Sprank

Page 1

onderkast 01/2011 opinieblad over participatie, werk en inkomen

De overtuiging van

11 maart 2010

Paul de Krom

(staatssecretaris SZW)

En: alles over vakmanschap

va anschap • Special km va l ia ec Sp • p vakmanscha 100 anschap • Special km va l ia ec Sp • p manscha


Sociale diensten moeten straks meer doen met minder geld, maar Paul de Krom, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is ervan overtuigd dat dat kan. Niet alleen door de budgetten van Wajong, Wij, bijstand en Wsw samen te voegen en de toelatingscriteria aan te scherpen, maar ook door de middelen effectiever en gerichter te gebruiken.

03 februari 2011

Tekst: Dorine van Kesteren en Peter Boorsma, foto’s: Jeroen poortvliet

10

De media noemen u een ‘vertolker van het rechtse geluid’. Gaat u het heel anders doen dan uw PvdA-voorgangers? “De bevlogenheid en betrokkenheid van Aboutaleb en Klijnsma spreken mij erg aan. Het is ook goed dat zij veel buiten de deur keken. Daar ga ik mee door: elke maandagmiddag is gereserveerd voor werkbezoeken. Ik wil in het beleid wel meer nadruk leggen op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Dit kabinet wil toe naar een meer activerend sociaal stelsel: mensen in hun kracht zetten, in plaats van bevestigen in hun zwakte.” Gebeurde dat tot nu toe onvoldoende? “Ik hoor nog steeds geluiden als: de overheid moet mensen zo snel mogelijk naar voorzieningen leiden. Dat is waar, als zij ondersteuning nodig hebben. Maar er hoort wel een verhaal bij, namelijk dat zij er ook weer uit gaan zodra dat kan. Onze ambitie is zoveel mogelijk mensen van een uitkering naar een baan te brengen. Los van de sociaal-maatschappelijke relevantie om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen, is er een economische noodzaak: door de vergrijzing ontstaat er een tekort op de arbeidsmarkt. Vorig jaar stroomden er voor het eerst meer >

03 februari 2011

De overtuiging van Paul de Krom

interview

T

egen het einde van het gesprek veert Paul de Krom plotseling op. De toon en de blik worden fel bij de vraag of er niet een groep uitkeringsgerechtigden is die je kunt afschrijven. Gewoon, omdat werken er voor hen niet in zit. Maar daar is de kersverse staatsecretaris van VVD-huize de man niet naar. “Bij de introductie van de Wwb in 2004 zeiden de tegenstanders: er zijn mensen bij wie het nooit gaat lukken. Maar de wet is een eclatant succes: het granieten bestand is met tweederde gedaald! En ook toen de Wao werd omgevormd tot de Wia, bleken er uiteindelijk veel meer mensen bemiddelbaar naar de arbeidsmarkt dan van tevoren werd gedacht. Uiteraard zijn er mensen die veel moeilijker aan de slag komen dan anderen. Maar de overheid moet heel erg uitkijken om te zeggen: U kunt niets. Want dan neem je mensen niet serieus.” De Krom zit inmiddels vier maanden op zijn post en heeft het gevoel goed ingewerkt te zijn. “Ik ben uitgebreid door de wasmachine van Sociale Zaken gehaald. Toen ik dat tijdens gesprekken, werkbezoeken en presentaties vertelde aan mensen, hoorde ik binnen het ministerie dat dit nog maar de voorwas is.” Maar hij heeft het naar zijn zin. “Je wordt door dit beleidsterrein gegrepen, dat is bij mij ook al gebeurd”, zeg hij in de loop van het gesprek in een bijzinnetje.

11


Sociale diensten moeten straks meer doen met minder geld, maar Paul de Krom, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is ervan overtuigd dat dat kan. Niet alleen door de budgetten van Wajong, Wij, bijstand en Wsw samen te voegen en de toelatingscriteria aan te scherpen, maar ook door de middelen effectiever en gerichter te gebruiken.

03 februari 2011

Tekst: Dorine van Kesteren en Peter Boorsma, foto’s: Jeroen poortvliet

10

De media noemen u een ‘vertolker van het rechtse geluid’. Gaat u het heel anders doen dan uw PvdA-voorgangers? “De bevlogenheid en betrokkenheid van Aboutaleb en Klijnsma spreken mij erg aan. Het is ook goed dat zij veel buiten de deur keken. Daar ga ik mee door: elke maandagmiddag is gereserveerd voor werkbezoeken. Ik wil in het beleid wel meer nadruk leggen op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Dit kabinet wil toe naar een meer activerend sociaal stelsel: mensen in hun kracht zetten, in plaats van bevestigen in hun zwakte.” Gebeurde dat tot nu toe onvoldoende? “Ik hoor nog steeds geluiden als: de overheid moet mensen zo snel mogelijk naar voorzieningen leiden. Dat is waar, als zij ondersteuning nodig hebben. Maar er hoort wel een verhaal bij, namelijk dat zij er ook weer uit gaan zodra dat kan. Onze ambitie is zoveel mogelijk mensen van een uitkering naar een baan te brengen. Los van de sociaal-maatschappelijke relevantie om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen, is er een economische noodzaak: door de vergrijzing ontstaat er een tekort op de arbeidsmarkt. Vorig jaar stroomden er voor het eerst meer >

03 februari 2011

De overtuiging van Paul de Krom

interview

T

egen het einde van het gesprek veert Paul de Krom plotseling op. De toon en de blik worden fel bij de vraag of er niet een groep uitkeringsgerechtigden is die je kunt afschrijven. Gewoon, omdat werken er voor hen niet in zit. Maar daar is de kersverse staatsecretaris van VVD-huize de man niet naar. “Bij de introductie van de Wwb in 2004 zeiden de tegenstanders: er zijn mensen bij wie het nooit gaat lukken. Maar de wet is een eclatant succes: het granieten bestand is met tweederde gedaald! En ook toen de Wao werd omgevormd tot de Wia, bleken er uiteindelijk veel meer mensen bemiddelbaar naar de arbeidsmarkt dan van tevoren werd gedacht. Uiteraard zijn er mensen die veel moeilijker aan de slag komen dan anderen. Maar de overheid moet heel erg uitkijken om te zeggen: U kunt niets. Want dan neem je mensen niet serieus.” De Krom zit inmiddels vier maanden op zijn post en heeft het gevoel goed ingewerkt te zijn. “Ik ben uitgebreid door de wasmachine van Sociale Zaken gehaald. Toen ik dat tijdens gesprekken, werkbezoeken en presentaties vertelde aan mensen, hoorde ik binnen het ministerie dat dit nog maar de voorwas is.” Maar hij heeft het naar zijn zin. “Je wordt door dit beleidsterrein gegrepen, dat is bij mij ook al gebeurd”, zeg hij in de loop van het gesprek in een bijzinnetje.

11


mensen uit dan in, en dit verschil zal alleen maar toenemen. We hebben iedereen dus hartstikke nodig. Ook de mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.”

03 februari 2011

Maar dan moeten werkgevers hen wel aannemen... “Ik ben ervan overtuigd dat werkgevers het belang daarvan gaan inzien, simpelweg omdat ze voldoende mensen moeten hebben om hun bedrijf te bemannen. Verder moet de overheid een gereedschapskist samenstellen, die het voor werkgevers aantrekkelijk maakt mensen met een arbeidshandicap aan te nemen. Dan denk ik aan jobcoaches, die zorgen voor de vereiste begeleiding op de werkvloer. Of aan adviezen over jobcarving, waarbij functies zo worden aangepast dat zij geschikt zijn voor deze doelgroep. Veel werkgevers zijn heel bereidwillig, maar hebben geen zin in gedoe of een tocht langs allerlei loketten. Daarom willen wij de polisvoorwaarden van de Wij, de Wajong, de Wsw en Wwb gelijkschakelen en de uitvoering in één hand - bij de gemeenten - leggen.”

12

Geen quota? “Ik geloof niet in modellen die mensen iets wat ze zelf niet willen, dwingend opleggen. Dat is niet in het belang van de mensen waar het om gaat, noch in het belang van werkgevers. Ik ben bij bedrijven op bezoek geweest die uit overtuiging mensen met een arbeidshandicap in dienst hebben - en dan zie je zo’n enthousiasme. Het is die overtuiging, in combinatie met het eigenbelang van bedrijven - krapte op de arbeidsmarkt - waarop ik mijn optimisme baseer.”

Eén regeling, dus geen uitzonderingen meer? “Er moet een goed vangnet zijn voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Voor deze categorie blijft de Wajong gewoon bestaan. Hetzelfde geldt voor de Wsw en mensen die alleen op een beschutte werkplek kunnen werken.” Volgens de media gaat u 30.000 arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening schrappen. “Dat klopt niet. De rechten en plichten voor mensen die op dit moment in de Wsw zitten, veranderen niet. We gaan wel veel scherper beoordelen wie nu echt alleen in zo’n beschutte werkomgeving kan werken en wie niet. Op grond daarvan verwachten we dat de instroom vanaf 2014 zal teruglopen. Uit de cijfers blijkt dat er nu toe veel mensen in de Wsw zitten die ook prima bij een reguliere werkgever aan de slag zouden kunnen. Zowel Wajong als Wsw blijven in de toekomst beschikbaar voor de mensen voor wie die regelingen oorspronkelijk bedoeld waren: als arbeid of gedeeltelijke arbeid bij een reguliere werkgever niet mogelijk is.” Divosa is ook warm voorstander van één regeling. Tegelijk is er kritiek op het geringe budget dat gemeenten krijgen om de regeling uit te voeren. “We zullen meer moeten doen met minder geld, maar dat kan. In de Tweede Kamer en in het veld loopt al lange tijd een discussie over de effectiviteit van re-integratiemiddelen. Ik ben ervan overtuigd dat je deze veel effectiever en gerichter kunt inzetten dan nu gebeurt. Zeker als je dat combineert met de financieringssystematiek van de nieuwe regeling, waarbij de financiële schotten tussen de verschillende regelingen verdwijnen en er meer flexibiliteit en vrijheid ontstaat om de budgetten in te zetten.”

Waar valt die effectiviteit te halen? “Beter organiseren is één manier. Minder budget dwingt U pleit voor één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. ook tot keuzes. Onlangs ben ik op bezoek geweest bij het “In nauwe samenwerking met gemeenten wil ik een nieuArbeidstrainingscentrum in Amersfoort. Daar wordt op we regeling ontwerpen, waarbij Wsw, Wajong, Wwb en Wij een heel aansprekende manier gewerkt met mensen die worden samengevoegd. Eén regeling biedt kansen voor iemoeilijk inpasbaar zijn in een gewone werkomgeving. dereen, en gemeenten kunnen zelf kiezen wanneer ze welk Die worden daar in hun kraag gegrepen en meteen wordt

toegewerkt naar een baan. In het ATC kunnen ze een vak leren, dan gaan ze op stage en daarna aan het werk. Dat was een enthousiast verhaal. Je ziet dat als het lukt iemand aan het werk te krijgen, dat de mensen zelf ook een kick geeft. We zijn ook bij Nuon geweest, dat 250 mensen in een programma heeft van wie de helft daar ook aan het werk komt. Dat zijn echt mooie resultaten.” De groeiende instroom in de Wajong wordt ook verklaard uit het groeiende aantal kinderen in het speciaal onderwijs. Veel van hen gaan direct naar de Wajong. Moet u dan niet in gesprek met uw collega van Onderwijs? “Daar heb ik al met haar over gesproken. Ik wil voor cliënten én werkgevers de uitvoering zoveel mogelijk in één hand leggen. Jeugdzorg gaat van de provincie naar de gemeente en er gaat het een en ander veranderen in de Awbz en de Wmo. Als we dan ook de uitvoering van die ene regeling bij gemeenten leggen, kunnen zij hun dienstverlening voor de cliënten beter organiseren en echt de regie nemen over de keten. Dat is het perspectief voor ons, voor werkgevers én cliënten. Ik zie de regeling ‘Werken naar vermogen’ dan ook als stap op weg naar dat perspectief en dat betekent dat we binnen het kabinet nauw overleg hebben met de andere relevante beleidsterreinen over afstemming van de maatregelen.” Wat betekent dat voor de mensen die bij sociale diensten werken? “In algemene zin is dat moeilijk te zeggen. Mij valt wel de bevlogenheid en gedrevenheid van de mensen uit dit vakgebied op. Laatst vroeg ik iemand: what makes you tick? ‘De enorme kick die je krijgt als je hebt kunnen zorgen dat iemand in problemen weer op eigen benen kan staan’, was zijn antwoord. Op die bevlogenheid moeten we voortbouwen. Er is zoveel energie om meer te doen en dingen beter te doen. Wij zijn nu bezig de condities te scheppen waaronder gemeenten hun werk optimaal kunnen doen.” U legt veel nadruk op de focus op werk. Is activering voor u geen resultaat? Een vrouw die haar huis niet uitkomt maar uiteindelijk toch een middag vrijwilligerswerk gaat doen, wat vindt u daarvan? “Vrijwilligerswerk is altijd heel belangrijk.” Maar het is niet betaald… “Zolang iemand een uitkering heeft en daarbij vrijwilligerswerk doet, is dat altijd goed. Maar de re-integratie moet altijd gericht zijn op werk. Ons sociaal stelsel is

gebaseerd op draagvlak en solidariteit. We hebben onze samenleving zo ingericht, dat er een vangnet is voor mensen die het op eigen kracht niet redden. Dat is rechtvaardig. Daar staat tegenover dat je ook van de mensen zelf mag verwachten dat ze hun best doen om uit de uitkering te komen. Dat als het beroep op de samenleving niet nodig is, zij hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zo houd je ook dat draagvlak voor ons sociale stelsel in stand.” *

interview

instrument inzetten. De grondgedachte wordt dat mensen die nog wel arbeidsvermogen hebben, zoveel mogelijk geprikkeld worden om aan het werk te gaan. Werken moet lonen. Overigens willen een heleboel mensen natuurlijk ook gewoon graag aan het werk.”

Wie is Paul de Krom?

Paul de Krom werd in1963 geboren in Zutphen. Na het vwo haalde hij in 1987 zijn doctoraal examen juridische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna ging hij aan de slag als hoofdambtenaar bij het bureau van de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie. Hij deed dit deels als dienstplichtig reserveofficier. In 1989 werd hij consultant public affairs bij Industriële Consulenten Nederland in Den Haag. Van 1991 tot 2003 werkte De Krom in verschillende functies bij Shell in Pernis, Den Haag, Dubai en Londen. In 2003 werd De Krom Tweede-Kamerlid voor de VVD. Hij hield zich onder meer bezig met de portefeuilles milieu, energie, verkeer en vervoer, immigratie en integratie. In oktober werd hij benoemd tot staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-RutteVerhagen. De Krom is gehuwd en heeft drie kinderen.

03 februari 2011

‘ Van mensen zelf mag je ook verwachten dat ze hun best doen om uit de uitkering te komen’

13


mensen uit dan in, en dit verschil zal alleen maar toenemen. We hebben iedereen dus hartstikke nodig. Ook de mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.”

03 februari 2011

Maar dan moeten werkgevers hen wel aannemen... “Ik ben ervan overtuigd dat werkgevers het belang daarvan gaan inzien, simpelweg omdat ze voldoende mensen moeten hebben om hun bedrijf te bemannen. Verder moet de overheid een gereedschapskist samenstellen, die het voor werkgevers aantrekkelijk maakt mensen met een arbeidshandicap aan te nemen. Dan denk ik aan jobcoaches, die zorgen voor de vereiste begeleiding op de werkvloer. Of aan adviezen over jobcarving, waarbij functies zo worden aangepast dat zij geschikt zijn voor deze doelgroep. Veel werkgevers zijn heel bereidwillig, maar hebben geen zin in gedoe of een tocht langs allerlei loketten. Daarom willen wij de polisvoorwaarden van de Wij, de Wajong, de Wsw en Wwb gelijkschakelen en de uitvoering in één hand - bij de gemeenten - leggen.”

12

Geen quota? “Ik geloof niet in modellen die mensen iets wat ze zelf niet willen, dwingend opleggen. Dat is niet in het belang van de mensen waar het om gaat, noch in het belang van werkgevers. Ik ben bij bedrijven op bezoek geweest die uit overtuiging mensen met een arbeidshandicap in dienst hebben - en dan zie je zo’n enthousiasme. Het is die overtuiging, in combinatie met het eigenbelang van bedrijven - krapte op de arbeidsmarkt - waarop ik mijn optimisme baseer.”

Eén regeling, dus geen uitzonderingen meer? “Er moet een goed vangnet zijn voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Voor deze categorie blijft de Wajong gewoon bestaan. Hetzelfde geldt voor de Wsw en mensen die alleen op een beschutte werkplek kunnen werken.” Volgens de media gaat u 30.000 arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening schrappen. “Dat klopt niet. De rechten en plichten voor mensen die op dit moment in de Wsw zitten, veranderen niet. We gaan wel veel scherper beoordelen wie nu echt alleen in zo’n beschutte werkomgeving kan werken en wie niet. Op grond daarvan verwachten we dat de instroom vanaf 2014 zal teruglopen. Uit de cijfers blijkt dat er nu toe veel mensen in de Wsw zitten die ook prima bij een reguliere werkgever aan de slag zouden kunnen. Zowel Wajong als Wsw blijven in de toekomst beschikbaar voor de mensen voor wie die regelingen oorspronkelijk bedoeld waren: als arbeid of gedeeltelijke arbeid bij een reguliere werkgever niet mogelijk is.” Divosa is ook warm voorstander van één regeling. Tegelijk is er kritiek op het geringe budget dat gemeenten krijgen om de regeling uit te voeren. “We zullen meer moeten doen met minder geld, maar dat kan. In de Tweede Kamer en in het veld loopt al lange tijd een discussie over de effectiviteit van re-integratiemiddelen. Ik ben ervan overtuigd dat je deze veel effectiever en gerichter kunt inzetten dan nu gebeurt. Zeker als je dat combineert met de financieringssystematiek van de nieuwe regeling, waarbij de financiële schotten tussen de verschillende regelingen verdwijnen en er meer flexibiliteit en vrijheid ontstaat om de budgetten in te zetten.”

Waar valt die effectiviteit te halen? “Beter organiseren is één manier. Minder budget dwingt U pleit voor één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. ook tot keuzes. Onlangs ben ik op bezoek geweest bij het “In nauwe samenwerking met gemeenten wil ik een nieuArbeidstrainingscentrum in Amersfoort. Daar wordt op we regeling ontwerpen, waarbij Wsw, Wajong, Wwb en Wij een heel aansprekende manier gewerkt met mensen die worden samengevoegd. Eén regeling biedt kansen voor iemoeilijk inpasbaar zijn in een gewone werkomgeving. dereen, en gemeenten kunnen zelf kiezen wanneer ze welk Die worden daar in hun kraag gegrepen en meteen wordt

toegewerkt naar een baan. In het ATC kunnen ze een vak leren, dan gaan ze op stage en daarna aan het werk. Dat was een enthousiast verhaal. Je ziet dat als het lukt iemand aan het werk te krijgen, dat de mensen zelf ook een kick geeft. We zijn ook bij Nuon geweest, dat 250 mensen in een programma heeft van wie de helft daar ook aan het werk komt. Dat zijn echt mooie resultaten.” De groeiende instroom in de Wajong wordt ook verklaard uit het groeiende aantal kinderen in het speciaal onderwijs. Veel van hen gaan direct naar de Wajong. Moet u dan niet in gesprek met uw collega van Onderwijs? “Daar heb ik al met haar over gesproken. Ik wil voor cliënten én werkgevers de uitvoering zoveel mogelijk in één hand leggen. Jeugdzorg gaat van de provincie naar de gemeente en er gaat het een en ander veranderen in de Awbz en de Wmo. Als we dan ook de uitvoering van die ene regeling bij gemeenten leggen, kunnen zij hun dienstverlening voor de cliënten beter organiseren en echt de regie nemen over de keten. Dat is het perspectief voor ons, voor werkgevers én cliënten. Ik zie de regeling ‘Werken naar vermogen’ dan ook als stap op weg naar dat perspectief en dat betekent dat we binnen het kabinet nauw overleg hebben met de andere relevante beleidsterreinen over afstemming van de maatregelen.” Wat betekent dat voor de mensen die bij sociale diensten werken? “In algemene zin is dat moeilijk te zeggen. Mij valt wel de bevlogenheid en gedrevenheid van de mensen uit dit vakgebied op. Laatst vroeg ik iemand: what makes you tick? ‘De enorme kick die je krijgt als je hebt kunnen zorgen dat iemand in problemen weer op eigen benen kan staan’, was zijn antwoord. Op die bevlogenheid moeten we voortbouwen. Er is zoveel energie om meer te doen en dingen beter te doen. Wij zijn nu bezig de condities te scheppen waaronder gemeenten hun werk optimaal kunnen doen.” U legt veel nadruk op de focus op werk. Is activering voor u geen resultaat? Een vrouw die haar huis niet uitkomt maar uiteindelijk toch een middag vrijwilligerswerk gaat doen, wat vindt u daarvan? “Vrijwilligerswerk is altijd heel belangrijk.” Maar het is niet betaald… “Zolang iemand een uitkering heeft en daarbij vrijwilligerswerk doet, is dat altijd goed. Maar de re-integratie moet altijd gericht zijn op werk. Ons sociaal stelsel is

gebaseerd op draagvlak en solidariteit. We hebben onze samenleving zo ingericht, dat er een vangnet is voor mensen die het op eigen kracht niet redden. Dat is rechtvaardig. Daar staat tegenover dat je ook van de mensen zelf mag verwachten dat ze hun best doen om uit de uitkering te komen. Dat als het beroep op de samenleving niet nodig is, zij hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zo houd je ook dat draagvlak voor ons sociale stelsel in stand.” *

interview

instrument inzetten. De grondgedachte wordt dat mensen die nog wel arbeidsvermogen hebben, zoveel mogelijk geprikkeld worden om aan het werk te gaan. Werken moet lonen. Overigens willen een heleboel mensen natuurlijk ook gewoon graag aan het werk.”

Wie is Paul de Krom?

Paul de Krom werd in1963 geboren in Zutphen. Na het vwo haalde hij in 1987 zijn doctoraal examen juridische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna ging hij aan de slag als hoofdambtenaar bij het bureau van de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie. Hij deed dit deels als dienstplichtig reserveofficier. In 1989 werd hij consultant public affairs bij Industriële Consulenten Nederland in Den Haag. Van 1991 tot 2003 werkte De Krom in verschillende functies bij Shell in Pernis, Den Haag, Dubai en Londen. In 2003 werd De Krom Tweede-Kamerlid voor de VVD. Hij hield zich onder meer bezig met de portefeuilles milieu, energie, verkeer en vervoer, immigratie en integratie. In oktober werd hij benoemd tot staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-RutteVerhagen. De Krom is gehuwd en heeft drie kinderen.

03 februari 2011

‘ Van mensen zelf mag je ook verwachten dat ze hun best doen om uit de uitkering te komen’

13


vakmanschap Drie sectoren over de ontwikkeling van vakmanschap

Moeten sociale diensten gaan werken met vaste methodieken? Volgens voorstanders is dat een goede manier om de bezuinigingen op de re-integratiebudgetten op te vangen. Anderen vrezen echter dat protocollering ten koste gaat van het maatwerk of het werkplezier. Wat zijn de ervaringen van andere sectoren met methodisch werken? Hoe organiseren ambulancediensten, psychologen en arbodiensten hun werk en wat levert het op?

bemiddelen naar werk en activering. Dat vraagt om andere competenties van de klantmanagers. En om nieuwe methodieken. Omdat het vak van klantmanager echter geen eenduidige functieomschrijving kent, laat staan een vaste opleiding, werken klantmanagers vaak op intuïtie. Kunnen protocollen uitkomst bieden?

Tekst: Peter Boorsma, illustratie: annet scholten

03 februari 2010

HSK

20

et werk van sociale diensten is de laatste jaren ingrijpend veranderd. Lag het accent vroeger op rechtmatigheidscontrole en het verstrekken van de uitkering, tegenwoordig draait het om

Psychologisch adviesbureau HSK lapt werknemers op die zijn uitgevallen door burn-out. Het zou niet anders willen dan geprotocolleerd werken. Het bureau, met 300 psychologen en dertig vestigingen door heel Nederland, heeft haar cliënten doorgaans binnen twaalf weken weer op de been. Met behulp van cognitieve gedragstherapie

volgens een vast stramien. Een vergelijkbare aanpak wordt gehanteerd voor werknemers met trauma’s, depressies en fobieën. Sinds een aantal jaren komen er ook mensen via de Awbz bij HSK terecht. Algemeen directeur Eddy van Doorn: “Van de mensen die HSK in behandeling neemt, geneest 80 tot 90 procent. Dat lukt door professionals te dwingen zich aan de protocollen te houden. Zij moeten leren de mens niet te zien als een uniek wezen, maar als iemand met een ziektebeeld. Bij HSK kijken we naar de geestelijke zorg zoals men in ziekenhuizen kijkt naar bijvoorbeeld hartoperaties. In 90 procent van de gevallen weet de chirurg gewoon wat hij moet doen en kan hij zijn handelingen volgens een protocol

stapsgewijs verrichten. Wij hebben de keuze gemaakt ons te beperken tot de meest voorkomende ziektebeelden, zodat we expertise kunnen opbouwen én kunnen excelleren. Die ziektebeelden behandelen we met technieken die de grootste kans op succes bieden.” De intake gebeurt bij HSK altijd door twee psychologen. Vermoeden beiden dezelfde aandoening, dan volgt een wetenschappelijk gevalideerde aanpak voor de betreffende aandoening. De patiënt ontvangt een werkboek zodat hij weet wat er gaat gebeuren en de psycholoog start de behandeling volgens protocol. Bij HSK wordt uitsluitend gewerkt met cognitieve gedragstherapie of EMDR. In de zesde en de twaalfde week wordt gekeken of de behandeling op

koers ligt. Zo nodig komt een team in actie om bij te sturen. “Zowel inhoudelijk als procesmatig is bij ons alles uniform”, vat Van Doorn samen. “Dat heeft tal van voordelen. Het biedt beginnende professionals houvast. Daarnaast is het eenvoudig werk over te nemen als iemand ziek wordt. Ook kunnen mensen van, zeg, de vestiging Groningen helpen extra werk in Utrecht op te vangen als dat wenselijk is. Ten slotte maakt uniformiteit het mogelijk therapeuten of vestigingen te benchmarken. We meten dan ook voortdurend of we mensen kunnen verbeteren.” De aanpak vraagt om een duidelijke managementfilosofie van operational excellence waaraan je strak moet vasthouden, benadrukt Van Doorn. “Je kunt het

niet half doen. Je moet willen werken volgens de state of the art. Dat betekent dat we onszelf verplichten onmiddellijk over te stappen als er morgen een techniek of behandeling op de markt komt die beter is.”

Ambulancezorg HSK kan zijn eigen klanten kiezen. Mensen met bijzondere, zeer complexe ziektebeelden worden niet in behandeling genomen. Ambulancediensten hebben die keuzemogelijkheid niet. Toch zijn er maar weinig mensen die zo strak met protocollen werken als de medewer-

kers van ambulancediensten. Tot twintig jaar geleden waren ambulances er vooral voor het vervoer van zieken. Pas rond 1990 veranderde dat. Gezondheidswinst is te behalen als de zorgverlening niet pas start in het ziekenhuis, maar direct bij aankomst bij de patiënt. Dus door een patiënt eerst te stabiliseren om hem vervolgens naar het meest geschikte ziekenhuis te brengen. Dat leverde tegelijkertijd wel een probleem op. “Eigenlijk zou er op iedere auto een arts moeten zitten. En dat is veel te duur”, zklegt directeur Koos Reumer van koepelorgani-

03 februari 2010

Leren van de buren

HSK: ‘ Je moet willen werken volgens de state of the art’

21


vakmanschap Drie sectoren over de ontwikkeling van vakmanschap

Moeten sociale diensten gaan werken met vaste methodieken? Volgens voorstanders is dat een goede manier om de bezuinigingen op de re-integratiebudgetten op te vangen. Anderen vrezen echter dat protocollering ten koste gaat van het maatwerk of het werkplezier. Wat zijn de ervaringen van andere sectoren met methodisch werken? Hoe organiseren ambulancediensten, psychologen en arbodiensten hun werk en wat levert het op?

bemiddelen naar werk en activering. Dat vraagt om andere competenties van de klantmanagers. En om nieuwe methodieken. Omdat het vak van klantmanager echter geen eenduidige functieomschrijving kent, laat staan een vaste opleiding, werken klantmanagers vaak op intuïtie. Kunnen protocollen uitkomst bieden?

Tekst: Peter Boorsma, illustratie: annet scholten

03 februari 2010

HSK

20

et werk van sociale diensten is de laatste jaren ingrijpend veranderd. Lag het accent vroeger op rechtmatigheidscontrole en het verstrekken van de uitkering, tegenwoordig draait het om

Psychologisch adviesbureau HSK lapt werknemers op die zijn uitgevallen door burn-out. Het zou niet anders willen dan geprotocolleerd werken. Het bureau, met 300 psychologen en dertig vestigingen door heel Nederland, heeft haar cliënten doorgaans binnen twaalf weken weer op de been. Met behulp van cognitieve gedragstherapie

volgens een vast stramien. Een vergelijkbare aanpak wordt gehanteerd voor werknemers met trauma’s, depressies en fobieën. Sinds een aantal jaren komen er ook mensen via de Awbz bij HSK terecht. Algemeen directeur Eddy van Doorn: “Van de mensen die HSK in behandeling neemt, geneest 80 tot 90 procent. Dat lukt door professionals te dwingen zich aan de protocollen te houden. Zij moeten leren de mens niet te zien als een uniek wezen, maar als iemand met een ziektebeeld. Bij HSK kijken we naar de geestelijke zorg zoals men in ziekenhuizen kijkt naar bijvoorbeeld hartoperaties. In 90 procent van de gevallen weet de chirurg gewoon wat hij moet doen en kan hij zijn handelingen volgens een protocol

stapsgewijs verrichten. Wij hebben de keuze gemaakt ons te beperken tot de meest voorkomende ziektebeelden, zodat we expertise kunnen opbouwen én kunnen excelleren. Die ziektebeelden behandelen we met technieken die de grootste kans op succes bieden.” De intake gebeurt bij HSK altijd door twee psychologen. Vermoeden beiden dezelfde aandoening, dan volgt een wetenschappelijk gevalideerde aanpak voor de betreffende aandoening. De patiënt ontvangt een werkboek zodat hij weet wat er gaat gebeuren en de psycholoog start de behandeling volgens protocol. Bij HSK wordt uitsluitend gewerkt met cognitieve gedragstherapie of EMDR. In de zesde en de twaalfde week wordt gekeken of de behandeling op

koers ligt. Zo nodig komt een team in actie om bij te sturen. “Zowel inhoudelijk als procesmatig is bij ons alles uniform”, vat Van Doorn samen. “Dat heeft tal van voordelen. Het biedt beginnende professionals houvast. Daarnaast is het eenvoudig werk over te nemen als iemand ziek wordt. Ook kunnen mensen van, zeg, de vestiging Groningen helpen extra werk in Utrecht op te vangen als dat wenselijk is. Ten slotte maakt uniformiteit het mogelijk therapeuten of vestigingen te benchmarken. We meten dan ook voortdurend of we mensen kunnen verbeteren.” De aanpak vraagt om een duidelijke managementfilosofie van operational excellence waaraan je strak moet vasthouden, benadrukt Van Doorn. “Je kunt het

niet half doen. Je moet willen werken volgens de state of the art. Dat betekent dat we onszelf verplichten onmiddellijk over te stappen als er morgen een techniek of behandeling op de markt komt die beter is.”

Ambulancezorg HSK kan zijn eigen klanten kiezen. Mensen met bijzondere, zeer complexe ziektebeelden worden niet in behandeling genomen. Ambulancediensten hebben die keuzemogelijkheid niet. Toch zijn er maar weinig mensen die zo strak met protocollen werken als de medewer-

kers van ambulancediensten. Tot twintig jaar geleden waren ambulances er vooral voor het vervoer van zieken. Pas rond 1990 veranderde dat. Gezondheidswinst is te behalen als de zorgverlening niet pas start in het ziekenhuis, maar direct bij aankomst bij de patiënt. Dus door een patiënt eerst te stabiliseren om hem vervolgens naar het meest geschikte ziekenhuis te brengen. Dat leverde tegelijkertijd wel een probleem op. “Eigenlijk zou er op iedere auto een arts moeten zitten. En dat is veel te duur”, zklegt directeur Koos Reumer van koepelorgani-

03 februari 2010

Leren van de buren

HSK: ‘ Je moet willen werken volgens de state of the art’

21


22

satie Ambulancezorg Nederland. Met een speciale opleiding en een duidelijke afbakening van taken die zijn vastgelegd in protocollen bleek het mogelijk om verpleegkundigen de taak te laten uitvoeren. Zij mogen weliswaar alleen doen wat in de protocollen is voorzien, maar dat is heel veel. Voor die handelingen die niet binnen het protocol passen, worden traumateams ingezet. Hierbij valt te denken aan het toedienen van bepaalde medicatie. Het werken volgens protocol heeft tal van voordelen, benadrukt Reumer. Zo zijn mensen overal in het land inzetbaar, omdat er eenduidig wordt ge-

werkt. Ook de prestaties kunnen onderling worden vergeleken in een landelijke benchmark. “Omdat we inmiddels gewend zijn samen protocollen te ontwikkelen, komen we ook op andere terreinen snel tot elkaar. Zo hebben we 35 richtlijnen op tal van gebieden, zoals ‘Hoe ga je om met het fenomeen beroepsgeheim?’, ‘Hoe gedraag je je als je rijdt met toeters en bellen?’ en ‘Wat doe je als je te maken hebt gehad met agressie?’ Doordat de sector in hoge mate geprotocolleerd is, zijn we weer in staat een gezamenlijke ictinfrastructuur te realiseren.”

Arbo Unie

gewoon weten wat ze kunnen verwachten en je merkt ook dat p&o’ers bijvoorbeeld de werkwijzers van Expertisecentrum Stecr bestellen.”

Kritiek Een veelgehoorde kritiek op geprotocolleerd werken is dat het ten koste gaat van maatwerk, en daarmee van de kwaliteit van werk. Volgens Van Doorn van HSK is dat een misvatting van professionals. “Juist door standaardiseren verbeter je de kwaliteit. Het zorgt ervoor dat iedereen werkt volgens de meest actuele inzichten met bewezen resultaten. En men wijkt hier alleen vanaf bij uitzonderingen.” De aanvankelijke weerstand binnen HSK was dan ook snel verdwenen. “Het eigenlijke vakmanschap van de professionals uit zich vooral in het contact maken met de patiënt. Ook al werkt iedereen met hetzelfde instrumentenkoffertje, de behandeling vergt wel oprechte belangstelling en intensieve aandacht.” Reumer wijst erop dat professionals in de ambulancezorg zich nooit mogen verschuilen achter een protocol. Ook volgens de tuchtrechter is een zorgprofessional altijd zelfstandig verantwoordelijk. “Anderzijds is een protocol een soort evidence based deskundigenadvies. Het is dus wel verstandig daar goed naar te kijken. Afwijken mag, als je het maar kunt uitleggen”, aldus Reumer, die ziet dat in de praktijk de een veel meer

afwijkt dan de ander. “Dat zit ook een beetje in de karakters. Discussies blijven er altijd. Elke verandering leidt ook weer tot nieuwe discussies. We verkeren nu in een fase waarin we gaan van evidence based naar wetenschappelijke onderbouwing. En we zijn bezig met nieuwe procedures voor het vaststellen van protocollen met grotere betrokkenheid van de beroepsgroepen.” Ook binnen Arbo Unie bestond aanvankelijk weerstand tegen de protocollen, omdat professionals vreesden dat het ten koste zou gaan van het maatwerk. Schreurs: “Maar niemand neemt het een professional kwalijk als hij goed gemotiveerd afwijkt van de regels. Wel als hij zijn dossier niet goed bijhoudt.” Terugkijkend stelt Schreurs vast dat de acceptatie heel snel is gegaan. “Het is wel belangrijk dat de eigen ervaring van professionals een grote rol speelt bij het tot stand komen van de richtlijnen. Of in ieder geval de ervaring van professionals die door hun collega’s als peers worden gezien. Stel je richtlijnen op vanuit een puur bedrijfsmatige insteek, dan vind je geen bijval”, waarschuwt Schreurs.

Voorbehoud Wat kunnen sociale diensten nu leren van de ervaringen uit andere sectoren? Schreurs van Arbo Unie maakt eerst een voorbehoud. Hoewel zowel arbodiensten als sociale diensten streven naar re-integratie, wil

hij de sectoren niet één op één vergelijken. “De problematiek van mensen die niet deelnemen aan de arbeidsmarkt is vaak complexer dan die van verzuimende werknemers. Arbodiensten hebben altijd nog de lijn naar het werk en het bedrijf. Er is altijd iemand die checkt of de boel stagneert. Terwijl daarbuiten vaak niemand nagaat of een toegekende voorziening ook effect sorteert.” Toch, als er aan randvoorwaarden wordt voldaan, kunnen sociale diensten wel degelijk winst boeken met protocollair werken, meent Schreurs. Van Doorn valt hem bij, maar wijst op het belang van het commitment van de organisatie: “Professionals leveren vrijheid in, dat is niet leuk. Maar als directeur kun je hen zeggen: ‘Wij faciliteren je maximaal om deze bewezen aanpak uit te kunnen voeren’. Je zult er ook in je werving- en selectiebeleid rekening mee moeten houden. En je zult veel moeten investeren in trainingen en opleidingen. Bij HSK worden mensen voortdurend getraind en opgeleid. Al met al besteden we 8 tot 10 procent van de loonsom aan opleidingen.” *

vakmanschap

weten we nu dat er vaak geen dokter nodig is om rechtmatigheid van verzuim vast te stellen. Die moet je alleen inzetten bij langdurig verzuim, bij complexe gevallen of als er complicaties zijn. Er zijn sindsdien verschillende heilige huisjes onderuit geschoffeld. Zo werd duidelijk dat je bij klachten aan het bewegingsapparaat juist niet thuis moest zitten.” Ook binnen de Arbo Unieorganisatie wordt veel gedaan om kennis te ontwikkelen en op peil te houden. Zo is iedereen lid van een vakgroep met een senior professional in de rol van coach. Verder is er een na- en bijscholingsprogramma, inclusief zelftesten voor het meten van het eigen kennisniveau. “Professionals zijn gemotiveerde en ambitieuze mensen. Richtlijnen zijn voor hen de onderlinge referentiestandaard. In een tijd waarin per jaar miljoenen medische artikelen verschijnen, is het voor professionals de enige manier om hun vakgebied te kunnen bijhouden.” “Het ontwikkelen van een richtlijn is zeer tijdrovend, het kost al gauw vier tot vijf jaar. Maar het loont zeker de moeite. Een richtlijn helpt om uit te leggen wat werknemers zelf kunnen doen en wat je als professional doet. Al die richtlijnen zijn openbaar. Externe partijen kunnen ons er dus ook gewoon op aanspreken. Die transparantie hoort bij deze tijd. Opdrachtgevers en werknemers willen

03 februari 2010

03 februari 2010

Arbo Unie: ‘ Richtlijnen zijn voor professionals de onderlinge referentiestandaard’

Ook bij Arbo Unie, de grootste arbodienst van Nederland, was er een externe noodzaak om het werk te stroomlijnen. Tot tien jaar terug stond bij arbodiensten het controleren van de rechtmatigheid van het verzuim centraal, ofwel ‘Heeft deze meneer zich terecht ziek gemeld?’ “Dat moest natuurlijk zorgvuldig gebeuren, maar was de rechtmatigheid eenmaal vastgesteld, dan zat het werk van de arbodienst er eigenlijk op”, vertelt directeur en strategisch adviseur bedrijfsgezondheidszorg Jan Schreurs. Dat veranderde in 2002 met de komst van Wet verbetering Poortwachter, eigenlijk een stappenplan voor wat werkgever, werknemer en arbodienst op welk moment bij verzuim moeten doen. De focus kwam helemaal te liggen op de terugkeer naar werk. “De functie van de bedrijfsarts veranderde daarmee van beoordelaar in adviseur, in situaties waarin werkgever en werknemer er zelf niet uitkomen. De arts heeft hiervoor dezelfde kennis nodig, maar zijn rol is een heel andere. De arbodienst betrad een andere wereld; ze werd een leverancier van diensten. Met als cruciale vraag: Wat moeten we eigenlijk leveren en door wie worden we waarop beoordeeld?” Binnen de sector bedrijfsgezondheidszorg is sindsdien veel werk verzet. De beroepsorganisatie van bedrijfsartsen is gestart met het opstellen van Richtlijnen op basis van methoden die bewezen effectief zijn. “Zo

Ambulancezorg: ‘Afwijken mag, als je het maar kunt uitleggen’

23


22

satie Ambulancezorg Nederland. Met een speciale opleiding en een duidelijke afbakening van taken die zijn vastgelegd in protocollen bleek het mogelijk om verpleegkundigen de taak te laten uitvoeren. Zij mogen weliswaar alleen doen wat in de protocollen is voorzien, maar dat is heel veel. Voor die handelingen die niet binnen het protocol passen, worden traumateams ingezet. Hierbij valt te denken aan het toedienen van bepaalde medicatie. Het werken volgens protocol heeft tal van voordelen, benadrukt Reumer. Zo zijn mensen overal in het land inzetbaar, omdat er eenduidig wordt ge-

werkt. Ook de prestaties kunnen onderling worden vergeleken in een landelijke benchmark. “Omdat we inmiddels gewend zijn samen protocollen te ontwikkelen, komen we ook op andere terreinen snel tot elkaar. Zo hebben we 35 richtlijnen op tal van gebieden, zoals ‘Hoe ga je om met het fenomeen beroepsgeheim?’, ‘Hoe gedraag je je als je rijdt met toeters en bellen?’ en ‘Wat doe je als je te maken hebt gehad met agressie?’ Doordat de sector in hoge mate geprotocolleerd is, zijn we weer in staat een gezamenlijke ictinfrastructuur te realiseren.”

Arbo Unie

gewoon weten wat ze kunnen verwachten en je merkt ook dat p&o’ers bijvoorbeeld de werkwijzers van Expertisecentrum Stecr bestellen.”

Kritiek Een veelgehoorde kritiek op geprotocolleerd werken is dat het ten koste gaat van maatwerk, en daarmee van de kwaliteit van werk. Volgens Van Doorn van HSK is dat een misvatting van professionals. “Juist door standaardiseren verbeter je de kwaliteit. Het zorgt ervoor dat iedereen werkt volgens de meest actuele inzichten met bewezen resultaten. En men wijkt hier alleen vanaf bij uitzonderingen.” De aanvankelijke weerstand binnen HSK was dan ook snel verdwenen. “Het eigenlijke vakmanschap van de professionals uit zich vooral in het contact maken met de patiënt. Ook al werkt iedereen met hetzelfde instrumentenkoffertje, de behandeling vergt wel oprechte belangstelling en intensieve aandacht.” Reumer wijst erop dat professionals in de ambulancezorg zich nooit mogen verschuilen achter een protocol. Ook volgens de tuchtrechter is een zorgprofessional altijd zelfstandig verantwoordelijk. “Anderzijds is een protocol een soort evidence based deskundigenadvies. Het is dus wel verstandig daar goed naar te kijken. Afwijken mag, als je het maar kunt uitleggen”, aldus Reumer, die ziet dat in de praktijk de een veel meer

afwijkt dan de ander. “Dat zit ook een beetje in de karakters. Discussies blijven er altijd. Elke verandering leidt ook weer tot nieuwe discussies. We verkeren nu in een fase waarin we gaan van evidence based naar wetenschappelijke onderbouwing. En we zijn bezig met nieuwe procedures voor het vaststellen van protocollen met grotere betrokkenheid van de beroepsgroepen.” Ook binnen Arbo Unie bestond aanvankelijk weerstand tegen de protocollen, omdat professionals vreesden dat het ten koste zou gaan van het maatwerk. Schreurs: “Maar niemand neemt het een professional kwalijk als hij goed gemotiveerd afwijkt van de regels. Wel als hij zijn dossier niet goed bijhoudt.” Terugkijkend stelt Schreurs vast dat de acceptatie heel snel is gegaan. “Het is wel belangrijk dat de eigen ervaring van professionals een grote rol speelt bij het tot stand komen van de richtlijnen. Of in ieder geval de ervaring van professionals die door hun collega’s als peers worden gezien. Stel je richtlijnen op vanuit een puur bedrijfsmatige insteek, dan vind je geen bijval”, waarschuwt Schreurs.

Voorbehoud Wat kunnen sociale diensten nu leren van de ervaringen uit andere sectoren? Schreurs van Arbo Unie maakt eerst een voorbehoud. Hoewel zowel arbodiensten als sociale diensten streven naar re-integratie, wil

hij de sectoren niet één op één vergelijken. “De problematiek van mensen die niet deelnemen aan de arbeidsmarkt is vaak complexer dan die van verzuimende werknemers. Arbodiensten hebben altijd nog de lijn naar het werk en het bedrijf. Er is altijd iemand die checkt of de boel stagneert. Terwijl daarbuiten vaak niemand nagaat of een toegekende voorziening ook effect sorteert.” Toch, als er aan randvoorwaarden wordt voldaan, kunnen sociale diensten wel degelijk winst boeken met protocollair werken, meent Schreurs. Van Doorn valt hem bij, maar wijst op het belang van het commitment van de organisatie: “Professionals leveren vrijheid in, dat is niet leuk. Maar als directeur kun je hen zeggen: ‘Wij faciliteren je maximaal om deze bewezen aanpak uit te kunnen voeren’. Je zult er ook in je werving- en selectiebeleid rekening mee moeten houden. En je zult veel moeten investeren in trainingen en opleidingen. Bij HSK worden mensen voortdurend getraind en opgeleid. Al met al besteden we 8 tot 10 procent van de loonsom aan opleidingen.” *

vakmanschap

weten we nu dat er vaak geen dokter nodig is om rechtmatigheid van verzuim vast te stellen. Die moet je alleen inzetten bij langdurig verzuim, bij complexe gevallen of als er complicaties zijn. Er zijn sindsdien verschillende heilige huisjes onderuit geschoffeld. Zo werd duidelijk dat je bij klachten aan het bewegingsapparaat juist niet thuis moest zitten.” Ook binnen de Arbo Unieorganisatie wordt veel gedaan om kennis te ontwikkelen en op peil te houden. Zo is iedereen lid van een vakgroep met een senior professional in de rol van coach. Verder is er een na- en bijscholingsprogramma, inclusief zelftesten voor het meten van het eigen kennisniveau. “Professionals zijn gemotiveerde en ambitieuze mensen. Richtlijnen zijn voor hen de onderlinge referentiestandaard. In een tijd waarin per jaar miljoenen medische artikelen verschijnen, is het voor professionals de enige manier om hun vakgebied te kunnen bijhouden.” “Het ontwikkelen van een richtlijn is zeer tijdrovend, het kost al gauw vier tot vijf jaar. Maar het loont zeker de moeite. Een richtlijn helpt om uit te leggen wat werknemers zelf kunnen doen en wat je als professional doet. Al die richtlijnen zijn openbaar. Externe partijen kunnen ons er dus ook gewoon op aanspreken. Die transparantie hoort bij deze tijd. Opdrachtgevers en werknemers willen

03 februari 2010

03 februari 2010

Arbo Unie: ‘ Richtlijnen zijn voor professionals de onderlinge referentiestandaard’

Ook bij Arbo Unie, de grootste arbodienst van Nederland, was er een externe noodzaak om het werk te stroomlijnen. Tot tien jaar terug stond bij arbodiensten het controleren van de rechtmatigheid van het verzuim centraal, ofwel ‘Heeft deze meneer zich terecht ziek gemeld?’ “Dat moest natuurlijk zorgvuldig gebeuren, maar was de rechtmatigheid eenmaal vastgesteld, dan zat het werk van de arbodienst er eigenlijk op”, vertelt directeur en strategisch adviseur bedrijfsgezondheidszorg Jan Schreurs. Dat veranderde in 2002 met de komst van Wet verbetering Poortwachter, eigenlijk een stappenplan voor wat werkgever, werknemer en arbodienst op welk moment bij verzuim moeten doen. De focus kwam helemaal te liggen op de terugkeer naar werk. “De functie van de bedrijfsarts veranderde daarmee van beoordelaar in adviseur, in situaties waarin werkgever en werknemer er zelf niet uitkomen. De arts heeft hiervoor dezelfde kennis nodig, maar zijn rol is een heel andere. De arbodienst betrad een andere wereld; ze werd een leverancier van diensten. Met als cruciale vraag: Wat moeten we eigenlijk leveren en door wie worden we waarop beoordeeld?” Binnen de sector bedrijfsgezondheidszorg is sindsdien veel werk verzet. De beroepsorganisatie van bedrijfsartsen is gestart met het opstellen van Richtlijnen op basis van methoden die bewezen effectief zijn. “Zo

Ambulancezorg: ‘Afwijken mag, als je het maar kunt uitleggen’

23


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.