TEKSTBOEK GESCHIEDENIS
1
havo vwo
EDUCATIEVE UITGEVERIJ
6
Steden en staten Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in steden. In Europa leeft zelfs zeventig procent van de bevolking in een stad. Aan het begin van de middeleeuwen was dat wel anders. Veel Romeinse steden waren verwoest. Europa was een landbouwsamenleving geworden. Wanneer zijn de steden die we nu kennen gevormd? En waarom gingen mensen in de late middeleeuwen eigenlijk in steden wonen?
1000-1500
3000 v. Chr.
BRON 6.1
jaar 15
500 n. Chr.
6.1
De Investituurstrijd
6.2
De kruistochten
6.3
De opkomst van nieuwe steden
6.4 Hier moet nog een paragraafnaam komen 6.5
De Honderdjarige Oorlog
6.6
Het Azteekse rijk
1000
1500
1600
1700
1800
1900
1950
NU BRON 6.2
BRON 6.3
BRON 6.4
10 0 0 -150 0 Steden en staten
6.1 De Investituurstrijd ❖ geestelijke macht ❖ wereldlijke macht ❖ erfopvolging ❖ bisdom ❖ investituur investituurstrijd ❖ verordening ❖ excommuniceren ❖ tegenpaus ❖ regel van Benedictus
W
BRON 6.6 Geestelijke en wereldlijke macht verdeeld door God
ist je dat men in de middeleeuwen geloofde dat alle macht van God kwam? Koningen, keizers en pausen zouden door God zijn aangewezenals zijn plaatsvervangers op aarde. De paus kreeg de geestelijke macht van God: hij moest leiding geven aan de kerk en de gelovigen. De koning of keizer ontving de wereldlijke macht: de macht om landen en hun inwoners te besturen. Het lijkt een eerlijke verdeling, maar de invloed van de paus bleek vaak groter. In deze paragraaf ontdek je hoe de koningen voor meer macht streden en welke gevolgen deze strijd had.
Koningen willen hun macht vergroten
BRON 6.7 Een Duitse keizer benoemt een bisschop
4
Rond het jaar 1000 waren leenmannen erg machtig. Als vazal leenden zij een stuk land van hun leenheer: de koning. Als een leenman stierf moest het gebied teruggegeven worden aan de koning. In de praktijk werd het stuk land na de dood van de leenman vaak doorgegeven aan zijn zoons. Erfopvolging noemen we dit. De koning had hier geen invloed op. Hoe kon hij zijn macht toch behouden? Sommige koningen kozen bisschoppen als leemannen, want die mochten geen kinderen krijgen. Ze benoemden zelfs vertrouwelingen als bisschop, zonder de paus om toestemming te vragen.
De organisatie van de kerk Tijdens de vroege middeleeuwen nam de invloed van de kerk in Europa sterk toe. Omstreeks het jaar 1000 had elke stad of dorp zijn eigen kerk en priester. De kerken binnen een bepaald gebied hoorden bij hetzelfde bisdom. Een bisdom werd bestuurd door een bisschop. Deze bisschop werd gekozen door priesters en andere machtige mensen uit het bisdom, en benoemd door de paus. Een bisschop kon dus niet benoemd worden zonder de toestemming van het hoofd van de kerk: de paus. Een ander woord voor de benoeming van een bisschop is investituur. Tijdens deze investituur ontving de bisschop een ring en een staf van de paus.
De Investituurstrijd
BRON 6.8 Koningen werden gekroond door een bisschop
Sommige bisschoppen werden erg rijk en machtig door hun rol als leenman. In de tiende eeuw ontstaat er een belangrijke hervormingsbeweging in de kerk. Deze hervormers vonden dat bisschoppen zich alleen met spirituele zaken moesten bezighouden. Ze mochten geen wereldlijke macht hebben, en ze moesten zeker niet rijk zijn. De hervormers waren ook tegen de benoemingen van bisschoppen door koningen en keizers. Volgens hen mocht alleen de kerk bisschoppen en pausen benoemen. Het protest van de hervormers hielp niet. Koningen en keizers gingen er gewoon mee door. Dit meningsverschil tussen wereldlijke leiders en de kerk heet de investituurstrijd. Paus Gregorius VII (regeerde van 1073-1085) wilde ervoor zorgen dat bisschoppen alleen door hem werden benoemd:
BRON 6.9 Paus
Gregorius VII verbiedt investituur door leken
“We hebben vernomen dat de investituur van bisschoppen vaak door leken wordt gedaan. Dit zorgt voor verwarring binnen de kerk. Daarom besluiten wij dat geen geestelijke de investituur van een keizer of koning mag aannemen. Doet hij dat wel, dan wordt hij door de kerk geëxcommuniceerd.”
De ruzie tussen Gregorius VII en Hendrik IV De investituurstrijd kwam tot een hoogtepunt nadat paus Gregorius VII beweerde dat hij meer macht had dan de keizer. In een pauselijke verordening, een formele brief van de paus, liet hij weten: BRON 6.10 In
de Dictatus Papae uit 1075 claimt de paus alle macht.
1.
Dat de Kerk van Rome door de Heer zelf gesticht is.
3.
Dat alleen de paus bisschoppen kan ontslaan en weer kan aannemen.
7.
Dat alle vorsten enkel de voeten van de paus kussen.
10. Dat de paus keizers af kan zetten. 16. Dat niemand een vonnis van de paus kan herroepen. 17. Dat hij door niemand berecht mag worden. 20. Dat de Kerk van Rome nooit fouten heeft gemaakt en nooit fouten zal maken.
5
BRON 6.12 Koning Hendrik IV (links) en zijn tegenpaus Clemens III (rechts).
‘Naar Canossa gaan’ is een uitdrukking geworden in onze taal. Het betekent ‘jezelf overgeven aan de macht van een ander’ of ‘om genade smeken’.
De Duitse koning Hendrik IV (1050-1106) en zijn Duitse bisschoppen protesteerde tegen de machtseisen van Gregorius. Zij luisterden niet langer naar hem. Toen Hendrik een bisschop in Milaan benoemde werd hij door de paus geëxcommuniceerd. Dat betekende dat Hendrik geen lid meer was van de kerk. Als hij stierf zou hij niet naar de hemel gaan. En omdat hij niet langer de door God aangestelde plaatsvervanger op aarde was, had hij geen wereldlijke macht meer. Niemand hoefde naar hem te luisteren. Er zat voor Hendrik niets anders op dan vergeving te vragen aan de paus. In de winter van 1077 reisde hij naar het kasteel van Gregorius in Canossa, in Noord Italië. Hij vroeg hulp aan de machtige gravin Mathilde van Toscane en abt Hugo van Cluny. Volgens verhalen zou de paus de koning drie dagen, op blote voeten en in slecht weer, voor de poort van het kasteel hebben laten wachten. Toen pas maakte de paus de excommunicatie ongedaan. Een aantal jaren later benoemde Hendrik toch weer bisschoppen. Het conflict laaide opnieuw op, maar dit keer had Hendrik de touwtjes in handen. Hij verdreef met zijn leger de paus uit Rome en benoemde zelf een nieuwe paus. Deze tweede paus, Clement III (regeerde van 1080-1100), wordt een tegenpaus genoemd. Hendrik liet zich in 1084 door deze tegenpaus tot keizer kronen.
BRON 6.11 Koning Hendrik IV vraagt hulp aan Mathilde van Toscane en de abt van Cluny.
6
Het einde van het conf lict Tegenpausen zoals Clement III waren geen uitzonderingen in de middeleeuwen. Tussen de derde en de vijftiende eeuw regeerden er soms twee, of zelfs drie pausen tegelijkertijd.
Nadat koning Hendrik hem afzette, verloor Gregorius al zijn macht. Maar zijn strijd om de kerk te hervormen ging door, ook na zijn dood. In 1122 sloten de toenmalige paus Calixtus II en de zoon van Hendrik IV, keizer Hendrik V, een overeenkomst. Ze spraken af dat bisschoppen zowel geestelijke als wereldlijke taken hadden. Als teken van deze wereldlijke macht ontvingen bisschoppen een scepter van de keizer. De investituur werd door de paus verleend.
Hervormingen in de kloosters In de vroege middeleeuwen werden veel kloosters groot en erg rijk. Monniken leefden niet meer strikt volgens de regel van Benedictus. Deze leefregel droeg monniken op om sober te leven en gehoorzaamheid, armoede en nederigheid laten zien. Maar ze hadden eten in overvloed, leefden in luxe en werkten weinig. Als reactie hierop ontstond in het klooster van Cluny, in Frankrijk, een hervormingsbeweging. De hervormers wilden dat de monniken weer volgens de regels gingen leven. Cluny werd een voorbeeld voor kloosters in heel Europa.
BRON 6.13 Welke
verschillen zie jij tussen de Franciscanen links en de paus en geestelijken rechts?
Ondanks alle inspanningen van de hervormers werden de kloosters al maar rijker. Als tegenbeweging ontstonden bedelorden, zoals de Franciscanen. Deze monniken reisden rond om te preken en les te geven. ‘Armoede’, ‘broederschap’, ‘vrede’ en ‘de mindere zijn’ waren hun idealen. Ze hadden weinig bezit en als het nodig was, mochten ze bedelen.
De kern De machtsstrijd tussen kerk en staat is een belangrijk kenmerk van de late middeleeuwen. De investituurstrijd was het hoogtepunt van deze machtsstrijd.
7
OLYMPIA KLEUREN
HOOFDSTUK 1 KLEUREN VAN DE
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUKKEN
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2 HOOFDSTUK 2 HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3 HOOFDSTUK 3 HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4 HOOFDSTUK 4 HOOFDSTUK 4
HOOFDSTUK 5 HOOFDSTUK 5 HOOFDSTUK 5
HOOFDSTUK 6 HOOFDSTUK 6 HOOFDSTUK 6
VASTE KLEUREN IN HET BOEK
9