Colofon Algemeen Document Afstudeerscriptie Versie Definitief Datum 17 juni Jaar 2014 Kwartaal 3 en 4 Code (IGO) ROPAFS40 Auteurs Naam Zohal Mahbubi Studentnr 0839903 E-mail z.mahbubi@live.nl Tel 06 55802271 Naam Dino Johannes Studentnr 0823235 E-mail dino.johannes@gmail.com Tel 06 83597796 Hogeschool Rotterdam Opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie Instituut Instituut voor de Gebouwde Omgeving 1e lezer N.J. (Nienke) van der Noordaa 2e lezer J. (Janneska) Spoelman Adres G.J. de Jonghweg 4 - 6 3015 GG Rotterdam Stagebedrijf Naam Alterra, Wageningen UR Adres 6700 AA, Wageningen Postbus 47 Begeleider drs. P.A.M. (Peter) Visschedijk DLO onderzoeker Afdeling governance Publicatie jaar Juni, 2014 Alterra Wageningen UR kan niet aansprakelijk worden gesteld voor uitspraken in dit document. Gebruikte afbeeldingen zijn eigendom van de auteurs tenzij anders aangegeven.
ZELFBEHEER VAN OPENBAAR GROEN Zohal Mahbubi Dino Johannes
Voorwoord Het voorliggende document is de afstudeerscriptie van Zohal Mahbubi en Dino Johannes en het resultaat van een afstudeerstage in het 4e leerjaar van de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie van de Hogeschool Rotterdam. Door stagebegeleiding vanuit de Hogeschool Rotterdam zijn wij in aanraking gekomen met het onderzoeksinstituut Alterra in Wageningen. Wij zijn Alterra Wageningen UR zeer dankbaar dat zij ons de kans en ruimte aanboden om een afstudeerproject tot stand te brengen waarin wij ons enthousiasme in kwijt konden en ervaringen op konden doen in de praktijk. In dit afstudeeronderzoek heeft Alterra de rol van opdrachtgever aangenomen en is het afstudeeronderwerp in samenspraak vastgesteld. In dit afstudeeronderzoek is de case study een essentieel onderdeel in het onderzoek. De interviews die voor de case study zijn afgenomen hebben veel praktijkkennis opgeleverd. Hierbij leverde het afnemen van interviews bij burgers en bij ambtenaren een interessante afwisseling op waardoor onderwerpen van verschillende oogpunten benaderd konden worden. Het afnemen van interviews was voor ons een verassend aangename methode van onderzoek. Iedere respondent heeft ons ontvangen
met gastvrijheid en waren enthousiast om hun ervaringen met ons te delen. Wij willen dan ook alle respondenten bedanken voor hun tijd en gastvrijheid, zonder deze personen had dit afstudeeronderzoek niet tot stand kunnen komen. Wij willen Peter Visschedijk, onze begeleider bij het afstudeerbedrijf Alterra Wageningen UR bedanken voor zijn begeleiding tijdens het afstudeeronderzoek. Niet alleen zijn jarenlange ervaring en kennis op het vakgebied van stedelijk groen en burgerparticipatie hebben ons geholpen om het afstudeeronderzoek af te ronden. Hij heeft gedurende heel het afstudeeronderzoek met behulp van humor en enthousiasme gezorgd voor een fijne, luchtige werksfeer en de benodigde verbindingen naar andere experts in het bedrijf. Wij zijn Barry de Vries, Joop Spijker en Jeroen Kruit van Alterra Wageningen UR dankbaar voor hun opbouwende feedback die zij gaven waaronder een waardevolle review waarin wij voorlopige bevindingen konden toetsen. Daarnaast hebben zij ons betrokken in andere onderzoeken over zelfbeheer van openbaar groen, waarin wij aanvullende kennis hebben verkregen en zelf ervaringen konden delen. Wij zijn Nienke van der Noordaa dank-
baar voor haar waardevolle begeleiding en het vertrouwen wat zij ons gegeven heeft om dit afstudeeronderzoek succesvol af te ronden. Daarnaast willen wij Janneska Spoelman bedanken voor haar betrokkenheid als tweede lezer. Middels deze weg willen wij ook nog een aantal andere mensen bedanken die ons geholpen hebben bij de totstandkoming van dit afstudeeronderzoek. Wij willen het personeel van de afdeling Governance bedanken voor een fijne werkplek en waardevolle input. Tot slot willen wij onze lieve familieleden en vrienden bedanken voor de mentale steun tijdens het afstuderen.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 10 1.1 Aanleiding en achtergrond 11 1.2 Probleemomschrijving 13 1.2.1 Probleemstelling onderzoek 13 1.2.2 Doelstelling onderzoek 15 1.2.3 Definitie begrippen 16 1.2.4 Afbakening 17 2. Onderzoeksontwerp 18 2.1 Aanpak van het onderzoek 19 2.2 Onderzoeksmethodiek en leeswijzer 20 3. Theoretisch kader 22 3.1 Waarom zelfbeheer van openbaar 23 3.1.1 Redenen voor burgers 23 3.1.2 Redenen voor gemeenten 24 3.2 Organisatie 25 3.2.1 Organisatie burgers 25 3.2.2 Organisatie gemeente 27 3.3 Samenwerking 28 3.4 Traject 30 3.4.1 Activiteiten 30 3.4.2 Indienen van een initiatief 31 3.4.3 Randvoorwaarden en overeenkomst 32 3.5 Succes- en faalfactoren 36 3.5.1 Succesfactoren 36 3.5.2 Faalfactoren 37
4. Case study 38 4.1 Case beschrijvingen 39 4.1.1 Moestuin Rijk, Barendrecht 40 4.1.2 Tuin op de Pier, Rotterdam 42 4.1.3 Het Nieuwe-Hoofdhof 44 4.1.4 Experiment Zelfbeheer Hoekwierde 46 4.2 Bevindingen interviews 48 4.2.1 Inleiding 48 4.2.2 Uitkomsten interviews 49 5. Analyse conclusies en aanbevelingen 56 5.1 Analyse en conclusies 57 5.1.1 Aanleiding 58 5.1.2 Randvoorwaarden en overeenkomst 59 5.1.3 Beheer en budget 60 5.1.4 Organisatie 62 5.1.5 Samenwerking 64 5.1.6 Traject 66 5.1.7 Succes- en faalfactoren 68 5.1.8 Eindconclusie 72 5.2 Aanbevelingen 74 5.2.1 Aanbevelingen richting burgers 74 5.2.2 Aanbevelingen richting ambtenaren 76 Nabeschouwing 78 Bronvermelding 78 Bijlagen 80 1 Formulier afname interview burger 81 2 Formulier afname interview ambtenaar 82 3 Notulen review 83 4 Analyse tabel interviews 84 5 Datamatrix 92
Samenvatting Vanuit de oriëntatie in collegeprogramma’s van tien grote Nederlandse steden, waarin bezuinigingen en zelfredzaamheid van de burger een raakvlak hebben met stedelijk groen, is zelfbeheer van openbaar groen vastgesteld als onderzoeksonderwerp. Zelfbeheer is het door burgers vrijwillig onderhouden van onderdelen van het openbaar groen in eigendom van de gemeente, waarbij het openbare karakter van het stuk groen wordt behouden. In bestaande literatuur is er beperkt informatie beschikbaar over het traject, hoe betrokken partijen georganiseerd zijn en samenwerken, en waar in het traject bepaalde succes- en faalfactoren van toepassing zijn. Naast het aanvullen op bestaande literatuur was het doel van dit onderzoek het inzicht geven aan betrokken burgers en ambtenaren waarmee zij met minder problemen succesvol het traject van een zelfbeheerproject kunnen doorlopen. De onderzoeksvraag is als volgt: Welke succes- en faalfactoren kunnen benoemd worden vanuit een onderzoek naar het traject van zelfbeheerprojecten in openbaar groen, waarin de organisatie en samenwerking van burgers en de gemeente centraal staan? De benodigde informatie is verkregen door middel van het opstellen van een theoretisch kader en een case study waarin bij vier zelfbeheerprojecten een betrokken burger en een betrokken ambtenaar is geïnterviewd. De bevindingen uit het theoretisch kader en de case study zijn vervolgens in een review voorgelegd aan drie experts met ervaring en kennis in het vakgebied van groenbeheer en burgerparticipatie. Deze hebben extra informatie en aandachtspunten meege-
geven. Conclusie De organisatie in een zelfbeheerproject kan verschillen. Waar de gelaagde organisatie van de gemeente al vastligt is de organisatie van de burger veranderlijk gedurende het traject. Zo krijgt een zelfbeheerproject meestal voortrekkers met aanvullende taken, kennis en vaardigheden en kunnen zelfbeheerders ervoor kiezen om zich te verenigen in een vereniging of stichting. Het verschilt per zelfbeheerproject bij welke afdeling van de gemeente het project wordt ondergebracht. Niet alleen de samenwerking tussen de zelfbeheerders en de gemeente is van belang, ook samenwerking tussen zelfbeheerders onderling, ambtenaren onderling en de samenwerking van zelfbeheerders met andere inwoners uit de omgeving is van belang. In deze verschillende samenwerkingen is communicatie via één aanspreekpunt en transparantie nodig. Door als zelfbeheergroep iedereen op de hoogte te houden van ontwikkelingen kunnen veel misverstanden (frustratie en conflicten) voorkomen worden. De succes- en faalfactoren zijn op te delen in de vier verschillende fasen in het traject. Hierbij moet gezegd worden dat de meeste faalfactoren omgekeerde succesfactoren zijn. In de voorbereidingsfase kunnen burgers met goede voorbereiding en inzet laten zien dat het realiseren van het zelfbeheerproject een goed idee is en het ook werkelijk kan. Zo kan er draagvlak verkregen worden onder bewoners en ambtenaren. In de legalisatiefase is het belang dat randvoorwaarden en een overeenkomst in samenspraak opgesteld worden en dat de gemeente een balans zoekt in het maken van duide-
lijk afspraken en het geven van vrijheid. Door het geven van vrijheid en vertrouwen blijft het gevoel van eigenaarschap bij de zelfbeheerders. De uitvoeringsfase is een leerfase. Daarom moeten zelfbeheerders niet verwachten dat alles in één keer lukt en is het verstandig dat de gemeente in het eerste jaar/maanden niet te strenge eisen stelt aan de beeldkwaliteit van het stuk openbaar groen in zelfbeheer. In de evaluatiefase kunnen zelfbeheerders en de gemeente succes- en faalfactoren uit het project herkennen en deze vervolgens toepassen of voorkomen in de toekomst. De evaluatiefase loopt gelijk met de uitvoeringsfase waarin nieuwe inpassingen of maatregelen voorgesteld kunnen worden om uitgevoerd te worden. Soms moet er zelfs opnieuw toestemming verkregen worden voor een bepaalde inpassing en komt men opnieuw terecht in de initiatie- en legalisatiefase. Dit maakt het traject van een zelfbeheerproject een cyclus. Er zijn ook meerdere succes- en faalfactoren die door meerdere fasen heenlopen. Zo is ten eerste het hebben van draagvlak in de omgeving en de gemeente een essentiële factor. Daarnaast kunnen de vaardigheden, kennis en hulpmiddelen die te vinden zijn in het netwerk gebruikt worden voor allerlei doeleinden. Ten slotte is communicatie via één aanspreekpunt en transparantie bij de zelfbeheergroep nodig om samenwerking binnen de zelfbeheergroep, met de gemeente en met andere bewoners in goede banen te leiden. Aanbevelingen Gezien de doelstelling van het onderzoek zijn er aanbevelingen gericht aan burgers en aanbevelingen die gericht zijn aan ambtenaren. De aanbevelingen bij de burger richten zich vooral op zelfredzaamheid. Zorg voor een goede voorbereiding voorafgaand aan het indienen van een aanvraag en vraag alleen onder-
steuning bij de gemeente wanneer dat echt nodig is. Maak daarnaast gebruik van de verscheidenheid van kennis en vaardigheden die in het netwerk van een zelfbeheergroep te vinden zijn. Naast zelfredzaam zijn dient er ook een transparante houding te worden aangenomen waarin communicatie plaatsvind via één aanspreekpunt. Op deze manier kan de zelfbeheergroep hun inspraak vormgeven bij het opstellen van de randvoorwaarden en de overeenkomst. Als gemeente moet zelfbeheer niet gefaciliteerd worden met een kostenbesparing als doel (teveel kosten en tijd kwijt aan communicatie en ondersteuning), maar voor sociale cohesie en de zelfredzaamheid van de burger. De aanbevelingen voor de gemeente zijn gericht op het vinden van een juiste balans tussen het bieden van ondersteuning en het geven van vrijheid. De zelfredzaamheid van de burger moet hiervoor in de voorbereidingsfase al gestimuleerd worden. Ondersteuning vindt plaats in de vorm van sturing van zelfbeheerders door het gemeentelijk apparaat en – proces. Ook kan de gemeente in het eerste jaar/maanden ondersteunen bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en niet te strenge eisen stellen aan de beeldkwaliteit van het groen, hierdoor wordt het leerproces gestimuleerd. De gemeente moet bij het opstellen van randvoorwaarden en de overeenkomst de zelfbeheerders inspraak gunnen om zo ondersteuning en het geven van vrijheid mee te nemen in het vervolg van het traject.
1. Inleiding
10
In dit hoofdstuk worden de aanleiding en achtergrond beschreven van dit onderzoek over zelfbeheer van openbaar groen. Tevens komt de probleemstelling in paragraaf 1.2 aan bod, waarbij ingegaan wordt op de hoofd- en deelvragen, de doelstelling en de begripsafbakening.
1.1
Aanleiding en achtergrond
Een actueel onderwerp dat inspeelt op de problematiek van deze tijd, een raakvlak heeft met stedelijk groen en past in het werkveld van opdrachtgever Alterra, waren voor ons randvoorwaarden voor het kiezen van een onderzoeksonderwerp. Om zicht te krijgen op actuele problematiek rond stedelijk groen, is daarom gestart met een oriëntatie in de collegeprogramma’s van tien grote Nederlandse steden (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Groningen, Maastricht, Arnhem, Nijmegen, Eindhoven en Zwolle) waarin staat op welke punten de afgelopen vier jaar (2010-2014) is ingezet. In de collegeprogramma’s spelen bezuinigingen een grote rol. Gemeenten hebben niet alleen te maken met opgelegde bezuinigingen vanuit het Rijk, zij zijn ook gedwongen om te bezuinigen door gevolgen van de economische crisis die plaatsvinden in de eigen gemeente. Daarnaast kwam naar voren dat in meerdere collegeprogramma’s wordt ingezet op de zelfredzaamheid van de burger. Een manier waarop de bezuinigingen plaatsvinden is het versoberen van de uitvoering van taken (Geuzendam, Koch, Bezema, & Kinkel, 2014). Groenbeheer valt hier ook onder. Daarom verlagen
veel gemeenten het kwaliteitsniveau van het openbaar groen om zo uitgaven aan groenbeheer te verlagen (CROW, 2014). In sommige gevallen kan een gemeente er zelfs voor kiezen om het beheer van openbaar groen toegankelijk te maken voor burgers als vorm van vrijwilligerswerk of nemen burgers zelf het initiatief om openbaar groen in hun omgeving te beheren. Dit wordt zelfbeheer genoemd.
Figuur 1: zelfbeheerder aan het werk
11
De meest gebruikte definitie voor het begrip zelfbeheer (Meijs, 2012) is afkomstig van de gemeente Utrecht en luidt: Zelfbeheer is het vrijwillig onderhouden van delen van de openbare ruimte door derden, waarbij het openbare karakter van het object blijft gehandhaafd (Gemeente Utrecht, 2014). Omdat in de meeste meegenomen collegeprogramma’s wordt
ingezet op de zelfredzaamheid van de burger is in overleg met de opdrachtgever de focus gelegd op burgers als zelfbeheerders. Hierdoor voldoet de eerder genoemde definitie van de gemeente Utrecht niet (waarin zelfbeheerders derden zijn en het dus ook bedrijven e.d. kunnen zijn) en wordt er in dit onderzoek de volgende definitie gehanteerd:
Het door burgers vrijwillig onderhouden van onderdelen van het openbaar groen in eigendom van de gemeente, waarbij het openbare karakter van het stuk groen wordt behouden.
In zelfbeheerprojecten worden er onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd voor bepaalde onderdelen van het openbaar groen, bijvoorbeeld beplanten, snoeien, maaien etc. Een zelfbeheerproject kan echter ook nog andere werkzaamheden omvatten waaronder technische, financiĂŤle, ruimtelijke en sociale beheertaken (Hortulanus, 1995). Deze taken hebben zowel invloed op het gebruik als de kwaliteit. Zo ben je in een zelfbeheerproject niet alleen bezig met het onderhouden van groen, maar ook met geld en mensen. Uit een oriĂŤnterend onderzoek naar verschillende onderzoeksrapporten over zelfbeheer van openbaar groen is er maar beperkt theorie beschikbaar die
12
helderheid geeft over mogelijke fasen en activiteiten die in het traject van een zelfbeheerproject kunnen voorkomen en hoe de betrokken partijen zich hierbij organiseren. Als aanvulling op de bestaande onderzoeken is het interessant om te onderzoeken waar in het traject, organisatie en samenwerking zich bepaalde succes- en faalfactoren voordoen. Zo onderscheidt dit onderzoek zich van andere onderzoeksrapporten. De focus van dit onderzoek is vastgesteld in overleg met opdrachtgever Alterra, het onderzoek kan een aanvulling zijn op de bestaande kennis en de bevindingen uit het onderzoek kunnen dienen als input in vervolgprojecten van het bedrijf.
1.2 Probleemomschrijving In deze paragraaf worden de probleemstelling, doelstelling en de definitie van de begrippen weergegeven. 1.2.1 Probleemstelling onderzoek
gens komt uit de probleemschets een beeld naar voren dat er beperkt inzicht is in het traject, de organisatie- en samenwerking van de betrokken partij. De probleemstelling is vertaald naar de hoofdvraag van dit onderzoek en de hypothese. De hoofdvraag voor het afstudeeronderzoek is als volgt:
Vanuit de aanleiding wordt de probleemstelling geformuleerd. Vervol-
Welke succes- en faalfactoren kunnen benoemd worden vanuit een onderzoek naar het traject van zelfbeheerprojecten in openbaar groen, waarin de organisatie en samenwerking van burgers en de gemeente centraal staan?
De hoofdvraag is vertaald naar de volgende deelvragen: 1. Wat zijn de redenen waarom burgers en gemeenten betrokken (willen) zijn in zelfbeheerprojecten? 2.
Welke organisatiestructuren kunnen aanwezig zijn in een zelfbeheerproject?
3. Op welke manieren kan de samenwerking in een zelfbeheerproject worden vormgegeven? 4.
In welke fasen en activiteiten kan het traject voor zelfbeheerprojecten in open baar groen worden opgedeeld?
5. Welke succesfactoren kunnen benoemd worden bij zelfbeheer van openbaar groen? 6. Welke faalfactoren kunnen benoemd worden bij zelfbeheer van openbaar groen?
13
Onderdelen uit de hoofd- en deelvragen worden in de onderstaande figuur met elkaar in verband gebracht in de vorm van een conceptueel model. Hierin lopen burgers en de gemeente door het traject van een zelfbeheerproject waarin zij als organisatievormen met elkaar samenwerken. Het traject bestaat uit bepaalde fasen
Figuur 2: conceptueel model probleemstelling
14
waarin activiteiten worden uitgevoerd (zie groene bollen, in willekeurige volgorde geplaatst). De fasen en activiteiten zullen in het vervolg van het onderzoek verder worden gedefinieerd. Succes- en faalfactoren kunnen in elk onderdeel van het conceptueel model voorkomen.
Voor mensen die weinig kennis en ervaring hebben met zelfbeheer, kan het logisch klinken dat het uitbesteden van gemeentelijke onderhoudswerkzaamheden aan burgers een kostenbesparing
oplevert. Zo zijn ook wij met beperkte kennis over zelfbeheer begonnen met het onderzoek en is de volgende hypothese opgesteld:
Zelfbeheer van openbaar groen levert een kostenbesparing op voor de gemeente.
De hypothese is ondergebracht in deelvraag 1, kostenbesparing kan een reden zijn voor een gemeente om zelfbeheer te faciliteren. Of zelfbeheer van openbaar
groen werkelijk een kostenbesparing kan opleveren voor de gemeente zal in hoofdstuk 5 worden bevestigd of weerlegd.
1.2.2 Doelstelling onderzoek
kunnen er meer succesvolle zelfbeheerprojecten gerealiseerd worden. Hierdoor wordt het voor andere burgers aantrekkelijker om ook een zelfbeheerproject op te starten en wordt het voor de gemeente aantrekkelijker om deze burgers hierbij te faciliteren. Het is dan ook de bedoeling dat met de voltooiing van dit onderzoek bijgedragen wordt aan een mogelijke schaalvergroting van zelfbeheer in openbaar groen op de lange termijn.
Door middel van een analyse waarin theorie, case study en een review van drie experts gecombineerd wordt zal er inzicht komen in de succes- en faalfactoren bij zelfbeheer van openbaar groen. Hierbij zal helderheid verkregen worden waar het traject van zelfbeheerprojecten uit kan bestaan, hoe betrokken partijen zijn georganiseerd en hoe samenwerking tussen de betrokken partijen plaatsvindt. Vanuit het onderzoek zullen wij als onderzoekers aanbevelingen doen richting burgers en gemeenten die betrokken zijn in zelfbeheerprojecten of deze willen starten. De aanbevelingen kunnen zorgen voor een betere samenwerking tussen burgers en gemeenten waarbij beide partijen met zo min mogelijk tegenslagen het traject van een zelfbeheerproject kunnen doorlopen. Op deze manier
De uitkomsten uit dit onderzoek zullen voor Alterra dienen als aanvulling op bestaande kennis binnen het bedrijf. Zo kan dit onderzoek dienen als input voor toekomstige projecten van Alterra. Daarnaast zal het onderzoek online te vinden zijn en beschikbaar zijn voor externe onderzoekers en andere ge誰nteresseerden.
15
1.2.3 Definitie begrippen In deze paragraaf worden een aantal belangrijke begrippen voor dit onderzoek gedefinieerd en in het vervolg van dit rapport meerdere keren gebruikt. De meeste van deze begrippen zijn specifiek gedefinieerd voor dit onderzoek, andere begrippen zijn afkomstig uit literatuur. Zelfbeheer: Het door burgers vrijwillig onderhouden van onderdelen van het openbaar groen in eigendom van de gemeente, waarbij het openbare karakter van het stuk groen wordt behouden. Zelfbeheerder: Een zelfbeheerder is iemand die op vrijwillige basis onderdelen van het openbaar groen beheert wat in eigendom is van een gemeente, waarbij het openbare karakter wordt behouden. Initiatiefnemer: Een persoon die behoefte heeft en inzet toont om zelf invulling te geven aan zijn/haar leefomgeving. De gemeente kan ook initiatiefnemer zijn van een zelfbeheerproject.
16
Traject: Hiermee wordt de af te leggen weg bedoeld vanaf de initiatie tot en met de uiteindelijke realisatie van een zelfbeheerproject. Openbaar groen: Dit is een stuk grond of groen in de vorm van een park, plantsoen, groenstroken, bermen enz. binnen een gemeente en is toegankelijk voor derden. Openbaar groen kan ook bestaan uit stadslandbouw. Burgerparticipatie: De mate waarin de burger kan participeren in de vormgeving van de samenleving. Hierin kan de overheid een stimulerende en uitnodigende rol hebben en de burger de mogelijkheid geven om mee te denken. (Gemeente Harlingen, 2011) Burgerinitiatief: Een project waarin de burger of een groep burgers de initiatiefnemer is, niet de overheid.
1.2.4 Afbakening Zelfbeheer kan op vele aspecten onderzocht worden. Zonder een goede afbakening kan het onderzoek niet goed gestuurd worden naar antwoorden op de hoofd- en deelvragen. De afbakening is naast de begripsdefinities tot stand gekomen door middel van een aantal punten: 1. Zelfbeheer van openbaar groen is een vorm van burgerparticipatie. Het onderzoek gaat echter niet in op methoden om burgers te stimuleren om aan zelfbeheer te doen. 2. In het onderzoek wordt literatuur meegenomen over onderwerpen welke voortkomen uit de hoofd- en deelvragen. Andere literatuur wordt alleen meegenomen als een bepaald onderwerp onmisbaar is als aanvullende informatie of als het belangrijk is voor het weerleggen of bevestigen van de hypothese. 3. In het onderzoek gaat het niet om zelfbeheerprojecten zoals het onderhouden van een boomspiegel of geveltuin, waarbij de randvoorwaarden en overeenkomst al vast staan. 4. Er worden alleen zelfbeheerprojecten onderzocht waarbij zowel burgers als de gemeente betrokken zijn. Er zijn ook informele zelfbeheerprojecten waarvoor de gemeente geen goedkeuring heeft gegeven of waarvan de gemeente niet afweet. Deze projecten worden niet meegenomen.
5. Het onderzoek doet alleen uitspraken over zelfbeheerprojecten waarin het stuk openbaar groen in eigendom is van de gemeente. Zelfbeheerprojecten van openbaar groen in eigendom van een woningcorporatie of ander soort bedrijf zijn niet meegenomen in dit onderzoek. 6. In het onderzoek zijn vier case studies meegenomen waarbij zowel een betrokken burger als een betrokken ambtenaar is geïnterviewd. Het aantal case studies is in overleg met de opdrachtgever vastgesteld met de veronderstelling dat onderzoek naar case studies in combinatie met een theoretisch kader en een review van drie experts voldoende informatie zouden opleveren om de hoofd- en deelvragen te beantwoorden. 7. Het onderwerp ’kosten’ komt naar voren bij de redenen voor gemeenten om aan zelfbeheer te doen. De kosten worden in dit rapport echter niet in detail uitgewerkt met berekeningen of een kosten-batenanalyse. Ook komen kosten en inkomsten naar voren in het thema beheer en budget in de case study. Hierbij wordt gesproken over het budget wat zelfbeheerders gebruiken in een zelfbeheerproject, op welke andere manieren zij aan geld komen en waar zelfbeheerders het verkregen geld aan uitgeven. Hoe gemeentelijke budgeten voor zelfbeheer tot stand komen en hoe deze verdeeld worden over zelfbeheerprojecten worden niet meegenomen in dit onderzoek.
17
2. Onderzoeksontwerp
18
In dit hoofdstuk worden de aanpak en de methoden van het onderzoek toegelicht. In paragraaf 2.1 zal de aanpak van het onderzoek beschreven worden. In paragraaf 2.2 komen de verschillende methoden van onderzoek aanbod, zoals het gebruik van een theoretisch kader en het afnemen van interviews.
2.1
Aanpak van het onderzoek
De aanpak van het onderzoek kan worden onderverdeeld in vijf fasen; de probleemanalyse, het onderzoeksontwerp, dataverzameling, data-analyse en de rapportage. Deze vijf fasen zijn gebaseerd op de werkcyclus voor praktijkgericht onderzoek (Verhoeven, 2010). De probleemanalyse wordt opgesteld vanuit een oriĂŤnterend onderzoek in literatuur. Het onderzoeksontwerp beschrijft welke methoden gebruikt worden om een antwoord te krijgen op de hoofd- en deelvragen. Hierbij is van belang welke methoden gehanteerd worden om data te verkrijgen, welke middelen hiervoor nodig zijn en hoe de data wordt verwerkt.
Dataverzameling vindt plaats door middel van het opstellen van een theoretisch kader en het afnemen van interviews. De interviews worden afgenomen bij ambtenaren en zelfbeheerders uit de vier zelfbeheerprojecten. Bij de data-analyse zal de verkregen data verwerkt worden, hieruit worden conclusies getrokken en verbanden aangeduid. Mogelijk worden overeenkomsten of tegenstellingen met bestaande literatuur benoemd en verklaard. Dit onderzoek resulteert in een aantal aanbevelingen. De rapportage is de verwoording en verbeelding van het geheel. In figuur 3 is de inrichting van het onderzoek schematisch weergegeven volgens de vijf fasen.
Figuur 3: model onderzoek
19
2.2 Verschillende methoden van onderzoek en leeswijzer Om onderbouwde antwoorden te geven op de hoofdvraag en de deelvragen en aanbevelingen te kunnen doen zal er gebruik worden gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden. Hieronder wordt per hoofdstuk weergegeven welke onderzoeksmethoden gebruikt worden. Hoofdstuk 3: Theoretisch kader Dit hoofdstuk bestaat uit een verkenning van literatuur en beleidsstukken van gemeenten over zelfbeheer van openbaar groen. De onderwerpen die besproken worden komen voort uit de hoofd- en deelvragen: redenen van zelfbeheer, organisatie, traject, samenwerking en succes- en faalfactoren. Hoofdstuk 4: Case study Hierin wordt eerst een beschrijving gegeven van vier onderzochte zelfbeheerprojecten waarbij interviews zijn afgenomen. De randvoorwaarden waaraan deze zelfbeheerprojecten moesten voldoen staan beschreven in hoofdstuk 4. Aangezien het vier zelfbeheerprojecten betreft, kunnen deze projecten niet gezien worden als een vertegenwoordiging van elk bestaand zelfbeheerproject. Van de vier zelfbeheerprojecten is bij zowel een betrokken burger (zelfbeheerder) als een betrokken ambtenaar een semi-gestructureerd interview afgenomen (de invulformulieren die hierbij zijn gebruikt,
zijn te vinden in bijlage 1 en 2). De notulen van de afgenomen interviews zijn opvraagbaar bij de auteurs. De bevindingen uit de interviews worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5: Analyse, conclusies en aanbevelingen In hoofdstuk 5 worden de bevindingen uit het theoretisch kader en de bevindingen uit de interviews met elkaar vergeleken en geanalyseerd. Hierin worden verbanden, overeenkomsten en tegenstellingen benadrukt. Deze bevindingen uit het theoretisch kader en de case study zijn voorgelegd aan drie onderzoekers als review. Deze onderzoekers hebben veel ervaring met projecten over stedelijk groen en burgerparticipatie. Uit deze review komt bevestiging of weerlegging van bepaalde bevindingen of aanvullende informatie. Uit de analyse van het theoretisch kader, de case study en de review komen conclusies welke het antwoord zijn op de deelvragen. Ook kunnen er andere conclusies uitkomen, welke niet een antwoord zijn op een deelvraag, maar wel belangrijke informatie opleveren. Daarnaast zal er een uitspraak gedaan worden over de hypothese uit de probleemstelling. Ten slotte zijn aanbevelingen richting burgers en ambtenaren geformuleerd.
Figuur 4: afnemen van een interview bij zelfbeheerder Simon Perquin
20
Figuur 5 laat zien hoe de onderdelen van het onderzoek elkaar opvolgen. Hierbij is hoofdstuk 2 (onderzoeksontwerp) niet meegenomen, aangezien deze alleen de gebruikte methoden beschrijft en niet inhoudelijk ingaat op het onderwerp.
Figuur 5: model onderdelen onderzoek en leeswijzer
21
3. Theoretisch kader
22
Dit hoofdstuk bestaat uit een verkenning van literatuur over zelfbeheer van openbaar groen. De onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen, komen voort uit de hoofdvraag. Er wordt ingegaan op redenen waarom burgers en gemeenten in zelfbeheerprojecten betrokken (willen) zijn en waaruit het traject van een zelfbeheerproject kan bestaan. Daarnaast biedt dit hoofdstuk inzichten over de organisatie en samenwerking van de deelnemende partijen in dit traject. Naast deze onderwerpen kwamen er ook een aantal andere onderwerpen naar voren die niet voortkomen uit de hoofdvraag, maar wel belangrijk zijn om mee te nemen in het onderzoek.
3.1 Waarom zelfbeheer van openbaar groen? Zelfbeheer is een verschijnsel dat al jaren bestaat. Het fenomeen heeft echter de afgelopen jaren meer aandacht gekregen dankzij een toenemende wens voor een doe-democratie en zelfredzaamheid (Rijksoverheid, 2013). Deze wens komt vanuit zowel de Nederlandse overheid als vele burgers. Hiernaast zijn er andere mogelijke redenen voor burgers en gemeenten om een zelfbeheerproject te starten. In de meeste gevallen zijn ĂŠĂŠn of meerdere burgers de initiatiefnemer(s) van een zelfbeheerproject. Meestal bestaan deze burgers uit bewoners van het woongebied waar het projectgebied voor zelfbeheer ligt. Ook de gemeente kan de initiatiefnemer zijn voor een zelfbeheerproject of functioneren als initiator. Hierbij wordt een stuk openbaar groen als het ware aangeboden aan bewoners van het omliggende gebied of wordt door middel van beleid indirect gestuurd op de realisatie van zelfbeheer (Gemeente Utrecht, 2008).
3.1.1
Redenen voor burgers
Een onderzoek over zelfbeheer van openbaar groen in de Utrechtse wijk Wittevrouwen onder ruim honderd burgers leverde de conclusie op dat bewoners vooral participeren uit eigenbelang (Meijs, 2012). Zij hebben er plezier in, willen meebepalen hoe hun leefomgeving eruit ziet en zien zelfbeheer als een manier om buurtbewoners te leren kennen. Uit het onderzoek blijkt ook dat naast eigenbelang, zelfbeheerders participeren vanuit het idee dat beheer van openbaar groen een plicht is van de burger. Bewoners die graag in groen en natuur werken zijn eerder geneigd mee te doen met zelfbeheer van openbaar groen. Ook wanneer men lid is van een vereniging in groen of natuur zoals Natuurmonumenten is men eerder geneigd om te participeren in zelfbeheer van openbaar groen. Het positieve effect op de gezondheid door de aanwezigheid van groen wordt bevestigd door een onderzoek onder eigenaren van volkstuinen (Maas, 2006).
23
Uit een onderzoek van het CROW onder 46 Nederlandse gemeenten blijkt dat 60% de beeldkwaliteit met één of twee niveaus heeft verlaagd (volgens CROW standaarden). Deze niveau daling is zichtbaar in het straatbeeld (CROW, 2014). Burgers kunnen daarom een zelfbeheerproject opstarten om de kwaliteit van het groen in stand te houden of te verhogen. 3.1.2 Redenen voor gemeenten De Databank Gemeentelijk Groenbeheer heeft van dertig gemeenten en vijf stadsdelen onderzocht wat voor gemeenten de redenen zijn voor bewonersparticipatie in gemeentelijk groenbeheer (Spijker, 2012). 73% gaf aan dat zij dit deden omdat dit de wens van de bewoners was. De andere gegeven redenen volgen elkaar op: sociale cohesie (53%), hogere kwaliteit groen (43%) en een kostenbesparing (33%). Zelfbeheer als kostenbesparing kan een reden zijn voor een gemeente om zelfbeheerprojecten te faciliteren of te stimuleren, maar wordt echter door meerdere literatuurbronnen tegengesproken. (Gemeente Utrecht, 2014) (Partners+Pröpper, 2011) (De Hoog, 2013). Een onderzoek van het CROW onder 46 gemeenten concludeert dan ook dat nog niet eens 20% van de onderzochte gemeenten een kostenbesparing heeft
24
gerealiseerd door middel van zelfbeheer van openbaar groen (CROW, 2014). Het belangrijkste argument dat deze literatuurbronnen laten zien, is dat de kleine besparingen op de beheerkosten worden overtroffen door de benodigde inzet van personeel ter ondersteuning van de zelfbeheerders. Ondanks dat zelfbeheer van openbaar groen geen bezuinigingsmaatregel zou zijn, kan het wel andere baten hebben die de investering waard zijn. De belangrijkste daarvan zijn sociale cohesie, meer burgerparticipatie en een hogere kwaliteit van het openbaar groen (Partners+Pröpper, 2011) (De Hoog, 2013) (CROW, 2014). Er zijn echter ook literatuurbronnen die stellen dat zelfbeheer van openbaar groen wel degelijk een kostenbesparing kan opleveren (gemeente Oldebroek, 2014) (Prins, 2011). Deze literatuurbronnen spreken echter vanuit ambitie, niet uit ervaring. Deze stellingen kunnen daarom betwijfeld worden. In een onderzoek over zelfbeheer van openbaar groen als kostenbesparing voor de gemeente Binnenmaas wordt gesteld dat zelfbeheer een kostensparing kan opleveren wanneer er schaalvergroting plaatsvindt. In deze situatie zouden gemeenten veel grotere stukken openbaar groen moeten uitgeven in zelfbeheer (De Hoog, 2013).
Concluderend kan er gezegd worden dat gemeenten aan zelfbeheer doen omdat het een wens van de bewoner is, om burgerparticipatie te stimuleren en om sociale cohesie te verhogen. Dat zelfbeheer de kwaliteit van het openbaar groen verhoogt, is voor gemeente niet de belangrijkste reden om zelfbeheerprojecten te faciliteren. Zelfbeheer als kostenbesparing is geen reden om zelfbeheerprojecten te faciliteren, een klein aantal gemeenten vormt hier een uitzondering op (Spijker, 2012). 3.2 Organisatie In dit onderzoek, waarbij de focus ligt op burgers en gemeenten, zijn beide partijen in een bepaalde mate georganiseerd in een zelfbeheerproject. Bij een gemeente is deze organisatie al aanwezig, bij burgers verandert de organisatie gedurende het project. 3.2.1 Organisatie burgers Een zelfbeheergroep kan bestaan uit burgers van verschillende soorten leeftijden en achtergronden. Astrid Meijs stelt vanuit haar onderzoek onder zelfbeheerders in de Utrechtse wijk Wittevrouwen dat mensen van 55 jaar en ouder aanzienlijk meer participeren in zelfbeheerprojecten van openbaar groen dan mensen van een jongere leeftijd (Meijs, 2012). De woon-
duur is een andere factor die van belang is. Mensen die langere tijd in een buurt wonen, participeren meer dan mensen die kortere tijd in een buurt wonen. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat mensen die een woning hebben die direct grenst aan het openbaar groen meer participeren in zelfbeheer van openbaar groen dan mensen die een woning hebben die niet grenst aan openbaar groen. Door openbaar groen nabij de woning goed te onderhouden kan de waarde van de woning in stand blijven of verhoogd worden. Het onderzoek concludeert ook dat het hebben van veel vrije tijd, de hoeveelheid uren die worden besteedt aan een baan en het doorbrengen van veel tijd in de buurt geen aantoonbare invloed hebben om mee te doen in zelfbeheerprojecten van openbaar groen. De organisatie van burgers verschilt per zelfbeheerproject en is afhankelijk van meerdere factoren zoals de hoeveelheid deelnemers en de ambitie van de zelfbeheergroep. Een zelfbeheerproject waarbij ĂŠĂŠn boomspiegel wordt onderhouden heeft bijvoorbeeld een simpelere organisatie dan een zelfbeheerproject waarbij een groep bewoners het openbaar groen in een hele wijk als projectgebied heeft. Bij grotere zelfbeheerprojecten zijn de belangen van meerdere individuen te bundelen in een belangengroep. (Gameren, 2011)
Figuur 6: van individu naar organisatievorm (Gameren, 2011)
25
Een belangengroep kan ervoor kiezen om zich te verenigen in een rechtsvorm (stichting of vereniging) (Gameren, 2011). Het realiseren van een rechtsvorm kan verschillende redenen hebben. Bewoners kunnen op deze manier meer massa maken. Ook kan er voor een rechtsvorm gekozen worden, omdat er zo eenvoudiger geld kan worden verkregen vanuit subsidies, fondsen etc. Bij zelfbeheer van openbaar groen verrichten de deelnemers werk op vrijwillige basis. Er kan echter geld nodig zijn voor grond, planten, gereedschappen etc. Voor het ontvangen van subsidies is het oprichten van een rechtsvorm noodzakelijk (De Boer, 2013). Aangezien er bij zelfbeheer een maatschappelijk doel wordt nagestreefd en niet een commercieel doel, kunnen burgers kiezen om zich te verenigen in een vereniging of een stichting. Een
26
stichting heeft geen leden, wel een bestuur. De stichting kan een onderneming hebben en dus ook geld ontvangen en uitgeven. Eventuele winst moet besteed worden aan het realiseren van het maatschappelijk doel. De bestuurders kunnen in loondienst zijn. Dit komt bij zelfbeheerprojecten echter niet vaak voor. Ook kan een stichting personeel in loondienst hebben (Kamer van Koophandel, 2014). Een vereniging heeft een bestuur en leden en besluiten worden genomen in de ledenvergadering waarin elk lid een stem heeft. De ledenvergadering benoemt het bestuur. Ook de vereniging kan een onderneming hebben en geld ontvangen en uitgeven (Kamer van Koophandel, 2014). De winst die gemaakt wordt moet uitgegeven worden aan het behalen van het vooraf vastgestelde doel (Kamer van Koophandel).
Onder betrokken burgers in zelfbeheerprojecten kan er een onderscheid gemaakt worden tussen voortrekkers en de overige deelnemers. De voortrekkers zijn vaak de initiatiefnemers van een zelfbeheerproject. Zij doen vaak meer moeite om het zelfbeheerproject succesvol te realiseren. Zij beschikken over eigenschappen die gebruikt worden voor opstarten en realiseren van een initiatief voor zelfbeheerprojecten. Zij zijn bijvoorbeeld assertief, kunnen pragmatisch denken, tonen leiderschap en kunnen verbindingen leggen (De Boer, 2013). Wanneer het enthousiasme van een groep zelfbeheerders omlaag gaat, kan een voortrekker het zelfbeheerproject redden (Bezemer, 2009). 3.2.2 Organisatie gemeente De gemeente is een gelaagde organisatie en is onderverdeeld in het bestuurlijk domein en het ambtelijk domein (Game-
ren, 2011). Het bestuurlijk domein beslist in welke mate een gemeente de mogelijkheid voor zelfbeheer opneemt in het beleid. Het bestuurlijk domein bestaat uit het college van B&W, de gemeenteraad en raadscommissies. De gemeenteraad is het hoogste orgaan in de gemeente en wordt elke vier jaar herkozen. Dit kan gevolgen hebben voor het beleid wat een gemeente hanteert voor zelfbeheer. De realisatie en voortzetting van zelfbeheerprojecten is dus in zekere mate afhankelijk van gemeenteraadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen zou de machtsverdeling kunnen veranderen, waardoor bijvoorbeeld subsidies wegvallen voor zelfbeheer en sommige zelfbeheerprojecten vast lopen. De wethouders hebben elk hun eigen sector zoals economische zaken, stadsontwikkeling, beheer etc. Deze sectoren onder de wethouders vormen samen het ambtelijk domein.
Figuur 7: organisatiestructuur gemeente (Gameren, 2011)
27
Het verschilt per gemeente bij welke sector of afdeling zelfbeheerprojecten van openbaar groen worden ondergebracht. Het initiatief voor een zelfbeheerproject van openbaar groen kan door burgers op verschillende manieren binnengebracht worden bij de gemeente. Deze manieren worden verder behandelt in paragraaf 3.4. Naast afdelingen kunnen gemeenten ook ambtenaren hebben als gebiedsmanagers, rayonmanagers en wijkmanagers. Deze personen hebben elk een deel van een gemeente als werkterrein waarin zij vele taken moeten uitvoeren. Eén van deze taken is het ondersteunen van bewoners wanneer zij een initiatief willen realiseren. De wijk- , gebied- en rayonmanagers zijn het eerste aanspreekpunt voor bewoners en moeten ervoor zorgen dat de behoeften in een woongebied erkent worden in het gemeentelijk apparaat (Gemeente Haarlemmermeer, 2013) (Gemeente Nijmegen, sd) (Gemeente Breda, 2012). Het is dan ook niet ongebruikelijk dat zij bewoners helpen die een zelfbeheerproject van openbaar groen willen realiseren. De wijk-, gebieds- en rayonmanager kunnen gezien worden als een handreiking van de gemeente richting de burger. 3.3 Samenwerking Het uitbesteden van taken aan bewoners die normaal gesproken onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, is een verandering die niet altijd soepel verloopt. In een magazine over zelfbeheer van openbaar groen in het gebied de Kempen zijn meerdere interviews met ambtenaren opgenomen en wordt over deze verandering het volgende gezegd: “Participatiemaatschappij, doe-democratie en de faciliterende overheid worden het devies de komende jaren. Dat vergt best nog wel een omslag in ons denken
28
en doen. Niet alles kan en moet in regels worden vastgelegd” (Nancy Hendriks, 2013). In zelfbeheerprojecten van openbaar groen willen burgers iets realiseren op de grond van een gemeente. Het spreekt voor zich dat er samenwerking nodig is tussen beide partijen om deze zelfbeheerprojecten succesvol te realiseren. Per project verschilt het hoe deze samenwerking wordt vormgegeven. De Nota Zelfbeheer van de gemeente Utrecht stelt dat sommige zelfbeheerders zelfstandig hun zelfbeheer project kunnen voortzetten en hierbij nooit een beroep doen op de gemeente. Dit betreft dan vooral de mensen die een klein zelfbeheerproject uitvoeren zoals het onderhoud van een boomspiegel, een plantenbak of een paar vierkante meter plantsoen (gemeente Utrecht, 2006). Bij meer complexe zelfbeheerprojecten kan de samenwerking op verschillende manieren worden ingevuld. In een verzameling handvatten voor zelfbeheer van een burgerwerkgroep in Rotterdam-Noord kwamen meerdere stellingen naar voren over samenwerking met de overheid (Burgerwerkgroep Zelfbeheer Noord, 2013). De burgerwerkgroep stelde dat, om het initiatief bij burgers te laten liggen en bij te dragen aan de kans van slagen, er een meebewegende overheid als partner nodig is: waar nodig stimuleren en faciliteren, waar mogelijk de ruimte geven. Burgerinitiatiefnemers van zelfbeheer willen een overheid als partner die helder communiceert (met één gezicht), praktijkgericht is en zich aan de afspraak houdt. Daar richt de overheid zich op in; één loket, aandacht voor houding en gedrag bij medewerkers, een ambtenaar als loods en een zelfbeheerparagraaf op alle beleidsterreinen. De burgers in de werkgroep stelden ook dat de overheid nu teveel wordt ervaren als een black box. Het zou op allerlei manie-
ren botsen bij de overheid. De burgerwerkgroep geeft een oplossing hiervoor: er moet een ambtelijk gezicht zijn met voldoende gewicht om dergelijke botsingen te voorkomen. Ook heldere communicatie is van belang. De burgers kennen veel voorbeelden van initiatieven waaruit blijkt dat niet helder wordt gemaakt, waarom iets niet kan. In een literatuuronderzoek naar succesen faalfactoren in burgerprojecten kwam een risico naar voren in de samenwerking tussen burgers onderling (De Boer, 2013). In burgerprojecten is er een kern van initiatiefnemers aanwezig. Deze kern van mensen is competent, sociaal, daadkrachtig en assertief. Deze groep burgers kan gezien worden als de ‘eigenaar’ van het betreffende project. Hierbij is het risico echter dat de minder sociale en/of minder assertieve burger niet of nauwelijks bij deze projecten betrokken wordt.
Een andere bevinding uit dit onderzoek is dat zonder een sterke eenheid binnen de zelfbeheergroep, deze uit elkaar kan vallen in kibbelende groepjes. Zo kan het project moeilijk een positie verwerven bij de gemeente en andere instellingen. Naast de onderlinge samenwerking bij de burgers kan de samenwerking bij de ambtenaren onderling ook een risico voor zelfbeheerprojecten vormen. Uit literatuur komt naar voren dat er veel professionals zijn die niet in staat zijn om flexibel op te treden bij burgerinitiatieven (Raad voor het openbaar bestuur, 2012). “Zij geloven in een stijl van ruimte geven of juist van strakke begeleiding, terwijl schakelen tussen die twee de vereiste competentie is.” Het is belangrijk dat ambtenaren kunnen schakelen tussen verschillende begeleidingsstijlen bij zelfbeheerprojecten (Raad voor het openbaar bestuur, 2012).
Figuur 8: samenwerking tussen burgers op bewoners avond voor nieuw zelfbeheerproject in Amsterdam
29
3.4 Traject Voor het traject in zelfbeheerprojecten wordt de volgende definitie aangehaald: Alle activiteiten (in een keten) waar er sprake is van samenwerking tussen één of een groepje belanghebbenden en (een team van) professional(s) en waar wederzijdse afspraken worden gemaakt, nadrukkelijk ook over het deel waarvoor de belanghebbende (en eventueel zijn omgeving) zelf verantwoordelijk is (Ketens-netwerken, 2014). De definitie voor het traject van zelfbeheerprojecten is aangepast voor dit onderzoek naar zelfbeheer van openbaar groen: de weg die bewandeld moet worden door de burger en de gemeente bij het in dienen van het initiatief tot zelfbeheer van openbaar groen tot en met de uiteindelijke realisatie of beëindiging van een zelfbeheerproject. In het handboek kadernotitie burgerparticipatie van de gemeente Harlingen wordt een traject beschreven voor burgerinitiatieven in het algemeen (Gemeente Harlingen, s.d.). Hierbij worden de volgende vier fasen benoemd; voorbereidingsfase, interactieve fase, uitvoerende fase en evaluatiefase. In de voorbereidingsfase toetst de gemeente of het project wel of niet geschikt is als participatieproject en wordt er een plan van aanpak gemaakt. In de interactieve fase wordt er tussen de overheid en de burgers gecommuniceerd over de invulling van een project. Bij de uitvoeringsfase wordt een project werkelijk uitgevoerd. De evaluatiefase is nodig om zicht te krijgen op het resultaat. Deze fasen zijn bedoeld voor burgerparticipatieprojecten en wellicht (gedeeltelijk) niet toepasbaar op zelfbeheerprojecten. 3.4.1 Activiteiten Een onderzoek waarin zelfbeheer als kostenbesparing centraal staat, zijn
30
meerdere mogelijke activiteiten beschreven welke voorkomen voorafgaand en in een zelfbeheerproject vanuit het perspectief van de gemeente (De Hoog, 2013). De eerste genoemde activiteit in zelfbeheerprojecten voor de realisatie is het toetsen van het project aan de randvoorwaarden die vooraf zijn opgesteld door de gemeente. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de realiseerbaarheid, de continuïteit en creëren van draagvlak in de straat. Het creëren van draagvlak kan ook een randvoorwaarde zijn. Een belangrijke reden voor gemeenten om deze randvoorwaarde te stellen is om klachten te voorkomen en continuïteit te garanderen. De derde stap is het opnemen van het zelfbeheer gebied in de beheersystemen die de gemeente hanteert. De vierde stap die een gemeente uitvoert is het afsluiten van een contract. Dit gebeurt samen met de zelfbeheerders. De helft van de gemeenten die zijn meegenomen in het onderzoek van Wouter de Hoog (2013), hebben als vijfde uit te voeren activiteit het plaatsen van een zelfbeheerpaal of zelfbeheertegel (De Hoog, 2013). Dit element zorgt ervoor dat gemeentelijke groenbeheerders of een andere aannemer weet dat het betreffende gebied in zelfbeheer is. De zesde stap die beschreven wordt is de werkelijke uitvoer van de onderhoudswerkzaamheden door de zelfbeheerders. Stap zeven en acht bestaan uit een evaluatiegesprek tussen de zelfbeheerders en de gemeente en een bedankactiviteit. Deze bedankactiviteit kan de vorm hebben van een brief, toespraak of presentje.
3.4.2 Indienen van een initiatief bij de gemeente De initiatiefnemers kunnen op verschillende manieren hun initiatief tot zelfbeheer indienen bij de gemeente (Gameren, 2011). In het schema hieronder zijn de manieren waarop een initiatief bij de gemeente terecht kan komen welke beschreven worden in literatuur samengevoegd in een schema (zie figuur 9). De initiatiefnemer kan het initiatief indienen direct bij de gemeenteraad (A) van de desbetreffende gemeente. Bij het indienen van het initiatief via de gemeenteraad dient er een schriftelijke verzoek aan de raad geschreven te worden of het initiatief kan ingediend worden via een politieke partij. Een andere manier van indienen van het initiatief is via de Raadscommissie (B). Raadscommissies bestaan uit raadsleden, maar er kunnen ook burgers in worden benoemd. Commissies houden zich meestal met een bepaald beleidsterrein bezig. Het college kan ook commissies instellen, in de meeste geval-
len zijn dit commissies met een concrete taak, zoals bijvoorbeeld het beheer van sportaccommodaties of de toewijzing van woningen. Om in een vroegtijdig stadium invloed uit te oefenen, richten burgers en belangengroepen zich vaak op de raadscommissies (Overheid.nl, 2014). Het initiatief kan ook via de burgemeester en wethouders (C, D) bij de gemeente ingediend worden (deze vormen samen het college van B&W), dit is wel lastiger dan de andere wegen, maar het is wel mogelijk (Gameren, 2011). Dit kan mondeling of via een brief. In het boek van de heer Van Gameren wordt beschreven dat de meeste initiatieven, via het ambtelijk apparaat (E) binnen komen. Vaak via degene die men kent vanuit zijn omgeving, bijvoorbeeld een wijkcoรถrdinator of wijkmanager. Maar het kan ook via andere afdelingen van het ambtelijk apparaat binnen komen. Een route waarbij een initiatief niet via het bestuur maar via het ambtelijk apparaat binnenkomt, heeft het risico dat dit lang blijft hangen in interne procedures (Van Gameren, 2011).
Figuur 9: samenwerking tussen burgers op bewoners avond voor nieuw zelfbeheerproject in Amsterdam
31
Zodra er een initiatief binnen komt, wordt deze getoetst op het beleid van de gemeente (Gameren, 2011). Hiermee wordt gekeken of het initiatief past in het gemeentelijk beleid. Hierbij is er sprake van een beleidsfilter waar alle initiatieven langs moeten voordat ze in behandeling genomen worden (zie figuur 9). In sommige gevallen lijken initiatieven zeer waardevol en positief voor de gemeente, maar als het initiatief niet past binnen het bestaande beleid, dan is de kans groot dat het initiatief niet actief door de gemeente wordt gesteund. Het beleidsfilter kan werken als barrière, omdat de gemeente haar werkzaamheden programmeert vanuit een vier jarig collegeprogramma (vastgesteld direct na de verkiezingen). Daarbij worden ook de mankracht en middelen vastgelegd. Een initiatief kan alleen worden goedgekeurd als het past in dit programma of als er de politieke wil is om het lopende programma aan te passen. 3.4.3 Randvoorwaarden en overeenkomst Het is van belang om als gemeente vaste randvoorwaarden op te stellen voor zelfbeheerprojecten (Gemeente Amsterdam, 2012). Deze kunnen functioneren als handreiking voor initiatiefnemers al voordat ze hun initiatief indienen bij de
gemeente. Op deze manier is het helder voor bewoners waar ze aan toe zijn en waar ze over na moeten denken voordat ze een initiatief indienen bij de desbetreffende gemeente. Uit verschillende nota’s blijkt dat het vooraf opstellen van duidelijke voorwaarden belangrijk is voor zowel de gemeente als de initiatiefnemers voor zelfbeheer van openbaar groen. In de nota ‘’Zo groen, samen doen’’ (Gemeente Amsterdam, 2012) wordt beschreven dat duidelijke voorwaarden de gemeente een heldere richtlijn geeft om aanvragen voor zelfbeheer aan te toetsen en het maakt aan zelfbeheerders duidelijk welke verwachtingen de gemeente van hen heeft. De vooraf opgestelde randvoorwaarden vanuit de gemeente kunnen worden opgenomen in de overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Maar er wordt ook gesteld dat het belangrijk is dat de overeenkomst niet alleen vanuit de gemeente wordt opgesteld, maar in samenspraak met de initiatiefnemers (Gemeente Utrecht, 2014). Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van algemene randvoorwaarden voor zelfbeheerprojecten. De voorbeelden zijn afkomstig uit de nota ‘’Zo groen, Samen doen’’ (Gemeente Amsterdam, 2012) en uit de beleidsnotitie ‘’Zelfbeheer Openbaar Groen’’ (Gemeente Oldebroek, 2014).
Figuur 10: het ondertekenen van een zelfbeheercontract (www.ijsselmondenieuws.nl, sd)
32
In de Nota ‘’Zo groen, Samen doen’’ (Gemeente Amsterdam, 2012) worden enkele voorwaarden, welke voor alle zelfbeheerprojecten gelden, opgenoemd. Hieronder zijn deze opgenomen. • Zelfbeheer kan alleen als het groen openbaar blijft, door de inrichting mag niet de indruk gewekt worden dat het gaat om privéterrein; • Zelfbeheer kan alleen als de beeldkwaliteit minimaal gelijk is aan – maar liefst hoger dan - de beeldkwaliteit die door het stadsdeel voor die locatie is vastgesteld; • Zelfbeheer mag het verdere beheer van groen in de openbare ruimte niet belemmeren; • Zelfbeheer moet bijdragen aan een schone, hele, veilige openbare ruimte; • Zelfbeheer moet gebeuren in overeenstemming met wet- en regelgeving; • Verwachtingen moeten over en weer helder zijn en worden vastgelegd in convenanten; • Zelfbeheer vraagt structurele communicatie; Vanuit de beleidsnotitie ‘’Zelfbeheer Openbaar Groen’’ (Gemeente Oldebroek,
2014), zijn de volgende randvoorwaarden opgesteld voor het in zelfbeheer nemen van openbaar groen: • Zelfbeheer kan alleen als de beeldkwaliteit minimaal gelijk is aan- maar liefst hoger dan de beeldkwaliteit die door gemeente Oldebroek voor die locatie is vastgesteld. • Zelfbeheer mag het verdere beheer van groen in de openbare ruimte niet hinderen. • Zelfbeheer moet bijdragen aan een schone en veilige openbare ruimte. • Zelfbeheer moet gebeuren in overeenstemming met beide partijen en de geldende wet- en regelgeving. • Verwachtingen moeten over en weer helder zijn en worden vastgelegd in een contract. • Zelfbeheer krijgt niet het karakter van verlenging van een eigen tuin. • Er mag geen chemische onkruidbestrijding worden gebruikt, ook niet voor luizen, slakken of meeldauw bestrijding. • Het plaatsen van objecten/bebouwing (zoals muurtjes, schuren etc.) is niet toegestaan, evenals het gebruik van bestratingmaterialen, palen, kunststof en grind.
33
Aansprakelijkheid In zelfbeheerovereenkomsten is het gebruikelijk dat er afspraken worden gemaakt over aansprakelijkheid. Hierbij kan een gemeente gebruik maken van een jurist. In een onderzoek naar maatschappelijke initiatieven in de openbare ruimte en publiek toegankelijke gebouwen omtrent aansprakelijkheid zijn de werkwijzen van drie Nederlandse gemeenten meegenomen en 67 burgerinitiatieven verspreid door het land (Verhijde & Bosman, 2014). In het onderzoek zijn de burgerinitiatieven onderverdeeld in vijf typen. Het risico van deze vijf typen burgerinitiatieven zijn met elkaar vergeleken en in een grafiek verbeeld waarbij een schaal van 1 tot 10 is gebruikt. Zelfbeheer van openbare ruimte heeft het laagste risico met een score van 3. (zie figuur 11) Aansprakelijkheid betekent dat iemand verantwoordelijk gesteld kan worden voor schade. Vervolgens zal de schade vergoed moeten worden. In zelfbeheerprojecten zijn vier vormen van aansprakelijkheid van belang (Verhijde & Bosman, 2014). 1. Risico-aansprakelijkheid van de gemeente 2. Schuld aansprakelijkheid van zelfbeheerders door eigen activiteiten 3. Contractuele aansprakelijkheid 4. Strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met een zorgplicht (in sommige gevallen) Risico-aansprakelijkheid is verbonden met eigenaar zijn of iets in eigendom hebben en hierbij speelt schuld of toerekenbaarheid geen rol. Bij zelfbeheer van openbaar groen blijft de gemeente eigenaar van de grond. De gemeente heeft dus te maken met risico-aansprakelijk-
34
heid. Bij schuldaansprakelijkheid kan iemand het veroorzaken van een ongeluk verweten worden. Als je dus schuld hebt aan een ongeluk, kun je aansprakelijk worden gesteld voor de schade. Wanneer een zelfbeheerder bij werkzaamheden voor het zelfbeheerproject schade aanricht bij zichzelf of aan de eigendommen van de gemeente of andere partijen, dan kan hij/zij daarvoor verantwoordelijk gesteld worden. Aansprakelijkheid kan ook voortkomen uit contracten of overeenkomsten zoals die ook in zelfbeheerprojecten worden gebruikt. Als de overeenkomst of het contract niet worden nagekomen door een andere partij en er schade wordt geleden als gevolg van deze contractbreuk, dan kan de eigen schade bij deze partij verhaald worden. Aansprakelijkheid is niet over te dragen door middel van een contract of overeenkomst. Wel kan een contract of overeenkomst een regeling bevatten waarbij (een deel van) de schade verhaald wordt op een contractpartner. Dit zouden de zelfbeheerders kunnen zijn, of een zelfbeheerstichting of –vereniging. Strafrechtelijke aansprakelijkheid is gebaseerd op een strafbaarstelling uit het Wetboek van Strafrecht en komt niet vaak voor bij zelfbeheerprojecten. Schuld bij verwijtbaar handelen kan echter voorkomen. Een goed voorbeeld hiervan is de zorgplicht waarbij een zelfbeheerstichting of zelfbeheervereniging er naar moet streven om veiligheid bij werkzaamheden te garanderen. Dit is onder andere van belang wanneer er gebruik wordt gemaakt van zware machines. Mocht een zelfbeheervereniging of zelfbeheerstichting niet voldoende maatregelen genomen hebben om de veiligheid van het zelfbeheerproject te garanderen, dan kan de vereniging of stichting hiervoor aansprakelijk gesteld worden.
Het komt voor dat zelfbeheer van openbaar groen gecombineerd wordt met speeltoestellen. Gemeenten laten dit echter niet snel toe. Speeltoestellen brengen namelijk risico-aansprakelijkheid met zich mee. Zolang de speeltoestellen aan de eisen van de Warenwet Attractie- en Speeltoestellen voldoen, dan is het risico voor de gemeente om aansprakelijk gesteld te worden klein en zullen de kinderen en hun ouders in eerste instantie aansprakelijk zijn (Verhijde & Bosman, 2014).
Figuur 11: risicoscores per type burgerinitiatief (Verhijde & Bosman, 2014)
Figuur 12: zelfbeheer van speeltoestellen brengen grotere risico’s met zich mee
35
3.5
Succes- en faalfactoren
In de praktijk worden er vooral succesfactoren van burgerinitiatieven benoemd. De faalfactoren die benoemd worden zijn meestal omgekeerde succesfactoren (De Boer, 2013). Er kunnen allerlei oorzaken invloed hebben op waarom een zelfbeheerproject niet succesvol is. Het kan zijn door uitval van de initiatiefnemer door verhuizing of ziekte, door geen vertrouwen in de gemeente of andersom, zich niet houden aan afspraken enz. Om in beeld te brengen wat de succes- en faalfactoren zijn van zelfbeheerprojecten, wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan de succes- en faalfactoren die een rol kunnen spelen tijdens een zelfbeheerproject vanuit literatuur. 3.5.1 Succesfactoren Er wordt gesteld dat de belangrijkste factoren voor het slagen dan wel falen van een burgerinitiatief zijn het enthousiasme, het doorzettingsvermogen en een duidelijk aanspreekpunt en duidelijkheid over het beleid binnen de gemeente (Jager-Vreugdenhil, 2014). Zonder enthousiasme zullen andere partijen niet overgehaald worden tot het meewerken en meedenken over het zelfbeheerproject. Als de initiatiefnemers niet met enthousiasme werken en anderen niet kunnen overtuigen, zal het initiatief niet succesvol worden. Naast enthousiasme is het doorzettingsvermogen een belangrijke factor. Tijdens het zelfbeheer van openbaar groen zullen initiatiefnemers vaak te maken hebben met zaken die niet snel van de grond komen. Door het vertonen van doorzettingsvermogen kan het project succesvol zijn. Bij succesvolle projecten is er vanaf het begin veel tijd gestoken in het verkrijgen van vertrouwen en draagvlak bij medebewoners onderling. Op deze manier ontstaat gezamenlijke inzet en eigen verantwoordelijkheid
36
bij inwoners. Daarnaast is het belangrijk dat er in het begin een succesvolle actie plaatsvindt, waardoor bewoners ervaren en laten zien dat als je iets wil het ook kan (De Boer, 2013). Hierdoor worden de medebewoners enthousiast en leidt het tot nieuwe ideeĂŤn. Dit heeft ook bij de gemeente een positief effect. Bij de gemeente ontstaat het vertrouwen in de wil en het ondernemerschap van de bewoners waardoor ze sneller bereid zijn om bestuurlijk en financieel ondersteuning te bieden. Door er samen de schouders onder te zetten, krijgen bewoners het gevoel van eigenaarschap en ontstaat er trots op wat samen wordt bereikt (De Boer, 2013). Als succesfactor wordt ook het op zoek gaan naar eigen kracht in de buurt benoemd. Hiermee wordt bedoeld dat men op zoek moet gaan naar kennis en talenten van de bewoners om te kunnen benutten in het project. Soms is het verborgen en is het de kunst om dat te ontdekken en mensen zover te krijgen om mee te doen met het zelfbeheerproject (De Boer, 2013). De gemeente Amsterdam stelt dat er in een groep zelfbeheerders in een zelfbeheerproject sleutelfiguren aanwezig moeten zijn. Zij kunnen het project leiden en zorgen voor draagvlak bij andere bewoners (Gemeente Amsterdam, 2012). Een ander belangrijke succesfactor voor burgerinitiatieven is de relatie tussen de initiatiefnemers en de gemeente (De Boer, 2013). De gemeente moet faciliteren en niet overnemen, als men dat wel doet vermindert het vertrouwen en het ondernemerschap van de bewoners (De Boer, 2013). Bewoners willen het zelf doen met ondersteuning vanuit de gemeente, niet vanuit protocollen. De gemeente Amsterdam stelt dat gemeenten naast een faciliterende rol ook een coĂśrdinerende rol moeten hebben (Gemeente Amsterdam, 2012).
Als een project kan starten met een klein startkapitaal of professionele ondersteuning vanuit de gemeente is de kans groter dat het project succesvol wordt (Gemeente Utrecht, 2014). In Utrecht kunnen burgers die starten met een zelfbeheerproject een aanvraag indienen voor bijvoorbeeld een financiĂŤle bijdrage maar kunnen wellicht ook grond, gereedschappen en plantmaterialen krijgen. Daarnaast kan er ook nog advies verkregen worden over onderhoudswerkzaamheden en wordt het snoei- en tuinafval opgehaald. In figuur 13 zijn de succesfactoren uit het theoretisch kader opgenomen in een tabel, waarin er een onderscheid wordt gemaakt tussen succesfactoren vanuit de burger en succesfactoren vanuit de gemeente. Daarnaast is er een succesfactor die voor beide partijen geldt, namelijk het creĂŤren van vertrouwen. 3.5.2 Faalfactoren In de praktijk blijkt dat vooral succesfactoren van burgerinitiatieven worden benoemd en weinig faalfactoren. De faalfactoren die benoemd worden zijn meestal de omgekeerde succesfactoren (De Boer, 2013). Een belangrijk punt is, dat zolang het beleid niet helder is en bereikbaar
voor de inwoners, de communicatie tussen de burger en de gemeente niet effectief zal verlopen (Gameren, 2011). De gemeente zal geen keuzes kunnen maken en het initiatief zal niet getoetst kunnen worden op het beleid binnen de gemeente. Hierdoor is er naar de burger toe geen duidelijke reden waarom het initiatief niet in behandeling zal genomen worden of waarom het zolang duurt voordat de initiatiefnemer antwoord heeft op zijn aanvraag (Gameren, 2011). Uit theorie bleek dat de aanwezigheid van voortrekkers in een zelfbeheerproject veel voordelen heeft, echter is er het risico dat een voortrekker te sterk op de voorgrond kan staan waardoor andere personen in de zelfbeheergroep weinig inspraak hebben en hun gevoel van eigenschap voor het project verliezen (De Boer, 2013). In de afbeelding hieronder zijn de faalfactoren uit het theoretisch kader opgenomen in een overzichtelijke tabel waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen faalfactoren vanuit de burger en de gemeente. Ook is er een faalfactor die voor beide geldt, namelijk het ontbreken van een aanspreekpunt.
Figuur 13: succesfactoren vanuit het theoretisch kader
Figuur 14: faalfactoren vanuit het theoretisch kader
37
4. Case study
38
In paragraaf 4.1 van dit hoofdstuk worden de projecten beschreven die voor het onderzoek zijn meegenomen. Vervolgens worden de bevindingen uit de interviews beschreven in paragraaf 4.2.
4.1
Case beschrijvingen
Voor dit onderzoek zijn een viertal projecten onderzocht. De projecten moesten voldoen aan een aantal criteria die vooraf vastgesteld waren. De criteria waaraan de projecten moeten voldoen zijn als volgt: - Looptijd van minimaal 1 jaar, omdat in deze projecten al ervaringen zijn opgedaan en zijn mogelijk al succes- en faalfactoren naar voren gekomen. - De grond is eigendom van de gemeente en is openbaar toegankelijk. Specifieke, dagelijkse openingstijden van het terrein zijn mogelijk. - Het openbaar groen wordt beheerd door één of meerdere burgers, deze kunnen verenigd zijn in een rechtsvorm of ander soort organisatie. - Het betreft een project waarbij één of meerdere ambtenaren van een gemeente, deelgemeente of stadsdeel betrokken zijn. - De inwoners worden niet betaald voor hun werkzaamheden, zij doen dit op vrijwillige basis.
Aan de hand van deze criteria en de beschikbaarheid van de respondenten zijn de volgende vier zelfbeheerprojecten onderzocht: 1. Zelfbeheerproject Moestuin Rijk in Barendrecht 2. Zelfbeheerproject Tuin op de Pier in Rotterdam 3. Zelfbeheerproject het Nieuwe-Hoofdhof in Amsterdam 4. Zelfbeheerproject Experiment Zelfbeheer Hoekwierde in Almere
3
4
2 1
39
4.1.1 Project: Moestuin Rijk, Barendrecht Moestuin Rijk is gelegen op een klein stuk openbaar groen tussen het Kervellaantje en de Korianderhof in Barendrecht. De moestuin is gelegen aan een verkeersvrij plantsoen. Rondom de moestuin zijn enkele rijtjeswoningen en een speeltuin gevestigd. Het is een vrij rustige buurt met een ruime opzet waarin voornamelijk rijtjeshuizen staan. Het is een buurt waar veel gezinnen met kinderen wonen. Op figuur 17 is te zien hoe het zelfbeheerproject is gesitueerd in de omgeving. Moestuin Rijk is een educatieve biologische buurtmoestuin. Inwoners uit de buurt kunnen zelf hun groente en fruit kweken. De moestuin is afgesloten met een hek zonder poort, zodat het altijd openbaar toegankelijk is. In de tuin is genoeg zitgelegenheid, ook is er voor kinderen een handwaterpomp waarmee ze de planten water kunnen geven. Kinderen kunnen zo mee helpen om kennis op te doen over hun voedsel. Het doel van deze buurtmoestuin is om de kinderen uit de buurt kennis bij te brengen over het voedsel dat ze eten en waar voedsel vandaan komt, hoe plantjes groeien, hoe ze samen kunnen werken en verantwoordelijkheid dragen voor hun leefomgeving. Naast deze doelstelling wilden de buurtbewoners graag een eigen ontmoetingsplek. Door een moestuin aan te
Figuur 15: Kinderen in de tuin. (Perquin, 2014)
40
leggen hadden de inwoners uit de buurt een plek om elkaar te ontmoeten en de kinderen konden kennis opdoen over het kweken van groente en fruit. Hierdoor is er voor het initiatief niet bewust opzoek gegaan naar draagvlak. Draagvlak was er al, maar er ontbrak aan initiatiefnemers uit de buurt om het op te pakken en te realiseren. Het heeft dan ook niet veel moeite gekost om de buurt enthousiast te krijgen om mee te doen. Het concept van Moestuin Rijk met de doelstelling om kinderen te laten leren in de moestuin heeft de gemeente overtuigd om het initiatief te faciliteren. De werkzaamheden in de moestuin bestaan uit onder andere het planten van de zaadjes, oogsten, water geven van de plantjes enz. Er bevinden zich in de tuin geen grote struiken of bomen, de werkzaamheden bestaan dan ook niet uit groot snoeiwerk. De tuin is opgezet volgens een nul euro concept. Dit houdt in dat de initiatiefnemers geen financiële steun krijgen vanuit de gemeente. Ze regelen alles vanuit hun netwerken. Ook heeft de moestuin in 2012 de duurzaamheidprijs gewonnen, hiervoor kregen ze 2000 euro en hebben hiervan een kas gebouwd, een waterpomp gekocht en wat plantjes en struiken. Op figuur 15 hieronder is te zien dat kinderen graag de werkzaamheden in de tuin verrichten. Op figuur 16 is te zien dat de wethouder officieel de moestuin opent samen één van de initiatiefnemers van het zelfbeheerproject.
Figuur 16: Opening van de moestuin. (Perquin, 2014)
Figuur 17: Ligging Moestuin Rijk
41
4.1.2 Project: Tuin op de Pier, Rotterdam Het zelfbeheerproject Tuin op de Pier is gelegen op het Lloydkwartier in Delfshaven, Rotterdam. De tuin is gelegen op een terrein van ruim 7.500m2 braakliggende en verlaten bouwgrond in een oud havengebied van Rotterdam. Dit gebied werd door de buurtbewoners omgetoverd in een groene oase waar men kunnen recreëren, gezamenlijk voedsel verbouwen en vooral ook elkaar ontmoeten. Op figuur 20 is te zien hoe het zelfbeheerproject is gesitueerd in de omgeving. De eerste initiatiefnemer was een inwoner die uitkeek op een verloederde bouwlocatie die door een tegenvallende verkoop van omliggende woningen leeg bleef. Dit was niet gunstig voor het verkopen van haar woning. Ze betrok de buurt bij haar initiatief en al gauw bleek dat er meer inwoners waren die heel graag mee wilden werken. Uiteindelijk heeft de initiatiefnemer haar huis kunnen verkopen omdat ze niet meer uitkeek op een verlaten bouwlocatie, maar op een aantrekkelijke tuin die gezamenlijk wordt onderhouden door de buurt. Er zijn ongeveer 50 inwoners die actief meedoen en zijn aangemeld bij de stichting Tuin op de Pier. De stichting is onderverdeeld in verschillende werkgroepen; werkgroen Moestuin, fruittuin,
Figuur 18: Buurtbewoners helpen in de tuin.
42
hondenveld, activiteiten, communicatie enz. iedereen kan mee helpen en mee doen op vrijwillige basis. De buurtbewoners die de Tuin op de Pier beheren hebben ambitieuze doelstellingen. De buurtbewoners willen niet alleen een grote moestuin, buurtpark, fruitboomgaard en hondenspeelveld realiseren, maar dat willen zij doen door het tuinieren en de voedselproductie zo duurzaam mogelijk aan te pakken. Het park, de moestuin en de fruitboomgaard moeten uitgroeien tot een ontmoetingsplek midden in de stad, waar jong en oud aan een gezamenlijk ideaal werken: een gezonde en groene leefomgeving. Hiervoor werken zij samen met minder validen, ouderen en kinderen. Een andere belangrijke doelstelling van de stichting Tuin op de Pier is dat de buurtbewoners alles willen realiseren zonder subsidie. Alleen voor de grotere investeringskosten doen zij een beroep op fondsen. Voor kleinere uitgaven kunnen bewoners en bedrijven uit de buurt een bijdrage leveren als ‘vrienden van de tuin’. De zelfbeheerders hebben een stichting gevormd om mee te kunnen doen met prijsvragen om gelden binnen te halen. Een andere reden is dat het gaat om een grote groep en een grote locatie. In figuur 19 is de muur waar de ‘Vrienden van de Tuin op de Pier’ te zien.
Figuur 19: sponsering door de Vrienden van de Tuin.
Figuur 20: ligging van Tuin op de Pier, Rotterdam
43
4.1.3 Project: Nieuwe-Hoofdhof, Amsterdam Op Kattenburg, in het stadsdeel centrum van Amsterdam, ligt een binnenhof op tweehonderd meter van het Scheepvaart museum. Dit binnenhof genaamd het Nieuwe-Hoofdhof beslaat een groot oppervlakte van ongeveer tweeduizend vierkante meter en bestaat uit onder andere openbaar groen, speelgelegenheid, zitgelegenheid, fietsparkeervoorzieningen en een klein aantal privé tuinen. De binnentuin wordt afgeschermd door woningen bestaande uit onder andere grachtenpanden en appartementen van vijf bouwlagen hoog. Een groot deel van de woningen, welke eigendom zijn van een woningcorporatie, wordt bezet door studenten. De binnentuin is daarom zowel een plek van recreatie als om te studeren. Op figuur 23 is te zien hoe het zelfbeheerproject is gesitueerd in de omgeving.
bouwplannen. Een van de acties die zij gebruikten om hun woningen te beschermen was zelfbeheer, een concept waar zij rond diezelfde tijd bekend mee waren geworden. Ook was zelfbeheer van de binnentuin een efficiënt middel om verloedering tegen te gaan, Kattenburg was in die tijd een achterstandsbuurt. De groep waarmee men dertig jaar geleden begonnen is, ongeveer vijftien mensen van verschillende leeftijden, is verminderd tot één enkele zelfbeheerder in de persoon van Olga Meijer. Deze Amsterdamse 55-plusser is de enige persoon die is overgebleven van de originele initiatiefnemers en beheert nu al vijftien jaar lang de tuin zelfstandig met beperkte ondersteuning van de gemeente. Olga Meijer kan van een jaarlijks budget van de gemeente beplanting, grond, zaden, werkkleding en gereedschap kopen. Ondanks dat zij het beheer vrijwel zelfstandig uitvoert heeft zij inmiddels met plezier de Binnenhof voorzien van een grote diversiteit aan beplanting waar alle omwonenden van kunnen genieten.
Dit zelfbeheerproject kent al een geschiedenis van ruim dertig jaar (gestart in 1983). De aanleiding voor het zelfbeheerproject was het optreden van een groep bewoners uit de omgeving die hun woningen wilden beschermen tegen nieuw-
Figuur 21: Diverse beplanting in de tuin
44
Figuur 22: Ook zitgelegendheid met mooie zichtlijnen
Figuur 23: Ligging het Nieuwe-Hoofdhof
45
4.1.4 Project: Experiment Zelfbeheer Hoekwierde, Almere In de buurt Hoekwierde in het zuidelijk deel van de gemeente Almere wordt het openbaar groen door bewoners beheerd. Nadat het hoognodige groot onderhoud in de buurt was afgerond was de kwaliteit van het openbaar groen waar de gemeente naar wilde streven niet voldoende voor een groot deel van de bewoners. Ook had de gemeente bouwplannen in de buurt en in de directe omgeving. Hierbij zou een deel van het openbaar groen verloren gaan en zouden er woontorens opgeleverd worden welke ongunstig waren voor de leefbaarheid in Hoekwierde. Deze twee ontwikkelingen vormde de aanleiding voor een grote groep bewoners van ongeveer vijftig personen om het openbaar groen zelf te beheren. De groep inwoners bestaat vrijwel geheel uit mensen ouder dan vijftig jaar. Op figuur 26 is te zien hoe het zelfbeheerproject is gesitueerd in de omgeving. Na veel overleg met de gemeente en ondersteuning van meerdere wethouders en ambtenaren is in 2011 hun zelfbeheerproject officieel gestart na het ondertekenen van een leerovereenkomst door zowel de zelfbeheerders als de gemeente. Hierbij werd de intentie getoond door beide partijen dat zij van elkaar wilden
Figuur 24: Ook gebruik van grotere machines
46
leren. In het proces hebben de zelfbeheerders zich verenigd in een stichting. De stichting ontvangt budget van de gemeente wat gelijk is aan wat normaal besteedt zou worden aan een aannemer voor het beheer van het openbaar groen. Daarnaast heeft de stichting geldprijzen verkregen voor onder andere het beste beheerteam van Flevoland. De stichting gaat professioneel te werk, gebruikt de kennis en vaardigheden van haar leden, en laat zich wanneer nodig bijscholen. Het beheer bestaat uit een divers pakket van werkzaamheden zoals gras maaien, het aanleggen van insectenhotels en het creĂŤren van educatieve wandelroutes. De Experiment fase van het zelfbeheerproject is nu door de stichting afgerond. Het voorlopige resultaat is openbaar groen met een hoger beeldkwaliteitsniveau dan voorheen en een buurt waar de sociale cohesie aanzienlijk is gestegen. Het Experiment Zelfbeheer Hoekwierde heeft binnen het ambtelijk apparaat van de gemeente Almere gezorgd voor een ware omslag in denkwijzen en werkmethoden om burgerinitiatieven te faciliteren. In figuur 24 is een inwoner uit de buurt het gras aan het maaien met een grote maaimachine. De inwoners zijn hierin geschoold en weten wat ze aan het doen zijn. Naast de werkzaamheden in het openbaar groen zijn er ook andere werkzaamheden in het zelfbeheerproject
Figuur 25: Ook beheer insectenhotel
in Almere, ĂŠĂŠn hiervan is het onderhouden van het insectenhotel wat in figuur 25 te zien is. Naast het insectenhotel zijn
er ook meerdere bosgebieden die onderhouden worden door de inwoners.
Figuur 26: Ligging het Nieuwe-Hoofdhof
47
4.2
Bevindingen interviews
Voor dit onderzoek zijn er een aantal interviews afgenomen met de initiatiefnemers van de hiervoor benoemde zelfbeheerprojecten. Naast de initiatiefnemers zijn er ook interviews afgenomen bij de ambtenaren die betrokken zijn. Het betreft semi-gestructureerde interviews waarbij op bepaalde onderwerpen kon worden doorgevraagd. In bijlage 4 is een tabel opgenomen met de uitkomsten uit de interviews. De notulen van de reviews zijn opvraagbaar bij de auteurs. 4.2.1 Inleiding De volgende personen zijn geïnterviewd voor het onderzoek zelfbeheer van openbaar groen. • Eén van de Initiatiefnemers voor Moestuin Rijk in Barendrecht, Simon Perquin. Simon beheert samen met bewoners uit de buurt de Moestuin Rijk. • Beleidsmedewerker Openbare Ruimte Joyse Verschoor van de gemeente Barendrecht. Joyce heeft het burgerinitiatief voor de Moestuin Rijk in behandeling genomen toen de burgers hun initiatief bekend maakten tijdens de wijkregie avond in Barendrecht. • Initiatiefnemers Pieter de Jonge, Saskia
48
Risseeuw en Jan de Haas beheren samen met de bewoners en andere geïnteresseerden uit de omgeving de Tuin op de Pier in Rotterdam. • Gebiedsmanager Bart Boerema van de deelgemeente Delfshaven in Rotterdam. Bart is contactpersoon van het zelfbeheerproject Tuin op de Pier. • Initiatiefnemer Olga Meijer voor het Nieuwe-Hoofdhof in Amsterdam. Olga beheert de tuin alleen met beperkte ondersteuning vanuit de gemeente. • Gebiedsbeheerder Nicky Hijne, van het oostelijke deel van het stadsdeel Centrum. Het Nieuwe-Hoofdhof valt binnen haar aangewezen gebied. Zij is daarom betrokken bij het zelfbeheerproject van het Nieuwe-Hoofdhof. • Initiatiefnemer en bestuurslid Paul Weber en andere beheerders Hans Lap en Bram Diemer van stichting Experiment Zelfbeheer Hoekwierde beheren een groot oppervlakte aan openbaar groen in Almere. • Wijkregisseur Thea Attevelt en Groenbeheerder Ouwe van der Molen van de gemeente Almere. Thea Attevelt en Ouwe van der Molen zijn als ambtenaren betrokken in het zelfbeheerproject van de Hoekwierde.
4.2.2 Uitkomsten interviews Om de bevindingen vanuit de interviews met de initiatiefnemers en de betrokken ambtenaren bij de meegenomen zelfbeheerprojecten te kunnen benoemen, is er gekozen om te werken met een aantal thema’s. Deze thema’s zijn gekozen aan de hand van de onderwerpen die naar voren zijn gekomen in de afgenomen interviews. De volgende thema’s zijn als volgt onderverdeeld; aanleiding, randvoorwaarden en overeenkomst, beheer, budget, organisatie, samenwerking, traject, succes- en faalfactoren. Aanleiding Het is opvallend dat er bij de meegenomen zelfbeheerproject verschillende aanleidingen speelde voor de initiatiefnemers en komen uit zowel negatieve situaties als positieve gedachten. Vanuit een
negatieve situatie was dit de aanwezigheid van een bouwplaats waardoor een woning niet verkocht kon worden en het in stand houden van het openbaar groen omdat de gemeente dit niet kon doen op het gewenste kwaliteitsniveau. Vanuit een positieve gedachte was dit het creëren van een ontmoetingsplaats voor bewoners, het leren kennen van andere buurtbewoners, het overbrengen van kennis over planten en tuinieren aan kinderen en een plek om lekker te tuinieren. Geïnterviewde ambtenaren zeggen dat de betrokken gemeenten, ondanks het besteden van veel tijd en geld, zelfbeheer van openbaar groen faciliteren vanwege meer sociale cohesie in het gebied en meer betrokkenheid van bewoners bij hun wijk. Een bijkomend positief effect wat werd genoemd is een hoog kwaliteitsniveau met een hoge diversiteit aan beplanting.
“Zelfbeheer is geen situatie waar je vrij bent van kosten. Zelfbeheer kost geld, qua inzet en bemiddeling.” - Nicky Hijne, gebiedsbeheerder gemeente Amsterdam
“Als er niet iemand anders gevonden wordt die het beheer kan overnemen zal het worden overgedragen aan de gemeente. Dan zal de kwaliteit minder worden.” - Olga Meijer, zelfbeheerder van binnentuin in Amsterdam Figuur 27: Diversiteit in beplanting
49
Randvoorwaarden en overeenkomst Bij het thema randvoorwaarden en overeenkomst is het opvallend dat er vanuit de gemeente wordt benoemd om niet vooraf een lijstje te maken van wat wel en wat niet mag. Het werken volgens een vastpatroon of een protocol is niet gewenst bij zelfbeheerprojecten. Hier zijn zowel ge誰nterviewde ambtenaren als zelfbeheerders het over eens. Dit heeft te maken met het feit dat ieder zelfbeheerproject anders is, qua ligging, locatie, grote en wensen van de bewoners. Bij de meegenomen projecten was er verschil in welke partijen invloed hadden op het opstellen van randvoorwaarden en de overeenkomst. Hierbij was stichting Experiment Zelfbeheer Hoekwierde een uitschieter. Zij hadden veel invloed op het maken van de overeenkomst. Daarnaast is het bijzonder dat in dit project een leerovereenkomst wordt gehanteerd waarbij de stichting en de gemeente hun intentie uitspreken om tijdens het zelfbeheerproject van elkaar te leren. Een ander punt wat naar voren komt tijdens het afnemen van de interviews, bij zowel de initiatiefnemers als de ambtenaren die het initiatief in behandeling nemen, is dat er onderduidelijkheden bestaan over de aansprakelijkheid bij zelfbeheerprojecten. Ondanks dat aansprakelijkheid meestal wel genoemd wordt in een overeenkomst weten burgers en ambtenaren niet precies hoe het zit met aansprakelijkheid. In sommige gevallen
werd er aangegeven dat er ook geen wens was om meer te weten over aansprakelijkheid. Beheer en budget Het openbaar groen wat in zelfbeheer is uitgegeven wordt niet altijd zelfstandig door de bewoners beheerd. In sommige gevallen, zoals bij de gemeente Amsterdam valt het beheer van bomen buiten zelfbeheerprojecten. Dit doen zij om het risico op ongevallen zo klein mogelijk te houden. Tijdens het interview met de initiatiefnemers van de gemeente Almere wordt opgemerkt dat het aantal uren, dat bewoners kwijt zijn aan beheer van openbaar groen hoger ligt dan het aantal uren dat een groenbeheerder vanuit de gemeente zou besteden aan het openbaar groen. Het werkelijke beheer wordt door ambtenaren beschreven als een leerproces. Ambtenaren verwachten niet dat een zelfbeheerder bij aanvang alles goed zal doen. De fouten worden dan ook toegestaan en er is geen streng toezicht op de kwaliteit. Bij de gemeente Almere ondersteunt een gemeentelijk groenbeheerder de bewoners bij de werkzaamheden. Dit heeft positieve gevolgen voor de kwaliteit en de samenwerking tussen zelfbeheerders en de gemeente.
Figuur 28: Gebruik van takenlijsten bij uitvoer beheer, Tuin op de Pier
50
In de meeste gevallen kunnen bewoners een aanvraag doen voor financiële ondersteuning waarvan ze gereedschap en plantjes kunnen aanschaffen. Bij de meegenomen zelfbeheerprojecten zit een verschil in het krijgen van een budget. Bij Experiment Zelfbeheer Hoekwierde in Almere wordt het budget vastgesteld aan de hoeveelheid geld die de gemeente kwijt zou zijn als zij zelf het onderhoud zou voeren. Bij de andere projecten wordt de hoogte van het budget dat wordt uitgegeven onder andere bepaald door de grootte van het stuk openbaar groen. Naast de financiële steun vanuit de gemeente kunnen bewoners zich vestigen in een rechtsvorm. In twee van de vier meegenomen projecten is er gekozen voor een stichting. Door een stichting op te richten kan men gemakkelijk gelden ontvangen. Het zelfbeheerproject in
Rotterdam, Barendrecht en Almere hebben geldprijzen gewonnen. Van dit geld kunnen zeer nuttige aankopen worden gedaan. Bij alle vier de zelfbeheerprojecten hebben bewoners hun netwerken gebruikt om aan benodigde middelen te komen. Dit kan veel geld schelen. In Barendrecht wordt dit zelfs alleen maar gedaan. Deze tuin wordt namelijk beheerd volgens het nul euro concept. Dit houdt in dat zij de tuin beheren zonder financiële ondersteuning vanuit de gemeente, bedrijven of andere instanties. In Rotterdam hebben de bewoners de ‘vrienden van de tuin’ ontwikkeld. Met een bedrag van 25 euro per jaar kunnen bewoners, bedrijven en andere instanties de tuin sponsoren (figuur 29).
Figuur 29: Sponsering bij Tuin op de Pier
51
Organisatie Het is opvallend dat bij iedere gemeente en ieder zelfbeheerproject een andere organisatiestructuur wordt aangehouden, dit is ook logisch, omdat niet ieder zelfbeheerproject hetzelfde is en niet bij iedere gemeente dezelfde afdelingen aanwezig zijn. Dit hangt af van het soort zelfbeheer, van de locatie, oppervlakte en de functie van het personeel binnen de gemeente (groenbeheerder, wijkmanager of wijkregisseur enz.) De organisatie van zelfbeheerproject het Nieuwe-Hoofdhof is daarnaast nog anders vanwege een onderverdeling van de gemeente in stadsdelen. Onder de zelfbeheerprojecten verschilt het of de gemeente hun groenbeheer normaliter uitbesteden aan een aannemer. Groenbeheerders binnen het gemeentelijk apparaat als aannemers vallen binnen de organisatie aangezien zij op de hoogte moeten zijn van het zelfbeheerproject. Bij Experiment Zelfbeheer Hoekwierde helpt de groenbeheerder de zelfbeheerders bij de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden. Op figuur 16 is een schematisering te zien van de organisatie bij het zelfbeheerpro-
Figuur 30: Schema organisatie zelfbeheerproject Barendrecht
52
ject Moestuin Rijk in Barendrecht. De organisatieschema’s van de andere drie zelfbeheerprojecten hebben een vergelijkbare structuur. Een jurist of een aannemer hoeven niet altijd betrokken te zijn in project. Het is belangrijk om als zelfbeheerder inzicht te hebben als bewoner in het gemeentelijk apparaat. Hierdoor kunnen burgers de juiste personen benaderen voor het zelfbeheerproject. Een ander belangrijk punt wat naar voren komt is de aanwezigheid van voortrekkers in een zelfbeheerproject. De voortrekkers krijgen veel voor elkaar en hebben netwerken binnen de gemeente. Dit maakt de informatie uitwisseling tussen de twee partijen makkelijker. Een belangrijk punt bij de organisatie is de continuïteit voor het project. Als voortrekkers wegvallen door verhuizing of ziekte wordt de continuïteit van het project niet gegarandeerd. Dit speelt bij het zelfbeheer project het Nieuwe-Hoofdhof waarbij nog maar één zelfbeheerder is overgebleven en er vooralsnog geen kandidaten zijn die het kunnen overnemen.
Samenwerking Samenwerking is van belang op vier manieren. Tussen de gemeente en de burgers, tussen de burgers onderling, tussen ambtenaren onderling en tussen de zelfbeheerders en de overige bewoners uit de omgeving. Samenwerking tussen zelfbeheerders en de gemeente blijkt heel goed te kunnen. Bij het zelfbeheerproject in Almere is door de bewoners zelf een workshop georganiseerd voor zelfbeheerders uit de stad en ambtenaren van de gemeente. Het doel van deze workshop was om de samenwerking tussen de twee partijen te verbeteren en laten zien dat het ook anders kan. Dit heeft geleid tot omvorming van de werkwijze en protocollen die binnen de gemeente Almere al jaren gebruikt werden. Uit de afgenomen interviews blijkt dat het belangrijk is om één aanspreekpunt te hebben, zowel aan de kant van de burger als aan de kant van de gemeente. Hierdoor is het duidelijk bij wie men terecht kan voor vragen of opmerkingen.
burgers onderling. Uitspraken vanuit de ambtenaren kunnen het conflict verergeren. In ernstige gevallen waarbij het uit de hand dreigt te lopen kan de gemeente een sociaal werker inzetten om te bemiddelen bij het conflict. Bij het zelfbeheerproject van Barendrecht en Almere hebben ambtenaren zich moeten inzetten om andere ambtenaren te overtuigen om de aanvraag voor deze projecten goed te keuren, omdat er binnen het gemeentelijk apparaat niet voldoende draagvlak aanwezig was voor de zelfbeheerprojecten. In het geval van Experiment Zelfbeheer Hoekwierde in Almere heeft een wethouder ook gezorgd voor draagvlak. Bij Moestuin Rijk is er een conflict geweest met bewoner uit de buurt die geen zelfbeheerder was, maar vond dat hij wel recht had op de oogst. Bij Experiment Zelfbeheer Hoekwierde is er mogelijke scheiding naar voren gekomen doordat overige bewoners zich wellicht buiten gesloten voelen.
Bij het zelfbeheerproject in Barendrecht zijn niet veel afspraken gemaakt over de samenwerking onderling met de bewoners. Wie zin heeft om mee te helpen kan mee helpen. In Rotterdam is juist het tegenovergestelde, alle taken en activiteiten worden bij gehouden. Er worden notulen gemaakt en de uit te voeren taken met de naam van de bewoner komt in de tuin te hangen. Zo weet iedereen wie wat doet en welke taken gedaan zijn en welke nog gedaan moeten worden. Een ander belangrijk punt wat naar voren komt is de bemiddeling vanuit de gemeente bij conflicten die ontstaan zijn onderling bij de bewoners. Er is een gedeelde mening onder de geïnterviewde ambtenaren dat de gemeente zich niet teveel moet mengen in conflicten tussen Figuur 31: Snoeiafval wordt opgehaald door de gemeente in zelfbeheerproject het Nieuwe-Hoofdhof
53
Traject Het traject van een zelfbeheerproject bestaat uit een aantal activiteiten die zowel de initiatiefnemer als de betrokken ambtenaar moet doorlopen om tot uiteindelijk beheer van het openbaar groen te komen. De initiatiefnemer moet als eerste de aanvraag indienen bij de gemeente. Zoals bij de thema aanleiding wordt beschreven, kan de aanleiding voor beide partijen verschillend zijn. Opvallend bij het traject is dat er vanuit de gemeente geen vereiste is om een rechtsvorm aan te gaan in de vorm van een stichting of een vereniging. In de meeste gevallen, zoals bij het zelfbeheerproject in Rotterdam en Almere hebben de bewoners bewust gekozen om een stichting te vormen om gelden binnen te krijgen voor het zelfbeheerproject. Een volgende stap bij het traject is dat binnen de gemeente de aanvraag behandel moet worden. Vervolgens kan de gemeente toestemming geven of de aanvraag afwijzen omdat het niet past binnen de gemeentelijk beleid. Nadat de aanvraag is goedgekeurd wordt er een overeenkomst opgesteld waarin de randvoorwaarden en afspraken in worden opgenomen. In de meeste gevallen wordt de overeenkomst na gelopen door een jurist om na te gaan of alle afspraken goed is opgenomen in de
overeenkomst. Opvallend hierbij is dat bij een zelfbeheerproject niet altijd sprake is van een formele overeenkomst. In sommige gevallen kan de aanvraag goedgekeurd worden op een informele manier, zoals via de mail of telefonisch. Na de goedkeuring kan een opening van het zelfbeheerproject plaatsvinden. Opvallend bij de opening is dat niet alle zelfbeheerprojecten behoefte hebben aan een grote opening waar iemand van de gemeente bij aanwezig moet zijn. Bij grote zelfbeheerprojecten is dit meestal wel het geval bij wat kleinere zelfbeheerprojecten hoeft dit niet.
Na het sluiten van een overeenkomst kunnen bewoners aanspraak doen op financiële steun vanuit de gemeente. Het is per gemeente afhankelijk hoeveel budget zij hiervoor beschikbaar hebben en of ze financiële steun bieden aan zelfbeheerprojecten. Bij de meegenomen zelfbeheerprojecten wordt deze financiële steun niet eenmalig gegeven, maar jaarlijks. Daarnaast kan de gemeente ook nog gereedschappen uitlenen, dit gebeurt bijvoorbeeld bij het zelfbeheerproject in Almere, of er wordt personeel ingezet om zelfbeheerders te helpen bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.
Figuur 32: officiële start van zelfbeheerproject Experiment Zelfbeheer Hoekwierde, Almere (Bewonersgroep Hoekwierde, 2011)
54
Succesfactoren
Faalfactoren
Tijdens het interview met de initiatiefnemer en de betrokken ambtenaren die een initiatief in behandeling genomen hebben, is gevraagd wat volgens hen de belangrijkste succesfactoren waren bij zelfbeheerprojecten. De succesfactoren die benoemd werden tijdens de interviews zijn in de afbeelding hieronder verbeeld. De succesfactoren zijn verdeeld in activiteiten die voor de burger of voor de gemeente van toepassing zijn. De succesfactoren die voor beide partijen van toepassing zijn, zijn in het midden van de afbeelding beschreven. Het gaat hierbij om de volgende punten: het hebben van een centraal aanspreekpunt, communicatie onderling en een helder contract met duidelijke afspraken. In bijlage 4 is het volledige overzicht van de succesfactoren opgenomen. De grootte van het woord wordt bepaald in hoeverre deze factor in de interviews werd benoemd als belangrijk. Een aantal grotere woorden zijn dan ook meerdere keren genoemd in de afgenomen interviews.
Naast de succesfactoren is tijdens de interviews ook gevraagd naar de faalfactoren van zelfbeheerprojecten. In de meeste gevallen zijn faalfactoren omgekeerde succesfactoren. Maar er zijn ook faalfactoren die niet vanuit de succesfactoren benoemd zijn, zoals een tekort aan budget, geen handhaving en initiatief te veel in de gaten houden. Een ander faalfactor is dat de overheid geneigd is om grote obstakels op de weg te zien naar zelfbeheer, omdat ze uit ervaring weten wat er zou kunnen gebeuren. Bijvoorbeeld aspecten als vandalisme, aansprakelijkheid en continu誰teit van het project kunnen mogelijke obstakels zijn. Als men niet oppast dan kan een persoon zich teveel richten op obstakels en verliest men het grote verhaal uit het oog.
Figuur 33: succesfactoren vanuit de case study
Figuur 34: faalfactoren vanuit de case study
55
5. Analyse, conclusies en aanbevelingen
56
Dit hoofdstuk bevat de analyse en de conclusies die hieruit zijn voortgekomen. Vervolgens zijn in dit hoofdstuk de aanbevelingen geformuleerd.
5.1
Analyse en conclusies
De analyse en de conclusies zijn opgenomen per thema. De thema’s die behandeld worden zijn aanleiding, randvoorwaarden en overeenkomst, beheer en budget, organisatie, samenwerking, traject en succes-en faalfactoren. Met behulp van een data matrix zijn bevindingen uit het theoretisch kader, de case study van de vier meegenomen zelfbeheerprojecten en de review met elkaar vergeleken. Per thema is een deel uit de data matrix opgenomen. Vervolgens is hieronder de analyse beschreven. Ten slotte wordt de conclusie geformuleerd. Niet elke conclusie is verbonden aan een deelvraag. Dit komt voort uit het feit dat tijdens het onderzoek door voortschrijdend inzicht extra onderwerpen zijn toegevoegd die niet direct uit de hoofdvraag voortvloeien, maar toch dermate belangrijk zijn om mee te nemen in het onderzoek. Het gaat hierbij om de thema’s randvoorden en overeenkomst, en beheer en budget.
Het thema succes- en faalfactoren wijkt af in opbouw. Bij dit onderwerp konden de vele succes- en faalfactoren niet overzichtelijk in een matrix worden weergegeven. Er is vervolgens geconstateerd dat de succes- en faalfactoren beter op te delen zijn in de fasen van het traject. Op deze manier kan er gezien worden in welke fase(n) een factor van toepassing is. De hypothese uit de probleemstelling betreffende zelfbeheer als kostenbesparing is ondergebracht in de conclusie van het eerste thema: aanleiding. Meer informatie over onderdelen uit de analyse bestaande zoals een analyse tabel van de vier projecten uit de case study, de analyse matrix en de notulen van de review, is opgenomen in bijlage 3,4 en 5.
57
5.1.1 Aanleiding
Voor burgers zijn de belangrijkste redenen om aan zelfbeheer te doen sociale cohesie, het invloed uitoefenen op de leefomgeving en het gewoonweg fijn vinden om werkzaamheden in het groen uit te voeren (Meijs, Astrid, 2012). Het is gebleken dat met zelfbeheer burgers op verschillende manieren invloed kunnen uitoefenen op hun omgeving. Men wilt bijvoorbeeld graag iets creĂŤren zoals een mooie binnentuin of het creĂŤren van een hogere beeldkwaliteit bij het openbaar groen. In enkele gevallen kan zelfbeheer gebruikt worden om iets tegen te gaan zoals een lager kwaliteitsniveau door bezuinigingen of ongewenste bouwplannen. Een overige reden voor burgers die voortkwam uit de case study is het kennis van groen overdragen aan kinderen. Voor gemeenten zijn sociale cohesie en stimuleren van burgerparticipatie de belangrijkste redenen om zelfbeheer te faciliteren (Spijker, 2012). Overige redenen voor gemeenten zijn dat zelfbeheer kan zorgen voor een hoger kwaliteitsniveau
en een grotere diversiteit aan beplanting. De gemeente zet meestal niet in op zelfbeheer van openbaar groen als kostenbesparing, kosten voor onder andere contacturen en begeleiding zijn hiervoor te hoog (Gemeente Utrecht, 2014) (Partners+PrĂśpper, 2011) (De Hoog, 2013). Dit komt naar voren in zowel het theoretisch kader als de case study en wordt vanuit de review bevestigd. Een kostenbesparing bij schaalvergroting van zelfbeheer waarbij grotere stukken openbaar groen door gemeenten worden uitgegeven, komt naar voren in het theoretisch kader, maar wordt betwijfeld door de experts van de review. Deze mogelijke kostenbesparing bij schaalvergroting is namelijk afhankelijk van vele factoren. De belangrijkste hiervan is de mate van zelfredzaamheid van de burger in de toekomst. Burgers zouden dan zeer beperkt beroep moeten doen op contacturen en ondersteuning van betrokken ambtenaren.
Conclusie deelvraag 1: Wat zijn de redenen waarom burgers en gemeenten betrokken (willen) zijn in zelfbeheerprojecten? Burgers doen aan zelfbeheer om andere buurtbewoners te leren kennen (sociale cohesie), invloed uit te oefenen op de leefomgeving en omdat men het fijn vindt om in groen werkzaam te zijn. Gemeenten faciliteren zelfbeheer voor het verhogen van sociale cohesie in wijken en buurten en om burgerparticipatie te stimuleren. Een kostenbesparing door zelfbeheer lijkt niet mogelijk, omdat kleine besparingen op het beheer worden overtroffen door tijd en kosten voor communicatie en ondersteuning. Hiermee wordt de hypothese uit de probleemstelling weerlegd. Een kostenbesparing bij schaalvergroting van zelfbeheer is onzeker en is voornamelijk afhankelijk van de mate waarin de burger zelfredzaam is in de toekomst.
58
5.1.2 Randvoorwaarden en overeenkomst
Bij grotere zelfbeheerprojecten kunnen geen vaste formats of protocollen gebruikt worden, hiervoor is maatwerk vereist zeggen ge誰nterviewde ambtenaren. Het is voor zowel zelfbeheerders als ambtenaren wenselijk om van tevoren overeen te komen met randvoorwaarden en gezamenlijk een overeenkomst op te stellen. Naast de meest voorkomende randvoorwaarden zoals het hebben van draagvlak en het behouden van een openbaar karakter kunnen andere randvoorwaarden, specifiek voor het betreffende zelfbeheerproject, zo worden meegenomen. Op deze manieren weten beide partijen wat ze van elkaar kunnen verwachten (Gemeente Amsterdam, 2012). Hierbij is het de kunst om alleen het nodige op te nemen in de overeen-
komst en zo een goede balans te houden in het maken van duidelijke afspraken en het geven van vertrouwen en vrijheid aan bewoners. Zelfbeheer van openbaar groen is een participatievorm met een laag risico (Verhijde & Bosman, 2014). Aansprakelijkheid, wat in verschillende vormen echter wel relevant is in zelfbeheerprojecten, vanuit het theoretisch kader, kwam niet sterk naar voren in de gebruikte overeenkomsten van de case study. Bij meerdere zelfbeheerders was er onduidelijkheid over aansprakelijkheid. Het bespreken van aansprakelijkheid kan daarom onzekerheid tegengaan en problemen op de lange termijn voorkomen.
Conclusie Ten behoeve van zowel de ambtenaren als de zelfbeheerders is het gewenst om protocollen en formats niet te gebruiken en in plaats hiervan gezamenlijk randvoorwaarden te bespreken en deze op te nemen in een overeenkomst. Hierin kunnen standaard randvoorwaarden zoals het behouden van een openbaar karakter en het hebben van een vast aanspreekpunt aangevuld worden met andere randvoorwaarden specifiek voor het betreffende zelfbeheerproject. Bij het bespreken van randvoorwaarden kan aansprakelijkheid meegenomen worden om onzekerheid en toekomstige problemen te voorkomen.
59
5.1.3 Beheer en budget
Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden in openbaar groen wordt benoemd als een leerproces. Ondanks dat veel kennis en vaardigheden te vinden zijn in het netwerk van zelfbeheerders kan het creĂŤren van een goed verzorgd stuk openbaar groen voor sommigen lastig zijn. Daarom stellen ambtenaren meestal niet te strenge eisen aan het groen bij de startfase en kunnen zij ondersteuning bieden. Sommige onderdelen van het openbaar groen zoals bomen kunnen door de gemeente in beheer blijven. Daarnaast kunnen bewoners zichzelf bijscholen wanneer zij bijvoorbeeld aan de gang gaan met speciale plantensoorten of gereedschappen. Het organiseren van een opening van een zelfbeheer is niet gebruikelijk en is afhankelijk van onder andere het draagvlak onder bewoners en politieke belangstelling.
Het budget waar zelfbeheerders beschikking over hebben in zelfbeheerproject kan verkregen worden uit verschillende bronnen. De gemeente heeft meestal een beperkt budget beschikbaar waar zelfbeheergroepen beroep op kunnen doen. Naast de gemeente kunnen zelfbeheerders ook geld verkrijgen via prijsvragen, subsidies en andere soorten fondsen. Om gemakkelijk geld te kunnen ontvangen via deze alternatieve methoden is het gebruikelijk dat er een rechtsvorm wordt opgericht: een stichting of vereniging. Uit de review komt naar voren dat hebben van een sterke zelfbeheergroep die voldoende financiĂŤle middelen heeft verkregen een signaal van vertrouwen afgeeft richting de gemeente dat de bewoners het zelf kunnen.
Conclusie Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden is een leerproces voor zelfbeheerders en zij kunnen daarom in de startfase vaak niet voldoen aan te strenge eisen voor de beeldkwaliteit van het openbaar groen. Naast eigen inzet is ondersteuning vanuit de gemeente daarom een belangrijke stap in het leerproces. Het budget kan naast geld van de gemeente ook bestaan uit geld vanuit andere bronnen. Voor het ontvangen van geld uit andere bronnen is het praktisch om een stichting of vereniging op te richten.
60
“Vooral in deze tijd en in dit land zijn de mensen dermate intelligent dat er in een wijk zoveel kennis en kunde aanwezig is, vergelijkbaar of meer dan de kennis en kunde in het gemeentelijk apparaat.� - Paul Weber, bestuurslid stichting Experiment Zelfbeheer Hoekwierde
Figuur 35: zelfbeheer voor gevorderden bij Experiment Zelfbeheer Hoekwierde
61
5.1.4 Organisatie
Literatuur toont aan dat zelfbeheerders voornamelijk bestaan uit 55-plussers, mensen die in de directe nabijheid van het stuk openbaar groen wonen en mensen die een affiniteit hebben met groen (Meijs , 2012). Een zelfbeheergroep bestaat uit ĂŠĂŠn of meerdere voortrekkers die sociaal, uitgesproken en/of assertief zijn en overige deelnemers. Vanuit literatuur en interviews blijkt dat voortrekkers aanvullende functies en taken hebben. Zij kunnen bijvoorbeeld in het bestuur zitten van een stichting of vereniging van het zelfbeheerproject, kunnen functioneren als aanspreekpunt voor de gemeente en de overige zelfbeheerders. Ook kan een voortrekker de persoon zijn waar klachten binnenkomen vanuit de buurt. Bij grotere zelfbeheerprojecten is het gebruikelijk dat zelfbeheerders zich verenigen in een stichting. Dit wordt onder andere gedaan voor het ontvangen van geld. De gemeente is een gelaagde organisatie met vele onderdelen (Gameren, 2011) . Per zelfbeheerproject kan het verschillen bij welke afdeling het project terecht komt
62
en welke ambtenaar ermee in aanraking komt. In het geval van de meegenomen zelfbeheerprojecten was het meestal iemand die dichtbij de buurt stond zoals een wijkregisseur of een gebiedsmanager. Ook was in meerdere gevallen een ambtenaar betrokken van een uitvoerende dienst in de vorm van een groenbeheerder of groenopzichter. Deze zorgde voor ondersteuning. De gemeente kan voor het opstellen van een overeenkomst een jurist inschakelen. Ook voor bepaalde onderdelen die niet binnen het zelfbeheerproject passen, zoals het onderhoud van bomen of het ophalen van snoeiafval bij de zelfbeheerders, kan een gemeente een aannemer inschakelen. Toezicht kan gebeuren door zowel een persoon als de gebiedsmanager of wijkregisseur als iemand van de uitvoerende dienst. Het houden van toezicht gebeurt niet op vastgestelde momenten, maar incidenteel of na het ontvangen van een klacht.
Op figuur 36 is een schema te zien waarop de organisatie in een zelfbeheerproject is verbeeld.
Figuur 36: schema organisatie burgers en gemeente in een zelfbeheerproject
Conclusie deelvraag 2: Welke organisatie structuren kunnen aanwezig zijn in een zelfbeheerproject? Een groep zelfbeheerders bestaat uit ĂŠĂŠn of meerdere voortrekkers en de overige deelnemers. Samen kunnen zij verenigd zijn in een rechtsvorm zoals een stichting of vereniging. Per zelfbeheerproject verschilt het bij welke afdeling en persoon het initiatief terecht komt binnen de gemeente. In deze afdelingen wordt het uitvoerend personeel aangestuurd door onder andere groenbeheerders, wijkmanagers en wijkregisseurs. Deze personen zijn het aanspreekpunt voor de zelfbeheerders en communiceren met de voortrekkers van een zelfbeheerproject. Uitvoerend personeel, een groenbeheerder of een groenopzichter kunnen functioneren als contactpersoon voor kwesties rond onderhoudswerkzaamheden.
63
5.1.5 Samenwerking
De samenwerking in zelfbeheerprojecten vindt plaats op verschillende manieren: • Tussen de gemeente en de burgers. Bij de samenwerking tussen burgers en de gemeente kwam uit de literatuur en de interviews naar voren dat er gebruik gemaakt moet worden van één aanspreekpunt bij de gemeente en de burgers (Burgerwerkgroep Zelfbeheer Noord, 2013). Bij de gemeente kan echter wel onderscheid gemaakt worden tussen een aanspreekpunt over zaken omtrent de uitvoer van de onderhoudswerkzaamheden en een aanspreekpunt over organisatorische aspecten.
• Tussen burgers onderling. Vanuit de literatuur kwam een aandachtspunt naar voren over de onderlinge samenwerking tussen burgers (De Boer, 2013). Namelijk dat een voortrekker, die meestal het aanspreekpunt is voor de gemeente, meer macht heeft dan de overige deelnemers in een zelfbeheerproject. Hierdoor kan het voorkomen dat de meest sociale, aanwezige personen regie gaan voeren over een zelfbeheerproject. Hierdoor kunnen de belangen van overige deelnemers niet meegenomen worden. (Boer, 2013)
“Burenruzies moeten burgers eigenlijk onderling oplossen. Voor de gemeente is het niet handig om zich daarmee te bemoeien. Soms kan je als gemeente beter geen kant kiezen, dan is het verstandiger om gewoon niks te doen.” - Nicky Hijne, gebiedsbeheerder gemeente Amsterdam
64
• Tussen ambtenaren onderling. In het theoretisch kader wordt gesteld dat ambtenaren verschillende begeleidingsstijlen hanteren (Raad voor het openbaar bestuur , 2012). Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat er veel professionals zijn die niet in staat zijn om flexibel op te treden bij burgerinitiatieven. Het is belangrijk dat ambtenaren kunnen schakelen tussen verschillende begeleidingsstijlen bij zelfbeheerprojecten en hier flexibel mee om kunnen gaan (Raad voor het openbaar bestuur, 2012). Dit gegeven komt ook in de praktijk naar voren. Bij het zelfbeheerproject Moestuin Rijk en Experiment Zelfbeheer Hoekwierde is er een interne discussie geweest over het wel of niet toestaan van het burgerinitiatief voor
zelfbeheer. Ambtenaren moesten elkaar overtuigen van het nut van het zelfbeheerproject. • Tussen zelfbeheerders en de overige bewoners in een buurt of wijk. Overige bewoners uit de buurt kunnen zich buitengesloten voelen, omdat ze niet mee kunnen of willen doen met het zelfbeheerproject. Om het project toegankelijk te maken en conflicten te voorkomen kan een zelfbeheergroep daarom een transparante houding aannemen richting de overige bewoners. Dit kan door de activiteiten en afspraken bekend te maken naar de buurt en wijk door bijvoorbeeld nieuwsbrieven, flyers, (social) media etc.
Conclusie deelvraag 3: Op welke manieren kan de samenwerking in een zelfbeheerproject worden vormgegeven? Uit het onderzoek komt naar voren dat samenwerking niet alleen plaats kan vinden tussen de burger en de gemeente, maar dat er ook samenwerking plaats vind tussen burgers onderling, ambtenaren onderling en tussen de zelfbeheerders en de overige bewoners. In deze samenwerkingsvormen is transparantie en communicatie bepalend.
“De burgers en gemeente zijn gelijkwaardig, de ene helpt de ander.” - Thea Attevelt, gebiedsadviseur Almere Haven
65
5.1.6 Traject
Het traject van een zelfbeheerproject kan vele activiteiten omvatten die door de burger, de gemeente of beide partijen uitgevoerd kunnen worden. De uitvoeringfase en evaluatiefase zijn in het traject voor burgerparticipatieprojecten (Gemeente Harlingen, s.d.) zijn ook toepasbaar in zelfbeheerprojecten. Daarnaast zijn de initiatie- en legalisatiefase toegevoegd. Desondanks dat sommige activiteiten niet gelden voor elk zelfbeheerproject en er uitzonderingen plaatsvinden in welke fase een activiteit wordt uitgevoerd zijn er dus vier fasen te onderscheiden: initiatie, legalisering, uitvoering en evaluatie. Deze vier fasen zijn van toepassing bij elk zelfbeheerproject (met uitzondering van kleine zelfbeheerprojecten zoals boomspiegels, bloembakken en geveltuintjes) welke goedgekeurd zijn door de gemeente. • De initiatiefase omvat onder andere de aanleiding, het creëren van draagvlak en het indienen van een aanvraag bij de gemeente. • De legaliseringsfase start met het ontvangen van de aanvraag en bestaat daarnaast nog uit de activiteiten waarbij randvoorwaarden opgesteld worden, toetsing van die randvoorwaarden plaatsvindt en de betrokken burgers en de gemeente instemmen met een overeenkomst. • De uitvoeringsfase omvat het werkelijk uitvoeren van de onderhoudswerkzaam-
66
heden. Daarnaast zijn activiteiten opgenomen die het uitvoeren van werkzaamheden mogelijk maken. • De evaluatiefase begint niet wanneer de uitvoeringfase stopt, maar vindt tegelijkertijd plaats met de uitvoeringsfase. In de evaluatiefase vinden er activiteiten plaats waarin er gereflecteerd wordt op het zelfbeheerproject. Deze activiteiten kunnen als gevolg hebben dat er inpassing wordt gedaan in het zelfbeheerproject, men komt dan weer terug bij de uitvoeringsfase. Ook kan het voorkomen dat er uit een evaluatieactiviteit een verandering wordt aangedragen waarvoor opnieuw toestemming nodig is van de gemeente. In dit geval komen de zelfbeheerders weer terecht in de initiatiefase en zullen een aanvraag voor de voorgestelde verandering moeten indienen. Ondertussen gaat de uitvoering gewoon door. Doordat men door middel van de evaluatiefase belandt in eerdere fasen kan het traject van een zelfbeheerproject gezien worden als een cyclus. Daarnaast blijven sommige activiteiten uitgevoerd worden in meerdere fasen. Zo kan het creëren van draagvlak bijvoorbeeld ook in de legaliseringsfase en de uitvoeringsfase van toepassing zijn. In figuur 37 zijn mogelijke activiteiten weergegeven in de vier fasen.
Conclusie deelvraag 4: In welke fasen en activiteiten kan het traject voor zelfbeheerprojecten in openbaar groen worden opgedeeld? Een zelfbeheerproject bestaat uit een aantal mogelijke activiteiten. Deze activiteiten kunnen opgedeeld worden in vier fasen: initiatie, legalisering, uitvoering en evaluatie. De initiafase omvat de aanleiding en eindigt met het indienen van een aanvraag door burgers. De legalisering start met het ontvangen van de aanvraag door de gemeente en omvat de activiteiten die uitgevoerd worden om een initiatief goed te keuren en overeen te komen met randvoorwaarden. De uitvoeringsfase omvat de werkelijke uitvoer van het onderhoud en andere activiteiten die hiervoor nodig zijn. De evaluatiefase loopt gelijktijdig met de uitvoeringsfase en hierin reflecteert men op het zelfbeheerproject. Vervolgens kunnen nieuwe inpassingen of andere maatregelen voorgesteld worden waardoor men terug moet gaan naar de uitvoeringsfase of de initiatiefase (mocht er weer toestemming van de gemeente nodig zijn). Dit maakt het traject van een zelfbeheerproject een cyclus.
Figuur 37: schema traject zelfbeheerproject
67
5.1.7 Succes-en faalfactoren In deze paragraaf wordt er ingegaan op balangrijke succesfactoren die naar voren zijn gekomen in het onderzoek. Wanneer er een sterke noodzaak is voor een zelfbeheerproject zijn mensen eerder geneigd om zich hiervoor in te zetten. Het project krijgt vaart, omdat burgers en wellicht ook de gemeente wil dat het project snel wordt gerealiseerd. Noodzaak voor het project heeft dan ook een verband met het draagvlak bij zowel burgers als binnen de gemeente. Wanneer burgers het zelfbeheerproject als belangrijk ervaren zullen zij zelf de initiatiefnemer zijn en zal het een grotere kans op succes hebben. Bij een zelfbeheerproject, welke vanuit de gemeente is opgestart waarvoor de betrokken burgers weinig voelen, zal de continu誰teit langzamerhand wegvallen. Een burger kan in de initiatiefase met een goede voorbereiding een zelfbeheerproject meer kans op slagen geven. Zo kan er met een sterk concept en/of een plan van aanpak sneller andere bewoners worden overtuigd en ook de gemeente sneller kan worden overgehaald om mee te doen. Het concept kan met een goede presentatie en verspreiding bij (sociale) media meer effect hebben. Wanneer een burger laat zien dat hij een goed plan heeft om een zelfbeheerproject te realiseren krijgt de gemeente meer vertrouwen dat er niet te vaak ingegrepen moet worden of dat het project een langere levensduur zal hebben.
68
Het draagvlak voor het zelfbeheerproject is essentieel zowel in de omgeving van het zelfbeheerproject als binnen de gemeente (De Boer, 2013). Wanneer andere groepen bewoners uit de omgeving andere visies hebben over de indeling en het gebruik van de openbare ruimte kunnen er conflicten ontstaan. Ook als de gemeente een andere visie heeft en het beleid verandert kan dit nadelige gevolgen hebben. Daarnaast is draagvlak nodig om voldoende deelnemers te hebben die bereid zijn onderhoudswerkzaamheden te willen uitvoeren in de uitvoeringsfase en zo de continu誰teit te behouden. Bij het opstellen en overeenkomen van randvoorwaarden in de legalisatiefase is het belangrijk dat dit in samenspraak wordt gedaan. De gemeente zal moeten openstaan voor de randvoorden die de burgers aanreiken en daarbij duidelijk moeten maken waarom iets wel of niet kan. De overeenkomst moet (kort en) duidelijk zijn. Obstakels kunnen later voorkomen, de gemeente moet echter de zelfbeheerders vertrouwen dat het goed komt en zich niet richten op mogelijke problemen in de toekomst. Het vertrouwen op de zelfredzaamheid van de zelfbeheerders betekent echter niet dat zij compleet losgelaten moeten worden door de gemeente, enig contact en aanwezigheid wordt namelijk gewaardeerd. De gemeente moet aan de ene kant loslaten en vertrouwen en aan de andere kant ondersteunen en contact houden, er moet gezocht worden naar een balans.
Er kunnen veel problemen voorkomen worden door als zelfbeheergroep een transparante houding aan te nemen. Zo kunnen de andere bewoners in de omgeving van het zelfbeheergebied op de hoogte gehouden worden om klachten te voorkomen. Ook het op de hoogte houden van de gemeente door contact te houden, evaluatie- en jaarverslagen door te sturen blijft het vertrouwen op de zelfredzaamheid van de zelfbeheergroep behouden. Het is belangrijk om als zelfbeheerders door het traject heen het enthousiasme te houden en doorzettingsvermogen te tonen ondanks tegenslagen. Het hebben van voortrekkers in het zelfbeheerproject die beschikken over deze eigenschappen is dan ook belangrijk (Gemeente Am-
sterdam, 2012). Een risico wat zich kan vormen bij een dominante voortrekker is dat deze voortrekker te veel macht naar zich toetrekt waardoor bij andere zelfbeheerders het gevoel van eigenaarschap verdwijnt. (De Boer, 2013). Een zelfbeheergroep bestaat uit personen met elk een eigen achtergrond. Het uitzoeken van de kennis en vaardigheden bij deze personen en hun netwerk kan vele voordelen opleveren (De Boer, 2013). Zo kan iemand met inzicht in het gemeentelijk apparaat en traject het zelfbeheerproject leiden naar realisatie. Ook kan gebruik van het netwerk van de zelfbeheerders extra financiĂŤle middelen opleveren als deze door de gemeente nog niet voldoende worden geleverd.
“Als gemeente moet je niet werken volgens vaste protocollen of randvoorwaarden, ieder project is verschillend en heeft een andere aanpak nodig.� - Bart Boerema, gebiedsmanager gemeente Rotterdam
69
De vele succes- en faalfactoren welke benoemd werden in theorie en de case study zijn verwerkt in een overzichtelijk schema (zie figuur 39) waarin te zien is in welke fase deze factoren naar voren komen en bij welke partij (burger, gemeente of beide) deze van toepassing is. Een cirkel staat voor de burgers, een driehoek voor de gemeente. Wanneer er geen symbool voor een factor staat is deze van toepassing op beide partijen.
“Het is één groot succes daar!” Ouwe van der Molen, groenbeheerder, over Experiment Zelfbeheer Hoekwierde.
“Wij vieren continue het succes!” Simon Perquin, zelfbeheerder, Barendrecht
Figuur 38: naast onderhoudswerkzaamheden uitvoeren hoort ook bijkleten en eten
70
Conclusie deelvraag 5: Welke succesfactoren kunnen benoemd worden bij zelfbeheer van openbaar groen? Het is niet alleen van belang dat burgers hun eigen persoonlijke eigenschapen zoals een passie voor groen, enthousiasme en doorzettingsvermogen gebruiken. Er is heel veel goeds te vinden in het netwerk van de zelfbeheerders, allerlei kennis, vaardigheden en andere hulpmiddelen die een zelfbeheerproject tot een succes maken. Een goede samenwerking tussen een zelfbeheergroep en de gemeente wordt bepaald door gebruik te maken van een bereikbaar aanspreekpunt bij beide partijen en het behouden van een transparante werkwijze. De gemeente als facilitator kan het gevoel van eigenaarschap bij de burger laten door een juiste balans te zoeken tussen het geven van vrijheid en het bieden van ondersteuning. Conclusie deelvraag 6: Welke faalfactoren kunnen benoemd worden bij zelfbeheer van openbaar groen? Uit theorie en de case study komt naar voren dat de meeste faalfactoren omgekeerde succesfactoren zijn. Overige faalfactoren zijn ontbreken van continuïteit door een tekort aan deelnemers in zelfbeheergroep. Ook te dominante voortrekkers, die andere deelnemers in de zelfbeheergroep geen inspraak gunnen, zijn een bedreiging voor zelfbeheerprojecten. Het zien van aansprakelijkheid als obstakel door gemeenten kan een faalfactor zijn aangezien zij zich hierdoor terughoudend kan opstellen. Als gemeente moet er ook een juiste balans gevonden worden in het faciliteren, zowel teveel loslaten als teveel toezicht houden kan werken als faalfactor. Ten slotte kan vandalisme de inzet van zelfbeheerders tegenwerken en een externe faalfactor zijn.
“Er zijn binnen de gemeente Barendrecht meerdere initiatieven voor zelfbeheer opgestart, maar na een jaar of twee zijn deze weer overgenomen door de gemeente, omdat de initiatiefnemer wegvalt door ziekte of verhuizing.” Joyce Verschoor, beleidsmedewerker Openbare Ruimte gemeente Barendrecht
71
5.1.8 Eindconclusie Nu de data uit het theoretisch kader, de case study en de review geanalyseerd zijn kan er antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag: Welke succes- en faalfactoren kunnen benoemd worden vanuit een onderzoek naar het traject van zelfbeheerprojecten in openbaar groen, waarin de organisatie en samenwerking van burgers en de gemeente centraal staan? In zelfbeheerprojecten zijn succes- en faalfactoren afkomstig van de verschillende betrokken organisaties en hun samenwerking. De organisatie van de zelfbeheerders verandert gedurende het proces, waarbij de zelfbeheergroep wordt aangedreven door voortrekkers die aanvullende kennis, vaardigheden en taken hebben. Zelfbeheerders kunnen ervoor kiezen om zich te verenigen in een rechtsvorm. De organisatie van de gemeente is gelaagd en verschilt per zelfbeheerproject. Het initiatief kan worden ondergebracht bij verschillende afdelingen, zo kunnen wijkregisseuren, gebiedsmanagers en groenbeheerders betrokken worden. Naast de samenwerking tussen de zelfbeheerders en de gemeente, is de onderlinge samenwerking binnen deze partijen ook van belang. Daarnaast moeten de zelfbeheerders in een bepaalde mate samenwerken met andere bewoners uit de omgeving. Er zijn vier fasen waarin succes- en faalfactoren zich kunnen afspelen. In de initiatiefase kan met een goede voorbereiding draagvlak worden verkregen bij ambtenaren en bewoners uit de omgeving. Het is van belang dat in de legalisatiefase de randvoorwaarden en de
72
overeenkomst in samenspraak worden opgesteld en dat er een balans wordt opgezocht tussen vrij handelen door de zelfbeheerders en begeleiding door de gemeente. De gemeente moet hierbij de zelfbeheerders vertrouwen en bij hun het gevoel van eigenaarschap laten. De uitvoeringsfase is dan ook een leerproces waarin de gemeente in de eerste maanden/jaar niet te strenge eisen moet stellen aan het openbaar groen van het zelfbeheerproject. De evaluatiefase loopt gelijktijdig met de uitvoeringsfase en is er voor de zelfbeheerders en de gemeente om zelf succes- en faalfactoren te herkennen en in de toekomst opnieuw toe te passen of juist te voorkomen. Door heel het traject heen kunnen de kennis, vaardigheden en andere hulpmiddelen die te vinden zijn in het netwerk van de zelfbeheergroep toegepast worden voor allerlei doeleinden. Daarnaast kunnen conflicten en frustraties voorkomen worden door als zelfbeheergroep een transparante houding aan te nemen waarin zelfbeheerders, overige bewoners en de gemeente op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen. Om communicatie in goede banen te leiden is het handig om zowel als zelfbeheergroep en als gemeente ĂŠĂŠn aanspreekpunt te hanteren, op deze manier wordt ook de gemeente ontlast van veel contacturen. Ten slotte ligt een belangrijke succesfactor in de samenwerking binnen een zelfbeheergroep. Zo is het van belang dat een voortrekker geen overmacht heeft en de wensen en belangen van elke deelnemer in een zelfbeheergroep worden meegenomen in de besluitvorming. In figuur 39 zijn de succes- en faalfactoren die plaatsvinden in de fasen afgebeeld.
Figuur 39: de succes- en faalfactoren te zien in de fasen van het traject
73
5.2 Aanbevelingen Zelfbeheer van openbaar groen kan zowel voor de zelfbeheerders als de gemeente grote voordelen hebben. Met het oog op bijvoorbeeld meer groen, groen van hogere kwaliteit of een sociaal sterke buurt kan een zelfbeheerproject gestart worden. In het traject van een zelfbeheerproject kunnen echter allerlei belemmeringen en obstakels zorgen voor vertraging, frustratie en in het ergste geval beëindiging. De volgende aanbevelingen dienen ervoor om dit alles te voorkomen. Hierbij is er een onderverdeling gemaakt in aanbevelingen voor burgers die een zelfbeheerproject willen opstarten of burgers die al in zelfbeheerprojecten betrokken zijn, en aanbevelingen voor ambtenaren die een rol hebben in het faciliteren van een zelfbeheerproject. De aanbevelingen zijn in verband gebracht met het traject van een zelfbeheerproject (zie figuur 39 en 40). 5.2.1 Aanbevelingen richting burgers 1. Denk niet te simpel over het opstarten van een zelfbeheerproject. Het traject van een zelfbeheerproject zal waarschijnlijk niet zonder problemen doorlopen worden. Het onderhouden van een stuk openbaar groen is een leerproces waarbij kennis en vaardigheden omtrent groenbeheer over de lange termijn verkregen worden. Daarnaast kan in de samenwerking niet alleen een gemeente aangetroffen worden met een andere visie op het openbaar groen. Ook kunnen tegenstrijdige belangen bij de bewoners in de omgeving en zelfs de eigen zelfbeheergroep zorgen voor commentaar en conflicten. Een doelstelling voor een zelfbeheerproject is er één zijn voor een realistische lange termijn, het zou langer kunnen duren dan verwacht. Ondanks deze mogelijke obstakels kan een zelfbeheerproject voor verschillende positieve effecten zorgen op de leefomgeving en die van anderen, het is zeker de moeite waard! 2. Bedenk voorafgaand aan de aanvraag bij de gemeente een concreet plan op welke manier het zelfbeheerproject gerealiseerd gaat worden. Dit is niet alleen prettig voor de zelfbeheergroep als richtlijn gedurende het doorlopen van het traject van het zelfbeheerproject. Ook kan door sterk presenteren van de noodzaak voor een zelfbeheerproject en een concreet plan draagvlak gecreëerd worden bij andere burgers en de gemeente. Ambtenaren kunnen zich namelijk terughoudend opstellen bij zelfbeheerprojecten, omdat het onduidelijk kan zijn wat er van de initiatiefnemers verwacht kan worden. Het kan daarnaast ook handig zijn om voor de aanvraag het gemeentelijk groenbeleid te lezen of te bespreken met de gemeente en zo mogelijk het initiatief hierop aan te passen. 3. Zoek in de omgeving van het projectgebied en netwerk van de zelfbeheergroep personen op die inzicht hebben in het gemeentelijk apparaat. Op deze manier kan makkelijker de juiste ingang gevonden worden voor de aanvraag van een initiatief. Mogelijk heeft de betreffende gemeente personeel in dienst die in hun takenpakket burgerparticipatie heeft. Deze ambtenaren hebben ervaring met burgerinitiatieven. Hierbij is het van bela ng dat er ook draagvlak is bij de gemeentelijke groenbeheerders en groenopzichters. Zij gaan over de dagelijkse bedrijfsvoering in het groenbeheer van uw gemeente. Zij kunnen ook invloed uit oefenen bij de keuze om wel of niet een keuze goed te keuren. Wanneer er verzet is bij het indienen van de aanvraag bij bepaalde personen in de gemeente, probeer dan een andere ingang en geef niet op. Ondersteuning van bestuurders zoals wethouders kan hierbij een grote hulp zijn.
74
4. Maak gebruik van de kennis, vaardigheden, talenten en andere hulpmiddelen die in het netwerk van u en de andere deelnemers in de zelfbeheergroep te vinden zijn. Iedereen heeft zijn eigen achtergrond. Zo zijn er professionals en hobbyisten aanwezig in het netwerk van een zelfbeheergroep die ingezet kunnen worden. Mensen met inzicht in het gemeentelijk apparaat, gepassioneerde tuinierders en personen met communicatieve eigenschappen kunnen het zelfbeheerproject op verschillende vlakken verder helpen. 5. Neem als zelfbeheergroep een open, transparante houding aan met één bereikbaar aanspreekpunt. Door de gemeente en de omgeving (en eventueel media) op de hoogte houden van de ontwikkelingen, werkzaamheden en afspraken die gemaakt zijn blijft het vertrouwen en draagvlak behouden. Daarnaast worden zo ook frustraties en conflicten voorkomen. Door over één bereikbaar aanspreekpunt te beschikken is het voor de gemeente en andere bewoners uit de omgeving makkelijk om te communiceren met de zelfbeheergroep. Zo weten zij bij wie zij terecht moeten voor opmerkingen en klachten. 6. Neem alle wensen en belangen van elke persoon in de zelfbeheergroep mee in de voortzetting van het zelfbeheerproject. Een voortrekker kan meer op de voorgrond staan dan andere deelnemers en overtuigd zijn van zijn/haar ideeën. Het is van belang dat elke deelnemer zich laat horen, voortrekkers hier ruimte voor geven en de ideeën van elke deelnemer serieus nemen. 7. Oefen invloed uit als zelfbeheergroep bij het opstellen van de randvoorwaarden en de overeenkomst met de gemeente. Vraag door op bepaalde onderwerpen en probeer onduidelijkheden te verhelderen. Ook is het verstandig om vast te leggen in welke manieren aansprakelijkheid van toepassing is. Door te zorgen voor een duidelijk contract waarin de zelfbeheergroep en de gemeente gelijkwaardig inspraak hebben weten beide partijen wat ze van elkaar kunnen verwachten. Zo worden misverstanden (onbegrip, conflicten en andere problemen) later in het traject voorkomen. 8. Vraag ondersteuning bij de gemeente alleen wanneer dat nodig is. De gemeente hecht grote waarde aan de zelfredzaamheid van haar burgers. Er moet beseft worden dat betrokken ambtenaren in een zelfbeheerproject een beperkt aantal uren beschikbaar hebben om te besteden aan een zelfbeheerproject ondanks dat zij er misschien positief tegenover staan. Het werkt goed als de zelfbeheergroep de vragen bundelt, zodat niet voor elke kwestie apart de gemeente benaderd wordt.
Figuur 40: aanbevelingen richting burgers opgedeeld in fasen traject
75
5.2.2 Aanbevelingen richting betrokken ambtenaren 1. Faciliteer zelfbeheer van openbaar groen niet om kosten te besparen. Het realiseren van een kostenbesparing is lastig aangezien er veel tijd en geld zit in ondersteuning en communicatie met zelfbeheerders. Zelfbeheer kan daarentegen wel gerealiseerd worden om sociale cohesie in een gebied te verhogen, zelfredzaamheid van burgers te stimuleren en de kwaliteit van het openbaar groen in te stand te houden. 2. Laat zelfbeheerders zelf met een eigen plan komen. Door het initiatief bij hun neer te leggen kan getoetst worden of de zelfbeheerders wel serieus zijn en hoeveel moeite ze bereidt zijn te doen. Wanneer een zelfbeheergroep dan al afhaakt weet je dat het project niet lang stand zal houden. 3. Help zelfbeheerders bij de coördinatie door het gemeentelijk apparaat. De gelaagde organisatie van een gemeente kan door burgers ervaren worden als complex en onbereikbaar. Geef daarom aan bij wie de zelfbeheerders moeten zijn voor bijvoorbeeld het indienen van een aanvraag of het voor elkaar krijgen van andere zaken. 4. Neem als gemeente een risico. Continuïteit van een zelfbeheerproject is niet vast te leggen in een overeenkomst. Burgers kunnen namelijk niet gedwongen worden om vrijwillig werk te verrichten wanneer zij vanwege verschillende redenen vertrekken uit een zelfbeheergroep. Het enige wat een gemeente hierbij kan doen is het eisen van meerdere initiatiefnemers en draagvlak in de omgeving. 5. Gun zelfbeheerders inspraak in het opstellen van randvoorwaarden en een overeenkomst en leg uit waarom iets wel of niet kan. Ondanks dat het voor een gemeente prettig kan zijn om randvoorwaarden en protocollen op te leggen aan een zelfbeheergroep kan dit het gevolg hebben dat een zelfbeheergroep het gevoel van eigenaarschap voor het zelfbeheerproject verliest en zich niet kan vinden in de randvoorwaarden. Door randvoorwaarden en de overeenkomst in samenspraak op te stellen en zelfbeheerders invloed te laten uitoefenen zijn zij niet alleen eerder geneigd om zich aan de overeenkomst te houden. Ook kan dan een balans worden opgezocht tussen het loslaten van de zelfbeheerders en het geven van ondersteuning. Zo wordt het gevoel van eigenaarschap behouden. 6. Bespreek aansprakelijkheid met de zelfbeheergroep. Ondanks dat zelfbeheer van openbaar groen een laag risico heeft is het echter voor beide partijen verstandig om mee te nemen in besprekingen. Zo kunnen, mochten kwesties rondom aansprakelijkheid toch plaatsvinden, onduidelijkheden en frustraties voorkomen worden. 7. Hanteer één aanspreekpunt voor zowel de zelfbeheergroep en de gemeente. Voor beide partijen is het prettig om te weten met wie er gecommuniceerd moet worden. Op deze manier kan ook voorkomen worden dat de gemeente veel tijd kwijt is door contact te houden met meerdere mensen in één zelfbeheergroep. Mocht er behoefte zijn aan ondersteuning bij onderhoudswerkzaamheden kan er door een gemeente gekozen worden om een extra persoon binnen de gemeente, bijvoorbeeld een groenopzichter of groenbeheerder als aanspreekpunt aan te wijzen.
76
8. Stel niet te strenge eisen aan het openbaar groen in de startperiode (eerste jaar) van een zelfbeheerproject. Vooral voor zelfbeheerders met weinig ervaring in tuinieren is uitvoeringsfase een leerproces waarin vaardigheden op de lange termijn worden opgebouwd. Te strenge eisen voor het openbaar groen vanuit de gemeente kunnen ontmoedigend werken en ervoor zorgen dat zelfbeheerders opgeven. Het geven van vrijheid in die periode en eventueel ondersteuning kan de zelfbeheerders helpen om te werken naar een stuk openbaar groen van hoge kwaliteit. 9. Houd contact. Ook al kost het tijd, zelfbeheerders ervaren aanwezigheid van de gemeente in een zelfbeheerproject als prettig. Het benodigde contact zal naarmate het zelfbeheerproject vordert afnemen in frequentie. Het is echter aan te raden om ook wanneer een zelfbeheerproject prima loopt en weinig ondersteuning nodig heeft toch af en toe het gezicht te laten zien als gemeente. Zo blijft de gemeente toch betrokken en krijgt een zelfbeheergroep niet de gedachte dat de gemeente geen waarde hecht aan het zelfbeheerproject. Om in de toekomst wellicht een kostenbesparing mogelijk te maken bij schaalvergroting van zelfbeheer van openbaar groen, wordt er aangeraden om aanvullend onderzoek te laten uitvoeren. Een onderzoek waarbij meer informatie gegeven wordt over hoeveel tijd en kosten ambtenaren nou eigenlijk kwijt zijn aan communicatie en ondersteuning zou kunnen helpen om te bepalen op welke termijn een kostenbesparing bij schaalvergroting mogelijk is en in hoeverre de burger werkelijk zelfredzaam zou moeten zijn. Verder onderzoek over randvoorwaarden en overeenkomst wordt ook aangeraden. Dit onderzoek leverde niet voldoende informatie om te bepalen welke randvoorwaarden in de overeenkomst zelfbeheerproject moeten staan en welke weggelaten kunnen worden.
Figuur 41: aanbevelingen richting gemeenten opgedeeld in fasen traject
77
Nabeschouwing
Bronvermelding
Het was voor ons als HBO-studenten een uitdaging om deze afstudeerstage succesvol te ronden. Het kwaliteitTitel van het af boek Uiteverij Johannes 2014 sniveau wat gehanteerd wordt bij het www/saldnsadjaskdsa afstudeerbedrijf Alterra, een onderzoeksinstituut verbonden aan een uniTitel van het boek versiteit, ligt hoger dan wij gewend zijn Uiteverij Johannes 2014 op de Hogeschool Rotterdam. Dit was www/saldnsadjaskdsa echter juist de reden waarom wij dit bedrijf gekozen hadden, namelijk om veel Titel van het boek Uiteverij Johannes te kunnen leren. 2014 In dit opzicht was deze www/saldnsadjaskdsa afstudeerstage een groot succes. Zo zijn onze vaardigheden in het toepasTitel van het boek sen van onderzoekstechnieken, schrijfUiteverij Johannes 2014 stijl en rapportage vergroot. Daarnaast www/saldnsadjaskdsa hebben wij uiteraard nieuwe inzichten en verkregen over zelfbeheer Titelkennis van het boek Uiteverij Johannesgroen, 2014 een onderwerp van openbaar www/saldnsadjaskdsa wat ons beide aanspreekt. Hierbij was de inbreng van ervaren onderzoekers Titel van het boek bij Alterra een grote hulp.
| Beltman, H. (2012). Burgerprojecten in zorg en
Uiteverij Johannes 2014 www/saldnsadjaskdsa
De samenwerking onderling hebben wij Titelals vanprettig het boekervaren. Wij hebben elUiteverij Johannes kaar door het 2014 proces heen kunnen www/saldnsadjaskdsa helpen en de ruimte gegeven om competenties te ontwikkelen. De discussie die onderling gevoerd werd gedurenTitel van het boek de het afstudeerproject was essentieel Uiteverij Johannes 2014 voor het in goede banen leiden van het www/saldnsadjaskdsa onderzoek. Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 www/saldnsadjaskdsa Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 www/saldnsadjaskdsa Titel van het boek
welzijn. Vilans. --- Bewonersgroep Hoekwierde. (2011). Experiment Zelfbeheer Hoekwierde. Opgehaald van
Uiteverij Johannes 2014 www/saldnsadjaskdsa
Bewonersgroep Hoekwierde: http://www.hoekwierde. nl/?page_id=1265 --- Bezemer, V. (2009). ‘Trekker nodig’. In A. Groothedde, Samen, Leven & Groen (p. 46).
Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 --- Bos, D. (2014). Monitor burgerparticipatie 2013. www/saldnsadjaskdsa Netwerk Groen, Integratie en Stedelijke Vernieuwing. Den
Haag:
(2014).
ProDemos.
Opgehaald
van
---
Burgerparticipatie.
http://burgerparticipatie.
wikispaces com/1.Definities+van+burgerparticipatie --Burgerwerkgroep Zelfbeheer Noord. (2013). Handvatten voor een convenant met het Stadsdeel. Rotterdam. --- CROW. (2013). Kwaliteitscatalogus. Opgehaald van kennisplatform
CROW:
http://www.crow.nl/online-
kennis-tools/online-kwaliteitscatalogus --- CROW. (2014). Resultaten Peiling ‘Effect bezuinigingen op openbare ruimte’’.
--- De Boer, T. (2013). literatuuronderzoek
succes- en faalfactoren van burgerinitiatieven m.bt. leefbaarheid in dorpen. Wageningen. --- De Hoog, W. (2013). Zelfbeheer? Doe het lekker zelf! Binnenmaas. --- Gameren, R. v. (2011). De gebruiker. In R. v. Gameren, Stadsontwikkeling als planproces (pp. 46-51). Delft: Ir.
R.
van
Gameren
Ontwikkelmanagement.
---
Gemeente Amsterdam. (2012). Zo Groen Samen Doen. Amsterdam. --- Gemeente Arnhem. (2010). Het Arnhems Lenteakkoord, afspraken stadsbestuur Arnhem 20102014. Arnhem. --- Gemeente Breda. (2012, november 26). Wijkmanagers. Opgehaald van Gemeente Breda: http://www.breda.nl/wonen-wijken-vervoer/wijken/ wijkgericht-werken/wijkmanagers --- Gemeente Den Haag. (2010). Coalitieakkoord Den Haag 2010 - 2014, Aan de slag! Den Haag . --- Gemeente Eindhoven. (2010). Coalitieakkoord Eindhoven 2010-2014, Werken aan morgen. Eindhoven. --- gemeente Groningen. (2012). Coalitieakkoord 2012-2014. Groningen --Gemeente
Haarlemmermeer.
(2013,
december
10). de zes gebieden. Opgehaald van Gemeente Haarlemmermeer:
http://www.haarlemmermeer.nl/
Wonen_en_leven/De_zes_gebieden
---
Gemeente
Harlingen. (s.d.). Burgerparticipatietraject - Samen bereik je meer! Harlingen. --- gemeente Maasstricht. (2010). Investeren in vertrouwen. coalitieakkoord 20102014. Maasstricht. --- Gemeente Maastricht. (2010). Coalitieakkoord
2010-2014
Maastricht,
Investeren
in vertrouwen. Maastricht. --- Gemeente Nijmegen.
78
(sd). Wat doet de wijkmanager? Opgehaald van
in zelfbeheer op buurtniveau. Utrecht. --- Nancy
Gemeente
http://www2.nijmegen.nl/
Hendriks. (2013). Zelfbeheer, hoe gaat de gemeente
content/100883/wat_doet_de_wijkmanager_voor_
er mee om? Zelfbeheer in de Kempen , 16,17. --- Nota
de_wijken --- gemeente Nijmegen. (2010). Werken
Zo groen: Samen doen. (2012). Nota Zo Groen: Samen
2014. Nijmegen. --- gemeente Oldebroek. (2014).
Opgehaald van Nederlandse streek producten: http://
Nijmegen:
Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 aan een duurzame toekomst, coalitieakkoord 2010www/saldnsadjaskdsa
Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 Doen. Amsterdam. --- Ontdek Nederland. (2014). www/saldnsadjaskdsa
Beleidsnotitie zelfbeheer openbaar groen. Oldebroek.
www.nederlandsestreekproducten.nl/ --- Oranjewoud.
---
(2013). Zelfbeheer in de Kempen: Inspiratie, kansen
Rotterdam. (2010). Collegewerkprogramma Rotterdam
overheid.
Titel van het boek Gemeente Oldebroek. (2014). Beleidsnotitie Uiteverij Johannes 2014 Zelfbeheer Openbaar Groen. Oldebroek. --- Gemeente www/saldnsadjaskdsa
Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 en ervaringen. --- Overheid.nl. (2014). Zo werkt de www/saldnsadjaskdsa Opgehaald
van
http://www.overheid.
2010-2014. Rotterdam. --- Gemeente Utrecht. (2014).
nl/zowerktdeoverheid/wievormendeoverheid/
Beginnen met zelfbeheer. Opgehaald van Gemeente
degemeente --- Partners+PrĂśpper. (2011). Zelfbeheer
Utrecht:
van groen: een goed idee? Vught. --- Perquin, S.
http://www.utrecht.nl/groen-moet-je-doen/
beginnen-met-zelfbeheer/ --- Gemeente Utrecht. (2010).
Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 Groen, Open en Sociaal. Utrecht. --- Gemeente Utrecht. www/saldnsadjaskdsa
Collegeprogramma 2010 - 2014 Gemeente Utrecht,
Titel van het boek Uiteverij Johannes 2014 (2014). Moestuin Rijk. Opgehaald van http://www. www/saldnsadjaskdsa moestuinrijk.woelmuis.nl/Moestuinrijk/Fotos_files/
Media/SAM_1163/SAM_1163.jpg?disposition=download
(sd). Groen moet je doen! Opgehaald van Gemeente
--- Prins, R. (2011). Burgerinitiatieven, een brug naar
Utrecht:
http://www.utrecht.nl/groen-moet-je-doen/
de toekomst. Amersfoort. --- Raad voor het openbaar
--- Gemeente Utrecht. (2008). Groen moet je doen!
bestuur . (2012). Loslaten in vertrouwen. --- Rien Elling,
Utrecht: Opmeer Drukkerij, Den Haag. --- gemeente
B. A. (2005). Rapportagetechniek. Groningen / Houten
Utrecht. (2006). Meedoen met beheer. Utrecht. ---
: Noordhoff Uitgevers. --- Rijksoverheid. (2013). De
Gemeente Utrecht. (2014). Vastgesteldenotazelfbeheer
Doe-democratie, Kabinetsnota ter stimulering van
Utrecht.
(2010).
een vitale samenleving. Den Haag: Ministerie van
Collegeakkoord 2010-2014. Zwolle. --- Geuzendam, H.,
Utrecht.
---
gemeente
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. --- Spijker,
Koch, R., Bezema, M., & Kinkel, T. (2014). Onderzoek
J. (2012). presentatie resultaten boekjaar 2012 .
naar gemeentelijke bezuinigingen: een terugblik en
Wageningen: Databank Gemeentelijk Groenbeheer.
een vooruitblik. BMC. --- Hortulanus, R. (1995). Een
---
typering van beheeractiviteiten. In R. Hortulanus,
Groenbeheer,
Stadsbuurten:
Van
bewoners
en
Zwolle.
beheerders
met
Spijker,
J.H.
Gameren,
(2012).
boekjaar R.
Databank 2011.
(2011).
Gemeentelijk
Wageningen.
---
stadsontwikkeling
als
uiteenlopende reputaties (pp. 108-124). ‘s-Gravenhage:
planproces. Delft. --- Van Waegeningh, S. (2008).
VUGA. --- Jager-Vreugdenhil, M. (2014). Geef ze
De
de ruimte! onderzoek naar succes- en faalfactoren
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. (2011).
van burgerinitiatieven. Gelderland. --- Kamer van
Vrijwilligersverzekering. Opgehaald van Vereniging
Koophandel. (2014). Brochure rechtsvormen. --- Kamer
van
van Koophandel. (sd). De vereniging. Opgehaald van
onderwerpenindex/maatschappelijke-ondersteuning/
Ondernemersplein:
http://www.ondernemersplein.nl/
vrijwilligers-mantelzorgers-en-maatschappelijke-stage/
artikel/de-vereniging/ --- Ketens-netwerken. (2014).
vrijwilligersverzekering --- Verhijde, M., & Bosman, M.
Ketens-netwerken. Opgehaald van http://www.ketens-
(2014). Regel die burgerinitiatieven. Zwolle: Acquire
netwerken.nl/begrippen --- Maas, J. (2006). Vitamine G.
Publishing. --- Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek?
Mahbubi, Z. (2014). Student Ruimtelijke Ordening en
. Den Haag: Boom onderwijs. --- Wittevrouwen.nl.
Planologie. --- Meijs, A. (2012). Burgerparticipatie in
(2014). Wittevrouwen.nl. Opgehaald van http://www.
zelfbeheer op buurtniveau. Utrecht. --- Meijs, A. (2012).
wittevrouwen.nl/plantenbak/
Burgerparticipatie
in
zelfbeheer
op
Afbakening
van
Nederlandse
het
ambtenaarschap
Gemeenten:
.
---
http://www.vng.nl/
buurtniveau.
Utrecht. --- Meijs, A. (2012). Zelfbeheertaken. In A. Meijs, Burgerparticipatie in zelfbeheer op buurtniveau (pp. 56,57). Utrecht. --- Meijs, Astrid. (2012). Burgerparticipatie
79
Bijlagen 1.
Formulier afname interview burger
81
2. Formulier afname betrokken ambtenaar
82
3. Notulen review 83 4. Analyse tabel interviews 84 5. Datamatrix theoretisch kader, case study en review 92
80
1. Formulier afname interview burger
Burger
Gemeente start aanleiding creëren draagvlak buurt oprichten rechtsvorm aanvraag indienen aanvraag ontvangen aanvraag goedgekeurd aanvullende criteria gegeven aanpassen aanvraag ontvangen/opstellen overeenkomst (welke criteria?)
ontvangen/opstellen overeenkomst
ondertekenen overeenkomst
ondertekenen overeenkomst
verzamelen financiële middelen (extra criteria?)
inzetten ondersteunend personeel
verkrijgen gereedschappen/planten/grond looptijd: onderhouden contact vieren successen aansprakelijkheid
continuïteit
gemeentelijke groenbeheerder
toezicht
Succesfactoren:
Faalfactoren
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
Tips aan burgers betrokken in zelfbeheer projecten:
Tips aan betrokken ambtenaren in zelfbeheer projecten:
Organisatie structuur:
81
2. Formulier afname interview betrokken ambtenaar
Burger
Gemeente start aanleiding zelfbeheer
aanvraag indienen aanvraag ontvangen rechtsvorm vereist
rechtsvorm opgesteld
aanvullende criteria gegeven/draagvlak vereist bezoek projectgebied/ kennismaking toetsing bestemmingsplan aanvraag goedgekeurd
ontvangen/opstellen overeenkomst (welke criteria?)
ontvangen/opstellen overeenkomst
ondertekenen overeenkomst
ondertekenen overeenkomst leveren financiĂŤle middelen (extra criteria?) verkrijgen gereedschappen/planten/grond
looptijd:
inzetten ondersteunend personeel
onderhouden contact vieren successen schriftelijke overeenkomst
continuĂŻteit
gemeentelijke groenbeheerder
toezicht
Succesfactoren:
Faalfactoren
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
Tips aan burgers betrokken in zelfbeheer projecten:
Tips aan betrokken ambtenaren in zelfbeheer projecten:
Organisatie structuur:
82
aansprakelijkheid
3. Notulen review Op maandag 12 mei is er om 12:00 uur een review plaats gevonden als doel om de voorlopige conclusies voor te leggen aan expert van het stage bedrijf om op deze manier de voorlopige conclusies die zijn voortgekomen uit literatuur onderzoek en de afgenomen interviews te toetsen. Een tweede doel van de review was om ons onderzoek aan te scherpen met onderdelen die nader onderzoekt moeten worden of onderwerpen die niet mee genomen zijn in het onderzoek. Tijdens de review waren de volgende collega’s aanwezig: - Peter Visschedijk (stage begeleider) Expertise: landgebruiksplanning, vrijetijdsstudies, sociologie, ruimtelijke ordening - Joop Spijker (Databank Gemeentelijk Groenbeheer) Expertise: bosbeheer en bosbouweconomie, natuurbeheer, onkruiden - Barry de Vries Expertise: ruimtelijke ordening, klimaatverandering Tijdens de review hebben we gewerkt met een aantal stellingen. Barry de Vries gaf aan dat bij Alterra niet graag wordt gewerkt met stellingen. Zo zei hij ‘’Stellingen zijn zwart of wit, wij bij Alterra denken niet zwart of wit’’. Dit is een terecht opmerking. Daarom hebben we tijdens de stellingen vooraf gezegd dat het niet alleen als stelling moest gezien worden, maar ook als een onderwerp hoe zij daar over dachten als ervaringsdeskundigen. 1. Binnen een groep zelfbeheerders moeten er om de vier jaar ‘verkiezingen’ komen voor een nieuw aanspreekpunt (voortrekker). • Je bent afhankelijk van de inzet van bewoners. Soms heb je bewoners die heel veel inzet tonen en soms heb je bewoners die veel roepen maar weinig inzet vertonen. Het is een aandachtspunt dat er niet voortrekkers zijn in zelfbeheergroepen die vereisend zijn, maar je kunt het niet oplossen met verkiezingen voor nieuwe aanspreekpunten. Maar als er een vereniging is dan heb je een leden vergadering en daarbij heb je vaak verkiezingen en dat kan ook goed werken. Omdat er een democratische structuur in zo een vereniging zit. • De grootste valkuil voor zelfbeheerprojecten is een voortrekker die het project naar zich toetrekt en alles op zijn manier wil doen. Hierdoor gaan mensen het zelfbeheerproject als een privaat project zien van hun zelf. • In Parijs hebben ze regels over hoe ze de tuin gaan beheren en met wie. Er is vast gelegd over het gebruik van bestrijdingsmiddelen en mest en dergelijke. En de bewoners moeten een verplichte openstelling tonen. Dit is een manier om individualisme of een heel besloten groepsgedrag tegen te voorkomen. • Er wordt ook aangegeven, dat het soms niet te voorkomen is, omdat de personen die voortrekkers zijn ook de mensen zijn die de meeste tijd hebben om te werken aan het zelfbeheerproject. Het is lastig om dit vanuit de gemeente te regelen, eigenlijk moet het vanuit de bewoners zelf komen. 2. Schaalvergroting van zelfbeheer projecten kan een kostenbesparing opleveren op de lange termijn. • Het is mogelijk, maar dan moet de gedachte van de bewoners veranderen. De inwoners van een gemeente denken nog steeds de openbare ruimte is van de gemeente en als er wat is dan bellen we de gemeente. Deze gedachte moet je kunnen doorbreken en als dat niet lukt dan blijft het een punt dat er een aantal bewoners enthousiast zijn en het is heel lastig om deze enthousiasme voor lange termijn te houden. • Het is lastig om daar antwoord op te geven, omdat de kosten van het beheer wat je als gemeente niet meer hebt, omdat bewoners aan zelfbeheer doen, ben je als gemeente veel geld kwijt aan het proces om alles te regelen en de contacten die je als gemeente moet onderhouden met bewoners. • Daarnaast hebben de meeste gemeenten doelstellingen aan het hoofdgroen, dus als je deze 83
aan zelfbeheer overlaat dan moet er een toetsing plaatsvinden of het beheer voldoet aan de doelstellingen die de gemeente heeft opgesteld. Maar er zijn ook groenstructuren in de wijken waar de gemeenten geen doelstellingen meer voor hebben en deze aan de bewoners overlaten. • Een ander punt zijn bomen, deze houden de meeste gemeenten liever onder eigen beheer, omdat je te maken hebt met aansprakelijkheid. Wat als een bewoner een boom niet goed beheerd en deze valt om op iemand. Dan is de gemeente aansprakelijk deze geldt ook voor speelplaatsen. • Het zou mogelijk kunnen zijn, maar dan komt er heel veel bij kijken en als gemeente moet je heel veel regelen en op papier zetten. Hierdoor is men toch meer kosten kwijt dan dat het de gemeente geld bespaart. Je kan het wel zo stellen dat door zelfbeheer de inwoners zelf vorm kunnen geven aan de omgeving zoals zij dat wensen en een belangrijk punt is dat bewoners bij elkaar komen om elkaar te ontmoeten. 3. De onwetendheid over aansprakelijkheid bij de burger en ambtenaar wordt veroorzaakt door het lage risico wat zelfbeheer van openbaar groen met zich meeneemt. • Mensen zien het vaak als een hobby wat ze erbij doen. Daarom weten bewoners niet hoe het zit met aansprakelijkheid, omdat het niet de kern van het verhaal is. • De ambtenaren zijn zich er wel bewust van, omdat er in het verleden veel claims zijn geweest bij gemeenten over zelfbeheer. Maar het zijn geen juristen dus wat het precies betekend zijn ze zich niet bewust van. Het is belangrijk om aansprakelijkheid op te nemen in een overeenkomst en daar zijn de juristen voor nodig. Ze weten wel welke onderdelen van de openbare ruimte als gemeente vaak aansprakelijk voor worden gesteld als er dingen fout gaan en daar zijn gemeenten er vaak heel erg aarzelend mee om dat stuk in zelfbeheer te geven, want ze lopen het risico dat er ongevallen gebeuren waar de gemeente aansprakelijk voor wordt gesteld. Het is belangrijk om in de overeenkomst vast te leggen waar bewoners aansprakelijk voor zijn en waar de gemeente voor aansprakelijk is. • Als bewoners zich bewust worden over aansprakelijkheid en dat zij voor bepaalde punten aansprakelijk gesteld kunnen worden, dan speelt de risico dat bewoners niet meer aan zelfbeheer willen doen. • Bij de Databank Gemeentelijk Groenbeheer geven gemeenten aan dat ze bomen en speelplaatsen niet in zelfbeheer geven vanwege de aansprakelijkheid.
84
4. Hoe sterker de zelfbeheergroep, hoe groter de kans op een schuldgevoel bij niet-zelfbeheerders. • Als gemeente is het hebben van een sterker zelfbeheer groep positief en als je een vereniging hebt dan is het toegankelijk voor iedereen, omdat iedereen er lid van kan worden. Dus dan zou het kunnen meevallen. Wat in de praktijk speelt, is dat je in een wijk verschillende groepen hebt. Dit maakt het wat lastiger voor zelfbeheergroepen, omdat niet iedereen zelfde over denkt. • Er wordt aan gegeven dat juist hoe groter het zelfbeheer groep hoe kleiner het risico op een scheiding tussen deze twee groepen. Juist bij kleinere groepen zou dit kunnen spelen. Want het is makkelijker om vijf man ondercontrole te houden dan vijfentwintig man. 5. Betrokken ambtenaren moeten zich niet bemoeien met conflicten tussen burgers die ontstaan zijn in een zelfbeheer project. • Je moet het in eerste instantie aan de bewoners zelf over laten om er uit te komen mocht dat niet lukken, moet je bemiddelen. Als je direct bovenop gaat zitten wek je de schijn dat je een bepaalde partij kiest. • Als gemeente heb je pas last van als het beheer van de buiten ruimte onder het conflict niet goed beheerd wordt. Maar als bewoners veel conflicten hebben maar ondertussen wel de buiten ruimte goed onderhouden dan is het geen probleem. Zolang het goed blijft gaan hoef je geen stappen te ondernemen. • Wat je nog kan doen als gemeente is om een signalerende functie aan te nemen. dat je de groep uitnodigt voor een gesprek en voor legt wat er aan de hand is. In de ergste geval kan de gemeente de overeenkomst in trekken als bewoners niet de afspraken nakomen.
85
4. Analyse tabel interviews
Thema
86
Projecten Moestuin Rijk Burger
Tuin op de pier
He
Gemeente
Burger
Gemeente
Aanleiding
- Behoefte fysieke plek voor sociale cohesie - Voedselonderwijs kinderen
- Duurzaamheidsgedachte - Intern overtuiging door eerdere slechte ervaringen - Sloot aan op groenbeleid
- zelfbeheer zorgde voor aantrekkelijke omgeving en verkoop woning initiatiefnemer - gemeente sceptisch door locatie op bouwplaats, tekort draagvlak, groot oppervlakte - draagvlak vervolgens verkregen, ook persoon met inzicht gemeentelijk apparaat
Randvoorwaarden en overeenkomst
- In samenspraak - Geen geld betalen aan-/krijgen van gemeente - Openbaar karakter - geen bezwaar vanuit omgeving - 1 contactpersoon bij burgers - aansprakelijkheid niet meegenomen
- geen financiële bijdrage - openbaar karakter - 1 contactpersoon bij burgers - toestemming van aangrenzende woningen - geen bouwwerken - geen aantasting nutsvoorzieningen - geen eis voor rechtsvorm - jurist contract nagelopen - contractbreuk zorgt voor beëindiging
- geen officieel contract, net als andere zelfbeheerprojecten - looptijd loopt af bij hervatten bouwwerkzaamheden
- zoekt aansluiting bij wensen/behoeften bewoners - stimulering burgerparticipatie - inmiddels ervaring met zelfbeheerprojecten - idee van nabijgelegen zelfbeheerproject - kostenbesparing niet mogelijk, veel kosten faciliteren - bezuinigingen door lagere kwaliteitsniveaus - eerst bewoners aanhoren, daarna in gesprek - protocollen niet bruikbaar - overeenkomst via mail - rechtsvorm niet vereist - looptijd loopt af bij hervatten bouwwerkzaamheden - aansprakelijkheid niet meegenomen
Beheer
- combinatie werken en sociale activiteiten - vanuit nul euro concept, eigen netwerk
- ontbrekende vaardigheden tuinieren uit netwerk - officiële opening met wethouder
- grote opening, gemeente erbij - divers aanbod beplanting - leerzaam voor kinderen
Budget
- alle benodigdheden uit netwerk - extra geld verkregen door prijsvraag
- geld vanuit gemeente geweigerd - beheer vanuit nul euro concept - extra geld verkregen door prijsvraag
- geen geld van gemeente - rechtsvorm voor ontvangen geld - extra geld door sponsering - extra geld door prijsvraag
- ge arc beb - ze ver - fij
- sc - op - aa me
- ge - ui bep voo - on doo - vu - ge
- budget niet van toepassing door vestiging op bouwlocatie
- ja eur - be kle - ge bij
te
bij bewoners
g met n egen
Het Nieuwe-Hoofdhof
Experiment Zelfbeheer Hoekwierde
Burger
Gemeente
Burger
Gemeente
- gelijktijdig met archeologische vondsten in bebouwing - zelfbeheer als oplossing voor verloedering wijk - fijn om groen bezig te zijn
- burgerparticipatie - burger uit privégebied halen - meer variatie plantensoorten - meer sociale controle - gemeente stimuleert zelfbeheer
- bewoners zelf onderhoud openbare ruimte na mededeling lagere kwaliteit door gemeente na groot onderhoud - zelfbeheer als middel om bouwplannen van gemeente uit te stellen - draagvlak onder bewoners en wethouder aanwezig
- burgers wilden hogere kwaliteit realiseren dan ambitie van gemeente - binnen gemeentelijk apparaat moesten ambtenaren onderling overtuigd worden, bang om burgers te vertrouwen
- schriftelijke overeenkomst - openbaar karakter behouden - aansprakelijkheid niet meegenomen
- opzet overeenkomst jaren oud - uit te voeren taken - looptijd - structureel niks wijzigen - draagvlak van 2 of meer vereist, liefst mix jong en oud
- protocollen niet toepasbaar - overeenkomst in samenspraak opgesteld - duidelijk onderscheid in onderhoudstaken - looptijd van 5 jaar - draagvlak is een eis - rechtsvorm geen eis - groenbeleid is gehanteerd - bestemmingsplan aangepast
- geen officiële opening - uitgegroeid tot divers aanbod beplanting, ook aantrekkelijk voor dier- en insectsoorten - onderhoud bomen en gras door gemeente - vuilnis stapelt zich snel op - geen verzekering afgesloten
- geen officiële opening - onderhoud bomen en gras door gemeente
- jaarlijks budget van 1500 euro, na inleveren bonnen - besparing door gebruik oude kleding etc. - gedeelte kosten neerleggen bij andere bewoners niet gelukt
- weinig financiële steun van gemeente - kostenbesparing door zelfbeheer niet mogelijk door contacturen en ondersteuning - budget bepaald door oppervlakte, beschikbaar gemeentelijk budget en benodigde hulpmiddelen voor beheer
- stichting EZH heeft overeenkomst opgesteld - leerovereenkomst, experimentvorm - duidelijk onderscheid in onderhoudstaken - looptijd van 5 jaar - burger begonnen met beheer voor ondertekening overeenkomst - veiligheid en aansprakelijkheid niet meegenomen - vaardigheden nemen werkenderwijs toe - burgers besteden veel uren aan onderhoud - ook onderhoud van bosgebied - er wordt goed gelet op veiligheid - gebruik van zwaardere machines waarvoor zelfbeheerders geschoold worden - financiering door gemeente - goed gebruik van subsidies en prijzengeld - planten gekocht bij aannemer en lokale kwekerij
niet en
or lagere
anhoren,
ruikbaar a mail ereist ij
den niet
oepassing
- bewoners hebben hoge ambitie voor kwaliteit groen - gemeente ondersteund bij scholing voor gemotoriseerd gereedschap - veel gereedschap in leen van gemeente, te halen bij nabijgelegen opslagplaats
- financiering door gemeente vanuit stadhuis - extra geld van subsidies en prijzengeld
87
Thema
88
Projecten Moestuin Rijk Burger
Tuin op de pier
He
Gemeente
Burger
Organisatie
- zo simpel mogelijk gehouden - geen stichting of vereniging - bijeenkomsten inclusief notulen - Simon contactpersoon voor gemeente en klachten uit omgeving - geen officieel toezicht - wijkregisseur en beleidsmedewerker alleen betrokken in opstartfase
- toezicht gebeurt door groenbeheerder/groenopzichter bij hun eigen werkzaamheden - Simon contactpersoon voor gemeente, ook voor klachten uit omgeving - contact naar behoefte of klacht
- zelfbeheerders in stichting met bestuur - ook niet-leden helpen mee bij beheer - groot draagvlak in omgeving
- projectleider bouwwerkzaamheden en ontwerper buitenruimte hadden naast gebiedsmanager rol in goedkeuring - toezicht incidenteel door groenopzichter
Gemeente
-O hou bew -w bet stu - co - co - co gem - to inc
Samenwerking
- conflict niet-zelfbeheerder misbruik oogst - oplettend bij werkzaamheden groenbeheerders
- alleen contractbreuk door plaatsing kas, gemeente geen bezwaar als omgeving het goed vindt - inzicht gemeentelijk apparaat bij zelfbeheerder positief voor samenwerking
- vergaderingen en takenlijsten zorgen voor duidelijkheid bij zelfbeheerders - mogelijke onderlinge conflicten worden opgelost bij vergaderingen
- ambtenaren zoeken gemeenten op beantwoorden vragen - groenbeheerder leert de zelfbeheerders hoe in beginfase - conflicten zelfbeheerprojecten met groenbeheerder zijn afgenomen laatste jaren
- co inb - co geb doo - co gro han - so aan mo
Traject
- projectplan vereist vanuit gemeente voor opstellen contract - burgers invloed op contract - geen andere hulpmiddelen verkregen (nul euro concept), behalve duurzaamheidsprijs
- projectplan vereist vanuit gemeente voor opstellen contract - burgers invloed op contract
- geen officieel contract - aanvraag informeel goedgekeurd - rechtsvorm opgericht
- geen officieel contract - aanvraag informeel goedgekeurd - rechtsvorm opgericht
- lo - ge aan naa - ge bud - on som ond
te
den en imte
ol in
el door
en
gen eert de e in
n met n jaren
ntract eel
richt
Het Nieuwe-Hoofdhof
Experiment Zelfbeheer Hoekwierde
Burger
Gemeente
- Olga Meijer moet rekening houden met andere bewonersgroepen - woningcorporatie soms betrokken door aanwezigheid studenten - continuïteit kwetsbaar - contact met gebiedsmanager - controle bomen door gemeentelijke boomchirurg - toezicht door gemeente op incidentele basis
- zelfbeheerders vermindert tot 1 persoon, continuïteit zeer kwetsbaar - geen rechtsvorm - zelfbeheerders kunnen budget verkrijgen via stadhuis - onderhoud bomen en gras door personeel groenopzichter - groenopzichter aangestuurd door groenbeheerder - contact op incidentele basis - toezicht niet nodig, kwaliteit goed - woningcorporatie soms betrokken door aanwezigheid studenten - conflicten tussen zelfbeheerders en andere bewonersgroepen veroorzaakt door verschillende visies beheer - conflict met personeel groenopzichter door slechte afstemming door Olga - gemeente probeert burgers zelf conflicten te laten oplossen, geen kant kiezen
- stichting met bestuur op afstand, zo snel massa gemaakt in opstartfase - toezicht door stichting - ondersteuning project door wethouder - ondersteuning bij praktische zaken door groenopzichter
- verschillende groepen in zelfbeheergroep met elk eigen onderhoudstaken - geld vanuit stadhuis en Programma Bureau Stad - aanvraag terecht bij afdeling Stadsbeheer, hieronder vallen de wijkregisseur en de groenopzichter -
- zelfbeheerders brutaal gehandeld, gemeente moest zich hierop aanpassen - samenwerking afhankelijk van gemeenteraadsverkiezingen - tussentijds contact meerdere malen plaatsgevonden - mogelijke splitsing tussen de stichting en andere bewoners uit de buurt
- looptijd ruim 30 jaar - geen officiële opening - geen rechtsvorm opgericht - aantal zelfbeheerders gedaald naar 1 - ondersteuning gemeente bij sommige onderhoudswerkzaamheden
- stichting opgericht - vroegtijdig begin aan beheer - verzekering aangevraagd - aanvullende cursussen gevolgd - ondersteuning van gemeente bij onderhoudswerkzaamheden
- burgers willen dat gemeente zich laat zien, ondersteuning bij uitvoer wordt gewaardeerd - gemeente houdt zich afzijdig van conflicten, klachten worden naar contactpersoon stichting - conflicten over zelfbeheerwerkzaamheden zijn onderling opgelost - burgers en gemeente leren van elkaar - stichting opgericht - draagvlak gecreëerd binnen gemeente - vroegtijdig begin aan beheer - verzekering aangevraagd - aanvullende cursussen gevolgd - ondersteuning van gemeente bij onderhoudswerkzaamheden
- conflicten bewoners door inbreuk op openbaar karakter - conflict studenten door gebruik duur water, opgelost door aanleg pomp - conflict met personeel groenopzichter door te snel handelen - sociale samenhang niet sterk aanwezig, evenementen moeten dit veranderen - looptijd ruim 30 jaar - geen officiële opening aantal zelfbeheerders gedaald naar 1 - gemeente levert jaarlijks budget - ondersteuning gemeente bij sommige onderhoudswerkzaamheden
Burger
Gemeente
89
Projecten Moestuin Rijk Thema
90
Burger
Tuin op de pier
He
Gemeente
Burger
Gemeente
Succesfactoren
- Helder contract zonder onduidelijkheden - één aanspreekpunt - als gemeente initiatieven ondersteunen en stimuleren - inzet van de burger - draagvlak creëren
- bewoners zelf komen met initiatief en niet omdat de gemeente het vraagt. - zorg voor een goede voorbereiding (laat zien als burger wat je gaat doen en hoe je het gaat doen) - initiatief ontstaan vanuit positief concept - breed draagvlak (continuïteit van het project waarborgen) -inzicht hebben in gemeentelijk apparaat - als gemeente risico’s durven nemen.
- zorgen voor draagvlak - doorzettingsvermogen en enthousiasme uitstralen - benaderen van de juiste personen binnen de gemeente.
- burgers moeten met initiatief komen - als overheid moet je faciliteren en niet voorschrijven. - initiatieven serieus nemen - maatwerk leveren en niet werken vanuit protocollen - duidelijk aangeven wat wel en niet kan aan bewoners en als het niet kan vertellen hoe het wel mogelijk is
- he gro - do
Faalfactoren
- niet openstaan als gemeente voor initiatief - geen strakke handhaving - niet sturen naar een participatie maatschappij
- vandalisme - aansprakelijkheid als risico (obstakel) voor gemeente - continuïteit niet gewaarborgd
- gemeente die niet openstaat en daardoor niet mee wil werken. - veel conflicten onderling bij bewoners
- ge pro - do bew
Tips aan burgers
- opzoek gaan naar andere zelfbeheerprojecten en bekijken welke succes- en faalfactoren daar zijn voorgekomen - het vinden van de juiste ingang bij de gemeente om aanvraag in te dienen.
- bewoners moeten zorgen voor een goed voorbereiding met voorbeelden wat ze zelf kunnen regelen en wat ze van de gemeente verwachten.
Tips aan ambtenaren
- ambtenaren moeten sneller handelen. Burgers moeten onnodig te lang wachten op goedkeuring.
- laat zoveel mogelijk over aan bewoners. Zo kan je na gaan hoe serieus bewoners zijn met het zelfbeheerproject. Als ze in het begin al weinig moeite doen dan weet je al snel dat het niet gaat werken.
- nagaan of er ook andere bewoners zijn die mee willen doen. - ga opzoek naar de kwaliteiten van de bewoners in de buurt. - kijk naar andere zelfbeheerprojecten hoe zij het aanpakken. - initiatieven van bewoners geven meerwaarde aan de buurt, stimuleer bewoners bij hun initiatief.
- initiatief niet te veel in de gaten houden - niet te veel loslaten, maar laten zien dat je als ambtenaar aanwezig bent. - tekort aan budget - bewoners niet serieus nemen - geen vertrouwen tonen in het initiatief - zorg als burger voor een goede voorbereiding (door vooraf na te gaan wat je wil en hoe) - open houding naar de gemeente toe als bewoner. - openhouding naar de bewoners toe - als ambtenaar je aanwezigheid laten blijken door social media, op social media ben je sneller op de hoogte wat waar speelt.
- re - bi gem -w gro ond mo
- zo pla - ho sei -w krij toe
te
met
t je
Het Nieuwe-Hoofdhof Burger
Experiment Zelfbeheer Hoekwierde Gemeente
- hebben van passie voor groen - doorzettingsvermogen
- uithoudingsvermogen - initiatief wordt aan de mensen zelf over gelaten
- geen draagvlak voor het project - door vernieling kunnen bewoners afhaken
- een slechte garantie van continuïteit - teveel commentaar of bezwaar tegen een initiatief kan zorgen voor beëindiging
en, maar s zig bent. t rieus
- zorg dat je kennis hebt over planten en groen - houd rekening met seizoenen, zon en schaduw - wanneer je ondersteuning krijgt, leg goed uit en houd toezicht. - respect naar zelfbeheerders - bied ondersteuning vanuit de gemeente - waardeer de mensen die de groenvoorziening ondersteunen waardoor er mooiere plekken ontstaan.
Gemeente - zelfredzaamheid van bewoners - doorzettingsvermogen - bekendheid via de media
- heb geduld als bewoner, tuinieren kost tijd en is niet gemakkelijk - andere bewoners kunnen niet eens zijn met het initiatief en er kunnen conflicten ontstaan zorg daarom voor draagvlak
- zie succesfactoren
- loop een keer mee met een bestaand zelfbeheerproject - leer je buren kennen - breng je kennis over groen over op anderen, bijvoorbeeld op kinderen
- heb geduld, als ambtenaar zal je moeten blijven uitleggen en herhalen aan bewoners - begin klein en geleidelijk uitbreiden naar groter
- omarm elk initiatief en probeer te faciliteren
- zorg ervoor dat zelfbeer mogelijk is binnen de gemeente - beloof niet wat je niet waar kan maken - denk praktisch en niet te veel in regels
s nemen n en niet ocollen n wat wel woners en rtellen hoe
el in de
Burger - enthousiasme - demografische opbouw in de wijk - verhouding van huur en koop woningen - aanwezigheid van voortrekkers - benutten professionaliteit uit de wijk - inzicht hebben in gemeentelijk apparaat - lef tonen vanuit kennis van zaken. - draagvlak en lef bij de bestuurders van de gemeente - goede communicatie onderling - aanwezigheid van één aanspreekpunt - bekendheid door social media - verzamelen van financiële middelen - communicatie onderling met bewoners
- wegvallen van voortrekkers
tonen in
oor een ng (door wat je wil
ar de bewoner.
r de
n blijken op social er op de peelt.
91
5. Datamatrix analyse theoretisch kader, case study en review Tabel 1: analyse tabel zelfbeheerprojecten Analysemethode Theoretisch kader Thema
Aanleiding
Randvoorwaarden en overeenkomst
92
- bewoners starten zelfbeheer vanuit eigen interesse in groen - sociale binding met de wijk/buurt - wijkgericht werken vanuit de gemeente - sociale cohesie in de wijk/buurt - hogere kwaliteit groen - kostenbesparing niet mogelijk - opzoeken wat de randvoorwaarden zijn voor zelfbeheerprojecten - vaste randvoorwaarden - overeenkomst in samenspraak opstellen met bewoners - bespreken aansprakelijkheid bij zelfbeheerprojecten
Case study Burger
- ontmoetingsplek - kennis overdragen aan kinderen - sociale cohesie - aantrekkelijke omgeving
- so - ho - di - st - ko
- onduidelijkheid over aansprakelijkheid bij burgers - overeenkomst in samenspraak opstellen - één aanspreekpunt - niet altijd een officiële contract
-m - ov - op - éé - ge - pr - aa - ov - am - bi ger - ni - on beh - be - ko per
Beheer
- bewoners besteden meer uren in het beheer van groen - beheertaken worden gecombineerd met sociale activiteiten op locatie - tuinier vaardigheden nemen werkenderwijs toe - bewoners kunnen zich scholen voor het gebruik van grotere machines
Budget
- netwerken gebruiken om taken voor elkaar te krijgen - bewoners krijgen niet altijd financiële ondersteuning vanuit de gemeente - bewoners vormen een rechtsvorm om gelden binnen te krijgen
Organisatie
- ouderen participeren meer 55+ - openbaar groen nabij woning - bewoners verenigen zich in een rechtsvorm - voortrekkers in zelfbeheerprojecten - de gemeente bestaat uit een gelaagde organisatie
- inzicht hebben in gemeentelijk apparaat - aanwezigheid sleutelfiguren - zorgen voor draagvlak - één aanspreekpunt - zelfbeheer in stichting met bestuur
Samenwerking
- initiatief vanuit de burger - heldere communicatie - centraal aanspreekpunt - waar nodig faciliteren en stimuleren - ruimte geven - praktijkgericht werken vanuit de gemeente
- centraal aanspreekpunt - zorgen voor draagvlak - vaste afspraken onder de bewoners zorgen voor duidelijkheid - mogelijke onderlinge conflicten oplossen tijdens vergaderingen - conflicten met groenbeheerder door handelen in zelfbeheer projecten - mogelijke splitsing tussen zelfbeheerders en andere bewoners uit de buurt door verschillende visies op beheer en groen
Traject
- doorlopen van verschillende activiteiten tijdens zelfbeheerproject - helder formulieren traject zelfbeheer aan de burger - en deze bereikbaar maken voor burgers
- invloed van burger bij het opstellen van contract - niet altijd sprake van een officiële opening - niet altijd sprake van een officiële contract (kan ook informeel) - vormen van rechtsvorm (stichting of vereniging) - bewoners volgen cursussen om met gereedschap om te gaan
Succesfactoren
- vertrouwen en draagvlak - enthousiasme - benutten kennis en talent uit de buurt - sleutelfiguren in zelfbeheerproject - samenwerking tussen burger en gemeente en burgers onderling - financiële ondersteuning vanuit de gemeente
Faalfactoren
- enthousiasme en doorzettingsvermogen - geen duidelijke aanspreekpunt - geen goed communicatie
- doorzettingsvermogen - enthousiasme - voortrekkers - kennis en vaardigheden benutten uit de buurt - merendeels koopwoningen - draagvlak en continuïteit - social media - inzicht hebben gemeentelijk apparaat - communicatie onderling - centraal aanspreekpunt - helder contract met duidelijke afspraken - geen inzicht hebben in gemeentelijk apparaat - geen draagvlak - ontbreken continuïteit - geen sterke aanleiding - geen doorzettingsvermogen - conflicten onderling - geen goede communicatie - geen centraal aanspreekpunt - geen helder contract met duidelijke afspraken
- gr - to - co - éé - co - or - ce - al - in gem - gr beg - bu - bu - ge - fo - ge - co - ge - on -w - be - op -m - be - ru - co - ce - he
- ge - ge - be - ge - te -w - te - te - ni gee - ge - ge
s
n groen activiteiten op locatie
van grotere machines
jgen ning vanuit de gemeente nnen te krijgen
duidelijkheid vergaderingen zelfbeheer projecten dere bewoners uit de n
ook informeel)
p om te gaan
Review
- sociale cohesie - hoger kwaliteitsniveau - diversiteit aan beplanting - stimulatie burgerparticipatie - kostenbesparing niet mogelijk
Gemeente
- maatwerk leveren - overeenkomst in samenspraak opstellen - openbaar karakter behouden - één aanspreekpunt - geen vereisten tot het vormen van een rechtsvorm - protocollen niet bruikbaar - aansprakelijkheid niet meegenomen in contract - overeenkomst in samenspraak opstellen - ambtenaren ervaren de startfase van zelfbeheer als leerproces - bieden van ondersteuning bij beheer aan bewoners door uitleen gereedschappen - niet altijd een officiële opening voor zelfbeheerprojecten - onderhoud risico volle handelingen wordt door gemeente uitgevoerd, zoals beheer van bomen - beperkte budget voor burgerinitiatieven beschikbaar vanuit de gemeente - kostenbesparing niet mogelijk door vele contact uren en ondersteuning personeel vanuit de gemeente - groenbeheerders op de hoogte brengen van zelfbeheerprojecten - toezicht vanuit gemeente op incidentele basis - contact tussen gemeente en burger naar behoefte - één contactpersoon - continuïteit van project is aandachtspunt - organisatie van gemeente is afhankelijk van soort aanvraag tot zelfbeheer - centraal aanspreekpunt - als gemeente bewoners zelf conflict laten oplossen en daarna pas bemiddelen - inzicht in gemeentelijk apparaat is positief voor de samenwerking met gemeente - groenbeheerders leren bewoners hoe ze het groen moeten onderhouden in beginfase - burgers waarden aanwezigheid vanuit de gemeente bij zelfbeheerprojecten - burger en gemeenten leren van elkaar - geen vereisten om rechtsvorm aan te gaan - formele of informele goedkeuring - gemeente kan om projectplan vragen aan de bewoner (voorbereiding) - contract in samenspraak met burger opstellen - gemeente is niet altijd aanwezig bij officiële opening van zelfbeheerproject - ondersteuning vanuit de gemeente bij onderhoudswerkzaamheden - wegwijs maken door het gemeentelijk proces - bewoners initiatief laten nemen - openstaan voor initiatief - maatwerk leveren - bewoners serieus nemen - ruimte en vertrouwen geven - communicatie onderling - centraal aanspreekpunt - helder contract met duidelijke afspraken
geen kosten aan beheer, maar wel veel kosten aan proces van zelfbeheerprojecten
- aansprakelijkheid is niet de kern van het verhaal daarom heerst er een onwetendheid bij burgers - ambtenaren zijn zich bewust over aansprakelijkheid daarom vaak terughoudende houding bij zelfbeheerprojecten
- het vormen van een vereniging maakt het zelfbeheerproject toegankelijk voor iedereen - een sterk zelfbeheergroep is positief voor gemeente
- ambtenaren moeten zich terughouden opstellen bij conflicten en bewoners zelf laten oplossen - als optie kan de gemeente een bemiddelaar op af sturen - in het ergste geval overeenkomst in trekken
Traject bestaat uit verschillende fases waaronder de fase evaluatie
geen vereisende voortrekkers die het project eigen maken
- geen risico’s durven nemen - geen toezicht - bewoners niet serieus nemen - geen vertrouwen tonen - te veel in de gaten houden - werken vanuit standaarden - te kort budget - te veel loslaten - niet openstaan als gemeente geen goede communicatie - geen centraal aanspreekpunt - geen helder contract met duidelijke afspraken
93