![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/f7eb3980263aa506d0a311550558640b.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
19 minute read
Portret
beeld RD, Anton Dommer holt
Kees Eijkelboom (45) ... staat sinds kort weer voor de klas
ijn schoolloopbaan en
Zcarrièrepad zijn naar eigen zeggen niet standaard. Na de mavo, tuinbouwschool, twee jaar havo, de pabo in deeltijd en een aantal jaren werken als hovenier, op een accountantskantoor en in het onderwijs in Zuid-Afrika en Nederland, kwam Kees Eijkelboom bij stichting Friedensstimme terecht.
Maar na negen jaar als bureaucoördinator was hij eraan toe om zichzelf verder te ontwikkelen. „Ik denk dat de mens geschapen is om te woekeren met zijn talenten. Ik heb goed nagedacht over wat Gods bedoeling met mijn leven is. Verder nam ik mijn voorliefde voor taal en lezen mee in mijn beslissing.” In de afgelopen zomervakantie solliciteerde hij op een vacature voor een docent Nederlands bij het Hoornbeeck College in Gouda. Eijkelboom werd aangenomen. Om zijn lesbevoegdheid te behalen, volgt hij nu de lerarenopleiding Nederlands aan de Driestar hogeschool in Gouda.
Hij kon kiezen voor een verkorte zijinstroomroute, maar vindt het mooi om de diepte in te duiken. Daarom doet hij de opleiding in vier jaar. „Op dinsdag- en donderdagavond heb ik college en daar geniet ik erg van. Ik vind het ijn om bezig te zijn met mijn hersenen en om iets voor de studie te moeten doen. Het is veel leer- en leeswerk en dat vereist een strakke planning. Tegelijkertijd is het belangrijk om er niet al te strak mee om te gaan. Als ik een keer iets niet af krijg, ga ik wat langer door of kom ik de volgende ochtend eerder uit bed. Wel merk ik dat mijn hersencellen niet meer zo jong zijn als twintig jaar geleden. Sommige dingen, zoals zinsanalyse en zinsontleding, gingen me vroeger gemakkelijker af dan nu. Aan de andere kant vind ik het eenvoudiger om lange en moeilijke teksten te lezen dan de meeste van mijn jongere medestudenten.”
Eijkelbooms vrouw en vier kinderen reageerden positief op de carrièreswitch van hun man en vader. „Als gezin houden we van taal en lezen. Mijn kinderen vinden het alleen maar logisch dat ik iets met de Nederlandse taal ga doen. Ze geven me zelfs adviezen over hoe ik als docent voor de klas moet staan en wat ik vooral niet moet doen.”
Het lesgeven is even wennen, vindt Eijkelboom. „Van nature ben ik introvert. Daardoor kost het me veel energie om voor een klas te staan en in een dynamisch team mee te draaien. Maar ik kan erg genieten van de contacten met leerlingen en ik vind het mooi om iets voor hen te kunnen betekenen.”
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/eb9b0c19bff3f59344ab6c454ba94f8c.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Werkend leren bij Vlastuin Group
Hoewel we in een roerige ijd leven, blijt metaaltoeleverancier en trailerfabrikant Vlastuin Group op zoek naar goede vakmensen en naar jongeren die juist het vak willen leren. Betuwnaar Max Harteman (18 jaar) valt onder de laatste groep. Hij starte tweeënhalf jaar geleden de BBL-opleiding Logisiek bij Vlastuin Group. Onlangs nam hij zowel de diploma’s voor niveau 2 als 3 in ontvangst. De diploma’s bleken geen eindstaion: Max volgt inmiddels de BBLopleiding Allround Construciebankwerker & Lasser. Hiervoor gaat hij twee dagen in de week naar school en werkt hij drie dagen bij Vlastuin Group. Laatstgenoemde betaalt zijn opleiding. Veroverde de techniek plotsklaps je hart? ‘Inderdaad! Als leerling-logisiek verzamelde ik de onderdelen, kwam op alle afdelingen van Vlastuin en raakte onder de indruk van de producten. Logisiek voelde niet af, ik wilde meewerken aan de mooie eindproducten!’ Hoe kwam je bij Vlastuin Group terecht? ‘Voor de middelbare school moest ik ergens stage lopen. Omdat ik niet precies wist wat ik wilde, koos ik voor Vlastuin vanwege de brede mogelijkheden. Na mijn stageperiode vertelden ze dat ik ook een BBL-opleiding bij hen zou kunnen volgen. Dat leek me wel wat!’ Waarom koos je voor nóg een derde BBL-opleiding? ‘Ik zat in het ritme van leren en Vlastuin bood mij de kans. Als je die kans krijgt, moet je hem grijpen!’ Raad je het anderen jongeren aan om bij Vlastuin Group te werken? ‘Jazeker! Als je gemoiveerd bent, goed je best doet, dan wordt dat hier beloond en heb je hier een hele goede, brede en uitdagende werkomgeving. Het komend jaar krijg ik bijvoorbeeld de kans om op alle afdelingen te werken, om zo breed mogelijk ervaring op te doen. Op al deze afdelingen helpen collega’s me en hoef ik niet bang te zijn om een minder slimme vraag te stellen. Het is écht een familiebedrijf, ondanks de grote.’ Wat vind je tot dusver het leukste? ‘Lassen!’
Vlastuin Group B.V. Hogeveldseweg 5A 4041 CP Kesteren 0488 482 194 info@vlastuin.nl www.werkenbijvlastuin.nl (TOEKOMSTIGE) VAKMENSEN GEZOCHT Vlastuin Group vervaardigt eigen producten, waaronder de bekende trailermerken D-TEC, Bulthuis en Vogelzang, maar ook halfabricaten en lassamenstellingen voor Europese fabrikanten. Een landbouwmechanisaiebedrijf maakt de groep compleet. Vlastuin zoekt vakmensen of mensen die opgeleid willen worden tot een goede vakman. Kijk voor meer informaie op www.werkenbijvlastuin.nl.
beeld Cees van der Wal
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/307e6092b7d03939e3a419ac665b34a6.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Anke Preesman-Vlaardingerbroek (65) ... was vijftig toen ze afstudeerde
e werkte in het gemeentezie-
Zkenhuis te Sliedrecht, maar toen Anke Preesman op twintigjarige leetijd trouwde en daarna zwanger werd, stopte ze met werken. „Mijn man en ik kregen vijf kinderen. Ik was fulltime moeder en huisvrouw en dat vond ik een prachtige baan.”
Toch begon het na een aantal jaren te kriebelen. In 1994 werd het verpleeghuis Salem in Ridderkerk geopend. Preesman solliciteerde als vrijwilligster en bracht bewoners van hun kamer naar de kapster die verderop in het tehuis zat. „Ik vond het jammer dat ik als vrijwilligster mensen niet naar de wc mocht helpen of verzorgen. Daarom solliciteerde ik in 1998 als oproepkracht. Ik kwam aan het bed te werken, op een afdeling met dementerende ouderen. Het was ijn om iets voor hen te kunnen betekenen.”
Na drie jaar als oproepkracht vond Preesman de combinatie van het werk en haar gezin lichamelijk gezien steeds zwaarder worden. Daarom volgde ze, samen met haar achterbuurvrouw, een opleiding tot doktersassistente. „Daarna werkte ik als doktersassistente op de poli psychiatrie en de poli geriatrie in het Albert Schweitzer Ziekenhuis in Dordrecht. Ik maakte afspraken en ik plande onderzoeken in, maar ik miste het echte contact met patiënten.” Daarom besloot Preesman dat ze de opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening wilde volgen. „Mijn man heet me hierin enorm gesteund. Op mijn 47e, in 2003, begon ik aan de opleiding. Ik ging één dag per week naar de Christelijke Hogeschool in Ede en ik liep twee dagen per week stage op de psychiatrische afdeling in het Albert Schweitzer Ziekenhuis. Daarnaast werkte ik nog enkele uren per week op de poli in het ziekenhuis. Onze kinderen reageerden positief op mijn studie. Ik had een eigen kamertje boven, waar ik ongestoord kon studeren. Mijn man heet in die periode heel veel gedaan voor ons gezin. Ik ben hem dankbaar dat ik de stap mocht zetten om te gaan studeren. Dat was in die tijd niet standaard voor een getrouwde vrouw.” Vier jaar later behaalde Preesman haar diploma, waarna ze met veel plezier bij de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg heet gewerkt als gezinsvoogd. Na vier jaar solliciteerde ze op een vacature voor maatschappelijk werker bij Salem. „Toen ik werd aangenomen heb ik nog een eenjarige post-hbo-opleiding tot ouderenadviseur gevolgd. Ik geniet van mijn werk bij Salem, omdat ik hierin iets voor anderen kan betekenen. Ik ben God dankbaar voor hoe Hij mijn leven geleid heet.”
beeld RD, Anton Dommer holt
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/3fe39605e1e85d372fb8a01e9b5d9b2f.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Arjan Duijzer (36) ... switcht van ICT naar hulpverlening
ij heet een heuse
Hcarrièreswitch gemaakt: van sotwareontwikkelaar naar hulpverlener.
Arjan Duijzer heet een achtergrond als ICT’er, maar zit sinds september weer in de collegebanken voor de deeltijdstudie social work aan de Christelijke Hogeschool Ede. Een linke verandering. „Ik had al langer de wens om iets voor mensen en de maatschappij te betekenen en psychologie heet me altijd geïnteresseerd. Mede door de coronapandemie zie ik steeds meer mensen met psychische problemen. Ik wil mensen graag helpen om daarmee om te gaan.”
Hij belde verschillende mensen die werkzaam zijn in de hulpverlening om ze te vragen naar hun ervaringen. „Ook vanuit het geloof was ik ermee bezig. Wat is de weg die ik moet gaan? Uiteindelijk besloot ik om social work te gaan studeren.”
De vader van drie kinderen studeert veel thuis en heet eens per drie weken een contactdag op school. Hij vindt het ijn om docenten te zien, colleges te volgen en contact te hebben met medestudenten.
Naast zijn studie werkt Duijzer nog drie dagen per week in de ICT. Verder loopt hij één dag per week stage. De overige dag gebruikt hij om thuis te studeren. „Ik heb deze keuze uitvoerig met mijn vrouw besproken en zij steunt mij volledig. De studie is goed te combineren met mijn werk en het gezinsleven, maar ik moet wel keuzes maken in wat ik wel en niet doe. Zingen is mijn passie en ik ben lid van een kamerkoor, maar daar ben ik voorlopig mee gestopt.”
Op dit moment loopt Duijzer voor zijn studie stage bij Huizen van Hoop in Gorinchem, een instelling waar mensen met psychiatrische of verslavingsproblematiek begeleid wonen. Daar loopt hij mee met hulpverleners. „Zo maak ik kennis met het groepswerk. Ik vond het spannend om te beginnen, want het is een totaal andere omgeving dan waarin ik normaal gesproken werk. Ik maak bijvoorbeeld crisissituaties mee en ik heb gesprekken met bewoners: dat is mooi om te doen.”
Het studeren bevalt Duijzer goed. „Het is leuk en leerzaam. Wel voel ik een druk om er steeds mee aan de slag te gaan. Maar ik ben gemotiveerd, dus dat gaat vanzelf. In de eerste weken van de studie kreeg ik veel informatie te verwerken en moest ik allerlei nieuwe systemen leren kennen, maar nu weet ik hoe alles werkt. Ik hoop me de komende tijd verder te ontwikkelen en me door middel van stages te oriënteren op een baan die bij me past.”
beeld RD, Anton Dommer holt
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/bbf183853a5597cd1502706a32c19b96.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Mirjam Smelt (51) ... ontwikkelde zich tot wijkverpleegkundige
e was zestien toen ze de havo
Zafrondde en wilde graag verpleegkundige worden. Maar omdat ze te jong was om een opleiding tot verpleegkundige te volgen, ging Mirjam Smelt aan de slag voor een uitzendbureau. Na een haljaar werd ze aangenomen op de abonneeservice van het Reformatorisch Dagblad. „Daar heb ik met veel plezier gewerkt. Het idee om de zorg in te gaan verdween naar de achtergrond, omdat ik al vrij jong verkering kreeg en we op den duur trouwplannen hadden. Toen mijn oudste kind geboren werd, ben ik volledig gestopt met werken.”
Nadat ze twaalf jaar lang niet had gewerkt, ging de inwoner van IJsselmuiden in 2003 ongediplomeerd en onervaren aan de slag in de thuiszorg. Daar mocht ze alleen basiszorg verlenen. „Ik waste cliënten, hielp hen met douchen en trok hen steunkousen aan. Na verloop van tijd mocht ik een interne opleiding gaan doen die speciiek gericht was op de thuiszorg. Omdat ik graag meer verantwoordelijkheid wilde krijgen op het werk, begon ik in 2012 aan een deeltijd mbo-opleiding niveau 3 verzorgende IG aan Landstede in Zwolle. Deze opleiding duurde anderhalf jaar. Ik mocht verpleegtechnische handelingen gaan verrichten, zoals medicatie uitdelen, katheteriseren en insuline spuiten.”
Smelt wilde zich graag verder ontwikkelen in haar vak. Daarom volgde ze een mbo-opleiding verpleegkunde niveau 4 aan het Deltion College in Zwolle. „Ik ging één dag per week naar school en op de overige dagen werkte ik of liep ik stage. Tijdens deze opleiding leerde ik meer over onder andere anatomie en ziekteleer. In 2019 rondde ik deze opleiding af. Omdat ik graag zelf beslissingen op het werk wilde nemen, ben ik meteen doorgegaan met de hbo-opleiding verpleegkunde aan de Hogeschool Viaa in Zwolle. Als het goed is, krijg ik mijn hbo-diploma in februari 2022.”
Het studeren was soms zwaar, vindt de gescheiden moeder van zes kinderen. „Het is veel werk, maar ik ben een doorzetter. Drie kinderen wonen nog thuis. Overdag zijn ze op school of aan het werk, dus dan heb ik tijd genoeg om aan de studie te gaan. Verder heb ik een goede hulp in de huishouding.”
Smelt heet geen spijt van haar studiekeuze. „Ik heb me ontwikkeld als verpleegkundige en de diepgang in de studie heet me verrijkt als persoon. Misschien begin ik er ooit nog aan om me verder te specialiseren in dementiebegeleiding. Maar voor nu wil ik eerst even bijkomen van alles.”
beeld RD, Anton Dommer holt
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/414e3b6f4cc519acfcda5215e9b1a31b.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Dorine Beens-van der Lelij (49) ... studeert pedagogiek vanuit huis
a het afronden van de havo
Nen de pabo ging Dorine Beens uit Genemuiden aan de slag als groepsleerkracht. Ondertussen trouwde ze en na de geboorte van haar tweede dochter deed ze invalwerk. „Later gaf ik schoolkinderen met een zorgbehoete individuele begeleiding. Maar nadat onze vierde dochter geboren werd, stopte ik volledig met werken. Het was goed om thuis te zijn bij de kinderen.”
Hoewel het huismoeder zijn Beens goed beviel, begon het op een gegeven moment te kriebelen. „Naast de zorg voor ons gezin wilde ik weer iets gaan doen.”
Ze las een oproep van de gemeente Zwartewaterland voor iemand die in een ouderklankbordgroep mee wilde denken over jeugdhulp en opvoedingsondersteuning. „Dat heb ik met veel plezier gedaan. Na verloop van tijd kreeg ik de tip om pedagogiek te gaan studeren. Ik dacht dat ik dat nooit zou kunnen, maar mijn man zei: „Als je het nu niet doet, komt het er nooit meer van.” Mede daarom startte ik in 2014 een thuisstudie hbo pedagogiek aan het NTI in Leiden.”
Inmiddels is Beens zeven jaar aan het studeren. Dit voorjaar hoopt ze haar studie af te ronden. „Een thuisstudie is pittig, omdat je geen contact hebt met medestudenten. Het vereist veel discipline. Regelmatig gaf ik een tentamen ook wel voorrang op huishoudelijke klusjes. Aan de andere kant kan ik studeren wanneer het uitkomt. Daardoor heb ik genoeg tijd voor de kinderen.”
Momenteel is Beens bezig met haar scriptie. Het is een onderzoek in opdracht van de gemeente Zwartewaterland. „Ik onderzoek of de opvoedingsondersteuning van de gemeente aansluit op de behoeten van ouders en kinderen. Het is erg veel werk en daardoor verloor ik voor het eerst in al die jaren de moed om door te gaan met de studie. Gelukkig heb ik doorgezet.”
Spijt van haar keuze om pedagogiek te gaan studeren heet Beens niet. „De inhoud van de studie spreekt me erg aan en ik heb er veel van geleerd. De opleiding is een verrijking van mijn leven.”
Wel had ze achteraf liever gekozen voor de klassikale variant van de studie. „Dan had ik contact met medestudenten en was ik waarschijnlijk al klaar geweest.”
Na haar studie wil Beens graag in de ambulante hulpverlening werken of op een andere manier ouders ondersteunen in de opvoeding van hun kinderen. „Er komt vast iets moois op mijn pad.”
Levenslessen van een student op kamers
Mirjam Roukema
Vieze wc’s, overgekookte pastapannen, plakkerige vloeren. Een echte student woont op kamers. En vast een beetje voor jezelf leren zorgen levert een schat aan ervaring op voor het burgerlijke leven.
Had iemand me ruim tien jaar geleden gezegd dat ik op kamers zou gaan en lid zou worden van een studentenvereniging, dan had ik die persoon uitgelachen. Na mijn serieuze vwo-tijd was ik van plan een serieuze studie te gaan doen (Nederlands) en bovenal: mijn studie serieus te nemen. Daar hoorden vele uren studeren bij, en zo min mogelijk aleidende dingen. Niet dat ik een nerd was; ik wilde gewoon graag goed presteren.
De afstand Ridderkerk-Leiden was prima per trein te overbruggen, zeker als je ook twee dagen collegevrij bent. Dus startte ik vrolijk met de ritjes Rotterdam-Den Haag-Leiden.
Amper een haljaar nadat ik met Nederlands begon, zat ik alsnog op kamers. Eenhoog, 15 vierkante meter ruimte, de middelste kamer in een gang van drie in de ‘bunker’ van Leiden: studentenappartementencomplex de Pelikaanhof. Bijna alles had ik in die kleine ruimte, die voor studentenbegrippen overigens ruim was. Een bed, een bureau, een kledingkast, een boekenkast, een tafeltje, stoelen, zelfs een koelkast en magnetron. Later woonde ik nog kleiner, en ook toen paste alles. Levensles nummer één: een mens kan met verbazingwekkend weinig ruimte toe. Wie klein leert wonen, is later met weinig tevreden.
De belangrijkste reden om toch het ouderlijk nest voortijdig te verlaten, was de studentenvereniging. Voor college treinde ik met liefde noord- en zuidwaarts, maar voor avondlijke activiteiten was dat toch een stuk minder handig. Om thuis te kunnen komen, moest ik op zijn laatst rond tien uur ’s avonds weg. Treinen rijden wel tot laat, maar ik moest het laatste stuk met de bus en kon het alleen al bij het idee die te missen Spaans benauwd krijgen. Bij Bijbelkringen, lezingen of studiekringen was rond die tijd vertrekken nog wel oké, maar bij borrels viel dat me erg tegen. Om over huishoudelijke vergaderingen nog maar te zwijgen. Tien uur ’s avonds? Dan begon het pas.
Snijbonen De eerste weken in mijn nieuwe stek waren wennen. In plaats van te trippelen op de brandschone vloeren bij moeder thuis plakten mijn voeten nu vast aan blauwig zeil. Van ramen
beeld iStock
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/e5adbcce24a0dcad4c6b7846b90ef4b1.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
zemen had niemand gehoord. Het aanrecht van de keuken heb ik denk ik nooit helemaal gezien; doorgaans stond daar wel wat verschoten serviesgoed op, dat nog dateerde van bewoners ver voor mij.
Koken was een verhaal apart. Thuis deed ik dat zelden tot nooit, dus moest ik me op mijn achttiende nog de beginselen van het koken, bakken en braden eigen maken. De eerste keer dat ik iets kookte –pasta uiteraard– schrok ik dusdanig van de stoom dat ik mijn huisgenoot vroeg „of dit normaal was.” Een andere keer wilde ik snijbonen eten. Op de verpakking stond dat ze direct te gebruiken waren. Mooi, dacht ik, en voegde ze toe aan de wokpan waar al talloze ondeinieerbare groenten in ronddobberden. En ik me maar verbazen over de knapperige bite van die bonen. Of die ene keer dat ik geen enkele vorm van saus in huis had, maar ook niet naar de winkel wilde. Dan maar pasta met wat kruiden erop gestrooid. Saaier dan dat heb ik het nog nooit gegeten.
Echt zelfstandig was ik overigens niet als student. Met enige vorm van jaloezie keek ik soms naar medestudenten die zo’n beetje alle tijd in Leiden doorbrachten, ook de weekenden. Zelf droop ik na een week college zeker de eerste jaren praktisch altijd weer af naar ‘thuis-thuis’. Niet de minste reden daarvoor: de was. Mijn trolley puilde standaard uit, op de heenweg met gewassen kledij en op de terugweg met een volle zak was. Direct bij thuiskomst gooide mijn moeder de vieze kleding in de machine en hing het op. Maandag kon het dan schoon en wel weer mee naar mijn kamer.
Overigens konden de bewoners van de Pelikaanhof prima zelf hun was doen. In de kelder waren een stuk of drie wasmachines opgesteld, waarvoor je online kon intekenen. Door middel van muntjes –te koop bij het beheer– zwengelde je het ding aan, om een paar uur later de was er kraakschoon uit te halen. Echt nodig was die sjouwpartij van mij dus niet. Stiekem was het
Snijbonen waren direct te gebruiken, stond op de verpakking
Met een trolley vol vuile was ging ik elk weekend naar mijn ouders
waarschijnlijk dus ook een beetje heimwee dat me naar Ridderkerk dreef.
Later ging ik alsnog gebruikmaken van de Leidse machines. Ook dat ging niet zonder slag of stoot. Vaak stond ik al ruim op tijd met mijn tasje vieze was te wachten bij het washok, benauwd dat een ander het bestond om op mijn tijdslot de wasmachine te gebruiken. Sommige mensen vergaten dat ze hadden gewassen. Kwam ik dan bij de gereserveerde wasmachine, dan zat de was van mijn voorganger er nog in. Meerdere keren heb ik andermans shirts, sokken en ondergoed uit de trommel moeten peuteren.
Veel studentenhuizen hebben een schoonmaakrooster. Bij ons was dat niet nodig, want er was een speciale schoonmaakservice, met de toepasselijke naam ”De Blinker”. Twee keer per week was het raak. Vaak lag ik nog te doezelen in bed, maar mijn nacht- en ochtendrust werd ruw verstoord door twee schoonmaakdames. De vloer kreeg standaard maar één behandeling: zuigen of dweilen. Om tijd te besparen werd de badkamer met enkel de douchekop onder handen genomen. Alle spullen die nog op het plankje boven de wastafel lagen, schoven ze onverbiddelijk de wastafel in. Wat precies in de keuken gebeurde, weet ik niet meer. Het resultaat was lastig te herkennen.
Hygiëne De schoonmaakservice gaf ons drieën een excuus om zelf nooit schoon te hoeven maken. Wellicht heb ik twee keer het toilet gepoetst. We betaalden voor de ‘service’, dus vertikten we het om zelf de schrobber ter hand te nemen. Levensles nummer twee: het is verbazingwekkend bij hoe weinig hygiëne een mens kan gedijen.
De Blinker blonk vooral uit in het schrijven van onbegrijpelijke briejes. Soms sloegen de dames en heren schoonmakers een weekje over, wegens een feestdag bijvoorbeeld. ”Bedank voor uw ongemak” kon er rustig onder aan zo’n mededeling staan. De mensen waren overigens bijzonder vriendelijk, als je eens ongewoon vroeg opstond en er eentje trof. Voor het leren van de rollende Leidse r kon je je bovendien beslist geen betere docenten wensen.
Zo’n vijf jaar heb ik mijn best gedaan de stereotypen van het studentenbestaan uit te leven. Laat naar bed, midden in de nacht snacks frituren, pasta eten. En tussendoor studeren, want die studiepunten kwamen uiteraard niet uit de lucht vallen. Naar college op een gammele iets, dwars over de Haarlemmerstraat en de Breestraat (voor de niet-kenners: dé straten van Leiden). Scripties schrijven in de universiteitsbibliotheek. In de pauze buiten klefe boterhammen eten, met de voeten bungelend boven de gracht.
Op kamers gaan is eigenlijk een tweede gezin krijgen, maar dan zonder ouders. Zeker voor mij als jongste kind –en de enige nog thuis– was het heerlijk om opeens surrogaatbroers en -zussen te hebben van bijna dezelfde leetijd. Slecht cijfer gehaald? De buurvrouw bood een luisterend oor. Ruzie thuis? De buurman zat maar één deur verderop. Talloze goede gesprekken hebben we gevoerd, het gros na twaalven.
Nu zou ik het niet meer kunnen: studeren, actief lid zijn van een vereniging en chronisch te laat naar bed gaan. Maar had ik het willen missen? Voor geen goud. Mogelijk was ik iets eerder klaar geweest met mijn studie als ik die bewuste ochtend in maart kamer 97B aan mijn neus voorbij had laten gaan en in Ridderkerk was blijven wonen. Mogelijk was mijn studieschuld dan ietsje kleiner geweest. Levensles nummer drie: geld is leuk, ervaring is onbetaalbaar. En nu ik fulltime beeld iStock burger ben, weet ik in ieder geval dat ik snijbonen eerst moet koken voor ik ze eet.
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/f78f04732ca4326824c1e825241c7e28.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/2f4d9b7aadce23a3fb0b2155c38e83b2.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
![](https://assets.isu.pub/document-structure/220303123718-abbc3ae5d471be2deaf55111ec647be7/v1/4213579211f505aed57d0f6c9c75c847.jpeg?width=720&quality=85%2C50)