Playful Architecture

Page 1

start!

PLAY FUL ARCHI TEC TURE

magazine sint-lucas gent 2011 editie 1

48



e

d

i

t

o

l

2

g a l l e r y

4

r a

e t

n

e

n i

w

l

a

p

l

b

u

i

i

o

i

e

t

p

r

t

f

e d

d e

8

y

e

s

20

l

d

32

c

k

38

i

y

b

e

n

a

w u

e

y

a

t

a

e

a

p

e

l

p l a y d o h

48 62

b

f

i

e

64

g

r

s

a



2

EDITO RIAAL

editoriaal La joie de vivre, le jeu de l'architecture!

Als architect maak je een spelbord: enkele stappen omhoog, een tijdje vertoeven in een kamer, bestemming bereikt. Hoe het spel gespeeld zal worden, welk parcours de pionnen afleggen, weet je niet. Maar de amusementswaarde en de snelheid van het spelen van het spel, kan je als architect verhogen of verlagen. Dit tijdschrift dompelt jou onder in het thema ‘spel in architectuur’.

Renewed Attitude brengt vernieuwde denkwijzes aan het licht. Op de Student Conference sprak Claudia Raurrel ons toe met de woorden: “We are students, we can change the world.” New Eyes laat studenten toe te kijken naar eigen projecten vanuit de invalshoek playful en een kritische zienswijze van medestudenten te ontvangen. Het in vraag stellen van de grenzen van het lesgeven wordt door Pieterjan Ginckels en Joris Van Reusel in sterke mate afgetoetst op eigen terrein. Playing Field ontmoet docenten in de praktijk. Playback werpt een terugblik op het initiatief om iedere buurt in Amsterdam een kleine openbare speelplaats te geven. Aldo Van Eyck ontwierp afhankelijk van de locatie, een aantal composities van zitbanken, bomen, hagen, kleurige stoeptegels, klimrekken. Met de speelplaatsen kon hij zijn ideeën over architectuur, over relativiteit en verbeelding, in de praktijk brengen. Buitenspel interviewt architecten die actief zijn buiten de muren van Sint-Lucas. De ontwerpers van NU Architectuuratelier durven vorm, kleur, textuur en materiaal op speelse wijze te combineren, mét oog voor detail. Gangbare ontwerpkeuzes in vraag stellen, uittesten, durven en doen! La joie de vivre, le jeu de l’architecture!

JW



BOUWT DE 60-JARIGE TSCHUMI PARC DE LA VILLETTE VOOR 6-JARIGE KINDEREN OF BOUWT HET 6-JARIGE KIND MET ZIJN LEGOBOX HET PARK VOOR DE 60-JARIGE?





RENEWED renewed ATTITUDE attitude 8

Soft City

Tijdens de workshop ‘Soft City’ van de Fragile Student Conference, gehouden op 7 april te Gent, werd het duidelijk dat er een parallel getrokken kan worden tussen twee afzonderlijke werken van verschillende auteurs. Het betreft de paper ‘Social Fluidity – Liquid Architecture’ van de Spaanse architectuurstudente Clàudia Raurell en het conceptueel model van een kinetisch paviljoen, gemaakt door Yannick Bontinckx en mezelf. Beide projecten, afzonderlijk gepresenteerd, vormen samen een gelijklopende conversatie met een gelijkaardige vraagstelling, waarover hieronder mogelijke antwoorden volgen. Vertrekkend vanuit de standpunten van de modernistische architectuur en vanuit de constante nood naar verandering door het individualisme stelt Claudia zichzelf de vraag hoe architectuur een antwoord kan bieden op de fluïditeit die zo kenmerkend is voor de huidige individualistische samenleving. Ons vervormbaar paviljoen, dat we juist na haar uiteenzetting voorstelden, reageert op beweeglijkheid van zijn omgeving en lijkt een mogelijk antwoord op haar stelling. d o o d v a n d e a r c h i t e c t Claudia begint haar theoretische uiteenzetting met de vaststelling dat moderniteit kan beschouwd worden als een reactie op de toenmalige grote sociale en industriële transformaties. Zowel de architectuur als de manier van leven veranderden en architecten presenteerden

zichzelf als de coördinatoren van deze nieuwe levensstijl. De opvatting over architectuur als een allesomvattend fenomeen was een erfenis van de Gropius Bauhaus School en werd tevens een beginsel van het Moderne discours. De architect was een almachtige figuur, een multidisciplinaire persoon getraind om elke schaal van het ontwerpproces te coördineren en meestal te controleren. Eigenlijk waren Bauhaus architecten wanhopig op zoek naar steeds meer controle. Volgens Claudia is dit vergelijkbaar met sommige huidige roemzuchtige en egocentrische architectuurpraktijken. De Franse filosoof Roland Barthes claimt in 1967 ‘the death of the author’ in de literatuur. Hij stelt dat bewuste lezers kritiek kunnen uiten op literair werk, zodat auteurs hun creatieve beperkingen erkennen. Het omgekeerde doet zich voor in de architectuur van de XXe eeuw. De opkomst van de moderne architectuur genereert een versterking van het individualisme. Deze is nog steeds voelbaar in de hedendaagse architectuur. Er is een paradoxale situatie ontstaan waarbij de


geldingsdrang van de architect die van de gebruiker verhindert. Claudia stelt zelfs dat de architectuur wordt verzwakt door het eindeloze ego van de architect. De architect weigert elke vorm van interventie van de gebruiker waarvoor hij het gebouw ontwerpt. Hierdoor verliezen architecten de capaciteit sociale, urbane en omgevingsfactoren te herkennen als iets dat architectuur beïnvloedt.

op individualisme en privatisering. Individualisme vergroot het gevoel van onzekerheid over “de andere” en betekent de vernietiging van de sociale ruimte.

In tegenstelling tot deze blinde architecten, onbekwaam om de complexiteit van architectuur te vatten, wordt socioloog Zigmunt Bauman door Claudia naar voren gebracht. Bauman beschrijft in zijn boek “Liquid Modernity” (2000) het begrip fluïditeit als constante veranderingen die zich voordoen in onze geïndividualiseerde samenleving. Het statische gedrag van de mens evolueert naar een soort van !uïde gedrag; de soliditeit van sociale structuren verbrokkelt. Fluïditeit kan niet verbonden worden met ruimte of tijd omdat het steeds nood heeft aan verandering. Om te kunnen bewegen moet men flexibel zijn, in staat om uit te breiden, zonder verbintenissen of grenzen. Fluïditeit vertrouwt dus

r e a c t i e & i n t e r a c t i e Traditionele architectuur is bedacht als hardware, “hardspace”: statische wanden, daken en vloeren die ons omsluiten. Een alternatieve benadering zou kunnen zijn om architectuur als software: “softspace”, te beschouwen, waarin mensen hun eigen programma kunnen schrijven voor ruimtelijke en dynamische interactie.2 Technologie spoort in deze context aan tot interactie tussen mensen onderling, en tussen mensen en ruimte. Als softspace mensen stimuleert om performers te worden in hun eigen omgeving, dan voorziet de hardspace het kader voor deze interacties.

Claudia eindigt haar theoretisch discours met de vraag hoe architecten, tot nu toe enkel ontwerpers van statische ruimtes, kunnen inspelen op de heersende fluïditeit.1


10

Kunnen we er dan van uitgaan dat iedereen in staat is ruimte te ontwerpen, als een architect enkel de hardspace ontwerpt? De huidige technologische ontwikkelingen stellen de rol van de architect in vraag omdat mechanismen, die op gebruikers en de omgeving reageren, mensen toelaten zelf een bepalende rol te nemen in het ontwerpen van hun eigen ruimte. Architecten kunnen niet langer de grenzen van de menselijke verplaatsingen controleren. Als een architect een interactief systeem ontwerpt, dan ligt de architectuur zelf (die enkel bestaat op het moment van gebruik) in handen van de eindgebruiker.

aanpassen op verschillende manieren.

Terwijl er in de traditionele architectuur een duidelijk onderscheid is tussen “diegene die ontwerpen” en “diegene die gebruiken”, stimuleert interactieve architectuur de metamorfose naar een participatief systeem dat zich constant aanpast. De architectuur wordt steeds gebouwd en heropgebouwd door zijn bewoners. Een structuur varieert in zijn afmetingen wanneer verschillende groepen mensen eraan bijdragen en deze

Maar in een systeem waarin iedereen al designer is, zou het van vitaal belang zijn dat de architect niet opnieuw het bovenvermelde proces “objectief” controleert. In plaats van te coördineren, zou hij samenwerkingen moeten bevorderen. De rol van de architect zal grondig veranderen omdat mensen zelf de ruimte zullen willen interpreteren, toe-eigenen en binnen hun eigen logica hergebruiken.

Het is noodzakelijk in de nabije toekomst infrastructuren te ontwikkelen die “nietprofessionele” architecten in staat stellen te participeren in het ontwerpen bouwproces. In zekere zin, is dit al aan de gang in de “zelfbouw” trend (vb. Ikea). Echter, “professionele” architecten kunnen deze transitie versnellen door instrumenten te ontwerpen die mensen zelf kunnen gebruiken om hun omgeving op te bouwen. Het gaat om het ontwerpen van tools die mensen meer betrekken en uiteindelijk verantwoordelijker maken voor de ruimte die ze bewonen.


3

IN DIT ONTWERP WORDEN MEERDERE VARIANTEN VAN INTERACTIE ONTWIKKELD TUSSEN VERWISSELBARE ELEMENTEN.


12

c u b e - b a r s & k i n e t i c - p a v i l i o n Twee architecturale projecten werden gepresenteerd als een onderzoek naar en tegelijk ook een reactie op de besproken problematiek. Het project van Claudia, “Cube-Bars” is het resultaat van een aantal brainstorms die ze heeft ontwikkeld als een work in progress tijdens haar architectuurstudies.3 Ze is niet bepaald op zoek naar antwoorden, maar presenteert eerder een hypothese. De vorm vertrekt vanuit het idee van celdeling van de ruimte. Het is gebaseerd op een minimale functionele bezetting, rekening houdend met de menselijke schaal. Het project ontwikkelt meerdere varianten van de interactie tussen twee verwisselbare elementen: de gevel en de bar. De modules worden geklasseerd op basis van hun positie tegenover de gevel en de bar. Dit resulteert in acht varianten die op hun beurt vermenigvuldigd kunnen worden. Het doel is om de gemeenschappelijke taal tussen de architect en de eigenaar te

benadrukken. De flexibele bar is ontworpen voor een geschikte ruimtelijke dimensie. Zijn functie is het onderverdelen of het verbinden van ruimte. De eigenaar bepaalt zelf de ruimtelijke compositie. Flexibiliteit verschijnt door de beweging van zijn stukken. In alle mogelijke typologieën verdeelt de bar de ruimte in twee delen. Deze typologie geeft de eigenaar de mogelijkheid het samenstellen en het gebruik van de twee kamers zelf te bepalen op basis van zijn behoeften. Er bestaat geen vooraf bepaalde hiërarchie. De positie van de bar is bepalend voor het ervaren van de ruimte in het huis. De bar vormt de ruimte volgens de functies die de eigenaar nodig heeft. Het huis wordt dus getransformeerd (uitgebreid of gecomprimeerd) afhankelijk van de activiteit die erin gebeurt. De keuken explodeert bijvoorbeeld om deel uit te maken van de living. Dit resulteert in een constante ontwikkeling en beweging van het gebouw. De transformaties veranderen het beeld van het gebouw ook telkens wanneer de


DIT PROTOTYPE VAN EEN INTERACTIEVE DAKSTRUCTUUR KAN ZICHZELF AUTOMATISCH EN OP UITEENLOPENDE MANIEREN WIJZIGEN

WANNEER DE PARAMETERS VERANDEREN.

4


14

gevel verschoven wordt. Het is een nieuwe typologie, die nooit eindigt, die nooit af is omdat het onderworpen is aan permanente verandering. Dit veranderlijke gebouw stemt overeen met de huidige veranderende maatschappij: verwisselbare flexibiliteit voor een dynamisch geheel. We hebben met ons kinetisch paviljoen ook naar toepassingsmogelijkheden gezocht voor interactie, vervorming en flexibiliteit in de architectuur. Tijdens de presentatie traden we in een dialoog met Claudia, door duidelijk te maken dat ons project een eerder letterlijke interpretatie is van dezelfde vraagstelling. Het paviljoen is in staat zijn ruimtelijke configuratie te laten reageren op weersomstandigheden, op verplaatsingen van mensen en op menselijke 4 gemoedstoestanden. Zijn vorm kan dus afhankelijk gemaakt worden van omgevingsvariabelen en ecologische aspecten. Net als elk organisme kan dit prototype van het gebouw zichzelf automatisch en op uiteenlopende manieren wijzigen wanneer de parameters

veranderen. De dakstructuur kan reageren op de dynamiek van de verplaatsingen en constant veranderen naargelang de afgelegde trajecten. Zo ontstaat er een rechtstreekse dialoog tussen de wandelende personen en de perceptie van de ruimte waar zij zich in bevinden. Mensen kunnen via hun lichaamsbewegingen een directe en zichtbare invloed hebben op de dynamische ruimte. Het paviljoen geeft als het ware mensen de vrijheid om hun omgeving zelf te bepalen doordat de architecturale ruimte interageert met hun acties. Het paviljoen zou zich als een dynamisch en vloeiend organisme gedragen dat in staat is behoeftes te begrijpen en deze te vertalen in een ruimtelijke configuratie. Dit prototype van een interactieve dakstructuur is een poging tot het herdefiniĂŤren van de driedimensionale ruimte door deze te koppelen aan digitale gegevens. Het schaalmodel van het paviljoen is opgezet als een eerste stap in het testen van de benodigde hardware en software configuraties en het uitproberen van verschillende vormen van interactie.


“Architectuur zal evolueren van een statisch gegeven naar een omgeving die aanpasbaar en dynamisch is, reactief en levendig.�


16

We hebben een kader opgesteld waarbinnen verschillende open source programma’s direct op elkaar afgestemd zijn. Het bundelen van die software biedt een grotere ontwerpvrijheid waardoor de mogelijke toepassingen ook veel uitgebreider zijn dan degene die we tot nu toe uitgetest hebben. Aangezien we een open udp protocol hanteren, kunnen andere onderzoekers een eigen script voor het paviljoen schrijven met een zelf gekozen software. Dankzij dit open systeem van samenwerkingen kan het paviljoen gemakkelijk uitgebreid worden. i n t e r a c t i v i t e c t Het ontwikkelen van een interactieve architectuur is een antwoord op de vraag naar programmeerbare, dynamische, flexibele en aanpasbare omgevingsfactoren in het digitale tijdperk. Interactiviteit heeft zijn weg wel al gevonden in bijna alle onderdelen van het publieke en private domein. In deze context manifesteert de opkomst van interactiviteit in de architectuur zich als een onafwendbare evolutie van de architectuur. Architectuur wordt nu vaak gezien als

iets dat “absoluut” vaststaat, aangezien de architect duidelijke uitgangspunten inneemt door bijvoorbeeld elke ruimte zeer precies af te bakenen. De bovenstaande projecten tonen aan dat dit niet meer het geval hoeft te zijn. Het bedenken van nieuwe ruimtelijke functionaliteiten spoort dan ook aan die te koppelen aan een optimale gebruikersparticipatie. Architectuur zal evolueren van een statisch gegeven naar een omgeving die aanpasbaar en dynamisch is, reactief en levendig. Het zal zich omvormen tot een middel om informatie op een dynamische manier uit te drukken, waarbij de architect enkel de parameters zal bepalen.

EE

1 3 2 4

RAURELL Clàudia, Standard space–not standard people, From Barthes “death of the author” to Bauman’s liquid subject (2011)

USMAN Haque, Hardspace, Softspace and the possibilities of open source architecture (2002), www.haque.co.uk VANDEN ELSACKER, E., BONTINCKX, Y., www.kineticpavilion.com




n e s t e c o m o s i i o n

d p t s

3AR2010mixedmedia6 m

a

n

i

f

e

s

t

j a s m i e n w o u t e r s


NEW EYES Projectbesprekingen 20

new eyes t

o

e

l

i

c

h

t

i

n

g

r

e

f

l

e

c

t

i

e

Nested Compositions is een kleinschalig project waarbij aan verschillende spelers gevraagd wordt een verblijf te maken met behulp van dertien blokken. Een vloer kan veranderen in een stoel, een plafond, een muur. Vloerniveaus zijn relatief; mensen kunnen deze ruimtelijkheid herinterpreteren in overeenstemming met waar ze zijn. Inwoners ontdekken verschillende functies. Form doesn’t follow function. Er ontstaan plekken waar binnen en buiten samenkomen, voorkanten worden achterkanten en omgekeerd. Er ontstaan verschillende gradaties. Plekken ontstaan door lokale relaties tussen jou en het object; de connectie. Bovendien heeft het nestelen geen schaal; het heeft de intimiteit van een huis en de verscheidenheid van een stad. Als architect kan je steeds dezelfde bouwstenen aanreiken, maar hoe de bewoners er mee omgaan zal altijd verschillend zijn.

De lichtheid van deze blokken en hun beperkt aantal wekken bij mij de behoefte om te experimenteren op. De bouwstenen voelen aan als een houvast, zowel een visueel of mentaal herkenningspunt op dit grote grasveld. Om te zijn en geborgenheid op te bouwen, probeer ik mezelf af te bakenen ten opzichte van de ruimte. Mijn bewegingsvrijheid bepaalt wat binnen en buiten zou kunnen zijn. Tegelijkertijd lijken de begrenzingen van het haalbare te verdwijnen in de open vlakte. Ik kan niet meer dan een halve muur bouwen, de grondvesten van een deur, een raam of de contouren van sommige meubels suggereren. Maar door de basis te leggen van een gebouw, voel ik nu aan hoe complexer ik die zou willen. Via dit spel, kom ik in aanraking met de basisprincipes van architectuur, zowel op technisch als op filosofisch vlak. Bij het maken van deze opstelling, ontwikkel ik een denkconstructie die aansluit bij een minimale opdeling van een ruimte.

JW

EE


d

o

t

s

t

o

e

l

i

c

h

t

i

n

g

‘Dots’ is een interactieve projectie waarbij de bewegingen van voorbijgangers geregistreerd worden via een webcam en dan direct geprojecteerd worden als abstracte vormen op een muur. Deze muur reageert dan als een gevoelige plaat op de dynamiek van de verplaatsing en blijft constant veranderen naargelang het afgelegde traject. Zo ontstaat een rechtstreekse dialoog tussen de wandelende personen en de perceptie van de ruimte waar zij zich in bevinden. De opkomende technologieën kunnen niet alleen gezien worden als een middel om nieuwe vormen te creëren, maar ook om een architectuur te ontwerpen die reageert op beweeglijkheid. Tijd is in dit geval onlosmakelijk verbonden met ruimte, omgeving en mensen.

3AR2010mixedmedia6 m

a

n

i

f

e

s

t

elisevandenelsacker

Gewoonlijk wordt tijd, in films en video’s, verdeeld in een serie stilstaande beelden die elkaar opvolgen en dan verdwijnen. In dit werk, komen de beelden, die anders


22

verloren zouden gaan, telkens terug -gele stippen-, tot ze overschreven worden door een andere beweging. Dan is de eerdere beweging voorgoed verdwenen. De toeschouwer kijkt naar een abstractie van de tijd waar veranderlijkheid centraal staat. Dit project is ‘OpenSource’ gemaakt, zodat iedereen deze projectie kan gebruiken en installeren op een zelf gekozen locatie door de volgende technologieën te combineren: een computer met een internetverbinding, een webcam, een online beschikbaar flashbestand en een projector.

EE

r

e

f

l

e

c

t

i

e

Bij het kijken naar de wand in dit project ga je op zoek naar een herkenningspunt. Een zoektocht, geleidt door nieuwsgierigheid en creativiteit, naar herkenbare contouren binnen deze abstracte vormen. Kleuren, blauw, geel en zwart, geven een spel weer en laten een driedimensionale ruimte vermoeden. Na verloop van tijd wordt dit vermoeden bevestigd en herkennen we in dit patroon van bewegende stippen de bewegingen die door de bezoeker worden gemaakt. Zo ontstaat er een interactie tussen de passant en het object. Dit spel van tijd en ruimte wordt nog sterker benadrukt door het behoud van de voorgaande beweging en het overvloeien van de volgende beweging. Een voortdurend verdwijnen en verschijnen van herkenbare beelden. Het geeft weer dat architectuur niet statisch hoeft te zijn, maar een dialoog kan aan gaan met zijn gebruiker.

EW


academie v o o r dilbeek

4 A R 2 0 1 1 o n t w e r p e n academie

voor

woord

dans

e

l

en s

w

i

l

muziek, te l

Dilbeek e

m

s

t

o

e

l

i

c

h

t

i

n

g

Dilbeek is het scharnier tussen Brussel en het Pajottenland, gelegen in de hoek waar de Ring en de Ninoofsesteenweg elkaar kruisen. Aan de rand van dit gebied bevindt er zich een unieke groenzone, de ‘wolfsputten’. Deze voormalige steengroeves, waar ontginning van zandsteen plaatsvond, bieden een groene omgeving aan de omliggende woonzone. In deze zone bevindt zich tevens het cultuurcentrum van Dilbeek, de westrand. Het cultuurcentrum, met bibliotheek en concertzaal, werd ontworpen daar arch. A. Hoppenbrouwers eind jaren ’60. Deze betonnen reus domineert de site en zijn omgeving. Samen met het huidige parkeerterrein blokkeren deze de groene as die doorheen Dilbeek loopt. Het ontwerp versterkt deze as opnieuw. Steunend op een bos van kolommen maakt de nieuwe academie een verbinding met het statige gebouw van Hoppenbrouwers. Ter hoogte van de inkom van de Westrand en de toegevoegde volumes wordt een plein aangelegd in zandsteen.


24

In tegenstelling tot de achterzijde van het huidige cultuurcentrum staat de voorgevel enorm in contrast met de tegenovergelegen woningen. Het ontwerp maakt een overgang tussen de schaal van het cultuurcentrum en de schaal van het dorp. Samen met het bestaande gebouw omarmt ze een binnentuin. Hierbij wordt duidelijk weergeven dat het ontwerp eerder als een uitbreiding kan worden gezien op het bestaande cultuurcentrum. De academie is meer dan een saaie, lange schoolgang met een reeks identieke deuren die toegang geven tot de klaslokalen. Ruimten en elementen zijn meer dan wat ze op het eerste zicht doen vermoeden. Flexibele ruimten met openschuifbare wanden zorgen voor een verbinding tussen de verschillende richtingen binnen de academie. Trap als zitelement, gang als ontmoetingsruimte, klaslokaal als podium. Ontmoeten, kijken, tentoonstellen, voorstellen, leren, musiceren. Muziek, woord en dans.

EW

r

e

f

l

e

c

t

i

e

In dit project staat het thema spel tengevolge van zijn programma volledig centraal in het gebouw. In zowel toneel, dans en muziek is het ‘spel’ belangrijk. Het spelen, performen en gebruiken van de ruimte – een toneel, maar ook een dans of muziekoptreden, kan pas met een setting – is dus vooral in dit project een belangrijk aspect. Spel is in dit project opgevat als een manier om het gebouw te laten leven. De ruimtes zijn zo ontworpen dat er naast het evidente gebruik van een bepaalde ruimte ook nog meerdere alternatieve gebruiken mogelijk zijn. Heel het gebouw wordt podium, bezoekers en gebruikers worden acteurs en iedere ruimte kan in een mum van tijd tot scène worden omgebouwd: “All the world’s a stage, and all the men and women merely players, they have their exits and their entrances.”1

SB

1

SHAKESPEARE W., All the world’s a stage, As You Like It 2/7


s i n t michiels b r u g t

o

e

l

i

c

h

t

i

n

g

Dit project betreft een denk-oefening om de Sint-Michielswijk meer bij het centrum te laten horen. Er lijkt een breuklijn te zijn ter hoogte van de Sint-Michielsbrug deze wijk sluit niet aan bij het historische centrum en de sequentie van publieke open ruimten in centrum Gent. Er is op een speelse manier gezocht naar een oplossing door een aantal non-conformistische – maar toch beredeneerde - stappen te zetten.

3 A R 2 0 1 0 o n t w e r p e n p

l

a

c

e

s

t

o

b

e

s h a r o n b a u w e n s

Een eerste belangrijke zet wordt gedaan door van deze brug een openbaar plein te willen maken. Deze ruimte moet een plek worden die aansluit op de Korenmarkt en een inleiding vormt naar de achterliggende woonbuurten. Een tweede zet wordt gedaan met het onderzoek naar het plein. De brug mag niet louter omgevormd worden tot plein maar er moet een


26

symbiose ontstaan tussen een functionele brug en een openbare buitenruimte. Het ontwerp is gebaseerd op een reeks Italiaanse bruggen die tegelijk brug en plein zijn, in de betekenis van belangrijk ‘focal point’ in de stad of als stedelijke buitenkamer. Die bruggen zijn de Rialtobrug in Venetië, Ponte Vecchio in Firenze en de Ponte Degli Alpini in Bassano Del Grappa. In de brug is een vlak geschoven (het archetype van een plein) waardoor er nog altijd een brug aanwezig is maar waardoor er ook ruimte ontstond voor een nieuwe openbare buitenruimte. De brug wordt een dak en het plein een stedelijke kamer. In een volgende stap wordt de brug open gebroken (naar analogie met de 3 Italiaanse bruggen) waardoor er een interessant spanningsveld ontstaat en het niet duidelijk is of deze plek nu als plein, kamer of brug moet worden gezien.

SB

r

e

f

l

e

c

t

i

e

De plek is gekend. Toeristen komen er voor klikklik klik klik en gaan dan verder de stad ontdekken. Studenten en Gentenaars passeren er en kijken even op. Zelden echter blijft hier iemand plakken. Een heel eenvoudige ingreep genereert hier een variatie aan mogelijkheden. Vernieuwing, verrassing: er ontstaan interessante nieuwe plekken, dichter bij het water en onder de historische brug. De drukbogen worden beschermende lobben, die wensen ingenomen te worden door jou en mij. Ze laten ons vrij te kiezen of we er willen zitten en kijken, praten of spelen. Het nieuwe spelbord bestaat uit deze lobben en een centrale passeerruimte. Echter, deze wint eveneens aan karakter: passeren betekent nu in elke lob iets anders zien gebeuren en dit tegen een historische achtergrond.

CP


k o m binnen en bots, verdwaal en ontdek

4 A R 2 0 1 1 o n t w e r p e n sea-centreforoulu,finland c a t h e r i n e p y c k

t

o

e

l

i

c

h

t

i

n

g

Twee balken leggen zich neer in de omgeving. Ze beginnen te praten met het kanaal en de open zee even verderop, met het bos, het natuurreservaat en met de buurtbewoners. Én met het licht. De balken openen zich en sluiten zich af naar de omgeving. Vanbinnen wisselen open kamers en gesloten coconnen elkaar af. Uiteenlopende activiteiten vinden er plaats. Dit natuur-en recreatiecentrum is bestemd voor jong en oud, buurtbewoners uit de directe omgeving en zeil- en watersportliefhebbers van verder weg. Op zoek naar rust en ontspanning, maar ook naar ontmoeting en verrassing. Het gebouw vraagt je binnen te komen en te botsen op mensen en activiteiten, even te verdwalen tussen of zelfs in de coconnen en er iets te ontdekken. De bewuste eenvoud in materiaalgebruik (een donkere steensoort uit de streek en typisch lichtgekleurd berkenhout) en in vormentaal straalt een zekere rust uit. Het spelbord is ontworpen, de start gegeven,


28

de pionnen kunnen beginnen te spelen. Kamer in, kamer uit. Wat zit er achter dit schuifpaneel of achter deze draaideur? Kan ik hier omhoog en dan? Rechtdoor. Naar buiten. En wat zit hierachter? Even rust. Pauze. Een boek lezen en genieten van de zon. Iets gaan drinken. En dan terug verder. Kom je mee? In de barruimte komt dit spel als volgt tot uiting. Twee coconnen, één is binnenspeelhoek, één is keuken en sanitair. Verder een hoge open ruimte, de zon komt binnen langs de kant van het plein en projecteert kleinere gevelopeningen op de wand boven de bar. De bar is een los element, net zoals de tafels en stoelen. Vrij te verplaatsen, als je liever elders zit. De binnenspeelhoek is op maat van kinderen. Trapjes op en hangen in het net. Spelen met de blokken helemaal beneden op de grond en dromen van de wolken hoog daarboven.

r

e

f

l

e

c

t

i

e

Het voelt aan als een groot huis en te gelijk als een kleine stad; het heeft de intimiteit van een huis en de verscheidenheid van een stad. Het recreatiecentrum is een plaats waar niet alles gepland is; een vage, onvoorspelbare plaats. Een onregelmatige, speelse ruimte ontstaat tussen de deels willekeurig geplaatste boxen. “Children play in it like the primitive man who interprets landscape freely and lives in it as his ease.”1 Je zou kunnen zeggen dat het gebouw geen centrum heeft, tegelijkertijd heeft het ontelbare centra. Het zijn ‘relatieve centra’, afhankelijk van de gebruiker die een interactie aangaat met een plek. De verschillende wijzes waarop licht en schaduw aanwezig zijn in de ruimtes laat toe de eenvoud in materiaalgebruik soms nauwelijks op te merken. Een variërend lichtsspel als levend architecturaal element .

CP JW 1

FUJIMOTO S., 2G N.50 Primitive Future by Sou Fujimoto, 2009, p.28




HET WERK DOOMDOUGH VAN GINCKELS - SPEEDISM - IS EEN STEDELIJK PANORAMA, BESTAANDE UIT 8+1 STAPPEN,

DIE ONS MEENEMEN NAAR EEN GELUKKIGE TOEKOMST WAAR DOOM EN DREAM ÉÉN WORDEN. DIT IS 1 VAN DE 8 STAPPEN.

1


PLAYING FIELD playing field De spelregels toegelicht 32

Op dinsdag 1 maart 2011 kwamen Pieterjan Ginckels en Joris van Reusel een lezing geven binnen het leskader Theorie & Discours, SintLucas Hogeschool. Beide sprekers zijn, naast respectievelijk architect en architectuurcriticus, actief als docent aan Sint-Lucas Hogeschool. Joris Van Reusel begeleidt ontwerpen binnen het opleidingsonderdeel interieurarchitectuur en Pieterjan Ginckels verzorgt de beeldende en expressieve zuil van de architectuuropleiding. Beiden kwamen die dag spreken over hoe zij met architectuur omgaan en wat architectuur voor hen betekent. We bespreken in dit artikel de houdingen en opvattingen die beide architecten – bewust of onbewust – hebben gedemonstreerd en besproken omtrent ‘Playful Architecture’. Beide architecten creëren als geen ander de spelregels van hun architectuur. Menig architect en menig architectuur student is zoekende naar deze spelregels. Onder het mom “We are the lost children of the hyper-generation. Welcome to the twenty-first century Luna Park.”1 laat Ginkels - Speedism - vermoeden dat zijn werken meer aansluiten bij het thema Playful Architecture, nochtans herkennen wij in de werken van Van Reusel - Import/Export - het thema evenzeer. o u t p u t Beeldend benadert het werk van Ginckels meer de kenmerken van een spel. Hij ontwerpt een verhaal en beeld zoals een kind het zou dromen: kleurrijk, oneindig in grootte, fantasierijk. Speedism images are like polly-pocket.

Dit werd gerealiseerd in ‘Doomdough’, een stedelijk panorama, bestaande uit 8+1 stappen, die ons meenemen naar een gelukkige toekomst waar Doom en Dream één worden.1 Van Reusel en medewerkers gaan met deze kenmerken meer inhoudelijk om. Zo gaat men bij het prjoect ‘Urban Camping’ na hoe Urban Camping kan gerealiseerd worden in elke stad die wil experimenteren met deze nieuwe vorm van kamperen. De constructie biedt verschillende plateaus aan, geankerd aan een hoofdstructuur waarop kampeerders kunnen plaatsnemen.2 De opvatting van de plateaus varieert naargelang de tijdelijkheid (eenvoudige demontage) of permanentie van de constructie (zwaardere uitvoering). Het materiaal bestaat voornamelijk uit een analyse van het fenomeen van stedelijk kamperen en probeert dit te relateren aan andere spelthema’s als tijdelijke territoria, het verticaal stapelen van het landschap, de meervoudige lezing en interpretatie van stedelijk groen en de potenties ervan. d o e l g r o e p Het begrijpen van het werk van Ginckels


URBAN CAMPING, EEN PROJECT VAN VAN REUSEL - IMPORT/EXPORT - IS EEN CONSTRUCTIE DIE VERSCHILLENDE PLATEAUS GEANKERD AAN

EEN HOOFDSTRUCTUUR AAN WAAROP KAMPEERDERS KUNNEN PLAATSNEMEN.

2


34

vraagt een intellectuele inleving. Doorheen zijn werken spreekt hij zichzelf aan, evenals de architect en de gestudeerde. Door het inzetten van een ‘filmtechniek’ tijdens de presentatie – het verschuiven en inzoomen op het werk –, wordt de toehoorder meer ingewijd in de boodschap en de magie van het werk. Ginckels neemt het publiek mee op een virtuele reis. Dit staat in tegenstelling tot het werk van Van Reusel dat lijfelijk wordt ervaren door een opdrachtgever, een bewoner, een gebruiker. Zo denkt Van

samenbrengen van spelelementen die leiden tot een verrassende, nieuwe ruimtelijkheid. Delete, rotate, transform, mirror, … zijn de technieken die beiden tijdens het ontwerpen graag hanteren. Beide architecten zijn de perfecte chirurgen van hun eigen opdracht geworden. Van Reusel verwoordt dit als volgt: “Uiteindelijk draait het om kinderlijke nieuwsgierigheid. Het is een reflex om kant en klare antwoorden uit de weg te gaan en te peilen naar de kern van een project. ... Die zoektocht heeft eerder te maken met

Reusel fundamenteel na over de invloed van een ruimte op gebruikers en hoe je die invloed niet-dwingend integreert. Bovendien gaat Van Reusel een nauwe relatie aan met de opdrachtgever tijdens het ontwerpproces. Van Reusel laat zich graag inspireren door het droombeeld van de opdrachtgever. Van Reusel speelt met de input –import en export- die hij ontvangt via verschillende kanalen.

conclusies dan met vragen. Bestaat er dan ook zoiets als een ‘valse aankomst’, een diffusie van intenties die zich uit in een ‘net niet gevoel’ bij een gerealiseerd project?”2 Pieterjan Ginckels formuleert een ‘valse aankomst’ als ‘we might be wrong’.

m e t h o d e De wijze van ontwerpen is enigszins gelijklopend, namelijk het hanteren van een ‘collage-techniek’. Het is een

Beide architecten produceren iets anders onder de noemer architectuur, toch zien we bij beiden een gelijkaardige zoektocht: een architectuur die niet binnen de lijntjes kleurt. Vrij spel is hen duidelijk niet onbekend.

SB, JW

GINCKELS P., FRIEDAUER J., Doomdough, www.speedism.net 2 HOUTTEKIER B., Elke tien seconden een tienkamp; IEA, www.vai.be

1




1

KINDERSPELEN, BRUEGEL DE OUDE P.


PLAYBACK Aldo van Eyck & Johan Huizinga playback 38

Binnen dit artikel gaan we op zoek naar de invloed van spel op cultuur en architectuur. Daarbij trachten we aan de hand van het cultuurwetenschappelijk onderzoek van Johan Huizinga en het werk van Aldo van Eyck een historische reflectie op ons thema weer te geven.

Aldo van Eyck wordt meteen geassocieerd met de speelplaatsen in Amsterdam, daarmee is de letterlijke link met ons thema ‘Playful Architecture’ meteen duidelijk. De vraag kan worden gesteld met welke visie Aldo Van Eyck deze speelplaatsen ontwierp en welke rollen het kind en spel daarin speelden. We kijken daarom niet enkel naar de ontwerpen waarin het kind de hoofdrol speelde maar tevens naar de ontwerpen waarin hij niet onmiddellijk voor kinderen bouwde maar een architectuur voor de hele gemeenschap

tot hetgeen CIAM dicteerde over functionele en grootschalige projecten, stelden zij een meer humanistische architectuur voorop. Ze streefden naar een architectuur voor de gemeenschap. Waarin team X zich voornamelijk op de volledige gemeenschap focuste, spitste Van Eyck zich toe op de kinderen. Louter dan meer aandacht te besteden aan de sociale interactie tussen mensen, introduceerde hij een groep gebruikers waar voordien niet voor werd gebouwd, de kinderen. In 1947 kreeg Van Eyck zijn eerste opdracht

maakte. Daarbij verwijzen we naar de Nederlandse cultuur waarin spel van belang is en naar Johan Huizinga, een Nederlandse historicus, die de rol van spel in menselijke cultuur heeft onderzocht.

voor het ontwerpen van speelplaatsen in Amsterdam. Sinds die eerste speelplaatsen bekeek hij zijn ontwerpen door de ogen van een kind en interesseerde hij zich in hun specifieke en vrije manier van ervaren van de wereld en de stad.

s i t u e r i n g In de jaren vijftig kwam team X op tegen de achterhaalde denkwijze van CIAM. Onder de leden van team X bevond zich Aldo Van Eyck die samen met deze groep jonge architecten rebelleerde tegen de ‘mechanische benadering’ van de oudere vooroorlogse generatie moderne architecten. In tegenstelling

k i n d e r l i j k e Voor Van Eyck is het interessant om te zien hoe kinderen creatiever denken in tegenstelling tot volwassenen. Bovendien stond het kind en spel al centraal in de Nederlandse kunst en cultuur en dit heeft Aldo Van Eyck sterk beïnvloed. In de Nederlandse schilderkunst waren kinderen


BEELDEN VOOR & NA VAN DE SPEELPLAATS IN DE DIJKSTRAAT. OP DEZE SPEELPLAATS ZIET MEN DE KLIMBOOG,

DIE KENMERKEND IS VOOR DE SPEELPLAATSEN VAN DE ARCHITECT ALDO VAN EYCK.

4


40

en spel al langer een thema, zoals te zien in het schilderij de ‘Kinderspelen’ van Pieter Bruegel de Oude, gemaakt in 1560.1 “As Simon Schama has pointed out, Kinderspelen or ‘children’s play’, represented in readily recognizable urban settings, has formed a topos of Netherlandisch painting and Northern humanist culture in general that goes back to at least the sixteenth century.”2 Johan Huizinga, een Nederlands historicus die in 1938 het cultuurwetenschappelijk werk ‘Homo Ludens’ schreef, deed reeds onderzoek omtrent de verweving van spel en cultuur. Homo Ludens toont de mens eerst en vooral als spelende mens naast ‘homo sapiens’ of ‘homo faber’, de denkende of makende mens. Huizinga onderzocht waarom men speelt en wat dat spel betekent, eerder dan de behoefte naar spel te analyseren. Hij stelde vast dat “menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel.”3 m e t h o d i e k & o n t w e r p e n Van Eyck koos de blinde vlekken4 in de stad als werkterrein, dit waren tussenruimten

waar niet naar omgekeken werd. Binnen zijn ontwerpen primeerde de context boven het object en deze denkwijze past binnen het denken van team X. De speelplaatsen die in deze tussenruimten werden gecreëerd waren site-specifiek en werden verweven met hun context. Wat begon bij enkele speelplaatsen resulteerde in een heel netwerk van 860 speelplaatsen, zowel in Amsterdam als in andere Nederlandse steden. Er

werden

eenvoudige,

vaak

geometrische, volumes geplaatst op deze sites. Aan de hand van deze speelelementen wou Van Eyck duidelijk maken dat hij geen specifieke manier van leven predikte. Hij trachtte een zoektocht toe te laten voor ontdekking, participatie en het prikkelen van de fantasie. De beelden van fotografe Violette Cornelius5 onderbouwen deze zoektocht. Ze tonen een meisje op ontdekkingsreis door één van Van Eycks bekendste ontwerpen, het burgerweeshuis. Deze foto’s geven de spontaniteit van de kinderlijke beleving duidelijk weer. In het boek ‘Homo Ludens’ van Johan


FOTO’S, GEMAAKT DOOR VIOLETTE CORNELIUS IN HET BURGERWEESHUIS, TONEN EEN ONTDEKKINGSREIS IN HET

GEBOUW EN DE SPONTANITEIT VAN DE KINDERLIJKE BELEVING.

5


42

Huizinga wordt spel gekenmerkt door een vijftal eigenschappen, één daarvan is het vrije karakter van spel. Spel is in eerste instantie vrij, het kan niet bevolen of opgelegd worden. Kinderen en jonge dieren spelen in de eerste plaats omdat zij er zin in hebben en niet omdat hun instinct hen dat opdraagt. Spel kan ook op ieder moment worden gestopt of opnieuw worden opgeroepen, wanneer de zin daar is of weg is. Het is geen opgave om te spelen, het gebeurt in de vrije tijd en met vrije wil. Er zijn in deze denkwijze veel

hij een kader waarbinnen kinderen, zelfs volwassenen, konden vertoeven. Vandaag is er nood aan flexibiliteit binnen architectuur. De bewoner moet met zijn eigen fantasie de ruimte kunnen beleven. Aanvullend op het verhaal van vandaag kunnen we ons afvragen in hoeverre de speelruimtes van Van Eyck vandaag nog speelruimtes zijn. Er zijn nog maar een tiental speelruimtes die in stand zijn gehouden zoals ze waren ontworpen. Andere ruimtes werden opgeofferd voor de ontwikkeling van het hedendaagse leven

gelijkenissen te zien met de denkwijze van Van Eyck, die eveneens een vrij karakter in elk van zijn ontwerpen voorzag.

met woonblokken, parking en vandalisme. Onlangs werden ook enkele objecten van de speelplaatsen tentoongesteld in het Stedelijk Museum in Amsterdam maar die leken te zijn verdwaald omdat de link met hun context was verdwenen.

v r i j e r u i m t e & v a n E y c k v a n d a a g Vandaag zien we spel niet meer zo letterlijk als het echte kinderlijke spel, maar eerder als de vrijheid en flexibiliteit die gecreëerd wordt. De architect bedenkt op bepaalde wijze een kader voor de gebruiker, in plaats van deze wetten op te leggen. Hij doet dat net zoals Aldo Van Eyck dat deed binnen de ontwerpen van zijn speelplaatsen. Met eenvoudige speelobjecten creëerde

p r o j e c t De kenmerkende speelse aanpak van Van Eyck doet zich niet enkel voor in projecten met kinderen als doelpubliek. De uitbreiding van het wetenschapscentrum ESTEC6 is hiervan een goed voorbeeld en vormde een uitdaging voor de creatie van een meer humanistische architectuur. Voordien was


GRONDPLAN VAN HET ESTEC-COMPLEX, DAT IS GEBASEERD OP EEN BOOMFIGUUR.

ER WORDT RUIMTE GECREËERD WAAR DE ONDERZOEKERS ELKAAR ONTMOETEN.

6


44

deze organisatie voor gespecialiseerde wetenschappers gehuisvest in een box, koel en vervreemd van de omgeving en de menselijke dynamiek in het gebouw. Van Eyck ontwierp een dialoog en een gemeenschappelijke plek voor fantasie en droomwerk zowel tussen de wetenschappers als tussen de rest van de gemeenschap. Op een ludieke manier werd de ruimte als een soort boomfiguur vormgegeven. Daarbij werden er voor de onderzoekers flexibele ontmoetingsplekken gecreëerd; “... giving the researchers of the centre a speelplaats.”7 h e r w a a r d e r i n g Vandaag zien we in architectuur een herwaardering van spel. Spel zien we vandaag als het spelen met vrijheid, flexibiliteit en allerlei andere factoren die architectuur kunnen beïnvloeden. Van Eyck trachtte dit ook telkens in zijn projecten weer te geven. Een ander belangrijk aspect van zijn werk was de manier waarop hij met creativiteit en verbeelding omging. Deze eigenschap wordt vaak met kinderen geassocieerd maar zou volgens ons in iedere architect aanwezig moeten zijn. Onderstaande zin uit het boek Aldo van

Eyck Humanist Rebel vat nagenoeg alles samen en is zeker iets wat wij binnen het ontwerpen van Playful architecture ook in het achterhoofd houden.

“In that he recognisez that there ought to be a child in every adult and that an adult’s city ought to remain a city for a child built of chaos and dreams.”8

SB, EW

1

2 3

4

5 6

7 8

BRUEGEL DE OUDE P., Kinderspelen, 1560, in: LEFAIVRE, L.; TZONIS, A., Aldo van Eyck Humanist Rebel (Rotterdam, 010 Publishers, 1999) p.56 LEFAIVRE, L.; TZONIS, A., Aldo van Eyck Humanist Rebel (Rotterdam, 010 Publishers, 1999) p.55 HUIZINGA, J., ‘Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur’, in: Willink T. & Zoon,Verzamelde werken V (Cultuurgeschiedenis III) (Haarlem, 1950) p.26 Dijkstraat – 1954, in: LEFAIVRE, L.; TZONIS, A., Aldo van Eyck Humanist Rebel (Rotterdam, 010 Publishers, 1999) p.26 LEFAIVRE, L.; DE ROODE, I., e.a., Aldo van Eyck de speelplaatsen en de stad, (Rotterdam, NAi Uitgevers, 2002) p.116 Grondplan van het wetenschapscentrum ESTEC, In: LEFAIVRE, L.; TZONIS, A., Aldo van Eyck Humanist Rebel (Rotterdam, 010 Publishers, 1999) p.127 LEFAIVRE, L.; TZONIS, A., Aldo van Eyck Humanist Rebel (Rotterdam, 010 Publishers, 1999) p.129 LEFAIVRE, L.; TZONIS, A., Aldo van Eyck Humanist Rebel (Rotterdam, 010 Publishers, 1999) p.131




HET PROJECT - APPARTEMENT - GEEFT WEER HOE NU ARCHITECTUURATELIER EEN ‘KLIK’ GEEFT AAN BEPAALDE

BETEKENISSEN VAN WONEN ZOALS KOKEN,... WAARDOOR JE TERUG STILSTAAT BIJ DIE DINGEN DIE JE IEDERE DAG DOET.

1


BUI TENSPEL buitenspel 48

Interview NU Architectuuratelier

We ontmoeten Halewijn & Armand in de Gentse havenbuurt, waar het kantoor van Nu Architectuuratelier zich bevindt. Na het openen van de potjes Play-Doh – en de opdracht ‘doe er iets mee!’ – starten we ons vragenvuur. 37 minuten over Nu: nu en toen en straks. Playful, doen én durven. Zo is dit interview opgevat.

We starten met het aftasten van het thema: hoe interpreteren Nu Architecten de betekenis ervan? Playful! Dan bevragen we de manier van werken: hoe gaan Nu Architecten om met dit speelse aspect tijdens het ontwerpen? Doen! Ten slotte peilen we naar een ruimere denkwereld en vorming: hoe kaderen Nu Architecten de praktijk van het architectuur-bouwen en architectuur-onderwijzen binnen een bredere visie. Durven! p

l

a

y

f

u

l

Playful Architecture is architectuur die niet enkel met het hoogstnoodzakelijke rekening houdt – een dak boven het hoofd, bij wijze van spreken – maar waar meer in zit. Architectuur die verrast, die iets teweegbrengt bij mensen als ze binnenkomen. Zo omschrijven we kort het thema van dit magazine aan Halewijn en Armand. Benieuwd zijn we naar hun reflectie hierop. PL// In welk kader denken jullie dat Nu Architectuuratelier aansluit bij het thema? Of welke projecten vinden jullie het meest aansluiten bij het thema?

H// Hopelijk allemaal, als je Playful bedoelt als meer dan het functionele, het louter de functie ‘oplossen’. Dan hoop ik dat dat in al onze projecten zit. Playful lijkt wel speels, maar het is tegelijkertijd ook ernstig. Het is niet omdat het Playful lijkt dat het niet ernstig is. Ik denk dat die combinatie wel kan. Ernstig spelen of zoiets. A// Ik denk dat wij vooral proberen te verrassen in onze projecten. Niet letterlijk verrassen in de zin van: je komt achter een hoek en je ziet iets dat je niet had verwacht. Wel proberen we een ‘klik’ te geven aan bepaalde betekenissen die in het wonen zitten, zoals slapen, koken, baden..., waardoor je terug gaat stilstaan bij die dingen die je iedere dag doet. Bijvoorbeeld dat een keuken er niet uitziet als een keuken, maar dat je je die terug eigen moet maken. Het gaat erom evidenties uit de weg te gaan. Als je evidenties uit de weg gaat, dan kan je mensen ergens op een onbewaakt moment verrassen. Door gewoon te leven, sluipt gewoonte in je leven; gewoonte wordt sleur. En dan krijg je verveling – waar ik nogal snel last van heb. Om daar tegenin te gaan, tegen het afvlakken van de dingen, proberen wij


“Playful is in je gedachten zo onbevangen mogelijk omgaan met de dingen.�


50

met verrassing te werken. Het draait erom momenten te creëren in het leven, zodat je terug bewuster omgaat met de dingen. PL// Het project in de Abrahamstraat – een garagepoort vol ronde perforaties – heeft ons alleszins verrast. We kenden Nu Architecten toen nog niet, maar passeerden er en stonden even te kijken. Letterlijk en figuurlijk, stilstaan bij een poort. Bedenken dat hetgeen tussen die gaatjes zit, voldoende is om de afscheiding tussen privaat en publiek te maken. Is dit dan ook het begrip ‘poort’ op een nieuwe manier definiëren? H// Een project is plezant als je nog niet helemaal weet wat het gaat geven. Als je benieuwd bent naar wat het gaat geven. Die poort in de Abrahamstraat is een project van Armand. (tegen Armand) Ik kan mij voorstellen dat je bij die poort dacht: een plaat met allemaal gaatjes, wat gaat dat geven? En dat is omdat je denkt buiten wat er klassiek gedaan wordt: je probeert iets uit, inspelend op je verbeelding. In die zin is Playful wel in je gedachten zo onbevangen mogelijk omgaan met de dingen. Theoretisch gesproken dan, in de

praktijk doen we gewoon zoals we denken dat we iets moeten doen. (lacht) Het toffe bij een kind is dat die zo onbevangen is. De grenzen van wat gekend is, liggen nog open. Een kind is nog niet geprogrammeerd. Eigenlijk zou het fantastisch zijn om zo te kunnen blijven ontwerpen: in staat zijn de ‘geprogrammeerdheid’ weg te houden. En in die zin is dat wel spelen, denk ik. d o e n Evidenties uit de weg gaan, terug stilstaan bij dagelijkse handelingen, momenten creëren ... En toch “DOEN we in de praktijk gewoon zoals we denken dat we iets moeten doen.” We vragen ons af hoe dit zich dan reflecteert in de manier van werken bij Nu Architectuuratelier. En vanwaar de inspiratie komt om het dagelijkse niet evident te laten aanvoelen. PL// Gaan jullie bewust op zoek naar speelsheid of is dit eerder iets dat je, bij wijze van spreken, intuïtief aanvoelt tijdens het ontwerpproces? H// We hebben geen boekje om te kijken: voldoen we nu aan wat we willen bereiken?


HET PROJECT IN DE ABRAHAMSTRAAT TE GENT - EEN GARAGEPOORT VOL RONDE PERFORATIES - VINDT ZIJN INSPIRATIE

IN EEN BLADERDEK DAT DE HEMEL FILTERT.

2


52

A// Nee, ik denk inderdaad dat dat de aard van het beestje is. Tijdens het ontwerpen zie ik dat als iets dat vanzelf komt. Bijvoorbeeld het project in de Abrahamstraat: dat idee is ontstaan toen ik op stap was in de Ardennen.2 We wandelden door een bos. Een bos is heel gewoon; een bos is een bos. Op een bepaald moment ben ik op mijn rug gaan liggen. Ik keek naar boven: hoe het bladerdek van de bomen de hemel filtert. Dat gewoon zien en denken: wauw, tof, “de max”. Ik heb er een foto van

zijn dan een gebouw? Want veelal wordt een woning ontworpen zodanig dat het eruitziet als een woning. PL// Om aan een ideaalbeeld te voldoen? A// Ja, voilà. Een mythe die leeft onder architecten: de fermette. Dat is gewoon omdat veel mensen denken dat een huis er zo moet uitzien om een huis te kunnen zijn. Dat zadeldak en dat boerderijachtige enzovoort enzovoort. Wij vinden er net de sport in, denk ik, om dat beeld - van wat een woning moet zijn - te

genomen en ben daarmee aan de slag gegaan. Soms ontstaat iets eenvoudigweg daardoor. Het is een bepaalde klik die je maakt. H// Dat gaat niet ontstaan als je bij een poortenfabrikant staat. A// Nee, als je door een catalogus bent aan het bladeren van poorten, dan komt het niet. Het is ook een kwestie van associaties te leggen op onverwachte momenten. (stilte) Er zit ook een deel verzet in, denk ik. Een verzet tegen het alledaagse, tegen het banale. Waarom een woning er als een gebouw laten uitzien? Waarom kan het niet iets anders

ontmantelen en daar andere dingen in te steken. PL// Op welke manier slagen jullie er dan in andere elementen in een ontwerp te steken, buiten de banaliteit van het alledaagse om? A// Ik probeer mij wel te laten inspireren door ervaringen die ik op reis meemaak. Dat gaat dan echt over landschappen, over natuur, over rotsformaties... Het gevoel dat je in die landschappen hebt en hoe je kan proberen dat in de woonaspecten te integreren. Ik vind het interessant de materialiteit van de natuur te integreren in het ontwerpen.


H// Dat heb ik ook wel een beetje. Het is soms inspirerender om niet naar architectuur te kijken maar gewoon naar ruimten, zonder dat iemand er aan ‘ontworpen’ heeft. Net proberen te ontsnappen aan de historische lijn. Die kan soms zo dwingend zijn. A// Er zijn veel recente gebouwen die gezet worden en eigenlijk een soort samenraapsel zijn van ontwerpen die onlangs gebouwd werden. Dat willen wij niet. H// Er is een manier om daaraan te

kinderen. Werkt het verrijkend te zien hoe zij dingen ontdekken in huis, of hoe zij met ruimte omgaan? A// Ik denk dat een kind nog niet zo bewust omgaat met die context. Voor een kind gaat het over andere dingen. Vooral over actie: wat jij doet en wat zij kan doen. Nu, als er iets verandert, gaan ze dat wel merken, maar misschien ook niet. De handelingen zijn veel belangrijker voor een kind, en de potenties van een plek: waar kan ik allemaal mee spelen? Meer dan wat die ruimte nu effectief is.

ontsnappen. Net daarom kan ik meer geïnspireerd zijn door een materiaal of door een straffe kunstinstallatie. Er zijn natuurlijk wel een aantal architecturale meesterwerken. Maar daar probeer je dan eigenlijk ook van af te blijven. A// Reizen houdt ook in dat je andere culturen ziet, waardoor je je eigen cultuur relativeren. Je kan deze vanop een afstand bekijken en in vraag stellen. Veel reizen is zeker een kwaliteit of meerwaarde om te kunnen nadenken over architectuur en ontwerpen.

Nu, ik denk dat de ruimte zeker impact heeft op een kind, maar dat het er zelf niet zo hard mee bezig is. Dat zijn zaken die je ontwikkelt; dat is heel erg cultureel bepaald.

PL//

Jullie

hebben

beiden

jonge

PL// Is er iets wat jullie graag nog zouden willen bouwen? Los van bouwheren, iets waar jullie van dromen: dat zou ik nu echt nog willen doen! A// Ik zou graag, maar ergens is dat een excuus, een soort museale ruimte maken. H// Ik denk dat dat wel tof is om te doen, anderzijds ... Een zeer straffe woning, die echt ‘werkt’ op mensen hun leven is


54

misschien nog uitdagender. A// Ik zeg het, een museum is eigenlijk een excuus. H// Om een aantal functies eruit te halen? A// Ja, inderdaad! (lacht) Graag zou ik een straffe ruimte maken die gewoon straf is. En doordat ze zodanig straf is, gewoon werkt en er verschillende acties in kunnen gebeuren. Een ruimte als een sculptuur bouwen die vormgegeven wordt door lichten, zichten en hoe je in de ruimte circuleert. En waar verder weinig meer in zit. PL// De ontmanteling van architectuur laat enkel de essentie toe te spreken. Geldt dit ook voor de beeldtaal die jullie hanteren tijdens het ontwerpen? H// Ik denk dat we dat wel proberen: iets maken dat werkt zonder uitleg. Het beeld moet voor zich spreken. A// Mensen moeten zelf hun fantasie kunnen gebruiken. Voor ons is dat een tool om te kunnen nadenken, een beeld. En dan is het wel belangrijk hoe dat beeld eruitziet. Als het verstopt zit onder een hoop lijnen, werkt het niet. H// Ik denk dat we daar wel gevoelig

voor zijn. Als het beeld qua gevoel niet helemaal juist zit, dan moeten we daar op verder werken. Een beeld is óók een resultaat van wat we doen net zoals architectuur een resultaat is. En net zoals we ook willen dat maquettes een soort resultaat zijn, méér dan enkel iets waarmee je kijkt hoe hoog iets moet zijn. Beelden en maquettes zijn zelfstandige, sprekende ontwerptools en moeten in staat zijn je te inspireren. d

u

r

v

e

n

Nu Architectuur wenst zich te verzetten tegen het alledaagse en plaatst ‘iets straf’ tegenover het gekende. We graven verder. Op zoek naar een breder kader waarbinnen Nu Architectuuratelier zich positioneert. Ten slotte zijn we ook benieuwd naar het kader waarbinnen Sint-Lucas wordt gepositioneerd door oud-studenten. PL// Wie vernoemen jullie als je ‘idolen’? Idolen in de zin van: mensen met een boeiende ideologie, een boeiende visie, een interessante manier van handelen. A// Onlangs heb ik zitten lezen in een boekje


HET PROJECT - MATHILDE - TOONT AAN HOE NU ARCHITECTUURATELIER STREVEN NAAR DE ESSENTIE IN ARCHI-

TECTUUR ZOALS LICHT, ZICHT, CIRCULATIE.

6


58

van een Zuid-Amerikaanse ingenieur. Die man heet Dieste.3 Hij heeft fantastische dingen gedaan als ingenieur. Eigenlijk heeft hij dat gedaan vanuit een ideologie: met zo weinig mogelijk lokale middelen, lokale grondstoffen, zoveel mogelijk realiseren voor arbeiders. Hij heeft slimme lokale productietechnieken ontwikkeld en tegelijkertijd supermooie zaken gemaakt. Hij had een zeer sterke ideologie en een rugzakje vol technische genialiteit. Vanuit die combinatie heeft hij prachtige dingen gedaan. En dat vind ik mooi; dat je

in zich dragen? A// Nee, eigenlijk zit dat er niet echt in. H// Nee, eigenlijk niet. A// Het is een beetje eigen aan onze cultuur nu, om zo niet na te denken, omdat de grote ideeën gefaald hebben. Als je op voorhand weet: een groot idee gaat toch niet lukken, dan begin je er gewoon niet meer aan. Iedereen zit op zijn eigen bureautje te prutsen. Maar misschien komt dat ooit wel terug? H// Ik denk dat dit nog gaat terugkomen, maar dan moet je niet terugkijken naar hoe

niet gewoon zit te ontwerpen vanuit een zelfbevrediging, bij wijze van spreken, maar dat je ook nog eens een sociaal plan hebt. Dat is uiteindelijk ook wat ze in de jaren ’20 hebben gedaan, en wat het modernisme zo heeft gedreven om vooruit te gaan. Die mensen hadden een plan: we gaan iets doen voor de mensheid. En dat is, denk ik, iets wat een beetje verloren gegaan is in onze huidige samenleving. Ergens is dat wel spijtig. Ik denk dat je straffere dingen kan doen, wanneer je je zelf een soldaat voelt van een groter geheel. PL// Zijn jullie zelf ook bezig met projecten die dat sociaal-maatschappelijke aspect

het in de jaren ’30 was. Het zou wel leuk zijn moest de betekenis van architectuur niet enkel binnen architectuur liggen, maar moest die er voorbij gaan. A// En het is uiteindelijk iets wat ik wel probeer: op een manier voor de eeuwigheid bouwen. Met in het achterhoofd... PL// ... dit gaat er voor altijd staan? A// Ja, dat begint er een beetje uit te geraken, maar zo is het wel begonnen. Dat idee is mooi, dat je weet dat over 500 jaar mensen nog plezier gaan hebben van dat ding. PL// Is het daarom dat jullie die ontmanteling van architectuur tot de


essentie - licht, zicht, circulatie - zo belangrijk vinden?4 Proberen jullie zo in zekere zin ‘tijdloos’ te bouwen? A// Je probeert dat, denk ik, door kwalitatief te bouwen, dat je weet dat het niet na 5 jaar weggerot is, en door een flexibel wonen mogelijk te maken. Kortom, door gewoon echt goede dingen te maken. En als het goed is, zou je in principe kunnen zeggen: daar gaat ook voor gezorgd worden. PL// De manier waarop jullie met materialen omgaan lijkt mij daar ook sterk aan gelinkt?

universeel is, op een manier. Als je een echt goede woning maakt, kan dat ook een zeer grote betekenis hebben voor andere mensen die erin gaan wonen. Neem nu Maison de Verre (Nu-uitstap maart 2011, Parijs, nvdr). Die woning is heel erg op maat van de opdrachtgever ontworpen. Toch denk ik dat ze ook heel erg betekenisvol is voor andere mensen. Net omdat ze het met een aantal dingen niet eens zijn, omdat ze met het gegeven moeten leren omgaan, ermee ‘strugglen.

A// Ja. Het is niet zo dat we daar echt bewust mee bezig zijn op die manier, maar toch speelt het ergens wel mee. Iets kwalitatief zou normaalgezien moeten blijven. Maar dat is de vraag, want meningen veranderen natuurlijk ook. Uiteindelijk wordt er op die manier uitgefilterd wat op lange termijn goed is. PL// Eerder zei je: “ik wil een zeer straffe woning bouwen, die perfect past bij de mensen die erin wonen.” Is dit niet contradictorisch aan de idee dat een woning heel lang meegaat en voor verschillende mensen past? H// Ik denk het niet. Ik denk dat de mens

PL// Hoe kijken jullie terug op jullie studententijd aan Sint-Lucas? Zijn er dingen waarvan je zegt: dat heeft echt een invloed gehad op mij? Of docenten, of opdrachten, of...? H// Ik vind, ten slotte, Sint-Lucas nog wel klassiek en braaf. Dat is zo een gevoel dat ik er op een bepaalde manier aan overhoud. En zeker door naar de Hoogstraat te verhuizen, in dat pand. Ook hoe dat ze dat verbouwd hebben. A// Manman, zo braaf! Uiteindelijk zijn het de docenten die de opleiding invullen. H// Inderdaad! Ik denk dat ze moeten investeren in goede docenten. Dat is


60

belangrijk. En de rest gaat dan wel vanzelf gaan, dan doet de infrastructuur er niet meer zoveel toe. Ik denk ook dat ze meer over hun instituut moeten nadenken – maar pas op, dat is een mening van buitenaf! PL// Is er in die 5 jaar een kantelmoment geweest in je opleiding? Door een docent of een opdracht? H// Ja, ik heb dat wel gehad, door Wim Cuyvers. In die zin ben ik wel heel blij dat ik hem ben tegengekomen in mijn opleiding. Om het cru te zeggen, als ik een beetje mijn best deed, was ik er altijd met veel glans

ook wel echt dankbaar voor eigenlijk. A// Bij mij was het de combinatie van Wim Cuyvers en Raoul Bauer, een cultuurgeschiedkundige.2 Als je heel oppervlakkig kijkt, zou je kunnen zeggen: dat waren uitersten, maar dat is helemaal niet. Het zijn twee mensen die keihard gaan voor dat waarin ze geloven, elk op hun eigen manier. Bij Raoul Bauer was het meer geschiedkundig.5 Het ging over de betekenissen achter christelijke gebouwen uit de middeleeuwen. Eigenlijk zijn het boeken die je leest, die gebouwen. Ze gaan

door en op den duur weet je gewoon wat de trucjes zijn die je moet toepassen. Je stelt alles schoon voor en dat is gedaan. Wim zijn aanpak – maar dat zit ook gewoon in wie hij is, of de sfeer die hij rond hem heeft – is best te omschrijven als: prikken en in vraag stellen. Mijn afstudeerproject is het slechtste project geweest dat ik gemaakt heb, maar ik heb daar zeker wel het meest aan gehad. Dus in die zin denk ik, als ik hem niet had gehad, zou ik een veel grijzer gevoel hebben over Sint-Lucas. Anderzijds heb ik ook veel gehad aan Marcel Heistercamp in het eerste jaar. Hij heeft mij echt goesting gegeven in architectuur en daar ben ik hem

over licht, ruimte en scenario in een ruimte. Wim (Cuyvers) zet gewoon een andere bril op en kijkt op een eigen manier naar de wereld. Dat zijn gewoon zeer interessante inputs geweest voor mij. PL// Bedankt!

DIESTE, E., www.en.wikipedia.org/wiki/Eladio_Dieste Uruguayaanse ingenieur-architect, 1917-2000 234 Nu Architectuuratelier, www.nu-web.be 5 BAUER, R., www.davidsfonds.be/uvt/courseteacher/detail.phtml?id Prof. Raoul Bauer, historicus en doctor in de letteren, is hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, departement Architectuur, Sint-Lucas Brussel-Gent. Hij is erkend navorser van de K.U.Leuven. 6 Gesprek met Armand Eeckels en Halewijn Lievens, vennoten Nu Architectuuratelier (Gent, 17 mei 2011) 1



NA HET OPENEN VAN DE POTJES PLAY-DOH – EN DE OPDRACHT ‘DOE ER IETS MEE!’ – STARTEN WE HET INTERVIEW MET HALEWIJN & ARMAND VAN NU ARCHITECTUURATELIER.



BIOGRAFIE biografie 64

Biografie besproken figuren

PIETERJAN GINCKELS Pieterjan Ginckels (Tienen, 1982) is een jonge architect-kunstenaar die samen met Julian Friedauer het onderzoeksbureau Speedism heeft opgericht. Ginckels studeerde architectuur aan de Katholieke Universiteit Leuven en later aan de Hogeschool Sint-Lucas in Brussel. In Leuven lag de klemtoon vooral op het ingenieurswerk, in Brussel was het een meer vrije aanpak. Gedurende zijn studies zocht hij vaak de grenzen op tussen architectuur, onderzoek en kunst.

JOHAN HUIZINGA Johan Huizinga (Groningen, 1972 – 1945) geldt als de grootste Nederlandse historicus van de afgelopen eeuw; hij is de gronlegger van de Nederlandstalige cultuurgeschiedenis en mentaliteitsgeschiedenis. Behalve historicus was hij cultuurfilosoof en antropoloog. Zijn belangrijkste werken zijn Herfsttij der Middeleeuwen (1919), Erasmus (1924), In de schaduwen van morgen (1935) en Homo ludens (1938). Uit zijn werk blijkt zijn voorliefde voor

Zijn werk is media-overschrijdend: de grenzen tussen performance-, installatieen conceptuele kunst vervagen, en onthullen zo een artistiek idee dat zich in tastbare communicatievorm manifesteert. Bekend werk is onder meer 1000 beats (2008), Piste (2010), S.P.A.M. (2010) en met Speedism: Doomdogh en Norilsk.

sprookjes en zijn bewondering voor de middeleeuwse ridderlijke ethiek. In het werk Homo ludens beschrijft hij de (door hem geïdealiseerde) spel-ernst van politiek en cultuur.

www.pieterjanginckels.be www.speedism.net

“Het spel is een ernstige zaak” “Wij spelen, en weten, dat wij spelen, dus wij zijn meer dan enkel redelijke wezens, want het spel is onredelijk.”


ARMAND EECKELS & HALEWIJN LIEVENS Armand Eeckels (1973) en Halewijn Lievens (1975) richtten in 2001 NU Architectuuratelier op. Zij studeerden beiden architectuur aan Sint-Lucas Gent, maar werkten aanvankelijk bij verschillende architecten: Macken & Macken in Aarschot (Eeckels), Maarten Van Severen in Gent en 51N4E in Brussel (Lievens). Het werk van Nu Architectuuratelier wordt gekenmerkt door een doorgedreven

CLÀUDIA RAURELL Clàudia Raurell (Barcelona, 1985) is een postgraduaat studente architectuur aan de Escola Tècnica Superior d’Arquitectura La Salle (ETSALS) in Barcelona. Dankzij haar academische achtergrond studeerde ze aan de London Metropolitan University, waar ze als vrije student meewerkte aan de ‘Architecture and Spatial Design Faculty’ en deed ze mee aan verschillende internationale workshops. Clàudia werkte al samen met verschillende architectuurbureaus in Barcelona en

detaillering en ruime aandacht voor materialiteit. Enkele van hun meer gekende projecten zijn Linq te Gent (2005), Interieurbiennale te Kortrijk (2006, masterplan van opstelling), House Mathilde te Gent (2006), Ordos 100 (2008, internationale selectie voor project van Ai Weiwei), C-tour Genk (under construction).

Londen. Momenteel werkt ze als assistente aan de bacheloropleiding Design Studio en als coördinator in de afdeling cultuur, beide in ETSALS. Haar onderzoek is gericht op reacties die worden gegenereerd door sociale handelingen en architecturale events.

www.nu-web.be


66

JORIS VAN REUSEL Joris Van Reusel (Antwerpen, 1969) is praktiserend architect en docent verbonden aan Sint-Lucas, waar hij zelf in 1993 afstudeerde. Van Reusel starrte samen met Oscar Rommens in 1999 het bureau Import. Export Architecture (IEA) op in Antwerpen. Beiden kwamen in contact met elkaar tijdens hun opleiding aan SintLucas Gent. Samen werkten ze reeds aan het studententijdschrijft ‘Fatima Magazine’ en het studieplatform ‘Metropolitan A.

ALDO VAN EYCK Aldo Van Eyck (Driebergen, 1918) is een Nederlandse architect die vooral bekend staat om de speelplaatsen die hij ontwierp voor de stad Amsterdam van 1947 tot 1978. Van Eyck groeide op in Londen en studeerde af als architect aan de ‘Eidgenössische technische Hochschule’ van Zürich in 1942. In de jaren ’50 sloot hij zich aan bij de andersdenkende Team X groep die zich tegen de toen overheersende CIAM gedachten verzette. Aldo Van Eyck had veel interesse in het kinderlijke en in de

Circus’. In 1997 trokken ze naar het buitenland, Chicago, en behaalden er elk een postgraduaat ‘Urban Design – Archeworks’. IEA’s bekendste werken zijn Fragile-Lab (2007), Urban Camping (2008), Ter Pitte (2009).

vrije manier waarop een kind naar de stad en de wereld keek. Een bekend ontwerp, naast de vele speelplaatsen van Van Eyck is het burgerweeshuis te Amsterdam dat internationaal enthousiast werd onthaald.

www.iea.be



68 Playful Architecture magazine 2011 / editie 1 M e d e w e r k SB// Sharon Bauwens CP// Catherine Pyck EE// Elise Vanden Elsacker EW// Els Willems JW// Jasmien Wouters

e

r

s

R e d a c t i e - a d r e s Playful Architecture Hoogstraat 51 9000 Gent www.playfularchitecture.be V E

o r m g e v i n g & i n d r e d a c t i e Sharon Bauwens Catherine Pyck Elise Vanden Elsacker Els Willems Jasmien Wouters

D r u k k e r - B i n d e r Printing shop graphics Ajuinlei 27 9000 Gent www.ajuinlei27.be info@ajuinlei27.be Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Š Playful Architecture Š Uitgeverij Pion, Gent, 2011 ISBN 060 82 511 2805 2




20

8 38

32


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.