EA. November 2018 (Dutch)

Page 1

11 2018 / # 17

voor alumni & vrienden

GENTRIFICATIE IN ROTTERDAM:

gevaar of geniaal?


HAAL MEER UIT JE CARRIÈRE PARTTIME MASTER BEDRIJFSKUNDE

PARTTIME EXECUTIVE MBA’S

MODULAIRE MANAGEMENT PROGRAMMA’S

Verrijk je kennis en kunde met een avondopleiding Bedrijfskunde. De Parttime Master Bedrijfskunde is een wetenschappelijke en praktijkgerichte master, toegespitst op professionals die het maximale uit hun carrière willen halen. Je hebt ruime keuze uit diverse verdiepings -en specialisatievakken. Tijdens het internationaal project en het bedrijfsproject komen alle aspecten van management aan bod. Door colleges in de avonduren is de opleiding goed te combineren met werk en privé.

Onze internationaal georiënteerde parttime Executive MBA van 22 maanden en Global Executive OneMBA van 21 maanden passen bij de veeleisende agenda van werkende executives zoals jij. De Engelstalige programma’s bieden groei, verdere ontwikkeling en een uitstekend wereldwijd netwerk voor effectieve zakelijke professionals. Wij bieden RSM & EUR Bachelor en/of Master alumni een Lifelong Learning Scholarship aan (10% tuition fee waiver).

Start je voor het eerst in de rol van manager, teamleider of een ander soort leidinggevende? Het flexibele 12-daagse RSM Diploma Programme in General Management of anders het 11-daagse modulaire Advanced Management and Leadership Programme voor senior managers, geven je nieuwe inzichten, praktische leiderschapsvaardigen en de juiste kennis gebaseerd op baanbrekend onderzoek. Alumni van Erasmus University Rotterdam ontvangen 10% korting op hun inschrijving.

RSM.NL/PMB

RSM.NL/MBA

RSM.NL/EXECUTIVE

Haal meer uit je carrière bij één van Europa’s beste business schools. Ontdek hoe je de uitdagingen en problemen binnen je bedrijf effectief kunt aanpakken. Met de laatste wetenschappelijke inzichten van top academici en praktijkervaringen van zakenleiders kun je deze nieuwe kennis, vaardigheden en instrumenten gebruiken om positieve veranderingen door te voeren.

Accredited by

WWW.RSM.NL/PROFESSIONALS ROTTERDAM SCHOOL OF MANAGEMENT ERASMUS UNIVERSITY


VOORWOORD

INHOUD

12 Coverillustratie Hyshil Sander

En nog even dit Hoera! De Erasmus Universiteit is 105 jaar oud. Vanaf het begin zijn we diep geworteld in de Rotterdamse gemeenschap. Niet voor niks is het thema van ons lustrum ‘Science meets city’. Daarom is dit nummer niet alleen een eerbetoon aan onze wetenschappers, studenten en alumni, maar ook aan Rotterdammers die zich actief inzetten voor een betere stad waarin iedereen zich thuis voelt.

Familieportret Karina en Cock Raaijmakers studeerden allebei Economie en staan graag voor de klas. ‘Werken? Dat is gewoon leuk.’

38

In deze ea. verhalen over grote vraag­ stukken van de 21ste eeuw: gentrificatie, migratie, toegang tot nieuwe medi­ cijnen en een wereldwijde samen­ werking op het gebied van kanker­ onderzoek die resulteerde in Oncode. Alumni vertellen waarom zij hun alma mater ondersteunen bij het realiseren van toponderzoek en -onderwijs, de doelstellingen van onze universiteit. En we schrijven natuurlijk over onze studenten. Energiek en onvermoei­ baar als ze zijn ontplooien die, naast hun drukke studie, initiatieven waar anderen baat bij hebben. Dat is toch ook waar wetenschap uiteindelijk over gaat: hoe profiteren anderen van ons onderzoek, hoe passen we kennis toe in de maatschappij? Dat geldt speciaal voor Rotterdam, waar we studeren, werken en wonen. Soms naast elkaar, vaak met elkaar maar altijd gelijk aan elkaar. De redactie

04 Campus inside out 05 Update 06 Erasmus & You 07 Throw back 08 Interview met de ­rector magnificus 14 Goed bezig 15 Goed bezig 16 Daarom Rotterdam 23 Wetenschap in de praktijk 28 Onze Campuslocaties 30 Wetenschap in de praktijk 41 Brilliant minds, great ideas 42 Development 49 Onderwijsinnovatie 52 Mijn studententijd

Een prachtig doel

18 Oude en nieuwe bewoners De Kenniswerkplaats Leefbare Wijken onderzocht hoe gentrificatie Rotterdam verandert. ‘Arme wijken gaan vooruit, maar hoe ervaren de oorspronkelijke bewoners dat?’

3

Bij virtueel kankerinstituut Oncode bundelen topwetenschappers hun krachten om de oncologie te verbeteren. ‘Het gaat erom dat we álle patiënten beter kunnen behandelen.’


CAMPUS INSIDE OUT

Heartbeat Festival 6 september 2018 FOTO: © Jennifer Remme

4


UPDATE

Record voor Eurekaweek

FOTO: © Chris Gorzeman

Een recordaantal deelnemers bij de Eurekaweek dit jaar: bijna 4000. Vorig jaar konden honderden eerstejaarsstudenten niet meedoen, maar door de capaciteit flink te verhogen, hoefde dit jaar niemand teleurgesteld te worden. De openingsceremonie was verplaatst naar Ahoy.

© Eurekaweek

In de voetsporen van Erasmus met Der Stein des Weisen

Viering lustrum Erasmus Universiteit

Het kunstwerk, met een roestvrijstalen gedachtenwolk als kern, in Park Noord is gemaakt door kunstenares Kathrin Schlegel. Het is zes meter hoog, vier meter breed en staat op een van de oudste sokkels van Nederland, die van 1667 tot 1963 bij de Laurenskerk stond. Het kunstwerk werd onthuld in de lustrumweek in september.

Dit jaar viert de Erasmus Universiteit Rotterdam haar 105-jarig bestaan, met als thema ‘Science meets city’. Tot en met juni 2019 staat er een reeks activiteiten op het programma, met ontmoetingen met stadsbewoners en maatschappelijk partners. Het lustrumprogramma maakt zichtbaar waar de ­universiteit en Rotterdam elkaar ontmoeten. Het maakt ook zichtbaar waar de wetenschap bijdragen levert aan de oplossingen voor urgente stedelijke vraagstukken rond gezondheid, economie, duurzaamheid en samenleven. De Opening Academisch Jaar, dit jaar in de Laurenskerk, markeerde de start van het lustrumjaar. Collegevoorzitter Kristel Baele belichtte het lustrumthema vanuit het ­perspectief van de strategie van de Universiteit voor de komende jaren. Zie voor het gehele programma: www.eur.nl/lustrum

Word ook lid van EUR Connect EUR Connect heeft al meer dan 4000 leden! Dit onlinenetwerk voor alumni, studenten en medewerkers maakt het mogelijk om met elkaar en de alma mater in contact te blijven, ideeën uit te wisselen of coaching aan te bieden. Meld je ook aan via eurconnect.nl ‘Der Stein des Weisen’ FOTO: © Chris Gorzeman

5


ERASMUS & YOU TEKST: Carien van der Wal FOTO’S: © Antim Photography

Adit Ram

‘Wij kunnen niet zonder de natuur’ Development Studies. Daardoor wordt het duurzaam­ heidsconcept naar een hoger plan getild en kan er samen met Indiase studenten worden gewerkt aan het bedenken van oplossingen. Omgekeerde wereld De focus bij Tree to Be ligt op bomen, omdat die een cruciale rol spelen in het klimaat en de leefomgeving. ‘Ons doel is om 2 miljard hectare aan gedegradeerde (woestijn)grond, ontstaan door niet-duurzame landbouw, ontbossing en gebruik van chemicaliën, te herstellen. Momenteel biedt Tree to Be de mogelijkheid om bij te dragen op locaties als Oeganda, Maleisië, en sinds kort ook het Groningse Siddeburen.’

Als de natuur de kans niet krijgt zichzelf te herstellen, laten we dan tenminste een handje helpen, stelt Adit Ram. Zijn initiatief Tree to Be heeft de hele wereld als werkterrein. Als kind zit het er al in, maatschappelijk bewust zijn. En ook tijdens zijn studie vormt duurzaamheid de rode draad. Hij schrijft zijn afstudeerscriptie bij een wind­ energiebedrijf en tot aan de oprichting van Tree to Be, een beweging met respect voor de natuur als uitgangs­ punt, werkt Adit Ram als marktonderzoeker bij Schiphol met als belangrijkste taak het verbeteren van de klant­ tevredenheid. Adit werkte ook voor Face the Future, als conceptontwikkelaar. Face the Future is gericht op herstel van ecosystemen, met bosherstel als specialisatie. Zijn werk voor Face the Future inspireerde hem tot het Bhopal-concept: een concept om de snelgroeiende Indiase stad Bhopal te verduurzamen, waarbij een aan­ tal centrale duurzaamheidsvraagstukken op een inte­ grale manier worden aangepakt. Dit concept is ingegeven door de chemische ramp van ongekende omvang die in 1984 in de stad plaatsvond. De gevolgen zijn tot op de dag van vandaag zichtbaar voor mens, dier en natuur en ook de juridische strijd is nog altijd gaande. En omdat het lastig is zo’n project alleen te trekken, is Adit in gesprek bij Institute for Housing and Urban

6

Simpel: plant een boom Rams uitdaging is mensen bewust te maken van het belang van ecosysteemherstel en het niet bij praten alleen te laten, maar juist tot actie over te gaan. ‘Het klimaat­ probleem is vooral een communicatieprobleem, want de oplossingen, die zijn er. Beschouw haar niet als iets vanzelfsprekends, maar omarm de natuur als een gelijke. Tegen iedereen die een steentje wil bijdragen aan een groenere wereld en direct iets wil doen voor het klimaat zeg ik: plant een boom. Dat kan ook in de bebouwde omgeving, in de vorm van een minibos,’ legt hij uit. Leefbaarheid Daarbij wordt door lokale boomsoorten aan te planten binnen tien jaar een volwaardig bos ontwikkeld, iets wat normaal honderd jaar duurt. ‘Bomen zijn de simpelste en meest effectieve manier om de klimaatverandering tegen te gaan. En ze zorgen voor een leefbare omgeving voor mens en dier. Zie ze niet als kapitaal, maar bedenk: de natuur is niet van ons afhankelijk, het is andersom. Nature carries on, with or without us.’ www.treetobe.nl NAAM: Adit Ram LEEFTIJD: 33 STUDIE : Rotterdam School

of Management, Erasmus University, specialisatie innovatiemanagement BEDRIJF: Tree to Be


THROWBACK

Erasmus gestrikt, lustrum 1998 TEKST: Cora Boele – Academisch Erfgoed UB / SUHK FOTO: © Hans Koreman

Erasmus gestrikt Ragfijne blauwe en gele nylon stroken, aaneen geknoopt tot een luchtige feest­ strik, zorgen voor enige camouflage van het transparante geschenk bij de rotonde voor de hoofdingang. In november 1998 staat alles bij de Erasmus Universiteit in het teken van het 17e lustrum. Rond het middaguur op 19 november is er weer zo’n feestelijk momentje: de overhandiging van het cadeau van de studenten. Een echte blikvanger, mede dankzij het formaat van twee meter bij een meter negentig. Vertegenwoordigers uit de studentengeledingen, verenigd in de ad hoc-stichting Ad Fontes, hebben

er een slordige honderdduizend gulden voor bijeen weten te brengen. De universiteit is dan wel vernoemd naar Desiderius Erasmus, maar de naamgever is de grote afwezige op de campus. Alleen boven de ingang van de aula hangt in brons zijn beeltenis. Hoogste tijd om buiten op de campus een Erasmus-kunstwerk te plaatsen. De keuze voor een uitvergroting van de reeds bestaande De Civilitate kan beslist subtiel worden genoemd. Het kleine formaat dient als studenten­ onderscheiding van het College van Bestuur, de studentengemeenschap geeft een grote uitvoering terug als blijk van waardering voor hun alma mater. Het ontwerp van de kunstenaar Ad Haring staat twintig jaar later voor het E-gebouw.

7


VAN DE RECTOR

Rutger Engels

Een denker én een doener Prof. dr. Rutger Engels heeft zin in zijn nieuwe baan. ‘Ik kan hier een positie bekleden bij een vooraanstaande, internationale universiteit waar de maatschappelijke impact belangrijk is.’

8


VAN DE RECTOR

TEKST: Eva Hoeke FOTO’S: © Aurélie Geurts

D

De nieuwe rector magnificus woont in Zeist, werd geboren in Velp, studeerde in Groningen, werkte in Nijmegen, verhuisde alles bij elkaar meer dan twintig keer, maar zijn vormende jaren, die beleefde hij in Emmen. Engels: ‘Schrijver en journalist Peter Middendorp groeide daar ook op. Hij zei ooit dat Drenthe het enige stukje aarde is waar nooit om is gevochten, en ik geloof dat daar wel een kern van ­waarheid in zit.’ En toch – toen Engels laatst werd uitgenodigd voor een concert van de Drentse singer-songwriter Daniel Lohues raakte hij ineens, geheel onverwacht, zeer geëmotioneerd. Wat raakte u? ‘Toch die roots. De manier waarop Lohues vertelde over de mensen en de natuur, de voorliefde voor aardse zaken. De gedichten van Rutger Kopland hebben dat ook, dat aardse. En dat Emmen nu voor het eerst in de Eredivisie gaat spelen helpt natuurlijk ook.’

Daar geloof ik ook in. Als je denkt dat je het als bestuurder top down wel kan regelen, is het snel afgelopen. Het is ook niet meer van deze tijd: de stem van studenten is ­toegenomen, wat zij te zeggen hebben heeft een behoorlijke impact.’ De universiteit is gedemocratiseerd. ‘Ja, zeker, veel meer dan toen ik studeerde. De studenten komen zelf met thema’s. Uit mijn eerste kennismaking met studenten bleek al snel dat duurzaamheid voor hen een issue is. En als het voor hen een issue is, is dat het voor ons ook.’ Wat maakt u tot de juiste man op deze plek? ‘Ik ben een denker én een doener, ik vind het belangrijk om plannen te maken en nóg belangrijker om ze uit te voeren. Verder breng ik een outsider perspective mee – ik heb weinig assumpties en sta voor alles open. Dat kan een voordeel zijn.’

Dat aardse wil hij ook doorvoeren in zijn werkkamer, die er nu nog wat kaal uitziet. Dat blijft deels zo, Engels is geen man van ‘prullaria’, maar er komt in ieder geval een grote houten tafel. ‘Een bureau werkt niet voor mij, ik heb een laptop en die kan ik overal neerzetten. Bovendien heeft een houten tafel iets symbolisch; we gaan aan het werk.’ Wat is u tot nu toe opgevallen in uw nieuwe baan als rector? ‘Voordat ik mijn eerste gesprek had ben ik hier een keer incognito op een zaterdag rond gaan lopen, gewoon om te kijken hoe het gevoel was. En wat me verbaasde, is hoe druk het was, met studerende mensen, met sportende mensen, met lunchende mensen. Het was vibrant, dat kan ik me minder ­herinneren van Utrecht of Nijmegen. De universiteit bestaat uit mensen, niet uit gebouwen. Heel leuk.’ Burgemeester Ahmed Aboutaleb zei: ‘Elke rector staat op de schouders van zijn voorganger.’ Welk advies gaf uw voorganger, Huib Pols, u mee? ‘Zijn credo was verbinding. Tussen de ­mensen, maar ook tussen de faculteiten.

NAAM: Rutger Engels STUDIE: Psychologie aan de

Rijksuniversiteit Groningen, promotie aan de Universiteit van Maastricht. CARRIÈRE: voorzitter van de Raad van Bestuur van het Trimbos-instituut (2014), faculteitshoogleraar aan de faculteit Sociale Weten­ schappen van de Universiteit Utrecht (2016) SINDS 15 JUNI: rector magnificus Erasmus ­Universiteit Rotterdam

9

En waarom heeft u voor de EUR gekozen? ‘Op een zeker moment merkte ik dat veel van wat ik deed binnen het domein van de wetenschap bleef. Daar word je dan wel om gewaardeerd, maar daarbuiten heeft het te weinig direct effect. Ik kan hier een positie bekleden bij een vooraanstaande, internationale universiteit waar de maat­ schappelijke impact belangrijk is. Dat leek me ontzettend leuk en eervol.’ Hoe gaat u die impact en relevantie bereiken? ‘Ik vind samenwerking met de stad belangrijk. Rotterdam heeft te maken met dilemma’s en uitdagingen die voor veel grote steden in de wereld gelden: armoedebestrijding, mobiliteit, duurzame energie. Wetenschap heeft daar een bijdrage aan. Enerzijds door actief projecten in de wijken te starten waarbij je met burgers en wetenschappers kijkt of je bepaalde veranderingen kunt bewerkstelligen en kunt meten of het werkt, anderzijds door tegelijkertijd langetermijnstudies in te richten. Tussen de armste wijk en de rijkste wijk in Rotterdam zit zeven jaar verschil in levensverwachting – dat is ­onacceptabel. Nog zoiets: de vertegen­ woordiging van studenten met een andere culturele achtergrond is anders dan wat je op basis van prevalentie zou verwachten. Daar moeten we veel actiever op zijn: die jongeren wil je ook de kans geven om te studeren. Wij hebben daar een verant­ woordelijkheid in.’ U heeft zelf in Groningen Psychologie gestudeerd, waar u afstudeerde op het onderwerp: Vreemdgaan en Veilig Vrijen. Hoe was u als student? ‘Heel braaf! Het was de tijd van de Aidscrisis, eind jaren 80, dus er was veel geld voor onderzoek naar veilig vrijen en aidspreventie. En ik was ook echt geïnteresseerd, niet alleen in waarom mensen vreemd gaan, maar ook in gedragsverandering. Hoe kan je mensen motiveren om, als ze dan toch vreemdgaan, het tenminste veilig te doen? Maar zelf was ik dus heel braaf, ik heb mijn toenmalige partner ontmoet toen ik negentien was. Maar je kon mij, zeker in het begin van mijn studie, wel in de kroeg vinden.’


VAN DE RECTOR

Zijn studenten tegenwoordig serieuzer dan toen? ‘Veel serieuzer: er zit enorme druk op om meteen de juiste studie te kiezen, en om, als ze eenmaal gekozen hebben, het goed te doen. Daar maak ik me wel zorgen over. Het zijn jonge mensen in hun vormende jaren, die nu al eigenlijk geen fouten mogen maken.’ In Nijmegen heeft u veel onderzoek gedaan naar rook- en drinkgedrag onder jongeren. Wat ziet u hier gebeuren? ‘Ik heb zelf jarenlang gerookt en ik hou ook wel van een wijntje, dus ik wil niet overkomen als iemand met een opgeheven vingertje. Aan de andere kant vind ik dat we als uni­ versiteit een verantwoordelijkheid hebben als het gaat om voorkomen van overmatig alcoholgebruik en preventie van roken.’ U houdt zich ook bezig met depressies onder jongeren. Hoe kan die kennis u hier van pas komen? ‘Er zijn studenten die worstelen met hun zelfbeeld, dat is zelfs een behoorlijk thema onder studenten. Bij werknemers trouwens ook, als je het hebt over werkdruk en burn out. Het is een maatschappelijk thema geworden. Dat er nu tv-programma’s zijn en dat Sophie Hilbrand interviews geeft over haar burn-out, dat zou zo’n twintig jaar geleden ondenkbaar zijn geweest. We hebben hier zo’n 27.000 studenten: het is geen rocket science om vast te stellen dat een aantal daarvan soortgelijke problemen heeft.’ Hoe gaat u dat hier aanpakken? ‘Ik hoor dat studenten naast kennisinhoudelijk onderwijs behoefte hebben aan het ­ontwikkelen van hun soft skills, dus sociale vaardigheden. Dat onderwijs kan gericht zijn op het jezelf veerkrachtig maken ten opzichte van stress en negatieve levenservaringen. Je kan niet voorkomen dat mensen pittige dingen meemaken, maar je kunt ze wel tools geven waarmee ze die zaken het hoofd kunnen bieden.’

Huib Pols had hier een inloopuurtje voor studenten. ‘Ga ik ook doen, tussen 5 en 6 uur ’s ochtends. Just kidding. Ik ga zeker iets dergelijks organiseren.’ U woont in Zeist. Overweegt u een ­verhuizing naar Rotterdam? ‘Nou, dat is een dilemma want mijn partner en ik zijn juist naar Zeist verhuisd vanwege onze banen. Ik omdat ik bij het Trimbosinstituut werkte en Karlijn omdat ze GGZ psycholoog is in Utrecht. En aangezien haar carrière net zo belangrijk is als die van mij, ga ik haar niet meesleuren omdat ik nu weer een nieuwe baan heb. Aan de andere kant is het wel belastend om hier niet te wonen. Het zou wel logisch zijn. Bovendien vind ik Rotterdam een hele leuk stad, dus wie weet.’

‘Als je denkt dat je het als bestuurder top down wel kan regelen, is het snel afgelopen.’ U heeft twee dochters, Sophie (21) en Iris (19). Wat studeren zij? ‘Iris studeert Lifestylestudies bij Fontys in Tilburg, en Sophie doet Geneeskunde in Groningen. En dat gaat goed. Toen ik als hoogleraar werkte, klapte ik op zondag­ ochtend na het ontbijt de laptop open, er kwamen ook allerlei collega’s uit binnenen buitenland over de vloer, dan krijg je een andere blik op werk en arbeidsethos. Ik heb ze niet hoeven pushen.’ Maar als u na het ontbijt uw laptop ­openklapte was er ook iets niet: een vader die zandtaartjes bakt, of met ze naar de dierentuin gaat, bij wijze van spreken. ‘Een deel hebben ze gemist, dat klopt, want ik was ook nog veel op reis.’

10

U heeft nu weer twee kleine kinderen. Zou u dat nu anders doen? ‘Dat is een lastige vraag. Ik heb geen spijt van hoe ik stond in de opvoeding en relatie met mijn oudste dochters. Nu ben ik zelf ook ouder. En tegelijkertijd heb ik natuurlijk een drukke en verantwoordelijke baan.’ Een vraag die altijd aan vrouwen in de top wordt gesteld: hoe gaat u een en ander combineren? ‘Nou, dat is inderdaad een gepuzzel, zoals bij veel moderne gezinnen. We krijgen steun uit de omgeving. En dan nog is het complex, dus het zou heel goed kunnen dat ik een keer iets moet afzeggen omwille van de kinderen.’ Wat doet u graag wanneer u niet werkt? ‘Koken. De laatste tijd vind ik de Peruaanse keuken interessant. Ik ben in San Francisco in een restaurant geweest, La Mar, en dat was zó goed… Mindblowing. Toen kwam ik er ook achter dat echt goede restaurants tegenwoordig in Lima zitten. Wat zo leuk aan koken is, is dat het heel veel energie en aandacht kost. Als ik thuis kom gaat mijn brein gewoon door. Koken is zo cognitief belastend, dat voor al het andere geen ruimte meer is.’ Op uw werkkamer hangen ook allerlei filmposters. ‘Ik ben ook dol op series, ik kan rustig tot twee, drie uur ’s nachts doorkijken, net zolang totdat het af is. En als het niet af is zou ik me het liefst ziek melden. House of Cards vond ik goed, Homeland nog beter.’ Tot slot: uw voorganger Huib Pols ­adviseerde zijn studenten vooral te scharrelen. Welk levensmotto zou u hen mee willen geven? ‘Doe dingen naast je studie, want die ­vormen je.’ Waren het uw mooiste jaren? ‘Nee. Die komen nog.’


Executive Programs

Erasmus School

Verdieping van uw kennis en inzicht

& Assurance

of Accounting

ESAA Erasmus Executive Programs zijn programma’s voor de ervaren en nieuwsgierige professionals die zich willen blijven ontwikkelen en op de hoogte willen blijven van de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen. Executive Programs •

Tax Control voor Bestuurders

Het Brein in de Boardroom

The New CFO

Corporate Social Responsibility

Het Rendement van Geluk

Sturen op Geluk in het Publieke Domein

Finance & Risk Management voor Woningcorporaties

Certified Pensioenexecutive

Financieel Forensisch Deskundige

Programma voor (nieuwe) Commissarissen en Toezichthouders

• •

Programma voor Publieke Aandeelhouders Beleidseconomie

Tax Control van Maatschappelijke Organisaties

Masterclasses •

Grondslagen van Geluk

Audit Committee Vraagstukken voor Commissarissen en Toezichthouders

Financiële Vraagstukken voor Commissarissen en Toezichthouders

Insight Experience

• •

Actualiteiten voor RA-Executives Masterclass voor Finance Professionals

Masterclass Liefde en geluk zijn niet los verkrijgbaar

Wilt u meer weten over (één van) deze programma’s? Bezoek voor de inhoud van de programma’s en de startdata www.esaa.nl of neem contact op via 010-408 15 12. Aan alle ESAA programma’s worden PE-uren toegekend.

ESAA is een onderdeel van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Erasmus University Rotterdam Make it happen.

11


FAMILIEPORTRET

12


FAMILIEPORTRET

TEKST: Marjolein Stormezand FOTO: © Antim Photography

Verbonden Karina (35) en Cock Raaijmakers (67) Karina (directeur bij de Nederlandse Zorgautoriteit) en Cock Raaijmakers (zelfstandig opleider en adviseur) zijn duidelijk dochter en vader. Hij: trots op zijn oudste kind, zij: respect- en liefdevol naar haar vader toe. Aan de keukentafel van het gezin Karina Raaijmakers in Rotterdam-Zuid vertellen de familieleden over hun tijd op de Erasmus Universiteit. Cock Raaijmakers ging in 1973 naar de Erasmus Universiteit om economie te studeren. ‘Een gedegen opleiding, waar ik verschillende kanten mee op kon.’ Tijdens zijn studie kluste hij bij als docent en na het halen van zijn diploma werd hij directeur van de gemeentelijke economische school in Dordrecht (nu het Da Vinci College). Vanaf 1993 adviseerde

‘Dat je met economie alle kanten op kon, zoals mijn vader enthousiast vertelde, sprak me aan.’ hij scholen over de nieuwe bekostigingsstructuur die door de schaalvergroting van het onderwijs nodig was. Inmiddels heeft Cock de pensioenleeftijd bereikt, maar aan stoppen denkt hij niet. Want werken, dat is gewoon leuk, betaald of onbetaald. Zo hij helpt hij bijvoorbeeld leerlingen in Oud-Charlois met het opstellen van een bedrijfsplan. Zijn dochter studeerde ook economie. ‘Dat je daar alle kanten mee op kon, zoals mijn vader enthousiast vertelde, sprak me aan.’ Ze studeerde daarnaast ook rechten. Karina: ‘Ik merkte dat het kon, dus toen heb ik er ook alles aan gedaan om twee studies af te ronden.’ In 2007 heeft ze beide studies cum laude afgerond. Al tijdens haar studie werkte ze twintig uur in de week als student-assistent. Nog steeds voelt zij zich aan de universiteit verbonden, mede door­ dat ze gastcolleges geeft op de juridische faculteit. Net als haar vader geeft ze op een natuurlijke manier les en vindt ze het prettig om voor de klas te staan. Cock neemt wel eens plaats in de collegebanken als zijn dochter doceert. Met bewondering kijkt hij dan naar hoe ze moeiteloos een groep studenten weet te boeien.

13


GOED BEZIG TEKST EN FOTO:

© Sanne van der Most

V.l.n.r. Sadaf Soloukey, Jason Stokker, Narimen El Ajaji

Jason, Nariman en Sadaf Stonden aan de wieg van de Vereniging Chirurgie voor Medisch Studenten (VCMS) in Rotterdam. Hoe kwamen jullie op het idee om een studievereniging op te richten? Jason: ‘Voor chirurgie is maar weinig aan­ dacht in het bachelor-curriculum. Toch hebben veel studenten, net als wij destijds, interesse in de snijdende vakken. Wij wilden dat een beetje openbreken. Onze vereniging wil geneeskundestudenten laten zien hoe een snijdende opleiding eruitziet, wat je later in het vak kunt verwachten en hoe het promoveren is.’ Waarom richten jullie je niet alleen op je studie? Die is toch al zwaar zat? Nariman: ‘Ja, dat is ook zo. En tijdens het jaar dat we ermee begonnen hebben we het ook extreem zwaar gehad. We werkten keihard en we zagen elkaar bijna non-stop. Maar ik heb er ontzettend veel van geleerd. Ook dingen die helemaal niks met genees­ kunde te maken hebben, maar wel heel nuttig waren.’ Zou je het andere studenten aanraden om ook iets extra-curriculairs te doen? Sadaf: ‘Zeker. Het is ontzettend leerzaam

‘Wij hebben geleerd om van niets iets te maken’ en het verbreedt je blikveld. Ik weet nu veel meer over ­ondernemerschap, over hoe je je inschrijft bij de Kamer van Koophandel, hoe je mensen enthousiast kunt maken voor iets dat nog niet bestaat en over het uitdragen van een visie.’ Nariman: ‘Je hoort vaak dat studenten extra dingen doen omdat het goed staat op hun CV. Natuurlijk is dat zo. Maar als je het alleen daarvoor doet, heeft het geen zin. Het gaat mij vooral om de ervaring. Dát telt.’ Jason: ‘Bij geneeskunde word je, hoe interessant het ook is, toch gedwongen binnen kaders te denken. Ik miste de ­verbreding. Ik denk dat veel studenten dat wel herkennen. Door dit te doen heb ik geleerd om van niets iets te maken. En dat is heel waardevol.’ Hoe ziet de toekomst van VCMS Rotterdam eruit? Sadaf: ‘In 2015 zijn wij er mee begonnen. We gaan nu het vierde jaar in. De vereniging is inmiddels ook op alle medische faculteiten in Nederland actief onder een overkoepelend VCMS Nederland. In Rotterdam zijn we tweehonderd man sterk. Als ik terugkijk, ben ik heel erg trots op wat we ­hebben bereikt.’

14

NAAM: Jason Stokker (24),

Nariman El Ajaji (24) en Sadaf Soloukey (22) STUDIE: Geneeskunde ZIE: www.vcms.nl/ Rotterdam/


GOED BEZIG

TEKST EN FOTO:

© Sanne van der Most

Voor de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam (EFR) bedachten jullie een minor over duurzaamheid. Wat dreef jullie? Dunvel: ‘Het doel van de minor is om bewust­ zijn te creëren over het belang van pluralisme in de economie. We willen dit doen door de grenzen op sociaal gebied en op milieu­ gebied ter discussie te stellen en door ­verschillende benaderingen te laten zien om de uitdagingen van de huidige tijd aan te pakken. Emma en ik hebben allebei in het bestuur van EFR gezeten. Zij heeft de minor opgezet en ik heb hem het jaar erop overgenomen.’ Waarom duurzaamheid? Emma: ‘Ik maakte me al heel jong druk om het milieu. Ik schreef zelfs een keer een brief naar Balkenende, toen ik 7 was, met de vraag of hij niets aan het klimaatprobleem kon doen. Zo grappig. Toen ik later het Erasmus Honours Programme ‘Grand Challenges’ kon volgen, dat helemaal ging over ­duurzaamheid en leiderschap, kreeg ik weer inspiratie. Het is op te lossen, als we maar a ­ llemaal met elkaar ons best doen. Toen zag ik ook wat er allemaal mist op de ­universiteit rond duurzaamheid en onderwijs. Daarnaast ben ik nog jongerenvertegenwoordiger ­duurzame ontwikkeling geweest voor de Verenigde Naties en zat Dunvel in het bestuur bij Enactus EUR, een vereniging voor social entrepreneurship.’ Jullie zijn heel actief naast je studie. Wat drijft jullie? Dunvel: ‘Ik wil meer doen dan alleen studeren. Ik wil nu al proberen om iets te kunnen bij­dragen. Ergens actief aan meedoen. Dat zijn mijn drijfveren. Ik leer er echt ontzettend veel van. Natuurlijk is je CV ook een pluspunt, maar als ik de intrinsieke motivatie om iets te kunnen doen niet had, was dit niet gelukt.’ Emma: ‘Voor mij geldt hetzelfde. Samen ergens keihard voor gaan, daar krijg je echt een kick van. Natuurlijk is het leuk op mijn CV. Maar het vraagt zo veel van me, zeker nu ik

Emma en Dunvel

zetten zich in voor een duurzamere wereld ook VN-jongeren­vertegenwoordiger ben geweest. Als ik dat alleen voor mijn CV zou doen, dan was ik niet echt slim bezig.’ Hoe gaat het nu verder met de minor? Dunvel: ‘De eerste editie was een groot succes, met veel positieve feedback van de studenten. We hebben nu de naam veranderd in ‘New Economic Thinking & Social Entrepreneurship.’ De tweede editie zit helemaal vol, met veertig studenten. Er is dus echt veel belangstelling!’

15

NAAM: Emma Clemens (23)

& Dunvel Délias (21) STUDIE: Emma: Erasmus School of Economics en Erasmus School of Law & Dunvel: International Bachelor Economics & Business Economics


Pieter Zwart

‘ De stad die past als een jas’ 16


DAAROM ROTTERDAM

Pieter Zwart beëindigde als vierdejaars zijn studie Bedrijfskunde aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM), runt nu één van de grootste en snelst groeiende internet­ bedrijven van ons land en weet één ding heel erg zeker: nooit gaat hij meer weg uit Rotterdam. Pieter Zwart (41) is opgestaan en naar het raam gelopen. Met de handen in de zakken van zijn donkerblauwe jeans tuurt hij naar het Rotterdamse Centraal Station, pal aan de overkant van het kantoor van Coolblue. Zwarts kantoor is een oase van rust naast de kantoortuinen waar getypt, gebeld en vergaderd wordt, en waar de bureaus vol­ staan met blauwe dozen en koffiemokken met de inmiddels zo beroemde oranje stip. ‘Het is niet gek dat wij hier zitten,’ begint de CEO. ‘Rotterdam past ons als een jas. We delen een bepaald DNA, namelijk dat van eerlijkheid en openheid, direct communi­ ceren, aanpakken.’ Wat betekent Rotterdam voor jou? ‘Ik kom uit Zoetermeer, maar mijn hart heb ik aan de stad gegeven. Ik ga hier ook nooit meer weg. Ik zeg weleens, Rotterdam is als whiskey; zoals je whiskey moet leren drinken, moet je aan de stad wennen. De stad heeft veel verborgen plekken, het is niet in your face. Daarnaast houd ik van uitzicht. Vanaf mijn kantoor heb ik vrij uitzicht op het CS en vanuit huis – ik woon op de Kop van Zuid – op de Maas. Ik houd van de rivier. Het is de belangrijkste ader van de stad en altijd vol leven, maar gelijktijdig ervaar ik rust als ik over de rivier uitkijk. Dat vind ik een mooi spanningsveld.’ Waarom koos je destijds – in 1996 – voor de Erasmus Universiteit? ‘Ik zal eerlijk zijn: het was eigenlijk een nonkeuze, want Bedrijfskunde is de breedste opleiding. En in Rotterdam stond de studie goed aangeschreven. Ik ging op kamers in Kralingen. Ik vond de studie leuk, maar de stad en de nacht nog leuker…’

Je bent nooit afgestudeerd; had dat daarmee te maken? Zwart lacht: ‘Wellicht ja. Ik was toen al volop aan het ondernemen, daar ging mijn tijd en aandacht naartoe. Het leven is keuzes maken, anders kom je nergens. Samen met twee goede vrienden begon ik Coolblue, toen nog mp3man.nl geheten. Vaak zaten we al rokend en bierdrinkend plannen te maken op bierviltjes. Op zo’n avond zaten we eens in café De Dijk, bij het Oostplein. Een heleboel ideeën passeerden weer de revue en ineens was daar hét idee. Na een jaar belde ik mijn vader: ‘Pap, ik ga me een jaartje niet inschrijven op de uni.’ Na dat jaar was teruggaan geen optie. Honderd bestel­ lingen per dag, mensen in dienst… Een tweede jaar verstreek en het ging nog harder. Vanaf toen heb ik nooit meer over een terugkeer naar de universiteit nagedacht.’

TEKST: Karin Koolen FOTO PAG. 16: © Dik Nicolai

Kwam de studiekennis van pas in de eerste periode van Coolblue? ‘In het begin nog niet; ik miste de praktische vaardigheden die je als startende ondernemer nodig hebt. Nu het bedrijf zo groot is gegroeid, sluit het wél aan. Er was toen al veel aandacht voor digitale vaardigheden tijdens de studie. Dat lijkt minder te worden. Helaas.’

‘Digitale vaardigheden heb je straks nodig. In alles.’ Je zit in het bestuur van RSM en in de Hogeschoolraad en je geeft regelmatig lezingen, ook op de Erasmus Universiteit. Welke boodschap draag je hier uit? ‘De wereld verandert rap en daar moeten we op inspelen. Dat doe je niet door de beroepsbevolking van morgen Frans of Latijn te leren; leer ze gewoon waanzinnig goed Engels, leer ze die digitale vaardig­ heden. Dat proces gaat te langzaam. Daar maak ik me druk om, want die digitale ­vaardigheden heb je straks nodig. In alles. Ik ben trouwens blij met onze nauwe banden met de Erasmus Universiteit. Veel Erasmianen werken hier.’

Oprichters Coolblue v.l.n.r. Pieter Zwart, Paul de Jong en Bart Kuijpers.

NAAM: Pieter Zwart

Tot slot, waar richt jij je pijlen op als ondernemer? ‘Ik wil blijven groeien. Klanten nóg blijer maken.’ Zwart pauzeert even en besluit dan: ‘En ik wil een voorbeeldbedrijf voor andere bedrijven worden. Dat lijkt me mooi.’

17

STUDIE: Bedrijfskunde,

Rotterdam School of Management, Erasmus University FUNCTIE: CEO van Coolblue


LOOP EVEN MEE

18


LOOP EVEN MEE

TEKST: Inge Janse ILLUSTRATIE: © José Paúl Pérez Cóndor FOTO’S: © Mark Uyl

GENTRIFICATIE IN ROTTERDAM:

gevaar of geniaal? EUR-wetenschappers en studenten doen onderzoek naar de effecten van de gentrificatie in Rotterdam. ‘We merkten dat de negatieve gevolgen best wel meevallen, maar dat de positieve effecten óók niet echt tot uiting komen.’

‘Het ergste is niet eens dat ik mijn huis uit moet. Het ergste is dat ik mijn buurt uit moet.’ Het is een van de vele schrijnende citaten uit een artikel dit voorjaar in de Volkskrant over de keerzijde van gentrificatie, de komst van de kapitaalkrachtige middenklasse in een wijk ten koste van de bestaande bewoners. Nee, het gaat niet over Crooswijk, het Liskwartier, Katendrecht, of andere in hoog tempo verhippende wijken in Rotterdam, maar over Brooklyn. Deze van origine ‘zwakke’ wijk in New York is anno 2018 het strijdveld van aan de ene kant de oorspron­ kelijke, vaak armlastige bewoners die anachronistische huren betalen, en aan de andere kant de snelle vastgoedjongens die – de overwegend zwarte – huurders kwijt willen en hun appartementen na een snelle renovatie voor astronomische huurprijzen in de markt zetten.

Sterke schouders In Rotterdam zijn zulke toestanden nog ver weg. ‘Er is sinds enkele jaren aandacht voor het aantrekken en behouden van sterke schouders voor de stad,’ zegt Roy Geurs, strategisch adviseur bij het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling. Hij doelt met die term op inwoners die geen beroep doen op de stad (zoals via een uitkering of zorg), maar er juist aan bijdragen. ‘Maar altijd in combinatie met aanhoudende investerin­ gen voor ‘zwakkere’ bewoners. Die nieuwe focus op kapitaalkrachtigen is met goede redenen, vindt hij. ‘Wereldwijd ligt het ­percentage hoogopgeleiden in steden hoger dan het landelijk gemiddelde. In Rotterdam is het juist lager.’ Geurs ziet in de cijfers van de gemeente dat de groep in de stad wonende young professionals, voor wie Rotterdam aantrekkelijk is, groeit. ‘Maar ­settelen ze en krijgen ze kinderen, dan is het voor hen moeilijk om een goede woning te vinden. Dan raak je ze weer kwijt.’ Vaak vertrekken ze richting Barendrecht of

19

Langsingerland, waar de woningen groter en de achtertuinen zonniger zijn. In 2014 besloot de gemeente daarom tien ‘kansrijke wijken’ aantrekkelijker te maken voor gezinnen met een (boven)modaal inkomen. Het betreft het Oude Noorden, Nieuwe Westen, Middelland, het Liskwartier, Nieuw Crooswijk, Kralingen-West, het Lloydkwartier, Katendrecht en de Kop van Zuid-Entrepot. Dit zijn stuk voor stuk wijken rondom het stadscentrum die in potentie interessant zijn voor kapitaalkrachtige gezinnen en als dusdanig vermarkt worden door de lokale overheid. In de volksmond worden zij ook wel ‘bakfietswijken’ genoemd, vanwege dit voor deze doelgroep exem­ plarische vervoersmiddel. In de kansrijke wijken kwamen daarom betere woningen, de buitenruimte werd aantrekkelijker gemaakt (met speelplaatsen en opgeruimde straten) en er kwam meer aandacht voor kwalitatief beter onderwijs. Sindsdien zijn hier enkele procentpunten meer hoogopgeleiden komen wonen.


LOOP EVEN MEE

‘Ze zijn hier komen wonen omdat de wijk vooruit is gegaan, maar willen niet dat hun aanwezigheid zorgt voor verdringing.’ Mouna Mbarki Ghzaoui

Sociale kracht Maar wat zijn de effecten van deze sterke schouders op de wijk en haar bewoners? Om daarachter te komen, liet de Kennis­ werkplaats Leefbare Wijken (een samen­ werkingsverband van de gemeente met de Erasmus Universiteit Rotterdam en andere kennisinstellingen) onderzoek doen. Deze instantie analyseerde vakliteratuur over wat er wereldwijd bekend is over de gevolgen van gentrificatie. Positief viel op dat sterke schouders ervoor zorgen dat de economie aantrekt, via nieuwe winkels en meer voor­ zieningen. Ook groeit de sociale kracht van de wijk, omdat het vaak mensen betreft die sneller initiatief nemen en makkelijker officiële instanties weten te vinden. Nadelen zijn er ook. Oorspronkelijke bewoners kunnen ­vervreemden van de wijk, met al die onbe­ kende mensen en winkels. Ook verdringing kan optreden, want gentrificatie gaat vaak gepaard met hogere – en voor de oorspronkelijke bewoners onbetaalbare – huizenprijzen. Vervolgens werd bekeken of ‘kansrijke wijken’ in Rotterdam door de ingrepen van de gemeente echt van samenstelling veranderen. Ja, zo bleek uit het onderzoek, het aandeel sterke schouders onder de bewoners is in deze wijken harder toegenomen dan in andere wijken. Maar treden de uit de literatuur bekende effecten van gentrificatie hier ook op? In opdracht van de Kenniswerkplaats sprak Risbo (het onafhankelijk EUR-onder­ zoeksinstituut van de Faculteit der Sociale Wetenschappen) hiervoor met bewoners van de tien wijken. Hebben zij onderling contact? En zijn ze actief in de buurt? ‘We merkten dat de negatieve gevolgen best wel meevallen, maar dat de positieve effecten óók niet echt tot uiting komen,’ vat Geurs de uitkomsten samen. Dat laatste komt volgens de adviseur omdat sterke schouders het best leuk vinden om met ‘andere’ mensen in een wijk te wonen, maar geen tijd hebben voor nieuwe relaties. ‘Contact is vooral met soortgelijke mensen. Ze ontmoeten elkaar op het schoolplein, gaan naar dezelfde sportclub en bezoeken

dezelfde winkels en horeca. De intentie tot contact met anderen is er wel, maar het ontbreekt ze aan tijd.’ Vanwege de aantoon­ bare economische vooruitgang die gentrifi­ catie met zich meebrengt, vindt Geurs tóch dat de balans positief doorslaat. Sociale stijgers Een beperking van het Risbo-onderzoek is dat het geen onderscheid maakt tussen ‘sociale stijgers’ (oorspronkelijke bewoners die carrière maken) en ‘nieuwkomers’ (sterke schouders die van buitenaf in de wijk komen wonen). Erik Snel, universitair docent ­sociologie bij de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences en coördinator van de Kenniswerkplaats Leefbare Wijken, liet daarom zijn studenten dit jaar ­vervolg­onderzoek doen. Een van hen is de 26-jarige Mouna Mbarki Ghzaoui, die ­hiermee in de Afrikaanderwijk haar master sociologie afrondde. ‘Ik woon zelf in Bloemhof, ook op Zuid, en merk dat ik ­weinig aanwezig ben in mijn eigen wijk. Ook vind ik gentrificatie een interessant onderwerp. Arme wijken gaan vooruit, maar hoe ervaren de oorspronkelijke bewoners dat? Daarom koos ik voor dit onderzoek.’ De afgelopen maanden sprak zij bewoners van African Inn, een acht verdiepingen hoog appartementencomplex aan het Afrikaanderplein. Haar onderzoeksvraag: blijven op Zuid ‘sociale stijgers’ (die willen doorgroeien van een sociale huurwoningen naar een vrije-sectorwoningen) in hun eigen wijk wonen als deze aantrekkelijker is? En zit er verschil in participatie in de wijk tussen sociale stijgers en nieuwkomers? Uit gesprekken met zo’n veertig bewoners van de vrije-sectorwoningen in African Inn viel het Ghzaoui op dat ongeveer de helft van hen sociale stijgers waren. Doorgroei in eigen wijk vindt dus ook op Zuid plaats, in tegenstelling tot de gangbare opvatting dat mensen met geld de stad ontvluchten of de Nieuwe Maas oversteken. Wat haar ook opviel, was de gezinssamenstelling: slechts twee hadden schoolgaande kinderen, de rest waren starters met geen of zeer jonge kinderen.

20

Diepte-interviews met elf bewoners brachten aan het licht dat er geen verschil zit in wijk­ participatie tussen sociale stijgers en nieuw­ komers. Beiden doen dat namelijk weinig. ‘Zij geven daar allemaal dezelfde reden voor. Een duurdere woning is alleen te betalen als beide partners fulltime werken. Eenmaal thuis zijn ze blij als ze nog even op de bank tv kunnen kijken.’ Ghzaoui benadrukt dat deze sterke schouders wél begaan zijn met de wijk. ‘Ze zijn hier komen wonen omdat de wijk vooruit is gegaan, maar willen niet dat hun aanwezigheid zorgt voor verdringing.’ Volgens de respondenten is er al voldoende oneerlijkheid, bijvoorbeeld in hoe goed (of slecht) hun woongebouwen onderhouden worden. ‘Een respondent zei: er is geen verschil in bewoners, enkel in woningen.’ Een opmerkelijke bijvangst is de door haar geobserveerde vrees die bij de sterke schouders leeft om zelf verdrongen te ­worden. ‘Zij kwamen hier wonen omdat het betaalbaarder is dan een woning in het centrum of Blijdorp. Maar de huurprijzen stijgen jaarlijks. Nog even, en dan is het ook voor ons onbetaalbaar, gaven zij aan. Het is dus de vraag of de gemeente en corporaties willen voorkomen dat deze sterke schouders weer uit de wijk verdwijnen.’ Voor strategisch adviseur Geurs ligt de eerste prioriteit bij nieuw onderzoek naar hoe de nieuwe en oude bewoners alsnog meer aan elkaar kunnen hebben. Hij vermoedt dat een gemeenschappelijk belang een grote rol speelt, zoals de collectieve inzet voor verbetering van de verkeersveiligheid in de wijk of de prettigere inrichting van een straat. De adviseur benadrukt dat het geen verplichting is om actief in de wijk te zijn. Maar, zegt hij erbij, vanwege de participatie­ maatschappij is het wel goed als er meer sociale structuren ontstaan. ‘Zelfredzaam­ heid, eenzaamheid, gezondheid: je kunt dan beter een netwerk hebben. Sociale cohesie is dus niet alleen prettiger wonen, maar ook van elkaar op aan kunnen.’


LOOP EVEN MEE

Eric Snel

Alexandre Furtado

Mouna Mbarki Ghzaoui

Roy Geurs

21


LOOP EVEN MEE

ONDERTUSSEN IN DE WIJK Een maatschappelijk betrokken wijkbewoner die ook zijn wijk ziet gentrificeren. Dat is in een notendop het profiel van Alexandre Furtado Melville. De dertiger (die opgroeide op Kaapverdië, tot zijn 22e in buiten­ gemeenten van Rotterdam bivakkeerde, en sindsdien op Zuid woont) maakte nooit zijn opleiding op de EUR tot consultant af, maar geeft als art director, fotograaf, schrijver en ontwerper alsnog veel advies – alleen dan over sociale vraagstukken. ‘Noem me maar een multidisciplinair onderzoeker in de stedelijke omgeving,’ zegt hij lachend. Furtado woont op de Kop van Zuid-Entrepot, één van de tien wijken waar de gemeente meer mensen zoals hij wil krijgen. Met succes dus. ‘Ja, ik ben zo’n sterke schouder, al is mijn inkomen daar totaal niet naar,’ relativeert hij. Furtado werkt voor het Gemaal op Zuid, een culturele ontmoetingsplek op het Afrikaanderplein. Aldaar ziet hij dat de werelden van rijk en arm steeds verder uit elkaar drijven. ‘Neem de nieuwe woningen en torens die op het aangrenzende Katendrecht komen. Alleen al in de reclameuitingen zie je dat deze bedoeld zijn voor hoog­ opgeleiden, met beelden van hipstermannen met snorren. Terwijl de mensen die in Alexandre deze wijk wonen, veel lager op de ladder staan.’

terug, en tegen welke prijs? We moeten oprotten en wegwezen, zo voelen mensen het.’ Volgens Furtado is het verdwijnen van de menselijke maat daar debet aan. ‘Alsof met nieuwe stenen alles vanzelf beter wordt. Terwijl de arbeiders die de wijken hebben opgebouwd, afgedankt worden.’ En ja, natuurlijk wil de jonge ondernemer dat het beter gaat met de stad en haar inwoners. ‘Niemand heeft iets tegen verbetering. Het gaat om de wijze waarop het gebeurt.’ Furtado pleit voor het in stand houden van gemengde wijken, al was het maar omdat sterke schouders vaak ook dure woningen hebben. Die kosten veel geld, en dus zijn zij vaker aan het werk dan dat zij de wijk leefbaarder maken. Ook maakt hij zich sterk voor wat hij noemt integere interventies. ‘Zorg ervoor dat iedereen recht wordt gedaan. Jaag mensen niet weg, maar geef goede alternatieven en vooruitzichten. Gun alle Rotterdammers een brighter future.’ Furtado probeert daar zijn steentje aan bij te dragen door oude en nieuwe bewoners met elkaar in contact te brengen. Hij doet dat bijvoor­ beeld door kunst te programmeren in ‘zijn’ Gemaal. ‘Vaak zorgt het ervoor dat mensen hier voor het eerst mee in aanraking komen. Kunstminnend publiek en deze nieuwe bezoekers blijken dan heel goed Furtado samen te gaan.’ Hij zou ook graag zien dat de buiten­ ruimte, zoals het Afrikaanderpark, zich beter leent om samen te komen. ‘Dat park is nu nog heel vaak vies met afval van de markt. Daarom voelt het niet als een plek van de bewoners.’ Zijn advies: stel een beheerder aan en zorg voor een program­ mering. ‘Een gemeenschap ontstaat niet vanzelf, daar moet je aan bouwen. Dit park is daar een mooie plek voor, met uitzicht over de stad. Maar nu komen alleen vogels hier samen.’

‘Alleen al in de reclame-uitingen zie je dat deze bedoeld zijn voor hoogopgeleiden. Terwijl de mensen die in deze wijk wonen, veel lager op de ladder staan.’

Begin juli, na een informatieavond over het renovatie- en nieuwbouwproject Tweebos­ buurt in de Afrikaanderwijk, eindigden veel van de huidige bewoners bij hem op het terras van het Gemaal op Zuid, vloekend op de gemeente en de woningcorporatie. ‘Ze hadden al klachten waar niks mee gedaan wordt, en nu worden ze ook nog eens hun woning uitgezet. Een deel kan terugkeren, maar waar keer je dan naartoe

22

En dit is de gemeente van plan Na een lange periode van aantrekken en afstoten presenteerde de nieuwe Rotterdamse coalitie (VVD, D66, CDA, ChristenUnie-SGP, PvdA en GroenLinks) op 26 juni haar plannen. Voor het woonklimaat in de stad betekent het Coalitieakkoord 2018-2022 onder meer dat de ingezette aandacht voor middeninkomens in stand blijft. Zo gaat Rotterdam door met wijken gezinsen kindvriendelijk maken en met de diversificatie van het woningaanbod op Zuid. Daar staat tegenover dat de nieuwe coalitie 3000 goedkopere woningen minder sloopt dan het vorige college van plan was, en dat zij bovendien investeert in het opknappen van 5000 goedkopere woningen. Kanttekening hierbij is wel dat deze woningen ook eenvoudiger beschik­ baar worden voor middeninkomens, dus dat de strijd hiervoor in heftigheid zal toenemen. Een andere versoepeling van de woonmogelijkheden voor ‘zwakke schouders’ is het vervallen van het inkomenscriterium (een onderdeel van de zogeheten Rotterdamwet) voor slechtere wijken. Het bijbehorende overlastcriterium blijft, dus mensen met een problematische achtergrond kunnen uit die straten en wijken geweerd worden.


ILLUSTRATIE: © Sly Masmeijer

W Wetenschap IN DE PRAKTIJK 2523


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

TEKST: Yasmina Aboutaleb FOTO: © Claudia Broekhoff

Tineke Fokkema

De motieven van de oudere migrant Tineke Fokkema, de kersverse bijzonder hoogleraar ‘Ageing, Families and Migration’ van de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences, moet er zelf niet aan dénken om te verhuizen naar het buitenland. ‘Voor migreren is veel lef nodig,’ zegt Fokkema. En zij kan het weten: ze interviewde tientallen oudere migranten over hun motieven om te vertrekken en de consequenties van hun beslissing. De groep migranten die Fokkema onderzoekt, aan zowel de Erasmus Universiteit als het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) in Den Haag, is veelzijdig. ‘Bij het woord ‘migranten’ denken mensen vaak alleen aan de klassieke groepen in Nederland, Turken, Marokkanen en Surinamers, maar er zijn ook andere migrantenouderen.’ Zo was Fokkema onlangs in Le Marche, een streek in Italië, bij een ­aantal Nederlanders die zich daar verwachtingsvol hadden gevestigd. Maar ze reisde ook rond in Marokko, waar ze zowel Nederlandse ­pensionado’s tegenkwam als ouderen van Marokkaanse afkomst die waren geremigreerd. Dat pensionado’s naar Zuid-Europa trekken is al langer bekend, maar waarom gaan ze nu ook naar Marokko? ‘Dat vroeg ik me ook af, want het is toch echt een andere stap om te verhuizen naar een land buiten Europa. Het is een land met een heel andere cultuur en manier van leven. Wat me opviel aan de Nederlanders in Marokko is dat ze kosmopolitischer zijn. Ze hebben veel gereisd, sommigen hebben bij ambassades gewerkt in Afrikaanse landen. Voor hen was de overgang dus niet zo groot.’ Het brengt u zelf niet op ideeën? ‘Ik heb er eerlijk gezegd nooit bij stilgestaan. In het algemeen vind ik: migrant zijn is niet makkelijk. Of je nou als Nederlander in Marokko of in Italië woont, of als Turk in Nederland. Je moet lef hebben en avontuurlijk zijn, want als je alles eerst gaat overdenken, ga je waarschijnlijk niet.’ ‘Neem de Nederlanders in Le Marche. Ze hebben keurig een taalcursus gedaan, zijn vaak in Italië op vakantie geweest en nemen zich voor om alleen met Italianen op te trekken. Toch vinden ze nauwelijks aansluiting. Gesprekken met de buren zijn vaak oppervlakkig en gaan meestal over het weer of andere zaken die een belangrijke rol spelen in het boeren­ leven. De migranten zijn veel directer dan de Italianen, en sommige

24

Steeds meer Nederlanders vertrekken rond hun pensioen naar het buitenland. De voordelen lijken evident, maar de praktijk is voor veel oudere migranten weerbarstig. Hoogleraar Tineke Fokkema doet onderzoek naar hun ervaringen. onderwerpen, Berlusconi, de paus en de kerk, liggen heel gevoelig. Dan beseffen ze dat ze veel Nederlandser zijn dan ze dachten. Sommigen zoeken daardoor toch weer andere Nederlanders op.’ Ondanks de moeilijkheden blijven mensen er van dromen. Kijkcijferhit ‘Ik vertrek’ volgt al meer dan tien jaar Nederlanders die migreren. ‘Als ik mensen interview, zeggen ze vaak: je krijgt van mij geen ‘Ik vertrek’-verhaal te horen. En na een tijdje denk ik dan: het lijkt er anders wel op. Ze vinden het moeilijker dan ze dachten. Dat geldt ook voor migranten in Nederland, die hebben het vaak ook moeilijk, maar die ­verhalen vertellen ze niet aan de familie in ­bijvoorbeeld Jemen of Iran. Ze willen niet de loser zijn.’ Wat hebben de migranten in Nederland en het buitenland gemeen? ‘Dat de wortels sterk aanwezig zijn bij iedereen. Soms wordt te makkelijk gedacht: assimileer of integreer maar. Maar waar je bent opgegroeid is zeer bepalend. Hoe langer je in een bepaald land hebt gewoond, des te moelijker het wordt om je eigen cultuur los te laten en je aan te passen.’


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

NAAM: Tineke Fokkema STUDIE: Economie en promotieonderzoek aan de

Vrije Universiteit Amsterdam, postdoc onderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. FUNCTIE: Onderzoeker bij het NIDI op het gebied van succesvol ouder worden en migratie. Redactielid en -voorzitter van het Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie. Coördinator van de IMISCOE Standing Committee Ageing migrants: demography, welfare and agency. Sinds 2018 bijzonder hoogleraar ‘Ageing, Families and Migration’ bij de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences.

Migrantenouderen in Nederland dromen soms ook van remigreren, meestal zijn dat mannen. Hoe komt dat? ‘Mannen krijgen in Turkije en Marokko hun vrijheid terug. Maar de vrouwen en kinderen willen vaak niet remigreren, die verliezen dan juist vrijheden. Het is een mannenwereld. Het leven van vrouwen speelt zich grotendeels af in en rondom het huis. Ze waarderen de vrijheid die ze in Nederland hebben gekregen. Het is voor de vrouwen een van de grootste drijfveren om niet terug te willen. ‘

‘Er zijn veel aannames, maar veel wetenschappelijk bewijs is er nog niet.’

Hassan Cetin (62) migreerde in 1969 naar Nederland. Sinds zijn pensioen pendelt hij tussen Nederland en Turkije. ‘Ik heb 39 jaar voor Shell gewerkt als tech­ nisch docent, nu ben ik vervroegd met pensioen. Ik geniet van de vrijheid. Wanneer ik wil, boek ik een ticket naar Turkije. We gaan jaarlijks drie tot vier keer op en neer. Hoe lang we in Turkije blijven, hangt meestal af van mijn vrouw. En van mijn kinderen, die wonen in Nederland met hun gezin. We willen de kleinkinderen niet te lang missen. Ik heb het geluk dat ik twee huizen heb, één in Spijkernisse en één in Cappadocië. Daar staat mijn ouderlijk huis, met aardig wat land. Daar ga ik altijd even kijken, ik heb een motor waarmee ik door de prachtige natuur rijd. Mijn band met Nederland is later ­ontstaan, maar ik voel me er thuis. Ik heb veel vrienden en met de buren kunnen we ook goed opschieten. Zij hebben de sleutels als we weg zijn.’

Welke redenen zijn er nog meer om in Nederland te willen blijven? ‘De kinderen en de kleinkinderen. Vooral voor vrouwen is dat belangrijk, zo blijkt uit kwalitatieve en kwantitatieve studies. En de gezondheidszorg, die is hier beter geregeld. Vaak wordt het dan een compromis: pendelen tussen Nederland en het land van herkomst.’ Er is ook een groep die bewust pendelt, omdat ze niet wil kiezen tussen Nederland en het land van herkomst. ‘Dat hebben ze dan vaak al hun hele leven gedaan, maar nu wat langer, omdat ze gepensioneerd zijn bijvoorbeeld. Het pendelen heeft ook nadelige gevolgen. Als je daar bent, mis je de kinderen en de voor­ zieningen van hier. En hier missen ze hun geboorteland. En er zijn beleidsmatige implicaties: want in de tijd dat de mensen weg zijn, staan er woningen leeg. Bovendien mogen mensen met een uitkering maar een paar maanden per jaar in het buitenland verblijven.’ Hoe kijkt u naar initiatieven als zorghotels, opgericht voor ­Nederlandse migranten in het land van herkomst? ‘Er komt straks een grotere groep die pendelt, maar die steeds minder mobiel wordt en meer gezondheidsproblemen krijgt. Voor die groep kan het een oplossing zijn. Ik heb er niks op tegen, het is een kwestie van vraag en aanbod.’ De leerstoel richt zich op het welbevinden van migranten. Vaak wordt gedacht dat migranten minder eenzaam zijn dan andere Nederlandse ouderen omdat ze vaak een grotere familie hebben. Dat is onterecht, zegt u. ‘Een grote familie is geen garantie voor welbevinden. Het gaat om de kwaliteit van je relaties. Je kunt wel met de hele familie samen zijn, maar als je sommige dingen niet durft te bespreken, of als je het gevoel hebt dat niemand luistert, dan kun je je toch heel eenzaam voelen.’ Met uw leerstoel komt er meer aandacht voor deze problematiek. ‘Dat is eerlijk gezegd ook het mooiste, de aandacht voor migranten­ ouderen en hun welbevinden. Meer kennis is noodzakelijk, want de groep oudere migranten wordt alleen maar groter.’

25


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

Ali Konyali

De nadruk op de eigen verdiensten Ali Konyali werkte net als junior docent aan de Universiteit van Maastricht toen hij een verleidelijke promotieplek op de afdeling Sociologie van de Erasmus Universiteit voorbij zag komen. ‘Het was onderdeel van het project ELITES: Pathways to Succes; een project dat zich richt op de opkomende elite van Turkse afkomst in de sectoren recht, onderwijs en bedrijfsleven in Duitsland, Nederland, Frankrijk en Zweden.’ Hij twijfelde nog even: ‘Ik ben altijd kritisch op ethnic categories. Mijn ouders komen uit Turkije, maar ik heb brede interesses, ik wilde ervoor waken geen niche voor mezelf te creëren.’ De studie was hem echter op het lijf geschreven: ‘Ik ben geboren in Duitsland, kende Zweden en Nederland van mijn ­studies én ik wilde altijd al promoveren.’ Kansarm De tweede generatie Turken heeft vaak laagopgeleide ouders en komt – ook door heersende vooroordelen – uit een kansarmer milieu. ‘Een aantal van hen heeft het des­ ondanks gemaakt: hoe hebben ze dit gedaan, hoe leggen zij hun eigen succes uit, die vraag was voor mij leidend.’ Een belangrijke studie, denkt Konyali, die licht werpt op niet eerder onderzochte processen en mogelijk verdere stereotypering voorkomt.

Voor zijn proefschrift ‘Een van de weinigen zijn’ interviewde socioloog Ali Konyali nakomelingen van Turkse arbeids­migranten in vooraanstaande posities bij banken en consultancy­ bedrijven. Hij vroeg hen naar hún weg naar de top. Zijn conclusie: mensen uit kansarme minderheidsgroepen schrijven hun succes toe aan individuele inspanningen en verdiensten. Na vele diepte-interviews, wisselend in kantoren in luxe skyscrapers en in kleine cafés, is de conclusie voor Konyali helder: zijn onderzoeksgroep wijt het succes aan individuele inspanningen en verdiensten. ‘Bijna allemaal schoven zij hun migratieachtergrond wel nadrukkelijk naar voren, ze hadden er soms zelfs hun handelsmerk van gemaakt door zich op de Turkse markt te richten. Verrassend: ik had verwacht dat ze zichzelf zouden presenteren als professionals die de rol van hun migratie­ achtergrond in hun internationale werkomgeving tot een minimum beperkten. Ze stelden daarentegen: ‘Ik kom uit een kansarm milieu, maar door heel hard werken heb ik het gehaald’. Ze legden de nadruk dus op eigen inspanningen en verdiensten. Door hier nadruk op te leggen, zeg je feitelijk ook wat over mensen die het niet haalden; het is hun eigen schuld, er is geen reden om het níet te halen als je maar hard werkt. Door de nadruk te leggen op individuele inspanningen, ga je voorbij aan systematische fouten in de maatschappij.’

26


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

TEKST: Karin Koolen FOTO: © Claudia Broekhoff

Ze hebben ook heel hard moeten werken, haast Konyali te zeggen. ‘En we leven in een tijd waarin individuele prestaties centraal staan. Maar het is goed om stil te staan bij het feit dat het veld niet gelijkwaardig is. Dat zij met hun achtergrond harder moesten werken om naar het gymnasium te mogen, zich harder moesten bewijzen voor die ene stageplek of studiebeurs. Die reflectie leek te ontbreken. Zonde – dat maakt het lastig voor anderen en versterkt daarmee het systeem van ongelijkheid.’ Ligt er volgens Konyali een verantwoordelijk­ heid bij deze groep om minder succesvolle ­nakomelingen van migrantenfamilies op weg te helpen? Hij denkt even na, besluit dan: ‘Ze kunnen een bron van inspiratie zijn en wellicht zelfs, vanuit hun vooraanstaande positie binnen een bedrijf, het verschil maken. Maar die ­verantwoordelijkheid ligt bij ons allemaal.’

‘Door de nadruk te leggen op individuele inspanningen, ga je voorbij aan systematische fouten in de maatschappij.’ Stress Zelf reflecteert hij ook meer. ‘Ik ben anders naar mijn successen gaan kijken en naar de mensen die daarin een rol speelden. Maar ik kijk ook met meer reflectie naar de samenleving. Bedrijven, universiteiten, we streven allemaal diversiteit na. Maar hoeveel vrouwen, hoeveel nakomelingen van migranten zitten er nu echt op topfuncties, of hebben een aanstelling als professor?’ Zelf heeft hij geen ambitie om professor te worden: ‘Veel te stressvol – ik vond mijn ­promotieonderzoek al heftig! Maar ik hoop nog veel steentjes bij te mogen dragen aan een samen­leving waarin bestaande ongelijkheden net zo expliciet worden gemaakt als individuele succesverhalen.’

NAAM: Ali Konyali STUDIE: Arts & Culture (BA),

European Studies (MA) aan de Universiteit van Maastricht. PhD Sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam FUNCTIE: Onderzoeker aan de Universiteit van Osnabrück

27


ONZE CAMPUSLOCATIES



WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

‘Je kunt niet alles uit een boek leren’ Wie denkt dat wetenschappers de hele dag in hun ivoren toren aan theorieën zitten te schaven, moet eens een dagje meelopen met de masterstudenten Urban Management and Development (UMD) aan het IHS (Institute for Housing and Urban Development Studies). Ze proberen hun kennis in te zetten voor een duurzame stad. Toen masterstudenten Maja Mercina (32, uit Slovenië) en Joan Lyons (23, uit de VS) de wijk Feijenoord in gingen voor hun workshop Action Planning, stond hen een verrassing te wachten. Voor de workshop moesten ze een stedelijk probleem identificeren en een strategie ontwikkelen om dat probleem aan te pakken. ‘Maar door met mensen te praten, kwamen we erachter dat we eigenlijk niet zo veel wilden veranderen,’ zei Maja. ‘We wilden de wijk, met zijn interessante mix van mensen van verschillende achtergronden, promoten zoals hij was.’ Action Planning, gegeven door Carolina Lunetta, en de uitgebreidere specialisatie Urban Strategies and Planning (USP), gegeven door Els Keunen, zijn vakken die UMDmasterstudenten in aanraking brengen met de stad. ‘Urban planning gaat niet alleen over de inhoud van een plan, maar ook over het proces. Hoe betrek je belang­ hebbenden, hoe kom je samen tot ideeën?’ zegt Lunetta. ‘Studenten leren het theoretische gedeelte in de klas, passen de theorie toe in de stad en verbinden de praktijk weer met de theorie,’ voegt Keunen toe. De studenten waren soms verbaasd over wat ze tijdens hun praktische vakken ontdekten. Feijenoord heeft

30

­ ijvoorbeeld een niet heel positieve reputatie, b maar de studenten kwamen erachter dat de mensen heel open en gastvrij waren en dat er een sterk gevoel van saamhorigheid was. Ook ontdekten Joan en haar groep dat veel vrouwelijke migranten moeite hebben om deel te nemen aan de maatschappij. ‘Ons plan was daarom om een zelfsturende belangenorganisatie op te richten, waarin de vrouwen programma's organiseerden die volgens hen nut hadden voor hun eigen omgeving.’ Wat de studenten opviel tijdens de USPspecialisatie, waarvan het thema Food and the City was, was het gebrek aan aansluiting tussen lokaal geproduceerd voedsel en de mensen zelf. Joan: ‘Zo veel Nederlands eten wordt geëxporteerd. Tegelijkertijd zijn er mensen die geen kwalitatief goed eten tot hun beschikking hebben.’ Maja: ‘Het gaat er vaak over hoe goed lokaal geproduceerd en biologisch eten is, maar niet iedereen kan lokaal geproduceerd eten betalen.’


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

V.l.n.r. Carolina Lunetta, Maja Mercina, Els Keunen en Joan Lyons.

Aan het einde van de specialisatie bedachten de studenten een lijst met acties die de gemeente kan uitvoeren om voedsel­ verspilling te beperken en de toegang tot voedsel te verbeteren. Ze presenteerden hun werk tijdens een door henzelf georga­ niseerd congres waarvoor ze verschillende belanghebbenden uitnodigden. Joan: ‘We hebben zelf geleerd hoe je in contact kunt komen met betrokkenen, wat er bij het opstellen van een plan komt kijken en hoe je het voor iedereen relevant kunt houden.’

ANDY FELLMAN (85) woont sinds 1999 in

Feijenoord en is betrokken bij de wijk via een buurtcentrum. Hij heeft de studenten geholpen in contact te komen met bewoners. ‘Ik vroeg de studenten of ze alleen willen weten wat er in hun boek staat of dat ze deze mensen daadwerkelijk willen leren kennen. Je bent hier voor jezelf, om te leren en jezelf te verrijken.’

Hoewel het de vraag is of alle plannen van de studenten daadwerkelijk worden uitge­ voerd, hebben Joan en Maja veel geleerd van de praktische vakken. Joan volgt bijvoor­ beeld een mastervak waarin ze bepaalde aspecten van de USP-specialisatie kan ­toepassen. Maja: ‘We hebben zo veel kennis opgedaan en we hebben ons netwerk ­kunnen uitbreiden door het veld in te gaan. Dat is een waardevol onderdeel van deze specialisatie. Je kunt niet alles uit een boek leren.’

TEKST: Loes Singeling-van der Voort FOTO: © Claudia Broekhoff

‘Ik vind het fantastisch dat de studenten de klas uit gaan om mensen van verschillende achtergronden te ontmoeten. Hun werk is goede publiciteit voor de buurt.’

31


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

Alex van Stipriaan in gesprek met student Daniël Uzorka

Alex van Stipriaan

‘ Vertel het héle koloniale verhaal’ Alex van Stipriaan, hoogleraar Caribische Geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, deed onderzoek naar de geschiedenismethoden voor het voortgezet onderwijs. Ook werkt hij aan een boek over Rotterdam en het slavernijverleden.

32


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

TEKST: Sjoerd Wielenga FOTO: © Ramona Deckers

‘De schoolmethoden zijn sinds de jaren tachtig meer aandacht gaan besteden aan de kolonisatie van de Caribische landen door Nederland en aan het daarbij behorende slavernijverleden. In de jaren daarvoor was de geschiedenis als het ware naast je komen wonen, doordat Surinamers en Antillianen migreerden naar Nederland. Nu kon je ineens vragen aan je buurman: hoe kan het dat jij een Afrikaans uiterlijk hebt, terwijl je uit Zuid-Amerika komt? Op school leerden veel Nederlanders lange tijd nauwelijks iets over het slavernijverleden, omdat de vaderlandse geschiedenislessen bedoeld waren om trotse burgers te creëren. Na 2010 neemt de belang­ stelling in de geschiedenismethoden voor het koloniaal verleden weer iets af. Sommige methoden worden aangeprezen met: nu met meer aandacht voor nationale geschiedenis!’ Het slavernijverleden ís toch nationale ­geschiedenis? ‘Dat vind ik ook, maar daar is niet iedereen het mee eens. Velen willen de geschiedenis graag positief zien en zijn bijvoor­ beeld de discusse over zwarte piet zat. Of er wordt gezegd: het slaverij­verleden staat toch al in onze geschiedenisboeken. Dat klopt, het is ook verplicht, maar het gaat om de toon en om het perspectief. Neem een zin over kolonialisme als: ‘Meestal was een aantal schoten met de scheepskanonnen voldoende om de i­nheemse bevolking tot samenwerking te bewegen.’ Dat dit anno 2018 bestaat! Of het consequente gebruik van de term zwarte slaven, terwijl degenen die hen exploiteerden geen kleur meekrijgen. Kleur en positie worden daarmee eenzijdig benadrukt. En dat terwijl de leerling­ populatie voor wie de b ­ oeken bedoeld zijn, multi-etnisch is. Geen enkele methode toont de eeuwenlange ellende van het slavenleven. Nee, staat in recente onderwijs­methoden: ‘zij verbouwden rietsuiker en tabak op plantages’ en ‘de WIC-kolonies konden alleen winst maken, als er steeds opnieuw slaven werden aangevoerd.’ Vaak wordt slavernij ‘een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis’ genoemd, maar dat suggereert dat het een uitzondering is in een verder glanzend verhaal. Het gaat nu juist om het héle verhaal.’ Welk verhaal moet er volgens u wél verteld worden? ‘Docenten zouden hun, door de overheid verplicht gestelde, lessen burgerschap kunnen combineren met slavernijgeschiedenis. Want slavernij is precies het tegenovergestelde van modern burger­schap, een idee ontstaan in de Verlichting. In diezelfde periode vonden slavernij en kolonialisme plaats. Vrijheid,

Gelijkheid, Broederschap in Europa werd mede betaald uit de onvrijheid in de koloniën. Als je over de Verlichting zegt: daar komen we vandaan, vertel dan ook het andere verhaal. Docenten kunnen dit actueel maken met vragen als: wat is vrijheid, waar komt racisme in Nederland vandaan? Maar ook: waarom zitten er zo veel woorden Sranan en Papiamento in hedendaagse jongerentaal? Wat is de oorsprong van rap?’ Rotterdam Alex van Stipriaan werkt momenteel aan twee ­boeken. Een boek over de cultuurgeschiedenis van slavernij moet rond 2020 verschijnen. In opdracht van de Gemeente Rotterdam werkt hij ook aan het boek ‘Rotterdam en zijn slavernijverleden’, dat volgend jaar uitkomt. Van Stipriaan: ‘Dat laatste boek gaat over vragen als: wat was de rol van Rotterdam in de slavernij? En: hoe was de stad aanwezig in de slavenkolonies? Forten en plantages werden naar de stad vernoemd, zeelieden en soldaten uit de stad kwamen er terecht en sommige Rotterdammers kwamen rijk terug uit de kolonies en kochten mooie buitenhuizen. De firma Coopstad & Rochussen was een van de grootste slavenhandelaren en meerdere Rotterdamse koopmanshuizen hadden voor m ­ iljoenen aan hypotheken op slavenplantages. En bedenk dat de meeste producten voor de slaven­ economieën onder meer in Rotterdam en omgeving werden geproduceerd: schepen, kaas, jenever, naai­ garen, touw, scheppen, spijkers, geweren, kaarsen, schrijfgerei, huisraad, kleding, enzovoorts. Niet alleen rijke ondernemers hadden baat bij het koloniale systeem.’ Wisten Rotterdammers destijds van de slavernij overzee? ‘Zeker wel. Predikanten brachten het – po­ sitief of negatief – in hun preken ter sprake. Bovendien keerden sommige rijk geworden Nederlanders uit de kolonies terug en namen voormalig slaafgemaakte bediendes mee. Ook zijn er tienduizenden Nederland­ se zeelui, soldaten en ambtenaren door de tijd heen teruggekeerd. Er moeten dus veel verhalen gecirculeerd hebben.’

NAAM: Alex van Stipriaan STUDIE: PHD aan de Vrije

Universiteit Amsterdam FUNCTIE: Hoogleraar Caraïbische geschiedenis

33


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

‘ In geschiedenisboeken zie ik vaak maar één pagina over kolonisatie en dekolonisatie.’

DOCENT

STUDENT

‘Ik vertel ook het niet-Europese verhaal.’

‘De oma van mijn oma was slaafgemaakte.’

Rik van Lente studeerde tussen 2003 en 2008 Maatschappij­geschiedenis aan de Erasmus Universiteit. Nu is hij geschiedenis­docent aan het Melanchthon Schiebroek in Rotterdam. Hij moet zijn best doen om het complete verhaal over dekolonisatie te vertellen, want de onder­ wijsmethode voorziet er niet in. ‘Als student Maatschappijgeschiedenis maakte een college van Alex van Stipriaan indruk op me. Hij vertelde dat veel historici de geschiedenis van een nietwesters land beschrijven vanaf het moment dat er witte mensen aankomen. Terwijl er daarvoor natuurlijk ook mensen woonden. De dekoloni­ satie van voor­malige koloniën is verankerd in het geschiedenisonderwijs, maar tegelijkertijd: als ik de lesmethoden bekijk, is het slavernij­ verleden slechts een bijzin. Eindexamen­ kandidaten moesten weten wat J.P. Coen ­allemaal voor moois deed bij de VOC. In twee bijzinnen stond dan dat hij ook wat minder fraaie dingen deed die te maken hadden met het slavernijverleden. Het geschiedenisonderwijs vertelt nog steeds het verhaal over het machtige Europa en hoe mooi de Nederlandse cultuur bloeide in de VOC-tijd. Je moet als docent moeite doen om het complete verhaal te ­vertellen. Ik probeer dat te doen door de keerzijde van het verhaal, het niet-Europese perspectief, te vertellen en te koppelen aan de actualiteit.’

Maxime Miedema (18) zat in de klas bij Rik van Lente. Afgelopen zomer behaalde ze haar havodiploma, inmiddels studeert ze journalistiek in Utrecht. ‘De oma van mijn oma was slaafgemaakte in Suriname. Als het op school over dekolonisatie en slavernijverleden ging, had ik altijd wel mijn mening klaar. Ook schreef ik mijn profiel­werkstuk over zwart versus wit in de VS. In het onderwijs is veel te weinig aandacht voor het slavernijverleden. In geschiedenis­ boeken, zie ik vaak maar één pagina over ­kolonisatie en dekolonisatie. Terwijl ik zóveel leerde over hoe Nederland tijdens de Gouden Eeuw machtig is geworden. Helaas wordt er maar weinig verteld over de misdaden die er voor nodig waren om zo rijk te kunnen worden. Meneer Van Lente vertelde in de geschiedenis­ les dat de oorsprong van zwarte piet samen­ hangt met het idee van de witte overheerser met de zwarte knecht. Als jongeren hier meer over zouden leren, zouden ze veel meer begrip voor de woede van de tegenstanders. Voorstanders doen alsof zij alleen maar aan het zeuren zijn. Maar het gaat niet om zwarte piet alleen, hij is symbool van een eeuwenlange ­achterstelling. Als je je daarin verdiept, snap je veel beter waar de huidige discussies ­vandaan komen.’

TEKST: Sjoerd Wielenga FOTO: © Jennifer Remme

34


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

Ali Bilgiç

Een nieuwe aanpak van migratie Het doel is om beleid op te stellen dat de ­menselijke veiligheid van migranten en Europese burgers samen aanpakt, en niet als tegenstrijdige zaken ziet.’

Dr. Ali Bilgiç benadert migratie vanuit het oogpunt van menselijke veiligheid. ‘Mijn doel is om beleid op te stellen waarin de veiligheid van migranten en ­Europese burgers gezamenlijk voorop staat.’ Dr. Bilgiç was houder van de Prins Claus Leerstoel aan het International Institute of Social Studies. Kunt u uitleggen wat u bedoelt met ‘menselijke veiligheid'? ‘De Europese Unie ziet migratie als een grensbeveiligings­ probleem. Dat komt deels omdat Europese burgers zich onveilig voelen bij illegale migratie en deels omdat grens­ beveiliging in verband wordt gebracht met anti-terreur­ maatregelen. Het werkt echter averechts om migratie vanuit die hoek te benaderen. Hardere maatregelen, zoals strengere grenscontroles, hebben juist bijgedragen aan illegale migratie. Europeanen voelen zich hierdoor onveilig, maar migranten ook, waardoor ze hun leven op het spel zetten om de Middellandse Zee over te steken.’ ‘Ik pleit voor een nieuwe aanpak van migratie op basis van mijn onderzoek.

TEKST: Loes Singeling-van der Voort

NAAM: Ali Bilgiç

FOTO: © Jennifer Remme

STUDIE: Promoveerde

aan de Universiteit van Aberystwyth FUNCTIE: Docent politiek en internationale relaties aan de Loughborough Universiteit. Hij was houder van de Prins Claus Leerstoel bij het Inter­ national Institute of Social Studies (ISS) aan de Erasmus Universiteit.

35

Hoe kan deze menselijke veiligheid worden bereikt? ‘Dat is ingewikkeld. Maar er zijn kleine stappen die we kunnen zetten, zodat we steeds een stukje verder komen. Als migranten bijvoorbeeld legaal naar Europa kunnen komen, worden ze geregistreerd en gecontroleerd en kunnen ze legaal aan het werk. Migranten worden zo niet uitgebuit en Europeanen hoeven niet bang te zijn dat migranten hun banen voor een lager loon overnemen.’ Denkt u niet dat er veel weerstand zal zijn tegen het openstellen van de grenzen? ‘Ik denk eigenlijk dat veel Europese burgers migranten zullen verwelkomen, zoals blijkt uit Europees onderzoek. Het probleem is dat veel mensen worden beïnvloed door de haatzaaierij rondom migratie, waardoor de vijandigheid toeneemt. Asielzoekers, vluchtelingen, illegale immigranten, dat zijn termen die de media en beleidsmedewerkers als synoniemen van elkaar gebruiken. Daar heeft niemand iets aan bij het aanpakken van dit complexe probleem. Ik heb daarom het bredere concept 'beschermings­ zoeker' bedacht: iemand die gedwongen zijn of haar thuis moet verlaten vanwege een ­verscheidenheid aan redenen. U bent ook als migrant naar Europa ­gekomen. Geeft dat u als academicus een ander perspectief? ‘Hoewel ik mezelf als een bevoorrechte migrant beschouw, ben ik door mijn achtergrond in staat te begrijpen hoe migranten zich voelen. Bovendien kom ik uit Turkije, daar hebben we veel Syrische vluchtelingen. Ik weet dus hoe een maatschappij denkt over grote aantallen immigranten. We moeten ons inleven in de zorgen en angsten van burgers en die aanpakken en tegelijkertijd voldoen aan de behoeften en vragen van migranten.’


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

Carin Uyl-de Groot

‘ Op een gegeven moment moet het tij keren’ Professor Carin Uyl-de Groot strijdt een moeizame strijd tegen hoge medicijnprijzen. ‘Vooral de onrechtvaardigheid zit me dwars.’ NAAM: Carin Uyl-de Groot STUDIE: Gezondheids­

Op haar volle bureau staat een ingelijste quote van Nelson Mandela: ‘It always seems impossible until it is done.’ Gekregen van haar kinderen voor moederdag. De quote is hier op zijn plaats. Professor Carin Uyl-de Groot, Erasmus School of Health Policy & Management, werkt aan haar missie: eerlijkere prijzen voor medicijnen en betere toegankelijkheid voor iedereen. Door de Volkskrant werd ze begin dit jaar ‘belofte van 2018’ genoemd. Die titel maakt ze waar: ze zit inmiddels aan tafel bij het Europees Parlement.

TEKST: Pauline Bijster FOTO: © Claudia Broekhoff

Waar gaat uw onderzoek over? ‘Ik doe al sinds jaar en dag onderzoek naar kankergenees­ middelen en met name naar de toegang van patiënten tot deze middelen. De laatste twintig jaar zijn de kosten van medicijnen vertwintigvoudigd. Eén patiënt behandelen kost

36

wetenschappen, promotie in Health Economics CARRIÈRE: Hoogleraar Health Technology Assessment aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Directeur van het instituut voor Medical Technology Assessment. Analyseert voor het Zorg­instituut de kosten­ effectiviteit van dure geneesmiddelen. Is sinds 2013 lid van de Commissie Beoordeling Oncologische Middelen en sinds 2015 lid van de Gezondheidsraad.


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

soms honderdduizend of honderdtwintigduizend euro, vaak voor maar 2-3 maanden extra leven. Als er dan veel patiënten zijn, snap je dat er problemen ontstaan rondom het vergoeden ervan. Tegelijkertijd int de farmaceutische industrie de grootste winst van alle sectoren. Ter vergelijking: banken hebben tien procent winst, de farmaceutische industrie twintig. Sommige farma-bedrijven zeggen: ‘We hebben geen winst gemaakt’ maar hun CEO verdient 17 miljoen per jaar. Tja. Hoe kan die winst zo groot zijn? ‘Bij ieder nieuw geneesmiddel heeft de producent een patent, en dus een monopolie. In een monopolie kun je de prijs vragen die je wilt. De farmaceutische bedrijven voelen druk van de aandeelhouders. Er moet veel winst gemaakt worden. We zien ook als het patent afloopt, dat producenten manieren vinden om patenten te laten doorlopen, zodat de prijs hoog blijft. Soms worden oude geneesmiddelen in een nieuw jasje gestoken inclusief een nieuw patent voor twintig jaar.’ Iedereen met gezond verstand zegt toch: dat moeten we niet willen? ‘Ik heb gesprekken tot en met het Europees Parlement om te kijken wat we eraan kunnen veranderen. Het lastige is dat we te maken hebben met veel lobbyisten die het aanpassen van de prijzen tegen willen houden. De farma­ ceutische industrie heeft natuurlijk overal ­mensen zitten.’ U zegt dat farmaceutische bedrijven ­lobbyisten hebben in de politiek, dat is best cynisch? ‘Dat is gewoon zo. Dus wij moeten ook lobbyen. We hebben als burgers het recht op gezondheid, het recht op het krijgen van goede behandelin­ gen. In Nederland gaat het al scheef, in veel Oost-Europese landen helemaal. Iedereen ziet het. Op een gegeven moment moet het tij keren.’ Gaat dat lukken? ‘Ja natuurlijk gaat dat lukken. Ik doe het onder­ zoek niet alleen, ik heb op de Erasmus twaalf promovendi, we zijn met een heel team. Ook artsen- en patiëntenorganisaties werken mee, en bijvoorbeeld het KWF. Ik denk wel dat we een lange adem moeten hebben. Vooral de onrechtvaardigheid zit me dwars. Bijvoorbeeld: veel medicijnonderzoek is door het publiek gefinancierd en wordt op een gegeven moment opgekocht door een farmaceut. Die rekent dan nog eens ontwikkelkosten, maar in feite heeft de maatschappij er al voor betaald.’

Is uw oplossing stoppen met de vrije markt? ‘Nee, er moet transparantie komen in kostprijzen. Bedrijven kunnen doen wat ze willen. In mijn formule zeg ik: neem vooral ontwikkel­ kosten mee, en failures ook, en winst ook, maar blijf wel transparant over de kosten.’ Het zijn allemaal boeven? ‘Ik ben niet tegen big farma an sich. Maar ze moeten weten wat hun plaats is in de gezondheidszorg. Als ze medicijnen ontwikkelen: prima. Maar zorg dat er iets meer ethiek in zit, en dat bedrijven ook hun maat­ schappelijke verantwoordelijkheid nemen. Nu gebeurt dat door een projectje in Afrika te steunen. Tegelijkertijd wordt er gigantische winst gemaakt op mensen die ziek en afhankelijk zijn. Natuurlijk zijn er ook mooie middelen, en middelen die er echt toe doen. Het gaat niet op alle vlakken fout. Maar laten we ervoor zorgen dat de bedragen reëel worden. Een redelijke prijs.’ Geen enkel bedrijf gaat toch zeggen: je hebt gelijk, we verdienen te veel? ‘Er moet transparantie zijn, er moeten instanties komen die de prijzen checken. Die zeggen: ‘Heb je heel hoge ontwikkelkosten? Oké, laat maar zien.’ Verder kunnen we per land bekijken wat haalbaar is. Zo kan de toegang van patiënten tot medicijnen ook groter worden.’

‘We hebben als burgers het recht op gezondheid, het recht op het krijgen van goede behandelingen.’

Op welke manier hebben patiënten nu last van de hoge prijzen? ‘Veel mensen hebben helemaal geen toegang tot bepaalde medicijnen. Nederland loopt ook achter op dit vlak. Het verschilt waar je zit, welk ziekenhuis, welke arts. Ik vind dat in principe iedereen toegang zou moeten hebben tot de medicijnen die hij of zij nodig heeft. Nu worden er met de verzekeraar budgetafspraken gemaakt: ‘We gaan tien patiënten behandelen.’ Als je de elfde bent, krijg je het niet of je moet naar een ander ziekenhuis.’

Bent u een activist die een strijd voert? ‘Ik noem het liever ‘missie’. Ik heb drie missies, dit is er één van.’ Wat zijn de andere? ‘Ik doe hiernaast onderzoek met real world data. In klinisch onderzoek zijn patiënten vaak jong en gezond. Wij kijken: welke patiënten krijgen welke middelen en hoe reageren kankerpatiënten die misschien wat ouder zijn en allerlei aandoeningen hebben op een bepaald middel? De derde missie is: kinderkanker helpen genezen. Bij bepaalde tumoren zie je dat er al dertig jaar niks nieuws wordt uitgevonden. Omdat de groep te klein is en ook risicovol, staakt het ontwikkelen. Dat vind ik onacceptabel, dus ik wil internationaal onderzoek en kennisuitwisseling op dit gebied stimuleren.’

37


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

Joost Gribnau/Hanneke Takkenberg

Over kankerinstituut Oncode en het belang van gelijke kansen in de wetenschap Dit jaar opende Oncode, een virtueel kankerinstituut waar topwetenschappers hun krachten bundelen om de oncologie te verbeteren. Hun budget: 120 miljoen. Het doel: kanker oplossen wereldwijd. Een prachtig doel, maar in de media kon het instituut toch rekenen op kritiek.

38

Er zouden te weinig vrouwelijke wetenschappers aan­ gesloten zijn en te veel ‘60+ mannen’, bijeengebracht via vriendjes­politiek. Op de website claimt Oncode dat het juist over diversiteit gaat: kanker manifesteert zich in ieder lichaam anders. Steeds meer wordt er in de weten­ schap rekening gehouden met verschillen in sekse en etniciteit, bijvoor­beeld omdat ziektes zich in het ene lichaam anders gedragen dan in het andere. Hoe verhouden deze zaken zich tot elkaar? Professor Joost Gribnau is biochemicus en leidt een onderzoeksgroep aan het Erasmus MC, afdeling Voortplanting en Ontwikkeling. Tevens staat hij aan het hoofd van een onderzoeksgroep binnen Oncode. Professor Hanneke Takkenberg is bijzonder hoogleraar Klinische besliskunde in cardio-thoracale interventies aan het Erasmus MC en zet zich al haar hele


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

­ etenschappelijk loopbaan in voor vrouwen w en gelijkheid. De afgelopen drie jaar was ze de Chief Diversity Officer van de Erasmus Universiteit. Onlangs ontving ze de Els Borst oeuvreprijs. Gribnau en Takkenberg in gesprek over het belang van gelijkheid en diversiteit in de weten­ schap, zowel onder onderzoekers als in onder­ zoek zelf. Joost Gribnau, wat doet u precies bij Oncode? JG: ‘Mijn onderzoek gaat over man-vrouw ­verschillen. Op moleculair gebied bestaat er een belangrijk verschil tussen mannen en vrouwen – de een heeft y en x, de ander twee x – dat chromosomale verschil en de gevolgen daar­ van zijn relevant als je kanker onderzoekt. Bij Oncode ben ik misschien een beetje een vreemde eend in de bijt. Maar ze hebben mij gevraagd om mijn CV en visie op kanker­ onderzoek in te dienen. Ze hebben een selectie gemaakt uit veel inzendingen, daar zat ik bij. Wij doen onderzoek aan epigenetica (het ­vakgebied dat zich bezighoudt met hoe genen aan- en uitgezet worden) en waren net bezig met baarmoederhalskanker- en darmkanker­ onderzoek. De uitnodiging van Oncode kwam precies op het juiste moment, door dit multidisciplinaire instituut kan ik mijn ­netwerk u ­ itbreiden en kunnen we samen­ werkingen aangaan.’

Wat is het nut van een instituut zoals Oncode? JG: ‘De laatste jaren zijn er veel bezuinigingsslagen geweest, met name op fundamenteel weten­schappelijk onderzoek. We hebben daar last van. In mijn laboratorium werkt bijna niemand meer aan fundamenteel onderzoek (door nieuws­ gierigheid gedreven onderzoek naar de basismechanismen in de moleculaire en celbiologie). Terwijl dat juist nodig is als we kanker willen oplossen. We missen in Nederland langetermijninvesteringen. Het is mooi dat het KWF nu zegt: dit is belangrijk, hier moeten we in investeren. Het mooie aan het instituut is dus dat er weer geld beschikbaar komt voor fundamenteel- en lange termijn kanker onderzoek.’ Bent u het eens met de kritiek die in de krant heeft gestaan op het instituut? JG: ‘Ik denk dat er vanaf het begin niet duidelijk was op grond waarvan bepaalde selecties zijn gemaakt. Zijn mensen bij Oncode gehaald op basis van excellentie of op basis van vriendjespolitiek? Doordat dit proces niet transparant was, is er veel kritiek ontstaan. Verder geloof ik dat veel door­ braken in de fundamentele wetenschap uit een laboratorium komen, niet uit netwerken. Er moet wel ruimte en geld overblijven voor individuele onderzoekers. Aan de andere kant is zo’n netwerk wel degelijk heel belangrijk. Communicatie tussen onderzoekers en tussen instituten kan ervoor zorgen dat het onderzoeksproces en de ­translatie naar toepassingen versneld worden, dingen niet dubbel worden gedaan, maar ook dat kennis niet onbenut blijft.’

39


WETENSCHAP IN DE PRAKTIJK

TEKST: Pauline Bijster FOTO JOOST GRIBNAU: © Antim Photography FOTO HANNEKE TAKKENBERG: © Ramona Deckers

En Hanneke Takkenberg, stoot een dergelijke ­oneerlijke man/vrouw verdeling (vijf mannen in de supervisory board, geen vrouwen) u als Chief Diversity Officer tegen de borst? HT: ‘Mijn doel als Chief Diversity Oficer, en ook als lid van de vrouwennetwerken hiervoor, is altijd geweest: een inclusieve, academische gemeenschap creëren waarin iedereen zichzelf kan zijn en gelijke kansen ervaart. Het is belangrijk dat mensen wetenschap kunnen bedrijven of onderwijs kunnen geven vanuit hun eigen kracht. We weten ook dat als je een diversiteit aan ­perspectieven hebt in een team, dit tot betere resultaten leidt, meer innovatie enzovoort. Hiernaast is het heel belangrijk om in onderzoek verschillen tussen mensen mee te nemen: om uiteindelijk alle patiënten, ongeacht van welk geslacht ze zijn of waar ze vandaan komen, de beste zorg te kunnen bieden.’ Herkent u dat laatste, Joost Gribnau? JG: ‘Op mijn onderzoeksgebied werden bijna alle onderzoeken altijd gedaan op mannen. Embryonale stamcellen van mannen en vrouwen gedragen zich ­bijvoorbeeld anders, en er is om bepaalde praktische redenen altijd gekozen het onderzoek te focussen op mannelijke embryonale stamcellen. Er is nog een grote inhaalslag nodig.’ HT: ‘Ik ken ook een voorbeeld uit de praktijk: wij opereren patiënten met een verwijde aorta – zowel mannen als vrouwen. Er wordt nooit onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, maar mannen- en vrouwen­ lichamen verschillen wel degelijk, alleen al in grootte. Ander voorbeeld: bepaalde groepen mensen uit ZuidOost Azie hebben soms meer aggressieve vormen van verhoogd cholesterol. Dat soort dingen wil je mee­ nemen in onderzoek en de behandeling van patienten. Nu begint men wel hiernaar te kijken.’ JG: ‘Tot op heden is het over het hoofd gezien, maar eindelijk wordt ingezien dat we daar iets mee moeten.’ HT: ‘Onder sommige s­ pecialisten vind ik nog steeds wel veel weerstand hoor: “daar komen ze weer met die vrouwen.” Ze beseffen niet dat als we mannen en ­vrouwen op één hoop blijven gooien, we een hoop goede prognoses mislopen. De weerstand verbaast me altijd. Het is niet “een vrouwen­dingetje”, het gaat erom dat we álle patiënten beter kunnen behandelen. Daar hebben zowel mannelijke als vrouwelijke patiënten baat bij’ Kon u zich vinden in de kritiek op Oncode, Hanneke Takkenberg? ‘Ik ben ook voorzitter van ’het LNVH, het landelijk net­ werk van vrouwelijke hoogleraren, ook wij schreven een kritische brief naar het NRC. Sindsdien zijn er wel stimuleringsgelden voor jonge vrouwelijke weten­ schappers beschikbaar gesteld binnen Oncode. Misschien was de mediahype daar goed voor, dat mensen toch zijn gaan denken: daar moeten we iets mee.’

JG: ‘De verdeling bij Oncode – 7 vrouwen tegenover 43 mannen geloof ik – is niet bepaald gelijk. Dat het ook ‘oudere’ mannen zijn, heeft misschien te maken met het feit dat het vijftien jaar heeft geduurd om het ­instituut op te richten. Ze waren wel wat jonger toen ze ermee begonnen. Het instituut heeft wel geluisterd naar de kritiek: de super­ visory board die eerst bestond uit vijf oudere mannen, is inmiddels vervangen door een board waarin twee vrouwen zitting hebben. En er is net een call geopend voor veertien nieuwe vrouwelijke onderzoekers. Ik denk dat ze een valse start hebben gehad, het was niet handig. Iets meer transparantie over de selectie was handiger geweest.’ HT: ‘Als je een call opent enkel voor vrouwelijke onder­ zoekers, krijg je wel eens de opmerking “dan is het niet eerlijk voor mannen”. Ik denk als we naar gelijkheid toe willen, dat we dat op de koop toe moeten nemen. Nederland loopt achter op het gebied van man-vrouwverdeling, niet alleen in de wetenschap, ook in het bedrijfsleven. Niet alleen de Amerikanen maar ook de andere EU lidstaten hebben een voorsprong als het gaat om vrouwen op de arbeidsmarkt.’ JG: ‘Ik ben jaren onder­ deel geweest van een selectiecommissie van persoonsgebonden grants, bij de selectie was het nooit een issue omdat de verhouding altijd rond de 50-50 lag. Ik denk dus dat het wel Hanneke Takkenberg mogelijk is en dat het, met de generatie die gaat komen, vanzelf gelijk trekt. Op excellentie komen vrouwen tegenwoordig steeds vaker naar boven. Ik ben dus positief over de toekomst.’ HT: ‘Ik denk niet dat vrouwen echt oververtegenwoordigd zullen raken. Streven naar een gelijke verhouding met ­minimaal 30% vrouwen of mannen in onderzoeksgroepen blijft een uitdaging zolang de oude garde nog in de machts­ positie zit.’

‘Het gaat erom dat we álle patiënten beter kunnen behandelen.’

NAAM: Joost Gribnau STUDIE: Biochemie aan de

Universiteit van Leiden, promotie bij de afdeling Celbiologie en Genetica van de Erasmus Universiteit. FUNCTIE: Werd in 2015 benoemd tot bijzonder hoogleraar ­Epigenetica in het Erasmus MC. NAAM: Hanneke Takkenberg STUDIE: Geneeskunde aan de

Universiteit van Groningen. FUNCTIE: Bijzonder hoogleraar Klinische besliskunde in de cardiovasculaire interventies. Daarnaast was Takkenberg Chief Diversity Officer van de Erasmus Universiteit en is zij voorzitter van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren.

40


BRILLIANT MINDS, GREAT IDEAS

Sofia (r) en Tania (l)

‘ Small businesses zijn belangrijk voor de stad’ Bedrijfskundestudenten Sofia Ali (24) en Tania Bhulai (28) zijn een sociale onderneming gestart om vluchtelingen in Rotterdam te helpen bij het aarden op de universiteit. Ook bieden ze hulp aan lager opgeleiden bij het opzetten van kleine ondernemingen.

TEKST: Pauline Bijster FOTO: © Claudia Broekhoff

Als je het niet snapt De oprichters van Diandre weten hoe het is om graag iets te willen leren, maar niet helemaal snappen waar je moet beginnen. De familie van Sofia Ali komt uit Somalië, maar vluchtte naar Ethiopië waar Sofia werd geboren. Toen de situatie niet verbeterde, kwamen ze naar Nederland. Tania Bhulai is geboren in Suriname en woont sinds 2008 in Nederland. Ze zegt: ‘Het scheelt natuurlijk dat ik de taal kende. Maar toch gaan dingen in Nederland anders dan in Suriname.’ Daarom zetten ze samen vorig jaar Diandre op: ze wilden vluchtelingen op de universiteit helpen aan informatie. Wat heb je aan een decaan of een studieadviseur? Hoe regel je een stage? Hoe schrijf je een goede Nederlandse brief? Kleine ondernemingen Afgelopen jaar is Diandre uitgebreid. Waar ze eerst voornamelijk gericht waren op het wegwijs maken op de universiteit, hebben ze na marktonderzoek besloten dat ze zich ook wilden richten op lager opgeleiden en kleine ondernemers. Tania Bhulai zegt: ‘De gemeente helpt vluchtelingen al met het opzetten van een businessplan, maar ze hebben niet de mogelijkheid om dit verder te

41

begeleiden. Dat doet Diandre nu. Onze studie Bedrijfskunde komt hierbij van pas. Hoe verricht je marketing? Hoe kom je aan een logo of website? Soms gaat het om de taal.’ De bedoeling is dat studenten statushouders gaan helpen met het ­uitvoeren van hun businessplannen. Samenwerken Ze werken samen met Gemeente Rotterdam. ‘De gemeente stuurt partici­ panten naar ons door, ze geven ons ook tips. Het is in hun voordeel: mensen komen los van hun uitkering. En small businesses zijn goed voor de stad,’ aldus Bhulai. Een stichting die kleine ondernemers helpt, bestond nog niet. En hoewel het debat rondom ­vluchte­lingen soms hard wordt gevoerd, zijn Bhulai en Ali overwegend positief: ‘Wat wij de laatste tijd vooral zien, is dat er steeds meer organisaties ontstaan die vluchtelingen ondersteunen, dat is mooi.’

Diandre is een onderdeel van Challenge Accepted: een campagne waarmee Erasmus Universiteit Rotterdam een ­bijdrage wil leveren aan het realiseren van drie grote ambities. Meer informatie: www.eur.nl/onderwijs/alumni/ challenge-accepted en www.diandre.nl.


ILLUSTRATIE: Sly Masmeijer

D Development

4342


DEVELOPMENT

De thema’s van deze tijd In 2014 is het Erasmus Institute for Public Knowledge (EIPK) opgericht, het Erasmus Trustfonds heeft dit instituut gesteund met € 20.000. Professor en socioloog Willem Schinkel, één van de oprichters, zegt hierover. ‘Dankzij deze steun van het Erasmus Trustfonds konden we echt van start gaan.’ Het EIPK is een interdisciplinair onderzoeksinstituut dat relevante en hedendaagse thema’s wil onderzoeken, maar ook bij het grote publiek wil brengen, naar het voorbeeld van het Amerikaanse Institute for Public Knowledge (IPK) van de New York University. FOTO’S: © Michelle Muus

EIPK wil samenwerking tussen faculteiten stimuleren en tegelijkertijd de barrières slechten tussen academici en de rest van de samenleving. Veel evenementen en lezingen zijn dan ook toegankelijk voor zowel academici en studenten, als voor mensen van buiten de universiteit. Schinkel: ‘Met het bedrag van het Trustfonds kon EIPK een aantal grote, publieke evenementen organiseren in de stad, onder andere in samenwerking met het Rotterdamse media-instituut V2.’ De gerenommeerde Duitse socioloog Wolfgang Streeck werd uitgenodigd voor een lezing over het einde van het kapitalisme, en internetcriticus Evgeny Morozov kwam op bezoek op de universiteit.

Even voorstellen RSM-alumna Ninotchka de Windt (l.) is de nieuwe Grant Manager van het Erasmus Trustfonds. Ze kwam aan de baan via een vacature op EUR Connect: ‘Ik geloof dat we als alumni daadwerkelijk iets kunnen bijdragen aan de samenleving, en aan deze stad.’ Alumna Renate Buijze (r.), tevens gast­ onderzoeker Fiscaal Recht bij ESL, is sinds kort Disbursement & Operations Manager bij het Trustfonds.

‘Het EIPK is opgericht omdat we het belang inzien van het bezig zijn met de grote sociale thema’s van deze tijd, maar niet alleen vanuit één faculteit,’ aldus Schinkel. ‘We werken interdisciplinair, en we willen samenwerken met mensen van buiten de universitaire wereld, we willen de connectie maken met verschillende soorten publiek.’

Ook doneren? Wilt u ook een schenking doen of uw vermogen inzetten voor baan­brekend onderzoek, kwalitatief hoogstaand onderwijs en wetenschappelijke samen­ werkingsprojecten met grote maatschappelijke impact binnen de samenleving? Via www.trustfonds.nl/doneren kunt u rechtstreeks schenken.

De SIR-Grant De Stichting Intermediair Rotterdam (SIR), die sinds 1984 collegeverslagen verkocht aan studenten, stopt ermee. Het restvermogen van de stichting wordt overgedragen aan het Erasmus Trustfonds. Voormalig bestuurslid Christian Spaargaren: ‘Zo krijgen studenten met goede ideeën en projecten een kans. SIR is altijd een innovatieve stichting geweest: we zijn ooit begonnen met typmachines verhuren, afgelopen jaar hebben we nog de Turing Society gesteund met de Artificial Intelligence-bootcamp. Het ondersteunen van de Rotterdamse student sluit goed aan bij de nieuwe visie van het Erasmus Trustfonds.’

Wilt u liever een overboeking doen, dan nodigen we u graag uit uw donatie over te maken aan het Erasmus Trustfonds, via IBAN-code NL 06 ABNA 05 64 41 43 52 en BIC-nummer ABNA NL 2A, onder vermelding van ‘donatie’ en eventueel de naam van een specifiek Fonds op Naam. Wilt u meer weten over de mogelijkheden, neemt u dan gerust contact op met Margot van Sluis, via m.vansluis@trustfonds.nl of ­06 10 60 37 03, dan wel 010 411 05 96.

43


DEVELOPMENT

TEKST: Malou van Hintum FOTO: © Antim Photography

Han de Groot

Co-creatie is de toekomst Han de Groot investeert in jonge bedrijven die de idee-fase voorbij zijn. Op zijn eigen ondernemerschap werd hij voorbereid door zijn studie Bedrijfskunde aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University.

‘Zonder de Erasmusuniversiteit zou ik als mens en als ondernemer niet staan waar ik vandaag sta. En daarom wil ik iets terug­ geven. In Amerika is het heel gewoon dat alumni geld doneren aan hun vroegere ­universiteit, en dat zou in Nederland ook zo moeten zijn.’ Investeerder Han de Groot (46 jaar) leunt ontspannen op een houten tafel in wat hij ‘de rommelmarkt’ noemt: het Amsterdamse B. Building Business, de thuisbasis van zo’n 350 startups en talloze freelancers die er een flexibele werkplek hebben. De challenges van het endowment fund waaraan hij doneert, bepaalt hij in overleg met het stichtings­bestuur. ‘Het fund doet mij voorstellen waarop ik een okay kan geven. Ik kijk naar initiatieven waarmee academisch onder­nemerschap wordt gestimuleerd.’ Meegebouwd De Groot studeerde Bedrijfskunde aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University tussen 1993 en 1997. ‘De alleraller­ beste voorbereiding op het ondernemer­schap. Daar heb ik de skills ontwikkeld die ik als ondernemer zo hard nodig had: ­analytische vaardigheden, kennis van ­economie, marketing, recht, organisatie en statistiek.’

44

Er zijn geen mensen uit zijn studietijd op wie hij het label ‘rolmodel’ of ‘inspirerend voorbeeld’ zou kunnen plakken. Maar: ‘Het grootste deel van mijn directe en belangrijke collega’s in mijn startup, eind jaren negentig, waren oudmedestudenten van de Erasmusuniversiteit. Zij hebben allemaal meegebouwd en meegewerkt aan ons bedrijf.’ ‘Ons bedrijf’ is het Rotterdamse online marktonderzoeks­ bedrijf MetrixLab, dat De Groot in 1999 oprichtte. Het was een van de eerste Nederlandse bedrijven die een plug-in voor een browser bouwden om gegevens over het onlinegedrag van consumenten te verkopen aan grote bedrijven. MetrixLab groeide als kool en werd een wereldspeler. In 2012 verhuisde De Groot naar de Verenigde Staten waar hij MarketTools overnam, een van Amerika’s grootste online survey leveranciers uit Silicon Valley. Twee jaar later fuseerde MetrixLab met zijn grote concurrent Macromill. Dat bedrijf ging vorig jaar in Tokio naar de beurs. Nieuwe rol Achttien jaar na de oprichting van MetrixLab, was De Groot na de verkoop van zijn aandelen – zakenblad Quote schat zijn vermogen op 100 miljoen – onder­ nemer af. ‘En dat was en is best wennen.’ Hij stapte in een nieuwe rol: die van investeerder. Samen met enkele anderen (drie van de vier partners zijn oud-mede­ studenten), richtte hij VOC Capital Partners op. Dat fonds investeert in early-stage technologiebedrijven: jonge bedrijven die de idee-fase voorbij zijn, maandelijks minstens vijftigduizend euro omzet draaien en hun geld verdienen met een vorm van internettechnologie. De Groot vindt de ‘vent’ (die ook een vrouw kan zijn) minstens zo belangrijk als de ‘tent’. ‘Ik vraag in gesprekken altijd: wat is je droom, je ambitie, je drijfveer? Maar ook: wat heb je gestudeerd? En op welke middelbare school heb je gezeten?’ Als de antwoorden goed zijn, kan het snel gaan. Het bedrijf MiniBrew, dat een bierbrouw­ apparaat voor thuis op de markt brengt, had binnen een uur zijn handtekening voor een kwart miljoen euro.


DEVELOPMENT

campus ter wereld, en is geïnspireerd terug­ gekomen. ‘Een Nederlandse versie van STATION F, een broedplaats in hartje Parijs waar ruim duizend ondernemers werken in zesentwintig internationale startup­ programma’s, zou niet misstaan op de campus van de Erasmusuniversiteit.’ ‘Laat studenten het wetenschappelijk onderzoek van universiteiten vertalen naar concrete maatschappelijke toepassingen. Co-creatie is de toekomst,’ zegt hij gedreven. ‘De universiteit, haar medewerkers en ­studenten zouden deel moeten ­uitmaken van ecosystemen waarin allerlei verschillende partners met elkaar samenwerken; want niemand kan nog iets alleen. We leven in een wereld waarin alles met elkaar verbonden is, waarin het draait om interacties. Maar de interacties die de u ­ niversiteit met de buiten­

‘Laat studenten het wetenschappelijk onderzoek van universiteiten vertalen naar concrete maatschappelijke toepassingen.’ NAAM: Han de Groot STUDIE: Bedrijfskunde aan

de Rotterdam School of Management, Erasmus University FUNCTIE: Investeerder

Daarnaast heeft De Groot met voormalig a.s.r. directeur Jeroen Messemaeckers van de Graaff vastgoed­ ontwikkelaar Stadswaarde opgericht. ‘Wij ontwikkelen gebouwen die een bijdrage leveren aan de duurzame, gezonde en leefbare stad.’ Veranderende wereld Ondernemen anno nu betekent inspelen op snel ­veranderende behoeften en innovatieve technologieën die zich razend rap ontwikkelen, zegt De Groot. ‘Universiteiten, die studenten opleiden om in die extreem snel veranderende wereld mee te doen, moeten daar hard in mee. Want anders missen ze de aansluiting. Ik merk aan de stagiaires die wij hebben, dat er in de basis weinig is veranderd vergeleken met de tijd dat ik studeerde. Dat is twintig jaar geleden!’ Dit moet veel beter, vindt hij. De Groot bezocht in Frankrijk de grootste startup

45

wereld aangaat, lijken nog net zo minimaal als twintig jaar geleden. Daar maak ik me wel zorgen over.’ Nee, hij wil de universiteit zeker niet ­reduceren tot een instrument voor onder­ nemingen. ‘De wetenschappelijke vrijheid en onafhankelijkheid moeten goed worden bewaakt. Ik kan me voorstellen dat iemand in de Raad van Bestuur daarvoor verant­ woordelijk is. De universiteit moet haar onderzoeksrol bewaren, maar het zou goed zijn wanneer ze als kennispartner volwaardig meedoet en fysiek aanwezig is in co-creatie­centra. Als het endowment fund daarop zou kunnen sturen, zou ik dat wel prachtig vinden.’


DEVELOPMENT

NAAM: Liesbeth Eelens-

Noordegraaf STUDIE: Economie en Filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam FUNCTIE: Universitair Hoofddocent verbonden aan het Erasmus University College, UHD bij de Erasmus School of Philosophy

Project in de kijker: Trustfonds Case Writing Cycle

Studenten die meedenken met een case uit de organisatie of het bedrijf waar een alumnus werkt. Dat is de Trustfonds Case Writing Cycle. ‘Het is een gift van kennis van de alumnus aan de universiteit.’ Vijf jaar geleden zetten dr. Liesbeth Eelens-Noordegraaf, universitair hoofddocent aan het Erasmus University College, samen met dr. Brigitte Hoogendoorn, verbonden aan de Erasmus School of Economics, en ondernemer Michiel Muller de Trustfonds Case Writing Cycle op. Dit is een programma waarin studenten zich buigen over een door alumni aangereikte, uit het leven gegrepen case. Het doel van het programma: alumni meer bij de universiteit betrekken zodat er breed, inhoudelijk en relevant onderwijs kan worden geboden aan bachelor­ studenten. De Case Writing Cycle draait inmiddels op volle toeren, maar het kan altijd beter, is EelensNoordergraaf van mening. Daarom spoort zij alumni aan mee te werken aan het programma. Voordat we verder ingaan op de voordelen van de Case Writing Cycle gaan we terug in de tijd. Het is de zomer van 2014. Eelens-Noordegraaf en Hoogendoorn zitten samen in het Tinbergen gebouw in een brainstorm, Michiel Muller belt in. Hoofdvraag van het gesprek: hoe kunnen we alumni op een interessante manier, die verder gaat dan een gastlezing, bij de Erasmus betrekken? Het antwoord: waarom een student geen case laten schrijven waarin een alumnus figureert, zodat deze case

TEKST: Marjolein Stormezand FOTO: © Claudia Broekhoff

46


DEVELOPMENT

kan worden opgenomen in het onderwijsprogramma? Op die manier bied je de student relevant studie­ materiaal en krijgen de organisaties of bedrijven waar de alumni werkzaam zijn frisse inzichten hoe om te gaan met de vraagstukken waar zij mee worstelen.

TEKST: Marjolein Stormezand FOTO: © Ramona Deckers

Jonger publiek Een van de eerste cases waar de studenten aan mochten werken was die van Marcella Breedeveld en Giselle van Cann, werkzaam bij de NRC en NOS. De twee nieuws­ bedrijven zaten met het ingewikkelde vraagstuk hoe een jonger publiek aan zich te binden. De bachelorstudenten van de Erasmus University College en de Erasmus School of Economics zijn na interviews met de almumni in de organisatie gedoken. Het leverde, in de woorden van Eelens-Noordegraaf, ‘een prachtige case op die door de medestudenten uitvoerig is besproken.’

CASE WRITING CYCLE STUDIEJAAR 2017-2018 Michiel Rudolphie, Erasmus alumnus en voormalig CEO bij het Nederlandse kankerfonds Koningin Wilhelmina Fonds, lieerde zich voor het studiejaar 2017-2018 aan het Case Writing Cycleprogramma. De vraag die hij ‘zijn groep studenten’ voorlegde: hoe kan het KWF de interne structuren en processen aanpassen, zodat de wetenschappelijke onderzoeken die de stichting ­initieert ook vertaald worden naar de praktijk? Karo Ghamoyan en twee andere life science/pre-med studenten aan het Erasmus University College, bogen zich vijf maanden lang over deze vraag. Ghamoyan: ‘Tijdens die intensieve maanden kregen we een kijkje achter de schermen van het KWF. Door daar interviews af te nemen leerden we over het financieren van onderzoeken, het implementeren van wetenschappelijke bevindingen in de praktijk en we leerden tegen welke uitdagingen men aanloopt tijdens de implementatie.’ De student reflecteert op de Case Writing Cycle als een periode waarin hij leerde hoe te functioneren in een team waarin alle deelnemers de neiging hebben even dominant te zijn. Bovendien was het een periode waarin hij de unieke kans kreeg Rudolphie, die Ghamoyan omschrijft als ‘een fantastisch mens’, en het KWF beter te leren kennen.

Deze case had een succesvolle uitkomst, maar benadrukt Eelens-Noordegraaf: ‘we moeten niet voorbijgaan aan het feit dat het een studie is, uitgevoerd door studenten die nog aan het leren zijn.’ Het vraagt daarom veel tijd en input van de alumnus om zich aan het programma te binden. In ruil daarvoor krijgt de alumnus nieuwe ideeën aangereikt die een lastig vraagstuk in een ander daglicht plaatsen of er zelfs een oplossing voor bieden. Geen adviseurs ‘De kern van het Trustfonds is dat we kennisuitwisseling proberen te faciliteren. De studenten zijn geen adviseurs, dit moeten de bedrijven die meewerken aan het ­programma wel in hun achterhoofd houden’, besluit Noordegraaf. ‘Wat mij betreft gaat dit programma vooral om het creëren van onderwijssituaties. Het is een gift van kennis van de alumnus aan de universiteit. Als zij vervolgens alsnog een handzaam plan krijgen aangereikt, is dit alleen maar mooi meegenomen, natuurlijk.’

Het Trustfonds Case Writing Cycle Programma werd in 2014 in het leven geroepen en wordt aan­ geboden aan bachelorstudenten van de Erasmus University College en de Erasmus School of Economics. Per jaar werken er 18 studenten aan een case. De cases worden elk jaar zorgvuldig geselecteerd zodat zij passen bij het onderwijs­ programma. Wie meer wil weten over het ­programma kan contact opnemen met Liesbeth Eelens-Noordegraaf eelens@euc.eur.nl.

47


DEVELOPMENT TEKST: Marjolein Stormezand FOTO: © Antim Photography

Project in de kijker: Het Erasmus Trustfonds scholarship Programma

Wilt u zich opgeven als donor of meer informatie over het Erasmus Trustfonds Programma, dan kunt u contact ­opnemen met secretariaat@trustfonds.nl

Studenten die de financiele middelen niet hebben om een masteropleiding aan de Eramsus Universiteit te volgen, kunnen in bepaalde gevallen terecht bij het Trustfonds Scholarship Programma. Mijke Zeegers vertelt. Mijke Zeegers’ officiële functietitel binnen de Erasmus Universiteit is Business Developer International Education. Oftewel: ze helpt docenten bij het vormgeven van onderwijsprogramma’s waarbij internationale partners een rol spelen. In 2016 opperde Zeegers bij het Erasmus Trustfonds dat er een subsidie moest komen voor (in eerste instantie internationale) studenten die om verschillende redenen zelf niet in staat zijn een master­ opleiding te financieren. Die subsidie is er gekomen; het Erasmus Trustfonds Scholarship Programma. Niet alleen ideaal voor studenten die op zoek zijn naar gelden om te kunnen studeren, maar ook een nieuwe manier om de universiteit op de internationale kaart te zetten. Er bestond al wel een beurs voor studenten, het Holland Scholarship Programma. Deze beurs keerde de studenten een bedrag van vijfduizend euro uit. Voor buitenlandse studenten was dit niet voldoende om hun volledige studie mee te dekken, met als gevolg dat zij alsnog afhaakten en zich niet inschreven aan de universiteit. Daardoor liep de universiteit excellente studenten mis, was Zeegers van mening. Zodoende werd het Trustfonds Scholarship Programma opgericht; een beurs van vijftienduizend euro die bestaat bij de gratie van schenkingen. Dat klinkt wellicht een­ zijdig, dat is het volgens Zeegers niet: ‘Het is juist een mogelijkheid voor alumni om iets terug te doen voor de universiteit. Tegelijkertijd wordt jongeren die zich dat zelf niet kunnen veroorloven, een kans op ontwikkeling en een mooie carrière geboden.’ Anoniem doneren is mogelijk, maar donoren kiezen er vaak ook voor om

contact te onderhouden met de student; een vorm van mentorschap. De donor kan zelfs een voorkeur uitspreken voor het type student waar het bedrag aan gedoneerd wordt. ‘Heeft donor x bijvoorbeeld een bedrijf in China gevestigd en is het daarom interessant om studenten uit dat land met een bepaalde expertise te ondersteunen, dan kan dit uiteraard,’ aldus Zeegers. Het afgelopen jaar hebben vier studenten door de steun vanuit het Trustfonds een opleiding genoten. Het jaar ervoor waren dat er twee. In totaal hebben al acht studenten een masteropleiding kunnen volgen aan de universiteit, dit betekent dat iedere faculteit een beurs toegekend heeft gekregen. Het streven is dit aantal op te schroeven naar vijftig studenten per jaar. Maar hoe doe je dit als universiteit? Uiteraard door donoren aan te trekken. De universiteit is gezegend met een behoorlijk talentvol bestand waarin alumni van naam en faam zitten. Maar dit alleen is niet genoeg voor het laten slagen van het programma. Zeegers en haar collega’s bezoeken bijvoorbeeld ook verschillende internationale beurzen en andere universiteiten om de Rotterdamse universiteit en zijn vernieuwende onderwijs op de kaart te zetten. Niet alle gelden voor de beurs zijn overigens afkomstig van donoren. Een deel van het geld uit het Trustfonds komt bijvoorbeeld binnen via de Erasmus Charitiy Run; een loop georganiseerd door studenten als onderdeel van de Rotterdamse Marathon. De universiteit is nu zichtbare uitkomsten van het donorschap aan het monitoren. Zeegers: ‘Het idee is dat we de komende jaren een trackrecord opbouwen, zodat we aan donoren kunnen laten zien wat het effect is van het sponsorgeld en dat iedere donatie wel degelijk een verschil maakt in het leven van een student.

48


ONDERWIJSINNOVATIE

Marieke Veenstra

‘ We willen activerend onderwijs dat aansluit bij studenten’ De student anno 2018 is opgegroeid met internet, social media en video’s en verwacht te allen tijde ­interactie en feedback. Maar het onderwijs is daar nog niet op toegesneden. De Community for Learning & Innovation probeert hier verandering in te krijgen. ‘De klassieke manier van hoorcolleges, boeken en syllabi aanbieden, sluit niet meer aan bij de huidige generatie ­studenten. Ze vinden het slaapverwekkend,’ zegt Marieke Veenstra, programmamanager van de Community for Learning & Innovation (CLI). Aan het vorig jaar opgerichte ‘kennis-en support platform’ CLI hebben alle faculteiten van de Erasmus Universiteit Rotterdam zich gecommitteerd. Het doel: het onderwijs aan de EUR beter laten aansluiten op de nieuwe generatie studenten. ‘Wij proberen docenten te stimuleren om hun onderwijs anders in te richten. We willen echt activerend onderwijs dat aansluit op de manier van kennisverwerving bij studenten.’ Ter illustratie geeft Veenstra het voorbeeld van kennisclips waarin lastige leerstukken kort worden samengevat. ‘Ter voorbereiding op een tentamen kan de student de videoclip net zo vaak afspelen totdat hij of zij het begrijpt. Je kunt ook denken aan een game app waarin studenten op een speelse manier kunnen oefenen met tentamenvragen.’

Learning innovation lab In november heeft de CLI ook een fysiek uithangbord gekregen: het Learning Innovation Lab, gezeteld in het Polak-gebouw op de Woudestein-campus. ‘Docenten kunnen daar gemakkelijk in- en uitlopen. We geven ze advies als ze bijvoorbeeld hun vakken willen vernieuwen. In het Lab is ook een hypermoderne studio gebouwd waar docenten hun colleges kunnen opnemen,’ vertelt Veenstra enthousiast. Het idee is dat het Lab ook een ontmoetingsplaats wordt waar ‘inspiratiesessies’ komen waarin docenten elkaar vertellen hoe zijn hun vakken hebben vernieuwd.

‘We willen mensen uitnodigen om hun krachten te bundelen’

Docenten stimuleren Dit soort onderwijsvernieuwingen komen niet zomaar bovendrijven; het vergt de nodige inspanning van docenten. De CLI is dan ook opgericht om docenten daarin te onder­ steunen. ‘We willen mensen binnen de faculteiten uitnodigen om hun krachten te bundelen en samen te werken aan onderwijsvernieuwing en kwaliteitsverbetering,’ zegt Veenstra. ‘Als een docent een paar jaar geleden iets wilde vernieuwen dan moest hij dat vaak op eigen houtje doen. Met de Community for Learning & Innovation bieden we ze nu deze ondersteuning.’

NAAM: Marieke Veenstra STUDIE: Maatschappij­

TEKST: Dennis Mijnheer

Het ondersteuningspakket van CLI is divers. Docenten kunnen onder andere trainingen en coachingtrajecten volgen, ze krijgen begeleiding op het gebied van onderwijs­innovatie en er wordt financiële ruimte ­geboden voor onderzoek naar onderwijsvernieuwing. Ook studenten mogen projecten aandragen en ­uitvoeren met betrekking tot onderwijsvernieuwing.

geschiedenis aan de Eurasmus Universiteit Rotterdam (ESHCC) FUNCTIE: Programmamanager van de Community for Learning & Innovation

FOTO: © Aurélie Geurts

49

Het Learning Innovation Lab is niet de enige mijlpaal. Afgelopen september zijn alle EUR-docenten overgeschakeld op het digitale leerplatform Canvas. ‘Canvas is heel inter­ actief en gebruiksvriendelijk voor zowel docenten als ­studenten.’ Veenstra ziet het als een belangrijke stap in de goede richting.


ONDERWIJSINNOVATIE

MEEDOEN?

ESL waardeert het wanneer alumni betrokken blijven bij de faculteit. Zo is er het jaarlijkse alumnidiner en is het mogelijk om vanuit MyFuture in contact te komen met huidige studenten. Neem voor meer informatie contact op met Hanz Zwart via eslalumni@law.eur.nl.

Martijn Roos (staand) en Hanz Zwart

50


ONDERWIJSINNOVATIE TEKST: Dennis Mijnheer FOTO: © Claudia Broekhoff

Hanz Zwart/Martijn Roos

My Future Wie na vier of vijf jaar is afgestudeerd, mist nog wel eens wat zelfinzicht en sociale handigheid. De faculteit Erasmus School of Law biedt studenten daarom het programma MyFuture aan. Het gebeurt niet iedere dag: Pieter Cloo, de voormalig secretarisgeneraal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid die speciaal naar de campus komt om een aantal studenten van de Erasmus School of Law (ESL) een inkijkje te geven in de beroepspraktijk. Alumnus Cloo maakte in mei van dit jaar een paar uur in zijn agenda vrij om een vijftigtal studenten met hun toekomst te helpen. ‘Een gesprek met zo’n ervaren iemand levert een student heel veel op. Er vallen dingen opeens op hun plek of ze weten daarna beter wat ze willen na hun studie,’ zegt Hanz Zwart, manager Development bij de faculteit ESL. Twee jaar geleden is Zwart samen met Martijn Roos, tot deze zomer manager Externe Relaties, gestart met het pilotproject genaamd MyFuture. Het programma is erop gericht om studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op hun toekomst. Eén van de pijlers is om studenten in contact te brengen met alumni. De voorraad is bijna onuitputtelijk: ESL telt er inmiddels ruim vijftienduizend. Gereedschapskistje Zwart benadrukt de noodzaak van MyFuture vanwege de kortere studententijd. ‘Vroeger kon je nog rustig negen jaar studeren, maar tegenwoordig is de studiedruk veel hoger: vier jaar met een beetje uitloop. We kregen uit de beroepspraktijk dan ook te horen dat afgestudeerden heel jong zijn en een soort sociale touch missen om zich goed te kunnen bewijzen in een kantooromgeving. We moeten studenten wat extra vaardigheden leren om ze daarop voor te bereiden.’ Roos ving dezelfde geluiden op. ‘Vanuit de beroepspraktijk kregen we te horen dat het niet alleen maar om de inhoud draait

NAAM: Hanz Zwart STUDIE: Massacommunicatie

& Public Relations aan de Universiteit van Amsterdam FUNCTIE: Manager ­Development bij de faculteit ESL

maar ook om nieuwsgierigheid, passie en presentatie zodat ze een afgestudeerde met vertrouwen naar een cliënt kunnen sturen.’ Studenten worden daarom op meerderde vlakken onder handen genomen. Zo kunnen ze, al voorafgaande aan de Eureka-week, meedoen aan een zogeheten Pre Academic Programme. Roos: ‘Ze komen vier dagen naar de campus, ontmoeten ruim honderd toekomstig medestudenten en gaan aan de slag op het gebied van persoonlijk leider­ schap. Het doel is dat ze vanuit de kiemfase al nadenken waarom ze deze studie gekozen hebben en welke persoonlijke doelen daarbij horen. Maar dat ze ook nadenken over ­vragen als: wie ben ik en hoe ziet mijn omgeving eruit? En welke skills moet ik nog ontwikkelen? Het doel is dat ze na hun afstuderen een gereedschapskistje hebben waarmee ze goed voorbereid zijn op de toekomst.’ Niet alleen op de inhoud Het nadenken over jezelf en het stellen van doelen komt vanuit MyFuture ook aan bod tijdens de studie. In het eerste jaar staat persoonlijk leiderschap centraal. ‘Studenten kunnen zich in de breedte ontwikkelen door workshops te doen zoals timemanagement, stressmanagement, pitchen en presenteren,’ zegt Roos. ‘In de master komen daar nog de meer arbeidsgerichte onderdelen bij zoals solliciteren, netwerken, maar ook kleding­ advies. Het is allemaal gericht op een duur­ zaam verblijf in hun eerste baan op niveau.’ Het verkrijgen van de juiste inzichten is ­volgens Zwart essentieel. ‘Je zou verwachten dat juristen allemaal advocaat of rechter willen worden maar dat is niet het geval. Niet iedereen is geschikt voor een Zuidas­ kantoor of een groot kantoor in Rotterdam. Het is een breed spectrum waar onze ­studenten na hun studie belanden. Het is dan ook belangrijk dat ze tijdens hun studie al achterhalen waar hun talenten liggen, welke kant ze op willen en welke vaardig­ heden daar bij horen. Wij bieden dat aan.’

NAAM: Martijn Roos STUDIE: Rechten, Erasmus

School of Law FUNCTIE: Was Project leader Career Services Erasmus Universiteit Rotterdam, is Project Manager ­Goldschmeding Foundation

51

MyFuture kent een bijkomend voordeel. Roos: ‘We zijn bezig met de alumni van de toekomst, want als we studenten in ons programma een goede ervaring bieden dan is dat van invloed op hun betrokkenheid. En als ze dan uiteindelijk zelf een carrière hebben dan kunnen zij weer onze nieuwe studenten helpen.’


MIJN STUDENTENTIJD

Brendan Jansen op de Haar

‘ Als het erin zit, komt het eruit’ 52

Hij overwoog de kunst­ academie maar koos voor Bedrijfskunde. Tegen de tijd dat hij moest afstuderen, runde hij al een eigen bedrijf. ‘Vrienden studeerden natuurlijk wel af. Dat was even wrang, maar je ontwikkelt jezelf in rap tempo zodra je het veld in gaat.’


MIJN STUDENTENTIJD

Het glazen kantoor van Brendan Jansen op de Haar (33) doet ietwat denken aan een studentenwerkplaats. Maar laat je niet mis­ leiden: Kleinhandel is een almaar groeiend bedrijf en inmiddels een begrip in stad en omstreken. De co-working space beslaat tien procent van het Groothandelsgebouw en de oud-student Bedrijfskunde voorziet hier dik 125 bedrijven van een werkplaats. Twee dagen per week is de jonge onder­ nemer hier te vinden; de overige dagen verblijft hij in Amsterdam, bij zijn andere bedrijf Try Catch. ‘Waarom wilden jullie mij eigenlijk inter­ viewen?’ steekt hij van wal. ‘Ik heb mijn studie niet afgemaakt, maar word áltijd gevraagd voor dit soort dingen. Ik heb wel les gegeven in entrepreneurship – dat zal het zijn.’ Waarom heb je je studie niet afgemaakt? ‘Ik heb mijn bachelorscriptie nog geschreven, maar mis twee vakken: corporate finance en management accounting – echt de struikelvakken. Ik heb het ooit geprobeerd af te maken toen ik net mijn eerste bedrijf runde. Maar toen had ik de tijd niet meer…’ Waarom koos je destijds voor Bedrijfskunde? ‘Na het VWO in Zoetermeer wilde ik eigenlijk naar de kunstacademie in Den Haag. Het leek me tof, maar toch twijfelde ik. Mijn oma vertelde toen dat háár vader ooit voor het­ zelfde dilemma stond. En zíjn vader stond erop dat hij ‘gewoon’ zou gaan studeren. Hij werd een heel succesvol ondernemer en heeft daarna prachtige schilderijen gemaakt! Zijn ouders hadden destijds gezegd; ga nu maar studeren, als het erin zit komt het er nog wel uit.’

kennismaking met de stad en de universiteit, maar ik heb me nooit bij een studentenvereni­ ging aangesloten. Ik zag destijds denk ik teveel ­eenheidsworst… Tegenwoordig kijk ik daar wel anders naar.’

TEKST: Karin Koolen FOTO: © Jennifer Remme

Je bent wel aangesloten geweest bij ­studievereniging ESE en hebt daar een ­bestuursjaar gedaan ‘Dat was leuk! Een studievereniging is meer inhoudsgedreven. Ik heb heel veel geleerd in dat jaar. Ik was verantwoordelijk voor de ondernemerschapscyclus – die naam hebben we later maar omgedoopt naar entrepreneurship cycle, dat klonk toch beter! Ik kon me daar echt in vastbijten. Geld ophalen, nog betere sprekers aantrekken. Toen het jaar voorbij was, was het een zwart gat. Ik had weinig aan mijn studie gedaan, maar wel het zetje gekregen voor een eigen bedrijf.’

‘Ik heb mijn studie niet afgemaakt, maar word áltijd gevraagd voor dit soort dingen!’ Wat heb je daar geleerd? ‘Mijn studietijd was voor mij een heel vormende periode. Ik had vroeger veel scherpe randjes. Kon snel boos worden, scherp uit de hoek komen. Ik was heel ongeduldig – dat ben ik in zekere zin nog steeds. Vroeger beoordeelde ik iets snel als incompetentie. Met de jaren leerde ik dat er meerdere manieren zijn om ergens te komen. Consensus in een groep is zo belangrijk om op lange termijn vooruit te komen.’

Dus het werd Bedrijfskunde? ‘Ja. Ik had altijd al veel ideeën. Van een autowasservice tot aan het plan voor een discotheek in Berlijn – veel metrostations waren na de val van de muur ghoststations geworden en daar zag ik een kans. Ik was destijds 14, nog nooit in een club geweest maar ik had de tekeningen al klaar.’ Hij lacht. ‘Bedrijfskunde rijmde en de Erasmus stond goed aangeschreven. Ik koos voor IBA Universiteit (International Business Administration) – het internationale sprak me aan.’

Heb je spijt dat je de studie niet hebt afgemaakt? ‘Nee. Alhoewel ik nog wel een poging gedaan heb, ook omdat mijn ouders ervoor gespaard hadden. Vrienden studeerden natuurlijk wel af. Dat was even wrang, maar nu krijg ik van hen juist ook de erkenning voor de dingen die ik doe en neerzet. Je ontwikkelt jezelf in rap tempo zodra je het veld in gaat.’

Wat voor student was je? ‘Een luie, vrees ik. Studeren vond ik niet per se plezierig. Ik was ook niet gewend veel te doen. Dat ging op het VWO prima, maar op de uni moest je wel écht gaan bikkelen. De Eureka vond ik leuk, een mooie

En, tot slot, wordt er nog geschilderd? Hij lacht. ‘Ik heb verf, een ezel en de doeken thuis staan. Allemaal leeg. Maar dat geeft niet, mijn behoefte om dingen te maken kan ik hier ook kwijt. Net zoals voor mijn opa gold: als het erin zit, komt het eruit.’

Voel je weleens een extra bewijsdrang? ‘Daar ben ik niet mee bezig. Ik wil mijn bedrijven enkel nog beter maken. Daar ligt mijn aandacht.’

53

NAAM: Brendan Jansen

op de Haar STUDIE: Bedrijfskunde aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University FUNCTIE: Oprichter van Kleinhandel, de grootste co-working space van Rotterdam, gevestigd in het Groothandelsgebouw. In 2015 startte hij daarnaast Try Catch (een bedrijf dat techtalent bij bedrijven plaatst).


CONTACT & COLOFON

Van links naar rechts, van boven naar beneden Jacqueline Hoornweg, visagist Hyshil Sander, illustrator Yael van der Wouden, eindredactie (Engels) Mark Uyl, fotograaf Claudia Broekhoff, fotograaf Pauline Bijster, journalist Karin Koolen, journalist Agnes Zeilstra, Art-director Maarten Wolterink, cartoonist Eva Hoeke, journalist Marjolein Stormezand, journalist Jennifer Remme, fotograaf Hugo Koppe, redactie-secretariaat Sanne Rooseboom, eindredactie (Nederlands) Cora Boele, projectleider ­Academisch Erfgoed Sjoerd Wielenga, j­ournalist Sander Meij, corrector Dennis Mijnheer, journalist Yasmina Aboutaleb, journalist ­Carien van der Wal, hoofdredacteur Sonja Nollen-Smith, adviseur Antim Wijnaendts van Resandt, ­fotograaf Marco ten Pierik, ­drukwerk Michiel van der Pol, illustrator Ronald Borremans, vormgeving Aurélie Geurts, fotograaf Ramona Deckers, fotograaf Inge Jansen, journalist Aysha Gasanova, fotograaf

Foto’s Jacqueline, Yael, Pauline, Marjolein, Jennifer, Hugo, Cora, Carien, Sonja, Antim: © Jennifer Remme Foto Malou van Hintum: © Lucy Lambriex Foto Sanne Rooseboom: © Chris van Houts Foto Hyshil Sander: © Wimer Hazenberg Foto Sander Meij: © Koos Hageraats

Sly Masmeijer, illustrator Loes Singeling-van der Voort, journalist Malou van Hintum, journalist Sanne van der Most, journalist & fotograaf

54


Bezoek de EUR webshop voor cadeaus, kleding, gadgets en meer.

Erasmus Notitieboek formaat 17x24 cm

Erasmus medaillons van luxe Fair Trade chocolade

Van â‚Ź 17,50

voor â‚Ź 15,Erasmus hooded classic Unisex Grey Melange

De originele Erasmus Senz stormparaplu

Erasmus hooded vintage Dames Navy

Erasmus hooded vintage Men Navy

24 uur per dag bestellen

webshop.eur.nl

Voor 20.00 uur besteld, dezelfde dag verzonden

Speciale metalen Erasmus jubileum dopper

Veilig en makkelijk online betalen 10% korting voor EUR Connect leden



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.