5 minute read
Dataplace Alblasserdam
Datacenters | Michiel van Blommestein
Paul Faas en Marc van Erp van Dataplace Alblasserdam:
Het gaat goed met Dataplace. Sinds de opening van de eerste locatie in Alblasserdam begin 2011 heeft Dataplace, tegenwoordig onderdeel van de Eurofiber Group, ook een locatie in Utrecht in gebruik genomen. En begin 2017 zal Fase 2 in Alblasserdam worden opgeleverd: een modulaire aanbouw die 150 procent extra capaciteit gaat opleveren. Bovendien geeft het de mogelijkheid om de nieuwste technieken toe te passen.
Voor accountmanagers Marc van Erp en Paul Faas van Dataplace stond 2016 in het teken van verdere groei. Dat is iets dat ook voor het volgende jaar zeker zal worden vastgehouden, zo zeggen ze. “We hadden de uitdaging om onze bestaande datacentercapaciteit volledig te benutten, en om grotere klanten te trekken”, zegt Van Erp. “Dat is goed gelukt.
Nu kunnen we Fase 2 inzetten. De opdracht ligt bij de aannemer, en eind oktober begint de daadwerkelijke bouw. Eind eerste kwartaal 2017 verwachten we de oplevering.” Dat Dataplace zo aan de weg kan timmeren, heeft volgens de accountmanagers vooral te maken met de bestaande ervaring binnen het relatief kleine team, maar vooral met de persoonlijke aanpak. “We zitten in een fase dat we van hoofdzakelijk regionale aanbieder naar landelijk gaan”, zegt Van Erp. “De markt is geëvolueerd. Voor klanten hoef je niet meer per se in Amsterdam te zitten. We hebben een kleine flexibele organisatie van bij elkaar tien medewerkers.” Volgens Faas blijft de regionale allure, en zijn de lijntjes daarom heel kort. “Wij weten heel goed van elkaar waar we mee bezig zijn. Klantbeheer doen we eigenlijk met zijn allen. Iedereen kent alle klanten en waarvoor ze langskomen. Dat communiceert ook makkelijker.” Met Fase 2 zal het team iets worden uitgebreid, maar de kleinschaligheid blijft.
Het zijn de details Dataplace mag dan relatief nieuw zijn, aan ervaring is geen gebrek. Managing Director Gerben van der Veen, Peter Batenburg en Jan Bonke hebben hun sporen in de datacentermarkt verdiend en gezamenlijk al meer dan 45 jaar ervaring in deze markt. Het zijn de lessen uit het verleden die bij Dataplace zijn doorgevoerd. “Wij proberen bijvoorbeeld zo eerlijk mogelijk te zijn over het stroomverbruik van klanten”, zegt Van Erp. “Ze betalen daardoor nooit te veel. Het is als een GSM-abonnement: Sommige mensen nemen een pakket van 1000 minuten, maar bellen daar maar 300 van. Dat is dus 700 minuten te veel betaald.” Daar blijft het echter niet bij. “Klanten kunnen bijvoorbeeld ook zendingen hier laten afleveren. Die ontvangen we dan, en we bellen als het is aangekomen en dat ze het op kunnen komen halen of we monteren de apparatuur voor de klant in het rack. Het zijn de kleine dingen die het hem doen.”
“Toen we zelf klanten waren van datacenters, hebben we dezelfde dingen meegemaakt waar nu onze klanten mee zitten”, zegt Faas. “Een heel simpel voorbeeld is dat je bij ons met je karretje drempelloos van je auto naar je rack kunt komen. Dat is niet overal een gegeven. Het is puur iets dat we zelf zijn tegengekomen.” Van Erp voegt er nog aan toe: “Een klant merkte op dat ze bij hun vorige datacenter een boete kregen als ze wat karton ergens lieten slingeren. Wij voeren het voor onze klanten af. Het zijn allemaal details die het voor de klant prettig maken om hier te staan. De systeembeheerder moet het hier naar zijn zin hebben.”
Schermen met PUE Nu de uitbreiding gaande is, is Dataplace driftig om zich heen aan het kijken naar
nieuwe oplossingen en technologieën. Een uitbreiding is immers een uitgelezen mogelijkheid om nieuwe dingen naar het datacenter te halen. Beslissingen zijn niet genomen, maar Dataplace heeft voldoende mogelijkheden. “Je hebt nu bijvoorbeeld adiabatische koeling”, zegt Van Erp. “We hebben ook gekeken naar oliekoeling, maar dat zien we op korte termijn niet gebeuren. Luchtkoeling is beter en veel efficiënter geworden, waardoor het verschil kleiner is geworden. Efficiëntie blijft bij de uitbreiding natuurlijk een belangrijk punt. Maar het mag niet ten koste van alles gaan. Faas: “Het streven is altijd naar een zo laag mogelijke PUE. Klanten zitten immers op een scheidslijn en moeten maatschappelijk verantwoord ondernemen. Binnen de branche wordt dan ook enorm geschermd met PUEwaardes. Maar de koeling moet perfect en stabiel zijn. Je kunt niet over één nacht ijs gaan en zomaar stellen dat een PUE van 1,2 heilig is.” Als zaken als temperatuur en luchtvochtigheid te veel fluctueren, dan kan dat schadelijk zijn voor de apparatuur. En redundantie kost ook energie, maar het gaat natuurlijk vooral om betrouwbaarheid en dus is die redundantie van groot belang om uitval te voorkomen. Een PUE is daaraan ondergeschikt, zo waarschuwt Faas.
“Daarom is het heel goed dat we Dataplace gefaseerd gebouwd hebben”, merkt Van Erp op. “Elke keer kunnen we de nieuwste maar wel bewezen technieken toepassen in de nieuwste fase. Als je in Fase 2 nieuwe technieken kunt toeminimaal twee geografisch gescheiden locaties is verdeeld en dat bieden we nu standaard en volledig redundant aan tussen Dataplace Alblasserdam en Utrecht.”
passen die vijf à tien jaar geleden niet bestonden of experimenteel waren, dan sluit je risico’s uit.”
Sowieso merken Faas en Van Erp dat risicomijding door klanten steeds belangrijker gevonden wordt. “Klanten vragen steeds vaker naar een Twin Datacenterconcept. Ruim 70 procent van IT staat nog on-premise, dus er is nog een slag te maken. Maar de grote organisaties die al langer in datacenters zitten, eisen steeds vaker dat de omgeving over “Je ziet dat vooral overheidsklanten ver gaan in hun risico-analyses”, zegt Faas. “Stel dat er een vliegtuig neerstort. Wat dan? Dan willen ze een Twin-oplossing die een bepaald aantal kilometers is verwijderd van de eerste locatie. Zo ver gaat het. De kans dat een vliegtuig neerstort is heel klein, maar het wordt wel meegenomen.” Van Erp vindt dat ook niet heel gek. “Voor alle ondernemingen, van overheid en enterprise tot mkb, geldt: als je niet bij je data kunt, dan lig je stil.”