2 minute read

Samenvatten-en-doorvragen

Samenvatten

Een samenvatting is een korte versie van een verhaal. Tijdens een gesprek kun je een samenvatting maken van wat de ander heeft gezegd. Je herhaalt dan in het kort en in je eigen woorden wat zijn boodschap was. De ander geeft daarna aan of je samenvatting klopt.

Voordelen van samenvatten: • Je kunt controleren of je de ander goed hebt begrepen. • De ander krijgt het gevoel dat je goed naar hem luistert. Dat stelt de ander gerust.

Je kunt een samenvatting beginnen met een de woorden: ‘Dus als ik het goed begrijp …’

Doorvragen

Als de sporter of de gast je iets vertelt en het is voor jou nog niet helemaal duidelijk, vraag dan om verduidelijking. Zonder doorvragen is het haast onmogelijk iemand goed te begrijpen. Als een sporter bijvoorbeeld zegt: "Daar vond ik nooit zo veel aan", vraag dan wát hij er niet zo leuk aan vond.

Doorvragen betekent dat je een vraag stelt over wat de ander je net heeft verteld. Hoe meer je doorvraagt, hoe meer informatie je krijgt.

Voor doorvragen kun je deze vragen gebruiken: • Hoe bedoel je dat? • Kun je daar een voorbeeld van geven? • Waarom denk je dat? • Wat zou er dan kunnen gebeuren? • Wat gebeurde er toen? • Wie waren erbij?

Er zijn twee soorten vragen die je bij het doorvragen kunt gebruiken: 1. gesloten vragen

Gesloten vragen stel je als je behoefte hebt aan feitelijke informatie. Het zijn vragen waar maar één antwoord op mogelijk is. Vaak worden deze vragen dan ook met ja of nee beantwoord. 2. open vragen

Open vragen stel je als je behoefte hebt aan achtergrondinformatie en informatie waarbij gevoelens een rol spelen. Dit zijn vragen waar dus allerlei antwoorden op mogelijk zijn.

Opdracht 9 Verteller en luistervink

Voor deze opdracht werk je samen met twee klasgenoten. a. Voer een gesprek. Bedenk wie wat doet.

Student 1: de verteller

Kies een onderwerp waar je veel over kunt vertellen, bijvoorbeeld: • het televisieprogramma dat je gisteravond hebt gekeken • je hobby • je favoriete muziek • je toekomstplannen • je stage • je favoriete vakantiebestemming.

Vertel aan de luistervink een verhaal over dit onderwerp. Student 2: de luistervink Luister actief naar persoon 1. • Kijk persoon 1 aan. • Zeg op de juiste momenten ‘hm hm’ , ‘ja’ of ‘nee’ . • Richt je voeten en je lichaam naar persoon 1. • Vat samen wat persoon 1 heeft verteld.

Student 3: de kijker

Kijk naar het gesprek tussen de verteller en de luistervink. b. Kijkt de luistervink de verteller aan? ja / nee

Zegt de luistervink op de juiste momenten ‘hm hm’? ja / nee

Heeft de luistervink zijn lichaam gericht naar de verteller? ja / nee

Vat de luistervink het verhaal van de verteller samen? ja / nee

Vraagt de luistervink bij het verhaal van de verteller door? ja / nee c. Heeft de verteller het gevoel dat de luistervink goed naar hem heeft geluisterd? Waarom wel of niet?

This article is from: