Belgische Keizers Special Edition
HET COMMUNIQUE Periodiek van het departement Communicatie Erasmushogeschool Brussel Redactie en productie: Professionele bachelor Journalistiek www.ehb.be
Jaargang 9, nummer 3, mei 2006
Het Communiqué
Rode Duivel Rik Coppens (links) in een stevig kopbalduel tijdens België - Finland op 25 september ‘53.
Karel Lismont (midden) wordt feestelijk onthaald na zijn Europese triomf op de marathon in Helsinki ‘71.
Rik Van Looy wint het Belgisch kampioenschap bij de amateurs in ‘52. Voor hem zijn mooiste moment.
FOTO: DE EECLONAAR
Cover: Gaston Roelants wint de prestigieuze Corrida-veldloop in São Paulo.
Gaston Roelants (links) wordt gefeliciteerd door de Rus Sokolov na zijn Europese titel op de 3.000m steeple in Belgrado ‘62.
Rechts: Het Drie Linden Stadion in WatermaalBosvoorde, gebouwd net voor WO II.
3 4 6 7 8 9 10 12 14 15
Karel Lismont Wilfried Van Moer Patrick Sercu Etienne De Wilde Jacky Brichant RikCoppens Roland Liboton Georges Jobé Jacky Ickx Raymond Ceulemans
17 18 19 20 22 23 24 26 27 28
Léon Mokuna Ingrid Berghmans Robert Van de Walle Rik Van Looy Gaston Roelants Miel Puttemans Juan Lozano Willy Steveniers Rik Samaey Rik De Saedeleer
Special Edition
1977 - Ik ben 15 en worstel aan het Atheneum van Boom met té veel wiskunde, fysica en chemie. Ik verlies té veel voetbalmatchen met Kalfort Sportif, maar wil met graagte elk gewonnen punt inruilen voor een zoen van Ann, Ilse of - in iets mindere mate - Sandra. We dwepen met de The Sweet, Mud en The Rubettes, maar zijn allemaal in stilte verliefd op die blonde van Abba. 1 9 7 7 - David Bowie, ziek van touring, drugs & fame, woont incognito op een goedkoop appartement boven een autogarage in het troosteloze Berlijn. Elke dag ziet hij hetzelfde koppel samenkomen onder een geschuttoren aan de Muur. De stille, onwrikbare kracht van de twee inspireert hem tot het magistrale Heroes. 1 9 7 7 - Aan helden geen gebrek in het land van friet en bier. In het voetbal knokt Club Brugge zich naar sensationele bekerwinst tegen aartsrivaal Anderlecht. Voor 55.000 toeschouwers en in een verzengende hitte wordt een 1-3 achterstand omgebogen in 4-3 winst. In de rangen van de bekerwinnaar o.m. Raoul Lambert, Georges Leekens, René Vandereyken, Julien Cools en Fons Bastijns. Raymond Goethals, den tuveneir, heeft Anderlecht datzelfde jaar naar de finale van de Beker der Bekerwinnaars (nu Europacup II) geleid. Ene Karel Lismont wordt nationaal veldloopkampioen, spurtbom Lea Alaerts loopt op de 100 en 200 meter Belgische records die respectievelijk 21 en 22 jaar standhouden. Bokser-steenhouwer Jean-Pierre Coopman kroont zich tot Europees kampioen bij de zwaargewichten door in het Antwerps Sportpaleis de Bask Urtain in de vierde ronde knock-out te slaan. Op 16 augustus vindt de eerste Memorial Ivo Van Damme plaats, voortbordurend op het elan van een atletieknocturne op de Heyzel in ’72. Miel Puttemans (5.000 m), Gaston Roelants (20 km én uurrecord) en Willy Polleunis (10 mijl) liepen er tot de verbeelding sprekende wereldrecords. Eddy Merckx, de allergrootse, neemt afscheid met een zege in de Ronde van de Middellandse Zee. De kannibaal wordt hij genoemd, omdat hij in elke koers of ronde voor de zege gaat. Op 14 jaar tijd heeft hij 1.800 wedstrijden gereden; hij heeft er ruim 600 van gewonnen. Anderen grijpen in ’77 de macht: Freddy Maertens haalt 53 overwinningen binnen, waaronder de Waalse Pijl, 4 etappes én de eindoverwinning in Parijs-Nice, 7 ritten in de Giro. In de Ronde van Spanje wint hij naast het eind- en puntenklassement ook nog eens 13 van de 19 etappes. De Tirreno-Adriatico, de Ronde Van Vlaanderen én Parijs-Roubaix zijn voor Roger De Vlaeminck. Michel Pollentier wordt nationaal kampioen én schrijft de Ronde van Italië en de Ronde van Zwitserland op zijn erelijst. Aan helden geen gebrek in 1977. 1 9 7 7 - The Stranglers - een crazy synergie van een biologieleraar, een ijsdistributeur, een karateka en een motorfreak - spelen elke Engelse zaal plat. Aan hun oorspronkelijke pubrock hebben ze de power van punk toegevoegd en dat zorgt ook op het continent voor hun grote doorbraak. We brullen allemaal mee No more heroes anymore, no more heroes anymore.
2 0 0 4 - Het Internet bestaat! Op www.vrtnieuws.net lezen we: BELGIË VALT DOOR DE MAND OP DE SPELEN In augustus vinden in Athene de 25ste Olympische Spelen plaats. Voor België starten de Spelen erg goed met brons voor wielrenner Axel Merckx en judoca Ilse Heylen in het eerste weekend, maar daarna is, op het goud voor Henin na, het vet van de soep. De meeste atleten vallen door de mand, de medailleoogst is erg laag. De Amerikaanse zwemmer Michael Phelps grossiert in medailles: hij neemt er acht mee naar huis.
2 0 0 6 - De Britse soulzangeres Joss Stone brengt een eigenzinnige versie uit van Whatever happened to the heroes? Een handvol jonge Erasmusjournalisten besluit het aan de helden van weleer zelf te gaan vragen. Als ze na de eerste brainstorming bij toeval hun lijstje interviewees aan de redactie van het gerenommeerde Sport-Voetbalmagazine voorleggen worden ze net niet buitengelachen. Twee weken later zijn de interviews afgenomen, de foto’ s verzameld. In de catacomben van campus Dansaert wordt geredigeerd en gelayout. De eindexamens, de stage en het afstudeerproject staan voor de deur. Maar eerst moet dit nog even af. Belgische Keizers, de kroon op het werk en een opleiding. Ik heb iets met deze studenten Journalistiek. Ze zijn mijn heroes. Just for one day. Patrick Pelgrims, Opleidingshoofd Journalistiek
1 FOTO: PATTY MARCHAND
Het Communiqué
Oude glorie roest niet KENNY HENNENS
Sportjournalist worden, het is waarschijnlijk nog steeds de natte droom van deze redactie. Ter plekke de wedstrijd mogen volgen en nog betaald worden ook. De juichende massa aanschouwen bij een winnend doelpunt en na de match de hero for one night een pint trakteren. Meereizen naar een toernooi op exotische bodem en ons grauwe landje voor twee weken vaarwel zeggen. Maar vooral, die ene kampioen eens interviewen en de fantasie realiteit laten worden. Beste lezer, was het maar zo eenvoudig. Sportjournalist zijn, is hard werken en voortdurend informatie verzamelen. Zoveel mogelijk contacten leggen en uiteindelijk toch op je bek gaan. Met volle moed beginnen aan een stuk, maar tot ’s nachts schrappen in je tekst. En alles toch nog tot een goed einde brengen, liefst binnen de deadline. Gelukkig is ons bestaan niet alleen maar kommer en kwel. Daarvoor zorgen de sporthelden, een ware zegen voor de sportjournalist én -liefhebber. Atleten die net dat ietsje meer kunnen dan hun
collega’s. Individuen waar een hele massa zich aan spiegelt, optrekt en mee vereenzelvigt. Legendes die een land in de ban houden, die anderen hoop geven en een gevoel van trots oproepen. En toch. Sporthelden zijn ook maar mensen van vlees en bloed. Of denkt u dat al die glorie en roem hen in de schoot werd geworpen? Is hun gras wel zoveel groener dan dat van ons? Het antwoord zal u gauw duidelijk worden. Deze editie bevat een unieke verzameling van nationale sporthelden. Sporters waarvan u zich misschien afvraagt: “Wie was hij/zij ook alweer? En god ja, hoe zou het met hem/haar zijn? Of, is die wereldkampioen geweest?” Helden die niet (meer) wekelijks in de pers komen, elk met hun eigen verhaal. Van mannen met ballen zoals Rik Coppens, Wilfried Van Moer en Juan Lozano, tot ene met nog grotere ballen zoals Willy Steveniers. Van kerels met een versnelling zoals Rik Van Looy, Patrick Sercu en Roland Liboton, tot die met een vitesse zoals Georges Jobé en Jacky Ickx. Van Belgen die konden lopen zoals Gaston Roelants en Karel Lismont, tot Ingrid Berghmans, een dame waar iedereen van ging lopen. Op deze pagina’s schitteren ze als vanouds: Belgische Keizers van de sport. Geniet.
Colofon Hoofdredacteur Kenny Hennens Adjunct-hoofdredacteur David Debevere Eindredacteur Jan Van Impe Chef Lay-out Dieter De Beus Fotoredacteur Kevin Van den Berghe Vormgever Tim Schoonjans Redactiesecretaris Christophe Asselman Correctoren Jeroen Bossaert Christine Meert Seppe Verbist Redacteurs Axel Denruyter Joni Gerard Eindredactie lay-out André Lapeere Taaladviseur Dirk Mampaey Algemeen hoofdredacteur Patrick Pelgrims Met dank aan Joost Goethals, Stefan Moens, Aldo Verschuere, Michel Wuyts, Gilles Simonet en Laurent Hatert
Karel Lismont behaalt een zilveren medaille op de olympische marathon van Munchen ‘72. 2
Special Edition
Marathonman Karel Lismont scherper dan ooit
Van de Borgloonse straten naar het olympisch podium
In de tijd dat België een rol van betekenis speelde in de atletiekwereld, behoorde Karel Lismont (56) tot de wereldtop. Op de olympische marathons van München en Montréal behaalde hij zijn grootste successen met respectievelijk een zilveren en een bronzen medaille. Een gesprek over zijn carrière en een nuchtere kijk op de verloedering van het Belgisch atletiekbeleid. DAVID DEBEVERE & AXEL DENRUYTER
Karel Lismont is ondertussen 56, maar heeft nog de uitstraling van zijn sportieve topjaren. Rank en slank. Zoals het elke langeafstandsloper betaamt. “Tegenwoordig ga ik drie à vier keer per week lopen. Ik voel me daar goed bij.” De liefde voor het lopen is tijdens zijn jaren bij de jeugdbeweging gegroeid. Lismont bewees pas laat dat hij ook in competitieverband grootse prestaties aankon. “Toen ik vijftien jaar was, heb ik me aangesloten bij de atletiekclub in Borgloon. Vroeger begon men niet van jongs af aan met atletiek. Men moest in mijn tijd veertien jaar oud zijn, terwijl nu kinderen van zeven à acht jaar al aan atletiek doen.” ZILVER ZONDER DOPING Lismont wou altijd een groot atleet worden. Zijn ambities lagen bijzonder hoog. Zijn internationale doorbraak volgde in 1971, toen hij in Helsinki de marathon won. Naar eigen zeggen zijn mooiste overwinning ooit. “Ik was pas 22 en werd onmiddellijk Europees kampioen. Je komt daar als jonge gast aan om je eerste internationale wedstrijd te lopen en dan word je plots Europa’s beste. Onvoorstelbaar.” Aan deze Europese titel breide hij op de Olympische Spelen van München in ’72 een vervolg. Die Spelen werden verstoord door de gijzeling van Israëlische atleten door Palestijnse militanten. Daarbij vielen elf doden. Het belette Lismont en vele andere atleten niet om door te gaan. Op de marathon haalde hij enkele dagen later Olympisch zilver. “Ik had hard getraind voor de Olympische Spelen en hoopte te winnen. De marathon werd door de gijzeling één dag uitgesteld
en ze dachten er zelfs aan de Spelen voortijdig stop te zetten.” Geen seconde heeft hij eraan gedacht het olympisch dorp te verlaten. “Er zijn een paar atleten die dat gedaan hebben. Geen Belgen, wel Nederlanders. Maar ja, Nederlanders willen altijd de wereld verbeteren, hé.” Op de Olympische Spelen van Montréal
toekomst maar somber in. In zijn tijd kon hij niet als profatleet door het leven gaan. Hij werkte bij het ministerie van Financiën waar hij bepaalde faciliteiten kreeg om aan wedstrijden te kunnen deelnemen. Tegenwoordig biedt het BLOSO de atleten een profstatuut aan. Toch lopen de Belgen vandaag niet beter dan in zijn tijd. “Je ziet het genoeg aan de resultaten. Er is heel weinig talent op komst. Voor de eerstkomende vijf jaar zie ik zeker geen verandering.” Volgens Lismont komt de Belgische atletiektrots Kim Gevaert op wereldvlak tekort. Om maar te zwijgen van Joeri Jansen. “Als je kijkt hoe Jansen het aanpakt op de 1.500 meter, dat is gewoon een schande. De hele winter zit hij in Zuid-Afrika, terwijl ik het even ver heb gebracht door hier in de sneeuw te trainen.” Maar de fout ligt niet alleen bij de atleten, ook de trainers zijn verantwoordelijk voor de malaise. “Dat heb ik tegen topsportmanager Ivo De 22-jarige Lismont vlak na zijn overwinning in Helsinki op het EK ‘71. Van Aken gezegd. Hij moet durven ingrijpen en zijn verantwoorin ‘76 moest Lismont, hoewel hij voor de delijkheid opnemen. Nu moet hij zeggen: zege ging, vrede nemen met een bronzen ‘We hebben tien jaar aangemodderd, er plak. “Ik had nochtans een geweldige moet verandering komen.’ Wat waren de conditie opgebouwd in het begin van het resultaten van de laatste jaren? Nul seizoen. Net voor de Spelen kampte ik komma nul. Je moet durven ingrijpen en met darmproblemen, maar ik had nóg het trainingssysteem veranderen.” een goed excuus. Ik verloor van De Belgische atleten krijgen van Lismont Waldemar Cierpinski, een Oost-Duitser. nog een laatste sneer. “Voor mij bestaan Iedereen weet nu dat de Oost-Duitsers er twee soorten sport: topsport en sport doping namen. Hadden ze dat toen al voor je plezier. Iets ertussen bestaat niet. geweten, dan had ik weer zilver behaald.” Dat begrijpen veel mensen niet. Tegenwoordig heb je topsporters die twee NUL KOMMA NUL keer per dag kunnen trainen. Maar wat Lismont ziet de Belgische atletiek- brengt het op? Niks.”
1972: Olympisch zilver op de marathon München - 1976: Olympisch brons op de marathon Montréal 3
Het Communiqué
De grootste kleine voetballer van het land Er zijn spelers die goed kunnen aanvallen en anderen die goed kunnen verdedigen. Wilfried Van Moer (61) blonk uit in beide. Hij had bij elke club meegekund, maar “vroeger waren spelers nog slaven van hun club”, vertelt de Kleine Generaal. Maar een Van Moer laat zich niet kisten. Hij wint met Standard Luik drie titels op rij, pakt drie Gouden Schoenen en leidt de Rode Duivels - ook op latere leeftijd - naar nooit geziene hoogtepunten. Wilfried Van Moer is een tijdperk op zich in het Belgisch voetbal. JAN VAN IMPE & SEPPE VERBIST
“Vroeger ging je ofwel voetballen ofwel Standard Luik. Het was dat of bij Antwerp we enkele mooie resultaten. In ’70 werfietsen. Bij mij is het altijd voetbal ge- blijven, mijn keuze was snel gemaakt. Ik den we pas in de halve finale van Europaweest.” Op zijn zestiende speelde hij al in was op dat moment met 6,5 miljoen frank cup I uitgeschakeld door Leeds. In de vorige ronde hadden we het eerste elftal van Beveren, het grote Real Madrid toen nog in de lagere regionaar huis gestuurd.” nen. De Wase club stond beEr was altijd heel veel kend om haar talentvolle ambiance op Sclessin, ploeg. “Sinds mijn achttien de thuisbasis van werkte ik als elektricien in Standard Luik. “Het Antwerpen en mijn baas zat voetbal was er voor in het bestuur van Antwerp veel mensen een uitlaatFC. Dankzij hem zette ik bij klep. Er moest niet veel The Great Old mijn eerste gebeuren of de vlam stappen in eerste klasse.” sloeg in de pan, vooral Meer dan dat. In zijn tweebij de matchen tegen de seizoen bij Antwerp won Anderlecht. Maar ook Van Moer op 21-jarige leefde derby tegen Club tijd zijn eerste Gouden Luik was een strijd op Schoen. “Het was toen al de leven en dood. Achter mooiste trofee om te winnen, de goal op Sclessin lag maar het circus er rond was een grote terril van de veel kleiner. Ik vernam gesteenkoolindustrie die woon via het radionieuws dat Van Moer (l) en Van Himst (r) hier als tegenstanders, boven het stadion uitik gewonnen had.” samen de motor van de Rode Duivels op het WK ‘70. kwam. Bij topmatchen Van Moer was een kleine maar sterke voetballer. Hij had een de duurste transfer ooit in België. Tegen- stond die afvalberg van de mijnen vol met scherpe tackle, maar ook een goede tech- woordig geeft men dat voor een jeugd- mensen die van daarop de match volgden.” niek. Zijn grootste kwaliteit was dat hij speler.” Van Moer zou nog twee keer de Gouden zowel kon verdedigen als aanvallen. Na zijn Gouden Schoen was de Kleine Gene- AFVALBERG VOL MET MENSEN Schoen winnen als speler van Standard. raal niet meer te houden. Anderlecht en Bij Standard beleefde Van Moer de mooi- Zijn talent was in heel Europa bekend. vooral Club Brugge waren geïnteresseerd. ste periode uit zijn carrière. “Ik ben er “Tijdens mijn hoogdagen bij Standard was “Bij Brugge had ik alles getekend, ik zou met een ijzersterke ploeg drie keer op rij er veel interesse voor mij. Er was eens een villa krijgen in Knokke en mijn vrouw kampioen geworden. Standard had een een delegatie in Luik van drie verschilzag het leven aan de kust al zitten. Maar enorm technische ploeg en een solide lende Spaanse ploegen, waaronder van Eddy Wauters (voorzitter van verdediging, tevens de achterlinie van de Barcelona. Maar Roger Petit, de grote Antwerp, nvdr) mocht ik enkel naar Rode Duivels. Ook Europees behaalden baas, weigerde die mensen te ontvangen. 1966: Van Moer (21) wint zijn eerste Gouden Schoen - 1966: Schitterend debuut bij de Rode Duivels tegen Zwitserland 4
Special Edition
Ze hebben de eerste vlucht terug naar Spanje genomen en van een transfer was geen sprake meer. Als speler stond je daar machteloos tegenover, het was een slavenhandel in die tijd.”
bedwang. Spanje en Italië schakelden ze uit. Het kleine België stond zowaar in de finale van een EK tegen het onvermijdelijke West-Duitsland. “We zijn gegroeid in dat toernooi en de groep hing goed aan elkaar, zelfs de bankzitters klaagden niet. Voor die finale tegen de Duitsers had ik wel een beetje schrik voor een afgang, maar dat was totaal niet het geval.
TIEN JAAR ‘PIET’ VAN MOER In ’66 debuteerde Van Moer voor de Rode Duivels. Na afloop sprak men van het beste debuut ooit. De eerste grote afspraak was op de wereldbeker ’70 in Mexico. “We hadden geen slechte ploeg met Van Himst en mezelf als motor. Op weg naar het WK schakelden we toplanden als Spanje en Joegoslavië uit.” Maar België stelde teleur in Mexico, na drie wedstrijden mochten ze naar huis. De pers suggereerde zelfs dat de Duivels wilden verliezen in de beslissende wedstrijd tegen Mexico. “Veel spelers hadden enorme heimwee. Paul Van Himst bijvoorbeeld heeft veel kritiek gekregen van de Van Moer scoort op Sclessin, thuisbasis van pers, maar uiteindelijk denk ik wel dat iedereen alles heeft gegeven in Uiteindelijk verloren we door een goal in die laatste wedstrijd. Ik heb op dat WK de laatste minuten. Ik had het gevoel dat wel goeie matchen gespeeld en zelfs twee wij frisser waren dan de Duitsers op het goals gescoord. Ik heb er goed mijn plan einde van de wedstrijd.” getrokken. De Belgische delegatie was niet Na dat Europese hoogtepunt besluit Van klaar voor zo’n wereldbeker. We zijn als Moer door te gaan tot de wereldbeker amateurs vertrokken en als amateurs te- ’82 in Spanje. België slaagt er in zich te ruggekomen.” plaatsen voor het eerst sinds ’70. De Kleine Trainer van de Belgische ploeg was toen Generaal is tijdens het kwalificatieRaymond Goethals. “Zonder twijfel de toernooi nog steeds van grote waarde beste coach die België ooit heeft gehad. voor de Rode Duivels. “Toen het WK voor Tactisch was hij onnavolgbaar sterk. Ik apprecieerde hem ook erg als mens. Hij “Het WK ’82 was vakantie gaf de spelers veel vrijheid en het was natuurlijk altijd lachen met Raymond. Ik voor mij.” heb tien jaar met hem gewerkt, maar hij heeft mijn naam nooit onthouden. Dus noemde hij mij Piet. Het was altijd ‘kom de deur stond, was ik al 37 en het beste eens hier Piet’ of ‘komaan Piet’.” was eerlijk gezegd van de soep. Thys heeft Na Goethals kwam Thys, die liet de oude me dat toernooi terecht op de bank gevedetten Van Moer en Van Himst aan de zet. Ik voelde me fysiek niet meer klaar kant. Maar toen de Belgen op de rand en heb het WK dan ook opgevat als een van de uitschakeling stonden voor het EK soort vakantie.” Van Moer speelt er zijn ’80, deed Guy Thys opnieuw een beroep laatste match voor de Rode Duivels. De op de ondertussen 35-jarige Van Moer. unieke interlandcarrière van de Kleine De Kleine Generaal was letterlijk de Generaal zit erop. redder van het vaderland. Hij profileerde De gekste interland bleef die tegen Italië. zich als de onbetwistbare leider van Thys’ Van Moer speelde een schitterende wedjonge ploeg. België plaatste zich alsnog strijd en scoorde de eerste goal. Op een voor het Europees kampioenschap in bepaald moment werd hij zwaar onderItalië. Daar verbaasden de Rode Duivels uit gehaald door een Italiaan, maar hij leek vriend en vijand. Ze hielden Engeland in ongedeerd. “Toen ik na die tackle begon
te lopen, voelde het alsof ik bij elke stap een stamp achter op mijn been kreeg. Ik keek achter me, maar er was niemand. Ik heb zo nog tien minuten verder gespeeld en tijdens de rust bleek dat mijn been zowaar gebroken was. De zogezegde stampen die ik kreeg, waren eigenlijk de twee stukken been die over elkaar schuurden. Goethals wilde nog dat ik een spuit kreeg om verder te spelen, maar ik ben wijselijk naar het ziekenhuis gegaan.” KLEINZIELIG Na zijn carrière begon Van Moer als trainer. Maar hij heeft zich nooit goed gevoeld in die job. “Als trainer hang je te veel af van paljassen van het bestuur en de pers. Ik heb daar niet genoeg geduld voor, ik zeg altijd direct mijn gedacht.” In ’96 was Van Moer even bondscoach. Hij werkte al Standard. een zevental jaar voor de voetbalbond, eerst als jeugdtrainer en daarna als assistent van bondscoach Paul Van Himst. Toen Van Himst moest opkrassen van zowel de bond als de pers, nam de Kleine Generaal van weleer over. “Alles moest op een uur geregeld worden, ik heb me te snel laten overhalen. Achteraf heb ik spijt dat ik die functie als bondscoach heb overgenomen.” Na twee maanden mocht hij al vertrekken. De manier waarop de bond zijn ontslag afhandelde, heeft bij Van Moer iets gebroken. “’s Avonds belde iemand van de bond om te melden dat er de volgende dag in de krant zou staan dat ik ontslagen was. Ze moesten me nog snel even verwittigen, erg kleinzielig. Ik ben misschien ne kleine, maar ze moeten me wel als ne grote mens behandelen. Er zijn op de bond genoeg mensen die niets van voetbal kennen, maar gewoon meegaan voor de uitstapjes en de etentjes.” Voor Van Moer was het genoeg als trainer. Het wereldje zegt hem niet veel meer. “Ik ben nu een gewone supporter. Van Standard uiteraard, maar ook van Genk. Verder hou ik me bezig met het onderhoud van mijn tuin en sinds vier jaar speel ik golf. Puur voor het plezier. Ik hoef de druk om te winnen niet meer. Ik heb vroeger altijd gelopen om te winnen, nu doe ik het op mijn gemak.”
1971: Derde keer op rij landskampioen met Standard Luik - 1982: Laatste interland tegen Polen 5
Het Communiqué
“Ik ben te veel tweede geweest” Een gouden olympische medaille, 88 zesdaagseoverwinningen, de groene trui in de Tour de France en zoveel meer. Als beste zesdaagsewielrenner ooit is Patrick Sercu (61) het prototype voor zijn opvolgers. Niemand deed ooit beter en net als Rik Van Looy kreeg hij een adellijke titel: Keizer van de Six . TIM SCHOONJANS & SEPPE VERBIST
Twee wedstrijden gewonnen en een Met zijn 88 zesdaagseoverwinningen is strijd gehouden. “In Rotterdam heeft handvol plaatsen in de toptien. Toen Sercu nog altijd recordhouder. “Dat is Peter Post die formule ook toegepast, het Patrick Sercu als vijftienjarige op de weg allemaal mooi voor de statistieken, maar was meteen een succes. Eddy Merckx, begon te fietsen, was hij ikzelf en nog andere bemeteen succesrijk. Zijn kende renners waren aaneerste rondjes fietste hij wezig en de zesdaagse, die op de piste die zijn vatoen nog niet zo populair der had opgeknapt, was, werd een schot in de Patrick had de smaak roos. Sindsdien reden we meteen te pakken. De overal zes uur per dag. Het winter erna won hij in programma was veel aanhet Gentse Kuipke alle trekkelijker en dynamiwedstrijden. De naam scher.” Sercu werd voor het eerst opgemerkt. 16 RITTEN IN GIRO “Mijn grootste troef Na zijn succes op de piste, was mijn snelheid. Ik wou Sercu meer op de weg was geen krachtrijden. “Bij Dreher sprinter, maar had een (wielerploeg, nvdr) konden hoge trapfrequentie. Ik ze mij die garantie geven. ging in de sprint ook Vedetten als Van Looy, Van Steenbergen, Merckx, Ik won er meteen de opebijna nooit uit het zaThévenet, ... iedereen wou met Sercu een zesdaagse rijden. ner van het seizoen, de del. Mijn enige zwakke Ronde van Sardinië, voor punten waren kracht en uithouding. 250 voor coureurs heeft dat niet veel waarde. Merckx en Gimondi. In de Tirrenokilometer was voor mij een beetje te ver. Had ik niet op de weg gereden, dan had Adriatico won ik ook twee ritten. IederVlakke parcours gingen, maar zware ik er zeker meer dan 100 gewonnen. Aan een keek raar op, want ik was een pistier wedstrijden zoals de Ronde van Vlaan- het record is spijtig genoeg ook geen rente en had het jaar ervoor nog het WK sprint deren heb ik nooit kunnen winnen.” gewonnen.” verbonden.” In ‘63, tijdens zijn legerdienst, pakte hij Tijdens het derde jaar bij Dreher nam op het WK voor liefhebbers goud in de Brooklyn de hele ploeg over. Sercu was “Als ik niet op de weg had ondertussen al 30 en wou eindelijk eens sprint. Een jaar later -Sercu was toen 20 won hij olympisch goud op de piste. Door gereden, dan had ik zeker naar de Tour. De ploeg schreef zich speal die successen bleef hij op de piste, hoemeer dan 100 zesdaagsen ciaal voor hem in, maar hij kreeg enkel wel hij ook ambitie had om op de weg te een paar jonge renners mee. gewonnen.” rijden. Iedereen wou met Patrick Sercu “Omdat ik voor een Italiaanse ploeg uiteen zesdaagse rijden. Vedetten als Rik Van kwam, was ik verplicht de Giro te rijden. Looy, Rik Van Steenbergen, Bernard De zesdaagseformule is enorm veranderd Ik won drie etappes en vertrok dan naar Thévenet, Etienne De Wilde waren zijn met de tijd. “In mijn tijd zat ik van twaalf de Tour, waar ik een ritzege moest behapartners. Maar het liefst reed hij met Eddy uur ’s middags tot vijf uur ’s nachts op de len. Ik won meteen de 3e en de 4e rit en Merckx. “Eddy en ik zijn samen Belgisch fiets. De renners sliepen toen samen in een pakte zo de groene trui, die ik tot in Parijs kampioen geworden. We waren bijna het zaaltje op veldbedden.” In Londen heb- gedragen heb. In Harelbeke veroverde perfecte koppel.” ben ze voor het eerst een kortere wed- ik ook het geel. Dat was ongelooflijk, met 1963: De 19-jarige Sercu wordt wereldkampioen sprint bij de liefhebbers - 1964: Olympisch goud op de piste in Tokio 6
Special Edition
al het volk en de televisie die toen ook al meer aanwezig was. In de namiddag was er een ploegentijdrit waardoor ik spijtig genoeg mijn gele trui meteen kwijt was.” “Toen was het veel moeilijker om het groen te winnen. De trui heeft de laatste tijd veel van zijn glans verloren met al die tussensprinten.” In zijn jaren als wegrenner heeft Patrick Sercu een honderdtal wedstrijden gewonnen, waaronder dertien ritten in de Giro en zes in de Ronde van Frankrijk. “Maar volgens mij ben ik te veel tweede geweest, omdat er al iemand ontsnapt was. Ik had geen ploeg die de koers controleerde voor mij. Enkel als we met heel het peloton naar de meet gingen, mocht ik het afmaken.” “Een mooie herinnering is mijn “Half eerste wereldkampioenschap dat ik won bij de liefhebbers, vooral omdat het zo onverwacht was. De eerste overwinningen zijn vaak de mooiste; je weet dan dat je het kan. Er zijn ook mooie momenten die zich niet in resultaten vertalen. Ik was bijvoorbeeld erg fier toen ik in ‘77 een lange solo afrondde in de Tour en de rit daarop nog eens de massasprint won. Mijn laatste overwinning in de Zes-
daagse van Rotterdam was erg emotioneel. Ik had er drie verschillende ploegmaats, de ene was gevallen en de andere was ziek. De laatste dag vormde ik een gelegenheidskoppel met René Pijnen, één van mijn grote concurrenten. We kwa-
FOTO: SEPPE VERBIST
jaar vakantie en half jaar werk.” men een uur voor de finale samen. We stonden op twee ronden, een uitzichtloze situatie. Uiteindelijk wonnen we toch. Het sportpaleis was tot op de trappen gevuld, een enorme sfeer.” Sercu is tijdens zijn carrière niet veel gevallen, maar kwam één keer goed weg. “Het was in een afdaling tijdens de Grote Prijs van Dortmund. Ik ben toen frontaal
op een auto ingereden en door de voorruit gevlogen. Ik had alleen een barst in een kneukel van mijn hand, een bloedneus en wat schrammen van het glas. Had ik de carrosserie geraakt of was ik anders gevallen, dan was ik dood of zat ik nu in een rolstoel. De man van de auto was geschrokken en riep: ‘Was machst du!?’ Ik ben snel uit de auto gekropen, ik besefte niet wat er gebeurde.” KONING IN HET KUIPKE Vandaag is Sercu nog steeds actief in de wielersport. “Ik ben wedstrijdleider in onder andere Rotterdam en Amsterdam. Maar eigenlijk ben ik coördinator en raadgever van de groepering van alle zesdaagsen.” Natuurlijk bekommert het symbool van de Zesdaagse van Gent zich nog om de wedstrijd in het Kuipke. “Ik hou mij met alles bezig in Gent. Toen de Zesdaagse dreigde te verdwijnen, heb ik samen met het bedrijf Octagon het evenement in handen genomen. Nu zorgen zij voor de organisatie, ik voor al het sportieve. Ik heb eigenlijk zes maanden vakantie en zes maanden werk. In de zomer doe ik het voorbereidende werk voor de wedstrijden in de winter. Maar ik hou mij daarnaast ook bezig met mijn kleinkind en ik ga nog regelmatig fietsen.”
Blonde hartendief JEROEN BOSSAERT
Het moet ongeveer tien jaar geleden zijn dat ik aan de zijde van mijn vader voor het eerst het Kuipke in Gent binnen wandelde. Ik herinner me de drukte in de sombere catacomben, de bedwelmende walm van gebraden vlees vermengd met sigarettenrook, de nors kijkende verkopers van wielerprullaria en het kabaal van kibbelende supporters. Zelden heb ik me ergens minder op mijn plaats gevoeld dan die avond in het walhalla van de pistiers. Een rebelse puber zou prompt rechtsomkeer maken, een verbaasd tienjarig jongetje klampt zich gewoon wat harder vast aan zijn pa. Zelfs toen we de grauwe ingewanden van de wielerpiste hadden verlaten en neerploften in onze klapstoeltjes, bleef het nare ontmoetingen regenen. Het
stoeltje naast mij kreunde onder het gewicht van een gezette vijftiger die de rook van zijn sigaren bijna opzettelijk mijn richting uitblies. Ondertussen vulde de rij achter mij zich met een troep lawaaierige Nederlanders en plantte een dubbele meter zich pal voor mijn neus neer. Nog voor de avond begonnen was, snakte ik al naar het einde. Mijn vader leek zich van de hele situatie niks aan te trekken en zat met pretoogjes naar de piste te turen. “Die kleine blonde met zijn krullen, die moet je in het oog houden”, kraaide hij enthousiast. Een gouden raad, zo bleek achteraf. Die krullenbol entertainde immers, in zijn eentje, een tot de nok gevulde wielertempel. De andere renners inclusief zijn Australische ploegmaat leken van geen tel. Telkens als hij de rug
kromde en in zijn geheel eigen stijl diep over het stuur ging hangen, ontplofte de boel. Overal geschreeuw, overal gejuich. Iedereen was voor, niemand was tegen. De grimas op zijn gezicht toonde hoe diep hij ging om het publiek te plezieren. De liefde die hij er van de fans voor terug kreeg, was minstens even indrukwekkend. De rest van die avond genoot ik met volle teugen van het gebrul van het groepje noorderburen achter me, van de sigarenrokende stoomboot naast me en van de brede reus voor me. Zolang ik die blonde spurtbom rondjes zag draaien, deed het me allemaal niets. Een sportman wint wedstrijden. Een sportheld wint harten. Etienne De Wilde, een eenvoudige volksjongen uit Wetteren, won alles.
1974: Groene trui, (even) geel en drie ritten in Ronde van Frankrijk - 1983: Laatste en 88ste zesdaagsewinst in Rotterdam 7
FOTO: DIETER DE BE Het Communiqué
Jacky Brichant aan de opslag
Tennis in de jaren vijftig Tennis bestaat al meer dan een eeuw. Toch zit de sport pas sinds enkele decennia in een professioneel jasje. Het tennis van de jaren ’50 werd gekenmerkt door amateurisme, corrupte umpires en fysieke uitputtingsslagen. In die tijd was eer het allerbelangrijkste, weet Jacques Brichant (75). Geen geld, geen bank, geen drank, geen rust, geen tiebreak. DIETER DE BEUS & KEVIN VAN DEN BERGHE
ficeerd. De reden was dat tennis een onmiddellijk, je had slechts de tijd om het amateuristische sport moest blijven. En zweet van je voorhoofd te vegen. Van deze visie weerspiegelde zich ook op het tiebreaks was vroeger geen sprake, dat is tenniscourt. De umpires en de lijnrechters pas veel later in het tennis geïntroduceerd. waren geen toonbeeld Trouwens, die tussenvan neutraliteit. Een pozen zijn enkel voor Frans toernooi had de commerce.” Franse spelleiders, die de eigen deelnemers sterk Brichant kende succes bevoordeelden. in het enkel- én het De tennisser uit de jaren dubbelspel, waar hij een vijftig speelde voor de gevreesd duo vormde eer. De eer om je land te met Philippe Washer. “We waren indertijd verdedigen op een Samen behaalden ze in onze eigen sponsors.” toernooi, niet meer of ’57 de Nationale Trofee niet minder. “Het maakt mij erg triest als voor Sportverdienste. ik zie dat spelers zoals Xavier Malisse en “Het tennis van vandaag gaat niet sneller Justine Henin weigerachtig staan dan vroeger, het oogt alleen zo. Dat tegenover een selectie voor hun land. komt omdat de televisie en de camera Dan stel ik mij vragen bij hun vaderlands- meer mogelijkheden hebben, alles wordt liefde”, reageert de nu 75-jarige Brichant. uit verschillende hoeken gefilmd.” Net zoals de media heeft het materiaal een HOUTEN RACKETS enorme vooruitgang geboekt. De Spelers klagen vandaag over hun drukke aluminium rackets die nu gebruikt programma. Daar hebben ze volgens worden, zorgen ervoor dat spelers toch Brichant nochtans weinig reden toe. “Wij snelle ballen slaan zonder veel kracht te speelden vroeger zetten. Het voordeel van houten rackets élke week een was dat er met meer effect kon worden toernooi. Mijn gespeeld. Maar het grootste verschil zit seizoen begon in in de kwaliteit van de spelers. “De topfebruari en 100 kan vandaag van ongeveer iedereen eindigde pas in verliezen. In de jaren ’50 waren er maar september. Ik was een tiental uitblinkers. De rest werd met in die tussentijd de grond gelijk gemaakt”, herinnert altijd op reis. Brichant zich. Tijdens de winter Het tennis kende ondertussen een speelde ik basket positieve evolutie. Het deelnemersveld is (Brichant werd zodanig versterkt dat er elk jaar heroïsche zesmaal Belgisch duels worden uitgevochten. De kampioen met de sponsoring en de grote mediaA n d e r l e c h t s e belangstelling zorgen voor financiële Brichant (18), gemengd dubbel met De Borman. b a s k e t b a l c l u b zekerheid, maar die heeft dan weer een Royal IV, nvdr). keerzijde. Omdat de Davis Cup slechts Slam verdiende…geen cent. Sterker nog, Daarbij, in mijn tijd hadden we geen een kleine financiële meerwaarde biedt, spelers die geld verdienden aan het tennis banken om uit te rusten en geen tijd om leggen vele sterren de selecties naast zich werden zonder pardon gediskwali- te drinken. De kantwisseling gebeurde neer. De eer heeft een prijs. Tennis was in die periode een officieel erkende sport, maar het aantal clubs en hun ledenaantal lagen beduidend lager dan nu. Vele spelers kwamen in contact met de sport door een balletje tegen een muur te slaan, onder hen Jacques ‘Jacky’ Brichant. Hij is Belgisch recordhouder wat betreft het aantal gespeelde (120) en gewonnen (71) wedstrijden in de Davis Cup. Brichant behaalde eveneens puike resultaten op de grote toernooien: in ’46 won hij Roland Garros bij de junioren en in ’59 speelde hij er de halve finale. Aangezien de media het tennis nog niet ontdekt hadden, bleef het grote geld achterwege. De spelers waren volledig aan zichzelf overgeleverd. “We moesten onszelf sponsoren”, zegt Brichant. “Dat deden we door te werken overdag en ’s avonds onze wedstrijden te spelen. Je kreeg hooguit enkele rackets, maar daarvoor moest je wel bij de besten horen.” Toernooien in het buitenland waren allerminst vanzelfsprekend. Je diende zelf de reis- en verblijfskosten op te hoesten. De winnaar van een Grand
1957: Jacky Brichant wint Nationale Trofee voor Sportverdienste - 1959: Halve finalist op Roland Garros 8
EUS
Special Edition
Henri ‘Rik’ Coppens aan het kanon
Met de complimenten van Pelé Rik Coppens is intussen ook al 75, maar niemand is hem vergeten. Net na WO II was hij de populairste speler op de Belgische velden. Grote ploegen als Barcelona en Inter Milaan stonden in de rij om hem in te lijven. De eerste Gouden Schoen van België mocht echter nooit zijn vertrouwde Beerschot verlaten, zelfs niet voor astronomische bedragen. Een contract tekende je toen nog voor het leven. Hij droeg 47 keer het shirt van de Rode Duivels, speelde het WK in ‘54 en scoorde honderden doelpunten. Een greep uit zijn voetbaltrommel. DAVID DEBEVERE & JONI GERARD
Rik Coppens (met het rugnummer 10) scoort zijn zoveelste goal voor den Beirschot . TRAINERHATER “Van trainers was er in die tijd nog geen sprake. Afgevaardigden waren toen verantwoordelijk voor de ploegopstelling. Ik heb van geen enkele van hen echt iets bijgeleerd. Om een voorbeeld te geven: we speelden nog met een bal die met veters dichtgemaakt was. Ik stond klaar om een vrije schop te nemen, en de trainer riep mij toe dat ik de bal met de koordjes in de richting moest leggen naar waar ik hem wou trappen. Mo n’importe waar die veters lagen, ik trapte de bal toch waar ik wou.”
PELÉ OP HET KIEL Rik Coppens dwong respect af bij de tegenstanders. Tegen het Braziliaanse Santos, de toenmalige ploeg van wereldster Pelé, gebeurde het volgende: “We gingen met 1-10 de boot in, maar na de wedstrijd spraken de mensen maar over één fase, mijn doelpunt. Ik stond met mijn rug naar het doel, controleerde de bal met de borst en trapte hem met een omhaal in de kruising. Pelé verklaarde na de wedstrijd dat één speler bij de tegenstander hem kon bekoren en dat was ik.’’
PENALTY IN DRIE STAPPEN Cruijff nam in ’82 een strafschop in twee tijden. Hij beweerde de eerste te zijn. “Dat zeggen de Hollanders, maar die weten van niks! Ik trapte er zo al een tegen IJsland in ‘58. Popin Pieters van Standard speelde mee. Ik zei hem vlak voor die penalty: ‘Deux-temps, à droite!’ Pieters deed dat goed. Hij legde nog eens terug zodat ik simpelweg kon binnentikken. Dus eigenlijk was het in trois temps. Maar als ik hem dat had gezegd, dan zou hij gedacht hebben dat ik met hem wou dansen (lacht).”
1954: Rik Coppens wint de eerste Gouden Schoen ooit - 1960: Einde voetbalcarrière bij Beerschot 9
Het Communiqué
“Ik was een topsporter, geen pater” De sterkste Belgische veldrijder ooit is voor velen Roland Liboton (48). Met vier wereldtitels en tien opeenvolgende Belgische titels reed hij zich in de jaren ‘80 de geschiedenisboeken in. Liboton had uitstraling, zat boordevol talent en was mediageniek. Als levensgenieter liet hij zich graag buiten het veldrijden opmerken. Tijdens het interview gaat hij geen onderwerp uit de weg. Liboton zoals iedere crossliefhebber hem kent. DIETER DE BEUS & AXEL DENRUYTER
In brasserie Elzenhof op de Grote Markt van Lier hebben we afspraak met de voormalige veldritgod. De goedlachse Liboton staat minder scherp dan tijdens zijn hoogdagen. Toch straalt hij nog klasse uit, ondanks de morele en financiële dieptepunten na zijn carrière. Onder de indruk zetten we ons neer aan tafel voor een boeiende babbel over vroeger en nu. Hoe bent u in het veldritmilieu terechtgekomen? “Toen ik jong was, voetbalde ik vaak. Op mijn vijftiende besefte ik pas dat er iets in me zat als veldrijder. Men vroeg mij toen of ik geen zin had om te koersen en even later heb ik een tweedehandsfiets gekregen. Bij de jeugd heb ik mijn basis gelegd, mijn derde wedstrijd won ik al. Daarop heb ik voortgebouwd.” Wat was uw grote doorbraak als veldrijder? “Het wereldkampioenschap bij de amateurs in het Spaanse Amorebieta in ‘78 was zeker de grote doorbraak. Vroeger werden de eerste vijf van het Belgisch kampioenschap automatisch geselecteerd voor het WK. Net voor het BK werd ik ziek. Ik had een sterk seizoen gereden, maar die dag ging het slecht. Ik was niet voldoende hersteld van mijn griep en eindigde pas zesde. Daarop volgde een discussie binnen de Belgische wielerbond. ‘Gaan we Liboton meenemen of niet?’ Ze hebben snel ingezien dat mij thuislaten belachelijk zou zijn. Ik nam me voor wereldkampioen te worden. Ik was opgeladen en wist dat ik die dag maar één veldrijder in het oog moest houden: de Nederlander Hennie Stamsnijder. Tijdens
de wedstrijd heb ik op een gegeven moment de kraan opengedraaid en reed ik ze er allemaal af. Ik was zo geconcentreerd op de aankomst dat ik de stemmen uit het publiek niet eens hoorde. Eén van mijn mooiste overwinningen.” U vierde die wereldtitel in een discotheek in Tielt. De vrouwen kon u maar met moeite van u afhouden. “Dat was zo afgesproken. De televisie wilde een reportage maken over wat ik op een vrije dag deed. Ik had kameraden, waaronder vrouwen, met wie ik een pint ging drinken op maandagavond. Ik vroeg hen mee naar die opnames. Ze hebben toen van een mug een olifant gemaakt. Ik was zogezegd een playboy. Dat is zever. Het was een spelletje en iedereen is daar toen ingetuind.” Op uw eerste WK bij de profs in het Zwitserse Wetzikon werd u wereldkampioen voor topfavoriet
FOTO: AXEL DENRUYTER
en thuisrijder Albert Zweifel. “Dat was een droomdebuut. Ik was in ’80 net overgestapt van de amateurs naar de profs en werd meteen opnieuw wereldkampioen. Ik klopte als 21-jarige jongeman niemand minder dan de grootmeester Zweifel. Rond het parcours in Wetzikon stonden 30.000 mensen. Wie kon daar nu Zweifel kloppen? Van zoiets kan je alleen maar dromen. De Zwitsers keken ook op me neer. Op een gegeven moment ontstond er commotie. Ik moest me in een ander kamertje omkleden want in de kleedkamer was zogezegd geen plaats. Er zat nochtans maar vier man: Zweifel, Frischknecht en twee Nederlanders. Ik was zo kwaad dat ik ze allemaal naar huis heb gereden. Ze stonden niet eens op de fotofinish. Hoewel ik piepjong was, domineerde ik de wedstrijd. Vanaf dat moment was ik de meester, de beste van de wereld.” Vandaar misschien de uitspraak: “Als Liboton passeerde was dat een paard waar geen houden aan was.” “Als ik me goed voelde, was ik niet te stoppen. Ik weet nog dat ik in Zwitserland een heel grote wedstrijd heb gereden. Er was zeker 25.000 man, een onvergetelijke ervaring. Thuisrijder Albert Zweifel was de vedette. De Zwitserse Eddy Merckx zeg maar. Een helikopter vloog boven het parcours en liet zijn fiets met een koord zakken. Het leek wel een filmscène. Ik moest er om lachen en dacht: ‘Jij, verdomde onnozelaar. Ik zal je eens laten zien wat een Belg allemaal kan.’ Tijdens de wedstrijd reed ik met Zweifel de laatste ronde. We reden een bergje op, ik keek achterom en zag hem echt tot het
1978: Liboton wereldkampioen bij de amateurs in Spanje - 1980: Eerste wereldtitel bij de profs in Zwitserland 10
Special Edition
uiterste gaan om aan te klampen. Ik ging naast hem rijden en riep in het Duits: ‘Zwaar vandaag hé, Albert?’ Ik heb hem in die laatste ronde op 45 seconden gereden. De Zwitsers gingen compleet door het lint. De politie heeft me na de wedstrijd naar de luchthaven moeten escorteren.”
rijden leefde, maar hoge bomen vangen veel wind, hé. Een renner die zich niet
Volgens sportcommentator Michel Wuyts was uw levensmotto: “Ik koers om te leven, ik leef niet om te koersen”. “Je moet topsporter zijn, maar je moet geen pater worden. Ik had veel klasse en trainde er dag en nacht voor. Maandag was mijn rustdag. Ik had die nodig om even mijn zinnen te verzetten. Die dag wilde ik geen pers ontvangen. Ik moest immers constant onder druk presteren. Iedere dag interviews, iedere week televisie. Dat is om gek te worden.”
Een andere onvergetelijke veldrit is uw vierde en laatste wereldtitel in het Nederlandse Oss in ‘84. U won de wereldtitel opnieuw in het hol van de leeuw. Maar wat U hebt het na uw carrière zois daar allemaal gebeurd? wel financieel als mentaal “Ik reed alleen voorop en op een moeilijk gehad. Zijn die zeker ogenblik had ik een voorzwarte dagen voorbij? sprong van vijftien seconden. Er“Ja, ik heb domme dingen gedaan, gens is een toeschouwer op het zoals een paar slechte investerinparcours gesprongen en heeft mij gen en de aankoop van dure auin de maag geslagen. Ik was in to’s. Op die manier vliegt het geld volle inspanning. Ik zag de slag de deur uit. Ik heb ook een paar niet aankomen en stond perplex. serieuze tegenslagen gekend. Ik Ik had veel pijn, kon bijna niet had bijvoorbeeld een contract bij meer ademen en mijn benen een Italiaanse ploeg en werd goed blokkeerden. Ik dacht aan opgeen correct betaald. Toen bood een ven, maar dat kon ik mijn meeandere ploeg (ADR) mij een congereisde supporters niet aandoen. tract aan. Ik kon er het driedubIk koerste verder en besloot al“Als ik me goed voelde, was ik niet te stoppen.” bele verdienen. Dan twijfel je niet les op de sprint te zetten. Dat plannetje is goed verlopen en ik heb in de verzorgt of niet traint, staat niet aan de en ga je ervoor. Ik vroeg Eddy sprint gewonnen van Albert Zweifel en top. Ik kon me niet permitteren om een- Planckaert, die ook bij ADR zat, of de Hennie Stamsnijder. Ik was blij dat ik op der wat te doen. Ik wou de beste van de zaak te vertrouwen was. Volgens mijn fiets kon blijven zitten. Ik had zo- wereld zijn. Ik heb daar heel hard voor Planckaert was dat geen probleem en veel pijn dat ik er zelfs van moest overge- gewerkt en heb me goed verzorgd. Maar zouden we correct betaald worden. Dat als je ‘s maandags een koffie gaat drinken, bleek niet zo te zijn. De grootste fout die ven toen ik over de eindstreepkwam.” dan ben je een zatlap die steeds op café ik ooit gemaakt heb. Na mijn carrière heb ik daardoor twee jaar met mijn hoofd tusU had uitstraling, talent en was zit. Er moet niet overdreven worden.” sen mijn benen gelopen. Ik dacht voortmediageniek, maar te veel levensgenieter. Een voorbeeld hiervan is U hebt ooit deelgenomen aan de durend aan de hele ADR-zaak en aan het het WK ’81. U speelde vijf dagen Ronde van Frankrijk. Hoe kijkt u feit dat ik nog zo veel geld moest krijgen. Maar op zich was dat het probleem niet. voor het WK in een café tot in de daar op terug? vroege uurtjes biljart. Op dat WK “Met één kermiskoers in de benen trok Ik moest belastingen betalen op geld dat werd u pas tweede, na Stamsnijder. ik naar de Tour van ’81. Na achttien rit- ik nooit gezien heb. Een serieuze domten heb ik opgege- per. Na een tijd heb ik het uit mijn hoofd “Het is een goede ven. De berg- gezet. Nu heb ik dat achter mij gelaten.” vorm van ontspanetappes in de ning. Als je zin hebt, “Ik wou de beste van de Pyreneeën heb ik Wat zijn uw toekomstplannen? kan je toch elke dag wereld zijn.” nog uitgereden, “Ik verzorg de public relations voor de biljarten in een kanmaar de Alpencols cross in Hamme-Zogge. We hebben daar tine? De ene zegt: waren er teveel een paar dikke sponsors aangetrokken ‘Hij was aan het bilaan. Ik was het met het doel een cyclocrossploeg op te jarten’. De andere zegt: ‘Hij was aan het voetballen’ en een hele circus kotsbeu. Het was echt gek- richten. Financieel zou het zeker gaan, derde beweert dat ik aan het paardrijden kenwerk: de hele tijd hotel in en uit en al maar het probleem is dat we moeten was. Drie verschillende verhalen maar wie de verplaatsingen. Achteraf had ik daar uitkijken naar renners die einde contract had het bij het rechte eind? De mensen natuurlijk spijt van. Ik had de Ronde- zijn en die binnen onze mogelijkheden liggen. Voorlopig is dat toekomstmuziek.” beweerden vaak dat ik niet voor het veld- gewoon moeten uitrijden.”
1984: Vierde en laatste wereldtitel in het Nederlandse Oss - 1989: Tiende opeenvolgende Belgische titel 11
Het Communiqué
“ Ik ben niet fier om Belg te zijn” De Luikse motorcrosser en tweevoudig Sportman van het Jaar, Georges Jobé (45) oogstte succes tussen 1980 en 1992, met op zijn palmares ondermeer drie wereldtitels. Wat een gesprek moest worden over zijn carrière, werd vooral een discussie over het topsportbeleid in België. Of de afwezigheid ervan. CHRISTINE MEERT & KEVIN VAN DEN BERGHE
“Ik heb eigenlijk geen zin om over mijn is de meest gelauwerde atleet ter wereld verleden te praten. Ik kijk liever naar het maar men doet niks. We hebben veel te heden en de toekomst.” Naast hem zit weinig terreinen in vergelijking met het Ingrid Berghmans, waarmee we het uur aantal crossers. Ik werk momenteel voor voordien hebben gepraat. Ze wonen een Oostenrijkse organisatie om de sport allebei in het Luikse en kennen mekaar in de Emiraten te promoten. Ik ga de kogoed. “Het is toch schandalig dat een mende vijftien jaar de jongeren leren vrouw zoals Ingrid nu een fitnesszaak motorcrossen, omdat ze daar veel meer moet uitbaten!” Berghmans kan het alleen de wil hebben om te leren, hoewel er tomaar beamen, maar bij Jobé spatten de taal geen crosscultuur is. Ik heb alles aan vonken ervan af. “Ik heb alles gedaan voor de sport te danken, daarom wil ik iets aan mijn land, maar niks teruggekregen. Het de sport teruggeven. Passie is alles.” Op topsportbeleid in België? Un gros zéro! Na onze carrière worden we behandeld alsof we nooit hebben bestaan. Ze zouden ons tenminste een rol als woordvoerder van onze sport kunnen aanbieden. In het buiFOTO: JONI GERARD tenland worden topsporters ge“Zolang je gepassioneerd bent maakt leeftijd niets uit.” vraagd om te coachen, zodat ze hun kennis kunnen de vraag of hij op politiek vlak iets heeft overbrengen aan de jongeren. Ik ben proberen te ondernemen antwoordt hij: tweemaal Sportman van het Jaar geweest “Natuurlijk heb ik dat geprobeerd. Maar (in ’87 en ’92, nvdr), maar denken jullie als je na 20 jaar aankloppen bij verschildat we hier ook maar één voorstel heb- lende ministers ziet dat er niks verandert, ben gekregen? En dan heb ik het niet over zakt de moed mij een beetje in de schoeallerhande televisieshows, waar onze na- nen. Ik vraag geen geld, enkel terreinen. men gretig worden uitgebuit!” Jobé be- Maar ik ben een vechter, opgeven staat stelt een koffie en kalmeert een beetje. niet in mijn woordenboek. Politici den“Net zoals Brazilië het voetballand bij uit- ken enkel aan geld en hun positie, onze stek is, is België hét land van de motor- situatie laat hen koud. Om een voorbeeld cross. Mensen in het buitenland associë- te geven: ze hebben mijn trainingsterrein ren België met motorcross. Stefan Everts gesloten omdat een buur klaagde over
geluidshinder. Ze willen motorcrossparcoursen aanleggen in zogenaamde ‘vrijetijds-zones’, in plaats van in groene gebieden. Wie is zo gek om een circuit naast pakweg een tennisveld te plaatsen!? Heel ons land wordt onlogisch bestuurd. Ik ben echt niet fier om Belg te zijn. Ik heb alles alleen moeten doen, België heeft niks voor mij gedaan.” Uiteindelijk overhalen we hem om toch over zijn verleden te praten. Waarom bent u met motorcross begonnen? “Omdat ik gepassioneerd was en dat altijd zal blijven. Toen ik ongeveer zes was, reed mijn broer al wedstrijden. Ik moest altijd meegaan van mijn ouders en ik had meteen de smaak te pakken. Motorcross is een discipline vergelijkbaar met het leven: je moet jezelf telkens weer in vraag durven stellen. Het is een sport op een terrein dat voortdurend evolueert. In motorcross ben je er nooit. Soms ga je op je bek waardoor je altijd iets bijleert, je kan blijven evolueren. Het is een zeer fysieke, mechanische en technische sport. Voor uw tijdperk waren Joël Robert en Roger De Coster de grote namen in het motorcross. Waren zij uw voorbeelden? “Ja, het waren mijn idolen. Ik heb het geluk gehad dat ik ze zeer goed kende, al van kleins af aan. Ik had een parcours bij mijn ouders in Retinne (in de buurt van Luik, nvdr) waar alle internationale crossers kwamen trainen, zoals Harry Everts en zelfs Japanners en Amerikanen. Ze waren allemaal mijn leraren, ik had dus een natuurlijke leerschool (lacht). Het is dát circuit dat ze hebben gesloten, hoe-
1978: Eerste keer Belgisch kampioen 250cc - 1980: Eerste keer wereldkampioen 250cc en winnaar Trofee der Naties 12
Special Edition
wel er al twee wereldkampioenschappen zijn georganiseerd.” Is het een dure sport? “Het is inderdaad een vrij dure sport. Op dat vlak heb ik geluk gehad dat mijn ouders mijn eerste motor hebben gekocht. Omdat ik meteen veel won, werd ik snel gesponsord. Anderzijds, als je morgen beslist om te crossen, stap je een winkel binnen en kan je al het materiaal kopen om wereldkampioen te worden. Een Formule 1-wagen vind je niet meteen in de winkel (lacht). In de cross is de piloot het belangrijkste onderdeel. Het is de persoonlijkheid die telt en die bepaalt of je er al dan niet geraakt. Leeftijd speelt geen grote rol: hoe vroeger je begint, hoe beter. Maar het is zeker geen doorslaggevende factor.” U bent in ’92 nog eens wereldkampioen geworden, twaalf jaar na uw eerste titel: een record. Hebt u de sport zien evolueren in die tussentijd? “Ja, vooral op het vlak van training. Ik deed het nog puur op het gevoel, ik stelde zelf mijn trainingsschema’s op. De crossers zijn tegenwoordig veel beter voorbereid. Ze zijn tot in het kleinste detail klaargestoomd. Op het vlak van materiaal zijn de motors nu lichter en krachtiger: een 250 cc van nu komt overeen met een 500 cc van vroeger. De motors van nu zijn veel wendbaarder. Vroeger moest je gespierde bovenarmen hebben om het stuur te controleren. En op het vlak van aantal wedstrijden kan ik u zeggen dat er vroeger veel meer crossen waren.”
gekregen, heb ik er geen seconde spijt van. Het grappige is dat Eric Geboers ’s anderendaags dezelfde sprong wou wagen op training: hij brak zijn been! Na zijn val hebben ze op dat parcours die put gedicht. De organisatoren wilden geen ri-
Hoe verklaart u het succes van deze sport in ons land, vooral in Vlaanderen dan? “Het voordeel van België is het relatief kleine grondgebied. Daardoor komen de crossers hier vaker met elkaar in contact,
Tijdens de Grote Prijs 500 cc van Engeland ‘84 in Hawkstone Park springt Jobé als eerste crosser in de geschiedenis 30 meter ver. sico’s meer nemen. Ik heb vrienden die verlamd zijn geraakt door de sport en heb er zelfs verloren. Het is hard, maar elke medaille heeft een keerzijde.”
“Nog een straf verhaal: in ’87 won ik de eerste manche op de Citadel van Namen, een mythisch parcours. Tijdens de tweede manche kwam er na een sprong een steen in mijn ketting, waardoor ik meteen moest opgeven. Uiteindelijk werd ik dat jaar nog wereldkampioen. Vijf jaar later won ik weer de eerste manche in Namen Wat onthoudt u van uw carrière? en op precies dezelfde plek, misschien vijf “Er zijn twee momenten die mij altijd bij- meter verderop, kwam er weer een steen gebleven zijn: in ’84 reed ik de Grote Prijs in mijn ketting. Ik heb opnieuw moeten van Engeland in de 500 cc. Ik was op dat opgeven, maar werd dat jaar toch nog moment de voor de laateerste die het ste keer we“Na onze carrière worden we durfde om 30 reldkampimeter ver oen. Ik ben behandeld alsof we nooit door de lucht nooit echt hebben bestaan. Stefan Everts te vliegen. Nu bijgelovig is de meest gelauwerde atleet is die afstand geweest, ter wereld, maar men verwaarloosmaar ik kan doet niks.” baar, maar je verzekezo’n sprong is ren dat er op vergelijkbaar met ééntje van 60 meter dat moment iets in je knakt. Ik was daar vandaag. Ik heb er lang over nagedacht, even niet goed van, ik dacht toen bij meik riskeerde tenslotte mijn leven. Maar zelf: zou er dan toch een hogere macht als ik naar de reacties kijk die ik toen heb zijn? (lacht uitbundig)”
waardoor het niveau en de concurrentie stijgt. In Frankrijk heeft een crosser uit het zuiden niet zoveel kans om te trainen met een crosser uit het noorden. En het is zeker zo dat Vlaamse crossers meer succes hebben dan hun Waalse collega’s, maar dat is volgens mij puur een mentaliteitskwestie. De Walen zijn in het algemeen gewoon een beetje luier en tammer, het is zeker geen kwestie van talent(lacht).” Crosst u zelf nog? “In Frankrijk neem ik deel aan het veteranenkampioenschap en in de Verenigde Arabische Emiraten geef ik dus les aan jonge motorcrossers. Ik train ook de Fransen Sébastien Tortelli en Michaël Pichon. Het zijn rivalen van mijn goede vriend Stefan Everts, maar ik moet mijn boterham toch verdienen, hé? Ik ken zijn zwakke punten (lacht). Zijn sterkte is dat hij nog van de oude school afstamt.” “Ik ben uit het professionele circuit gestapt in ’92 omdat ik de blessures beu was. Maar ik zal altijd in het wereldje blijven, tot aan mijn dood. Als ik rijd beleef ik nog altijd evenveel plezier als toen ik 15 was. Zolang je gepassioneerd bent maakt de leeftijd niets uit.”
1984: Eerste keer Belgisch kampioen 500cc - 1992: Derde en laatste keer wereldkampioen 500cc 13
Het Communiqué
Jacky Ickx, de filosoof achter het stuur
“Het is een mirakel dat ik nog leef” In de autosport heeft België nooit veel grote namen gekend, maar wel één legende met o.m. 8 Formule 1 GP’s en 13 pole positions op het palmares. Jacky Ickx (61), die in zowat alle disciplines uitblonk, werd ook buiten zijn sport beroemd. Zijn gedrag is voor velen een voorbeeld, hij is altijd zichzelf gebleven. “Vandaag zou ik als piloot niets betekenen.” CHRISTOPHE ASSELMAN & KEVIN VAN DEN BERGHE
Hoe bent u in de sport terechtgekomen? “Wel, het is eigenlijk andersom: de sport heeft mij gekozen. In het leven zijn er veel zaken die je niet kan kiezen, je volgt je eigen weg met de hulp van andere mensen. In die zin had ik bijzonder veel geluk dat mijn vader autosportjournalist was. Ze hebben me altijd mijn zin laten doen en zo hoort dat ook volgens mij. Ouders zijn er niet om je doelen te beletten, wel om je te laten slagen in je opzet. Het is tenslotte mijn leven, niet dat van hen. Ze hebben me gelukkig nooit verplicht om verder te studeren, want dat deed ik niet graag. Op zestienjarige leeftijd ben ik definitief met school gestopt. Ik heb er nooit spijt van gehad. Ik vind ook niet dat ik veel heb moeten opofferen, want voor mij was het een privilege om iets te doen dat ik graag deed.” U begon uw carrière in de motorsport. U werd zelfs Belgisch trialkampioen in ’63. Waarom bent u overgestapt naar de autosport? “Ik reed inderdaad enkele motorcrossrally’s, maar ik wist dat ik hierin geen ambities had. Je moet weten dat de smaak van succes veel verandert. Omdat ik vrijwel meteen won, wou ik altijd meer. Maar op een dag vroeg iemand mij om rallywedstrijden te rijden. Ik was achttien en kreeg van Ford Motors zo’n 5.000
Belgische frank per rally. Zo ben ik altijd geëvolueerd: ik ging pas een stap verder als ik er helemaal klaar voor was. Het is zoals op school. Je bent verplicht om te slagen om naar het volgende jaar te gaan. Ik keek nooit vooruit, alleen de volgende race telde voor mij. Mijn enige motivatie was rijden, omdat ik het graag deed. Maar
vandaag in de Formule 1 wil slagen, moet over zowel talent als geld beschikken. De waarheid werkt ook andersom, wie geen talent heeft wordt niet opgemerkt en krijgt dus ook geen geld. “Vroeger bestonden geen sponsors, wel mecenassen. Zij gaven je geld zonder iets terug te willen. De sponsors van vandaag eisen resultaten. In die zin is het nu veel moeilijker want de druk is enorm. Je kan moeilijk geld vragen als je nog niks hebt bewezen, beloftes zijn niet genoeg. Er is veel druk en weinig vrijheid, daarom zou ik vandaag niets betekenen. Ik koos liever zelf mijn weg. Gelukkig mocht ik van alles proeven.”
U was actief in de Formule 1, de 24urenrally’s, ParijsDakar en nog veel meer. Met welke bolide reed u het liefst? “Als je van auto’s houdt, maakt het volgens mij niet uit met welk type je FOTO: PAULO D’ALESSIO rijdt. Maar elke “Ik prijs me gelukkig dat ik nog leef.” discipline is verschillend natuurlijk. De F1 is een motorcross is altijd een leuk tijdverdrijf wedstrijd voor raspaarden, de 24 uren is geweest: in de zomer reed ik met auto’s, pure uithouding in team en Parijs-Dakar in de winter op motors.” is een avontuur. Je komt terecht in weinig herkenbare situaties. Je ontdekt jezelf en DE HAAS EN DE SCHILDPAD een nieuwe wereld. Ik ben echt verliefd Jacky Ickx racete nog in de tijd waarin geworden op Afrika en op de mensen het amateurisme in de autosport hoogtij daar. Die kloof is zo onvoorstelbaar vierde en kapitaal nog niet van groot, maar je ziet ze toch heel de tijd doorslaggevende belang was. Wie lachen terwijl we hier om het minste
1982: Zesde overwinning 24 uren van Le Mans - 1983: Winnaar Parijs-Dakar 14
Special Edition
klagen. Zelfs de meest miserabele mens hier is ginder nog een prins. De Dakarrally is gevaarlijk, maar niemand is verplicht om deel te nemen. Daarom is Parijs-Dakar één van de enige vrije rally’s in de sport. Iedereen droomt ervan, ik moedig de mensen aan om het te doen.” Voor veel mensen blijft uw zege in Le Mans ’69 de meest memorabele uit uw carrière. U vertrok toen als laatste omdat u rustig de tijd nam om uw gordel aan te doen. Denkt u er ook zo over? “De mensen hebben graag mooie verhalen, en de 24 uren van Le Mans in ’69 was inderdaad een mooi verhaal, vergelijkbaar met de haas en de schildpad (lacht). Mijn beslissing om de traditie te doorbreken was een signaal naar de mensen dat het zo niet verder kon. Vroeger liepen wij naar onze wagens waardoor we geen tijd hadden om onze gordels aan te doen. Met veel doden tot gevolg. Tot dan beschouwde iedereen, piloten incluis, het als de normaalste zaak van de wereld. Men aanvaardde de risico’s van het vak. Het was zeker niet
mijn bedoeling om de start van Le Mans definitief te veranderen. Maar mijn zege in Le Mans ’77 blijft mij toch het meeste bij. We waren toen ook als laatste gestart, maar we hebben de tegenstand werkelijk gesublimeerd.” Hoe blikt u terug op uw carrière? “Het meest memorabele blijven de overwinningen. Daar draait het uiteindelijk om. 300 per uur geeft een kik, maar ik genoot toch meer van een zege en van het feit de beste te zijn. Trouwens, die snelheden word je snel gewoon. Het is niet de snelheid die vermoeiend is, wel de voortdurende concentratie die je moet opbrengen. Ik denk dat ik mij gelukkig mag prijzen dat ik nog leef. Het is een mirakel dat ik nooit zware ongevallen heb gehad. Ik heb nochtans vrienden verloren tijdens de race, zoals Thierry Sabine (één van de or-ganisatoren van Parijs-Dakar, kwam in ’86 om bij een helikoptercrash tijdens de rally, nvdr ) en mijn ploegmaat Christian Tarin in deRally van de Farao’s. Het had evengoed mij kunnen overkomen, maar het leven gaat door.
Ik ben ook van mening dat wanneer het sportief leven gedaan is, je de bladzijde moet kunnen omdraaien. In je hart weet je wanneer je plaats moet ruimen voor de jongeren. Het enige wat ik na mijn carrière nog in de autosport deed, was deRally van de Farao’s organiseren.”
FOTO: BERNARD CAHIER
Raymond Ceulemans alias Mister 100
“Ik wil nog elke wedstrijd winnen” Als enige Europeaan staat hij in Las Vegas in de Hall of Fame. In België is hij tot ridder geslagen door de koning. Hij is Sportman van de Eeuw in Mechelen, en werd zelfs door het prestigieuze Amerikaanse magazine ‘Times’ verkozen tot Sporter van de Eeuw, naast Pelé en Mohammed Ali. Eén blik op zijn erelijst maakt duidelijk waarom u hem hier tegenkomt. Zet u schrap voor de beste biljarter aller tijden: Raymond Ceulemans (69). DIETER DE BEUS & JAN VAN IMPE
In zijn jeugd was Ceulemans een gepassioneerde voetballer. Als jonge knaap doorliep hij de jeugdreeksen van Nijlen in de positie van aanvallende middenvelder. In die periode hadden zijn ouders een sportlokaaltje, waar een biljarttafel stond. Het was een kleine tafel, maar een grotere bestond in die tijd nog niet. Hoewel hij zijn zinnen had gezet op het voetbal, speelde hij samen met zijn vader regelmatig biljart. Na verloop van tijd kon vader Ceulemans zijn zoon niet meer volgen, laat staan hem verslaan. Zijn eerste biljart-wedstrijden speelde Raymond in Lier, ook op een kleine tafel.
Al snel zag men dat hij goed was, want hij verbeterde bijna dagelijks zijn niveau. Na drie jaar was in Lier geen categorie meer voor hem en ging hij naar Antwerpen. Daar speelde hij voor het eerst op een grote tafel. “Dat was voor mij een nieuw begin. Ik was nog maar zeventien jaar en iedereen zag dat ik het wel eens zou kunnen maken.” Een belangrijk moment voor zijn carrière als biljartspeler was tevens het dieptepunt van zijn voetbalcarrière. Hij zag een profcontract bij het toenmalige Beerschot aan zijn neus voorbij gaan. “Ik moest eigenlijk alleen mijn handtekening
nog zetten, maar na enkele trainingen is de transfer toch afgesprongen. Ik weet niet waarom. Op dat moment was het een grote ontgoocheling, maar achteraf gezien was dat misschien wel het beste. Ik zou het als voetballer toch nooit gemaakt hebben. Vanaf toen heb ik mij volledig op het biljarten toegelegd. Drie jaar later, op mijn 23e won ik mijn eerste Belgische driebandentitel.” PELÉ EN ALI Ceulemans wordt 61 keer kampioen van België, 48 keer Europees kampioen en 35 keer wereldkampioen, een niet te
1982: Autopiloot Jacky Ickx wordt Sportman van het Jaar - 1987: Biljarter Raymond Ceulemans wint dezelfde trofee 15
Het Communiqué
evenaren palmares. In Amerika wordt hij verkozen bij de vijf beste sportmannen van de eeuw, naast onder andere Pelé, Merckx en Ali. “Het waren atleten die hun sport gedurende lang tijd écht domineerden. En dat heb ik ook gedaan. Ik kon op elk kampioenschap mijn stempel drukken, want ik had gewoon meer talent dan mijn tegenstanders. Ik was mijn tijdgenoten ongeveer 30 procent voor op het vlak van spelgehalte en instelling, op elk gebied eigenlijk.” Mister 100, een titel die hij kreeg na zijn 100ste overwinning, genoot zijn hele carrière met volle teugen van zijn sport. Geen enkel moment had hij er genoeg van, tot hij er in 2001 de brui aan gaf. “Ik was toen fin de carrière en net wereldkampioen geworden. Tijdens de verkiezing van de ‘Speler van het Jaar’ moest ik een demonstratiewedstrijd spelen tegen de toenmalige nummer één in de wereldbekerstand. Ik verloor die wedstrijd. Ook de trofee is mij net ontglipt. Onterecht vind ik, want ik verdiende het op dat moment. Toen werd mij duidelijk dat er velen binnen de biljartwereld mij een mes in de rug hadden gestoken en besloot ik te stoppen. Hoewel mijn laatste wereldbeker in 2001 één van de mooiste momenten uit mijn carrière was, was die verkiezing toch een dieptepunt. Ik heb die trofee nooit gewonnen.” Naast het gebrek aan respect binnen de biljartwereld hekelt hij ook de Belgische sponsors. “Nooit heeft iemand in België voor mijn naam gevochten. Ik vind dat raar gezien mijn prestaties. Ik ben in zee gegaan met een Nederlands biljartbedrijf en heb nu mijn eigen merk.” NIEUWE LICHTING, LAAT U HOREN “Wat mij nog meer pijn doet is te moeten aanzien dat het biljartgebeuren hier in België terug in het slop geraakt. Door mij heeft de sport veel meer aandacht gekregen in ons land, maar dat wordt nu allemaal teruggeschroefd.” De Belgische biljartfanaten worden in ons land inderdaad niet echt verwend. Velen onder u herinneren zich wellicht de wedstrijden driebanden die op de BRT met fluisterende commentaren werden uitgezonden. Dat zie en hoor je vandaag niet meer. Als trainer werkt Raymond Ceulemans regelmatig met jonge biljartspelers en hij merkt op dat er een zeer goede lichting op komst is. “Onze
mannen hebben evenveel talent als vroeger, misschien zelfs meer. Mijn zonen halen nu gemiddeldes waar ik wereldkampioen mee ben geworden. Maar het probleem is dat de spelers vandaag te veel in de schaduw blijven staan. Ze moeten zich meer profileren naast de biljarttafel. Ik herinner mij dat
“Ik was mijn tijdgenoten op elk gebied 30 procent voor”
ik met een bepaalde tegenstander afsprak om elkaar in de media aan te vallen, om zo de aandacht weer naar onze sport te trekken. Maar achter de schermen waren wij de beste vrienden.” “Moest ik vandaag opnieuw beginnen,
heeft echt een gouden hart. Als ze me vragen om een Ceulemans-soap te maken, ik zal er zeker over nadenken.” DOORGAAN TOT 95 Raymond Ceulemans is op 68-jarige leeftijd nog helemaal niet uitgeteld. Individueel is hij gestopt, maar hij speelt nog een ploegencompetitie in Nederland, invitatietoernooien en demonstratiewedstrijden. In België speelt hij ook voor de VES (Vereniging Ereklassespelers), die zes toernooien per jaar organiseert in verschillende clubs. “Dat is helemaal anders natuurlijk, want de stress is weg. Maar ik wil nog altijd elke wedstrijd winnen. Er zijn nu een zestal spelers die qua gemiddeldes en qua prestatie beter zijn dan ik. Door mijn leeftijd is de uitvoering misschien een haartje minder juist, maar als er eens een dag is dat ik me goed voel, kan ik ze wel verslaan. Vroeger klopte ik die toppers negen keer op tien, nu nog maar twee keer op tien. Veel leeftijdsgenoten spelen echter al lang niet meer of zijn overleden. Ik wil daarentegen zo lang mogelijk doorspelen zoals ik nu bezig ben, als het gaat tot mijn 95e.”
Tijdens zijn biljartcarrière baatte Ceulemans ook verscheidene horeca-zaken uit. “Toen ik 26 was heb ik met mijn vrouw een eerste zaak opgericht. Zij werkte overdag als onderwijzeres en ik als diamantslijper. De combinatie met onze zaak was niet meer leefbaar. We sliepen gemiddeld een paar uur per nacht. Dus besloten we onze job op te geven en ons te concentreren op de zaak en mijn carrière. Ik heb ooit drie etablissementen FOTO: HENK THEUNS gehad, vandaag nog twee: één in Lier en één in Sint“Als ze me vragen een Ceulemans-soap te Niklaas. Maar mijn zaak in maken, ik zal er zeker over nadenken.” Sint-Niklaas wil ik binik zou krak hetzelfde doen. Alleen zou nenkort van de hand doen, liefst nog ik er financieel nog iets meer uitgehaald voor het einde van het jaar. Het is genoeg hebben. Niet dat ik dezelfde weg als Jean- geweest, ik krijg er te veel stress van. Ik Marie Pfaff zou inslaan. Hoewel, ik heb ben al drie jaar op pensioen en het is tijd enorm veel respect voor die man, hij voor wat rust.”
1998: Hoogste serie van 28 punten, een nieuw wereldrecord - 2001: Voor de 61e keer Belgisch kampioen 16
Special Edition
Mokuna, ‘s lands eerste Afrikaanse voetballer
“Ik heb de poort van Europa op een kiertje gezet” Toen hij in 1957 tekende voor La Gantoise (AA Gent), wist Léon ‘Le Trouet’ Mokuna (76) maar al te goed dat hij geschiedenis schreef. Hij zou vanaf die dag voor altijd bekend staan als de allereerste Afrikaanse voetballer op de Belgische velden. “Ik heb laten zien dat Afrikanen óók tegen een bal kunnen stampen!” JEROEN BOSSAERT & KENNY HENNENS
‘Stampen’, indeed. Mokuna heeft in zijn carrière meer dan eens de netten van het doel aan flarden geschoten. “Ik heb dat geleerd op school, bij de Paters Scheutisten in Léopoldville (Kinshasa, nvdr). Tijdens de pauze verbrijzelde ik ooit eens met een tennisbal twee ramen en een lamp. Met één schot, hein!” In Portugal, waar Mokuna vier seizoenen de kleuren van Sporting Lissabon verdedigt, levert hem dat de exotische bijnaam Fura Rides op, ‘Doorboorder van Netten’. Bij zijn aankomst in Lissabon staan tienduizend dolle supporters hem op te wachten. De politie moet zelfs tussenbeide komen om de massa te bedaren. Als Mokuna de eerste keer in België landt, komt geen kat opdagen. “We waren hier op stage met de Afrikaanse selectie van Congo (in die tijd bestond er een Europese selectie en een Afrikaanse, nvdr). We speelden gelijk tegen het grote Beerschot en wonnen zelfs van La Gantoise. Ik scoorde tien keer in vijf wedstrijden. Op het einde van de campagne werd ik uitgenodigd door een journalist van Het Volk om een wedstrijd van AA Gent bij te wonen. Nog voor het laatste fluitsignaal was mijn transfer beklonken.” ONKRUID TUSSEN BLOEMEN Het duurt niet lang voor de Congolees een fenomeen op de Belgische voetbalvelden wordt. “Uit heel Vlaanderen kwamen ze naar Gent om mij te zien spelen. Ze moesten zelfs extra stoelen achter de goal plaatsen. Ik was een ambassadeur van Afrika. Ik was zelfs de eerste Congolese Belg die geselecteerd werd voor de Rode Duivels. Maar na een
training kreeg ik te horen dat ik naar het B-elftal moest. Achteraf bleek dat ik wel zou hebben gespeeld, als ik voor een Waalse club was uitgekomen.” Wanneer we het over zijn ontvangst in België hebben, is Mokuna minder lyrisch.
jeugdwedstrijden. Scandaleux, n’est-ce pas?”
VROUWEN OP HET VELD Over het hoge aantal Afrikanen in de huidige competitie is Mokuna duidelijk. “Waarom spelen er in Beveren elf Ivorianen? Omdat zij de enige zijn die voor dat loon willen spelen. Belgische spelers halen hun neus daarvoor op. Afrikanen spelen voetbal om te overleven, zij krijgen via die sport een unieke kans om zich voorgoed van de armoede te verlossen. In Europa hebben de voetballers daar geen last van. Nu ja, vandaag hebben ze het sowieso al FOTO: JEROEN BOSSAERT makkelijker dan in mijn tijd. Toen speelden we wedstrijden bij min 15°C. Nu Léon Mokuna Fura Rides , wordt alles afgelast wanneer er een paar ‘Doorboorder van Netten’. sneeuwvlokjes naar beneden dwarrelen. “Men was hier gastvrij, niet vriendelijk, Bovendien dragen ze die jongens voor maar gastvrij.” Die nuance wordt het minste naar de ziekenboeg of halen waarschijnlijk veroorzaakt door wat de ze er een psycholoog bij. Het lijken wel Congolees om-schrijft als ‘het onkruid dat vrouwen!” tussen bloemen groeit’. Het valt op dat Daarop laat Mokuna zich moedeloos in zodra we het over dat onkruid heb-ben, zijn zetel zakken, slaakt een diepe zucht de man ongeen schudt zachtjes makkelijk in zijn “Kleine kinderen trokken met zijn hoofd. fauteuil heen en “Ach weet je, aan de mouw van hun weer schuifelt. uiteindelijk ben ik moeder en riepen “België had met toch wel blij dat verschrikt: Kijk daar Congo op dat mijn opvolgers het moment de grootnu wat makkelijker mama, een zwarte! ste Afrikaanse hebben. Het is leuk Een zwarte!” kolonie en toch om te zien dat vonden de mensen Afrikanen nu het vreemd dat er een Afrikaan door de volop meedraaien in de Europese stad liep. Zelfs kleine kinderen trokken competities. De poort naar Europa was aan de mouw van hun moeder en riepen voor Afrikaanse voetballers in de jaren verschrikt: ‘Kijk daar mama, een zwarte! ’50 immers potdicht. Ik heb ze op een Een zwarte!’ En vandaag is het nóg erger. kiertje gezet. De rest had ze maar open Je hoort het nu zelfs aan de zijlijn tijdens te duwen.”
1957: Mokuna eerste Afrikaanse voetballer in België - 2003: Aruna Dindane wint als eerste Afrikaan de Gouden Schoen 17
Het Communiqué
Keizerin van de tatami Justine Henin, Ilse Heylen, Ann Wauters, Kim Gevaert … Het zijn maar enkele namen van vrouwelijke topsporters die vandaag geschiedenis schrijven. Bij elke wedstrijd wordt hun vechtlust aangewakkerd om meer trofeeën in de wacht te slepen. De sportvrouwen die voor hen het pad effenden, moesten ook naast het veld vechten. Sportvrouw van de Eeuw Ingrid Berghmans (44) was de allereerste, letterlijk én figuurlijk. JONI GERARD & CHRISTINE MEERT
“Ik ben per ongeluk in het judo getuimeld. Mijn vader had liever jongens dan meisjes. Hij zegt altijd dat het niet waar is, maar dat is het wel. Hij stimuleerde ons om te sporten. In Leopoldsburg was er niet veel te doen en de judoclub lag vlakbij. Ik ben begonnen toen ik negen jaar was. Op mijn twaalfde startte ik met competitiesport en ik behaalde meteen enkele puike resultaten. Mijn club was niet bereid om met mij overal rond te rijden, een club in Beringen was dat wel. Met hen ging ik naar het Belgische kampioenschap. Ik won en een week later mocht ik naar het EK. Ik was negentien toen ik de allereerste wereldkampioen in de open klasse werd. Zo is de bal aan het rollen gegaan.” Hebt u het gewone judoparcours gevolgd, van witte gordel tot zwarte? “Om een hogere graad te krijgen, moet je punten halen. Je krijgt pas punten als je de technieken op een examen uitvoert volgens het boekje. Maar als je met competitie bezig bent, stem je die bewegingen af op je lichaam en vaardigheden. Ik vond het tijdverlies om de technieken die je voortdurend oefent, te gaan herleren.” “Ik was nogal eigenzinnig. Voor de wereldkampioenschappen had ik een blauwe gordel. Alleen judoka’s met een bruine gordel en hoger mochten deelnemen. Dus hebben ze mij vlug een examen laten afleggen. Ik heb redelijk lang mijn bruine gordel gedragen tot de andere landen begonnen te klagen. Ze vonden het niet kunnen dat een bruine gordel al de zwarte gordels overwon. Ik vond dat net het leukste eraan. Ik heb nooit een examen gedaan voor zwarte
gordel. Ze hebben mij die gewoon gegeven.” Wat vindt u zo mooi aan judo? “Ik kon mij daar in uitleven (lacht). Het was leuk als je een mooie beweging kon maken of een ippon (worp waarmee je de wedstrijd wint, nvdr) kon scoren. Dat
19 en WK-goud in de Open Klasse. is natuurlijk esthetisch. De rest was trekken en sleuren. Elke sport waar je contact had, vond ik wel leuk. Boksen vind ik er wel over. Bij judo is er plaats voor respect en fairplay.” TOL VAN DE ROEM Werd er niet neerbuigend gedaan over een vrouw in de sport? “In het begin zeker wel. Tot ik wereldkampioen werd. Op dat moment was er net een voetbalstop in België door hevige sneeuwval. Het was november of december en ook de rest van de
sportwereld lag stil. Dus ik kreeg ongelooflijk veel media-aandacht. Ik ben de eerste zes maanden na mijn wereldtitel depressief geweest. Opeens kreeg ik opmerkingen bij de bakker omdat ik de avond ervoor op stap was gegaan.” Op de Olympische Spelen van Seoel ‘88 was judo nog een demonstratiesport. Hoe serieus was het niveau en de aandacht? “Het Internationaal Olympisch Comité selecteerde de judoka’s en niet een land, zoals dat bij de andere sporten gebeurde. Je moest een medaille hebben op de wereldkampioenschappen. In totaal waren we met twaalf. Het niveau lag hoog, want het waren de besten van de wereld die mochten deelnemen. De competitie duurde maar één uur. Het was het ene gevecht na het andere. Je had amper tijd om op adem te komen en dat was moeilijk.” Hebt u veel opofferingen gedaan voor het judo? “Fysiek wel. Mijn ligamenten zijn heel flexibel. Ik ben acht keer geopereerd aan mijn knieën, handen en nek. Wil ik niet meer geblesseerd raken, dan moet ik mijn hele leven blijven sporten. Opofferingen zijn keuzes en als je die niet maakt dan weet je dat je niet verder geraakt. Er waren momenten die ik nooit zou hebben beleefd, mocht ik niks opgegeven hebben. Ik kon veel minder op stap gaan. Maar als we uitgingen was het misschien wel intensiever (schaterlacht). Ik vind niet dat ik iets gemist heb in mijn jeugd. Ondanks alles heb ik er geen spijt van.” Hebt u financieel iets over gehouden aan uw carrière? “Ik heb aan het judo niet veel verdiend.
1980: Eerste van vijf wereldtitels op negentienjarige leeftijd - 1988: Gouden medaille op Olympische Spelen in Seoel 18
Special Edition
Ik gaf in Londen fitnessles om alles zelf te betalen. Competities brachten ook weinig geld in het laatje. Met een wereldtitel verdiende je toen 60.000 oude Belgische franken. Daar ben je natuurlijk niet veel mee. Op een gegeven moment wonnen Robert Van de Walle en ik bijna alle prijzen. Ze moesten te veel betalen dus halveerden ze dat bedrag.
“Opofferingen maak je om verder te geraken.” Het is spijtig omdat we er zoveel tijd en energie hebben ingestoken. Ik heb ook niet gestudeerd. Soms denk ik dat het niet de beste keuze was.” HET KOORDJE KNAKTE Hoe is het judo volgens u geëvolueerd? “Het judo heeft een mooie eregalerij. Met Robert Van de Walle, Gella Vandecaveye en Ulla Werbrouck. Nu is het inderdaad wat minder. Hopelijk doet de judofederatie er iets aan. Want het jeugdbeleid is niet echt interessant omdat ze de toppers altijd hebben gesteund. Je moet het ook zo zien: judo is geen voetbal. Iedereen kan naar voetbal kijken. Judo is een stuk technischer en soms gebeurt tijdens een wedstrijd niet zoveel.” “Jean-Marie Dedecker heeft nochtans dingen doen bewegen in het judo. Hij heeft ervoor gezorgd dat er meer budgetten waren, dat trainingskampen werden georganiseerd. Zo heeft hij ook een coach naar België gehaald.” “In de periode van Robert en mij, heel in het begin, hadden wij niks. We hebben
FOTO: KEVIN VAN DEN BERGHE FOTO: KEVIN VAN DEN BERGHE
“We zitten in België helaas met een slechte sportcultuur.” ons moeten behelpen. Later gingen we op uitstap naar Lapland of de Mont Blanc met de hele ploeg. Dat kwam de spirit wel ten goede. Toch heb ik veel zelf moeten doen, maar aangezien alles goed is gelukt, heb ik daar geen spijt van. Ik heb op die manier geleerd om zelfstandig te zijn.“ Hebt u gemakkelijk afscheid kunnen nemen van de topsport? “Ik heb er zelf voor gekozen. In ‘89 heb ik de ligamenten van mijn hand gekwetst. Toen ik na de operatie en de revalidatie weer op de mat stond, heb ik mijn been gebroken. Daarna liet mijn meniscus het afweten. Dan heb ik gezegd ‘ik stop ermee’. Ik ben wel nog gaan trainen in Japan, maar na een maand ben ik teruggekomen. Het koordje was geknakt. Ik wou echt naar de Olympische Spelen van ‘92 in Barcelona, maar door die kwetsuren
waren mijn kansen klein. Ik vond het dan ook de moeite niet meer. Ik heb samen met mijn inmiddels overleden man, ook een ex-judoka, een fitnesszaal opgestart in Luik. In die optiek ga ik ook naar bedrijven toe. Daar geef ik dan mijn discours over lichaamsbeweging, of het gebrek daaraan...” “We zitten in België helaas met een slechte sportcultuur. Mensen hebben het beeld van zweten, afzien en pijn lijden. Allemaal negatieve dingen dus. Daar probeer ik in de mate van het mogelijke iets aan te doen. In die bedrijven geef ik stoelgymnastiek. Als mensen uren op hun stoel zitten om te werken of te vergaderen, is het nuttig dat ze om de zoveel tijd eens van positie veranderen, of zich eens strekken. Ik geef dan uitleg en oefeningen over hoe ze dat kunnen doen. Dat ligt in mijn beroepssfeer, én het is veel interessanter dan over mezelf te praten!”
Robert Van de Walle
“Judo is meer dan sport” Judo in de jaren ’80 werd niet alleen gedomineerd door Berghmans. Bij de mannen stond Robert Van de Walle (52) bij elk kampioenschap op het podium. Ze bewezen dat aan de wereldtop plaats was voor vriendschap. “Ingrid en ik hebben vier jaar een relatie gehad. Gemakkelijk was het niet. We reisden op verschillende momenten. Het was gewoon de verkeerde timing.” Judoka’s waren vaak in het buitenland
omdat het judo in België onderontwikkeld was.“Ik was zeventien toen ik naar Japan trok. Daar had je meer tegenstanders. De trainingen waren enorm hard. Maar als je je passie kan beoefenen, is dat fantastisch.” Ook Van de Walle houdt een financiële kater over aan zijn carrière. “Had ik dat geweten, had ik het commerciëler aangepakt. Mijn leven in het judo was een interessante ervaring en een verrijking. Het was ook een uitdaging om persoonlijk te groeien.
Judo is zo veel meer dan een sport. Het is een filosofie.”
1989: Berghmans achtste keer Sportvrouw van het Jaar - 1980: Van de Walle olympisch en Europees kampioen 19
Het Communiqué
“Ik krijg nog steeds fanmail” Rik Van Looy (72) won enorm veel: 492 wedstrijden, waaronder wereldkampioenschappen, alle klassiekers en een aantal rittenkoersen. Maar de man was meer dan zijn overwinningen. Hij had een unieke persoonlijkheid en stond er ook zonder fiets. De lyrische woorden van zijn fans waren niet overdreven: “Rik Van Looy van Herentals is keizer van de wereld, Rik Van Looy van Herentals is keizer van het land!” Interviews geeft Van Looy al lang niet meer, maar als hij hoort dat we studenten journalistiek zijn klinkt het plots: “Kom maar af!” TIM SCHOONJANS & SEPPE VERBIST
Kleine Rik was in zijn jeugd eigenlijk voetballer, een koersfiets kostte te veel. Toen hij twaalf werd, begon hij dagbladen rond te dragen. Nog voor de lesuren zeulde hij op een aftandse fiets kilo’s kranten naar de omliggende dorpen. Dat was tot zijn achttiende het geheime trainingsrecept. Van Looy was slechts twee jaar liefhebber (nu beloften, nvdr), maar in die periode werd hij wel twee keer Belgisch kampioen en een keer derde op het WK. De beloftevolle kempenaar koerste doorheen het hele land. “Ik keek in de krant wie waar won en als er iemand vaak met de zege ging lopen, dan ging ik daar eens tegen koersen. Na die twee jaar wisten de mensen wel dat ik er aankwam. Zelfs Rik Van Steenbergen, mijn grote idool, wist wie Rik Van Looy was.” Wat voor een renner was u? “Ik was enorm snel, maar dat wil niet zeggen dat ik alleen maar kon sprinten. Ik
“Mijn grootste overwinning is dat mijn bankrekening klopte”
heb zestien klassiekers gewonnen en meestal kwam ik alleen of in een klein groepje aan. Ik heb nooit gewacht op de sprint, je kan me het best typeren als een aanvaller. Daarom lag mijn zwakte in het rondewerk. Ik had het geduld niet om een week te blijven zitten in het peloton. Elke rit was een klassieker voor mij. Eigenlijk deed ik het niet zo slecht. Ik won
vaak ritten in de drie grote rondes (in de Vuelta ’65 won hij acht ritten, een record, nvdr) en bergop was ik niet zo slecht als sommigen denken. Ik heb koersen als Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije gewonnen én zelfs eens de bergtrui in de Giro.” VAN LOOY KON WÉL KLIMMEN Achteraf bekeken had de Keizer de Giro of zeker de Vuelta een keer moeten winnen, maar hij verspeelde de eindzege met een aanval te veel of te vroeg. “Mijn onstuimigheid heeft me veel koersen gekost, maar ook veel fans opgeleverd. Ik weet dat ik meer koersen verloren heb dan gewonnen (hij won er een kleine 500, nvdr), maar ik heb er geen spijt van.” Van Looy reed pas in ’62 zijn eerste Tour. Daarvoor werd er nog in landenploegen gekoerst en er gingen telkens maar een paar ploegmaats mee en als de Keizer zijn pionnen niet mee kreeg, reed hij niet. Desondanks mag hij tevreden zijn over zijn Tourgeschiedenis. “Ik heb zeven ritten gewonnen. In ’63 bijvoorbeeld won ik er vier én de groene trui. Met veel gemak trouwens, ik was de enige van de sprinters die ook mee vooraan zat in de bergen. In het eindklassement eindigde ik tiende. Ze dachten dat ik niet kon klimmen, maar dat is niet waar natuurlijk. Als Van Looy zin had, kon hij zelfs heel goed klimmen (lacht).” Volgens VRT-wielercommentator Michel Wuyts was u ongelooflijk populair, een beetje zoals Boonen nu. “Dat klopt. De mensen kwamen naar de
koers om mij te zien aanvallen. Pas na mijn val in de Ronde van Frankrijk van ’62 werd het me duidelijk hoe populair ik
FOTO: SEPPE VERBIST
“Ik was een pure aanvaller.” was. In de elfde rit werd ik aangereden door een motor en moest opgeven. Ze brachten me toen naar een ziekenhuis in Pau. Ik heb wel twintigduizend brieven gekregen van fans tijdens de tien dagen dat ik daar lag. De postbode, die elke dag langskwam met zakken vol brieven, vond dat de eerste dagen nogal ambetant. Nadien begreep hij waarover het ging. Terug thuis hebben studenten al die brieven voor mij beantwoord. Een paar dagen later begonnen de brieven weer binnen te stromen, deze keer om te bedanken.” Van Looy kende maar drie ploegen in zijn carrière. Een tiental jaar bij Faema en telkens vier bij Solo-Superia en Willem II, waar hij zijn carrière in ’70 beëindigde.
1956: Van Looy behaalt eerste klassieke overwinning in Gent-Wevelgem - 1960 en 1961: Wereldtitel op de weg 20
Special Edition
maar daar stond ik nooit Maar de mensen herlang bij stil. ” inneren zich hem vooral als Faema-renWat is de mooiste ner. Die ploeg stond overwinning uit uw erom bekend een carrière? hecht team te zijn. “Ik “Het belangrijkste was was de kopman en misschien wel dat mijn rond mij verzamelde bankrekening klopte. De ik een tiental renners. overwinningen bij de We gingen altijd sajeugd blijven mij nog het men koersen én traimeeste bij. De twee nationen, anders reed ik nale titels bij de liefhebbers niet. Ze noemden ons bijvoorbeeld. Mijn eerste de Rode Garde. We behaalde ik in ’52. De aanwaren allemaal goede komst lag aan de Heizel in vrienden.” Brussel. Na ons reden alle De Keizer reed nog grote renners daar een een jaar samen met de criterium. Coppi, Koblet, jonge Eddy Merckx. Van Steenbergen, ze wa“Van het seizoen dat ren allemaal aanwezig. we samen in de ploeg Wij moesten ons achteraf reden, herinner ik me wassen in een grote hal dat zijn moeder tijwaar de toppers ook zadens de Ronde van ten. Ik herinner me nog België rijstpapjes FOTO: DE EECLONAAR goed dat Van Steenbergen kwam brengen. Ik naar mij wees toen ik binkon het natuurlijk niet Een superieure Rik Van Looy rijdt Fred De Bruyne in de nenkwam en zei tegen die laten om daar grapjes vernieling tijdens de Ronde van Vlaanderen ‘59. mannen: ‘Dat is de toeover te maken. Ik vind wel dat de renners zich toen te gemakke- Beheyt, de naam is gevallen. Het incident komstige kampioen.’ Ik vond het formiin Ronse ging de geschiedenis in als de dabel om te winnen tegen al die grote nalijk neerlegden bij zijn meesterschap.” men .” keizermoord. “Die dag was ik kopman van de Belgische ploeg. Net voor de sprint DE KEIZER EN HET WK Dat Van Looy slechts twee wereldkam- kwam Benoni me zeggen dat hij kram- POST UIT DENEMARKEN pioenschappen won, mag je gerust ver- pen had. Ik zei hem in mijn wiel te krui- Na zijn actieve carrière richtte Rik Van wonderlijk noemen. De Keizer werd meer pen, dan kon er niemand anders inzitten. Looy vrijwel meteen een wielerschool op dan eens in zijn hemd gezet door zijn ei- Opeens voelde ik iemand langs mij ko- in Herentals. Hij was in die tijd ook achttien jaar voorzitter van voetbalclub FC gen landgenoten. “Op het WK ’56 was Herentals, toen nog in tweede en derde Rik Van Steenbergen de kopman van de “Ik had wel vijf of zes nationale. De wielerschool werd zijn Belgische ploeg, maar Fred De Bruyne en tweede levenswerk. “We bieden ik mochten onze eigen kans wagen. Ik WK’s kunnen winnen.“ wielerlessen aan voor kinderen vanaf acht had met Fred afgesproken dat hij de sprint jaar. Op woensdagnamiddagen en zatervoor mij zou aantrekken als het erop aankwam. In het zicht van de streep deed hij men, ik wist dat hij het was. Ik ben afge- dagen is het hier altijd druk.” dat uiteindelijk voor Van Steenbergen. weken van mijn lijn in de spurt, de enige Maar als u denkt dat de keizer vergeten is, komt u bedrogen uit. “Onlangs kreeg Waarschijnlijk had die nogal wat beloofd keer dat ik dat ooit gedaan heb. aan De Bruyne, maar het fijne zullen we ‘Hij gaat me hier flikken’, dacht ik en dat ik nog post uit Denemarken. Altijd als er er nooit van weten. Zo gaat dat op een heeft hij uiteindelijk ook gedaan. Had hij ergens iets verschijnt over mij op televisie wereldkampioenschap. Een jaar later in echt krampen of niet? Het kan zijn van of in de krant, krijg ik wat later een hele Waregem zat ik weer vooraan, deze keer wel. Het was vooral een emotionele dag hoop brieven.” met Marcel Janssens. Die had zijn woord voor de supporters, die waren woest. Zelf Keizer Rik is onlangs 72 geworden, maar al gegeven aan Rik. Marcel wilde niet was ik niet echt kwaad op Beheyt. Na- hij lijkt op een kopie van een fitte Van meer overnemen en we werden ingelo- tuurlijk stond ik niet te lachen aan de aan- Looy begin jaren ’60 met wat rimpels links pen. Ik ben uiteindelijk nog vierde ge- komst, ik had net een WK verloren. Een en rechts. “Zolang ik niet afhang van worden. Eigenlijk was ik in ’56 veel bo- jaar later zag ik weer een WK aan mij iemand anders zit ik er niet mee in. Maar zer op Fred De Bruyne dan in ’63 op voorbijgaan. Ik was met negen andere als het zo ver is, mag Onze Lieve Heer Benoni Beheyt. Toen had ik alles al ge- renners ontsnapt toen de Belgische ploeg mij komen halen. Als Hij er is tenminste, wonnen, in het begin van je carrière een mij terughaalde. Ik had wel vijf of zes we zijn alleen maar zeker dat we onder WK verliezen doet veel meer pijn.” WK’s kunnen winnen in mijn carrière, de grond gaan.” 1963: Legendarische WK-sprintnederlaag tegen ploegmaat Beheyt - 1968: Wint Waalse Pijl, enige nog ontbrekende klassieker 21
Het Communiqué
“Kijk eens naar mijn schoenen, morgen zet ik er spiegeltjes op” Op 5 februari 1937 werd hij geboren in Opvelp, een Brabants boerendorpje. Niemand die toen kon vermoeden dat een sportheld van wereldniveau was opgestaan. Hij is nog altijd de enige Belg die Europees én olympisch goud heeft behaald op een loopnummer. De nu 69jarige Gaston Roelants is een levende legende. Maar het zijn vervlogen tijden, kippenvelmomenten in de nationale atletiekgeschiedenis. KENNY HENNENS
Het is een koude dinsdagnamiddag wanneer ik voor het huis van Gaston Roelants sta. Nog voor ik aan zijn deur ben, verwelkomt de wederhelft van onze nationale atletiekheld mij al. “En? Heb je het goed gevonden? Kom maar binnen, hoor. Gaston zit in zijn bureau.” Ik wandel de woonkamer door en kom in een kamer die uitpuilt van trofeeën en medailles. Onder de indruk van al dat blinkends stel ik mijn eerste vraag. Wanneer bent u beginnen lopen? “Ik ben in ‘52 beginnen te veldlopen, maar ik Roelants (midden) mocht eigenlijk niet sporten van thuis. Mijn ouders waren boeren en ik mocht alleen maar studeren en helpen op de boerderij. Ik verstopte dan ook mijn truitje en mijn schoenen. Ik was eigenlijk liever wielrenner geworden, maar een fiets kun je niet wegsteken, hé.” Wat voor een loper was u? “Vanaf de start vloog ik er altijd vollen bak in. Alles open en maar doorgeven! Als je de beste bent en je vliegt er vanaf de eerste meters in, dan laten ze je lopen. Zelfs in een mindere dag won ik zo ver-
schillende wedstrijden.” LUCIFERS EN 25 CENTIEMEN Roelants was één van de eerste atleten van wereldklasse die zich toelegde op de 3.000m steeple, een loopnummer dat pas populair werd begin jaren ’60. Bij de
op de oude sintelpiste in Leuven. steeple heb je niet alleen uithouding nodig, maar ook de techniek om over de balken en het water springen. U stond vooral bekend om uw techniek? “Ja, ik was één van de eersten die de balken en de waterbak passeerde zonder mij daarop af te stoten. Eigenlijk was ik een zuivere hordeloper. In die tijd ging ik dikwijls een weddenschap aan: aan één kant van de balk zette ik een doosje lucifers en aan de andere kant 25 centiemen. Als ik dan over die balk liep, was zowel het
doosje lucifers als het muntje weg (lacht). Zó kort sprong ik over die hindernissen. Ik nam bij elke balk drie à vier meter voorsprong op de rest. Een beetje zoals Sven Nys nu doet bij het veldrijden.” Was Edmond ‘Mon’ Vanden Eynde een goede trainer? “Ja, maar hij had niet veel werk aan mij. Dré (zijn trainingspartner, André Dehertoghe, nvdr) en ik hadden hem dikwijls liggen, hoor. Tijdens een training vlogen wij er soms van de eerste meters in en daarna liepen we stilletjes verder. Als we terug voorbij Mon kwamen, liepen we opnieuw vollen bak zodat hij zei: ‘Verdomme wat een tijd! Formidabel gelopen!’ Maar hij wist niet dat we gewandeld hadden (lacht).” In ’62 werd u Europees kampioen 3.000m steeple in Belgrado. Twee jaar later olympisch kampioen in Tokio, maar dat liep niet van een leien dakje. “Ik was twaalf weken geblesseerd door een beenvliesontsteking en heb pas twee weken voor de Spelen mijn eerste meters kunnen lopen. Ik heb dan kano gevaren, onder een fiets gelegen en met mijn handen aan de pedalen gedraaid, gebokst… Ik heb alles gedaan zonder mijn benen te gebruiken om toch maar in conditie te blijven. Toen ik in Tokio aankwam, zat ik in supervorm. De dag van de finale was ik opnieuw geblesseerd aan mijn been, maar ik ben toch gestart. De dokters waarschuwden
1965: Tweede verbetering wereldrecord 3.000m steeple in Brussel - 1969: Zilveren medaille op EK marathon in Athene 22
Special Edition
mij dat ik geen enkele balk mocht raken, want dan lag ik er sowieso uit. Elke keer als ik over een balk sprong, zei ik dan tegen mezelf: ‘Hoger! Hoger!’ En ik heb er geen enkele geraakt. Op 1.500 meter van de finish demarreerde ik en liep met 80 meter voorsprong over de eindstreep. Als je even later op het hoogste schavot staat, je krijgt die gouden medaille en de Brabançonne speelt, dan krijg je spontaan kippenvel.” Voor de Spelen van ’68 was u opnieuw geblesseerd. Tijdens Munchen ’72 heeft u opgegeven. Waarom? “Ik had krampen, maar dat was met al die miserie in het olympisch dorp (de Israëlische delegatie werd gegijzeld en vermoord door PLO-terroristen, nvdr). Ik bereidde mij thuis voor. De atleten in het dorp wisten van niets, maar wij hebben hier dag en nacht alles gevolgd. Het ging zelfs zo ver dat ik tegen mijn vrouw zei: ‘Als ik daar op het podium sta, ga ik niet stilstaan, want wie weet schieten ze op mij!’” U stond mentaal heel sterk en kon uw tegenstrevers als geen ander intimideren. Miel Puttemans kan ervan meespreken… “(Lacht) Het was daags voor een wedstrijd, tijdens een receptie op het stadhuis van Leuven. Er was toen nogal concurrentie en ik zei tegen Mille: ‘Kijk eens naar mijn schoenen.’ ‘Ik zie niks’, zei Mille.
mijn eerste Olympische Spelen heb ik zelfs drie weken onbetaald verlof moeten nemen. Gelukkig woonde ik toen nog bij mijn ouders.”
“Bij elke balk nam ik drie à vier meter voorsprong op de rest.” Waarop ik antwoordde: ‘Neen, achter op mijn spikes zet ik morgen spiegeltjes, dan kan je jezelf achter mij zien lopen.’” VISSEN IN DE STEEPLEBAK De beste loper die ons land ooit gekend heeft, is in ’77 móeten stoppen. Toen hij 40 jaar was, mocht hij niet meer met de senioren lopen. Toch startte hij op een veldloop in Wespelaar, maar na één ronde op kop te hebben gelopen, trokken de organisatoren het borstnummer van zijn shirt. Een bruusk einde van een schitterende loopbaan. Was u na al die titels eindelijk binnen? “Nee, van lopen alleen kon ik niet leven. Ik heb altijd hard moeten werken. Voor
Is er een groot verschil tussen de pistes waar u vroeger op moest lopen en de kunststofbanen van nu? “Ja, zeker! In de steeple heb je dan nog de waterbak. Soms stak ik daar tot aan mijn knieën in de modder. De steepleput in Leuven, jong. Daar zaten vissen in! Veertig jaar terug liepen we op een patattenveld. Vandaag vliegen de atleten over een snelweg. Ik ga uit van drie seconden winst per ronde op een moderne atletiekbaan. Ik zou nu nog met de top meekunnen.” Hoe komt het dat, buiten Kim Gevaert, de Belgische atletiek niet veel meer voorstelt? “De atleten zijn zogezegd professioneel maar ze doen de hele dag niets. België zou maar één of twee profs mogen hebben en de rest moet weer halftime gaan werken. Zo kunnen ze hun zinnen op iets anders zetten. Ik heb niets tegen de huidige atleten, hoor. Maar er schort iets aan de mentaliteit.” Wat wil u nog gaan doen? “Zorgen dat het Belgische veldlopen goed draait. Ik ben medeorganisator van de zes wedstrijden en dat is heel hard werken. En natuurlijk een goede opa zijn voor mijn kleinzoon! Dat is toch het mooiste wat er bestaat.”
Puttemans, een waslijst wereldrecords Als langeafstandsloper brak Miel Puttemans (58) maar liefst zestien keer een wereldrecord. Indoor of outdoor, het maakte voor hem geen verschil. “Al liep ik liever op de piste dan in de modder te ploeteren”, aldus de keizer van de indoor. DAVID DEBEVERE
“Lopen was een passie, ik was er door bezeten. Sneller lopen deed ik alleen maar door het alledaagse tempo te verlaten en een tandje bij te steken. Ik legde de lat steeds hoger. Tegenwoordig komen de atleten zelfs niet meer buiten, terwijl de winter de voorbereiding is voor de zomer. Alleen zo kom je aan de top.” “Ik moest het hebben van mijn snelle start, de koers hard maken. Want in de spurt kon ik altijd verliezen. Karel
Lismont zei ooit: ‘Als je Puttemans kon volgen tot de laatste ronde, had je een kans om te winnen.’” In 1968 maakte Mille zijn internationaal debuut op de Olympische Spelen in Mexico. “Ook al haalde ik het minimum niet, de bond stuurde me toch. En met succes want ik bereikte er de finale van de 5.000 meter.” Op de volgende Spelen in München won hij zilver op de 10.000 meter, zijn enige olympische medaille. Hij werd ook twee keer Europees kampioen
op de 3.000 meter, maar stond vooral bekend als recordjager op de lange afstanden. Tegenwoordig werkt Puttemans voor de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening. Op 37-jarige leeftijd moest hij stoppen met atletiek. “Twee jaar op rij een zware operatie aan mijn achilles-pezen was er te veel aan. Die slijtage bewijst dat ik hard getraind heb.”
1972:Roelants vierde keer wereldkampioen veldlopen - 1972: Puttemans olympisch zilver op 10 km in München 23
Het Communiqué
Galactico van het Kiel Hij begon als afvalproduct bij voetbalclub Beerschot en eindigde te vroeg na een fatale tackle. Juan Lozano’s carrière is er één geweest met hoogtes en laagtes, rare wendingen en onvergetelijke momenten. “Ik was vroeger helemaal gaga ”, verklaart hij. Een ontwapenende Lozano (51) vertelt over de schijtgoals van Vandenbergh, de tip van Johan Cruijff, een bekogeling in Belgrado en een bibberende Clásico in Camp Nou. SEPPE VERBIST & TIM SCHOONJANS
Op tienjarige leeftijd verhuisde Juan men worden. Een speler riep naar de oefenpartij. Na een week vroegen ze mij Lozano met zijn ouders van Sevilla naar bank: ‘Allez Rik, kom hem nu ook maar om een wedstrijd te spelen tegen een Antwerpen. Het gezin Lozano vestigde trappen, je doet het op training toch!’ Het galaploeg. Het contract van Barcelona was minder dan dat van Washington en zich naast het stadion van Beerschot, het was altijd lachen met Rik Coppens.” ik zag het niet echt zitten. Je moet niet Kiel. In Spanje voetbalde Juan op straat, vragen hoe verkeerd mijn mentaliteit was. maar aan het Kiel speelde hij mee met de BIJNA BIJ BARÇA zogenaamde ‘afvalploeg’ van Beerschot. Hoewel iedereen verwachtte dat Lozano Ik had ocharme bij Beerschot en in “Dat was een ploeg voor kinderen die naar een topclub vertrok, koos hij voor Amerika gespeeld. Normaal kruip je op minder goed konden voetballen. We het grote geld van de Washington je knieën voor Barcelona.” speelden gewoon wedstrijdjes zonder Diplomats. Bij de Amerikaanse ploeg werd VAN DE EUROPESE trainer. Na een tijdje hebben ze mij Lozano ploegmaat van Johan Cruijff. “Hij MAN opgemerkt en mocht ik meedoen met de was toen al 33. Ik durfde hem eerst geen MATCHEN nationale jeugd van Beerschot.” Op zijn hand geven, maar dat is snel losgelopen. In plaats van Barcelona werd het zeventiende maakte Lozano zijn debuut Cruijff is zonder twijfel de beste speler Anderlecht. Lozano kwam terecht in éen in de A-ploeg tegen kampioenenploeg waarmee ik heb samen gespeeld, ook al van de betere Europese ploegen van dat RWDM van Johan Boskamp. Vanaf de was hij aan het uitbollen.” Na één seizoen moment. “Ik speelde samen met mannen als Ludo Coeck, Franky eerste match was hij dé Vercauteren, Morten smaakmaker op het Kiel. Olsen en natuurlijk Erwin “Ik had twee grote Vandenbergh. Die scoorde kwaliteiten: mijn techzelfs als hij op ’t wc zat te niek en mijn laatste pass. schijten.” De Antwerpse Rik Coppens (zie p. 9) Spanjaard werd met stelde de ploeg op in Anderlecht drie keer kamfunctie van mij. Tactisch pioen. In ’83 won paars-wit was hij een heel goede de Uefabeker dankzij zijn trainer, hij paste natuurgoal tegen Benfica. Lozano lijk perfect binnen de was de man van de Euroclub. Maar ‘t is ne pese avonden. “De ambispecialen tip. Hij trainde ance tijdens Europese convaak mee en als er een frontaties heeft me altijd vrije trap werd genomen, aangesproken, dat was de wilde hij die nemen. Als crème de la crème. In die hij een wedstrijdje aan tijd was het Astridpark nog het verliezen was, floot Juan Lozano met Real Madrid tijdens een ’t één en ’t ander. We hebhij een penalty voor zijn voorbereidingstoernooi tegen Udinese in 1983. ben Juventus eens met 3-1 ploeg en nam hem natuurlijk zelf. Na die penalty floot hij met- hield de club het voor bekeken. Al snel naar huis gestuurd. Juventus bestond toen een af. Dat was plezant, maar hij kon het meldde Barcelona zich voor de kleine bijna uit de hele Italiaanse nationale ploeg zich alleen veroorloven bij Beerschot. Hij technicus. “Volgens mij heeft Cruijff hen die in ’82 wereldkampioen werd. Ze hebis daarna naar Brugge gegaan. Tijdens een getipt. Ik mocht gaan testen en deed het ben die avond drie verschillende spelers wedstrijd moest er een vrije trap geno- niet slecht. Ik scoorde zelfs in een op mij geplakt, maar ik was niet te hou1972: Debuut bij eerste ploeg van Beerschot - 1983: Winnende goal met Anderlecht in Uefabekerfinale tegen Benfica 24
Special Special Edition Edition
den. Tegen Bayern München heb ik eens een schitterende goal gemaakt tegen Jean-Marie Pfaff. Toen speelde ik een dikke match, na een tijdje liep mijn mandekker gewoon weg van mij. Omdat ik nooit een international was, moest ik me bewijzen in Europacupmatchen. Bijna heb ik voor België gespeeld, maar door de politiek is dat nooit gebeurd.” “Met Tomislav Ivic wonnen we in Belgrado tegen Rode Ster. Anderhalf uur voor de wedstrijd zat het stadion daar al
“Erwin Vandenbergh, die scoorde zelfs wanneer hij op het toilet zat te schijten.”
vol, 100.000 man. Van Ivic moesten we verzamelen in de middencirkel. Vanuit de tribunes smeten ze met ijzeren ballen uit flipperkasten, die kwamen helemaal tot bij ons gerold. We stonden zeker een kwartier in de middencirkel. ‘Laat ze maar moe worden’, zei Ivic.” Lozano heeft zich altijd thuis gevoeld in Anderlecht. “Voor elke thuismatch ging ik iets drinken bij de conciërge en zijn vrouw. Ik was altijd direct klaar omdat ik geen massage of windels nodig had. Dus deed ik mijn outfit aan en in afwachting van de opwarming dronk ik een koffietje bij hen. Een half uur voor de match kwam de hulpcoach mij halen: ‘Kleine, wat denkt ge? De match gaat beginnen, gaat ge u eens opwarmen?’” DROOMDEBUUT De topclubs stonden in de rij voor Juan Lozano. Hij tekende voorcontracten bij AS Roma, Paris Saint-Germain en Verona, maar uiteindelijk zette hij zijn handtekening onder een contract van het grote Real Madrid. Lozano was met 80 miljoen frank op dat moment de duurste transfer ooit van de Koninklijke. Hij was een vedette zoals er in Madrid wel meer rondliepen: Butragueño, Valdano, Camacho, Míchel en Del Bosque om er maar een paar te noemen. De grootste Galactico was zonder twijfel trainer Alfredo Di Stefano, toen al een levende legende. “Zoals alle genieën was hij een speciaal man. Hij sprak niet veel, maar straalde wel autoriteit uit. Real was toen al wereldberoemd. Waar Madrid gaat, is
het altijd vollen bak. Voor een Europa- worden aan de lies. Het begin van het cupwedstrijd in Praag zijn we eens ont- einde voor De Muis. Na een conflict met vangen door de president van het toen- trainer Amancio besloot Lozano Madrid malige Tsjechoslowakije. Die man wou Di te verlaten. Stefano persoonlijk leren kennen, er was een grote receptie in de luchthaven. Real HANDICAP 23 was hét van hét.” Anderlecht was er als de kippen bij om de Lozano miste zijn start niet. “Op het verloren zoon terug binnen te halen. ultieme voorbereidingstoernooi in eigen Lozano won in twee en een half jaar nog stadion scoor ik mijn eerste goal voor twee titels met paars-wit. Ook Europees eigen publiek tegen Hamburg. gingen ze enkele rondes mee. Maar tijUiteindelijk word ik verkozen tot beste dens een competitieduel tegen Waregem speler van het toernooi. Enkele dagen later ging het fout. Yvan Desloover tackelde scoor ik de eerste goal van de competitie met zijn volle gewicht het steunbeen van tegen Betis Sevilla, we winnen met 2-0. Lozano. Gevolg: een dubbele open beenDe zesde speeldag winnen we met 1-2 bij breuk. Lozano haalde nooit meer zijn Barcelona en ik word weer verkozen tot oude niveau. “Het heeft meer dan twee man van de match. In mijn eerste zes jaar geduurd eer ik terug normaal funcmatchen scoor ik vier keer. Beter kan je tioneerde. Ik heb lang gesukkeld met ontniet beginnen.” stekingen en op een bepaald moment was Vooral de match tegen aartsrivaal een deel van mijn kuitbeen zelfs aan het Barcelona blijft hem bij. “120.000 socio’s rotten. Toen hebben ze dat weggesneden van Barça die je uitfluiten als je het veld en vervangen door een stuk ruggenmerg.” opkomt. Het veld bibberde letterlijk van Juan Lozano speelde nog een jaar voor het gejoel. Daarna loopt Barcelona op en Eendracht Aalst in tweede klasse, maar begint het clublied te spelen. De hele massa een succes werd het niet. De droom was zingt mee en op voorbij en de het einde komt manier waarde kreet: ‘Barça! op liet een bitBarça! Baaarça!’, tere smaak na. waarbij alle sup“Een tiental japorters met hun ren moest ik voeten op de niets van voetgrond stampen. bal weten. De Als speler valt je helft van het mond daar gejaar zat ik bij woon van open. mijn familie in Ik vond dat Sevilla en de schitterend. andere helft Voor zulke matzat ik in Belchen deed je het gië.” toch. Ga eens op Na zijn carFOTO: SEPPE VERBIST een veldje spelen rière is de hier in België teAntwerpse Lozano anno 2006, handicap 23 bij gen pakweg Spanjaard behet golfen: “Een moeilijke sport, hoor. Cercle Brugge. ginnen golfen, Er zit geen enkele logica in.” Het publiek bezoals veel colstaat enkel uit falega-voetbalmilie, je kan iedereen een hand geven als lers. “Een moeilijke sport, hoor. Er zit geen je wil.” enkele logica in, maar ik heb toch al hanMaar in de volgende wedstrijd, de derby dicap 23.” tegen Atlético Madrid, liep het mis. El Ratón (De Muis, zijn bijnaam, nvdr) brak Op zijn zestiende was Lozano al een profzijn kuitbeen. Lozano kwam terug, maar speler en eigenlijk heeft hij sindsdien maar brak zijn been opnieuw bij zijn eerste op- één jaar gewerkt. “Eén jaar bij de EEG als treden. Het seizoen was voorbij. Amancio een soort postbode. Ik kreeg vijf hemverving het volgende seizoen Di Stefano den, vier dassen, vier broeken, 6.000 frank als trainer. Juan Lozano moest echter nog voor schoenen en na een jaar vloog ik voor de start van het seizoen geopereerd buiten. Fantastisch toch?”
1985: Winnaar Uefabeker met Real Madrid tegen F.C. Keulen - 1987: Einde carrière door tackle Desloover 25
Het Communiqué
“Ik was een natuurtalent, een superatleet en een genie” “Ik was vijftien toen ik in eerste klasse speelde, zestien toen ik mijn eerste interland afwerkte en zeventien toen ik geselecteerd werd voor een Europese sterrenploeg. Ik was nog niet volwassen maar wist wél al dat ik de grootste aller tijden zou worden.” Willy Steveniers (67) zakt genoegzaam onderuit in een stoeltje van zijn taverne in Wilrijk en bekijkt me dan indringend. “Ik geloof in het lot, ik geloof dat ik de grootste móest worden.” Een gesprek met België’s beste basketbalspeler ooit en tevens die met de grootste mond. JEROEN BOSSAERT
“Ik zeg altijd, voor je een grote mond opzet moet je het eerst bewijzen. Wel, ik heb het bewezen dus ik mag een grote mond hebben.” Steveniers glimlacht en roert met een lepeltje door zijn thee. Dat hij het bewezen heeft, daar bestaat geen twijfel over. De man werd met zijn club verschillende keren landskampioen, is meermaals uitgeroepen tot speler van het jaar en kreeg een tijdje geleden een lifetime achievement award in de handen gestopt. Hij begeleidde persoonlijk Didier Mbenga, nu eerste Belg in de NBA. “Ik werd tijdens mijn carrière ooit door het Joegoslavische publiek verkozen tot beste speler van Europa. Ze kozen mij en niet een landgenoot. Dat wil toch wat zeggen hé.” Om dat te bereiken heeft Steveniers echter, vooral in zijn jeugd, bijzonder hard moeten knokken. EEN LACH EN EEN ZWANS “Ik ben opgegroeid aan de Veemarkt in Antwerpen. Een achterbuurt. Thuis was het ieder voor zich. Keihard. Een soort struggle for life. Ik ben dan ook snel alleen gaan wonen. Op mijn zestiende stond ik al op eigen benen. Mijn broer en zus heb ik daardoor nooit écht leren kennen en ik moet eerlijk toegeven dat ik dat gemist heb, die familieband. Aan de andere kant heeft mijn vroegtijdig vertrek mij wel sterker gemaakt, ik ben sneller volwassen geworden.” In zijn spel hing de Keizer nochtans vaak het kind uit. “Ik treiterde
mijn tegenstanders. Achteraf gezien deed ik dat misschien wel te veel. Je kan iemand uitdagen om je persoonlijkheid
FOTO: BOB GEUENS
“Schrik? Wat is dat? Eén tegen één was ik onklopbaar. Niemand in de wereld kon mij afstoppen.” op te dringen, maar ik deed het dan nog eens met een lach en een zwans. Sommige spelers reageerden daar nogal heftig op. Ze probeerden me op alle mogelijke manieren af te stoppen. Hoe smeriger,
hoe beter.” Of hij dan geen schrik had van die verdedigers? “Schrik? Wat is dat? Eén tegen één was ik onklopbaar. Niemand in de wereld kon mij afstoppen. Die pretentie mag ik hebben. Maar basketbal is een ploegsport hé. Dat hield ik niet altijd voor ogen. Ik was een natuurtalent, een superatleet en een genie, maar geen ploegspeler. Later is dat veranderd.” Vooral bij Racing Mechelen had Steveniers de tijd van zijn leven. “Alles lukte er. Ik kreeg veel vrijheid en mocht zelf mijn ploegmaats kiezen. We hebben met die ploeg vijf titels gewonnen.” Niet overal waar de begaafde aanvaller terecht kwam, liep het echter zo gesmeerd als in Mechelen. ACHT JAAR GESCHORST “Ik heb altijd al iets gehad tegen mensen in kostuum en met een muur vol diploma’s. Zo van die kerels die langs hun neus weg even kwamen uitleggen hoe alles in elkaar zat. Ik heb me daar altijd tegen afgezet, omdat ik een eenvoudige jongen ben. Een werker. Ik heb meer respect voor iemand die zijn wijsheid uit het leven haalt en niet uit boeken. Door die mentaliteit lag ik vaak in conflict met bestuursleden. Zo ben ik onder meer bij Luik opgestapt en bij de Profploeg. Dat seizoen was mijn grootste ontgoocheling. Beloftes werden niet nagekomen, men nam vreemde beslissingen en de uitbetaling van de lonen verliep niet correct.” Ook met de nationale
1952: Doorbraak Steveniers op zijn veertiende bij BC Tunnel - 1965: Kampioen en Beker van België met Racing Mechelen 26
Special Special Edition Edition
basketbalbond had Steveniers een dispuut. “Dat heeft mijn carrière zelfs geschaad. Aangezien ik al op mijn zestiende geselecteerd werd voor de nationale ploeg zou ik nu de recordhouder van het aantal interlands
Wat ik wel betreur, is dat ik maar 65% van mijn talent heb gebruikt. Ik kon, nee, ik móest in de NBA gespeeld hebben! Maar ik werd hier op handen gedragen en wou het risico niet lopen om daar als een nummer gezien te worden. Datzelfde gevoel, die schrik om in de vergetelheid
“Ik kon, nee, ik móest in de NBA gespeeld hebben” moeten zijn. Toch heb ik maar weinig selecties achter mijn naam. Hoe dat komt? Omdat ze me acht jaar geschorst hebben. In 1960 waren we zo goed als gekwalificeerd voor de Olympische Spelen in Rome. Om ons voor te bereiden organiseerde men een driedaagse stage. Mijn trouwdatum lag pal in die periode en ik kon dus niet mee. Toen heeft men mij voor de keuze gesteld: ‘Ofwel trouw je ofwel ga je mee naar de Spelen’. Ik koos voor het eerste. Dat was het begin van een aantal ruzies die uiteindelijk geleid hebben tot mijn schorsing.” “Ik heb daar nooit spijt van gehad, hoor.
FOTO: JEROEN BOSSAERT
Door het Joegoslavische publiek verkozen tot beste speler van Europa: “Ze kozen mij en niet een landgenoot. Dat wil toch wat zeggen , hé.”
terecht te komen, heeft me ook een drankprobleem bezorgd. Vanaf mijn 34ste heb ik daar drie jaar mee geworsteld. Ik ging als een dronkaard door het leven omdat ik het ‘zwarte gat’ zag naderen. Iedere sportman maakt dat mee. Zij die anders beweren zijn leugenaars. De geboorte van mijn oudste zoon heeft me uiteindelijk overtuigd om te stoppen met drinken.” Nadien speelde Steveniers nog enkele jaren op het hoogste niveau. “In mijn laatste seizoen als prof ben ik nog kampioen geworden met Racing Mechelen. Nadien heb ik deze taverne overgenomen en de zaken gaan goed (lacht).” Steveniers giet het restje van zijn tweede thee naar binnen en lonkt naar de bar waar zijn moeder, net terug van de Verenigde Staten, staat te wachten. Een laatste vraagje dan maar. Of hij het verschil kan uitleggen tussen het basketbal van vandaag en dat van veertig jaar geleden. De Keizer slaakt een diepe zucht, buigt voorover en mijmert: “Nu is het werken, vroeger was het liefde.”
Samaey: 10 keer speler van het jaar Op een jaar tijd verhuisde hij van het voetbalveld van Zandvoorde naar de basketbalarena van Oostende. Hij werd tien maal Speler van het Jaar en won meer dan tien nationale titels. Rik Samaey (45) heerste in de jaren ‘80 en begin jaren ‘90 over onze basketbalcompetitie. TIM SCHOONJANS
Toen hij een vakantiejob als monitor aannam, had hij niet verwacht dat die job zijn leven zou veranderen. Een scout van basketbalclub Oostende zag de lange Samaey, stelde hem voor om te komen trainen en zijn carrière was begonnen. “Op mijn achttien zat ik in de kern van de eerste ploeg van Oostende. Ik moet wel zeggen dat ik individueel zeer goed werd begeleid.” “Ik was een vijfspeler. Ik had twee sterke punten: ik hield mijn man goed in mijn rug, en ik had een goed gevoel waar de bal na een schot zou komen. Ik kon dan ook heel snel naar die bal toe gaan. Mijn zwakke punten waren mijn dribbel en mijn afstandschot. Mijn troef was dat ik mijn zwaktes heel goed kende.” Samaey won met Oostende en Racing Mechelen meer dan tien landstitels, en speelde tientallen Europese wedstrijden tegen
Olympiakos, Real Madrid en andere onderging Samaey tientallen topploegen. “Dat was fantastisch. In operaties, waaronder twee beencorrecties. zulke toppers verhef je Bij Antwerpen werd jezelf altijd tot een hoger hij tijdens zijn niveau.” Met de revalidatie ontslagen. nationale ploeg speelde Die beslissing kwam hij meer dan honderd voor Samaey hard wedstrijden. Hij speelde aan. De ontgooook twee Europese cheling was bijzonder kampioenschappen. zwaar. Hij eindigde zijn De mooiste herinnering loopbaan uiteindelijk van zijn carrière is bij tweedeklasser zonder twijfel de selectie Damme. Nadien ging voor het Europese team. Samaey bij het bedrijf “Ik heb toen met die Dumaplast werken, sterrenploeg de Franse nationale ploeg geklopt, FOTO: PUBLI PROMOTIONS waar hij nu een commerciële functie met meer dan twintig vervult. Daarnaast is punten. Die twee dagen zullen mij altijd hij tv-commentator voor de bijblijven.” Door de vele blessures kwam wedstrijden van de NBA bij Prime het afscheid van het topbasket vroeger Sport. dan verwacht. Tijdens zijn hele carrière
1971: Vleugelspeler Steveniers vierde keer Speler van het Jaar - 1994: Bordenveger Samaey tiende keer Speler van het Jaar 27
Het Communiqué
Rik “Daar is ‘m, daar is ‘m” De Saedeleer
Keizer van het commentaar Waar zijn die avonden naartoe dat voetbalsupporters uren aan het televisiescherm zaten gekluisterd, luisterend naar die ene commentaarstem. Pure passie gekruid met een onuitputtelijke voetbalkennis. Supporter número uno , maar kritisch als het moest. Natuurlijk herinnert u zich Rik De Saedeleer (82) nog. JONI GERARD & KENNY HENNENS
Tot 1998 bestond de discussie niet wie De eerste helft zei ik niets anders dan: Argentinië op het WK ’82, staat in het de beste voetbalcommentator van de lage ‘De Zweedse nummer zoveel naar de collectief geheugen gegrift. Niet alleen landen was. Het was eigenlijk vrij simpel. Zweedse nummer zoveel.’ Want voor ik omdat de Rode Duivels die wedstrijd Niemand had zo’n grote kennis van het op mijn blad de naam kon vinden, was de wonnen, maar vooral door de spelletje als De Saedeleer en hij kon het bal al bij een andere speler. Achteraf bleek legendarische woorden: ‘Daar is ‘m, daar nog goed uitleggen op de koop toe. Bijna dat alleen de laatste twintig minuten zijn is ‘m, goaaaaaal’. De Saedeleer had 40 jaar lang heeft hij het beste van zichzelf doorgekomen.” zonder overdrijven een patent op gegeven. Tien wereldbekers, negen Zoals het voetbal veranderde met de tijd, memorabele uitspraken. “Ik zal u nog eens Europese kampioenschapiets zeggen. Anderlecht pen, zesendertig Engelse speelde op de Heizel voor bekerfinales en honderden 64.000 supporters tegen het Europese matchen lang grote Real Madrid. Tien bracht hij live verslag uit. minuten voor tijd stond het Het scheelde niet veel of hij nog 0-0. Toen deed ik iets dat maakte zijn droom als trainer ik nooit meer in mijn leven heb waar. Maar zijn keuze voor gedaan. Ik roep: ‘Jef, (Jef televisie heeft hij nooit Jurion, nvdr) doe eens iets’. betreurd. “Ik heb vijftien jaar Mijn goeie vriend Jurion schiet lang bij Racing Mechelen vanop dertig meter met zijn gevoetbald, toen een slechte voet de bal binnen. topclub. Wij probeerden nog Na de match vraag ik hem: ‘Jef, te winnen door meer doelhoe doet gij dat? Ik roep ‘doe punten te maken dan de eens iets’ en gij trapt hem FOTO: KENNY HENNENS tegenstander. Nu probeert zomaar binnen?’ ‘Ah, simpel “Dat zijn de magische krachten van het voetbal.” men te winnen door de hé,’ zei Jef, ne geestige tegenstander het scoren te jongen, ‘ik had u gehoord.’ beletten. Ik was de nummer 10 en werd evolueerden volgens De Saedeleer de Dat zijn de magische krachten van het het brein van Racing genoemd. Toen ik journalisten ongegeneerd mee. “In mijn voetbal.” stopte met voetballen, begon ik columns periode, de jaren ’70, waren de sportjourte schrijven voor Het Laatste Nieuws. nalisten nog fervente voet- KOMPANY Hoewel ik trainer wilde worden. Ik heb de balliefhebbers. Hun liefde voor het spel Veel magie laat onze nationale ploeg de Heizelschool gevolgd, maar na één jaar was tien keer groter dan hun literaire be- laatste tijd nochtans niet zien. vroeg de televisie mij. Maar wat was tv in kwaamheid. Ik kon van een half leeg glas Of De Saedeleer nog een gouden raad die tijd? Ik heb me gelukkig laten nog een half vol maken. Daarna kwamen heeft voor onze Rode Duivels? “Het overhalen.” de journalisten die zeiden wat ze dachten, eerste principe waarmee ze op het veld maar toch ook voetbalmensen waren. En moeten komen is: geen goal laten maken. HALF VOL GLAS nu zijn ze alleen nog maar geïnteresseerd Dat kan door een goede organisatie, door De eerste keer dat De Saedeleer live in de schandaaltjes en het loon van de mannen die de darmen uit hun lijf willen commentaar gaf, was Zweden - Finland voetballers. Een journalist die schrijft wat spelen. Is ons middenveld te zwak? Stel en dat liep niet van een leien dakje. “Ik hij denkt, bestaat niet meer. Die steekt dan de enige speler op die we hebben wilde het eigenlijk niet doen, maar ik ging niet graag een vinger in zijn oog.” van internationaal niveau. Het is niet toch. Er was geen verbinding met Brussel moeilijk, we hebben er maar ene: Vincent maar ze zeiden steeds: ‘You start.’ Tien JEF, DOE IETS Kompany!” minuten voor de aftrap kreeg ik de Het doelpunt van Erwin Vandenbergh, Bondscoach René Vandereycken weet opstellingen en ik kende er niemand van. tegen toenmalig wereldkampioen meteen wat hem te doen staat. 1954: Einde voetbalcarrière bij Racing Mechelen - 1998: Laatste keer TV-commentator op WK in Frankrijk 28
Special Edition
Patrick Sercu (rechts) wint samen met Eddy Merckx het Belgisch kampioenschap ploegenkoers in Brussel ‘64.
Raymond Ceulemans doorbreekt als eerste driebander de barrières van 1.500 en 2.000 punten.
FOTO: BERNARD CAHIER
Jacky Ickx als beginnend F1-piloot bij Ferrari tijdens een testrit in ‘67. Enzo Ferrari (midden) kijkt nauwlettend toe.
Rode Duivel Wilfried Van Moer (hoog opverend) tijdens België - Polen.
Het Communiqué
Basketkeizer Willy Steveniers: “Ik was 15 en wist dat ik de grootste aller tijden zou worden. Eén tegen één was ik onklopbaar. Niemand in de wereld kon mij stoppen.”