en laat tegelijk de negatieve kanten van revolutionair escapisme zien. Waarom de film (nog) zoveel beter is dan u altijd al dacht, leest u hier. - Lezers die noch de film hebben gezien, noch het boek hebben gelezen kunnen dit artikel beter bewaren voor als dat wel gebeurd is, als ze spoilers willen vermijden. Het verhaal Fight Club is de debuutroman van Chuck Palahniuk, die ondertussen is uitgegroeid tot één van de belangrijkste satirische romanschrijvers van de laatste decennia. Naar eigen zeggen schreef hij, geheel in de geest van de roman, een kortverhaal tijdens de kantooruren, waaruit op korte tijd een roman ontsproot. Even het geheugen opfrissen: De roman is een portret van het naamloos hoofdpersonage (dat we voor het gemak vanaf nu Cornelius zullen noemen, naar één van zijn aliassen) dat lijdt aan insomnia en een saai en vlak kantoorleven leidt. Hij ontmoet de excentrieke Tyler Durden en samen organiseren ze fight clubs, waar mannen met elkaar kunnen vechten. Onder leiding van Tyler escaleren die clubs uiteindelijk in Project Mayhem, vanaf dan
over de keuze voor vechten: “Het hele idee van Fight Club was niet belangrijk. Dat was arbitrair. Maar die acht regels moesten ergens over gaan, dus waarom niet een club waar je iemand kon vragen om te vechten. [...] Het had even goed ‘Klus Club’ of ‘Golf Club’ kunnen heten.”
Chuck Palahniuk ontwikkelen de zaken zich razendsnel. Als je bij Fight Club enkel aan fight clubs denkt, vat je slechts de helft van het verhaal en een tiende van de achterliggende ideologie. Pas in de wisselwerking van Cornelius’ schizofrenie, Project Mayhem, Marla en de algemene samenleving komt Fight Club volledig tot zijn recht. Fight Clubs Laten we desalniettemin beginnen met de fight clubs. In het later toegevoegde nawoord van de roman vertelt Palahniuk
Het is vreemd hoe een zo anarchistische groepering zoveel belang hecht aan regels: de ontaarding van het hele fight clubgebeuren begint wanneer Cornelius een geblondeerd medelid, Angel Face, zo drastisch in elkaar mept - de regels overtreedt -, dat het een gevoel van afgrijzen opwekt bij de andere leden, die nochtans zijn samengekomen om te vechten. De indruk die je op het eerste gezicht krijgt van de fight clubs als totaal anarchistische samenkomsten, is dus fout; zich losmaken van de maatschappij gaat blijkbaar enkel met behulp van regels. Project Mayhem problematiseert dat echter. Project Mayhem Als de fight clubs overgaan in Project Mayhem verandert de aard van de regels. Project Mayhem heeft grotere ambities. Het wil de maatschappij veranderen of wakker schudden. De regels van Project Mayhem dienen niet langer om een basismoraal te behouden, maar om alles vlot in het werk te laten gaan; Project Mayhem is een to-
45/ dilemma
culturama cinématique
talitair microregime. De eerste regel verandert van “You do not talk about Fight Club” naar “You do not ask questions about Project Mayhem.” Die totalitaire toets gaf aanleiding tot protest uit de progressieve hoek, terwijl de filmmakers eerder conservatieve bezwaren hadden verwacht. De mensen die Fight Club zien als fascistische propaganda hebben echter niet aandachtig naar het laatste en belangrijkste deel van de film gekeken, waarin Project Mayhem op haar beurt wordt geproblematiseerd. De ommekeer Cornelius begint de gevolgen van het revolutionair-gewelddadige karakter van Project Mayhem in te zien en probeert te redden wat er te redden valt. Als Robert ‘Bob’ Paulson dood wordt binnen gedragen door de militanten gaat hij op zoek naar Tyler. Als hij Tyler ‘vindt’, blijkt die al die tijd al zijn eigen schizofrene alter ego te zijn. We krijgen hier dus een volgende graad van problematisering: Project Mayhem en alle orders die eruit voortvloeiden, kwamen uit Cornelius’ mond, wat een terugkeer of herroeping nog moeilijker maakt. Cornelius moet nu het coole alter ego dat hij zelf creëerde, vernietigen om volledige zelfstandigheid te bekomen en vooral: om Marla te redden. Marla Fight Club is een liefdesverhaal. Cornelius creëert Tyler als hij Marla ontmoet, en het is zijn Tylergedaante die erin slaagt Marla te verleiden. De Ikeaverslaafde, saaie Cornelius had nooit indruk kunnen maken op de excentrieke Marla zonder zijn coole alter ego. Dat Marla echter meer is dan een aanleiding, of een toetssteen voor Cornelius’ machismo, blijkt wanneer ze aan het einde gevaar loopt. De space monkeys, zoals de militanten van Project Mayhem genoemd worden, zitten achter Marla aan, omdat ze te veel weet en een rem vormt op de vandalistische plannen van Project Mayhem. Marla leidt tot fight clubs, fight clubs leiden tot Project Mayhem, Project Mayhem eindigt wanneer Marla gevaar loopt.
46/ dilemma
Eindscène “With a gun barrel between your teeth, you only speak in vowels.” De eindscène speelt zich af op de bovenste verdieping van een flatgebouw, van waar de ontploffing van enkele andere gebouwen te zien zal zijn. Cornelius moet zich in die scène losmaken van Tyler, van Project Mayhem en zich verzekeren van de veiligheid van Marla. Vooral het eerste blijkt extreem moeilijk. Het is niet gemakkelijk je los te maken van een alter ego dat je zelf gecreëerd hebt, en dat je ook effectief geholpen heeft wat van je leven te maken. Niet in staat er via louter mentale weg een einde aan te maken, schakelt Cornelius grove middelen in: het wapen waarmee Tyler hem aan het bedreigen was, blijkt hij (uiteraard) zelf in zijn mond te houden. Hij schiet zichzelf door het hoofd, als een fysiek bewijs aan zichzelf dat hij de moed heeft af te rekenen met zijn alter ego; mentale wil volstond niet. Hierop brengen de space monkeys Marla binnen, waarop Cornelius en Marla aandoenlijk hand in hand kijken hoe de gebouwen worden opgeblazen. Nachtwinkelscène In de verdraaide, geproblematiseerde knoeiboel van Fight Club, is het moeilijk een houvast of leidraad te vinden. De zelfhulpgroepen zijn holle bullshit, de fight
clubs ontaarden nog voor hun hoogtepunt in het veel te drieste Project Mayhem. Dé sleutelscène in Fight Club is mijns inziens de nachtwinkelscène. Tyler loopt binnen in een nachtwinkel, terwijl Cornelius hem als een bange schoothond volgt. Hij houdt de eigenaar onder schot en dwingt hem naar buiten. De kijker/lezer verwacht een overval of zinloos geweld. Hij vraagt de winkeluitbater wat hij eigenlijk echt wou worden – dierenarts – en zegt dan het volgende: “I’m keeping your license. I know where you live. I’m going to check on you. If you aren’t back in school and on your way to being a veterinarian in six weeks, you will be dead.” Dat is Fight Club: op een agressieve manier mensen dwingen hun leven in handen te nemen en te doen wat ze graag doen; mensen die dat uit zichzelf niet zouden doen. Over de dierenarts in spe zegt hij het volgende: “Tomorrow will be the most beautiful day of Raymond K. Hessell’s life.” Begin geen onschuldige mensen in elkaar te meppen, steek geen gebouwen in brand, maar leef alsof Tyler je weet wonen. En denk in tussentijd verder na over het sociologisch-filosofisch metakluwen dat Fight Club is. Ben De Smet
culturama cinématique
“You’re the doc, Doc” O
neliners en tijdreizen, de twee hoofdingrediënten van deze klassieke trilogie. De film zal je noch ontroeren noch een wens geven de wereld te verbeteren, maar lachen zal je! Doc en Marty Mcfly zorgen na een lange dag voor heel wat ontspanning. Het is geen al te moeilijke film, zelfs ik heb het verhaal nog kunnen volgen met 39° graden koorts. Voor degenen die minder bekend zijn met Back to the Future: Marty Mcfly en Doc reizen doorheen de tijd in een omgebouwde DeLorean: eerst naar de tijd dat Marty’s ouders nog jong waren (Marty’s moeder krijgt een oogje op haar eigen zoon), dan naar de toekomst (hoverboards!) en tot slot nog verder het verleden in, naar het Wilde Westen (waar de banden van DeLorean leeggeschoten worden door indianen). Dit jaar, 2015, is een speciaal jaar. In de tweede film reist Marty namelijk echt “back to the future” en komt terecht in, jullie zien het al aankomen, 2015. Laten we eens zien of Robert Zemeckis’s voorspellingen uitgekomen zijn… Hoverboards. Deze zwevende skateboards zijn volgens mij de beste uitvinding in het 2015 van de film. Geen banden die kunnen plat gaan, verminderde kans dat je met uw bakkes tegen de grond terechtkomt en, indien genoeg energie, kan je ermee over water! Wat wil je nog meer? Voor mij hadden hoverboards evenveel kans als lightsabers om gefabriceerd te worden. Ik zocht het echter op en vond op ons geliefde Wikipedia dat ze er al mee bezig zijn. In 2014 was er blijkbaar al een
demonstratie van dit geweldige voertuig. Opgelet aan degene die de hoverboards fabriceert: Marty wordt op 21 oktober 2015 verwacht. Be ready. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar toen ik nog een spelende kleuter was had ik een hekel aan veters. Ik slaagde er nooit in ze vast te binden, ze kwamen los en ik struikelde erover. Ik had veel schoenen met Velcro. Dus toen ik zag hoe Marty’s schoenen zichzelf strikten was ik heel enthousiast en ook wel een beetje teleurgesteld dat die toen nog niet bestonden. Het idee van de hoverboards mag dan wel deels geholpen hebben bij de ontwikkeling ervan, maar de krachtveters (prachtige vertaling van power-lacing shoes) hebben ongetwijfeld een hoofdrol gespeeld. Aan het einde van dit jaar zouden deze handige schoenen namelijk op de markt komen. De Nike-ontwerper, Tinker Hatfield, die de schoenen ook voor de film ontworpen had, zou dit officieus aangekondigd hebben. Geweldig! (hoewel jullie wel 14 jaar te laat zijn voor de prutsende, kleine ik).
Voor dit artikel heb ik Back to the Future II nog eens bekeken. Hoe vaker je naar een film kijkt en hoe verder je vordert in je levensloop, hoe meer dingen je opvallen. Wat mij deze keer is opgevallen zijn de pizza’s. Ik ken vele studenten, waaronder ook mezelf, die soms niet kunnen wachten tot het eten klaar is, een boefkick zoals we dat noemen. Dan is elke minuut voordat je eten klaar is eindeloos. Dat probleem heb je daar niet meer. Je hoeft enkel nog een mini-pizza in een soort microgolf te steken en twee of drie seconden later is deze tien keer zo groot, warm en mooi gesneden. In de woorden van Futurama’s Fry:”Shut up and take my money!”. Helaas is dit nog geen werkelijkheid, althans toch niet volgens mijn Wikipedia of Futurepedia. Hopelijk is er nu ergens een uitvinder bezig met een patent aan te vragen. Hoop doet eten. Zoë Sierens
Er zijn wel enkele andere voorspellingen die mij zeer, euhm, onnodig lijken. Zo duurt het maar twee uur om iemand te veroordelen, omdat er geen advocaten meer zijn die alles eindeloos uitrekken. Helaas lijkt ook de mode op niet veel (behalve de Nike-schoenen en een auto-adjusting jacket natuurlijk), zoals het dragen van twee dassen (waarom?) en tatoeages die erg veel op vingerverfkunst lijken. Het haar is ook wat blijven steken in de jaren ‘80 en het kleurenpalet telt meer kleuren dan een regenboog.
47/ dilemma
culturama bühne
Uitgeperste Cellulitis Interview met Daan Borloo en Jan Bogaert Regisseur en auteur van Sinaasappelhuid Op 17 en 18 maart zal Theater Tinnenpot haar houten planken gewillig veroverd zien door het jonge geweld van Sinaasappelhuid. Filologica is aan haar zesde toneel toe, en dit maal werd het van begin tot eind geconstrueerd uit de doldwaze breinen van Taal- en Letterkundigen. Aangezien iedereen weet dat wij superieur zijn, kan dit niet misgaan.
Werd de tekst van Sinaasappelhuid speciaal voor het Filologicatoneel geschreven? Jan Bogaert: “Euhm, ja en nee. Daan en ik kregen twee jaar geleden het idee om een theaterstuk te maken. Ik ging dan de tekst voor mijn rekening nemen en Daan de regie. Omdat ik wist dat Filologica het jaar erop haar tienjarig bestaan ging vieren met een groots Lustrumtoneel, leek ons de perfecte gelegenheid. De gedachte dat Filologica op haar lustrum zou kunnen uitpakken met een prachtig staaltje toneel dat dan ook nog eens puur blandino was; het was bijna voorbestemd. We zijn er toen meteen ingevlogen. Op enkele dagen tijd had ik een scène-overzicht en al wat ruwe scènes geschreven. We hadden muziek en zelfs een naam: ZIN. Dat project is dan uiteindelijk niet doorgegaan omdat Daan op Erasmus ging naar Leiden. En het zou onmogelijk geweest zijn een volledig toneelstuk te organiseren op een dikke maand tijd. Daan Borloo: “We hadden even het idee voorgelegd om Skype-repetities te houden, maar dat is helaas niet goedgekeurd.” Bogaert: “Nee, geloof dat niet.” Dit jaar hebben jullie dan meteen de kansen gegrepen. Bogaert: “Toen het nieuwe Filologicapresidium was verkozen, hebben we meteen
contact opgenomen met de nieuwe cultuurtjes om ons kandidaat te stellen voor het toneel. Door positief toeval werd Lana, een goede vriendin van ons, de nieuwe cultuur van Filologica. We wilden niet van vriendjespolitiek beschuldigd worden, dus deden we extra hard ons best om ons ambitieus project te rechtvaardigen tegenover het presidium. We hebben dan meteen ons concept herwerkt en afgesproken met Karel “Neocortex” Van Ooteghem in de Trollekelder (biercafé aan Sint-Jacobs, nvdr.) om te discussiëren over de taakverdeling en andere praktische zaken.” Verschilt Sinaasappelhuid erg van het project van toen? Bogaert: “We zijn vertrokken vanuit ZIN, maar al snel waren we akkoord dat het plot en de filosofie erachter nog ‘te jong’ was. Dat klinkt misschien wat pretentieus omdat het letterlijk een jaar oud was, maar Daans visie op wat toneel moest zijn, was in dat jaar tijd aanzienlijk veranderd, om te zeggen meer uitgediept. En doordat Karel erbij werd geroepen voor de muziek, hadden we er nu nog een kritische stem bij. De discussies die we toen hadden in de Trollekelder waren echt de zaligste die ik ooit gehad heb. Van ZIN bleef er uiteindelijk niet veel meer over. We hebben er gewoon een volledig ander toneelstuk van gemaakt.
49/ dilemma
culturama bühne
Heeft uw Leidse avontuur dan een zekere invloed gehad op het toneel? Borloo: “Neen, maar anderzijds misschien ook wel, voor mij als persoon dan. De vraag is natuurlijk in welke mate je invloedsveranderingen kan meten. ZIN zou iets helemaal anders geweest zijn. Minder goed, durf ik wel te zeggen. We zijn daar toen veel te impulsief aan begonnen en we waren er gewoon nog niet rijp voor. Die streken zijn we gelukkig wel verleerd.” Ben je veel tussengekomen in het schrijfproces? Borloo: “Ik heb de integriteit van de schrijver in tact gelaten, als je dat bedoelt, (lacht), want we hebben altijd alles in dialoog beslist. Elke letter in het stuk werd door Jan geschreven. Ik kwam alleen tussen voor gecoördineerde koerswijzigingen, niet om gewoon te schrappen.” Bogaert: “We hadden samen het aantal scènes vastgelegd, de evoluties van de personages, hun achtergrond, het verhaal. Soms kwam ik tijdens het schrijven op een nieuw idee of botste ik op een onvoorzien probleem, en op die momenten was Daan echt het ideale klankbord. Ik ben hier (bij Daan op kot, nvdr.) nog vaak gekomen om te filosoferen over personages en situaties.” Borloo: “We hebben dan ook ne keer een goeie wok gegeten, en ook kip en dragon met die Stevige Chileense Huiswijn van de Albert Heijn.” Bogaert: “En ook eens die Soepele ZuidAfrikaanse. (lacht)” Waarover gaat het toneelstuk eigenlijk? Borloo: “Ik vind dat eigenlijk echt een domme vraag. (lacht) Mensen stellen die vraag altijd en bekijken dan de trailer of gaan scrollen op IMDB naar het plot van de film. Soms moet je dat gewoon eens niet doen.” Hoe kun je anders weten naar welke film je wil kijken? Borloo: “Maar dat is koudwatervrees, hé. Sinaasappelhuid is net ontstaan uit een poging om los te komen van dat aristotelische, van die ragfijn in elkaar gestoken, alles-klopt plots. We wilden eerder naar een soort mozaïek van verhalen toe. En dat je als toeschouwer echt vrij bent om je eigen passies en trauma’s op personages te projecteren. We hebben daarom ook alles bewust vaag gehouden. Dit stuk gaat over vijf personages in een ruimte en er komt op een gegeven moment een nieuwkomer
50/ dilemma
die alles op losse schroeven zet. Dat verandert hun relatie onderling en brengt een reeks van problemen met zich mee.” Bogaert: “Dat thema van die vreemde , die indringer is ook niet nieuw. Het is net die poëtica die wij in bijna elke les letterkunde voorgeschoteld krijgen: het principe dat kunst of literatuur ontaardt, het vanzelfsprekende vervreemdt en dergelijke dingen.” Borloo: “En ergens - heel goedkoop - is die problematiek ook een link naar de toestand van vandaag. Maar een politiek statement hebben wij nooit proberen te maken. Onze bedoeling was altijd om de toeschouwer vrij te laten in zijn/haar interpretatie. Je wordt niet gedwongen om een bepaald prescriptief verhaal te slikken.” Het stuk is dus erg open en polyinterpretabel. Borloo: “Inderdaad, we voelden ook nooit de nood om dat conflict met die vreemde
"In het stuk is muziek in de eerste plaats een extra narratief dat vaak contrapuntisch inspeelt op wat er gebeurt op het podium"
volledig op te lossen, want als je alle eindjes aan elkaar knoopt dan kan er ook niets meer gebeuren met je theaterstuk, dan is het dood en gaat het bij de toeschouwer ook geen vragen meer oproepen.” Bogaert: “In de werkelijkheid bestaat ‘van A naar B gaan’ ook gewoon niet. Het is gewoon een feit dat je als mens in chaos leeft en je er zelf zin en orde aan geeft door het te beschouwen vanuit je eigen persoonlijke narratief. Maar echt, er zijn zodanig veel onbepaalde factoren, zoals toeval en andere invloedsferen die je leven beïnvloeden, dat het praktisch onmogelijk is om de realiteit te beschrijven. Met dit toneelstuk reiken we de toeschouwers de middelen aan om er ook hun eigen zin uit op te maken.” Borloo: “We wilden gewoon geen afgerond verhaal maken, weet je. We wilden vooral afrekenen met het gangbare idee dat je alle handelingen van de personages moet kunnen duiden aan de hand van wat je van hen te weten komt in een anderhalf uur. Zo dekken we ons aan de ene kant in tegen plotholes, maar het brengt ook erg interessante personages naar voren en het verlangen om die te willen begrijpen.” Dat botst wel met wat Filologica in het verleden gebracht heeft. Borloo: “Als ik één iets hoop, dan is het dat verschillende mensen een heel ander theaterstuk gaan gezien hebben en dat ze daarvoor durven uitkomen. Ik hoop dat ze de moed gaan hebben om meer te zeggen dan ‘kweenie’ of ‘çava ze’. Want zelfs al is het de meest avant-gardistische
culturama bühne
"Sinaasappelhuid is net ontstaan uit een poging om los te komen van dat aristotelische, van die ragfijn in elkaar gestoken, alles-klopt plots. We wilden eerder naar een soort mozaïek van verhalen toe"
vorm krijgen. Het skelet was grotendeels af en de personages gedefinieerd, maar het was eigenlijk nog te vroeg om te beslissen. Ik moet wel toegeven dat toen we aan een selectie zaten van zo’n negen of acht kandidaten, ik me er meermaals op betrapte onbewust kandidaten aan personages te linken. Daan hamerde er tijdens die vergaderingen gelukkig altijd op dat we op zoek waren naar een groep die goed samen zou passen. De eerste repetities waren ook zonder tekst met als bedoeling dat ze op elkaar leerden inspelen. Pas in december heeft de tekst zijn intrede gedaan. En zelfs dan lag het nog niet vast en liet Daan de acteurs verschillende personages spelen.”
voorstelling en begrijp je er zogezegd niets van, je hebt altijd een eigen mening, en die telt. Ik denk dat we vooral dat willen aanmoedigen.”
Voor de eerste keer in de geschiedenis van Filologica gaat er on stage muziek worden gemaakt door Karel van Ooteghem, a.k.a. Neocortex. Hoe is hij bij Sinaasappelhuid betrokken? Bogaert: “Volgens mij was het Daan die het idee had om hem erbij te betrekken. Karel staat uiteraard bekend als de redelijk bekende Breakcore producer met die grappige samples, maar wij kennen hem nu al vier jaar als de bedeesde, goedlachse en vooral zachtaardige mede-taal- en letterkundestudent. Hij is enorm veel bezig met kunst en muziek en naast zijn artiestennaam heeft hij echt al veel experimentele, down-tempo-achtige, elektronische muziek gemaakt waar we echt allebei enorme fan van zijn. Karel wou ook niet als Neocortex op de poster verschijnen, dus Breakcore hoef je zeker niet te verwachten.” Borloo: “In het stuk is muziek in de eerste plaats een extra narratief dat vaak contrapuntisch inspeelt op wat er gebeurt op het podium. Tekst, beeld en geluid verhouden zich vaak in contrast tot elkaar waardoor je net een legitimering krijgt waarom het er is. Muziek dient bij ons niet ter ondersteuning of ter bevestiging van wat alreeds afgebeeld wordt, daarom wilden we ook muziek on stage. Muziek die vanuit een booth achterin wordt aangezet, wilden we echt vermijden. Dan wordt het geheel oververzadigd. Dat is als twee Bicky Burgers kopen in plaats van gewoon een Bicky en een pak friet te nemen.”
Dat ligt dan eigenlijk heel hard in de lijn van de filosofie van de Blandijn: leren om op een kritische wijze tot een genuanceerde mening te komen. Borloo: “Het is soms zo’n burden dat je bij het bekijken van een film of theaterstuk voortdurend aandachtig moet blijven, want als je even in je eigen gedachten afdwaalt, loop je het risico cruciale informatie te missen. Dat willen we koste wat het kost vermijden.” Sinaasappelhuid wordt een minimalistisch stuk met weinig attributen, zonder schmink en kostumering, en ook met weinig acteurs vergeleken met de vorige jaren. Borloo: “Inderdaad, de audities vond ik dan ook enorm ambetant, want je moet mensen selecteren op een eerste indruk. We hebben er volgens mij ook goed aan gedaan een groep te selecteren die eenzelfde soort theaterfilosofie had als wij. Een groep waarbinnen de dynamiek erg goed zat, want als je met individuen werkt dan kan het soms moeilijk worden om samen te werken. Uiteindelijk zijn dat nu die zes mensen geworden, maar dat hadden evengoed zes anderen kunnen zijn. Dat is nu gewoon de selectie van dat moment, want als kandidaat hebt ge geen clue wat wij zoeken, hé.” Werd er geselecteerd op personage, zoals typecasting? Bogaert: “Neen, want op dat moment moesten vele personages nog hun echte
Sinaasappelhuid, waar komt de titel vandaan? Bogaert: “Ik heb niet veel te maken met die titel. Ik denk dat ik op het moment dat we een titel nodig hadden zelf iets te diep
in het stuk zat om het te kunnen abstraheren tot een allesomvattende titel. Gelukkig kwam Daan dan plotseling af met ‘Sinaasappelhuid’, een titel waar ik, eerlijk gezegd, in het begin redelijk sceptisch over was.” Borloo: “Het klinkt sappig en ik denk dat dat als titel erg belangrijk is. Je kan er ook van alles in zien, hé. We hebben het stuk onder andere verwoord als volgt: ‘het heeft meer dan plot, waarvan het ene al wat makkelijker te pellen dan het andere, maar hoe de witte sinaasappeldraden aan elkaar hangen moet je zelf maar uitmaken.’ Anderzijds is sinaasappelhuid, of cellulitis volgens Van Dale, een ontsteking van het onderhuids bindweefsel en dat klinkt metaforisch zo juist voor dit stuk.” Bogaert: “Sinaasappelhuid werkt ook gewoon iets meer tot de verbeelding dan cellulitis.” Borloo: “Het stuk gaat ook wel wat over een soort vergroving van de huid door innerlijke spanningen en onderhuids vetweefsel. Elk personage is soms echt een blok beton, maar wat er in dat blok beton zit, is soms niets meer dan pulp. De vraag is dan tot hoever ze bij elkaar doordringen.” Sinaasappelhuid klinkt inderdaad iets beter dan Cellulitis, Jan. Heb je in je tekst ook gelet op dergelijke poëtische elementen? Bogaert: “Ik geprobeerd te spelen met verschillende registers. Standaardtaal wisselen we af met tussentaal. Het liefst zie ik conversaties in tussentaal en heb ik iets meer ‘verheven’ taal gehanteerd in de monologen, maar dat hangt dan ook nog eens af van personage tot personage. Sommige zijn meer geneigd tot poëtische reflectie dan andere. Nu, wat er op papier staat is helemaal niet wat er uiteindelijk op de planken gezegd zal worden. We hebben van in het begin met elkaar afgesproken dat de uiteindelijke gesproken tekst het geschrevene moet benaderen, maar helemaal niet moet imiteren. Wat voor mij belangrijker is, is hoe de dialogen opgebouwd zijn, waar die beginnen en eindigen en hoe die een weerslag hebben op de personages. Ik ben mij ervan bewust dat er zinnen in zitten die gewoon niet goed bekken. Het is niet omdat het goed staat op papier dat het daarom geloofwaardig wordt op toneel.” Borloo: “Schrijven en regisseren zijn twee verschillende logica’s. We hebben daar ook constant over gecommuniceerd, want het is bijna onmogelijk een specifieke tekst
51/ dilemma
culturama bühne
perfect op theater te brengen.” Bogaert: “Om terug te komen op uw vraag: Ja, er zit zeker poëtische taal in, ik ga zo’n kans ook niet aan me laten voorbij gaan. Er zitten ook redelijk wat knipogen in naar Gil Scott-Heron. Zijn werk was zo goed te verzoenen met dit stuk, dat ik het mijn job vond om de impact die zijn teksten hebben gehad op mij te weerspiegelen in het stuk.” Zijn er zenuwen? Bogaert: “Ik ben redelijk angstvallig aan het afwachten, want op dit moment heb ik nog geen enkele repetitie met de tekst kunnen bijwonen.” Borloo: “Ik ben gezond zenuwachtig, vooral in afwachting van de reacties van mensen. Dat het geheel in de soep zou lopen, houdt me momenteel niet bezig. Er gebeuren veel meer fouten als je die al op voorhand hebt gedefinieerd.” Bogaert: “Ignorance is bliss (lacht onrustig). De typische theaterfout is als een acteur zijn tekst vergeet, maar door in de repetities meer te focussen op de personages dan op de tekst, kunnen de acteurs zo’n fout misschien beter opvangen dan ik het heb kunnen schrijven.”
advertentie
52/ dilemma
Borloo: “Ik ben vooral bang op een aanslag. We hebben de paramilitairen al besteld.” Naar het schijnt komt er een persoonlijke held van u naar het toneel, Arne Sierens? Borloo: “Dat is nog niet zeker. Nu ik erover denk, is hij eigenlijk echt wel een invloed die ik heb opgepikt in Leiden. Ik was al bekend met zijn stukken, maar daar heb ik ook veel teksten van gelezen; dat zijn eigenlijk geen teksten, maar partituren. En elke uitvoering is anders, dus ja, ik ben misschien wel doordrongen van zijn poëtica.” Bogaert: “Het was ook gewoon eens tijd dat een modernere toneelpoëtica zijn intrede deed op het Filologicatoneel.” Is er nergens een zekere controverse waar mensen niet mee akkoord zouden kunnen gaan? Naakt of zo? Bogaert: “Laten we dat op een vraagteken houden (lacht). Mijn tekst is alvast PG-13, er wordt niets gezegd waarvan ik denk dat kinderen van die leeftijd nog niet op de hoogte zijn. Wat de regie betreft…” Borloo: “Wel, op een bepaald moment
probeert men een ei bij een meisje binnen te duwen, via haar vagina, maar dat is uiteindelijk ook kindvriendelijk.” Bogaert: “en metaforisch” Borloo: “Dat is origine du monde op een andere manier. Het moet ook vermeld worden dat die actrice ook gewoon een kip is. Het is allemaal zo gelaagd.” Zoals in Chicken Run? Bogaert: “een vrije adapatie naar Chicken Run.” Borloo: “met Gil Scott Heron.” Bogaert: “We hebben Chicken Run proberen te grondvesten in de realiteit.” Borloo: “Pratende kippen zijn gewoon niet realistisch.” Bogaert: “Ik heb eigenlijk ook totaal geen tekst geschreven, ge kunt die paradox daar makkelijk in herkennen.” Nog een laatste woord? Borloo: “Herbert Flack is alles."
Michiel Verplancke
culturama bühne
Donkere Kamers Museum Dr. Guislain Tot 31/05
E
ven buiten het hart van Gent ligt het dr. Guislain museum; een oase verstopt tussen mistroostige middelbare scholen van troosteloos beton en muffe buurtwinkels die alleen vijgen lijken te verkopen. Je loopt onder een bakstenen boog en de tuin van Eden opent zijn grasgroene lendenen. Dikke vogels, mooie bomen en wat nog. Hoe droomachtig het dr. Guislain instituut ook mag zijn, ik was er voor wat anders: een afdaling in ‘Donkere Kamers’, de lopende – en tijdelijke – tentoonstelling over melancholie en depressie in kunst. “Die trap omhoog,” zei de vrouw aan de balie met fonkelende oogjes. Ze zijn er trots op hun donkere kamers. Geheel terecht, trouwens. Wie had gedacht dat ‘de trap omhoog’ naar de diepste krochten van de menselijke ziel zou leiden? Eenmaal aangekomen in de tentoonstellingszalen begint de strijd, nog niet meteen met heidense gedachtes – de zelfmoord – of onversneden wanhoop, maar eerst met oneerbiedig gebulk van een schoolgroep. Nadat de scholieren het gebouw hadden verlaten, ben ik aan de echte afdaling begonnen. Prenten van Dürer, de planeet Saturnus en antieke traktaten over zwarte gal; ‘Donkere Kamers’ biedt een heel arsenaal aan uitzichtloosheid en vertwijfeling. ‘Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt.’ De eerste zaal begint met werk van Izima Kaoru, fotografische verrukking uit Japan. In zijn serie ‘Landscapes with a Corpse’ fotografeert hij actrices die hun eigen dood in scene mogen zetten. De serie van drie foto’s met Tanja de Jager, actrice uit Zuid-Afrika, mooi en wulps, is zowel betoverend als horror. Hoe elegant kan een lijk worden? Ivoren enkels hangen uit een giganteske donkergroene boom, haarscherp beeld met een filmachtige structuur. De dode gaat bijna op in de omgeving, zonder zijn wrange effect te verliezen. Het trio eindigt met een closeup van haar gezicht. Kaoru vertaalde doodse stilte naar concrete voorstellingen, gehuld in complexe groentinten en ijzig wit. De volgende is ‘Doorman cleaning up after suicide’ van Andrew Savulich, een fotograaf voor The New York Daily News. De titel onthult zowat alles. Een man staat
‘iets’ op te dweilen op een boulevard. Savulich brengt zwart-witte tragedie met – van alle dingen – een zekere zin voor humor. De titels van zijn werk zijn doorgaans zo droog als keukenhanddoeken en de onaangename nasmaak is geheel opzettelijk. Als Kafka foto’s zou nemen… Om in de sfeer van het Duitse expressionisme te blijven: Erich Heckel met ‘die Alte’. Schilderwerk in bonte kleuren maar toch valt de melancholie niet te ontkennen. Heckel schildert het gekwelde individu, beklemd door zijn omgeving en constant in gedachten verzonken. Een ode aan al wie de werkelijkheid niet aankan, de gevoelige kunstenaarszielen. En dat laatste is geen uitzondering in ‘Donkere Kamers’. Aan de geschrankte, zwarte kartonplaten in de zalen hangen meerdere vertegenwoordigers van de zwaarste Schennis. Zelfmoordenaars met zo veel esthetisch vermogen dat je het ze niet kwalijk durft te nemen. Ik heb het over Ian Curtis, de zanger van Joy Division, een New Wave band uit het arbeidersmilieu van Manchester tijdens de bizarre jaren zeventig. Curtis’ iconische tronie en zonderlinge dans alleen al zijn een bezoek waard. Ik heb het ook over Jan Cox, lid én criticus van de cobra-beweging – hij voelde zich zelfs niet thuis bij buitenbeentjes. Cox pleegde hetzelfde goddeloze Vergrijp als Curtis en zijn werk lijkt dat aan te kondigen. Dezelfde troosteloze blik, ogen op het ijle, ongeïnteresseerd, (levens)moe. De hele contradictie in ‘Donkere Kamers’ zit in het feit dat al die kunstzinnige uitingen van wanhoop – of toch bij mij – net het omgekeerde effect hadden. Ik voelde me opgetogen, in zekere zin verlost, toen ik de staalblauwe lucht van de Gentse buitenwijken weer boven me had. Vooral het gevoel dat hoe diep je ook mag zitten, er anderen veel dieper hebben gezeten, is een troost. Ontsnap even uit het vluchtige verkeer van de wereld, bezoek het dr. Guislain museum. Betreed de oase en verlaat het vluchtige bestaan, want leven in ontkenning, dat is nog veel treuriger dan met je neus op de feiten gedrukt worden. Voor mij liever donkere kamers dan, bedankt. Bruce Defoor
53/ dilemma
extra
satire
Schamperartikel krijgt meer dan 400 likes Een artikel van het Genste studentenblad Schamper heeft vorige week 454 likes gekregen op Facebook. Een primeur voor het tijdschrift, waar de voltallige redactie de internetbom vooral als een motivatie ziet. Hoofdredacteur Fred Peccivat laat weten dat het succes impact zal hebben op de samenstelling van de toekomstige Schampers.
D
e medewerkers van Schamper, om en bij de 400 studenten, konden vorige week woensdag hun ogen niet geloven. Vrij snel na publicatie op de facebookpagina van het blad kreeg het artikel ‘ICTstudent vindt punten op Oasis’ een vijftal likes. Op dat moment zaten er op het hoofdkwartier van Schamper slechts zo’n 60 redacteurs, een fractie van de normale bezetting. Eén ervan was coördinator Eef Van Eetegom. “Zo’n notificatie krijgen op Facebook, dat is voor ons toch altijd even schrikken. Pas op, we krijgen er elke dag wel een paar hoor, maar meestal zijn dat Farmville-verzoeken van sympathiserende bladen. We hebben trouwens zelf zo’n virtueel boerderijtje met Schamper, en dat is ondertussen een uit de kluiten gewassen boerenmachine geworden doordat al onze leden er continu cadeautjes naar verzenden. Een groot voordeel van onze uitgebreide redactie.” Deze keer geen Farmville-verzoeken dus, maar effectief vind-ik-leuks voor een artikel. “In het begin vond ik het heel raar. Ik heb zelfs een tijdje gedacht dat het pity likes waren, zoals wanneer iemand post dat hij ziek is of een negertje geadopteerd heeft, maar gezien de kwaliteit van het artikel kon dat onmogelijk het geval zijn. Andere mensen hebben me al verteld dat het heel grappig geschreven is.”
vuurtje en binnen de kortste keren hadden alle redacteurs van Schamper de post aanschouwd, terwijl de likes bijna recht evenredig ermee opliepen. De teller staat momenteel op 454 vind-ik-leuks, een opsteker voor het blad dat het bij zijn interviews en zelfs Ben Howard-recensies met een like of drie moet doen. Wat maakt dat net dit artikel zo virtueel succesvol geworden is?
Toen het nieuws van de vijf likes binnen de twintig minuten bekend geraakte in de Therminal (de verzamelplaats van de redactieleden), wilden alle medewerkers de rariteit met eigen ogen zien en werd er massaal naar de facebookpagina van Schamper gesurft. En net dan begonnen de likes binnen te stromen. Het nieuws verspreidde zich als een lopend
Hoofdredacteur Fred Peccivat twijfelt: “We tasten nog in het duister over de oorzaak van het grote succes. Het artikel was in de eerste plaats gewoon steengoed, heb ik van horen zeggen. Die titel alleen al, gieren! Ik vind persoonlijk dat we nu wat meer mogen focussen op satirische artikels, maar zo’n beslissing moet toch met de voltallige groep genomen wor-
54/ dilemma
"Normaalgezien krijgen we enkel Farmville-verzoeken" aldus Fred Peccivat. den. Dat houdt een anonieme stemming in bij ons, en om al die stemmen achteraf te tellen hebben we toch een uur of acht nodig. Gelukkig zijn daarvoor genoeg vrijwilligers voorhanden: elke week tien, zo moet je maar eenmaal per kalenderjaar (met daarin 40 vergaderingen; nvdr.) helpen met klussen. Het zit echt goed met de sfeer, en deze likes hebben onze grote familie nog een stuk hechter gemaakt. Ik wil hierbij dan ook alle vind-ik-leukers bedanken: het zijn jullie clicks die ons groot maken!”. De link naar ‘ICT-student vindt punten op Oasis’ door Pieter De Smet heeft 454 likes op de fanpagina van Schamper. Het artikel zelf werd tot dusver 36 keer opengeklikt. Sam Ooghe
extra
opinie
Materialisme T
egen dat je hier bent aangekomen, heb je waarschijnlijk al kennis gemaakt met de vele vormen van escapisme. In dit bescheiden opiniestukje wil ik mij uitleven op nog een andere manier waarop mensen wel eens aan de realiteit durven te ontsnappen. Ik bedoel namelijk hoe jongeren zich verliezen in materialisme, of hoe volwassenen zichzelf kunnen verliezen in een midlifecrisis. Wandel maar eens door de straten van ons geliefde Gent, vooral in de buurten rond de talloze middelbare scholen is het zo goed als overal te zien. De doorsnee middelbare student met een veel te dure polo van Abercrombie & Fitch, boenkende headphones van Beats by Dr Dré en een jeans van Jack & Jones opgetrokken tot aan de knieën. Een warhoofd als ik kan niet anders dan zich vragen stellen over een achterliggende oorzaak die mensen de behoefte geeft te pronken met merknamen over het hele lichaam. ’t Is uiteindelijk vrij simpel om hier de link te leggen met ons thema. Het lijkt mij dan ook maar normaal het makkelijker is om de tranen weg te vegen met het glanzend scherm van een gloednieuwe iPhone dan met een Nokia 3310. Het is een onderdeel geworden van ons dagelijks leven en iedereen doet het bewust of onbewust nu en dan wel eens: impulsief hebbedingetjes aankopen. En dan heb ik het niet over dronken thuiskomen van de Amber en een onesie bestellen op Amazon, maar over een plotse aankoop van een tof gadget of hebbedingetje met mogelijk een heftig prijskaartje, de dag nadat je lief het bijvoorbeeld het heeft uitgemaakt en je dus ietwat in de put zit. Dit lijkt op zich dan ook een zeer goede oplossing en ik weet het, de realiteit kan hard zijn voor alleman, maar toch moet ik vragen om te bezinnen en twee keer na te denken voor je op de bestelknop klikt. Waarom zou je dàt doen? Neem nu bijvoorbeeld jezelf als kleuter in de jaren ‘90. Je loopt naast mama in de Colruyt en ziet de nieuwste Action Man of Barbie pron-
ken in de speelgoedafdeling. Ondanks al het gehuil en gezaag weigert mama het speeltje in huis te halen. Eenmaal weer thuis vat je alle mogelijke scenario’s samen in je kleine hoofdje. Krijg ik het ooit, of niet? Is mijn toekomst wel nog iets waard zonder dat ik kan spelen met mijn favoriete actiefiguur? Waarom krijgt zij/ hij het wel en verdien ik het niet? Na een tijdje steven je af op de mogelijkheid dat je het speelgoed nooit te zien krijgt en zo neemt het gebleit alleen maar toe. Je wilt die realiteit, die mogelijkheid, escaperen... (snapt ge’m?) en je smijt gewoon keihard je spaarvarken tegen de muur aan en je begint te tellen tot je je mama terug naar
de Colruyt smeekt om het alsnog te kopen. Het doemscenario verbrokkelt en je geniet toch wel zeker de volle twee weken van de stoere en magische avonturen die je beleeft met je nieuwe held waarna het voor de volgende eeuwen verdwijnt in een speelgoeddoos. My point being, misschien zijn er betere manieren om je gedachten te verzetten. Zo kan je geld uitsparen en zijn er later geen onnodige zorgen over een euroloze spaarrekening en kan je alsnog de wagen kopen die je altijd al had gewild. Louis Van Keymeulen
55/ dilemma
extra
Vibeology
Het exotische paradijs Elke dilemma ga ik op zoek naar een vibe, een sfeer die we allemaal kennen maar niet precies onze vinger op kunnen leggen. De vibe is een soort kruispunt van historische, geografische en culturele dimensies. Het evoceert een specifieke setting, vaak in een bepaalde tijd, milieu of geografische locatie. Door de invloed van populaire cultuur maakt ons collectief cultureel geheugen er allerlei associaties bij: we herkennen de vibe aan de gevoelens, kleuren, muziek, films die we er aan verbinden. De specifieke sfeer bestaat zo uit allerlei uiteenlopende onderdelen maar is meer dan enkel de som van die delen. Terwijl we een vibe dus niet eenvoudigweg kunnen definiëren, kunnen het wel op impressionistische wijze schetsen aan de hand van die afzonderlijke elementen en cultuurproducten. In het kader van het thema escapisme, verken ik in deze editie de vibe van HET EXOTISCHE PARADIJS. Algemeen Het exotische paradijs is een tropische locatie waar men eindelijk zonder zorgen een puur leven kan leiden. De 16e eeuwse connotaties van voedseltekort en mogelijk contact met kannibalen zijn nagenoeg verdwenen. In een exotisch paradijs zijn, is het ultieme tegengewicht geworden van het leven in de smerige laatkapitalistische metropool. Tegenover smog, stress en cement staat er zorgeloos halfslapen in een hangmat. Toch kan er in de vibe van het exotische paradijs een lichte melancholie binnensluipen: eenzaamheid en het gevoel dat je iets belangrijks aan het missen bent. Dat is natuurlijk de schaduwkant van escapisme: de mensenwereld heb je achtergelaten. Locatie Het exotische paradijs bevindt zich in een vage tropische setting. Zowel de Caraïben als een onbewoond eiland in de Stille Oceaan werken. Als het maar niet te ver van de evenaar ligt. Belangrijk zijn de humide hitte, de aanwezigheid van palmbomen, een strand aan een helderblauwe zee, kleurrijke vogels en bloemen (denk Toekan en orchideeën) en een waterval. Hawaï is in de laatste jaren zowat het mainstream voorbeeld van een exotisch paradijs geworden. Film & TV De eerste James Bond-film, Dr. No, uit 1962 leverde een stapel aan exotisch paradijs-clichés op. De scene waarin Ursula Anderson in bikini uit de zee komt lopen is ondertussen al duizenden keren nage-
56/ dilemma
daan, meest recent nog in de reclameclips voor Ex on the Beach. Klassiekers als Donnovan’s Reef (1963) en The South Pacific (1958) combineerden een paradijselijke setting met licht racistische stereotypen. The Blue Lagoon werd in 1980 een culthit over de natuurlijke liefde tussen twee minderjarige schipbreukelingen. Naakt met dolfijnen zwemmen, mango’s eten, erotiek in een zelfgebouwd hutje; de twee groeien op in een rousseauiaanse ideaal-
wereld. Dat de betrokken actrice maar veertien jaar was toen ze topless voor de camera moest gaan, zorgde wel voor enige controverse. In recentere jaren voel je de vibe het meest in slappe romantische komedies als Couples Retreat en Forgetting Sarah Marshall. Er heeft zich ook een heel genre reality TV shows ontwikkeld die zich in een paradijselijk setting bevinden: Survivor, Expeditie Robinson, Dating Naked... Muziek Bij het denken aan een exotisch paradijs horen we spontaan die typische, naar omhooggaande Hawaïaanse steel guitar. Dit komt waarschijnlijk doordat het bij elke Neckermann en Thomas Cook reclame gebruikt wordt. Ukelelemuziek en het genre bachata met haar glasheldere gita-
extra
ren en Dominicaanse percussie passen ook. En zelfs zeer rustige housemuziek kan exotische stranden voor de geest halen. Een korte vibemixtape: Santo & Johnny – ‘Sleepwalk’ Aventura – ‘Obsesion’ Atu – ‘Vacant’ Gabby Pahinui and The Sons of Hawaii – ‘He’eia’ Lauren Sharpe – ‘Japanese Sandman’ Boeken In de literatuurtraditie komt men meestal niet vrijwillig terecht in het paradijs maar is het personage doorgaans een schipbreukeling. In de 18e en 19e eeuw groeide er in de Engelse literatuur zo een heel genre van de desert island romance. De grote klassiekers: Robinson Crusoe, Treasure Island en The Swiss Family Robinson. Een cynischere variant uit de 20e eeuw is The Lord of The Flies waarin gestrande kinderen elkaar uiteindelijk beginnen uitmoorden. Dan zijn er natuurlijk nog de talloze stationsromannetjes zoals Shipwrecked with
the Billionaire Rock Star. Eten & Drinken Alles gerelateerd aan de kokosnoot. Exotische fruiten (ananas, banaan, mango...) zijn in het algemeen perfect. Warm eten is moeilijker: vis en misschien een BBQ werkt, al begint die laatste over te gaan in de ‘lame zomervakantie in Blankenberge-vibe’. Qua drinken: elk soort koud drankje buiten geitenmelk. Smoothies, citroenbier en het Mexicaanse rijstdrankje horchata zijn aanraders. Kledij Twee opties: de minimalistische keuze of wat je op een zomerdag aandeed toen je acht was. Bij het eerste denken we aan losse lapjes stof of palmbladen. Het tweede: pastelshort/zwembroek met kortemouwhemd/marcelleke voor jongens; bikini met een te groot T-shirt of een lang wit kleed voor meisjes. Sandalen of niks aan de voeten. Florian Deroo
The Blue Lagoon (1980)
advertentie
57/ dilemma
Ontsnap naar de zon
MARIAKERKE EVERGEM DESTELBERGEN
Brugsesteenweg 528 Kwadeweg 84 Dendermondesteenweg 488
Tel. 09/226 25 49 Tel. 09/335 50 03 Tel. 09/228 30 98
Open van dinsdag tot zaterdag van 9.30 - 12.00 uur / 13.30 - 18.00 uur. Gesloten op zondag en maandag.
Als jij er beter uit ziet, ziet alles er beter uit
www.vijgeblad.be
Filologica DANKT HAAR
ERELEDEN
Prosenioren
Steunende leden
Bevriende kringen
Freek Braeckman 98-99 (Germania) Katrijn D’Herdt 02-03 (Germania) Koen Goossens 02-03 (Romania) Elisabeth Ghysels 03-04 (Romania) Bart Peeters 03-04 (Germania) Anne Bosman 04-05 Jeroen Meuleman 05-06 Benoît Lagae 06-07 Robin Van Cleemput 07-08 Aäron Maes 08-09 Tom Van Steendam 09-10 Stephanie Lannoo 10-11 Edouard De Prez 11-12 Maxim Mommerency 12-13 Madelon Bakx 13-14
Chanel Baert Wim Bekaert Kim Callewaert Bjorn Coucke Laurens DeBlock Fien Decavele Nick Delafontaine Marcel Fransaert Sofyan El Bouchtili Matthias Van de Velde Relinde Van Vlaenderen
BABYLON KHK KK KMF OAK SLAVIA VETO VGK
Ereleden
Academisch personeel
Tim Piens Sofie Hoogerwerf Saar Himpe Sarah Vandoorne Thijs Goethals Annelien Siau Elke Dirkx Lien Desopper Inneke Plasschaert Sander Laridon Vicky Vandriessche Dorien Leunens Harald Berings Melanie Houthoofd Arnaud Thaler Joke De Vos Koen François Cynthia Criel Jasmien Dieltiens Roos Pauwels Henri Van Bost Arno Van Vlierberghe Tom Vandevelde Lisa Vandenbossche Ben Van Eck Liesbet Exsteyl Stephanie Lannoo
Anne-Laure Van Bruaene Anne-Sophie Ghyselen Benjamin Biebuyck Marc Boone Debora Van Durme Gunther Martens Ilse Logie Jacques Van Keymeulen Kristoffel Demoen Lars Bernaerts Magda Devos Mara Santi Marc Boone Philippe Codde Sanne Tanghe Stavros Kelepouris Steven Delarue Susan Verhulst Timothy Colleman Yves T’Sjoen Ghysels Elisabeth
Peter Jelle De Groote
59/ dilemma