![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
6 minute read
Natuur
from RDM Op pad
Dappere overlevers
Kees van Reenen In juni zetten Nederlandse grutto’s koers naar West-Afrika, ze leggen een vliegreis van ruim 4000 kilometer af. In oktober vliegen ze alweer terug naar het Iberisch schiereiland, om daar het voorjaar af te wachten. De grutto’s doen vakantieplekken aan waar mensen in deze tijden slechts van kunnen dromen, maar voor de vogels is het geen vakantie doch bittere noodzaak.
Bijna loodrecht rijst de dam van het Italiaanse stuwmeer omhoog. Aan de voet staat een steenbokmoeder met haar lam. Hoog boven de dieren sijpelt calciumrijk vocht uit het gesteente waaruit de stuwdam is opgebouwd, en de steenbokken weten dit. Sterker, dit calcium is voor hen van levensbelang. Maar hoe er te komen? Er is slechts één manier: klimmen.
Met al zijn kennis en vaardigheden staat de mens regelmatig versteld van de prestaties die wilde dieren leveren om te overleven. Indrukwekkend, mooi én wreed is de natuur. Des te meer je erover leest, des te meer ontzag je krijgt voor de vindingrijkheid van de Schepper. Hij rustte levende wezens uit met ongeloo ijke vaardigheden en zorgde voor allerlei mogelijkheden, zodat ze kunnen overleven in barre omstandigheden. ”Wezens”, want het begint al bij bacteriën die duizenden jaren in bevroren of uitgedroogde toestand kunnen overleven, om te ontwaken als de om-
Van pool tot pool
In de korte zomer zit het poolgebied vol leven, maar in de winter wordt dat anders. Op de Noordpool verblijven, naast eskimo’s, dan nog slechts zoogdieren als zeehonden en ijsberen. De vogels trekken weg – op één na. Pas eind twintigste eeuw werd ontdekt dat de brileider, die broedt voor de kust van Alaska en Siberië, overwintert in de bevroren Beringzee. Samen houden de vogels een paar wakken open en duiken ze naar voedsel op de bodem van de zee.
Vogel in het pakijs
Absoluut kampioen langeafstandstrek is de noordse stern. Als broedvogel bereikt deze zeevogel in Nederland zijn zuidgrens; de meeste broeden noordelijker. In de herfst gaan de sterns op de wieken, om pas te eindigen voor de kust van Zuid-Afrika en Antarctica, een reis van tegen de 20.000 kilometer. In 1982 werd een vogel gevangen die 22.000 kilometer had afgelegd, gemiddeld meer dan 240 kilometer per dag. Zo ziet de noordse stern waarschijnlijk het meeste daglicht van alle dieren.
standigheden eindelijk weer gunstig worden. Schimmels die gezamenlijk een netwerk van duizenden miljarden kilometers aan schimmeldraden vormen waarmee plantenleven mogelijk wordt. En planten die soms tientallen jaren als zaad kunnen overleven, om te ontkiemen zodra de kans zich voordoet. Taaie acacia’s die met hun metersdiepe wortels kunnen overleven in de woestijn. Cactussen die dezelfde gloeiende omstandigheden trotseren door water op te slaan in hun dikke stengels en bladeren. Mossen die driekwart van het jaar bevroren onder de sneeuw overleven om tijdens de korte zomer op de toendra tevoorschijn te komen en sporen te vormen.
Het meest spreken echter de dieren tot onze verbeelding.
Diepzeehengelvis Op 4 kilometer diepte bij de bodem van de oceaan is de waterdruk ontzaglijk, de temperatuur slechts iets boven nul en de duisternis volkomen. Of toch niet? Kijk daar, een lichtje dat langzaam heen en weer beweegt. Zou er op deze plek leven zijn? Warempel; het lichtje bevindt zich aan het uiteinde van een soort hengel op de kop van een verder onzichtbare zwarte vis, een diepzeehengelvis.
Dagenlang zwee het dier vrijwel bewegingloos in het donkere water, totdat het lichtje de aandacht trekt van een addertandvis. Dit visje, dat lee van doorschijnende garnalen die aangepast zijn aan het leven in de duistere diepten, beschikt over een rij van lichtjes aan weerszijden van zijn lijf, waarmee het contact kan houden met soortgenoten. Nu ziet het het lichtje bij de zeebodem en zwemt er nieuwsgierig op af. Het lichtje beweegt zich langzaam neerwaarts. Plotseling is er een zuigstroom en het volgende ogenblik klappen twee van scherpe tanden voorziene kaken op elkaar en is het addertandvisje er geweest.
De diepzee lijkt de meest onwaarschijnlijke plaats voor leven, maar zelfs hier is het te vinden, gevoed door organisch materiaal dat vanaf het zeeoppervlak langzaam naar beneden dwarrelt (zeesneeuw) en door bronnen die mineralen omhoogspuiten uit de aardkorst; zelfs voor ander leven zeer
De keizerspinguïn trotseert de zuilpoolwinter bij temperaturen tot -60°C, met een ei op zijn voeten
In de oceaantrog
Mensen kunnen in de diepzee slechts overleven in een drukcapsule. Er zijn dieren die iedere nacht vanuit de diepe zee heen en weer gaan naar de oppervlakte. Kennelijk kunnen ze hun inwendige druk aanpassen aan de waterdruk. Vissen die op enige honderden meters diepte leven hebben grote ogen om het laatste licht op te vangen, maar op nog grotere diepte zijn veel soorten blind. Zo waarschijnlijk ook Abyssobrotula galatheae, de recordhouder van de grootste diepte waarop ooit een vis is gevangen: 8370 meter diep in de Trog van Puerto Rico.
beeld Kees van Reenen
Overal leven?
Hoe onvoorstelbaar ook, er is vrijwel geen plek op aarde waar geen leven is. In zoutmeren is echter slechts microscopisch leven mogelijk. Het Assalmeer in Djibouti en de Garabogazköl aan de Kaspische Zee hebben een zoutgehalte van 35 procent en het Don Juanmeer op Antarctica spant met 40 procent de kroon. In zulke meren leven slechts eencellige algen, schimmels of bacteriën. Het bekendst is de Dode Zee, met een gemiddeld zoutgehalte van 28 procent eveneens bijna levenloos.
gitige zwavelspuiters schenken leven aan bacteriën en die voeden op hun beurt garnalen en kokerwormen.
Sneeuwstormen Slechts weinig soorten hebben zich weten aan te passen aan zulke extreme omstandigheden. In de poolstreken gaat het om bekende dieren als de ijsbeer en misschien wel de meest indrukwekkende, de keizerspinguïn, waarvan de mannetjes als enige levende wezens de zuilpoolwinter trotseren in sneeuwstormen en temperaturen die kunnen dalen tot -60°C, met een ei onder een huidplooi op hun voeten.
In de Siberische taiga blijt in de sneeuwrijke winter het auerhoen, dat als een van de weinige dieren sparrennaalden kan verteren, eenzaam achter. Aan de andere kant van het spectrum, in de Sahara, leven onder meer de addax, een antilope die dwars door de woestijn van plaats naar plaats trekt op zoek naar groen, en hoornadders, die zich schuilhouden totdat er in de koele nacht een klipdas of andere prooi voorbijkomt. In de Gobiwoestijn bieden de laatste wilde kamelen temperatuurverschillen van meer dan 50 graden tussen zomer en winter het hoofd.
Dergelijke toestanden zijn pittig, en dus kiezen veel dieren voor de trek. Als in de Kalahari de droge tijd invalt, trekken grote kudden olifanten en andere planteneters richting de Okavangodelta in Botswana, een voettocht van honderden kilometers onder barre omstandigheden. Vogels trekken van Noord-Europa naar het Middellandse Zeegebied of Afrika, van Canada naar het Caraïbisch gebied en van Siberië naar Australië. Zelfs de kleinste vogels ter wereld, de kolibries, volbrengen zo’n huzarenstukje. Zo legt het robijnkeeltje meer dan 3000 kilometer af, waarvan 1000 in één ruk over de Golf van Mexico.
Blijven of op reis Onze grutto, de Nederlandse broedvogel, moet het aleggen tegen neef rosse grutto. Terwijl duizenden exemplaren uit Scandinavië vakantie vieren in Zeeland, rusten de vogels uit Alaska uit in Nieuw-Zeeland, een reis van meer dan 10.000 kilometer zonder onderbreking over de Grote Oceaan. Eén rosse grutto wist het wereldrecord non-stopafstandvliegen voor vogels te vestigen: 11.680 kilometer, acht dagen vliegen. Misschien wel de zwaarste tocht moeten juferkraanvogels uit Siberië volbrengen. Op hun weg naar India of Pakistan stuiten ze op het hoogste gebergte ter wereld, de Himalaya. Om daar overheen te komen, in de ijle lucht op zo grote hoogte, moeten de weersomstandigheden gunstig zijn, maar die kunnen plotseling omslaan, waardoor de kraanvogels hun poging voor die dag moeten opgeven.
Ook sommige vleermuizen, vlinders (waaronder de atalanta) en een libel (de wereldzwerver) leggen in sommige gevallen duizenden kilometers af, maar niet zo veel als walvissen. De grijze walvis is de winnaar: eenmaal werd een reis gemeten van 22.511 kilometer.
Blijven of op reis? Beide opties brengen gevaren en grote inspanningen met zich mee. De steenbok bedwingt met zijn hoeven een stuwdam, de juferkraanvogel met zijn vleugels de Himalaya. Wellicht zijn deze inspanningen eens niet meer nodig (Jesaja 11), maar tot die tijd dwingen ze respect af.