4 minute read

Draadindustrie Neerlandia in Hoograven

In 1913 verhuisde de Chemische Fabriek v/h dr. F.C. Stoop van de Muntkade naar de weilanden van Hoograven, toen nog gemeente Jutphaas. Aan de Vaartsche Rijn liet men een langwerpige fabriekshal bouwen voor de productie van fosfaat en kunstmest — maar niet alleen dat. Kaliumnitraat kon behalve als meststof ook gebruikt worden voor buskruit. Daarom leverde de fabriek deze stof aan het Ministerie van Oorlog, een goede handel tijdens de mobilisatie vanwege de Eerste Wereldoorlog. Daarna ging het slechter met de Utrechtsche Chemische Industrie, zoals het bedrijf inmiddels heette. In 1932 volgde het faillissement. Vijf jaar later vestigde zich een heel ander bedrijf in de leegstaande fabriekshal.

De NV Draadindustrie Neerlandia werd in 1937 opgericht door drie ondernemers van buiten Utrecht: Roelof Verdam (1893-1961) uit Rotterdam, Roelof Minnes (1886-1962) uit Haarlem en Daniël Wolf (1898-1943) uit Den Haag. Verdam werd directeur, een functie die hij eerder had bekleed bij het Nederlandse verkoopkantoor van Iweco (International Wire Export Company).

Advertisement

'Hij is na zijn schooltijd steeds werkzaam geweest in de draadindustrie en kreeg internationaal bekendheid', volgens een krantenbericht. Roelof Minnes nam de functie van technisch directeur op zich.

Zakenman Daniël Wolf had het geld ingebracht: van de 500 aandelen ter waarde van een half miljoen gulden bezat hij er 470. Wolf was enigszins omstreden door de spoorhout-affaire (een monopolie op bielzenleveranties aan de NS) en als wapenleverancier aan de republikeinse regering tijdens hij organisaties als Eenheid door Democratie en de Vrijzinnig Democratische Bond in hun strijd tegen de NSB.

Spijkers en prikkeldraad

Naast de bestaande fabriekshal in Hoograven lieten de ondernemers direct een nieuwe bouwen, waardoor de oorspronkelijk vrijstaande schoorsteen van het ketelhuis opgenomen werd in het geheel. De Hoogravense architect Willem Duyff jr. (1897-1956) kreeg de opdracht voor het ontwerp van de ijzeren kapconstructie. In de loop der jaren zouden meer uitbreidingen volgen. Duyff ontwierp in 1949 ook twee bedrijfswoningen bij de ingang. Ondertussen verrezen er veel woningen aan de Verlengde Hoogravenseweg en de Julianaweg. In 1954 zou dit deel van de gemeente Jutphaas bij Utrecht worden gevoegd.

Bij de start in 1937 had Neerlandia ervaren personeel kunnen overnemen van een failliete schroefboutenfabriek in Noord-Brabant. In de draadstaalfabriek werden uit rondstaal (ijzerdraad) producten gemaakt zoals klinknagels (spijkers), gaas, prikkeldraad en hengsels. Door DEMKA geleverde rollen staal werden over het water aangevoerd en eerst met zwavelzuur van roest ontdaan. Vervolgens werd de draad met machines op maat getrokken, gebogen of tot gaas geweven en uiteindelijk verzinkt. De fabriek had daarvoor twee verzinkerijen.

Twee gevels en een hoge schoorsteen zijn tastbare overblijfselen van de fabriek die aan de Verlengde Hoogravenseweg stond. Andere herinneringen vormen de nieuwe straatnamen sinds de herontwikkeling tot woningen en horeca. De Neerlandiakade kreeg als zijstraten IJzerdraadpad, Vlechtdraadhof en Puntdraadhof, die uitkomen op de Draadnagelweg. Ze zijn genoemd naar de producten die hier tussen 1937 en 1971 werden vervaardigd.

Al snel na de oprichting brak de Tweede Wereldoorlog uit. Grootaandeelhouder Daniël Wolf, die van joodse komaf was, vluchtte tijdens een zakenreis naar New York. Zijn vrouw en dochters konden niet meer wegkomen en kwamen in Bergen-Belsen terecht, maar overleefden de oorlog. Wolf zelf niet: hij overleed in 1943 aan een hartaanval. Zijn bedrijven waren onder beheer gekomen van een 'Verwalter'. Voor Neerlandia-directeuren Verdam en Minnes was dit een lastige periode. 'In 1945 verkeerde het bedrijf, dat veel geleden had onder de roofzucht van de Duitsers, in zo'n toestand, dat men als het ware opnieuw moest beginnen', schreef het Utrechtsch Nieuwsblad later.

Einde en herbestemming Na de oorlog kwam het bedrijf toch tot wasdom. Er verschenen talrijke personeelsadvertenties voor draadnagelmakers, draadvlechters en draadtrekkers. Op de em- ballage-afdeling werkten vooral vrouwen, die de spijkers in vaatjes en later dubbelwandige kartonnen dozen verpakten. Het schijnt dat er elk jaar grote bestellingen uit de VS kwamen tijdens het orkaanseizoen, als er veeltuatie kennelijk, want in 1951 vroeg Neerlandia een vergunning aan om vijftig arbeiders te ontslaan wegens 'werkvermindering'. Begin jaren zestig bereikte het bedrijf een hoogtepunt van 400 personeelsleden, onder wie mediterrane gastarbeiders.

Toch ging Neerlandia in 1971 failliet. Oorzaak waren verhoogde invoerrechten voor de Verenigde Staten, op dat moment maar liefst 90% van de afzetmarkt. 122 mensen verloren hun baan. Enkele jaren later nam lompen- en metaalhandelaar Prozee de oude fabriek in gebruik. Kort daarop woei het dak er nog af tijdens een windhoos. In 2002 moest Prozee z'n activiteiten er staken vanwege brandveiligheidsvoorschriften.

Jarenlang stond het complex er vervallen en verlaten bij, totdat in 2013 de sanering en herontwikkeling kon beginnen. Alleen de zuidgevel en westgevel van de fabriekshal uit 1914 bleven staan. De schoorsteen werd gedemonteerd en rechtsvoorman herbouwd als een markant element. De 130 nieuwe woningen op het terrein hebben een enigszins industriële stijl gekregen. In de deels heropgetrokken fabriekshal liggen de appartementen aan een binnenstraat. Aan de Neerlandiakade opende in 2018 Bar & Bistro Op Zuid.

Jacobsgasthuissteeg Straatnamen

De Jacobsgasthuissteeg is een honderdtwintig meter lange straat in de binnenstad van Utrecht. De straat begint aan de Oudegracht met een poortje op nummer 213, die toegang geeft tot de steeg. De Jacobsgasthuissteeg loopt door tot de Springweg. Halverwege de straat is er een verbinding met de Haverstraat en de Zwaansteeg. De straat heeft zijn naam te danken aan het Sint-Jacobsgasthuis. Dat was gevestigd op het bovengenoemde huisnummer, op het adres Oudegracht 213. Bij het gasthuis stonden daarnaast tien Godskameren in de steeg. Deze kameren werden ‘om Godswil’ gebouwd als kosteloze woningen voor arme mensen, meestal bejaarden of gezinnen. In de loop der tijd werden de vrijwoningen omgezet in huurwoningen. Het Jacobsgasthuis voorzag pelgrims die onderweg waren naar Santiago de Compostella van onderdak. De verhuur van deze huisjes was een inkomstenbron voor het gasthuis.

Na de reformatie in de zestiende eeuw besloot de raad van Utrecht het gasthuis te verkopen en de gelijknamige broederschap op te heffen. Pas in 1642 werd het in gedeelten aan particulieren verkocht en verbouwd tot woonhuis. In de achttiende eeuw kreeg het een nieuwe voorgevel. Twee eeuwen later werd het met de aangrenzende panden als bedrijfspand ingericht.

In 1972 heeft de gemeente Utrecht deze panden aangekocht. Er werd een plan voor restauratie en verbouwing gemaakt. Echter vlak voor de start van de bouw in 1977 zijn een aantal belangrijke monumentale aspecten van de panden door een brand verloren gegaan. Ter herinnering aan deze verbouwing werd er in 1994 boven het poortje op nummer 213 een gevelsteen aangebracht die verwijst naar het voormalige Sint-Jacobsgasthuis.

Rond 1979 vond een stadsvernieuwing plaats in de Jacobsgasthuissteeg en de verbonden Zwaansteeg. Hierbij werden veel panden gesloopt, waaronder alle Godskameren, op een na (nummer 23). In de stadsvernieuwing zijn vervolgens 28 nieuwbouwwoningen gebouwd, verdeeld over beide stegen.

Volgens de ‘Lijst van beschermde monumenten’ van gemeente Utrecht staan er twee beschermde monumenten in de Jacobsgasthuissteeg. Het pand op nummer 24 is een rijksmonument. Het pand op nummer 13 is een van oorsprong achttiende-eeuws huis dat volledig is herbouwd na de brand in 1977. Dit pand is dan ook een gemeentelijk monument. Het voormalige gasthuis op nummer 213 is ook een rijksmonument, maar hoortdegracht.

Volgende week vertellen we het verhaal achter de Voetiusstraat. Kun jij ons meer vertellen over de herkomst van deze straatnaam? Laat het ons dan weten.

This article is from: