2 minute read

Communicatie ............................................................................................................................. 8 Communicatie

COMMUNICATIE

Communicatie

In verschillende situaties treed je op als centraal aanspreekpunt. In al die situaties ben jij bezig met communicatie. Dit kan zijn tijdens de sportieve en recreatieve activiteiten, maar ook bij het uitoefenen van werkzaamheden in het frontoffice. Het frontoffice is meestal het eerste wat iemand bij binnenkomst in een bedrijf ziet. Klanten en gasten komen persoonlijk, per telefoon, per post of via een website of e-mail met het frontoffice in contact. In de sport- en recreatiebranche heb je het over de receptie van een bedrijf als je over een frontoffice praat. Andere benamingen voor het frontoffice van een sportof recreatiebedrijf zijn dan ook de receptie, de balie of de ontvangst. ‘Achter’ het frontoffice heeft een bedrijf een backoffice. Dit zijn de plekken in het bedrijf die niet in rechtstreeks contact staan met de klant of gast. Zij houden zich op de achtergrond bezig met het product of de dienst. Denk bijvoorbeeld aan de ICT-afdeling, het personeelsmanagement of de administratie. Als je bij het frontoffice werkt, ben je vaak de eerste binnen het bedrijf die contact heeft en dus communiceert met een gast of klant. Voor communicatie heb je een zender, een boodschap en een ontvanger nodig.

Zo werkt communicatie.

Alles wat jij duidelijk wilt maken aan andere mensen valt onder communicatie. Bij communiceren gaat het niet altijd om praten. Het kan ook gaan om de tekst die jij typt of om foto’s. Communicatie kan dus op vele manieren. Vaak gebruik je meerdere manieren door elkaar. Wat je ook doet, je bent altijd bezig met het uitzenden van een boodschap.

De zender

De zender is degene die informatie geeft. Dat kan een persoon zijn, bijvoorbeeld een gast. Maar ook dieren of dingen kunnen een zender zijn. Bijvoorbeeld een verkeerslicht. Als het verkeerslicht groen is, dan weet je dat je door mag rijden. Het verkeerslicht zendt dus een boodschap uit.

Zender.

De boodschap

De informatie die je met elkaar deelt, noem je de boodschap. Tijdens een gesprek krijg je meestal meerdere boodschappen tegelijk. Dat komt doordat je tegelijk met je woorden en met je lichaam een boodschap aan de ander geeft.

Kevin rent naar de uitgang. Hij roept: "Ik ga weg." Boodschap 1 is wat Kevin zegt: "Ik ga weg." Boodschap 2 is wat Kevin laat zien met zijn lichaam. Hij rent. Zijn boodschap is daarom: ‘Ik heb haast.’

De ontvanger

De ontvanger is degene voor wie de boodschap is bedoeld. Als een gast iets tegen jou zegt, dan ben jij de ontvanger. Zeg je iets terug, dan word jij de zender en is de gast de ontvanger. Je kunt tijdens een gesprek zender én ontvanger zijn.

Opdracht 1 Communicatieschema

a. Zet de woorden op de juiste plek in de strip.

Boodschap, Ontvanger, Zender

b. Leg in je eigen woorden uit wat de boodschap is.

This article is from: